37 Asiel en terugkeer

Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 20 juni 2012 over asiel en terugkeer.

De voorzitter:

Dit is het eerste VAO van een lange reeks. Dames en heren, wij staan geen interrupties toe. Niemand die hier op deze stoel zit doet dat, behalve als u het antwoord van de minister of van de staatssecretaris niet begrijpt. Dat kan ik mij, gezien uw hoge graad van intelligentie, niet voorstellen. Ik vraag aan de bewindspersonen om alleen een kort oordeel over de moties te geven. Ik snap dat dit allemaal onbevredigend is, maar het is niet anders. Ik roep vanaf deze plaats alle bewindspersonen en leden op om er rekening mee te houden dat wij op het schema gaan inlopen, dus wij moeten allemaal klaarstaan voor het volgende VAO.

Het woord is aan de heer Dibi van GroenLinks. U kent het recept: binnen twee minuten moet u uw inbreng doen.

De heer Dibi (GroenLinks):

Voorzitter. Ik zal proberen zo veel mogelijk mee te werken.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat strafbaarstelling op seksuele oriëntatie of genderidentiteit in het land van herkomst grote risico's met zich meebrengt voor gevluchte LHBT's;

overwegende dat een land als Italië laat zien dat strafbaarstelling op seksuele voorkeur in het land van herkomst voldoende grond biedt voor het verstrekken van een verblijfsvergunning aan LHBT's;

verzoekt de regering, te verkennen in hoeverre de positie van LHBT's uit landen waar seksuele oriëntatie, homoseksuele handelingen of genderidentiteit strafbaar zijn, verbeterd kan worden in het Nederlandse asielbeleid,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Dibi. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 1555 (19637).

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik heb een motie over de Irakezen die in Ter Apel en de tentenkampen zijn opgevangen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat gedwongen terugkeer naar Irak op dit moment niet mogelijk is;

constaterende dat in afwachting van terugkeer een groep Irakezen wordt opgevangen in Ter Apel en andere vrijheidsbeperkende locaties;

van mening dat, nu terugkeer niet op korte termijn te verwachten valt, er geen onnodige restricties aan deze groep moeten worden opgelegd en het VBL-regime niet op zijn plaats is;

verzoekt de regering, de groep Irakezen die in Ter Apel en andere VBL's werkt aan terugkeer geen onnodige beperkingen op te leggen en hen vanuit de gewone opvang te laten werken aan terugkeer,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Voordewind, Schouw en Dijksma. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 1556 (19637).

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Voorzitter. Ik zal mij vanwege de tijd beperken tot het voorlezen van mijn motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat Afghaanse vreemdelingen, aan wie artikel 1F Vluchtelingenverdrag is tegengeworpen en ten aanzien van wie op dit moment een uitzetbeletsel geldt, gemiddeld dertien jaar zonder rechten en plichten in Nederland verblijven;

overwegende dat Nederland geen vluchthaven mag zijn voor oorlogsmisdadigers en dat het Openbaar Ministerie over moet gaan tot vervolging als hiertoe aanleiding beslaat;

overwegende dat de Afghaanse 1F'ers van wie de beschuldiging niet bewezen kan worden maar die niet terug kunnen keren naar Afghanistan, op den duur zekerheid moeten krijgen over hun verblijfsstatus;

verzoekt de regering om het Openbaar Ministerie grondig te laten onderzoeken of vervolging mogelijk is van Afghaanse 1F'ers die langer dan vijf jaar in Nederland verblijven en ten aanzien van wie een uitzetbeletsel geldt;

verzoekt de regering tevens, indien vervolging niet mogelijk is, te bezien of – desnoods met voorwaarden – redelijkerwijs een verblijfsvergunning kan worden toegekend en de Kamer te informeren over de uitkomst,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Gesthuizen en Dibi. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 1557 (19637).

De heer Schouw (D66):

Voorzitter. Ook ik heb een motie over 1F.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het Nederlandse 1F-beleid tekortschiet ten aanzien van Afghaanse vluchtelingen die als onderofficier of officier bij de Khad/Wad hebben gediend doordat zij op grond van een ambtsbericht uit 2000 collectief worden beschuldigd van mensenrechtenschendingen en hun schuld dan wel onschuld niet per individu is vastgesteld;

van mening dat een collectieve 1F-tegenwerping en omgekeerde bewijslast zonder rechterlijke toetsing, geen recht doet aan het individuele relaas van deze groep Afghaanse vluchtelingen;

van mening dat ten aanzien van Afghaanse Khad/Wad (onder)officieren die langdurig in Nederland verblijven, een individuele toets op mensenrechtenschendingen wenselijk is;

constaterende dat de uitzetting van Afghaanse vluchtelingen met een 1F-status die langdurig in Nederland verblijven en zijn opgenomen in de lokale gemeenschap, op veel maatschappelijk protest stuit;

verzoekt de regering, voor 1 november 2012 een commissie van wijzen in te stellen die de dossiers en carrièrestaten van de groep Afghaanse Khad/Wad (onder)officieren met 1F-status individueel onderzoekt, die de regering per individu adviseert over de handhaving dan wel intrekking van de 1F-status, toekenning dan wel afwijzing van een verblijfsvergunning, dan wel het instellen van strafvervolging, en de Kamer over de instelling, opdracht en uitkomsten van de commissie te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Schouw, Voordewind en Dijksma. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 1558 (19637).

