55 Risicobeleid en externe veiligheid

Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 27 juni 2012 over risicobeleid en externe veiligheid en een algemeen overleg op 2 februari 2012 over risicobeleid (asbest, toezicht en zwembaden).

De voorzitter:

Nogmaals hartelijk dank aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, maar nu ook aan de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, de heer Atsma. Wij hebben zes sprekers van de zijde van de Kamer.

De heer Holtackers (CDA):

Voorzitter. Ik dien de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de afgelopen tijd grote onrust is ontstaan over de veiligheidsituatie bij bedrijven in de petrochemie;

constaterende dat de DCMR bij de intensivering van toezicht en handhaving op deze risicovolle bedrijfstak veel kennis en expertise opdoet en een verbeterslag doorvoert;

overwegende dat bij de vorming van de regionale uitvoeringsdiensten zes RUD's zich specialiseren in Brzo-taken, waaronder de DCMR;

verzoekt de regering, de kennis en expertise die door de DCMR wordt opgedaan bij toezicht en handhaving bij risicovolle bedrijven, als integraal onderdeel bij de totstandkoming van de zes Brzo-RUD's op te nemen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Holtackers. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 131 (26956).

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Voorzitter. Ik dien de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in het zwembad in Tilburg vorig jaar een dodelijk ongeval plaatsvond als gevolg van een verzwakte roestvrijstalen constructie die recent opgeleverd was;

overwegende dat er in Duitsland voorschriften zijn die de toepassing van roestvrijstalen constructies bij zwembaden beperken;

van mening dat bij bouwkundige werkzaamheden in verband met de aanleg, verbouwing of renovatie van zwembaden het gebruik van roestvrijstalen constructies of andere voor corrosie vatbare materialen waar mogelijk vermeden moet worden;

verzoekt de regering:

  • - in kaart te brengen welke bouwwerkzaamheden ten aanzien van de aanleg, verbouwing of renovatie van zwembaden op dit moment gedekt worden door de voorschriften uit de Woningwet en het Bouwbesluit;

  • - in overleg met de sector tot normen of richtlijnen te komen ten aanzien van geschikte materialen voor toepassing in of rondom zwembaden die invulling geven aan de voorschriften uit de Woningwet en het Bouwbesluit;

  • - indien nodig de Woningwet en of het Bouwbesluit te actualiseren;

  • - bij de gemeenten aan te dringen op regelmatige inspectie van bestaande stalen constructies in zwembaden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Veldhoven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 132 (26956).

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Voorzitter. Ik dien de volgende moties in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de Inspectie Leefomgeving en Transport onderzoek doet naar de veiligheid bij de 100 Brzo-bedrijven, die blijkens de quickscan niet aan de regels voldeden;

overwegende dat de resultaten van dit onderzoek voor de zomer van 2012 zouden verschijnen;

verzoekt de regering, de resultaten van het veiligheidsonderzoek per ommegaande aan de Kamer te sturen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Tongeren. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 133 (26956).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er nog steeds bedrijven in de chemiesector zijn die zich niet aan de veiligheidsregels houden;

overwegende dat de veiligheid van mens en milieu voorop moet staan en dat strenge, rechtvaardige sancties nodig zijn om naleving van de veiligheidsregels af te dwingen;

verzoekt de regering het Brzo en relevante wetgeving zodanig aan te passen dat onveilige bedrijfsonderdelen, na drie ernstige overtredingen van de veiligheidsregels, gesloten worden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Tongeren. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 134 (26956).

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

De Kamer, gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de eerste generatie biobrandstoffen vaak niet duurzaam is en bij kan dragen aan honger in de wereld, ontbossing en andere milieuschade;

verzoekt de regering om de bijmengverplichting voor biobrandstoffen alleen op te hogen als de ophoging volledig gevuld kan worden met tweede generatie biobrandstoffen, die aan strenge duurzaamheidscriteria voldoen, en af te zien van ophoging als dit leidt tot het gebruik van meer eerste generatie biobrandstoffen, en gaat over tot de orde van dag.

