Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2015-2016 | nr. 106, item 56 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2015-2016 | nr. 106, item 56 |
Aan de orde is het VAO Participatiewet (AO d.d. 07/07).
De voorzitter:
Ik heet de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid welkom.
Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Voorzitter. Ik heb drie moties. De eerste had ik eerder aangehouden, maar ze was al verlopen, dus ik moet haar opnieuw indienen, want dat schijnt de procedure te zijn. Ze gaat over de praktijkroute.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat vaststelling van de verminderde loonwaarde van mensen met een arbeidsbeperking met gevalideerde methodes op de werkvloer in de praktijk plaatsvindt;
overwegende dat op deze wijze goed in de praktijk vastgesteld kan worden of iemand binnen de doelgroep van de banenafspraak valt;
constaterende dat sociale partners in De Werkkamer met elkaar in gesprek zijn over het invoeren van een dergelijke praktijkroute;
verzoekt de regering om een praktijkroute voor bepaling van verminderde loonwaarde mogelijk te maken, waarbij De Werkvloer en gemeenten samenwerken, waardoor deze groep toegelaten wordt tot het doelgroepregister voor de banenafspraak,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
De tweede motie gaat over de locatiebepaling bij de inkoop van diensten.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat werkgevers diensten die ze inkopen van arbeidsbeperkten volgens advies van Berenschot alleen zouden mogen meetellen voor de banenafspraak als het werk op de locatie van die werkgever plaatsvindt;
overwegende dat dit de inkoop van diensten onnodig beperkt;
voorts overwegende dat het voor sommige bedrijven niet mogelijk is om deze diensten op locatie af te nemen, bijvoorbeeld vanwege strikte veiligheidsprotocollen;
verzoekt de regering, de inkoop van diensten ook mee te tellen voor de banenafspraak als het werk niet op locatie bij de opdrachtgever gebeurt,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Tot slot heb ik op de valreep de aangekondigde motie over de datum waarop de éénmeting naar de Tweede Kamer wordt gestuurd. Ik heb het zo sec, maar ook zo duidelijk mogelijk geprobeerd te formuleren, zodat er echt geen onduidelijkheid over kan bestaan.
Mevrouw Karabulut (SP):
Voorzitter. Ik heb vier moties.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende het voornemen van het kabinet om de herbezettingsvoorwaarde voor beschutte werkplaatsen op te schorten;
constaterende dat het schrappen van de herbezettingsvoorwaarde leidt tot minder banen voor mensen met een arbeidsbeperking;
verzoekt de regering, de herbezettingsvoorwaarde in 2016 niet op te schorten;
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Karabulut (SP):
Mijn tweede motie gaat over het realiseren van beschutte werkplekken. Het is goed dat dat vastgelegd gaat worden in de wet, maar daarvoor moet de staatssecretaris dan ook nog de nodige middelen vrijmaken.
Mevrouw Karabulut (SP):
Willen wij überhaupt de infrastructuur voor arbeidsbeperkten intact houden, dan verzoeken wij de staatssecretaris om het SER-advies uit te voeren.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende de SER-verkenning Sociale infrastructuur voor kwetsbare groepen binnen de Participatiewet;
verzoekt de regering, de aandachtspunten en aanbevelingen voor de korte termijn uit de verkenning Sociale infrastructuur voor kwetsbare groepen binnen de Participatiewet over te nemen en voor de begrotingsbehandeling 2017 met een uitvoeringsplan te komen,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Karabulut (SP):
Tot slot. De grote belofte was dat iedereen, ook jonggehandicapten, een baan zou krijgen en erop vooruit zou gaan. Duizenden jonggehandicapten belanden op dit moment echter in de bijstand.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat sinds de invoering van de Participatiewet jongeren met een arbeidsbeperking in de bijstand belanden zonder dat ze recht hebben op een jobcoach of begeleiding;
verzoekt de regering, alle jongeren met een arbeidsbeperking een individueel recht op begeleiding en jobcoaching te geven,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Karabulut (SP):
Dit zou het minste zijn wat de staatssecretaris kan doen, nadat zij heel veel rechten van deze groep heeft afgepakt.