Mevrouw Dijksma (PvdA):

Voorzitter. Ik dien de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat afgewezen Somalische asielzoekers afkomstig uit Zuid- en Centraal-Somalië enkel daarnaar toe kunnen terugkeren via en door de hoofdstad Mogadishu;

constaterende dat de veiligheidssituatie in Zuid- en Centraal-Somalië zeer slecht is en er in Mogadishu elke dag gevechten en ernstige gewelddadigheden plaatsvinden;

verzoekt de regering, de terugkeer van asielzoekers naar Centraal- en Zuid-Somalië op te schorten totdat de veiligheidssituatie in Mogadishu en in Zuid- en Centraal-Somalië substantieel verbeterd is,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Dijksma, Voordewind, Dibi, Schouw en Gesthuizen.

Zij krijgt nr. 1559 (19637).

Minister Leers:

Voorzitter. Ik begin met de motie die door de geachte afgevaardigde Dibi op stuk nr. 1555 is ingediend over de vervolging van homoseksuelen. Het al dan niet strafbaar zijn van homoseksualiteit in het land van herkomst is niet primair relevant. Ik heb dat al eerder uitgelegd. Het gaat om de vraag of er een reëel risico op vervolging bestaat. Dat is de reden waarom ik van mening ben dat deze motie moet worden ontraden. Het is immers van belang of er echt sprake is van reële risico's en niet alleen van strafbaarstelling in het algemeen.

De heer Voordewind heeft een motie over Irak ingediend op stuk nr. 1556. Deze motie is ook ondertekend door de heer Schouw en mevrouw Dijksma. Ik ontraad ook deze motie. Ik heb de Kamer reeds gemeld dat terugkeer naar Irak wel degelijk mogelijk is. Terugkeer is verder aan de orde voor de groep Irakezen die in Ter Apel in een tentenkamp verbleef. Bovendien geldt er voor hen al een verlicht regime, wat inhoudt dat zij zich niet dagelijks maar wekelijks moeten melden. Ik ontraad daarom ook deze motie.

Mevrouw Gesthuizen heeft mede namens de heer Dibi een motie over oorlogsmisdadigers ingediend op stuk nr. 1557. Ook deze motie ontraad ik. Ik kan over de beweegreden inzake strafrechtelijke vervolging eigenlijk alleen maar herhalen dat strafrecht en bestuursrecht twee verschillende zaken zijn die legitiem naast elkaar bestaan. Ook gemeenten doen het zo, want het is niet een-op-een te koppelen. Ons asielbeleid is gericht op de bescherming van slachtoffers en wat wij dan zeker niet willen is dat slachtoffers hun beulen op straat tegen het lijf lopen. Daarom houd ik vast aan de bestaande lijn.

De voorlaatste motie is een motie van de heer Schouw op stuk nr. 1558, mede ondertekend door de heer Voordewind en mevrouw Dijksma. Deze motie heeft betrekking op de commissie van wijzen. Doel van die commissie is de discussie over het ambtbericht van februari voor eens en altijd te beslechten. Ik wijs er verder op dat hierover al veel vaker is gediscussieerd en dat er meerdere uitspraken van hogere rechtscolleges liggen. Al het onderzoek en al die uitspraken hebben telkens geleid tot een bevestiging van de zorgvuldigheid van het ambtsbericht. Ook mijn voorgangers hebben het als zodanig geaccepteerd. Bovendien ontstaat er bij mensen nieuwe hoop als wij een nieuw onderzoek zouden instellen. Dat wil ik niet en daarom heb ik gezegd dat het iedereen vrijstaat om zich tot het Europese Hof te wenden, een hof waar al andere zaken voorliggen en waar men inmiddels ook een aantal "interim measures" heeft getroffen.

Voorzitter. Ik sluit af met de motie van mevrouw Dijksma, de heer Voordewind, de heer Dibi en mevrouw Gesthuizen op stuk nr. 1559 over Somalië. De situatie in Zuid- en centraal Somalië is niet zodanig ernstig dat er sprake is van een zogenaamde 15c-situatie. Het Europese Hof heeft dat onlangs nog bevestigd. Dit gebied is bovendien goed bereikbaar via Mogadishu, een stad waar wel sprake is van een 15c-situatie. Dit gegeven maakt een doorreis via Mogadishu echter niet onmogelijk. Ik wijs er ten slotte op dat dit ook al het geval was in de tijd dat er nog categoriaal beleid gold voor Irak. Ook toen werd namelijk aangenomen dat men door categoriaal beschermenswaardig gebied kon reizen om veilig gebied te bereiken, iets wat in de jurisprudentie is bevestigd. Met het oog hierop ontraad ik ook deze motie.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

De stemmingen over dit VAO vinden plaats bij de eindstemmingen.

Na dit VAO gaan wij met dezelfde minister verder met het VAO Centraal Orgaan opvang asielzoekers.

Naar boven