52 Passend onderwijs

Aan de orde is het VAO Passend onderwijs (AO d.d. 29/06). 

De voorzitter:

Het woord is allereerst aan mevrouw Siderius. 

Mevrouw Siderius (SP):

Voorzitter. Ik begin maar meteen met het indienen van de moties. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat specifieke doelgroepen onderwijsgerechtigde minderjarigen geheel of gedeeltelijk verblijven binnen een zorginstelling, maar uitgesloten zijn van het volgen van onderwijs, omdat de financiering van de combinatie van zorg en onderwijs niet of zeer slecht is geregeld; 

constaterende dat een behandeltraject met een combinatie van zorg en onderwijs voor veel leerlingen de weg terug is richting het (reguliere) onderwijs; 

verzoekt de regering, scenario's uit te werken welke mogelijkheden er zijn om bovenregionale voorzieningen die zowel zorg als onderwijs aanbieden te financieren, en de Kamer hierover voor 1 maart 2017 te informeren, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Siderius. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 211 (31497). 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat slechts in 58 van de 152 samenwerkingsverbanden doorzettingsmacht is geregeld met als gevolg dat kinderen geen passend onderwijs ontvangen of zelfs (lange) periodes thuiszitten en geen onderwijs ontvangen; 

verzoekt de regering, voor 1 november 2016 in elk samenwerkingsverband doorzettingsmacht te organiseren en de Kamer hierover uiterlijk 1 november 2016 te informeren, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Siderius. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 212 (31497). 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat het nastrevenswaardig is om zorgleerlingen in het reguliere onderwijs een passende onderwijsplek te bieden, maar dat dit niet voor alle zorgleerlingen haalbaar is; 

constaterende dat het voortbestaan van scholen voor speciaal onderwijs als gevolg van het zogenaamde passend onderwijs onder druk staat en dat steeds minder leerlingen in aanmerking komen voor speciaal onderwijs; 

verzoekt de regering, het recht op speciaal onderwijs wettelijk vast te leggen, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Siderius. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 213 (31497). 

De heer Van Meenen (D66):

Voorzitter. Ik dien een tweetal moties in. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat de doelstelling van passend onderwijs is dat alle kinderen een passende onderwijsplek krijgen; 

constaterende dat anderhalf jaar na de invoering van passend onderwijs er nog duizenden kinderen zijn die ongewenst thuiszitten omdat er geen passende onderwijsplek is; 

overwegende dat er recent een thuiszitterspact is gesloten, dat vervolgafspraken bevat, maar geen doelstellingen of acties in het terugdringen van het aantal thuiszitters; 

verzoekt de regering, onverwijld actie te ondernemen om het aantal thuiszitter drastisch omlaag te brengen, hiertoe afrekenbare doelen te stellen en de Kamer voor Prinsjesdag te informeren over de afrekenbare doelen voor december 2016, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Meenen, Rog en Siderius. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 214 (31497). 

Ik neem aan dat u bedoelt voor aanstaande Prinsjesdag. Ik constateer dat dit het geval is 

De heer Van Meenen (D66):

Laten wij dat ervan maken. De tweede motie is eigenlijk een motie van mevrouw Siderius, maar zij had geen tijd meer, dus nu wordt het een motie-Van Meenen/Siderius. Deze luidt als volgt. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende, dat de Tweede Kamer wil dat wettelijk wordt geregeld dat meerderjarige cluster 3-leerlingen aanspraak kunnen maken op een Wajong-uitkering; 

verzoekt de regering, geen onderzoek in te stellen, maar een voorziening te treffen waarbij meerderjarige leerlingen die op een cluster 3-onderwijsinstelling ingeschreven staan aanspraak op een Wajong-uitkering kunnen maken, en de reeds aangenomen motie onverkort uit te voeren, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Meenen en Siderius. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 215 (31497). 

