58 Mestbeleid

Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 3 juli 2012 over mestbeleid.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Voorzitter. Ik wil de volgende moties indienen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het uitrijden van drijfmest zeer schadelijke gevolgen kan hebben voor kwetsbare stikstofgevoelige natuur;

constaterende dat de Raad van State al meerdere malen heeft moeten ingrijpen in de besluiten rondom het uitrijden van drijfmest in Natura 2000-gebieden, omdat de provincie de Natuurbeschermingswet niet juist had toepast, zoals is gebeurd in de Eilandspolder;

overwegende dat het voorzorgsbeginsel moet gelden voor natuurwaarden;

verzoekt de regering, een moratorium in te stellen op het uitrijden van drijfmest in Natura 2000-gebieden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Ouwehand. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 24 (33037).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de provincie Noord-Brabant € 240.000 betaalt aan de eigenaar van een mestvergister waarvoor de provincie, in weerwil van de kritiek van de Raad van State, tot tweemaal toe een vergunning had verleend die niet verleend had mogen worden;

waarschuwt de regering voor een trend van onterechte vergunningverlening voor stallen, mestvergisters, energiecentrales en andere schadelijke activiteiten in of bij natuurgebieden, en de gevolgen daarvan voor natuur, betrokken ondernemers en de overheidsfinanciën;

verzoekt de regering, de provincie Noord-Brabant tot de orde te roepen;

verzoekt de regering, te garanderen dat de belastingbetaler niet nog een keer hoeft op te draaien voor de kosten die falende bestuurders veroorzaken door vergunningen te verlenen waar dat duidelijk niet kan,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Ouwehand en Thieme. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 25 (33037).

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Voorzitter. Ik dien de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het Rijk een stoppersregeling heeft uitgewerkt om te voorkomen dat bedrijven die voornemens zijn om te stoppen, onrendabele investeringen moeten doen;

overwegende dat de regering verder van mening is dat een verlenging van de gedoogperiode tot 2020 niet wenselijk is;

verzoekt de regering, ervoor te zorgen dat deelnemen aan de stoppersregeling ook betekent dat bedrijven stoppen;

verzoekt de regering derhalve, de mogelijkheid om tussentijds toch door te gaan, te schrappen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Veldhoven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 26 (33037).

De heer Koopmans (CDA):

Voorzitter. Ik dien de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat verplichte mestverwerking een bepalend element van het stelsel van verantwoorde mestafzet is;

overwegende dat voortvarendheid van vergunningverleners met betrekking tot de behandeling van aanvragen die zijn gericht op realisatie van mestverwerking cruciaal is voor het slagen van het stelsel verantwoorde mestafzet;

verzoekt de regering, voor 1 oktober 2012 een convenant af te sluiten met de bevoegde gezagen met inspannings- en resultaatverplichtingen ten aanzien van de vergunningverlening mestverwerkingsinitiatieven,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Koopmans en Snijder-Hazelhoff. Naar mij blijkt, wordt de indiening van deze historische motie voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 27 (33037).

De heer Koopmans (CDA):

Ja, voorzitter, dit was de laatste motie van dit duo.

De voorzitter:

De motie werd met de hakken over de sloot ondersteund, mijnheer Koopmans.

De heer Van Gerven (SP):

Voorzitter. Ik dien de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van mening dat de kringloopboeren ruimte moeten krijgen voor de praktijkproef van het bovengronds aanwenden van mest;

overwegende dat door discussies over meetmethoden en opstartvertraging de deelnemende boeren nog niet optimaal de ruimte hebben gekregen voor het experiment;

van mening dat in overweging genomen moet worden dat de kringloopboeren graag naar de gehele kringloop willen kijken bij de uitvoering, dus ook naar stikstofverliezen en effecten op het bodemleven;

verzoekt de regering, de Praktijkproef Bovengronds aanwenden van mest, waar de Vereniging tot Behoud van Boer en Milieu (VRBM) aan meedoet – waarvoor de ontheffing op 1 september afloopt – te verlengen met ten minste één jaar,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Gerven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 28 (33037).

Wij wachten even om de staatssecretaris de gelegenheid te geven om de moties te bekijken.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Voorzitter: Verbeet

Staatssecretaris Bleker:

Voorzitter. Hetgeen in de motie-Ouwehand op stuk nr. 24 wordt verzocht, schiet geheel zijn doel voorbij. Het instellen van een moratorium op het uitrijden van drijfmest in Natura 2000-gebieden, 164 gebieden in Nederland, zou gaan via een beheerplan, waarvoor provincies en beheerders per geval verantwoordelijk zijn. Derhalve ontraad ik deze motie.

Ook de motie-Ouwehand/Thieme op stuk nr. 25 ontraad ik. De provincie Noord-Brabant is mans en vrouws genoeg om dit goed te doen.

Staatssecretaris Atsma:

Voorzitter. De motie-Van Veldhoven op stuk nr. 26 gaat over de stoppersregeling. Mevrouw Van Veldhoven heeft aangegeven in de toelichting en het dictum van de motie dat de stoppersregeling moet inhouden dat je, als je eenmaal bent aangemeld voor de regeling, tussentijds zou mogen doorstarten. Het is voor de ondernemer buitengewoon oninteressant om dat te doen, omdat per 1 januari 2013 al een aantal eisen moet worden voldaan als je in aanmerking wilt komen voor de stoppersregeling. Als men naderhand toch zou besluiten om door te starten, heeft dat extra kosten tot gevolg. Kortom, deze motie moet worden ontraden. Het gevolg zou namelijk zijn dat een ondernemer, of zijn opvolger, zoon of dochter, nooit op een besluit van pa of moe zou kunnen terugkomen. Dat kan natuurlijk niet.

De motie-Koopmans/Snijder-Hazelhoff op stuk nr. 27 heeft betrekking op de mestverwerking. Het is een bijzondere motie van een bijzonder Kamerlid. In combinatie met mevrouw Snijder heeft hij de regering opgeroepen om te bewerkstelligen dat een convenant wordt afgesloten met de bevoegde gezagen, gemeenten en provincies, om te komen tot het snel vergunnen van mestverwerkings- en mestbewerkingsinstallaties. Op zich is dat prima. Met de inspanningsverplichting in de motie ben ik het zeer mee eens. De resultaatverplichting die daarmee ook op de schouders van het kabinet wordt gelegd, is iets ingewikkelder. Ik zeg wel toe dat we onze uiterste best zullen doen. We zullen beginnen in Limburg en Groningen. Ik hoop op 1 oktober het positieve resultaat daarvan te kunnen melden.

De voorzitter:

De heer Koopmans staat tevreden op.

De motie-Van Gerven op stuk nr. 28 moet nog worden besproken door staatssecretaris Bleker.

Staatssecretaris Bleker:

Voorzitter. Wij gaan nog eens even heel goed kijken naar die praktijkproef. We doen dat met een positieve grondhouding. Of we het helemaal kunnen realiseren wat hier staat, is de vraag, maar we gaan wel in overleg met betrokkenen om te kijken of we dit voor elkaar kunnen krijgen. Ik rapporteer de Kamer in de eerste helft van september. Ik laat het oordeel over deze motie over aan de Kamer.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Stemmingen over de moties vinden plaats bij de eindstemming.

Naar boven