56 Grondstoffen en afval

Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 7 juni 2012 over grondstoffen en afval.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik dien drie moties in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er een raamovereenkomst naar de Kamer is gestuurd over de aanpak van de dossiers verpakkingen en zwerfafval;

constaterende dat het vaststellen van een verduurzamingsagenda met "concrete en afrekenbare doelen" in handen wordt gelegd van het kennisinstituut, waarin naast wetenschappers ook vertegenwoordigers van de onderhandelende partijen deelnemen;

verzoekt de regering, het kennisinstituut een deskundig en onafhankelijk karakter te geven zodat het niet weer een nieuw onderhandelcircus wordt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Wiegman-van Meppelen Scheppink en Paulus Jansen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 113 (30872).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er een raamovereenkomst naar de Kamer is gestuurd over de aanpak van de dossiers verpakkingen en zwerfafval;

verzoekt de regering, de bepaling of kunststof verpakkingsafval voldoet aan hergebruiksnormen over te laten aan een onafhankelijk instituut, en niet (conform artikelen 6.2 en 9.6) aan een dochter van de zusterorganisatie van Nedvang,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Wiegman-van Meppelen Scheppink en Paulus Jansen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 114 (30872).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in artikel 11.6 is afgesproken dat mogelijke negatieve effecten van het afschaffen van statiegeld voor grote PET-frisdrankflessen zullen worden tegengegaan;

constaterende dat in artikel 11.6.c wordt afgesproken dat partijen zich maximaal zullen inspannen om tegen te gaan dat er een separaat inzamelingskanaal voor grote PET-flessen ontstaat;

overwegende dat dit geen negatief effect is maar een doelredenatie, terwijl juist de hoogste milieuopbrengst centraal zou moeten staan;

overwegende dat juist een apart inzamelingskanaal zorgt voor de beste recycling met de meeste milieuwinst;

overwegende dat het ministerie van Infrastructuur & Milieu zich niet zou moeten gedragen als een actieve tegenstander van het realiseren van milieuwinst;

overwegende dat het zeer de vraag is of artikel 11.6.c zich verdraagt met het Unierecht genoemd in artikel 19 en tot toezeggingen aan Aldi en Lidl wat betreft het in stand houden van hun statiegeldsysteem;

verzoekt de regering, artikel 11.6.c te schrappen uit de raamovereenkomst,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Wiegman-van Meppelen Scheppink en Paulus Jansen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 115 (30872).

Mevrouw Van der Werf (CDA):

De CDA-fractie dient de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat recycling stevig verankerd is in het beleid;

overwegende dat algemene recyclingpercentages weinig zeggen over de kwaliteit van het eindproduct;

constaterende dat daardoor niet duidelijk is hoe recycling bijdraagt aan de oplossing van grondstoffenschaarste en dat het daardoor aan belangrijke sturingsinformatie ontbreekt;

verzoekt de regering, in samenspraak met de afvalsector te komen tot een werkbaar en houdbaar model voor differentiatie in de recyclingdoelstellingen naar laagwaardig en hoogwaardig hergebruik,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van der Werf. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 116 (30872).

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Ik dien dan nu maar mijn motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat eerste generatie biobrandstoffen vaak niet duurzaam zijn en bij kunnen dragen aan honger in de wereld, ontbossing en andere milieuschade;

verzoekt de regering, de bijmengverplichting voor biobrandstoffen alleen op te hogen als de ophoging volledig gevuld kan worden met tweede generatie biobrandstoffen, die aan strenge duurzaamheidscriteria voldoen, en af te zien van ophoging als dit leidt tot het gebruik van meer eerste generatie biobrandstoffen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Tongeren en El Fassed. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 117 (30872).

De heer Paulus Jansen (SP):

Voorzitter. Ik dien twee moties in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er nog minstens een miljoen radioactieve rookmelders in omloop zijn, die na afdanking een bedreiging vormen voor de volksgezondheid;

overwegende dat afgifte bij gemeentelijke kringloopstations geen praktische optie is, waardoor veel rookmelders in de grijze container zullen belanden;

verzoekt de regering, in overleg met branche- en consumentenorganisaties een alternatief inzameltraject uit te werken dat zowel praktisch als veilig is, bijvoorbeeld door mee te liften met de inzameling van kleine huishoudelijke apparaten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Paulus Jansen en Wiegman-van Meppelen Scheppink. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 118 (30872).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de VNG de ondertekening van het verpakkingenakkoord afhankelijk stelt van de uitkomst van een onafhankelijke financiële toets;

van mening dat het verpakkingenakkoord gezien moet worden als een beleidsrijke uitwerking van het Verpakkingenbesluit;

verzoekt de regering, het verpakkingenakkoord na het bekend worden van het finale besluit van de VNG voor te leggen aan beide Kamers der Staten-Generaal,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Paulus Jansen en Wiegman-van Meppelen Scheppink. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 119 (30872).

