33 400 VII Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII) voor het jaar 2013

Nr. 2 MEMORIE VAN TOELICHTING

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt, omdat het zonder meer instemmend luidt/uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat (artikel 26, vijfde lid, van de Wet op de Raad van State).

INHOUDSOPGAVE

     

blz.

     

A.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING BIJ HET BEGROTINGSWETSVOORSTEL

3

       

B.

DE BEGROTINGSTOELICHTING

4

       

1.

Leeswijzer

4

       

2.

Beleidsagenda

6

 

Tabel belangrijkste mutaties

14

 

Tabel beleidsdoorlichtingen

15

       

3.

Beleidsartikelen

17

 

1.

Openbaar bestuur en democratie

17

 

2.

Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst

22

 

3.

Woningmarkt

25

 

4.

Woonomgeving en bouw 

34

 

5.

Integratie en maatschappelijke samenhang

40

 

6.

Dienstverlenende en innovatieve overheid

46

 

7.

Arbeidszaken overheid

52

 

8.

Kwaliteit Rijksdienst

57

 

9.

Uitvoering Rijkshuisvesting

60

 

10.

Vreemdelingen

63

       

4.

Niet-beleidsartikelen

70

 

11.

Centraal apparaat

70

 

12.

Algemeen

73

 

13.

Nominaal en onvoorzien

75

 

14.

VUT-fonds

76

       

5.

De baten-lastendiensten

77

 

5.1

Basisadministratie Persoonsgegevens en Reisdocumenten (BPR)

77

 

5.2

Doc-Direkt

80

 

5.3

Logius

83

 

5.4

P-Direkt

89

 

5.5

De Werkmaatschappij (DWM)

95

 

5.6

FMHaaglanden

98

 

5.7

Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND)

102

 

5.8

Rijksgebouwendienst (Rgd)

106

 

5.9

Dienst van de Huurcommissie (DHC)

113

       

6.

Bijlagen

118

 

6.1

Verdiepingsbijlage

118

 

6.2

Moties en toezeggingen

133

 

6.3

Evaluatie- en overig onderzoek

193

 

6.4

ZBO’s en RWT’s

196

 

6.5

Horizontale overzichtsconstructie integratiebeleid etnische minderheden

197

 

6.6

Extra-comptabel overzicht stedenbeleid 2013

199

 

6.7

Subsidiebijlage

201

 

6.8

Afkortingen

209

 

6.9

Trefwoordenlijst

211

A. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING BIJ BEGROTINGSWETSVOORSTEL

Wetsartikel 1

De begrotingsstaten die onderdeel zijn van de Rijksbegroting, worden op grond van artikel 1, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001 elk afzonderlijk bij de wet vastgesteld. Het onderhavige wetsvoorstel strekt ertoe om de begrotingsstaten van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties voor het jaar 2013 vast te stellen.

Alle voor dit jaar vastgestelde begrotingswetten tezamen vormen de Rijksbegroting voor het jaar 2013. Een toelichting bij de Rijksbegroting als geheel is opgenomen in de Miljoenennota 2013.

Met de vaststelling van dit wetsartikel worden de uitgaven, verplichtingen en de ontvangsten voor het jaar 2013 vastgesteld. De in de begrotingstaten opgenomen begrotingsartikelen worden in onderdeel B van deze memorie van toelichting toegelicht (de zgn. Begrotingstoelichting).

Wetsartikel 2

Met de vaststelling van dit wetsartikel worden de baten en de lasten, het saldo van de baten en de lasten, en de kapitaaluitgaven en -ontvangsten van de in de staat opgenomen baten-lastendiensten Basisadministratie Persoonsgegevens en Reisdocumenten (BPR), Logius, P-Direkt, FMHaaglanden (FMH), De Werkmaatschappij (DWM), Dienst van de Huurcommissie (DHC), Rijksgebouwendienst (Rgd), Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) en Doc-Direkt voor het jaar 2013 vastgesteld. De in die begrotingen opgenomen begrotingsartikelen worden toegelicht in onderdeel B (Begrotingstoelichting) van deze memorie van toelichting en wel in de paragraaf inzake baten-lastendiensten voeren.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, J. W. E. Spies

De Minister voor Immigratie, Integratie en Asiel, G. B. M. Leers

B. BEGROTINGSTOELICHTING

1. LEESWIJZER

Algemeen

Op 20 april 2011 is de aanpassing van de presentatie van de Rijksbegroting onder de naam «Verantwoord Begroten» in de Tweede Kamer behandeld (Kamerstukken II, 31 865, nr. 26). De nieuwe presentatie geeft meer inzicht in de financiële informatie, de rol en verantwoordelijkheid van de minister en laat een duidelijke splitsing tussen apparaat en programma zien. In deze begroting zijn nagenoeg alle begrotingsartikelen ingevuld volgens de nieuwe voorschriften, inclusief de aanpassing van de tabel budgettaire gevolgen van beleid. Door de nieuwe indeling kunnen in sommige tabellen geen gegevens worden opgenomen voor de jaren 2011 en 2012. Een aantal financiële gegevens over 2012 is wel opgenomen in de verdiepingsbijlage.

In deze leeswijzer wordt kort ingegaan op de beleidsagenda en de baten-lastendiensten. Daarnaast wordt stilgestaan bij enkele specifieke onderwerpen zoals de budgetflexibiliteit, meetbare gegevens en de planning beleidsdoorlichtingen.

Beleidsagenda

Vanwege de demissionaire status van het kabinet heeft het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) zijn ambities voor 2013 bijgesteld in lijn met de doelstellingen uit het Begrotingsakkoord. Dit akkoord is in het voorjaar tot stand gekomen om de dreiging van verder verslechterende overheidsfinanciën in 2013 en verder het hoofd te bieden, de economische groei te versterken en de werking van zowel woningmarkt als arbeidsmarkt te verbeteren.

De speerpunten van de beleidsagenda zijn:

  • een goed werkende en efficiënte compacte overheid;

  • een streng en rechtvaardig asiel- en immigratiebeleid;

  • wonen en bouwen.

Rol en verantwoordelijkheid

BZK heeft vorig jaar als eerste departement het Verantwoord Begroten ingevoerd en daar veel tijd en capaciteit in gestoken. Gelet op deze inspanning is het BZK niet gelukt om de Rijksbegrotingsvoorschriften 2012 volledig te volgen op de gewijzigde punten bij het onderdeel «rol en verantwoordelijkheid van de minister». Ten opzichte van vorig jaar is de invulling van de verantwoordelijkheid van de minister in de begroting aangescherpt. BZK zorgt dat de rol en verantwoordelijkheid bij de ontwerpbegroting 2014 conform de dan geldende voorschriften worden opgesteld.

Begrotingsakkoord

In de tabellen budgettaire gevolgen van beleid is het beeld na Begrotingsakkoord 2013 gepresenteerd.

Diensten die een baten-lastenstelsel voeren

Het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties kent in 2013 negen baten-lastendiensten. De paragraaf over de baten-lastendiensten presenteert de voorgeschreven financiële en doelmatigheidsoverzichten ter toelichting op de begrotingsstaat van deze diensten.

De generieke en additionele taakstellingen zijn conform de baten-lastensystematiek doorvertaald naar de opdrachtgevers. In de begrotingen van de baten-lastendiensten zijn maatregelen verwerkt om deze besparingen te realiseren. Het uitgangspunt bij de baten-lastendiensten blijft een kostendekkende exploitatie.

Budgetflexibiliteit

In de begroting is de informatie over de budgetflexibiliteit opgenomen in de tabellen betreffende de budgettaire gevolgen van beleid. Van uitgaven wordt vermeld – in percentages – welk deel daarvan juridisch is verplicht voor het jaar 2013. Onder de tabellen staat een toelichting opgenomen.

2. BELEIDSAGENDA

Gezien de demissionaire status van het kabinet is gekozen voor een sobere invulling van de beleidsagenda 2013, waarbij wordt ingegaan op de relevante ontwikkelingen die de begroting in financiële zin raken. In de artikelen wordt, zoals in andere jaren, de relevante financiële en beleidsinformatie die samenhangt met de voorgenomen uitgaven vermeld.

Inleiding

Het ministerie van BZK is verantwoordelijk voor de bescherming van de democratische constitutionele orde, een goed en slagvaardig openbaar bestuur, een effectieve Rijksdienst en voor de vestiging, huisvesting en leefbaarheid in ons land. Deze veelzijdige opdracht vindt een overkoepelende inspiratie in de missie van het ministerie: «samen leven en wonen, in een democratische rechtsstaat, met een slagvaardig bestuur. BZK, duidelijk voor mensen.» Vanuit deze missie werkt het ministerie, ook in 2013, aan de ontwikkeling en realisatie van beleid en aan de uitvoering van operationele taken.

De ambitie voor 2013 spreekt uit de agenda voor een goed werkende en efficiënte compacte overheid, een streng en rechtvaardig asiel- en immigratiebeleid en een toekomstbestendig beleid voor wonen en bouwen. Op het terrein van de woning- en bouwmarkt ligt, tegen de achtergrond van de crisis, een urgente opgave. In het Begrotingsakkoord is een duidelijke koers uitgezet voor de toekomst, waarmee het vertrouwen versterkt moet worden en de woningmarkt weer in beweging kan komen.

Een goed werkende overheid biedt burgers heldere kaders. BZK geeft mensen duidelijkheid over regels, verplichtingen en voorwaarden. Leidend principe is het vertrouwen op de kracht van de samenleving. Hierbij heeft iedereen een eigen verantwoordelijkheid, of het nu gaat om het integreren in de maatschappij of om de leefbaarheid van de woonomgeving. De overheid moet geen blauwdrukken opleggen, maar taken los kunnen laten. BZK wil ruimte bieden aan maatschappelijk initiatief door haar optreden vorm te geven vanuit het perspectief, de behoeften en de eigen kracht van burgers. Nut en noodzaak van ruimte voor initiatief is evident, juist omdat mensen meer regie willen en kunnen nemen en de resultaten dan vaak beter zijn. Dit vraagt een nieuwe balans in de relatie tussen overheid en samenleving. Het ministerie van BZK wil deze verandering vormgeven samen met initiatiefnemers en andere overheden.

2. Een goed werkende en efficiënte compacte overheid

Het kabinet streeft naar een slagvaardig bestuur en een compacte overheid, die krachtig én dienstverlenend kan opereren. Dit vergt een nieuwe houding en werkwijze van het openbaar bestuur en de herziening van taken van de verschillende overheden. Het ministerie van BZK onderstreept daarbij het belang van een professioneel, kundig en flexibel ambtenarenapparaat.

Een doelmatig openbaar bestuur

Rijk, provincies, gemeenten en waterschappen moeten in hun samenhang functioneren als herkenbare eenheid voor burgers en bedrijven. De inzet van BZK is om taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden helder over de bestuurslagen te verdelen. De wet Revitalisering Generiek toezicht, die op 1 oktober 2012 in werking treedt, draagt hieraan bij. Dat is ook de insteek van het wetsvoorstel afschaffing Wgr-plusregio's. Over de indiening van dit wetsvoorstel zal het kabinet nog nader beslissen. Het afgelopen jaar is een aantal decentralisaties in gang gezet, die de profielen van gemeenten, provincies en waterschappen versterken, onder andere op gebied van werk en inkomen, zorg en natuur. De demissionaire status van het kabinet heeft tot enige verschuivingen binnen dit hervormingspakket geleid. Drie fundamentele decentralisaties zijn opgeschort: de Wet werken naar vermogen, de begeleiding uit de AWBZ en de Jeugdzorg. De met de koepels afgesproken vermindering van de regeldruk vindt echter wel doorgang. Ook de beoogde afschaffing van deelgemeenten ligt op schema. In juli heeft de Tweede Kamer ingestemd met een daartoe strekkend wetsvoorstel. Als uitvloeisel van het Begrotingsakkoord wordt per 2013 verplicht schatkistbankieren zonder leenfaciliteit ingevoerd door gemeenten, provincies en waterschappen.

Een effectieve en efficiënte bedrijfsvoering Rijksoverheid

Door aanpassing van de bedrijfsvoering realiseert het Rijk aanzienlijke kostenbesparingen en een verbetering van de kwaliteit en continuïteit van de dienstverlening. In de periode 2013-2015 vindt de uitvoering van het programma Compacte Rijksdienst onverminderd doorgang. Het Rijk bouwt het komend jaar verder aan een gezamenlijke rijksbrede infrastructuur voor de bedrijfsvoering. Daardoor kunnen de onderdelen binnen de rijksoverheid hun taken effectiever en efficiënter uitvoeren en flexibeler samenwerken. Ook worden rijksbrede kaders vastgesteld en shared service organisaties uitgebouwd en opgericht.