Deze motie dien ik mede in namens mijn collega de heer El Fassed.

De voorzitter:

Een opmerking van orde.

De heer Holtackers (CDA):

Dit is het verkeerde VAO, waarbij mevrouw Van Tongeren deze motie indient. Deze motie is voor de VAO over grondstoffen. Nu spreken wij over externe veiligheid.

De voorzitter:

Zij heeft haar nu ingediend en het is aan haar om haar moties in te dienen.

De heer Paulus Jansen (SP):

Voorzitter. Ik dien de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat:

  • - in 1985 door TNO een inventarisatie gemaakt is van gebouwen die het zeer gevaarlijke spuitasbest bevatten;

  • - de Arbeidsinspectie in 1997 vaststelde dat circa 100 gebouwen van deze inventarisatielijst nog steeds niet gesaneerd waren;

  • - veel van deze gebouwen een publieksfunctie hebben zoals ziekenhuis, onderwijsgebouw, congresgebouw, warenhuis, supermarkt;

  • - de Arbeidsinspectie voor deze gebouwen een vijftal acties geadviseerd heeft, waaronder "De locaties waar spuitasbest aanwezig is zullen intensief worden gevolgd en tenminste één keer per 2 jaar worden geïnspecteerd";

verzoekt de regering, de Kamer te informeren over de status van de 100 resterende gebouwen met spuitasbest uit de TNO-lijst en, voor zover deze gebouwen nog niet gesaneerd zijn, toezicht te houden op de naleving van de tweejaarlijkse monitoringsverplichting,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Paulus Jansen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 135 (26956).

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:

Mevrouw Van Tongeren heeft abusievelijk een motie ingediend die thuishoort bij het VAO Grondstoffen en Afval, dat wij aansluitend behandelen. Ik verzoek de minister en de staatssecretaris om deze motie even buiten beschouwing te laten.

Minister Spies:

Voorzitter. De motie van mevrouw Van Veldhoven op stuk nr. 132 zal ik namens de regering van een oordeel voorzien. De staatssecretaris neemt de andere moties voor zijn rekening.

De motie op stuk nr. 132 heeft betrekking op een algemeen overleg dat wij hebben gevoerd op 2 februari 2012. Op de punten waarop mevrouw Van Veldhoven in de motie een verzoek indient, zijn wij inmiddels een stuk verder. Ik reageer kort op elk verzoek dat in de motie is opgenomen.

Mevrouw Van Veldhoven verzoekt de regering in kaart te brengen welke bouwwerkzaamheden ten aanzien van aanleg, verbouwing of renovatie van zwembaden op dit moment worden gedekt door de voorschriften uit de Woningwet en het Bouwbesluit. Het Bouwbesluit stelt eisen aan de constructieve veiligheid van zwembaden, zowel voor nieuwbouw als voor verbouw of renovatie. Roestvrijstalen ophangconstructies van zwembadplafonds moeten aan deze eisen voldoen. Er is discussie mogelijk over de vraag of de ophanging van een geluidsbox onder de werkingssfeer van het Bouwbesluit valt, maar uit oogpunt van veiligheid valt dit in ieder geval ook onder het algemene zorgplichtartikel 1.a uit de Woningwet.

Ten tweede wordt de regering verzocht, in overleg met de sector te komen tot normen of richtlijnen ten aanzien van geschikte materialen. De NEN heeft het initiatief genomen om te komen tot een actualisatie en verbreding van de VROM-richtlijn uit 2004. Wij hebben dat initiatief omarmd en leveren daaraan vanuit het departement een financiële bijdrage. De NEN betrekt bij het opstellen van die actualisering de sector en dat zijn onder andere de industrie en de zwembadeigenaren. Daarnaast zijn in het Bouwbesluit dat op 1 april 2012 in werking is getreden de Europese staalconstructienormen aangestuurd.