De heer Leegte (VVD):

Voorzitter. Wij willen bij biobrandstoffen weg van mais en naar suikerriet. We willen weg van palm en soja en naar reststromen. Dat kan niet als je daar duurzaamheidseisen aan verbindt, maar dat kan wel als je het doet vanwege bijvoorbeeld voedselzekerheid. Zo kun je ook het advies van de landsadvocaat interpreteren. Vandaar de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de Kamer in ruime meerderheid de motie-Leegte c.s (32813, nr. 4) heeft aangenomen;

constaterende dat de landsadvocaat stelt dat er meerdere beweegredenen kunnen zijn voor de keuze voor betere (of tweede generatie) biobrandstoffen zoals bijvoorbeeld de gevolgen voor voedselzekerheid of leveringszekerheid en het onduidelijk is of dit als reden juridisch houdbaar is;

verzoekt de regering, een voorstel voor 1 oktober 2012 te laten doen (dat ook besproken is in Brussel) voor een forfaitaire ILUC-factor – niet als duurzaamheidseis maar vanwege voedselzekerheid – waardoor biobrandstoffen met een geringe landimpact profijtelijker worden dan biobrandstoffen met een grotere landimpact, resulterend in een marktgestuurde ontwikkeling naar goede en betaalbare betere biobrandstoffen;

verzoekt de regering, voor 1 oktober 2012 in Brussel duidelijkheid te krijgen over welke mogelijkheden er zijn voor een verhoging van het bijmengpercentage, zoals bedoeld in de motie-Leegte c.s. en tot die tijd niet over te gaan tot verhoging,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Leegte, Paulus Jansen en Dikkers. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 120 (30872).

De heer Leegte (VVD):

Ik heb nog een tweede motie. Het is ook van belang dat biobrandstoffen een prijsdempend effect kunnen hebben. Als je namelijk beter kunt schuiven tussen verschillende jaren, dan helpt ons dat. Vandaar de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende, dat grotere flexibiliteit (carry over) in het administratief verdelen van bijmengpercentages van biobrandstoffen tussen de verschillende jaren leidt tot lagere kosten voor de automobilist en een effectiever systeem van het bijmengen van betere biobrandstoffen;

verzoekt de regering, per 1 januari 2013 een grotere flexibiliteit van het administratief schuiven van bijmengvolumes voor biobrandstoffen tussen de verschillende jaren mogelijk te maken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Leegte. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 121 (30872).

Ik zie dat mevrouw Dikkers afziet van haar spreektijd. Dan zullen we enkele minuten pauzeren, zodat de staatssecretaris de moties kan lezen.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:

Mijnheer de staatssecretaris, wij hebben iemand die op het laatst staat te branden van ambitie om toch nog een motie toe te voegen. Met uw welnemen doen we dat nog even. Het woord is aan mevrouw Van Veldhoven.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Voorzitter. Hartelijk dank. Het is een wat hectische dag. Mijn motie luidt als volgt.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het conceptverpakkingenakkoord ambitieuze doelen bevat voor het hergebruik van glas, papier en karton, hout, metaal en kunststof, en tevens een afschaffing inhoudt van het statiegeldsysteem;

overwegende dat het nieuwe akkoord een substantiële verbetering dient te vormen voor de grondstoffenrotonde in lijn met de afvalbrief van het kabinet;