Mevrouw Ypma (PvdA):

Voorzitter. Ik heb mijn motie dubbelzijdig geprint. Dat is goed voor het milieu, maar ik zeg het er even bij voor het kopiëren. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat het passend onderwijs in de praktijk veel administratieve rompslomp voor scholen en ouders met zich meebrengt, terwijl een van de doelen is het verminderen van de bureaucratie; 

overwegende dat er door enige uniformering voorkomen kan worden dat werk dubbel gebeurt of in iedere regio en elke school anders gebeurt; 

verzoekt de regering, met de PO-Raad en de samenwerkingsverbanden in gesprek te gaan en hun te vragen een format te ontwikkelen waardoor enige uniformering kan plaatsvinden van een deel van het Ontwikkelingsperspectief, op zo'n manier dat dit tevens als uniforme toelatingsverklaring kan gelden en meerjarig kan gelden voor kinderen wier situatie niet verandert, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Ypma. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 217 (31497). 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat onderwijs op een andere locatie dan school een tijdelijke oplossing kan bieden voor leerlingen die op dit moment geen onderwijs volgen en thuiszitten of dreigen thuis te komen zitten; 

constaterende dat ouders, school, samenwerkingsverband en inspectie samen wel een passende oplossing willen bieden voor deze kinderen, maar het wettelijk kader of angst ze soms tegenhoudt; 

verzoekt de regering, aan ouders, scholen, samenwerkingsverbanden en inspectie de duidelijkheid te verschaffen dat: 

  • -leerlingen die (deels) maatwerk ontvangen op een andere locatie dan de school ook in aanmerking komen voor bekostiging via school of samenwerkingsverband indien dit door de onderwijsinspectie als voldoende beoordeeld wordt; 

  • -maatwerk onder verantwoordelijkheid van de school geen verzuim is in de zin van het besluit bekostiging; 

  • -maatwerk waarbij sprake is van niet voltijds "schoolbezoek" (onderwijsprogramma) mogelijk is met een vrijstelling artikel 11, onder g, Leerplichtwet; 

verzoekt de regering tevens, toezicht te houden op de implementatie van maatwerk in het onderwijsplan van scholen of het ondersteuningsplan van de samenwerkingsverbanden, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Ypma. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 216 (31497). 

De heer Rog (CDA):

Voorzitter. Ik dien de volgende motie in. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat schoolbesturen een zorgplicht hebben ten aanzien van bij hen ingeschreven leerlingen en het onderwijs gericht moet zijn op een ononderbroken ontwikkelingsproces; 

constaterende dat desondanks enkele duizenden kinderen thuiszitten of zonder overheidsbekostiging bij particuliere instellingen passend onderwijs krijgen; 

constaterende dat schoolbesturen vaak huiverig zijn om maatwerkoplossingen te bieden voor leerlingen waarbij een deel van het onderwijs wordt verzorgd op een andere locatie dan de school die van overheidswege wordt bekostigd, terwijl die samenwerking de doelmatige inzet van de beschikbare middelen zou kunnen bevorderen; 

verzoekt de regering, te bevorderen dat schoolbesturen en samenwerkingsverbanden ten behoeve van het leerrecht van kinderen samenwerken met externe (particuliere) onderwijs- en zorgaanbieders, waarbij leerlingen die deels maatwerk ontvangen op een andere locatie dan de school waar zij staan ingeschreven, ook in aanmerking komen voor bekostiging, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Rog en Ypma. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 218 (31497). 

De voorzitter:

Ik constateer dat de heer Bisschop afziet van een inbreng. Ik schors de vergadering om orde in de chaos der ingediende moties te scheppen. 

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst. 

Staatssecretaris Dekker:

Voorzitter. Het oordeel over de motie-Siderius op stuk nr. 211 kan ik aan de Kamer laten. 

De motie-Siderius op stuk nr. 212 ontraad ik. Het tijdspad dat hierin wordt geschetst is in mijn ogen niet haalbaar. Het is in ieder geval niet afdwingbaar op zo'n korte termijn. Ik zie de urgentie. In het debat heb ik ook al aangegeven dat iedereen die het thuiszitterspact heeft ondertekend het aan z'n stand verplicht is om ervoor te zorgen dat dat gedurende het komende schooljaar gaat gebeuren. Dit is echter niet realistisch. 

De motie-Siderius op stuk nr. 213 is overbodig. 

Mevrouw Siderius (SP):

Wat zou eventueel wel een realistische termijn zijn volgens de staatssecretaris? 