Mevrouw Van Veldhoven verzoekt voorts om, indien nodig, de Woningwet of het Bouwbesluit te actualiseren. Dat is niet nodig. Ik heb al gezegd dat het onder de werking van de Woningwet en het Bouwbesluit valt. De NPR, die nu door de NEN wordt opgesteld, geeft een praktische invulling die volgt uit het Bouwbesluit en de Woningwet.

Tot slot vraagt mevrouw Van Veldhoven bij gemeenten aan te dringen op regelmatige inspectie van bestaande stalen constructies. Wij hebben via de Inspectie Leefomgeving en Transport en voorheen de VROM-inspecties onderzoek gedaan bij 250 zwembaden. Ik zal de uitkomst daarvan op een termijn van een tot twee weken aan de Kamer kunnen aanbieden. Ik benadruk daarbij nogmaals dat de eigenaren van zwembaden primair verantwoordelijk zijn voor de veiligheid en niet de gemeenten. De gemeenten hebben een algemene toezichtstaak.

Inmiddels heeft de actualiteit ons dus ingehaald en het lijkt mij dat deze motie al grotendeels is uitgevoerd.

De voorzitter:

Wat is het oordeel van de minister?

Minister Spies:

Ik kwalificeer de motie op dit moment als overbodig.

De voorzitter:

Houdt mevrouw Van Veldhoven de motie aan?

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Ik verzoek de minister om de Kamer te informeren. De motie houd ik aan. Ik dank de minister voor wat er al is gedaan.

De voorzitter:

Op verzoek van mevrouw Van Veldhoven stel ik voor, haar motie (26956, nr. 132) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de staatssecretaris. Ik wil over enkele minuten aan het volgende VAO beginnen en verzoek hem kort en bondig te antwoorden.

Staatssecretaris Atsma:

Voorzitter. Ik zal zorgen dat de bewindspersoon die voor het volgende VAO nodig is, hier tijdig is.

De heer Holtackers heeft in de motie op stuk nr. 131 gevraagd om de kennis en expertise die bij DCMR Milieudienst Rijnmond aanwezig is, vooral te betrekken bij de toekomstige RUD's en dan met name de Brzo-RUD's. Het lijdt geen twijfel dat de regering dat ook wil. Wij vinden dat kennis en ervaring optimaal moeten worden ingezet, ook bij de toekomstige RUD's en dat geldt uiteraard ook voor de inspecties. Ik heb eerder in het debat gezegd dat bijvoorbeeld de Major Hazard Control van de Inspectie SZW bij elkaar moet blijven om optimaal te kunnen profiteren van de opgebouwde ervaring en kennis. Het zou vreemd zijn als dat bij de DCMR niet aan de orde zou zijn. Ik laat het oordeel over de motie over aan de Kamer.

Mevrouw Van Tongeren vraagt in de motie op stuk nr. 133 om de lijst van eerder gesignaleerde Brzo-bedrijven met een tekortkoming te publiceren. De resultaten zouden voor de zomer 2012 bij de Kamer gemeld moeten worden. Ik heb eerder deze week gezegd waarom ik heb besloten om dat nog niet te doen. Ik vind dat er nog een verbeterslag zou kunnen plaatsvinden. Als de Kamer echter met onmiddellijke ingang deze lijst wil hebben, zeg ik die bij dezen toe. Daarmee zou de motie overbodig kunnen worden. Ik zal zorgen dat de Kamer voor de laatste ministerraad, volgende week vrijdag, is geïnformeerd.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Voorzitter. Met deze toezegging kan ik de motie intrekken.

De voorzitter:

Aangezien de motie-Van Tongeren (26956, nr. 133) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit.