In 2013 starten de nieuwe shared service organisatie 'Internationale Functie' en de 'Autoriteit Consument en Markt' (een fusie van OPTA, NMa en Consumentenautoriteit). Verschillende ministeries sluiten aan bij de facilitaire dienstverlener 'FM Haaglanden' en de ICT-dienstverlener 'SSC ICT Den Haag'. Ook worden er twee rijksdatacenters gerealiseerd en wordt de vorming van twintig inkoopuitvoeringscentra en specifieke inkoopcentra voltooid. Daarnaast gaat het nieuwe rijkshuisvestingsstelsel van start en worden verschillende masterplannen kantoorhuisvesting vastgesteld. Komend jaar wordt verder gewerkt aan de gefaseerde oprichting van het Rijksvastgoedbedrijf, een fusie tussen de Rijksgebouwendienst (Rgd) en het Rijksvastgoed- en ontwikkelingsbedrijf (RVOB), zodat deze organisatie per 1 januari 2014 volledig van start kan. Vanaf 2013 wordt de overgang van medewerkers tussen departementen sterk vereenvoudigd door aanpassing van de processen bij dienstverlener P-Direkt. Ook wordt per 1 januari 2013 rijksbreed de nieuwe Werkkostenregeling ingevoerd. Met de nieuwe regeling wordt de systematiek van vrije vergoedingen en verstrekkingen in de loonsfeer vereenvoudigd, waardoor de administratieve lasten van het Rijk als werkgever verminderen.

Een betere verhouding tussen overheid en samenleving en minder regeldruk

Vanuit de programma's 'Regeldruk' en 'Burgerschap' werkt BZK aan een betere verhouding tussen overheid en samenleving. Regeldruk gaat over de veelheid aan regels en administratieve lasten voor burgers, bedrijven en uitvoeringsorganisaties. De afgelopen jaren zijn veel regels geschrapt of verbeterd. Sinds 2002 is een lastenvermindering voor burgers van 30% gerealiseerd. Om nog meer winst te boeken, richt de vermindering van de regeldruk zich in de komende periode op de manier waarop regels door burgers worden ervaren in hun contact met de overheid. Om deze regeldruk aantoonbaar terug te dringen moeten regels helderder worden én efficiënt worden uitgevoerd. Door middel van het project 'Prettig contact met de overheid' wordt de benadering van burgers vanuit de overheid verbeterd. BZK bevordert dat de overheid meer aansluiting zoekt bij initiatieven van burgers en meer ruimte maakt voor de eigen kracht van mensen. Hiertoe heeft BZK zich aangesloten bij de beweging Kracht in Nederland. In het project 'Right to Challenge' faciliteert BZK burgers door het mogelijk te maken om – bij wijze van pilot – tijdelijk regels buiten werking te stellen als zij zelf een beter alternatief hebben. Gemeenten en organisaties die meer willen werken vanuit maatschappelijk initiatief worden onder meer ondersteund door middel van een kennismakelaar, het Actieprogramma Lokaal Bestuur, ProDemos en het platform Netwerk Democratie.

BZK werkt aan een nieuwe Wet financiering politieke partijen, die de transparantie over de financiële bijdragen die door politieke partijen worden ontvangen, moet bevorderen. Met de nieuwe wet wordt meer inzicht gegeven in de bijdragen aan politieke partijen, zodat burgers zich een oordeel kunnen vormen over de vraag of de standpunten van een politieke partij mogelijk zijn beïnvloed door de belangen van donateurs. Daarmee leggen de partijen in het openbaar verantwoording af. Het beeld van politieke partijen is van essentiële betekenis voor het vertrouwen van de burger in de politiek en de overheid. De parlementaire behandeling van de wet wordt naar verwachting in 2013 afgerond. Tijdens de behandeling in de Tweede Kamer is het wetsvoorstel met overtuigende meerderheid aanvaard.

Een goed werkende arbeidsmarkt voor ambtenaren

Om effectief en efficiënt te kunnen werken is een kwalitatief hoogwaardig personeelsbestand essentieel. Door de bezuinigingen vinden afslankingen plaats op tal van plekken binnen de overheid. De instroom van jongeren daalt, terwijl op termijn veel medewerkers wegens pensionering zullen uitstromen. Het programma Beter Werken in het Openbaar Bestuur speelt in op deze ontwikkelingen en richt zich op een meer strategisch personeelsbeleid. BZK streeft naar bevordering van mobiliteit van personeel en een grotere flexibiliteit van de arbeidsorganisatie. Daarnaast wordt ingezet op aantrekkelijk werkgeverschap en verbetering van arbeidsproductiviteit. Het Rijk voert loopbaanbeleid waarmee talent op het juiste moment op de juiste plaats wordt ingezet, op vaste functies of op tijdelijke basis. Hierbij wordt een kostenefficiënt opleidings- en ontwikkelaanbod beschikbaar gesteld.

Voortvloeiend uit deze ambitie, werkt BZK aan een Strategisch Personeelsbeleid Rijk 2020, zodat ook in de toekomst een goede match tussen medewerkers en taken bestaat. In samenwerking met de verschillende departementen, rijksonderdelen en andere belangrijke partijen zoals de vakbonden, voert BZK in 2013 projecten uit die zich richten op het stimuleren van mobiliteit, gezond en veilig werken en het versterken van leiderschap. Voor het borgen van een veilige werkomgeving voor mensen met een publieke taak en politieke ambtsdragers spreekt BZK overheidsheidswerkgevers aan op hun verantwoordelijkheid. Het expertisecentrum Veilige Publieke Taak (VPT) ondersteunt hen hierbij door het geven van advies over het verhalen van schade, het bevorderen van kennisuitwisseling en de jaarlijkse uitreiking van een VPT-award.

In het Begrotingsakkoord is afgesproken dat voor 2012 en 2013 een nullijn geldt voor de lonen van ambtenaren (exclusief de zorgsector). Deze maatregel is additioneel op de nullijn in 2011 uit het regeerakkoord en de nullijn in 2010 als maatregel van het vorige kabinet. De Minister van BZK ziet als coördinerend minister toe op de uitvoering van deze nullijn door de overheidssectoren.

De beoogde inwerkingtredingsdatum voor het verkorten van de uitkeringsduur van politieke ambtsdragers is 18 september 2012. Dit heeft tot gevolg dat voor politieke ambtsdragers, met inbegrip van de zittende leden van de Tweede Kamer die op 20 september aftreden, de maximumduur van de wachtgeldregeling gelijk wordt gesteld aan de duur van een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW). De huidige wachtgeldregeling wordt daarmee met tien maanden verminderd naar maximaal 38 maanden.

Bescherming van de rechtsstaat en veiligheid

Het ministerie van BZK werkt aan de versterking van onze democratische rechtsstaat. Dat houdt in dat wij de grondrechtelijke en democratische waarborgen van onze Grondwet, het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden en de relevante internationale verdragen uitdragen en (helpen) toepassen in de bestuurlijke praktijk. Dat doet BZK zo veel mogelijk samen met andere ministeries en de Hoge Colleges van Staat. Op deze wijze kan ieder zijn rol in het democratische proces zo goed mogelijk vervullen. Daarnaast werkt BZK aan de actualisering en vernieuwing van het staatsrecht waar dat nodig is. Zo wordt bijvoorbeeld een voorstel tot wijziging van het grondwetsartikel voor de bescherming van het briefgeheim voorbereid, met het oog op technische ontwikkelingen zoals e-mail.

Bij de borging van de kernwaarden van de democratie speelt de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) een belangrijke rol. De AIVD draagt bij aan de bescherming van onze democratische rechtstaat en de nationale veiligheid door het tijdig onderkennen van dreigingen, risico's en politieke ontwikkelingen. Belangrijke onderzoeksprioriteiten voor 2013 zijn onder andere de internationale jihadistisch-terroristische dreiging en cyberdreigingen.

3. Een streng en rechtvaardig asiel- en immigratiebeleid

Het Nederlandse asiel- en immigratiebeleid is streng en rechtvaardig, waarbij strikte en duidelijke procedures gelden voor toelating en verblijf. De voorwaarden die gesteld worden voor komst naar Nederland, dragen bij aan een meer kansrijke en succesvolle integratie in de samenleving. Van de mensen die zich hier vestigen, wordt vervolgens verwacht dat zij meedoen in de maatschappij.

Asiel

Het beleid dat BZK voorstaat op het gebied van asiel is streng en rechtvaardig. Vluchtelingen die bedreigd worden in eigen land kunnen in Nederland bescherming vinden. De asielprocedure is helder en zorgvuldig en de mogelijkheid om meerdere procedures te stapelen wordt beperkt. Zo wordt voorkomen dat mensen na lang procederen, waarbij een zekere verbondenheid met de Nederlandse samenleving kan ontstaan, alsnog moeten vertrekken. De Minister voor Immigratie, Integratie en Asiel heeft de uitwerking van het pakket aan maatregelen rondom de stroomlijning van procedures aangeboden aan de Tweede Kamer. Deze voornemens leiden naar verwachting in de eerste helft van 2013 tot aanpassing van wet- en regelgeving om snellere en duidelijkere procedures mogelijk te maken. Een tijdige en positieve afronding van de parlementaire behandeling en het tijdig gereed zijn van de uitvoering zijn hiervoor een voorwaarde.

Immigratie

Het immigratiebeleid beoogt kansarme immigratie tegen te gaan en mogelijkheden voor succesvolle integratie te vergroten. BZK heeft oog voor de kansen die immigranten Nederland en Europa kunnen bieden door het meebrengen van specifieke kennis of kwaliteiten. Ook bij deze vorm van immigratie staat de eigen verantwoordelijkheid voorop. Naar verwachting wordt in 2013 het Modern Migratiebeleid ingevoerd, waarmee een herziening van het reguliere toelatingsbeleid wordt gerealiseerd. De invoering van dit beleid wordt mogelijk gemaakt door de geoptimaliseerde digitale informatieverwerking en gegevensuitwisseling van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND). Verder zal de aanpak van kabinet en gemeenten om EU-arbeidsmigratie in goede banen te leiden worden voortgezet.

BZK zet zich in voor versterking van de sturing in de vreemdelingenketen en verbetering van de onderlinge samenwerking tussen de ketenpartners. Deze samenwerking geldt voor zowel de bedrijfsvoering als ook de uitvoering van het beleid. In 2013 wordt deze samenwerking verder geïntensiveerd door onderdelen van uitvoerende diensten samen te voegen.

Terugkeer

Wie niet voldoet aan de voorwaarden voor bescherming of verblijf, moet Nederland weer verlaten. Vertrek gebeurt bij voorkeur op vrijwillige basis, maar wordt, waar nodig, afgedwongen. De inzet voor 2013 blijft dat illegaal verblijf zoveel mogelijk wordt bestreden. Het integrale overheidshandelen dient erop gericht te zijn om de doelstellingen van het beleid te realiseren. Op deze wijze weten mensen wat van hen wordt verwacht en wordt het draagvlak voor migratie bevorderd.

Europa

Duidelijke regels en effectieve handhaving dragen bij aan het maatschappelijk draagvlak voor het handelen van de Europese Unie (EU) op dit terrein. Er dient helderheid te bestaan over het land dat verantwoordelijk is voor een asielverzoek, de regels die gelden voor toelating en het gehanteerde voorzieningenniveau. Het is in het belang van alle Europese lidstaten dat deze regelgeving goed op elkaar aansluit om zo het 'shoppen' tussen de verschillende landen voor migranten uit te sluiten. Om dit te bereiken werkt Europa aan een tweede fase van het gemeenschappelijk Europees asielstelsel. Dit stelsel krijgt volgens planning in 2013 zijn beslag in meerdere richtlijnen en verordeningen. Komend jaar start de implementatie van het stelsel en wordt de invoering van onder andere de Kwalificatierichtlijn en de richtlijn Langdurig ingezetenen afgerond. In zijn opstelling in Europa heeft Nederland niet alleen oog voor de voordelen van het vrije verkeer van personen, maar ook voor de nadelen daarvan. De Nederlandse inzet is er ook hier op gericht de migratie binnen Europa in goede banen te leiden.

Integratie op basis van eigen verantwoordelijkheid

De Nederlandse samenleving kenmerkt zich door diversiteit. Participatie is voor alle burgers, zowel voor nieuwkomers als voor mensen die al hun hele leven in Nederland wonen, de sleutel tot volwaardige integratie. Wie in Nederland mag blijven moet snel kunnen starten met zijn of haar integratie. Huisvesting, goed onderwijs en werk zijn daarbij van essentieel belang voor de migrant. Van mensen die zich vestigen in Nederland verwachten wij dat zij het initiatief voor hun integratie zelf ter hand nemen, dat zij meedoen op de arbeidsmarkt en in het onderwijs. Het leren van de Nederlandse taal is de basis voor een goede integratie.

Wanneer de integratie hapert wordt binnen reguliere maatregelen en voorzieningen naar oplossingen gezocht. Specifieke subsidies voor de samenwerkingsverbanden van minderheden worden verder afgebouwd en de Wet overleg minderhedenbeleid wordt ingetrokken. Een voorstel tot wijziging van de Remigratiewet, waarmee geleidelijke afbouw van de regeling wordt voorzien, ligt ter behandeling in de Tweede Kamer.

De inburgering van nieuwe migranten, de dialoog tussen en met verschillende groepen in Nederland en de toegankelijkheid en effectiviteit van voorzieningen blijven onverminderd op de agenda staan. BZK zet zich in voor de aanpak van zaken die actief burgerschap in de weg staan, zoals discriminatie en uitsluiting. Dit geldt ook voor de aanpak van schadelijke praktijken zoals huwelijksdwang, waarbij mensen ernstig in hun zelfbeschikkingsrecht worden beperkt.