Staatssecretaris Dekker:

Ik heb in het debat al gezegd dat ik vind dat dit geregeld moet zijn bij de aanvang van niet het komend schooljaar, maar het jaar daarop. Als dat niet het geval is, moeten we kijken naar andere maatregelen. We kunnen altijd nog een wettelijk traject volgen, maar voor nu hebben we een heel duidelijke afspraak gemaakt met de VNG, met alle onderwijskoepels, met iedereen die hierbij betrokken is, dat dit moet gebeuren in enigerlei vorm. Geen "one size fits all", maar het moet gebeuren. Ik vind dat we de partijen dan ook de tijd moeten geven om dat gedurende het komende schooljaar te realiseren. 

In haar motie op stuk nr. 213 vraagt mevrouw Siderius om een recht op speciaal onderwijs. Ik vind dat een overbodige motie. Er is een zorgplicht voor scholen. Leerlingen voor wie speciaal onderwijs het meest passend is, kunnen in het speciaal onderwijs worden geplaatst. Daar voegt deze motie niets aan toe. 

De voorzitter:

Dus? 

Staatssecretaris Dekker:

Ontraad ik de motie. 

De motie op stuk nr. 214 van de leden Van Meenen, Rog en Siderius wil ik ontraden. Ook ik vind dat elk kind dat thuis zit, er één te veel is. Ik onderstreep van harte de urgentie die in deze motie wordt uitgesproken. We hebben een paar weken geleden gezamenlijk met landelijke partijen een Thuiszitterspact afgesloten dat, anders dan in deze motie wordt gesteld, een heel heldere doelstelling kent, namelijk in 2020 geen enkel kind meer langer dan drie maanden thuis zonder een passend aanbod. 

Ik deel dat er heldere tussendoelen kunnen en moeten worden gesteld om dat einddoel uiteindelijk te realiseren, maar ik wil dat graag doen op een net iets andere manier dan in deze motie wordt gevraagd. Uit de laatste verzuimcijfers over het schooljaar 2014-2015 bleek dat er bijna 3.900 kinderen langer dan drie maanden thuis zaten. Eind dit jaar beschik ik over de nieuwe verzuimcijfers over het afgelopen schooljaar, dus 2015-2016, en die cijfers ga ik gebruiken als ijkpunt voor de tussendoelen voor de jaren daarna. Het is eigenlijk simpel: we hebben vier jaar de tijd om de ambitie te realiseren, dus wat mij betreft moeten die cijfers ieder jaar met een kwart omlaag. Dat worden de tussendoelen waarop de Kamer mij kan aanspreken. 

De heer Van Meenen (D66):

De staatssecretaris zegt: we hebben vier jaar de tijd om de doelen te realiseren. Dat is de tijd die de staatssecretaris zichzelf en deze partijen geeft. Wat deze motie doet, is minder tijd geven om het eerste doel te realiseren, namelijk gewoon direct na de zomer aan de slag ermee! Dat is wat hier staat. 

De voorzitter:

En uw vraag is? 

De heer Van Meenen (D66):

Nou ja, ik merk dus op dat wat de staatssecretaris hier zegt, zijn eigen opvatting is over wat de doelstellingen moeten zijn. Dat is volgens mij geen reden om deze motie te ontraden. 

Staatssecretaris Dekker:

Ik ontraad die motie wel graag. Als wij reële doelstellingen willen zetten voor het komend schooljaar en de schooljaren daarna, zodat we de doelstelling in 2020 halen, dan moeten we dat doen op basis van de cijfers van dit jaar, en die krijgen we pas in november. Ik geef aan wat mijn systematiek zal zijn: ieder jaar een kwart eraf, dan gaan we dat gewoon halen in 2020. Wat de motie vraagt, is onuitvoerbaar en daarom ontraad ik de motie. 

De voorzitter:

Motie op stuk nr. 215. 

Staatssecretaris Dekker:

Ik wil nog één opmerking maken over de thuiszitters. Ik wil ook heldere ambities stellen op het gebied van het terugdringen van het geoorloofde verzuim, namelijk langs de weg van de vrijstelling onder punt 5a. Dat punt heeft mevrouw Ypma destijds aangedragen. Op dat punt loopt er een onderzoek, waarin er gekeken wordt naar deze doelgroep en naar de vraag welke concrete doelstellingen daarbij kunnen worden gesteld. 

Mevrouw Ypma (PvdA):

Ik hoor dat de staatssecretaris wil doen wat in deze motie staat. Ik hoor hem namelijk concrete doelstellingen formuleren, dus ik vraag me af of die motie dan nog wel ingediend gaat worden. 