verzoekt de regering, er samen met het bedrijfsleven en de gemeenten voor te zorgen dat het akkoord, wanneer dit door alle partijen is ondertekend: 1. ernaar streeft dat het voor kunststof afgesproken hergebruikpercentage in 2018 65 bedraagt; en dat dit materiaal op een hoogwaardige manier hergebruikt wordt; 2. alle niet goed herbruikbare verpakkingsmaterialen uiterlijk in 2018 vervangt door duurzame alternatieven, tenzij kan worden aangetoond dat er geen goed alternatief bestaat; 3. de inzameling en recycling van drankenkartons en blik na positieve evaluatie van de pilot in 2014 invoert als onderdeel van het verpakkingenakkoord; 4. ervoor zorgt dat (sport)verenigingen, goededoelenorganisaties en scholen die via de inzameling van kleine PET-flesjes, kleine drankenkartons en blikjes een bijdrage leveren aan het voorkomen van zwerfafval hiervoor financieel beloond worden; 5. ervoor zorgt dat gratis plastic tasjes in 2018 ook buiten het supermarktkanaal vervangen zijn door duurzame alternatieven,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Veldhoven, Van der Werf en Wiegman-van Meppelen Scheppink. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 122 (30872).

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Staatssecretaris Atsma:

Voorzitter. Mevrouw Wiegman heeft met de heer Paulus Jansen een motie ingediend op stuk nr. 113 om te komen tot garanties voor de onafhankelijkheid van het kennisinstituut, zoals genoemd in de raamovereenkomst. Ik zie deze motie als ondersteuning van beleid. Ook ik vind dat de onafhankelijkheid moet worden gegarandeerd, dus daarover zijn wij het eens. Ik zou dus kunnen zeggen dat ik het oordeel aan de Kamer laat.

Ik kom bij de motie-Wiegman-van Meppelen Scheppink/Paulus Jansen op stuk nr. 114. Ik heb eerder in het debat al aangegeven dat de onafhankelijkheid van de bepaling van de kunststof is vastgesteld. De ene hand helpt de andere hand dus niet. De inspectie kijkt erop toe. Ik heb dat een- en andermaal benadrukt; daarmee is deze motie wat mij betreft overbodig.

In de motie-Wiegman-van Meppelen Scheppink/Paulus Jansen op stuk nr. 115 wordt ingegaan op het afschaffen van de grote petflessen van 1 liter en 1,5 liter. Het is onjuist om te suggereren dat Aldi en Lidl hun eigen systeem niet zouden kunnen handhaven. Het tegendeel is waar: dat kan wel. Datzelfde geldt voor het glas. Kortom, ook deze motie moet ik ontraden.

Mevrouw Van der Werf heeft met haar motie op stuk nr. 116 de regering gevraagd om in samenspraak met de afvalsector te komen tot een werkbaar en houdbaar systeem waarbij differentiatie van recyclingdoelstellingen naar laagwaardig en hoogwaardig hergebruik in beeld wordt gebracht. Ik heb eerder laten weten dat dit buitengewoon lastig zal zijn, om te beginnen omdat je dat Europees moet doen. Wat is daarnaast het verschil tussen hoogwaardig en laagwaardig hergebruik? In het debat dat wij hierover hebben gevoerd, heb ik een aantal voorbeelden gegeven. Ik kan mij niet aan de indruk onttrekken dat het buitengewoon lastig was, is en zal blijven om dat onderscheid te maken. Ik acht het ook nergens toe dienen – laat ik dat ook maar gezegd hebben – omdat ik heel recent een paar prachtige voorbeelden van laagwaardig hergebruik heb gezien. Ik moet deze motie dus ontraden, omdat ik niet zou weten hoe ik haar moet uitvoeren.

De leden Van Tongeren en El Fassed hebben in hun motie op stuk nr. 117 aangegeven dat zij absolute duidelijkheid willen over de garantie van de tweede generatie biobrandstoffen. Ik begrijp de argumentatie daarachter; wij hebben er vaak over gediscussieerd. In relatie tot de motie die eerder door de heer Leegte is ingediend en waarnaar de landsadvocaat heeft gekeken, is een van de argumenten dat de juridische houdbaarheid buitengewoon lastig zal zijn. Dat geldt zeker als je het in een Europese context bekijkt. Ik ben graag bereid om met de collega's in Europa over deze problematiek in algemene zin te spreken. Als dit echter via een opdracht uitgesloten wordt, kan ik niet anders dan deze motie ontraden.

Ik kom te spreken over de motie-Paulus Jansen/Wiegman- van Meppelen Scheppink op stuk nr. 118 over de radioactieve rookmelders. Een aantal weken geleden hebben wij hierover gesproken. Als ik de heer Jansen zo mag verstaan dat hij vindt dat er een plan van aanpak moet komen voor de inzameling en verwerking van radioactieve rookmelders, zeg ik hem dat graag toe. Wellicht kan de motie daarmee overbodig worden. Ik zal ervoor zorgen dat de Kamer voor het einde van het reces een overzicht krijgt van de stappen die zijn gezet en die nog zouden kunnen worden gezet om te komen tot een verantwoorde en adequate inzameling en verwerking van radioactieve rookmelders.