Mevrouw Koşer Kaya (D66):
Voorzitter. Ik heb twee moties en zal direct overgaan tot indiening ervan, want zo veel tijd hebben we niet.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat in de praktijk goed vastgesteld kan worden of iemand binnen de doelgroep beschut werk valt;
overwegende dat gemeenten vanuit de oorspronkelijke doelstelling van de Participatiewet de beleidsvrijheid voor vernieuwing behouden om in samenwerking met werkgevers en andere partijen tot meer mogelijkheden te komen voor deze kwetsbare doelgroep;
verzoekt de regering om ook voor nieuw beschut werk een vergelijkbare praktijkroute mogelijk te maken, waarbij werkvloer en gemeenten samenwerken, waardoor in de praktijk kan worden vastgesteld of iemand tot de doelgroep beschut werk behoort,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Koşer Kaya (D66):
En dan mijn tweede motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de matching van kandidaten en werkgevers te traag en te passief verloopt, partijen met te weinig geschikte kandidaten komen, geen goed beeld hebben van de capaciteiten van hun kandidaten, maar ook niet van de wensen van de werkgever;
overwegende dat het doelgroepenregister nog steeds niet up-to-date is;
verzoekt de regering, alles op alles te zetten om het doelgroepenregister zo snel mogelijk up-to-date te brengen, zodat er succesvolle matching kan plaatsvinden tussen kandidaat en werkgever, en de Kamer voor de begrotingsbehandeling Sociale Zaken te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Koşer Kaya (D66):
Tot slot experimenteren in de bijstand. Daar hebben we om gevraagd. Het blijft een groot probleem. De staatssecretaris zei dat 1 januari niet wordt gehaald, terwijl de gemeenten staan te trappelen om het te kunnen doen. Mevrouw Voortman zal hierover een motie indienen en die heb ik mede ondertekend.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik graag direct het woord aan mevrouw Voortman.
Mevrouw Voortman (GroenLinks):
Voorzitter. In het algemeen overleg hebben we onder andere van gedachten gewisseld over de experimenten in de bijstand. Gemeenten willen dat per 1 januari 2017, de VNG wil dat, de staatssecretaris wil dat en een meerderheid van de Tweede Kamer wil dat. Er zijn echter wel hobbels die genomen moeten worden, omdat er een AMvB moet worden vastgesteld. Een van die hobbels zijn wij zelf, omdat wij die Algemene Maatregel van Bestuur dan zo snel mogelijk moeten behandelen. Om die reden heb ik een motie opgesteld, die ik bij dezen voorlees.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat gemeenten met de Participatiewet mensen aan het werk willen helpen en daarbij de experimenteerruimte willen benutten die in artikel 83 staat beschreven;
constaterende dat een aantal gemeenten al geruime tijd bezig is met de voorbereiding van deze experimenten in nauwe afstemming met het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;
overwegende dat gemeenten de wens hebben om vanaf 1 januari 2017 te starten en de staatssecretaris eerder heeft toegezegd dat zij dit mogelijk zou maken;
spreekt uit dat zij experimenten in de Participatiewet mogelijk wil maken vanaf 1 januari 2017;
verzoekt de regering daarom, de Algemene Maatregel van Bestuur zo snel mogelijk aan de Kamer te sturen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Pieter Heerma (CDA):
Voorzitter. In maart heb ik een motie ingediend over de overdraagbaarheid van het quotum bij inkoop bij sociale ondernemingen. Die motie is destijds aangehouden. We hebben het er in twee instanties weer over gesproken in een algemeen overleg. Ik heb de motie iets aangepast. Zij luidt nu als volgt.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat overdraagbaarheid van het quotum voor inkoop bij sociale ondernemingen een goede bijdrage kan leveren aan de werkgelegenheid voor mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt;