4. Wonen en bouwen

Op de woning- en bouwmarkt worden de gevolgen van de crisis sterk gevoeld. De effectieve vraag naar nieuwe koopwoningen is aanzienlijk verminderd, omdat mensen onzeker zijn over de toekomst. Hierdoor stokt de doorstroming en lopen investeringen in de bouw terug. Met de maatregelen uit het Begrotingsakkoord is een duidelijke koers uitgezet voor de woningmarkt, waarbij risico's worden verminderd, belemmeringen voor doorstroming worden weggenomen en het vertrouwen weer kan toenemen.

In mei 2012 heeft het Bouwteam de Investerings- en innovatieagenda Bouw opgesteld. Met deze agenda wordt, op basis van de eigen verantwoordelijkheid van de sector, gewerkt aan vernieuwing in de bouw. Duurzaamheid en energiebesparing in de gebouwde omgeving zijn daarbij van belang. Mede in het licht van het einde van het Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing (ISV) per 2014 werken het Rijk, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en het Interprovinciaal Overleg (IPO) samen aan een aantal acties om de omslag te maken naar een nieuwe werkwijze in stedelijke vernieuwing. De Tweede Kamer is hierover in juli 2012 geïnformeerd in een Voortgangsrapportage stedelijke vernieuwing.

Een goed functionerende en betaalbare woningmarkt

Om de doorstroming te stimuleren is de overdrachtsbelasting per 1 juli 2012 permanent verlaagd van 6% naar 2%. Risicobeperking krijgt vorm door annuïtair aflossen voor te schrijven bij nieuwe hypotheken onder behoud van de hypotheekrenteaftrek. Ook zal vanaf 2013 de loan-to-value, waarin de verhouding tussen het totale leenbedrag en de waarde van de woning tot uiting komt, voor nieuwe hypotheken geleidelijk worden teruggebracht naar 100%. Om met name starters tegemoet te komen en de tijd te geven om vermogen op te bouwen, gebeurt deze afbouw in zes stappen van 1 procentpunt per jaar, waardoor in 2018 100% wordt bereikt. Tegelijkertijd wordt, zoals eerder afgesproken, de bovengrens van de Nationale Hypotheekgarantie gefaseerd in drie jaarlijkse stappen op het oude niveau van € 265.000 teruggebracht.

Daarnaast werkt BZK aan een beter werkende huursector en aan de betaalbaarheid van huren voor mensen met lagere inkomens. Op de huurmarkt komt naast de corporaties meer ruimte voor alternatieve partijen, waardoor de keuzemogelijkheid voor burgers toeneemt. Voor huishoudens met een inkomen tussen € 33.000 en € 43.000 in de gereguleerde huursector geldt vanaf juli 2013 een maximale huurverhoging van 1% boven de inflatie. Hiermee wordt aanvullend op de eerder genomen maatregelen, zoals de hogere huurverhoging voor huishoudens met een inkomen boven de € 43.000, de doorstroming en daarmee het gebruik van de sociale woningvoorraad bevorderd. Ten slotte moet de woningmarkt voldoende ruimte bieden voor mensen met een lager inkomen en andere specifieke groepen, zoals ouderen en gehandicapten. Het wetsvoorstel herziening Huisvestingswet wordt naar verwachting in 2013 in het parlement behandeld. In de afgelopen jaren is de eigen bijdrage voor de ontvangers van huurtoeslag extra gestegen en in 2013 wordt deze nog verder verhoogd. Tevens is in 2012 de kwaliteitskorting met 10% verhoogd om tekorten op het budget voor de huurtoeslag te dekken.

Mede met het oog op incidenten in de afgelopen periode is een goede basis voor adequaat toezicht op de corporaties essentieel. Als de parlementaire behandeling tijdig en positief kan worden afgerond, wordt op 1 januari 2013 de herziene Woningwet ingevoerd, die onder meer gericht is op het versterken van het toezicht op woningcorporaties. Het is wenselijk verder na te denken over een herijking van de kaderstelling en het toezicht. Daartoe is een onafhankelijke 'Commissie van Wijzen' ingesteld. De commissie is gevraagd te adviseren over eventuele prikkels in het woningcorporatiestelsel, die leiden tot ongewenste financiële risico's. Tevens is de commissie gevraagd advies uit te brengen over de vraag of de keten van financieel toezicht adequaat is georganiseerd, met daarbij voldoende verantwoordelijkheden en bevoegdheden voor betrokken partijen. De commissie zal naar verwachting in het najaar van 2012 rapporteren. Het advies kan mogelijk leiden tot wijziging van regelgeving.

Conform het Begrotingsakkoord 2013 zal de in het Regeerakkoord aangekondigde heffing voor verhuurders worden vormgegeven als een verhuurdersbelasting. Over het geheel genomen zullen corporaties deze heffing goed kunnen dragen, door de extra verdiencapaciteit uit onder andere de voorziene huurmaatregelen ter verbetering van het functioneren van de huurwoningmarkt.

Een duurzame en verantwoordelijke bouwsector

In de woning- en utiliteitsbouw is dringend behoefte aan meer openheid, innovatie en dynamiek. De Minister van BZK heeft daarom in januari 2012 het Bouwteam ingesteld, waarin deskundigen uit de sector, kennisinstellingen en de overheid deelnemen. In het voorjaar van 2012 heeft het Bouwteam haar actieagenda met concrete acties en routekaarten gepresenteerd. De uitvoering van de agenda kan de bouwsector een impuls geven en helpen sterker uit de crisis te komen. Dit vergt een duurzame samenwerking tussen de bedrijfstak, kennisinstellingen en overheden.

Naast de benodigde aanpassingen van de huidige bouwregelgeving, waaronder brandveiligheidsvoorschriften, geeft BZK in 2013 invulling aan de vereenvoudiging van de regels. Daarnaast wordt meer verantwoordelijkheid voor de toepassing van bouwvoorschriften belegd bij de sector zelf. Dit gebeurt door toepassing van private kwaliteitsborging en een daarop toegesneden publieke toezichtstaak.

Investeren in de woon- en leefomgeving is noodzakelijk om de kwaliteit, leefbaarheid en duurzaamheid te versterken. In het Begrotingsakkoord is een budget van € 200 mln. per jaar opgenomen voor stimulering van de duurzame economie, onder meer door woningisolatie en duurzaam bouwen. Hiervan is in 2013 € 70 mln. bestemd voor energiebesparende maatregelen op basis van cofinanciering in zowel grootschalige projecten als bij particulieren via een revolverende fondsconstructie. Vanaf 2014 is € 58 mln. structureel beschikbaar. BZK zal in 2012 in overleg met decentrale overheden en relevante marktpartijen uit de bouw, energie en financiële sector de randvoorwaarden voor een revolverend fonds uitwerken, waar BZK financieel aan bijdraagt. De begrotingstechnische meerjarige verwerking van het revolverend fonds vindt plaats zodra de uitwerking van het fonds gereed is, via een Nota van Wijziging in 2012.

In juni 2012 heeft de Minister van BZK met marktpartijen in hernieuwde convenanten afspraken gemaakt over energiebesparing in de gebouwde omgeving, met als doelen onder meer dat minimaal 300.000 bestaande woningen en andere gebouwen per jaar energiezuiniger gemaakt worden en dat alle nieuwbouw vanaf 2020 zo goed als energieneutraal zal zijn. In 2013 zullen de marktpartijen werken aan de uitvoering van deze afspraken.

Een goede leefomgeving in buurten, steden en regio’s

Het Rijk versterkt samen met lokale partners en burgers de leefbaarheid in steden, wijken en buurten. Daarbij is meer ruimte voor maatschappelijke initiatieven en het zelforganiserend vermogen van de samenleving. Zo worden de mogelijkheden verkend van alternatieve financieringsvormen voor maatschappelijke initiatieven en wordt geëxperimenteerd met wijkondernemingen voor en door burgers. Ook wordt de frontline-aanpak, die gebaseerd is op de eigen kracht van mensen, verder uitgewerkt. Het Rijk zorgt voor het bevorderen en ondersteunen van stedelijke vernieuwing door het beschikbaar stellen van informatie, het delen van ervaringen en het zo nodig aanpassen van wet- en regelgeving.

De afspraken op het terrein van wijkgericht werken zoals die tussen Rijk en gemeenten zijn gemaakt, worden conform gecontinueerd. Het Rijk ondersteunt onder meer door kennis te bundelen en te verspreiden en door instrumenten of methodieken verder te ontwikkelen. Zo is een e-book beschikbaar ten behoeve van de aanpak van multiprobleemgezinnen. Daarnaast houdt het Rijk de voortgang met betrekking tot de ontwikkeling van de leefbaarheid bij via de Leefbarometer. Omdat de problematiek in Rotterdam bijzonder complex is, ondersteunt en faciliteert het Rijk de Kwaliteitssprong Rotterdam Zuid. De focus ligt op scholing, werk en woningbouw. Voor het aanpakken van huisjesmelkerij, woonoverlast en het beperken van de instroom van kansarmen wordt waar nodig wet- en regelgeving aangepast. Het Rijk ondersteunt regio's die te maken (gaan) hebben met bevolkingsdaling door regionale bewustwording en samenwerking via zogenaamde dialoogtafels te stimuleren, knelpunten in regelgeving en bekostigingssystematiek weg te nemen en expertise beschikbaar te stellen. Met de krimpprovincies Limburg, Zeeland en Groningen worden convenanten gesloten vanuit het perspectief van leefbaarheid, maatschappelijk initiatief en economische vitaliteit.

5. Belangrijkste mutaties 2013

Tabel belangrijkste mutaties

Uitgaven

Opbouw uitgaven (x € 1 000)
 

art. nr.

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Stand ontwerpbegroting 2012

 

4 809 317

4 858 894

4 399 917

4 326 785

4 353 698

 
               

Mutaties 1e suppletoire begroting

123 443

– 204 489

– 21 102

– 14 539

– 14 579

– 13 560

               

Nieuwe mutaties:

             

1. Huurtoeslag

3

 

118 667

169 482

170 582

220 841

245 500

2. Programma Zichtbare schakel

4

 

– 10 000

– 10 000

     

3. Sociale leenfaciliteit integratie

5

 

15 000

30 000

30 000

30 000

30 000

4. Gemeente uitvoeringskosten inburgering

5

 

– 24 600

       

5. Departementale taakstelling

diverse

 

– 47 000

– 47 000

– 47 000

– 47 000

– 47 000

6. VUT-fonds

14

20 000

40 000

       
               

Overige mutaties

 

96 173

43 798

20 206

19 035

14 025

4 433 763

Stand ontwerpbegroting 2013

 

5 048 933

4 790 270

4 541 503

4 484 863

4 556 985

4 648 703

Toelichting

  • 1. Huurtoeslag

    Het budget voor de huurtoeslag wordt verhoogd om het verwachte beroep op de huurtoeslag te kunnen opvangen. De toename is onder andere het gevolg van een groter aantal bijstandsgerechtigden dat een beroep doet op de huurtoeslag en de wijze van indexeren waardoor de huurtoeslag sneller toeneemt dan de werkelijke huurprijsstijging

  • 2. Programma Zichtbare schakel

    Het Rijk wil gemeenten meer sturingsmogelijkheden geven om op lokaal niveau een goede verbinding te leggen tussen preventie, wonen, welzijn en zorg. In 2009 is het programma «Zichtbare schakel: de wijkverpleegkundige voor een gezonde buurt» gestart. Uit de tussenrapportage van dit programma (Kamerstukken II, 2011–2012, 23 235 nr. 95) blijkt dat de wijkverpleegkundigen deze rol heel goed vervullen. Om de projecten uit dit programma te borgen kiest het Rijk ervoor de structurele middelen (€ 10 mln. per jaar) gedurende twee jaar via een decentralisatie-uitkering beschikbaar te stellen.

  • 3. Sociale leenfaciliteit integratie

    Met de wijziging Wet inburgering worden inburgeringsplichtigen, met ingang van 1 januari 2013, zelf (financieel) verantwoordelijk voor het inburgeren. Minder draagkrachtigen komen in aanmerking voor een sociale lening.

  • 4. Gemeente uitvoeringskosten inburgering

    Overboeking naar de algemene uitkering in het gemeentefonds voor de uitvoering van de Wet inburgering.

  • 5. Departementale taakstelling

    Er is in het Begrotingsakkoord 2013 een (efficiency-)taakstelling op de BZK-begroting doorgevoerd. Daartoe is voor 2013 de ontvangstenraming voor inburgering verhoogd en is de uitgavenraming verlaagd voor onder andere uitgaven voor e-overheid, inburgering, vreemdelingen, onderzoek en monitoring woningmarkt, subsidies energiebesparing, de uitvoeringskosten van diverse regelingen woningmarkt en voor het apparaat.

  • 6. VUT-fonds

    Op grond van nadere analyses blijkt de liquiditeitsbehoefte van het VUT-fonds gewijzigd te zijn. De leenbehoefte in 2012 en 2013 is hoger.

Ontvangsten

Opbouw ontvangsten (x € 1 000)
 

art. nr.