De voorzitter:

Maar die is toch al ingediend? 

Mevrouw Ypma (PvdA):

Dit gaat over de motie op stuk nr. 214. Die is al ingediend en die vraagt de staatssecretaris om concreet afrekenbare doelen te stellen. Ik hoor de staatssecretaris zeggen: dat doe ik, ik wil een afname van 25% per jaar. Dat is het concrete doel waar we het hele AO om gevraagd hebben en dat hoor ik de staatssecretaris nu zeggen, waarvoor hartelijk dank. Ik vraag me dan af of deze motie nog nodig is. 

De voorzitter:

Volgens mij handhaaft de heer Van Meenen zijn motie — althans, dat blijkt uit alles — en heeft de staatssecretaris haar ontraden. 

Staatssecretaris Dekker:

Ik blijf haar ook ontraden, omdat zij toch net iets anders vraagt. Het verzoek is namelijk om voor Prinsjesdag afrekenbare doelen te geven voor december 2016. Ik kom in december 2016, als we de reële cijfers van dit lopende schooljaar hebben, met de ambities voor de komende vier schooljaren tot aan 2020, het jaar waarin we willen uitkomen op nul. 

De voorzitter:

Nu gaan we naar de motie op stuk nr. 215. 

Staatssecretaris Dekker:

Nu gaan we naar de motie op stuk nr. 215, met permissie. Ik ontraad die motie. Dit is een punt dat overigens thuishoort bij mijn collega van Sociale Zaken. Ik zou het ook logischer vinden om het debat hierover met haar te voeren, want ik kan moeilijk overzien wat hiervan de consequenties zijn. 

Mevrouw Siderius (SP):

Dit is wel frappant. De motie die dit vroeg, is al bijna unaniem door de Kamer aangenomen. Dus eigenlijk zegt de staatssecretaris: ik ga deze motie gewoon niet uitvoeren. Is dat wat hij hier beweert? 

Staatssecretaris Dekker:

Er wordt aan mij gevraagd of ik vanuit onderwijs leerlingen het recht kan geven op een Wajong-uitkering. Of een leerling recht heeft op een Wajong-uitkering is volgens mij een onderwerp waar mijn collega Klijnsma zich over buigt. Het lijkt me heel erg logisch om dit de bespreken in een debat met haar. Als mij wordt gevraagd om dit te doen, zeg ik dat ik hier moeilijk de consequenties van kan overzien. Daarom ontraad ik de motie. 

De voorzitter:

Heel kort, mevrouw Siderius. Omdat u er zo hulpeloos bij kijkt. 

Mevrouw Siderius (SP):

Dat werkt dus blijkbaar. Dat is mooi. Dit gaat zeker ook over onderwijs. Dit gaat over cluster 3-scholen en ernstig meervoudig beperkte kinderen van 18-plus. Ik zou dus niet weten wat daar SZW-achtig aan is. Dit betreft gewoon onderwijs. Het zou fijn zijn als de regering er gewoon een mening over heeft. 

De voorzitter:

Staatssecretaris, heb een mening. 

Staatssecretaris Dekker:

Ik heb heel graag meningen over de dingen waar ik verstand van heb en waar ik over ga. Als mij wordt gevraagd hoeveel Wajong-uitkeringen het ministerie van OCW verstrekt, weet ik het antwoord heel goed. Dat zijn er nul. 

De voorzitter:

Oké. Dan gaan we naar de motie op stuk nr. 216. 

Staatssecretaris Dekker:

Dan de motie op stuk nr. 216. Ik denk dat mevrouw Ypma en ik allebei heel erg het belang van maatwerk inzien. We zijn ook heel erg hard bezig om daar de wet op aan te passen. In deze motie wordt eigenlijk gevraagd om het vooruitlopend op de wetsaanpassing toch al mogelijk te maken dat met onderwijsbekostiging particuliere instellingen worden bekostigd. Dat kan op dit moment op basis van de wet niet. Mevrouw Ypma vraagt mij dus om iets te doen wat in strijd is met de wet. Dat lijkt mij onverstandig. Ik ga ervan uit dat een motie die contra legem is niet in stemming wordt gebracht. 

De voorzitter:

Alleen een vraag graag, mevrouw Ypma. 