De voorzitter:

De motie is overbodig, zo zegt de staatssecretaris. Trekt u haar in, mijnheer Jansen?

De heer Paulus Jansen (SP):

De staatssecretaris zegt niet dat zij overbodig is, voorzitter, maar neemt haar over. Daarom trek ik de motie in.

De voorzitter:

Aangezien de motie-Paulus Jansen/Wiegman-van Meppelen Scheppink (30872, nr. 118) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit.

Staatssecretaris Atsma:

Voorzitter. In de motie-Paulus Jansen/Wiegman- van Meppelen Scheppink op stuk nr. 119 staat dat de VNG nog een definitief oordeel moet geven met betrekking tot het verpakkingenakkoord op basis van de uitspraken die de Kamer eerder heeft gedaan en de invulling die zij daaraan heeft verbonden. Ik had al bedacht om te zorgen voor een financiering, zodat het voornemen uit het belastingplan om de verpakkingenbelasting af te schaffen zou kunnen worden uitgevoerd. Wij hebben de financiering gevonden. Vervolgens is het nu aan de VNG om een oordeel te geven. Het akkoord is getekend en daar kan de Kamer kennis van nemen. Dat is geen enkel probleem, maar het wordt niet opnieuw aan de Kamer voorgelegd. Er kan uiteraard wel over worden gediscussieerd, maar het is helder dat de handtekeningen zijn gezet. Kortom, deze motie moet ik ontraden in het licht van de intentie die eruit spreekt: het is niet zo dat er opnieuw onderhandeld of beoordeeld kan worden.

De heer Leegte heeft in zijn motie op stuk nr. 120 gesteld dat er met Brussel moet worden gesproken over de forfaitaire ILUC-factoren. Hij vraagt om daarover voor 1 oktober duidelijkheid te geven. Hierover hebben wij eerder gesproken. Het oordeel over deze motie laat ik over aan de Kamer. Ik ben dus graag bereid om met de collega's in Brussel en de Commissie in gesprek te gaan.

In zijn motie op stuk nr. 121 vraagt de heer Leegte meer flexibiliteit vanaf 1 januari om de administratielastendruk te verminderen. Ik zeg toe dat wij in beeld zullen brengen wat op dit punt mogelijk is. Royaal voor 1 januari zullen we de Kamer daarover informeren. In dat licht denk ik dat de motie niet echt nodig is.

De heer Leegte (VVD):

Ik houd de motie dan aan.

De voorzitter:

Op verzoek van de heer Leegte stel ik voor, zijn motie (30872, nr. 121) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Staatssecretaris Atsma:

Ten slotte de motie op stuk nr. 122, die mevrouw Van Veldhoven op de valreep heeft ingediend.

De voorzitter:

Over de motie op stuk nr. 122 moet ik opmerken dat mevrouw Van der Werf er niet onder wenst te staan. Haar naam zal worden geschrapt.

Staatssecretaris Atsma:

In de motie wordt eigenlijk gevraagd om een nieuw pakket aan onderhandelingseisen, die moeten worden toegevoegd aan wat al is afgesproken en afgesloten. Wij hebben met alle aangenomen moties uit het vorige debat rekening gehouden bij de invulling van het akkoord. Wij zijn er met het bedrijfsleven uitgekomen op een positieve manier. Om dan achteraf, nadat de handtekeningen zijn gezet, alsnog nieuwe eisen te verbinden aan het akkoord, is niet aan de orde. Het is gedaan. Wij hebben ons gehouden aan de opdracht van de Kamer. De Kamer heeft eerder al gestemd over het akkoord. Kortom, het lijkt mij niet verstandig om dit opnieuw te openen. Ik moet de motie dus ontraden.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Deze motie was al eerder ingediend; de staatssecretaris wist ervan. Ik constateer dat hij willens en wetens deze wens gewoon heeft laten liggen.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Dat is bij dezen genoteerd. Ik dank de staatssecretaris voor zijn deelname aan dit debat. Wij gaan vandaag nog over de moties stemmen; het kan ook morgenochtend worden. In één vloeiende beweging gaan we door naar het volgende VAO.

Naar boven