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Stand ontwerpbegroting 2012

 

665 607

664 497

1 611 182

2 123 682

1 549 723

 

Mutaties 1e suppletoire begroting

61 124

3 923

4 123

– 977

– 1 277

– 23

               

Nieuwe mutaties:

             

1. Huurtoeslag

3

8 760

24 467

33 682

29 882

42 041

42 900

2. BDU-SIV

4

 

23 141

       

3. VUT-fonds

14

 

– 300

100 000

0

– 130 000

 
               

Overige mutaties

 

68 595

– 3 055

– 763 470

– 763 884

– 761 800

625 710

Stand ontwerpbegroting 2013

 

804 086

712 673

985 517

1 388 703

698 687

668 587

Toelichting

  • 1. Huurtoeslag

    In de ramingsnota 2013 zijn per saldo hogere ontvangsten opgenomen. Deze worden veroorzaakt door extra inspanningen van de belastingdienst om onterechte bevoorschottingen tegen te gaan.

  • 2. Brede doeluitkering sociaal, integratie en veiligheid (BDU SIV)

    In het kader van afrekening BDU SIV met de gemeenten worden er meerontvangsten verwacht. Het betreft de terugvordering van de inburgeringsmiddelen waarvoor geen tegenprestatie is geleverd. Gemeenten hebben in het verleden middelen in de vorm van een voorschot gekregen om inburgeringstrajecten aan te bieden. Achteraf wordt op basis van de werkelijk geleverde prestaties afgerekend.

  • 3. VUT-fonds

    De aflossingsreeksen zijn aangepast aan het gewijzigde ritme van de leenfaciliteit. De verwachte renteontvangsten voor 2013 zijn iets neerwaarts bijgesteld.

6. Beleidsdoorlichtingen

 

(realisatie) 

(planning) 

Agendering beleidsdoorlichtingen

Artikel / operationele doelstelling

2011 

2012

2013 

2014 

2015 

2016 

2017 

1 Openbaar bestuur en democratie

             

1 Bestuurlijke en financiële verhoudingen

 

x

         

2 Participatie1

             

2 Algemene Inlichtingen en Veiligheidsdienst 2

             

3 Woningmarkt

             

1 Betaalbaarheid

       

x

   

2 Onderzoek en kennisoverdracht1

             

4 Woonomgeving en bouw

             

1 Energie en bouwkwaliteit

     

x3

     

2 Woningbouwproductie

         

x

 

3 Kwaliteit woonomgeving

     

x

     

5 Integratie en maatschappelijke samenhang

 

x

         

6 Dienstverlenende en innovatieve overheid

             

1 Verminderen regeldruk

       

x

   

2 Informatiebeleid en ontwikkeling e-overheidsvoorzieningen

       

x

   

3 Betrouwbare levering van e-overheidsvoorzieningen

       

x

   

4 Burgerschap

 

x

         

5 Reisdocumenten en basisadministratie personen

     

x

     

7 Arbeidszaken overheid

             

1 Overheid als werkgever

 

x4

         

2 Pensioenen, uitkeringen en benoemingsregelingen1

             

8 Kwaliteit Rijksdienst

     

x

     

1 Kwaliteit Rijksdienst

             

9 Uitvoering Rijkshuisvesting

             

1 Een doelmatiger uitvoeringspraktijk van de Rijkshuisvesting1

             

10 Vreemdelingen

     

x

     

1 Toegang, toelating en opvang vreemdelingen

             

2 Terugkeer en bewaring vreemdelingen

 

 

 

 

 

 

 

X Noot
1

De artikelonderdelen 1.2, 3.2, 7.2 en 9.1 lenen zich niet voor onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid. Op deze onderdelen zal derhalve geen beleidsdoorlichting plaatsvinden.

X Noot
2

Artikel 2 leent zich niet voor onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid. Op dit artikel zal derhalve geen beleidsdoorlichting plaatsvinden.

X Noot
3

De doorlichting op Energie en bouwkwaliteit wordt ten opzichte van de in de begroting 2012 gepresenteerde planning verschoven in verband met de recente inwerkingtreding van het Bouwbesluit 2012 en het plan van aanpak energiebesparing gebouwde omgeving. In 2014 zal de uitwerking hiervan voldoende vorm hebben gekregen om het hiermee samenhangende beleid door middel van een doorlichting te evalueren.

X Noot
4

Op artikel 7.1 was een doorlichting voorzien in 2011. De uitvoering van deze doorlichting is nog gaande. Streven is de doorlichting nog in 2012 aan de Tweede Kamer aan te bieden.

3. DE BELEIDSARTIKELEN

Artikel 1. Openbaar bestuur en democratie

A Algemene doelstelling

Een bijdrage leveren aan een goed functionerend openbaar bestuur en democratie.

B Rol en verantwoordelijkheid

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is verantwoordelijk voor het functioneren van het stelsel van het openbaar bestuur, zowel op centraal als op decentraal niveau en binnen de kaders van de regelgeving van de Europese Unie. De minister is verantwoordelijk voor de bestuurlijke organisatie (de Grondwet, de Gemeente- en Provinciewet, de Financiële verhoudingswet en de Wet gemeenschappelijke regelingen), maar ook voor goede bestuurlijke en financiële verhoudingen. Daarmee schept de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties randvoorwaarden voor voldoende bestuurskrachtige gemeenten en provincies, die in staat zijn hun taken – zowel in autonomie als in medebewind – goed te kunnen uitvoeren. Dat draagt bij aan de legitimatie van ons bestuurlijke stelsel.

Een tweede pijler van de legitimatie van het Nederlandse openbaar bestuur betreft het democratische en rechtsstatelijke gehalte van de publieke besluitvorming en beleidsvoering. In dat kader waarborgt de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties het functioneren van het constitutionele bestel, daaronder begrepen het stelsel van de representatieve democratie. Daarbij gaat het in de eerste plaats om de verkiezingen (de Kieswet) voor vertegenwoordigende lichamen op de verschillende bestuurlijke niveaus. De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zorgt tevens voor zodanige toerusting van de Kiesraad dat deze zijn wettelijke taken adequaat kan vervullen.

C Beleidswijzigingen

Decentralisaties

Het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties blijft nauw betrokken bij de decentralisatie-operaties die door kabinet-Rutte in gang zijn gezet, zoals de decentralisaties Jeugdzorg, Ruimte, Natuur en Economie en Water. De uitgangspunten van deze decentralisaties zijn vastgelegd in de bestuursafspraken 2011–2015, tussen Rijk, Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG), Interprovinciaal Overleg (IPO) en Unie van Waterschappen (UvW). De uitgangspunten van de bestuursafspraken zijn:

  • decentraliseren is loslaten;

  • uitvoeringsruimte voor decentrale overheden wordt vergroot;

  • pilots en experimenten hebben geen precedentwerking;

  • financiering verloopt via de algemene fondsen;

  • er wordt geen specifiek interbestuurlijk toezicht ingesteld;

  • er wordt door het Rijk alleen strikt noodzakelijke informatie opgevraagd.

Het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is verantwoordelijk voor de voortgang en de naleving van de gemaakte afspraken.

D1. Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel 1.1 Openbaar bestuur en democratie

(x € 1 000)

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Verplichtingen

30 323

25 102

27 247

27 069

26 634

26 616

               

Uitgaven:

30 323

25 102

27 247

27 069

26 634

26 616

 

Waarvan juridisch verplicht

 

78%

       
               

1.1

Bestuurlijke en financiële verhoudingen

10 003

7 999

10 156

10 049

9 731

9 713

               
 

Subsidies

4 227

3 349

3 224

3 025

3 025

3 017

 

Diverse subsidies

1 581

854

729

530

530

528

 

Oorlogsgravenstichting (OGS)

2 646

2 495

2 495

2 495

2 495

2 489

 

Opdrachten

5 776

4 650

6 932

7 024

6 706

6 696

 

Communicatie, kennisdeling en onderzoek

5 776

4 650

6 932

7 024

6 706

6 696

               

1.2

Participatie

20 320

17 103

17 091

17 020

16 903

16 903

               
 

Subsidies

15 394

16 033

16 021

16 034

16 034

16 034

 

Politieke partijen

15 394

16 033

16 021

16 034

16 034

16 034

 

Opdrachten

4 926

1 070

1 070

986

869

869

 

Kiesraad

304

420

420

336

219

219

 

Verkiezingen

4 622

650

650

650

650

650

               

Ontvangsten

21 965

49 465

24 865

21 965

21 965

21 965

D2 Budgetflexibiliteit

De budgetflexibiliteit van de uitgaven is beperkt. Over de uitgaven bestaan bestuurlijke afspraken of de uitgaven zijn verplicht op grond van wetgeving, bijvoorbeeld de subsidies aan de politieke partijen en de Oorlogsgravenstichting.

E Toelichting op de instrumenten
1.1 Bestuurlijke en financiële verhoudingen

Subsidies

Diverse subsidies

Onder deze categorie vallen een aantal belangrijke bijdragen van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties aan verschillende Europese kenniscentra. Zo draagt BZK bij aan het European Urban Knowledge Network (EUKN) dat zorgt voor ontwikkeling en verspreiding van kennis over stedelijke vraagstukken tussen zestien deelnemende lidstaten. Hetzelfde geldt voor het Programma URBACT II dat zich richt op de ontwikkeling van netwerken van Europese steden en zich in het bijzonder concentreert op duurzame stedelijke ontwikkeling. Het Kenniscentrum Europa Decentraal is een gezamenlijk initiatief van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, het IPO, de VNG en de UvW. Het initiatief richt zich op de toepassing en verspreiding van kennis en expertise over Europees recht bij de decentrale overheden. Met ingang van maart 2012 voert het Kenniscentrum Europa decentraal een aantal taken uit van het Coördinatiepunt Staatssteun Decentrale overheden. Het gaat om het voorbereiden van de jaarlijkse staatssteunrapportage en de coördinatie en begeleiding van kennisgevingen (staatssteun die van melding is vrijgesteld). De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is en blijft voor deze taken verantwoordelijk.

Teneinde het lokaal bestuur te versterken en het samenspel tussen alle actoren te stimuleren draagt het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties bij aan het Actieprogramma Lokaal Bestuur. Het betreft een platform voor kennis- en ervaringsuitwisseling tussen gemeenten. Het is een gezamenlijk project van de VNG en het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. In het werkprogramma staan de thema’s professionalisering, bestuurscultuur en vertrouwen tussen burgers en lokaal bestuur centraal. Doelgroepen zijn raadsleden, wethouders, griffiers, burgemeesters, gemeentesecretarissen en ambtenaren. Het Actieprogramma richt zich ook op Caribisch Nederland.

Oorlogsgravenstichting (OGS)

Namens de Nederlandse overheid onderhoudt de Oorlogsgravenstichting wereldwijd ongeveer 50 000 graven van Nederlandse oorlogsslachtoffers. Deze graven liggen in meer dan 50 landen, verspreid over vijf continenten. Het zwaartepunt ligt daarbij in Indonesië. Tevens verzorgt de Stichting ruim 10 000 graven van militairen van de geallieerde strijdkrachten in Nederland.

Opdrachten

Communicatie, kennisdeling en onderzoek

Een belangrijk deel van de middelen op het terrein van de bestuurlijke en financiële verhoudingen zet het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in voor initiatieven op het terrein van kennisdeling en kennisvermeerdering. Met deze middelen worden verschillende publicaties, congressen en onderzoeken op het terrein van het functioneren van het openbaar bestuur gefinancierd. Ook financiert het ministerie onderzoeken door derden, zoals het Centrum voor Onderzoek van de Economie van de Lagere Overheden (COELO).

1.2 Participatie

Politieke participatie door burgers komt met name tot stand bij verkiezingen voor vertegenwoordigende lichamen. De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zorgt voor een toegankelijk verkiezingsproces, faciliteert de Kiesraad en subsidieert politieke partijen.

Subsidies

Politieke partijen

Politieke partijen krijgen subsidie op grond van de Wet subsidiëring politieke partijen. Voor subsidie komen alleen partijen in aanmerking die hebben deelgenomen aan de voorgaande Kamerverkiezingen en daarbij in één van beide Kamers minimaal 1 zetel behaalden.

Tabel 1.2 Subsidies op grond van de Wet subsidiering politieke partijen

Partij

(x € 1)

Waarde 2009

Waarde 2010

Waarde 20111

Waarde 20121 (indicatief)

CDA

3 689 447

3 455 182

2 298 892

 2 324 237

PvdA

3 123 645

3 084 084

2 897 348

 2 952 659

SP

2 394 179

2 334 912

1 777 099

 1 822 135

VVD

2 204 470

2 323 101

2 859 367

 2 919 558

GL

967 414

1 003 867

1 185 831

 1 204 404

CU

986 719

971 370

894 054

 905 537

D66

684 230

872 433

1 331 481

 1 337 659

SGP

816 707

800 842

759 937

 766 189

PvdD

540 977

558 401

557 826

 576 534

OSF

375 589

374 426

396 043

403 002

50+

 

 

230 763

403 745

X Noot
1

Definitieve vaststelling van de bedragen moet nog plaatsvinden.