Mevrouw Ypma (PvdA):

Is de staatssecretaris het met mij eens dat de "Miep Ziek"-contracten hier ook onder te scharen zijn? Dat is eigenlijk wat ik vraag. Dat gebeurt namelijk al. Dat zijn individuele onderwijsprogramma's die worden goedgekeurd door de inspectie. Dat is wat ik in deze motie zeg bij het eerste streepje. Over het tweede en het derde streepje heb ik de staatssecretaris sowieso niet gehoord, dus ik denk dat we het daarover eens zijn. 

Staatssecretaris Dekker:

Ik raak heel even in verwarring over de nummering van moties. Ik heb hier een motie op stuk nr. 216 en die lijkt verdomd veel op de motie die ik onder stuk nr. 217 heb. Misschien is het goed om helder te hebben over welke motie we het nu hebben. 

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 216 heet bij ons hier de motie maatwerk en heeft drie liggende streepjes halverwege onder "verzoekt". 

Staatssecretaris Dekker:

Dat is de motie waarover ik net een advies gaf. Die verzoekt de regering om samenwerkingsverbanden en de inspectie duidelijkheid te verschaffen. Nou, dat is volgens mij geen punt. Dan komt na het liggend streepje: "leerlingen die (deels) maatwerk ontvangen op een andere locatie dan de school ook in aanmerking komen voor bekostiging via school of samenwerkingsverband indien dit door de onderwijsinspectie als voldoende beoordeeld wordt". De andere locatie is dan vaak een particuliere instelling of een zorginstelling. Als het gaat om de bekostiging van de school waar de leerlingen ingeschreven staat, is dit geen punt. Als het gaat om het aanwenden van dat onderwijsgeld voor de bekostiging op de particuliere instelling waar dat kind zich soms twee of drie dagen in de week bevindt, is dat op dit moment een onrechtmatige aanwending van onderwijsgeld. Dat kan dus niet. Daar zal ook de inspectie nooit haar akkoord aan geven. Als de accountant aan het eind van het jaar controle doet van de boeken, zal hij zeggen dat dit een onrechtmatige besteding van onderwijsgeld is. 

De voorzitter:

En wat is uw oordeel? 

Staatssecretaris Dekker:

Daarom lijkt dit mij onverstandig. Ik zou de motie willen ontraden. 

De voorzitter:

Dan gaan we naar de motie op stuk nr. 217. Die staat bij ons bekend als de motie Uniformering ontwikkelingsperspectief. 

Staatssecretaris Dekker:

Die motie heb ik hier niet. 

De voorzitter:

Het logo van de Partij van de Arbeid staat erboven. 

Staatssecretaris Dekker:

Daar staat een kruis door. De motie verzoekt de regering om met de PO-Raad en de samenwerkingsverbanden in gesprek te gaan en hen te vragen een format te ontwikkelen. Ik zou die motie willen ontraden, omdat ze uitgaat van een soort van bovenaf opgelegde uniformering. In mijn ogen doet dat geen recht aan de ruimte die we juist willen creëren voor lokaal maatwerk. 

Dan kom in op de motie op stuk nr. 218, van de heer Rog en mevrouw Ypma. Ook die ontraad ik, eigenlijk volgens dezelfde redenering als die bij de motie op stuk nr. 216. De motie vraagt namelijk om iets te doen wat vooruitloopt op een wetswijziging. Dat betekent dat wij scholen in de tussentijd zouden moeten gaan vragen om iets te doen wat volgens de wet niet mag. Zij komen dan in de problemen met de inspectie en de accountant. Daarom zou ik de motie willen ontraden. 

De heer Rog (CDA):

Dat is een vreemd advies. Ik heb hier een beslissing van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap waarin wel degelijk bekostigde scholen … 

De voorzitter:

Wat is uw vraag? 

De heer Rog (CDA):

… onderwijsmateriaal of begeleiding kunnen inkopen op de vrije markt, bij particuliere instanties. Ik heb daarbij ook een conceptcontract voor een handelingsplan. Ik zou willen vragen om deze beslissing en dit contract aan de Handelingen toe te voegen en het aan de staatssecretaris en de leden van de Kamer te overhandigen. Dit is heel gek, want dit gebeurt namelijk op dit moment. De staatssecretaris zegt dat het niet gebeurt. Dit is een zeer belangrijk punt, voorzitter. We hebben het hier over iets wat gebeurt met medeweten van de minister van deze staatssecretaris, waarvan de staatssecretaris zegt dat het niet gebeurt en niet mag. Dat is een wezenlijk punt. Ik wil dit dus graag verspreiden onder de leden en aan de bewindspersoon. 