overwegende dat de Prestatieladder Socialer Ondernemen de mogelijkheid biedt om dit op praktische wijze vorm te geven;
verzoekt de regering, er zorg voor te dragen dat op korte termijn wordt gestart met pilots waarbij de inkoop bij bedrijven met de hoogste trede op de PSO overdraagbaar wordt,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Kerstens (PvdA):
Voorzitter. Een tijd geleden hebben we geregeld dat leerlingen uit het voortgezet speciaal onderwijs in het zogenaamde "doelgroepregister" terechtkomen, zodat de kans dat de stage die zij tijdens hun opleiding lopen wordt omgezet in een echte baan wordt vergroot. Ik heb er in verschillende algemeen overleggen herhaaldelijk voor gepleit om die automatische opname in het doelgroepregister ook mogelijk te maken voor leerlingen van het praktijkonderwijs. Daarom dien ik een motie in, de mede is ondertekend door mevrouw Nijkerken-de Haan.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat voormalige leerlingen uit het praktijkonderwijs een kwetsbare positie op de arbeidsmarkt hebben en het van belang is die positie te verbeteren;
overwegende dat de kans dat de stage die leerlingen uit het praktijkonderwijs bij een werkgever lopen na het behalen van een diploma wordt omgezet in een baan fors wordt vergroot als een dergelijke baan meetelt als garantiebaan in het kader van de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten;
verzoekt de regering, het op zo kort mogelijke termijn mogelijk te maken dat leerlingen uit het praktijkonderwijs, net zoals dat eerder is gebeurd bij leerlingen uit het voortgezet speciaal onderwijs, automatisch, dat wil zeggen zonder beoordeling, in het zogenaamde "doelgroepregister" worden opgenomen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
De heer Kerstens was de laatste spreker van de zijde van de Kamer. Ik schors kort, zodat de staatssecretaris alle moties heeft voordat zij daarover een oordeel geeft.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
Staatssecretaris Klijnsma:
Voorzitter. Ik dank de leden van de Kamer. Ik begin bij de motie op stuk nr. 21 van mevrouw Schouten. Zij vraagt eigenlijk om met onmiddellijke ingang de praktijkroute mogelijk te maken. We hebben het daar in ons AO over gehad. Ik heb met de partners in De Werkkamer afgesproken dat we drie pilots draaien. Die zijn eind september klaar. Dan kijken we of de praktijkroute daar aan de orde kan zijn. Ik bereid de wetgeving alvast voor, maar ik moet het ontraden om dit onmiddellijk mogelijk te maken.
Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 22 over de locatiebepaling voor de inkoop van de diensten. Ik heb De Werkkamer om advies gevraagd en ik ben in gesprek met sociale partners en de uitvoeringsinstanties over de inkoop van diensten. De suggesties die ik van verschillende kanten heb meegekregen over de manier waarop we de inkoop van diensten nou precies kunnen meetellen, zijn bij deze partijen ingebracht. Ik kan daar niet op vooruitlopen. Ik wacht het advies van de partijen in De Werkkamer af. Daarom moet ik de motie over de locatiebepaling nu ontraden. Mevrouw Schouten weet echter dat ik die locatiebepaling natuurlijk ook bij De Werkkamer heb neergelegd.
Ik kom dan bij de motie op stuk nr. 23, over de datum waarop we de éénmeting kunnen verwachten. Ik hecht aan betrouwbare cijfers op dat punt. Ik weet dat dit ook voor de Kamer geldt. De voorzitter van de raad van bestuur van het UWV heeft vanmiddag nogmaals bevestigd dat ik de cijfers zo snel mogelijk krijg, in ieder geval voor 19 juli. Het UWV deelt het belang van die betrouwbare cijfers. Het UWV is bereid om de raad van bestuur hierover tussentijds bij elkaar te laten komen als dat nodig is. Dit gebeurt dus in ieder geval voor 19 juli. De zorgvuldigheid staat voorop. Ik ontraad deze motie en ik informeer de Kamer onmiddellijk als ik de cijfers heb. Dat heb ik beloofd, ook hedenochtend, dus dat doe ik.