Opdrachten

Kiesraad

De Kiesraad fungeert als centraal stembureau voor de verkiezingen van de Tweede Kamer, de Eerste Kamer en het Europese Parlement en stelt de officiële verkiezingsuitslagen voor deze verkiezingen vast. De Kiesraad is het adviesorgaan voor regering en parlement op het terrein van het kiesrecht en de organisatie en uitvoering van verkiezingen. Nieuwe politieke partijen kunnen zich laten registreren voordat ze als partij (onder die aanduiding) kunnen deelnemen aan verkiezingen. Verder verschaft de Kiesraad desgevraagd informatie aan gemeenten, provincies, politieke partijen, burgers en media. Tijdens verkiezingen wordt hiertoe in samenwerking met het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties het Informatiepunt Verkiezingen ingericht om specifieke informatievragen te beantwoorden.

Verkiezingen

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is verantwoordelijk voor de inrichting van het verkiezingsproces en voor de daarbij behorende wet- en regelgeving. Dit heeft betrekking op de verkiezingen die in Nederland worden gehouden (dit is inclusief de verkiezingen in Caribisch Nederland). De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zal de komende periode met name op twee sporen werken aan veranderingen in de inrichting van het verkiezingsproces. Dat betreft allereerst de ontwikkeling van een nieuw stembiljet dat sneller en betrouwbaarder kan worden geteld, mogelijk met inzet van elektronische hulpmiddelen. Het nieuwe stembiljet moet bovendien beter geschikt zijn voor gebruik door laaggeletterde of anderstalige kiezers en voor zelfstandig gebruik door blinden en slechtzienden. Ook moet het nieuwe model geschikt zijn om eerder of via de mail aan kiezers buiten Nederland toegezonden te worden. Ten tweede betreft het de vereenvoudiging van de procedures voor deelname van kiezers die vanuit het buitenland mogen stemmen, voor de verkiezingen van de leden van de Tweede Kamer en het Europees Parlement. De inspanningen daarbij richten zich met name op de verplichte registratie voor elke verkiezing af te schaffen.

Ook zal het voor kiezers in Aruba, Curaçao en Sint Maarten mogelijk worden zich ter plekke te registeren voor deelname aan verkiezingen (nu moeten zij zich bij de Gemeente Den Haag registeren). Alle maatregelen zijn bedoeld om enerzijds het bepalen van de uitslag van de verkiezing zo betrouwbaar mogelijk te laten verlopen en anderzijds om de participatie van kiezers aan de verkiezingen te vergroten.

Artikel 2. Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst

A Algemene doelstelling

Tijdige onderkenning van niet direct waarneembare dreigingen en risico’s voor de (inter)nationale veiligheidsbelangen van de Nederlandse staat en samenleving, en daarop gebaseerde informatieverstrekking aan de partners van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD), die daardoor worden aangezet om passende maatregelen te nemen.

B Rol en verantwoordelijkheid

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is verantwoordelijk voor de taakuitvoering van de AIVD. De minister legt zo veel als mogelijk in het openbaar verantwoording af aan de Tweede Kamer. Waar dat niet kan, vanwege geheimhoudingsnoodzaak, gebeurt dit via de Commissie voor de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (CIVD) van de Tweede Kamer.

De AIVD staat voor de nationale veiligheid door tijdig dreigingen, politieke ontwikkelingen en risico’s te onderkennen die niet direct zichtbaar zijn. Hiervoor verricht de AIVD onderzoek in binnen- en buitenland met behulp van algemene inlichtingenmiddelen (open bronnen) en bijzondere inlichtingenmiddelen. Op basis van de onderzoeksresultaten zet de AIVD bestuurders, beleidsmakers en andere belanghebbenden op lokaal, nationaal en internationaal niveau aan tot handelen. Hiertoe informeert en adviseert de AIVD zijn afnemers met ambtsberichten en analyses (waaronder openbare publicaties) en door gericht relatiemanagement.

Tabel 2.1 Kengetallen
 

Waarde 2010

Waarde 2011

Aantal openbare publicaties

7

7

Aantal ambtsberichten (aan ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie1

98

59

Aantal ambtsberichten (overige afnemers)

64

41

Aantal dreigingsinformatie-producten ten behoeve van stelsel bewaken en beveiligen (art 6.2.e Wiv 2002)

140

129

Aantal dreigingsinformatie-producten ten behoeve van beveiligingsbevorderende taak (art 6.2.c Wiv 2002)

17

6

Aantal inlichtingenproducten over ontwikkelingen in de landen van het aanwijzingsbesluit buitenland

400

530

Aantal aangewezen vertrouwensfuncties

76 129

75 556

Aantal door AIVD in behandeling genomen veiligheidsonderzoeken

8 999

9 017

Aantal geweigerde Verklaringen van Geen Bezwaar (VGB)

449

6212

Bron: AIVD

X Noot
1

Dit zijn berichten aan het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, in het kader van exportcontrole op strategische goederen (o.a. dual use).

X Noot
2

Hiervan hebben 583 weigeringen betrekking op B-vertrouwensfuncties in de burgerluchtvaart.

C Beleidswijzigingen

Risico’s en bedreigingen voor de (inter)nationale veiligheidsbelangen van Nederland hebben steeds meer een internationaal karakter gekregen, voortkomend uit een in toenemende mate dynamische en onzekere internationale omgeving. Nieuwe terroristische dreigingen kunnen zich op onvoorspelbare wijze, in korte tijd en van buitenaf (exogeen) ontwikkelen. Daarnaast worden de risico’s en bedreigingen voor de Nederlandse veiligheidsbelangen sterk beïnvloed door de snelle ontwikkelingen op het gebied van informatie- en communicatietechnologie. De nieuwste toepassingen vinden snel hun weg in de maatschappij, en dus ook naar de onderzoeksgebieden van de dienst.

Wil de AIVD goed toegerust blijven om tijdig nieuwe dreigingen en risico’s voor de nationale veiligheid te onderkennen en aan de verwachtingen van zijn afnemers te voldoen, dan moet de dienst keuzes maken ten aanzien van de inzet van zijn mensen en middelen en strategische allianties aangaan. Daarom heeft de AIVD voor de middellange termijn een strategische agenda opgesteld langs de volgende vier speerpunten:

Verregaande samenwerking met de nationale politie aangaande de personele en technische inrichting van de tien Regionale Inlichtingendiensten en de Landelijke Inlichtingendienst om ongekende dreigingen en risico’s in de regio te onderkennen.

Verregaande samenwerking met de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst op het gebied van de inlictingentaak buitenland en op die terreinen waar specifieke expertise en grote investeringen nodig zijn, zoals Sigint (niet kabelgebonden en kabelgebonden data) en cybersecurity. Een goede informatievoorziening aan Buitenlandese Zaken en Algemene Zaken met betrekking tot de prioritaire landen en regio’s genoemd in het Aanwijzigingsbesluit is van essentieel belang van het buitenlandbeleid van Nederland.

Intensivering van de samenwerking binnen het netwerk van buitenlandse inlichtingen- en veiligheidsdiensten op het gebied van technologieontwikkeling en onderzoeksprojecten die een sterk internationaal karakter hebben.

Uitbreiding van de specifieke personele expertise en technieken die nodig zijn om de steeds toenemende datastromen te kunnen verwerken en analyseren. Mede hiertoe wordt in 2013 een voorstel tot wijziging van de Wet op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten ingediend bij de Tweede Kamer.

Over de inhoudelijke prioriteiten en accenten voor 2013 ontvangt de Tweede Kamer zoals gebruikelijk in januari een brief over de hoofdlijnen van het AIVD-jaarplan 2013. Hieronder wordt alvast één belangrijke prioriteit voor 2013 toegelicht, namelijk de implementatie van de herijking van de B-taak (uitvoeren van veiligheidsonderzoeken).

Herijking van de B-taak is nodig om ook op de lange termijn op effectieve en efficiënte wijze veiligheidsonderzoeken te kunnen uitvoeren. Hoofdlijnen van de herijking zijn het scherper aanwijzen van vertrouwensfuncties (op basis van het wettelijk uitgangspunt dat een veiligheidsonderzoek, onder meer vanwege de inbreuk op de privacy, sluitstuk van beveiliging dient te zijn en daarmee ultimum remedium is), een hernieuwde focus op de nationale veiligheid, het optimaliseren van het onderzoeksproces (onder andere door verbeterde samenwerking tussen de betrokken partijen) en het tariferen van de veiligheidsonderzoeken.

Het tariferen van uitgevoerde veiligheidsonderzoeken is de uitwerking van een toezegging van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties aan de Tweede Kamer om de bekostigingsmogelijkheden door de aanvragers te onderzoeken (Kamerstukken II, 2008–2009, 30 805, nr. 12 en Kamerstukken II, 2010–2011, 30 977, nr. 39). De uitwerking krijgt in 2013 zijn beslag voor de uitgevoerde veiligheidsonderzoeken van de publieke sector, gevolgd door de private sector vanaf 2014 (voor het laatste is een wijziging van de Wet Veiligheidsonderzoeken in 2013 noodzakelijk).

D1 Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel 2.1 Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst

(x € 1 000)

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Verplichtingen

204 781

199 621

196 892

194 553

194 328

194 082

               

Uitgaven:

204 781

199 621

196 892

194 553

194 328

194 082

 

Waarvan juridisch verplicht

 

100%

       
               

2.1

Apparaat

195 036

190 237

187 666

185 454

185 228

184 982

               

2.2

Geheim

9 745

9 384

9 226

9 099

9 100

9 100

               

Ontvangsten

1 684

8 214

12 714

12 714

12 714

12 714

D2 Budgetflexibiliteit

Omdat het merendeel van de budgetten als apparaat wordt aangemerkt, is het gehele budget als juridisch verplicht verondersteld.

E Toelichting op de instrumenten

Vanwege het bijzondere karakter van dit begrotingsartikel en de gedeeltelijk geheime uitgaven zijn de uitgaven niet nader uitgesplitst en zijn de apparaatsuitgaven niet opgenomen in het centraal apparaatsartikel (niet-beleidsartikel 11).

Ontvangsten

De stijging van de ontvangsten wordt veroorzaakt doordat de AIVD vanaf 2013 voor het uitvoeren van veiligheidsonderzoeken tarieven in rekening zal brengen bij de aanvragers.

Artikel 3. Woningmarkt

A Algemene doelstelling

Uitgangspunt voor het kabinet is het belang van een vrij toegankelijke woningmarkt met steun voor degenen die dat nodig hebben. De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties draagt er zorg voor dat er voldoende goede en betaalbare huisvesting voor iedereen beschikbaar is, met name voor die groepen die vanwege hun inkomen of andere persoonlijke omstandigheden moeite hebben zich op eigen kracht in passende huisvesting te voorzien. Woningcorporaties spelen daarbij een belangrijke rol, waarbij het huisvesten van huishoudens met een inkomen tot € 34 085 (inkomensgrens 2012) in sociale huurwoningen tot hun kerntaak behoort.

B Rol en verantwoordelijkheid

De rol en verantwoordelijkheid van de minister op dit beleidsterrein omvat een aantal zaken:

De minister is systeemverantwoordelijk voor het via regelgeving bevorderen van een evenwichtige verdeling van de woningvoorraad, op grond van de Huisvestingswet en de Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek (Rotterdamwet).

De minister is verantwoordelijk voor de zorg voor een heldere verdeling van rollen en verantwoordelijkheden van de verschillende partijen op het terrein van wonen.

De minister is verantwoordelijk voor het scheppen van voorwaarden voor de beschikbaarheid van voldoende betaalbare woningen, onder meer door huurprijsregulering en voorgestelde herzieningswetgeving voor woningcorporaties.

De minister is verantwoordelijk voor de zorg voor betaalbaarheid van wonen, in het bijzonder voor de lagere inkomensgroepen en middeninkomens, onder andere op grond van de Wet op de Huurtoeslag.

De minister is verantwoordelijk voor het beleidsmatig vormgeven van het instrument huurtoeslag en het budgettair beheer hiervan op grond van de Wet op de Huurtoeslag. De uitvoering van de huurtoeslag is, op grond van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (AWIR), onder verantwoordelijkheid van de Minister van Financiën, belegd bij de Belastingdienst/Toeslagen. Deze dienst is ook verantwoordelijk voor de bestrijding van misbruik en oneigenlijk gebruik van de toeslag.

De minister is verantwoordelijk voor het beleid met betrekking tot de huisvesting van bijzondere aandachtsgroepen.

De minister is verantwoordelijk voor het ontwikkelen van kaders om onrechtmatige bewoning tegen te gaan.

De minister is verantwoordelijk voor het beleidsmatig vormgeven van het toezicht op woningcorporaties en de kwaliteit hiervan, het uitoefenen van dit toezicht op grond van de Herzieningswet en de daarop gebaseerde algemene maatregel van bestuur en de verantwoording hierover.

De minister is verantwoordelijk voor het waarborgen van een laagdrempelige beslechting van huurgeschillen. In het Burgerlijk Wetboek (art. 7 249 t/m 7 261) is vastgelegd dat huurders en verhuurders een beroep kunnen doen op de Huurcommissie. De organisatie en werkwijze van de Huurcommissie, alsmede de administratieve ondersteuning door de Dienst van de Huurcommissie (DHC), is vastgelegd in de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte (Uhw).