De voorzitter:

Ik zal de bode vragen het stuk bij u op te halen en het ook aan de staatssecretaris te verschaffen. 

Ik neem aan dat er geen bezwaar tegen bestaat dat dit stuk ter inzage wordt gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Kamer. 

(Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.) 

De heer Rog (CDA):

Ik zou daar ook heel graag een reactie van de staatssecretaris op willen. 

De voorzitter:

Dan schors ik de vergadering. 

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst. 

De voorzitter:

De staatssecretaris heeft inmiddels een afschrift van de brief ontvangen. Het woord is weer aan hem. 

Staatssecretaris Dekker:

Voorzitter. Volgens mij is wat er in deze brief staat, niet in tegenspraak met wat ik zojuist heb gezegd. Het staat scholen namelijk vrij om expertise of materialen in te kopen. Wat echter niet mag, is het doorsluizen van onderwijsbekostiging van de ene instelling naar een particuliere instelling. Dat is iets anders dan wat er in deze brief staat. Met andere woorden, wat in de brief staat, kan op dit moment. Dat is dus ook geen punt. Ik ben ook best bereid om duidelijk aan scholen over te brengen dat dit een manier van werken is die kan, en die ook op dit moment binnen de wet mogelijk is. Wij willen echter een stapje verder gaan. Daarvoor moeten we de wet aanpassen. Wat in de motie wordt gevraagd, is echter vooruitlopend op die wetsaanpassing, namelijk dat onderwijsbekostiging kan worden doorgesluisd naar een particuliere instelling voor het onderwijs dat aldaar wordt gegeven. Dat is op dit moment contra legem. 

De voorzitter:

Ik zie dat de heer Rog hierop wil reageren, maar ik wil per se niet dat hierover nu discussie ontstaat. Is er wellicht een ander moment om dit te bespreken? De heer Rog krijgt van mij de gelegenheid om nog heel kort te reageren. 

De heer Rog (CDA):

Dank u wel, voorzitter. In de motie wordt gevraagd om wat in contracten is vastgelegd, dus inderdaad als beleid te accepteren en te doen, vooruitlopend op de wetgeving. Ik help dus de staatssecretaris met deze motie. Ik begrijp dan ook werkelijk niet waarom hij hierover negatief adviseert. 

Staatssecretaris Dekker:

Maar dan is de motie volstrekt overbodig. Wat er in de brief staat die de heer Rog ons zojuist overhandigde, kan namelijk al. Daar hoeft de wet ook niet voor te worden aangepast. Dat is ook niet wat er in de motie staat. In de motie staat namelijk dat geld van de ene instelling naar een particuliere, niet-bekostigde instelling kan worden doorgesluisd. Dat kan op dit moment wettelijk niet. Met andere woorden, óf in de motie wordt iets beschreven en wordt gevraagd iets te doen wat al kan. Dan is zij overbodig. Óf de motie gaat een stap verder. Als dat het geval is, ontraad ik haar. 

De voorzitter:

Met dit oordeel kan ik niet uit de voeten, staatssecretaris. U moet echt een keuze maken. Ik houd het op ontraden. 

Staatssecretaris Dekker:

In beide gevallen ontraad ik haar. Als de motie overbodig is, ontraad ik haar. In het andere geval, ontraad ik haar ook. 

De voorzitter:

Duidelijk. 

Ik zie dat mijnheer Van Meenen ook nog een vraag wil stellen. Moet dat echt, mijnheer Van Meenen? 

De heer Van Meenen (D66):

Ja, voorzitter, want ik wil graag een motie aanhouden, namelijk de motie op stuk nr.215, van mevrouw Siderius en mijzelf over de Wajong. 

De voorzitter:

Moties aanhouden en intrekken is vanavond altijd toegestaan. 

Op verzoek van de heer Van Meenen stel ik voor, zijn motie (31497, nr. 215) aan te houden. 

Daartoe wordt besloten. 

De beraadslaging wordt gesloten. 

Naar boven