Dan ga ik in op de motie op stuk nr. 24, van mevrouw Karabulut. Die vraagt om de herbezettingsvoorwaarde niet op te schorten. Deze motie ontraad ik. De herbezettingsvoorwaarde kunnen we namelijk opschorten omdat wij het nieuwe beschutte werk natuurlijk gaan verankeren in de Participatiewet. We moeten ook echt nieuw beschut werk gaan maken. Dan heb je de herbezettingsvoorwaarde niet meer nodig.
Mevrouw Karabulut (SP):
Dat is pas volgend jaar. De motie gaat over het opschorten voor dit jaar. De redenering van de staatssecretaris zou kloppen als de wet dit jaar ingaat. Dat is echter nog niet het geval. Die wetgeving moet nog naar de Kamer komen. Ik begrijp dus niet waarom we, vooruitlopend daarop, dit jaar al afstappen van de herbezettingsvoorwaarde. Daar gaat deze motie over.
Staatssecretaris Klijnsma:
We hebben daar natuurlijk over gedebatteerd. We schaffen dit jaar reeds de herbezettingsvoorwaarde af, omdat we dat met de partijen in De Werkkamer hebben afgesproken. Dat is ook de juiste manier van doen. We hebben natuurlijk een hele trits aan maatregelen voorgesteld. De herbezettingsvoorwaarde is er daar een van. Daarom wordt deze ook voor dit jaar opgeschort.
Mevrouw Karabulut (SP):
Wat is dat nou voor argument? De staatssecretaris heeft met een paar mensen in De Werkkamer iets afgesproken en daarom moet die herbezettingsvoorwaarde losgelaten worden, terwijl haar redenering voor dit jaar niet opgaat. Het moet gaan om het aantal banen en om de mensen. Daar gaat het in dit geval niet om. Sterker nog: het gaat ten koste van de banen en de mensen. Ik zou de staatssecretaris dus toch willen verzoeken om die herbezettingsvoorwaarde op zijn minst pas op te geven wanneer de wet daar is. Er zijn negen plekken gerealiseerd. Zo kan ik ook wel aan het aantal banen komen.
Staatssecretaris Klijnsma:
De herbezettingsvoorwaarde is niet met een paar mensen uit De Werkkamer gewisseld, maar met de bestuurders van VNO-NCW, de vakbeweging en het UWV. Daar heb ik ook bestuurlijk goede afspraken mee gemaakt. Die afspraken wil ik gestand doen.
In de motie op stuk nr. 25 wordt gevraagd om ervoor te zorgen dat middelen worden vrijgemaakt voor nieuw beschut werk. Deze motie is overbodig. Ik ontraad de motie, omdat er natuurlijk al middelen vrijgemaakt zijn voor nieuw beschut werk. Sterker nog: er is voor nieuw beschut werk ook vijf keer 20 miljoen extra beschikbaar gesteld.
Ik kom op de motie op stuk nr. 26. Die gaat over de SER-verkenningen. In deze motie wordt gevraagd om daar een uitvoeringsplan op te maken. Ik heb de Kamer een brief gestuurd over de SER-verkenningen. Daarin heb ik gemeld hoe ik daar tegen aankijk en mee wil omgaan. Een uitvoeringsplan op de SER-verkenning vind ik dus overbodig in deze situatie. Ik ontraad daarom deze motie.
Mevrouw Karabulut (SP):
Ik begrijp niet waarom de motie overbodig zou zijn. In dat hoofdstuk staat namelijk een groot aantal punten die ik absoluut nog niet heb teruggezien in de brieven die de staatssecretaris tot op heden heeft geschreven en de plannen die zij heeft.
Staatssecretaris Klijnsma:
Ik heb de Kamer in een brief ook op dit punt "bijgeschreven". Dat was mijn reactie op de SER-verkenning. Uit die reactie blijkt dat ik de SER-verkenning een goede onderlegger vind voor de vervolgstappen rond de Participatiewet. Dus die SER-verkenning wordt er natuurlijk bij betrokken. Ik vind echter niet dat we een apart uitvoeringsplan op dit onderdeel nodig hebben.