Grafiek 3.1 Kengetallen Gemiddelde huurstijging, exclusief huurharmonisatie, nominaal en reëel (1997–2011)

Grafiek 3.1 Kengetallen Gemiddelde huurstijging, exclusief huurharmonisatie, nominaal en reëel (1997–2011)

Uit de grafiek blijkt dat het inflatievolgend huurbeleid er toe leidt dat de reële huurstijging sinds 2007 op nul uit komt.

bron: rapportage «feiten en achtergronden huurbeleid 2012»

C Beleidswijzigingen

In het kader van het Begrotingsakkoord 2013, opgenomen als bijlage 2 in de Voorjaarsnota 2012 (Kamerstukken II, 2011–2012, 33 280, nr. 1) is besloten tot een aantal maatregelen om de woningmarkt vlot te trekken. De verlaging van het tarief van de overdrachtsbelasting van 6% naar 2% is vanaf 1 juli 2012 structureel. Deze maatregel verlaagt de kosten van verhuizen en stimuleert daardoor de doorstroming. Tevens vermindert dit de financiële risico’s voor huizenkopers, zij hoeven namelijk minder kosten mee te financieren.

Daarnaast blijft de hypotheekrente aftrekbaar maar moeten nieuwe hypotheken vanaf 2013 in 30 jaar volledig en ten minste annuïtair worden afgelost. Verder mag de maximale omvang van de hypotheek niet langer hoger zijn dan de marktwaarde van de woning (LTV = 100%). Vanaf 2013 wordt het huidige percentage stapsgewijs afgebouwd.

Met betrekking tot de gereguleerde huurwoningenmarkt wordt het mogelijk bij huishoudens met een inkomen tussen de € 33 000 en € 43 000 de huur jaarlijks te verhogen met de inflatie plus 1%. Voor huishoudens met een inkomen boven € 43 000 wordt dit de inflatie plus 5%.

Door het nemen van bovenstaande maatregelen geeft Nederland tevens invulling aan de aanbeveling die de Europese Commissie op 30 mei 2012 heeft gedaan in haar landenspecifieke aanbevelingen gericht aan Nederland over de noodzaak tot hervorming van de woningmarkt. Deze aanbevelingen doet de Europese Commissie in het kader van de Nederlandse deelname in de buitensporige tekorten procedure. De permanente verlaging van de overdrachtsbelasting tot 2%, het instellen van een annuïtair aflossingsschema voor nieuw afgesloten hypotheken en het verhogen van de huren van hogere inkomens resulteren in een evenwichtiger woningmarkt met minder financiële risico’s. De aanbeveling over de noodzaak tot hervorming van de woningmarkt wordt dan ook beschouwd als een ondersteuning van het Begrotingsakkoord 2013.

Daarnaast heeft het kabinet in 2011 voorstellen aangeboden aan de Tweede Kamer voor een herziening van de Woningwet. De per 1 januari 2013 geplande invoering van wet- en regelgeving is gericht op het versterken van het interne en externe toezicht, op het versterken van de relatie op lokaal niveau tussen gemeenten en corporaties en op meer waarborgen dat corporaties als maatschappelijke ondernemingen goed functioneren.

Met de herziening van de Woningwet en de uitwerking in een algemene maatregel van bestuur wordt invulling gegeven aan het besluit van de Europese Commissie van 15 december 2009 over staatssteun aan woningcorporaties en zijn de condities waaronder staatssteun is toegestaan in regelgeving verankerd.

Mogelijk wordt de regelgeving nog aangevuld naar aanleiding van de bevindingen van de commissie kaderstelling en toezicht woningcorporaties die in 2012 is ingesteld.

Per 1 januari 2013 wordt de invoering beoogd van de in december 2011 door de Tweede Kamer aangenomen Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector. Deze wet zal ook op de corporaties van toepassing zijn. Op basis van deze wet zal per die datum voor de corporatiesector ook een regeling gaan gelden die een passende beloning voor directeur-bestuurders en commissarissen moet garanderen.

Het wetvoorstel voor een nieuwe Huisvestingswet zal naar verwachting in 2013 in het parlement behandeld kunnen worden. De werking van de wet dient ter voorkoming van onrechtvaardige en onevenwichtige effecten van schaarste voor doelgroepen aan de onderkant van de woningmarkt.

In de eerste helft van 2013 zal een wetsvoorstel worden ingediend met nieuwe maatregelen gericht op het tegengaan van huisjesmelkerij.

Eind 2012 is een andere werkwijze voor de huisvesting van verblijfsgerechtigden ingevoerd die de betreffende huisvestingsachterstanden van gemeenten dient op te heffen en de last voor COA-centra, qua verblijfstijd en kosten, dient te verlichten. In 2013 zal deze werkwijze worden geëvalueerd.

D1 Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel 3.2 Woningmarkt

(x € 1 000)

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Verplichtingen

2 856 269

2 902 887

3 011 460

3 046 894

3 084 847

3 182 831

               

Uitgaven:

2 798 939

2 832 443

2 941 321

3 004 902

3 084 847

3 182 831

 

Waarvan juridisch verplicht

 

100%

       
               

3.1

Betaalbaarheid

2 788 242

2 827 269

2 934 143

2 999 503

3 079 748

3 177 732

 

Subsidies

42 647

36 193

29 958

20 344

17 452

17 283

 

Beleidsprogramma betaalbaarheid

821

29

29

29

29

29

 

Bevordering eigen woningbezit

39 812

34 096

27 323

18 026

15 134

14 965

 

Eigen woningenregelingen

723

802

1 365

1 068

1 068

1 068

 

Woonconsumentenorganisaties

1 291

1 266

1 241

1 221

1 221

1 221

 

Opdrachten

753

1 177

1 076

96

96

96

 

Beleidsprogramma betaalbaarheid

753

1 177

1 076

96

96

96

 

Inkomensoverdracht

2 724 178

2 773 743

2 889 344

2 966 644

3 050 353

3 148 500

 

Huurtoeslag

2 724 178

2 773 743

2 889 344

2 966 644

3 050 353

3 148 500

 

Bijdragen aan baten-lastendiensten

1 367

1 822

1 822

1 822

1 722

1 891

 

Beleidsprogramma betaalbaarheid (Agentschap NL)

1 367

1 822

1 822

1 822

1 722

1 891

 

Bijdragen aan ZBO's / RWT's

19 297

13 615

10 960

9 790

9 212

9 049

 

Huurcommissie

18 982

13 300

10 645

9 475

8 897

8 734

 

Overige uitvoeringsinstanties

315

315

315

315

315

315

 

Bijdragen aan andere begrotingshoofdstukken

0

719

983

807

913

913

 

Overige uitvoeringsinstanties

0

719

983

807

913

913

               

3.2

Onderzoek en kennisoverdracht

10 697

5 174

7 178

5 399

5 099

5 099

 

Subsidies

3 788

2 069

1 811

1 733

1 733

1 733

 

Samenwerkende kennisinstellingen e.a.

3 788

2 069

1 811

1 733

1 733

1 733

 

Opdrachten

6 909

3 105

5 367

3 666

3 366

3 366

 

Onderzoek en kennisoverdracht

6 909

3 105

5 367

3 666

3 366

3 366

               

Ontvangsten

564 900

578 445

585 130

580 516

576 700

595 000

D2 Budgetflexibiliteit

Het uitgavenbudget 2013 op dit artikel is nagenoeg volledig juridisch verplicht. Jaarlijks wordt een verplichting aangegaan voor het gehele huurtoeslagbudget voor het begrotingsjaar. De subsidies betreffen de kasuitgaven als gevolg van in het verleden of in 2012 aangegane verplichtingen. De verschillende bijdragen zijn bestuurlijk verplicht en in het begrotingsjaar juridisch gebonden. Voor een beperkt deel van de uitgaven voor onderzoek en kennisoverdracht zijn nog geen verplichtingen aangegaan. Deze middelen worden gedurende het jaar aangewend en zijn deels alternatief aanwendbaar, voor zover niet benodigd voor de uitfinanciering van tot en met 2012 aangegane verplichtingen.

E Toelichting op de instrumenten
3.1 Betaalbaarheid

Subsidies

Bevorderen Eigen Woningbezit (BEW)

Zoals gemeld aan de Tweede Kamer (Kamerstukken II, 32 123 XVIII, nr. 74), is voor nieuwe toekenningen op grond van de Wet BEW geen budget meer beschikbaar. De meerjarig beschikbare middelen dienen uitsluitend tot betaling van in het verleden aangegane verplichtingen.

Eigen woningenregelingen

De in het verleden aangegane verplichtingen op grond van de Eigen woningenregelingen leiden meerjarig tot betaling.

Om eigen woningbezit te bevorderen staat het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties garant voor het Waarborgfonds Eigen Woningen (WEW) die de uitvoering verzorgt van de Nationale Hypotheek Garantie (NHG). Daarnaast worden door corporaties koopvarianten en verkopen onder voorwaarden ontwikkeld om een eigen woning toegankelijker en beter betaalbaar te maken.

Woonconsumentenorganisaties

De Woonbond en de Stichting VACpunt Wonen ontvangen financiële bijdragen voor de uitvoering van een met het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties overeen gekomen programma van activiteiten op het gebied van kennisoverdracht, voorlichting en scholing. Doel is de positie van de woonconsument te versterken om recht te doen aan hun positie op de woningmarkt.

Opdrachten

Beleidsprogramma betaalbaarheid

Het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties voert in het kader van het programma Betaalbaarheid verschillende activiteiten uit, voor de huurtoeslag, maar ook voor het monitoren en stimuleren van geschikte huisvesting voor ouderen. Een ander belangrijk onderdeel van het programma is het in beeld brengen en helpen voorkomen van risico's van eigenwoningbezit en toezicht op woningbouwcorporaties.

Voor deze werkzaamheden verstrekt het ministerie, samen met huurders, verhuurorganisaties en andere partijen voor woningmarktontwikkeling, opdrachten aan diverse partijen. Hiernaast worden er ook subsidies voor experimenten en kennisoverdracht op deze terreinen verleend, zoals aan Aedes, VNG, ANBO en Zuid-Afrikaanse organisaties, in het kader van de Memorandum of Understanding op het gebied van wonen.

Inkomensoverdracht

Huurtoeslag

In het begrotingsakkoord 2013, dat bij Voorjaarsnota aan uw Kamer is gestuurd, is al aangegeven dat de huurtoeslag een tegenvaller laat zien. Deze tegenvaller bedraagt inmiddels meer dan in het Begrotingsakkoord genoemd en loopt op van € 166 miljoen in 2013 tot € 266 miljoen in 2017. Zoals in het begrotingsakkoord aangekondigd worden er maatregelen getroffen binnen de Huurtoeslag voor een bedrag van € 60 miljoen vanaf 2013 en wordt voor het overige deel van de huurtoeslagproblematiek niet omgebogen binnen de regeling. Voor de invulling van de genoemde € 60 miljoen is inmiddels een AMVB aan de Tweede Kamer gezonden ter verhoging van de opslag op de eigen bijdrage met € 4,87 per maand.

De grafieken 3.3 en 3.4 geven de ontwikkeling van de netto-huurquote weer voor huurtoeslagontvangers (het percentage van het belastbaar inkomen dat wordt besteed aan huur). Hierbij zijn acht huishoudens onderscheiden. Voor elke in de huurtoeslag aangemerkte huishoudcategorie zijn de cijfers berekend voor een huishouden met een minimuminkomen en een huishouden met een inkomen in het inkomensafhankelijke traject. Bij de berekening van de netto huurquote voor de gepresenteerde huishoudens is gerekend met de gemiddelde huur voor de betreffende groep. De huurquotes zijn berekend door het aandeel van de netto huurlasten (huur gesaldeerd met huurtoeslag) in het belastbaar inkomen te berekenen.

De huurquotes laten voor alle huishoudens een stijging zien. Deze stijging wordt vooral veroorzaakt door de verhoging van de opslag op de eigen bijdrage met in totaal € 8,80 per maand. Dit wordt niet volledig gecompenseerd door de daling van de eigen bijdrage vanwege een negatieve indexering met – 1,1%. De huurquote van huishoudens jonger dan 65 jaar met een minimuminkomen laten een relatief grote stijging zien. Deze stijging wordt echter ook veroorzaakt door een daling van het belastbaar bijstandsinkomen, waardoor het aandeel van de huur hierin toeneemt. Deze daling van het belastbaar inkomen wordt evenwel veroorzaakt door een technische wijziging met een veel beperkter effect op het netto bijstandsinkomen (namelijk het niet meer in het belastbaar inkomen bijtellen van de inkomensafhankelijke zorgverzekeringsbijdrage). Zonder dit effect zou de stijging van de huurquote in lijn liggen met de stijging voor de overige getoonde groepen.

Grafiek 3.3: Huurquota jonger dan 65 jaar

Grafiek 3.3: Huurquota jonger dan 65 jaar

Tabel 3.5: Huurquota jonger dan 65 jaar

Tabel 3.5: Huurquota jonger dan 65 jaar

Grafiek 3.4: Huurquota 65 jaar en ouder

Grafiek 3.4: Huurquota 65 jaar en ouder

Tabel 3.6: Huurquota 65 jaar en ouder

Tabel 3.6: Huurquota 65 jaar en ouder

Bijdragen aan baten-lastendiensten

Beleidsprogramma betaalbaarheid (Agentschap NL)

De bijdrage dient ter bekosting van Agentschap NL. voor de uitvoering van het beleidsprogramma betaalbaarheid.