Staatssecretaris Atsma:

Mevrouw Van Tongeren heeft een motie ingediend op stuk nr. 134. Daarin staat dat Brzo-bedrijven die met betrekking tot de veiligheidsvoorschriften driemaal een ernstige overtreding begaan, zouden moeten worden gesloten. Ik begrijp de intentie, maar zeg tegelijkertijd dat zulks buitenproportioneel kan zijn. Het niet voldoen aan de veiligheidsvoorschriften kan immers variëren van een plan met betrekking tot de bijscholing van medewerkers tot en met het al of niet aanwezig zijn van sprinklerinstallaties of andere brandblusapparatuur. Ik ben van mening dat je het bevoegd gezag moet laten doen waartoe het is gehouden, namelijk op tijd controleren, toezicht houden en vervolgens overgaan tot handhaving. Er kan een breed instrumentarium ingezet worden. Vanwege de verstrekkende gevolgen kan ik niet anders dan het aannemen van deze motie ontraden.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Voorzitter. Tussen komma's staat: na drie ernstige overtredingen van de veiligheidsregels. Dat is niet iets met personeel.

De voorzitter:

De staatssecretaris heeft een oordeel gegeven en wij gaan vandaag niet discussiëren.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

De staatssecretaris zegt dat het over personeel kan gaan of over een ontbrekende brandblusser. Er staat expliciet dat het gaat om ernstige overtredingen van veiligheidsregels.

De voorzitter:

Dat is duidelijk.

Staatssecretaris Atsma:

Ik heb gezegd wat er in het kader van het veiligheidsbeleid aan Brzo-bedrijven wordt gevraagd. Elke overtreding is er een en de ene is wellicht ernstiger dan de andere, maar het bevoegd gezag moet zorgen dat er toezicht wordt gehouden en wordt gehandhaafd. Daarvoor hebben wij een voor de Kamer bekend stramien als het sanctiepatroon.

De voorzitter:

De andere motie van mevrouw Van Tongeren wordt aangehouden tot het volgende debat.

Staatssecretaris Atsma:

Dan kom ik bij de motie van de heer Jansen op stuk nr. 135 over de problematiek van het spuitasbest. In het algemeen overleg hebben wij uitvoerig gesproken over de bedrijven die in 1997, 1998 en 1999 zijn beoordeeld. Ik heb toen gezegd dat vooral het bevoegd gezag moet optreden. Vervolgens moet de verantwoordelijke eigenaar van de gebouwen – dat kunnen bedrijven, particulieren of gemeenten zijn – zich aan de wet te houden, niet meer en niet minder. Bovendien roept het een beeld op dat je hiermee een volledige lijst zou kunnen beoordelen. Ik heb in het overleg gezegd dat er wellicht ook nog andere gebouwen zijn, omdat de lijst van destijds naar mijn overtuiging niet volledig was. Ik kan deze motie kortom niet uitvoeren en ik vind dat ook principieel onjuist, omdat het bevoegd gezag hierin moet optreden als het aan de orde is.

De voorzitter:

Wij interrumperen vandaag niet, mijnheer Jansen.

De heer Paulus Jansen (SP):

Dat is volgens mij net in de afgelopen minuut veranderd.

De voorzitter:

Nee, dat doen wij de hele dag al zo.

De heer Paulus Jansen (SP):

Wat is er veranderd sinds de vorige minuut?

De voorzitter:

De heer Jansen kan een vraag stellen als het hem echt niet duidelijk is wat de staatssecretaris zegt, maar daarover kan volgens mij geen misverstand bestaan.

De heer Paulus Jansen (SP):

Is de Arbeidsinspectie geen onderdeel van de rijksdienst en is het dus niet de verantwoordelijkheid van de minister of van zijn collega om actie te nemen op het advies van de Arbeidsinspectie?

Staatssecretaris Atsma:

Het is een rapportage uit het eind van de jaren negentig. Dat is bijna een generatie geleden. Ik heb in het algemeen overleg gezegd dat de lijst gedateerd is. Wij hebben nu veel breder zicht op het probleem van spuitasbest. Er zijn meer gebouwen in beeld. De specifieke verantwoordelijkheid ligt echter bij de eigenaren van de gebouwen. Ik ontraad het aannemen van de motie.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik dank de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties voor haar aanwezigheid. Wij stemmen vandaag of misschien morgenochtend over de moties.

Naar boven