Mevrouw Karabulut (SP):
Laat ik dan zeggen dat dit wel heel summier is. Is de staatssecretaris dan bereid om de Kamer nog eens per brief te informeren, per inhoudelijk punt uit de SER-verkenning, hoe zij hieraan uitvoering gaat geven en wanneer?
Staatssecretaris Klijnsma:
Ik heb niet voor niets in de brief die ik de Kamer al heb gestuurd, heel helder gesteld wat ik de meerwaarde vind van de SER-verkenning. Met de verkenning kan ik in ieder geval goed uit de voeten. Ik wil haar heel graag blijven benutten, ook als het gaat om de regionale infrastructuur. Iedere keer als ik de Kamer stukken doe toekomen over die regionale infrastructuur, speelt die SER-verkenning als onderlegger natuurlijk ook een rol. Een uitvoeringsplan wil ik dus niet maken, zoals hier echt in deze motie wordt gevraagd, maar die SER-verkenning doet er natuurlijk wel toe bij het verder uitwerken van beleid.
Mevrouw Karabulut (SP):
Voorzitter …
De voorzitter:
Nee, mevrouw Karabulut, we gaan door met de motie op stuk nr. 27. U hebt volgens mij tijdens het algemeen overleg de gelegenheid gehad om hierover van gedachten te wisselen. De staatssecretaris heeft een oordeel gegeven over de motie en u hebt uw oordeel gegeven. Ik denk dat we door moeten gaan.
Mevrouw Karabulut (SP):
Ik heb een inhoudelijke vraag gesteld waar ik geen antwoord op heb gehad, voorzitter. We staan hier ook om antwoorden te krijgen.
De voorzitter:
Ja, maar we staan hier niet om het algemeen overleg voort te zetten.
Mevrouw Karabulut (SP):
Dat had ik al wel door, voorzitter.
De voorzitter:
Ja, dank u wel.
Staatssecretaris Klijnsma:
In de motie op stuk nr. 27 wordt de regering verzocht, alle jongeren met een arbeidsbeperking een individueel recht op begeleiding en jobcoaching te geven. Deze motie moet ik ontraden, want gemeenten zijn hiervoor verantwoordelijk. Jonggehandicapten kunnen een beroep doen op hun gemeenten. Die moeten beoordelen, op basis van maatwerk, welke instrumenten jongeren kunnen krijgen.
De volgende motie, op stuk nr. 28, is van mevrouw Koşer Kaya. Daarin wordt de regering gevraagd om de invoering van de praktijkroute voor beschut werk. De doelgroep beschut werk is echt anders dan de doelgroep baanafspraak. Het gaat om mensen die intensieve begeleiding en zware aanpassingen van de werkplek nodig hebben. Die kunnen en mogen niet onmiddellijk van werkgevers worden verwacht. De praktijkroute baanafspraak gaat via gecertificeerde loonwaardemethodes. Die bieden waarborgen voor zorgvuldige beoordeling. In de context van nieuw beschut, gaat het er niet om dat je de praktijkroute daarvoor beschikbaar maakt. Ik wil echter wel toezeggen dat ik zal nagaan wat mogelijk is om het werkproces te vereenvoudigen. Ik kom daar graag op terug bij de behandeling van het wetsvoorstel waarover we het deze ochtend hebben gehad. De motie die nu voorligt, moet ik echter ontraden.
De motie op stuk nr. 29 gaat over matching. Het is wezenlijk dat alles op alles gezet wordt om het doelgroepregister goed gevuld te krijgen. Daar hebben we het ook over gehad. Dat moet niet alleen door het UWV gedaan worden, maar ook door de gemeenten. Ik wil dus heel graag voor de begrotingsbehandeling van SZW de Kamer informeren over de stand van zaken en ik wil deze motie oordeel Kamer laten.