Bijdrage aan ZBO’s en RWT’s

Huurcommissie

Het werkterrein van de Huurcommissie wordt gevormd door het gereguleerde deel van de markt voor huurwoonruimte. Als huurders en verhuurders in conflict raken, doet de Huurcommissie op verzoek uitspraken in geschillen over de hoogte van huurprijzen en servicekosten. Met ingang van 2012 beslecht de Huurcommissie ook geschillen in het kader van de Wet op het overleg huurders verhuurder (WOHV).

De Huurcommissie werkt als opdrachtnemer van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Voor 2013 worden de onderstaande aantallen verondersteld en maximale behandeltermijnen nagestreefd.

Tabel 3.7 Kengetallen

Procedure

Aantallen 2013

Behandeltermijn 2013

Beslechting huurprijsgeschillen

7 590

90% afgerond binnen 4 maanden

Beslechting servicekostengeschillen

3 000

90% afgerond binnen 4 maanden

Beslechting van WOHV-geschillen

10

90% afgerond binnen 8 weken

Verklaringen over de redelijkheid van de huurprijs in het kader van behandeling van huurtoeslagaanvragen door Belastingdienst

400

 

Totaal

11 000

 

Bron: huurcommissie

Digitalisering van de interne werkprocessen zal bijdragen tot een verkorting van de behandeltermijnen, waardoor stapsgewijs aan de wettelijke termijnen voldaan zal worden. Voor nadere informatie over de Huurcommissie wordt verwezen naar de baten-lastenparagraaf.

Overige uitvoeringsinstanties

De bijdragen dienen ter bekostiging van een aantal uitvoeringsorganisaties waaronder de Commissie Gelijke Behandeling en het Centraal Fonds Volkshuisvesting,

Bijdrage aan andere begrotingshoofdstukken

Overige uitvoeringsinstanties

De bijdragen dienen ter bekostiging van een aantal uitvoeringsorganisaties waaronder de belastingdienst voor verstrekking van inkomensgegevens, noodzakelijk voor de uitvoering van de maatregel om een huurstijging van inflatie plus 5% toe te staan voor huurders met een huishoudinkomen hoger dan € 43 000.

3.2 Onderzoek en kennisoverdracht

Subsidies

Samenwerkende kennisinstellingen

Nationaal kennisinstituut voor stedelijke en regionale ontwikkeling

Per 1 januari 2012 zijn Stuurgroep Experimenten Volkshuisvesting (SEV), Netherlands Institute for City Innovation Studies (NICIS), Kennis-, Expertise- en Innovatiecentrum Stedelijke Vernieuwing (KEI) en Nederlands instituut voor Ruimtelijke Ordening en Volkshuisvesting (Nirov) gefuseerd tot een nationaal kennisinstituut voor stedelijke en regionale ontwikkeling, Platform 31. In afstemming met de eigen activiteiten van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties wordt een gedeelte van het beschikbare budget ingezet voor activiteiten van het kennisinstituut. Onderzoek is noodzakelijk voor het onderbouwen van beleid, het verrichten van strategische verkenningen en het bieden van instrumenten aan andere partijen om hun rol en verantwoordelijkheden waar te maken.

Opdrachten

Onderzoek en kennisoverdracht

De activiteiten voor basisonderzoek en kennisoverdracht hebben vooral betrekking op het gebied van de woningmarkt. Het budget wordt besteed aan onder meer verkenningen, monitoring van beleid en ramingmodellen.

Artikel 4. Woonomgeving en bouw

A Algemene doelstelling

Het stimuleren van burgers, decentrale overheden, instellingen en bedrijven tot het realiseren van een goede kwaliteit van woningen, gebouwen en andere bouwwerken om daarmee onder meer energie te besparen en woonlasten te beperken. Het bevorderen van de woningbouwproductie waarbij aanbod en diversiteit zoveel mogelijk aansluit bij de woningbehoefte van Nederland. Het stimuleren van burgers en andere partijen om de leefbaarheid in steden en dorpen te bevorderen.

B Rol en verantwoordelijkheid

Op basis van de Grondwet, artikel 22 lid 2 en de Woningwet (hoofdstuk V) is de minister verantwoordelijk voor woningbouw, hetgeen de zorg omvat voor voldoende omvang, kwaliteit en differentiatie van de woningvoorraad. Het kabinet wil de sector stimuleren door investeringscondities te verbeteren, onnodige belemmeringen weg te nemen en waar mogelijk de mededinging te versterken, waardoor meer ruimte ontstaat voor kleinschalige, natuurlijke groei, het voorzien in eigen woningbehoefte, (collectief) particulier opdrachtgeverschap (CPO) en meegroei-, mantel- en meergeneratiewoningen.

Op basis van de Woningwet (artikel 120), de Wet milieubeheer (hoofdstuk 4) en de Kadasterwet is de minister verantwoordelijk voor het stimuleren van energiebesparing en reductie van CO2-uitstoot binnen de sector gebouwde omgeving. Het belangrijkste instrument om dit te bereiken is het Plan van Aanpak Energiebesparing Gebouwde Omgeving. Hiernaast zijn er convenanten voor de bestaande bouw, de nieuwbouw en de huursector en wet- en regelgeving.

Op basis van de Woningwet is de minister verantwoordelijk voor het opstellen van bouwregelgeving en stelselverantwoordelijk voor het functioneren hiervan. Het Rijk rekent het daarnaast tot zijn verantwoordelijkheid om het verbeteren van de bouwkwaliteit te stimuleren.

Op basis van de Woningwet (artikel 80a) heeft de minister een ondersteunende regierol in het leefbaar maken en houden van steden en dorpen, bijvoorbeeld aandachtswijken en krimpregio’s. Belangrijke maatregelen zijn: het aanpassen van belemmerende wet- en regelgeving, advisering, kennisoverdracht, monitoring van resultaten en het aanspreken van medeverantwoordelijke departementen, met het oog op een integrale (gebiedsgerichte) aanpak. De primaire verantwoordelijkheid ligt bij de gemeenten en vervolgens bij de provincie.

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (Kamerstukken II, 32 660, nr. 17) is opgenomen dat de nieuwbouwprogrammering grotendeels wordt overgelaten aan provincies en gemeenten. In de Noord- en Zuidvleugel van de Randstad worden de bestaande verstedelijkingsafspraken onderdeel van de integrale aanpak voor deze gebieden. In de andere regio’s is er geen directe betrokkenheid meer van het Rijk bij de programmering van nieuwbouwwoningen.

C Beleidswijzigingen

In het Begrotingsakkoord 2013 is ten behoeve van energiebesparingsmaatregelen in de gebouwde omgeving budget beschikbaar gesteld voor de cofinanciering van zowel grootschalige projecten als voor particulieren. Hiermee wordt een bijdrage geleverd aan het behalen van de Europese klimaatdoelstelling. Via een revolverende fondsconstructie komt het geld terug in het fonds waarna het weer beschikbaar is voor investeringen. Het geheel kan worden opgezet in samenwerking met partijen uit de bouw-, de energie- en de financiële sector. Het is mogelijk dat projecten voor energiebesparing in de gebouwde omgeving die met dit revolverend fonds worden ondersteund, ook bijdragen aan bredere duurzaamheidsdoelen. Dat wordt nog nader uitgewerkt.

De middelen staan gereserveerd op een Aanvullende Post bij het ministerie van Financiën en betreffen € 70 mln. voor 2013 en € 58 mln. structureel vanaf 2014. Zodra de uitwerking van het revolverend fonds energiebesparing gereed is, vindt in 2012 de meerjarige verwerking van het fonds plaats middels een Nota van Wijziging. Hiermee wordt het budget meerjarig overgeboekt naar de begroting van BZK.

D1. Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel 4.1 Woonomgeving en bouw

(x € 1 000)

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Verplichtingen

52 050

32 189

28 127

32 420

32 403

32 321

               

Uitgaven:

51 437

32 639

28 127

32 420

32 403

32 321

 

Waarvan juridisch verplicht

 

52%

       
               

4.1

Energie en bouwkwaliteit

34 228

21 304

19 488

16 814

16 798

16 697

               
 

Subsidies

22 881

4 000

1 500

0

0

0

 

Innovatieregelingen gebouwde omgeving

16 600

4 000

1 000

0

0

0

 

Tijdelijke regeling blok voor blok

1 000

0

500

0

0

0

 

Tijdelijke stimuleringsregeling energiebesparing

5 281

0

0

0

0

0

 

Opdrachten

11 347

17 304

17 988

16 814

16 798

16 697

 

Beleidsprogramma Energiebesparing

6 469

14 962

15 852

14 684

14 668

14 567

 

Beleidsprogramma bouwregelgeving

4 878

2 342

2 136

2 130

2 130

2 130

               

4.2

Woningbouwproductie

10 966

5 273

3 065

3 067

3 066

3 085

               
 

Opdrachten

2 803

863

863

863

863

863

 

Beleidsprogramma woningbouwproductie

2 803

863

863

863

863

863

 

Bijdragen aan baten-lastendiensten

8 163

4 410

2 202

2 204

2 203

2 222

 

Beleidsprogramma woningbouwproductie (Agentschap NL)

8 163

4 410

2 202

2 204

2 203

2 222

               

4.3

Kwaliteit woonomgeving

6 243

6 062

5 574

12 539

12 539

12 539

               
 

Subsidies

200

0

0

0

0

0

 

Beleidsprogramma woonomgeving e.a.

200

0

0

0

0

0

 

Opdrachten

6 043

6 062

5 574

12 539

12 539

12 539

 

Beleidsprogramma woonomgeving e.a.

5 723

5 742

5 254

2 219

2 219

2 219

 

Wijkverpleegkundigen

320

320

320

10 320

10 320

10 320

               

Ontvangsten

4 291

91

91

91

91

91

D2 Budgetflexibiliteit

De subsidies op het gebied van energiebesparing zijn benoemd in het plan van aanpak Energiebesparing Gebouwde Omgeving en zijn deels juridisch verplicht. Een vermindering van deze budgetten vergt een herziening van de overeenkomsten gesloten tussen het Rijk en respectievelijk Stuurgroep Experimenten Volkshuisvesting (SEV) en de Coöperatie GEN (Gebieden Energie Neutraal).

Het merendeel van de budgetten (opdrachten) voor de beleidsprogramma’s Energiebesparing Gebouwde Omgeving, Bouwregelgeving en Woningproductie is juridisch verplicht dan wel bestuurlijk gebonden.

E Toelichting op de instrumenten
4.1 Energie en bouwkwaliteit

Subsidies

Innovatieregelingen gebouwde omgeving

De Innovatieregeling Energie Gebouwde Omgeving bestaat uit de uitvoering van praktijkopdrachten energiezuinige en innovatieve bouw, maar ook de overdracht van kennis uit die projecten naar de markt. In 2013 worden met de projecten binnen de kortlopende innovatieregelingen, zoals de Trajectregeling woningbouw, kantorentender en retailtender, binnen het SEV-programma «Energiesprong» verder ervaring opgedaan.

Tijdelijke regeling Blok Voor Blok

Het kabinet zet in op een grootschalige bevordering van energiebesparing in bestaande gebouwen onder de naam Blok Voor Blok. In 2014 wordt de in 2011 gestarte pilot geëvalueerd. De kennis en ervaring die in de pilot is opgedaan, wordt verspreid onder overheden en marktpartijen.

Tijdelijke stimuleringsregeling Energiebesparende

De tijdelijke stimuleringsregeling Energiebesparende Voorzieningen had tot doel het stimuleren van het treffen van energiebesparende voorzieningen aan woningen, teneinde de energieprestatie van die woningen te verbeteren. De regeling is in 2012 beëindigd; in 2013 zullen de laatste betalingen die voortvloeien uit de reserveringen worden gedaan.

Opdrachten

Beleidsprogramma Energiebesparing

De basis voor activiteiten in 2013 is het Plan van Aanpak Energiebesparing Gebouwde Omgeving dat in februari 2011 aan de Kamer is aangeboden. Het Plan van Aanpak richt zich op het realiseren van energiebesparing in de gebouwde omgeving (zowel woningbouw als utiliteitsbouw) via twee sporen: het gedrag van de gebruiker en de energetische kwaliteit van het gebouw. Het Rijk doet daarbij een krachtig beroep op marktpartijen, maatschappelijke organisaties en lokale overheden bij het realiseren van de doelen. Daarbij speelt de inzet van mogelijke nieuwe financieringsconstructies een belangrijke rol. In 2013 zal verdere uitwerking en implementatie plaatsvinden op onderdelen van het Plan van Aanpak zoals de implementatie van de recast Energy Performance of Buildings Directive (herziene EPBD). Ook wordt ingezet op het meer greep krijgen op energiekosten en daarmee op woonlasten, waarbij gedragsverandering een rol speelt.

