65 Personeel Defensie

Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 20 juni 2012 over personeel Defensie.

Mevrouw Hachchi (D66):

Voorzitter. Ik wil drie moties indienen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er bij personeelsbeleid en regelgeving onderscheid wordt gemaakt tussen ambtenaren die werkzaam zijn bij de sector Rijk en ambtenaren die werkzaam zijn bij de sector Defensie;

constaterende dat in beide sectoren zwaar bezuinigd wordt op het personeel;

overwegende dat functies bij het Rijk vaak sterk lijken op de functies van het burgerpersoneel bij Defensie;

overwegende dat het onderscheid tussen de twee sectoren de mobiliteit van het personeel belemmert en daarmee nieuwe kansen voor het personeel en een evenwichtig personeelsbeleid in de weg staat;

verzoekt de regering, de blokkades voor een goede doorstroming van personeel tussen de sector Rijk en de sector Defensie op te heffen en over de resultaten hiervan voor de begrotingsbehandeling 2013 te rapporteren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Hachchi. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 93 (33000-X).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat loopbaanbeleid voor het burgerpersoneel van Defensie ontbreekt;

overwegende dat een loopbaanbeleid positieve effecten heeft voor de productiviteit, kwaliteit en ontwikkeling van personeel;

verzoekt de regering, voor de begrotingbehandeling 2013 een loopbaanbeleid voor het burgerpersoneel te presenteren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Hachchi. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 94 (33000-X).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat Defensie opleidingen op mbo-niveau verzorgt;

overwegende dat civiele erkenning hiervan van groot belang is voor het vinden van een passende baan buiten Defensie;

constaterende dat ervaringscertificaten van Defensie niet op gelijke wijze buiten Defensie worden erkend;

overwegende dat de accreditatie van de bacheloropleiding bij de NLDA inmiddels is gerealiseerd;

verzoekt de regering, de civiele erkenning van defensieopleidingen op mbo-niveau te realiseren en de Kamer hierover voor de begrotingsbehandeling 2013 te rapporteren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Hachchi. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 95 (33000-X).

Er zijn geen woordmeldingen meer. Wij wachten tot de minister beschikt over de teksten van de moties. De minister mag op deze dag volstaan met een kort oordeel over de moties.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Minister Hillen:

Voorzitter. Ik dank mevrouw Hachchi voor de door haar ingediende moties. Ik hoop ook dat die gaan helpen. De motie op stuk nr. 93 vind ik sympathiek en ik laat het oordeel erover aan de Kamer over. Ik wacht de uitslag af.

De motie op stuk nr. 94 gaat over het loopbaanbeleid voor het burgerpersoneel van Defensie. Dat er geen loopbaanbeleid is, vind ik iets te pessimistisch gesteld. Dat is wel heel erg sceptisch over datgene wat wij bij Defensie voor het burgerpersoneel willen. Ik denk dat het bij ons wel beter is, maar ook het oordeel hierover laat ik aan de Kamer. Als de motie wordt aangenomen, zal ik haar dus ook uitvoeren.

De motie op stuk nr. 95 gaat over de civiele erkenning van de defensieopleiding op mbo-niveau. Ik erken dat punt en ben het hierin eens met mevrouw Hachchi. Ik beschouw de motie dus als een aansporing voor mijn beleid.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik dank de minister voor zijn beoordeling. Wij zullen over de moties stemmen bij de eindstemming.

Wij gaan meteen door met het volgende onderwerp.

Naar boven