Ik kom bij de motie op stuk nr. 30. Deze motie gaat over de experimenten. Ik vind het zeer constructief dat mevrouw Voortman zegt dat de Kamer hierin een rol heeft te spelen. Zij vraagt in deze motie om, als de Kamer inderdaad heel veel inzet pleegt, de periode zo kort mogelijk te houden. Dat geldt dan natuurlijk ook voor degenen die de uitvoeringstoetsen moeten doen, namelijk de gemeenten en de Raad van State. Van de zijde van de ministerraad zal er werkelijk alles aan gedaan worden om de zaak zo snel mogelijk aan uw Kamer te doen toekomen. We hebben het hier vanochtend ook over gehad en ik heb toen aangegeven dat we de AMvB zo spoedig mogelijk sturen. Eigenlijk is deze motie dus overbodig.
Mevrouw Voortman (GroenLinks):
"Zo spoedig mogelijk sturen" is inderdaad aan de orde geweest. Het gaat mij echter om het dictum en daar kan de staatssecretaris niet echt een oordeel over uitspreken. In de motie staat dat de Kamer uitspreekt dat zij experimenten in de Participatiewet mogelijk wil maken vanaf 1 januari 2017. De staatssecretaris gaf heel terecht aan dat de Eerste en Tweede Kamer hier snel mee akkoord moeten gaan. Dan is het mogelijk. Met deze motie kunnen de verschillende fracties dus voor zichzelf aangeven of zij dit per 1 januari mogelijk willen maken. Als zij dat willen, stemmen zij voor; als zij dat niet willen — dat mag natuurlijk ook — dan stemmen zij tegen. Het is dus eigenlijk niet aan de staatssecretaris om over dat specifieke deel van het dictum te oordelen.
Staatssecretaris Klijnsma:
De staatssecretaris neemt daar natuurlijk kennis van. We hebben elkaar echter denk ik goed verstaan in het debat. Dankzij de Handelingen doet mevrouw Voortman hier een oproep, niet alleen aan de mede-Kamerleden, maar ook aan het kabinet, de Raad van State en degenen die de uitvoeringstoetsen moeten doen om de periodes daarvoor zo kort mogelijk te houden.
Mevrouw Voortman (GroenLinks):
Dank, maar dan kan de motie dus eigenlijk niet overbodig zijn. Het onderdeel "verzoekt de regering daarom de Algemene Maatregel van Bestuur zo snel mogelijk naar de Kamer te sturen" zou ik ook kunnen schrappen. Dan verandert echter wel het oordeel van het kabinet. Dan gaat het immers over iets wat eigenlijk niet meer aan het oordeel van het kabinet is, maar waar de Kamer zelf over moet beslissen.
De voorzitter:
U stelt dus voor dat u de tweede regel schrapt.
Staatssecretaris Klijnsma:
Als mevrouw Voortman de motie zo inricht, is het oordeel inderdaad aan uw Kamer, voorzitter.
Mevrouw Voortman (GroenLinks):
Dan schrap ik het tweede dictum en dan gaat de motie alleen nog over het deel waarin de Kamer uitspreekt dat zij experimenten in de Participatiewet mogelijk wil maken vanaf 1 januari 2017.
De voorzitter:
Helder. Dank u wel.
De voorzitter:
De gewijzigde motie-Voortman c.s. (34352, nr. 33, was nr. 30) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat gemeenten met de Participatiewet mensen aan het werk willen helpen en daarbij de experimenteerruimte willen benutten die in artikel 83 staat beschreven;
constaterende dat een aantal gemeenten al geruime tijd bezig is met de voorbereiding van deze experimenten in nauwe afstemming met het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;
overwegende dat gemeenten de wens hebben om vanaf 1 januari 2017 te starten en de staatssecretaris eerder heeft toegezegd dat zij dit mogelijk zou maken;
spreekt uit dat zij (de Tweede Kamer) experimenten in de Participatiewet mogelijk wil maken vanaf 1 januari 2017,
en gaat over tot de orde van de dag.
Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Staatssecretaris Klijnsma:
Ik kom op de motie op stuk nr. 31 van de heer Heerma. In die motie wordt de regering verzocht om bij de uitwerking van de overdraagbaarheid van het quotum er zorg voor te dragen dat de inkoop bij bedrijven met de hoogste trede op de PSO overdraagbaar wordt. Ik heb De Werkkamer om advies gevraagd. Ik ben in gesprek met de sociale partners en de uitvoeringsinstanties over de mogelijkheden van het meetellen van het inkopen van diensten. Ik denk dat wij geen misverstand hebben over het feit dat dat een groot goed is. Ik zie hoe lastig het is om het detacheren van mensen goed te vervatten in ICT-aangelegenheden. De suggesties die ik van verschillende kanten heb meegekregen over de vraag hoe we die inkoop van diensten precies kunnen meetellen, zijn ingebracht bij de partijen en worden betrokken bij de afwegingen. Dat geldt wat mij betreft ook — laat ik dat even stevig zeggen — voor de suggestie toe te staan dat uren overdraagbaar zijn als ze worden ingekocht bij bedrijven met de hoogste trede op de PSO. Ik vind het ook een goed idee om De Werkkamer te vragen te bekijken of het mogelijk is hier een pilot mee te doen. Als ik de motie op die manier mag duiden, kan ik het oordeel aan de Kamer laten.
Ik kom bij de laatste motie, namelijk die op stuk nr. 32 van de heer Kerstens en mevrouw Nijkerken-de Haan.
De voorzitter:
Mag ik u kort onderbreken? Mevrouw Schouten heeft namelijk nog een vraag over de motie op stuk nr. 31.
Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Het is niet gebruikelijk om in te gaan op een motie van een collega en ik ben het heel erg eens met het oordeel. De motie die ik als tweede heb ingediend, lijkt hier echter erg op. De staatssecretaris zei daarover dat zij met De Werkkamer in gesprek zou gaan, maar dat zij de motie ontraadde. Bij deze motie zegt zij echter dat zij goed snapt wat in de motie gevraagd wordt en nu laat zij het oordeel aan de Kamer. Ik vind het heel fijn voor de heer Heerma; dat oordeel wil ik dus niet veranderen. Maar ik snap niet zo goed waarom mijn motie dan niet op die manier wordt uitgelegd.
De voorzitter:
En dat geldt ook voor u, want uw naam staat ook onder de motie.
Staatssecretaris Klijnsma:
U bent een duo. Deze motie gaat over de locatievereiste. Laat ik ruiterlijk zijn. Als ik deze motie zo mag duiden als ik net zei over de pilot, dan wil ik ook de locatievereiste graag neerleggen bij De Werkkamer en daarover advies vragen. De partners in De Werkkamer kunnen dan daarover hun licht laten schijnen. Als ik de motie zo mag duiden, kan ik het oordeel erover aan de Kamer laten.
De voorzitter:
Dat is de motie op stuk nr. 22. Wilt u nog iets zeggen, mevrouw Schouten?
Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Dat mag.
De voorzitter:
Kijk eens aan. We hebben nog één motie.
Staatssecretaris Klijnsma:
Ja, de laatste. Die gaat over de leerlingen die vanuit het praktijkonderwijs komen. In deze motie wordt gevraagd of die leerlingen linea recta het doelgroepenregister in zouden kunnen. Het oordeel over die motie laat ik aan de Kamer, want net zoals bij het speciaal onderwijs blijkt dat deze kwetsbare jongeren eigenlijk voor een heel groot gedeelte in dit register thuishoren. Mocht dat uiteindelijk niet zo blijken te zijn, dan verlaten ze het register weer na twee jaar, omdat ze het wettelijk minimumloon zelfstandig kunnen verdienen. Kortom, het oordeel over deze motie laat ik aan de Kamer.
De voorzitter:
Dank u wel.
De beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
Over de ingediende moties gaan wij vanavond aan het einde van de vergadering stemmen.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20152016-106-56-n1.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.