In het kader van de Innovatieagenda Gebouwde Omgeving (IAGO) zal het innovatieprogramma Energiesprong (uitgevoerd door SEV in opdracht van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties) ook in 2013 op zoek gaan naar energieambitieuze bouwprojecten in de sectoren van kantoren, winkels en woningrenovatie. Zulke koploperprojecten kunnen de weg bereiden naar innovatieve manieren om hoge energiebesparingprestaties te integreren in het bouwproces. Het ministerie biedt enige financiële ondersteuning op basis van geleverde energieprestaties. Doel is het opschalen van oplossingen, zodat de hele bouwpraktijk deze kan en wil toepassen. Energiesprong is bij alle projecten gedurende realisatie het centrale punt voor de markt voor wat betreft kennismobilisatie, communicatie en monitoring.

Beleidsprogramma bouwregelgeving

In 2013 zal de uitvoering van de kerntaak «het wettelijk waarborgen van een maatschappelijk noodzakelijk minimum kwaliteitsniveau van bouwwerken» worden voortgezet op basis van een herzien Bouwbesluit 2012 dat per 1 april 2012 in werking is getreden. Er wordt verder gewerkt aan diverse zaken met betrekking tot de bouwregelgeving zoals aanpassing van de Regeling Bouwbesluit, herziening van het omgevingsrecht en verbetering van de gemeentelijke toezichtinstrumenten.

Naar aanleiding van de aanbevelingen van de commissie Dekker wordt in 2013 een wetsvoorstel in procedure gebracht waarmee private instrumenten voor kwaliteitsborging een rol kunnen krijgen in het publieke stelsel in plaats van de gemeentelijke preventieve bouwplantoets en toezicht tijdens de bouw.

4.2 Woningbouwproductie

Opdrachten

Beleidsprogramma woningbouwproductie

Het Expertteam Eigenbouw is in het voorjaar van 2010 van start gegaan en helpt gemeenten bij het starten van projecten voor particulier opdrachtgeverschap in de woningbouw. Het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is samen met het Agentschap NL verbindende factor, initieert nieuwe ontwikkelingen en neemt een deel van de kosten voor zijn rekening. Het streven is er op gericht ook in 2013 een groot aantal gemeenten van advies te dienen.

Het Expertteam Kantoortransformatie is een initiatief van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de VNG. Het Expertteam ondersteunt gemeenten, eigenaren en overige betrokkenen bij het concreet in gang zetten van transformatie van leegstaande kantoren in woonruimte. De werkzaamheden van het in 2012 opgerichte Expertteam Kantoortransformatie zullen ook in 2013 worden voortgezet.

Bijdragen aan baten-lastendiensten

Beleidsprogramma woningbouwproductie

In de Investerings- en Innovatieagenda voor de woning- en utiliteitsbouw (Kamerstukken II, 32 847, nr. 23) die in mei 2012 door het Bouwteam is gepresenteerd, zijn een aantal acties en routekaarten opgenomen met betrekking tot onder andere een excellente uitvoering, nieuwe markten, verduurzaming, regionale programmering, gebiedsontwikkeling, grondbeleid en financiering. In de kabinetsreactie (Kamerstukken II, 32 847, nr. 25) d.d. 28 juni 2012 is de urgentie van deze acties en routekaarten benadrukt en wordt ingezet op een snelle uitvoering. Bij de uitvoering van deze acties en routekaarten zal aanvullend onderzoek, advies, kennisontwikkeling en het ondersteunen van enkele pilots aan de orde zijn. De activiteiten die daarvoor in gang zijn gezet, zullen ook in 2013 beslag krijgen.

4.3 Kwaliteit woonomgeving

Subsidies

Beleidsprogramma woonomgeving

In algemene zin stimuleert het ministerie van BZK bewonersparticipatie bij het versterken van de leefbaarheid in wijken en regio’s. Het Landelijke Samenwerkingsverband Aandachtswijken (LSA) ontvangt tot en met 2013 een subsidie voor het bevorderen van bewonersparticipatie in wijken. Daarnaast ontvangt het LSA in 2013 subsidie om te experimenteren met het opzetten van wijkondernemingen in verschillende gemeenten. Deze ondernemingen voor en door bewoners richten zich op dienstverlening in de wijk of de regio.

Opdrachten

Beleidsprogramma woonomgeving

Krachtige steden

Om inzicht te hebben in de ontwikkeling van de steden wordt meerjarig een aantal doelstellingen gevolgd (op het terrein van veiligheid, kwaliteit fysieke leefomgeving, sociale kwaliteit samenleving, binden midden/hogere inkomens, en economische kracht). Gewerkt wordt aan een Agenda Stad, met een ondersteunende rol voor het Rijk, waarin maatschappelijke opgaven van steden en stedelijke gebieden worden geïnventariseerd.

Aandachtswijken

De charters met de aandachtswijken en de afspraken met de pluswijken worden uitgevoerd.

In 2012 is nagegaan hoe de conclusies van de Visitatiecommissie Wijkenaanpak zijn opgepakt en hoe het partnerschap rijksoverheid – gemeente voor de komende jaren kan worden ingevuld. De uitvoering van de acties van deze maatwerkafspraken en zal doorlopen in 2013.

Kwaliteitssprong Rotterdam-Zuid

Een gebied dat bijzondere aandacht krijgt bij het wegwerken van achterstanden is Rotterdam Zuid. In een voor twintig jaar afgesloten programma ligt de focus op scholing, werk en woningbouw. Rotterdam en partners zijn verantwoordelijk, het Rijk ondersteunt en faciliteert. In 2013 worden door BZK maatregelen uit het uitvoeringsprogramma uitgewerkt. Daar waar nodig wordt wet- en regelgeving aangepast, bijvoorbeeld op het terrein van huisjesmelkerij, woonoverlast en de instroom van kansarmen.

Programma Bevolkingsdaling.

Het Rijk ondersteunt krimp- en anticipeerregio’s tijdelijk, zodat gemeenten en provincies hun verantwoordelijkheid voor het oplossen van krimpgerelateerde knelpunten kunnen oppakken. Het Rijk hanteert daarbij een maatwerkaanpak en heeft met bijna alle provincies met krimp- en anticipeerregio’s afspraken gemaakt. In 2013 ondersteunt BZK de krimpregio’s bij het uitvoeren van de lokale actieplannen, zet een mix aan ontwikkelde instrumenten in zoals maatschappelijke kosten-batenanalyses, de dialoogtafel, experimenten en leefbaarometer.

Economisch denken

Een doelstelling van het ministerie van BZK is om lokale partijen te ondersteunen meer maatschappelijk rendement te generen met minder publieke middelen. Daarbij wordt de samenwerking verbeterd tussen overheden, burgers, bedrijven, filantropische instellingen en maatschappelijk organisaties.

Achter de voordeur

De Achter de voordeur aanpak (of frontline-aanpak) wordt in 2013 verder uitgewerkt. Onder meer via ondersteuning aan het netwerk van 50 steden, advisering rond de sociale wijkteams en via het inbrengen van kennis en kunde bij lokale inzet.

Wijkverpleegkundigen

Ten behoeve van meer inzet van wijkverpleegkundigen in de aandachtswijken is in 2009 ter uitvoering van de motie Hamer (Kamerstukken II, 2008–2009, 31 700, nr. 15) structureel € 10 mln. per jaar beschikbaar gesteld. In 2013 en 2014 worden de middelen via de decentralisatie-uitkering Zichtbare Schakel beschikbaar gesteld aan gemeenten. Dit geeft gemeenten de regie bij het continueren en versterken van de inzet van wijkverpleegkundigen in hun stad en geeft hen de mogelijkheid voor het leggen van verbinding tussen preventie en zorg.

Artikel 5. Integratie en maatschappelijke samenhang

A Algemene doelstelling

Het bevorderen van maatschappelijke samenhang en sociale stabiliteit door participatie en inburgering, met als doel dat iedereen met een migrantenachtergrond, net als iedere andere burger, zelfredzaam is en – naar vermogen – deelneemt aan de samenleving.

B Rol en verantwoordelijkheid

De Minister voor Immigratie, Integratie en Asiel is verantwoordelijk voor de visie en samenhang van het integratiebeleid van het kabinet en de daarvoor benodigde kennis.

De minister spreekt de vakdepartementen aan op hun verantwoordelijkheid om ervoor te zorgen dat hun generieke beleid voor alle burgers, en dus ook voor migrantengroepen, even effectief werkt.

De minister is verantwoordelijk voor de uitvoering van de Remigratiewet, de Wet inburgering, de Wet inburgering buitenland en de Wet overleg minderhedenbeleid.

De mate waarin de algemene doelstelling van het integratiebeleid wordt gerealiseerd, wordt afgemeten aan de ontwikkeling van drie kengetallen. Op de langere termijn wordt gestreefd naar evenredige participatie van alle bevolkingsgroepen in Nederland op genoemde indicatoren.14

Tabel 5.1 Kengetallen Integratie maatschappelijke samenhang

Percentage netto-arbeidsparticipatie van de bevolking 15–64 jaar

2007

2008

2009

2010

2011

2013

Niet-westerse migranten

53,6

56,9

55,2

52,8

53,5

 

Autochtone Nederlanders

68,7

70,0

69,9

69,4

69,6

 

Verschil

– 15,1

– 13,1

– 14,7

– 16,6

– 16,1

Afname

             

Percentage met startkwalificatie van de niet schoolgaande bevolking 15–64 jaar

           

Niet-westerse migranten 2e generatie

68,1

67,1

67,4

67,2

69,5

 

Autochtone Nederlanders

70,5

71,4

72,2

72,9

72,4

 

Verschil

– 2,4

– 4,3

– 4,8

– 5,7

– 2,9

Afname

             

Aantal verdachten per 1 000 van de bevolking  van 12 jaar en ouder

           

Niet-westerse migranten

44

41

38

361

32b2

 

Autochtone Nederlanders

12

11

10

91

9b2

 

Verschil

32

30

28

271

23

Afname

X Noot
1

Bron: CBS kernindicatoren jaarlijkse aanlevering conform onderzoeksopdracht, 2011

X Noot
2

De cijfers tot en met 2009 zijn definitief. De cijfers over 2010 en 2011 zijn voorlopig. Voor de verdachtencijfers is gebruik gemaakt van de gegevens die in het CBS beschikbaar zijn uit het herkenningssysteem van de politie (HKS). Deze cijfers wordenn jaarlijks beschikbaar bijgewerkt met nieuwe en verbeterde gegevens. Personen die onterecht verdacht bleken worder er bijvoorbeeld uit gehaald en registratieachterstanden weggewerkt. Naar verwachting zal 2010 daardoornog licht wijzigen. het aantal verdachten in 2011 ligt door registratieachterstand vermoedelijk lager dan de werkelijkheid.

C Beleidswijzigingen

Het kabinet wil met regulier beleid de doelstellingen op het terrein van integratie realiseren. Elke burger zal met algemene faciliteiten op het gebied van arbeidsmarkt, onderwijs, veiligheid en zorg een zelfstandig bestaan moeten kunnen opbouwen, eventueel ondersteund door familie of naaste omgeving.

Het kabinet zet in 2013 in op het terugdringen van de hoge jeugdwerkloosheid en zorgwekkende criminaliteitscijfers van niet-westerse migranten in verhouding tot autochtonen. Het kabinet is van plan tot concrete afspraken te komen met gemeenten, bedrijven, maatschappelijke organisaties en burgers om te zorgen dat migrantenjongeren voldoende voorbereid op de arbeidsmarkt komen. Daarnaast gaat het kabinet in 2013 concreet met gemeenten, instellingen en zelforganisaties aan de slag om migrantenouders daar waar nodig beter in staat te stellen hun kinderen de juiste begeleiding te geven.

Beoogd is verder om de wet inburgering per 1 januari 2013 te wijzigen. Vanaf die datum zal het sociaal leenstelsel ook openstaan voor onderdanen van EU-landen en Turkije.

De Wet overleg minderheden wordt ingetrokken. Het kabinet zet er daarom op in dat de wijze waarop groepen en personen in de samenleving worden betrokken bij het integratiebeleid op een nieuwe manier wordt vormgegeven.

De Remigratiewet wordt met ingang van 1 juli 2013 gewijzigd. Deze wijziging is een vereenvoudiging en versobering van de huidige remigratiefaciliteiten. Ook voert het kabinet beleid om discriminatie en uitsluiting te verminderen zodat iedereen volwaardig kan deelnemen aan de samenleving. Ook wordt er invulling gegeven aan het Plan van Aanpak preventie huwelijksdwang.

D1 Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel 5.2 Integratie en maatschappelijke samenhang

(x € 1 000)

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Verplichtingen

256 234

166 387

121 178

113 005

112 323

114 878

               

Uitgaven:

262 054

172 387

121 178

113 005

112 323

114 878

 

Waarvan juridisch verplicht

 

97%

       
               

5.1

Faciliteren inburgering

207 941

119 006

61 619

65 509

65 912

66 966

               
 

Opdrachten

15 942

7 551

10 127

15 465

15 453

16 453

 

Programma inburgering

15 942

7 551

10 127

15 465

15 453

16 453

 

Leningen

5 500

15 107

30 107

30 107

30 107

30 107

 

Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO)

5 500

15 107

30 107

30 107

30 107

30 107

 

Bijdragen aan baten-lastendiensten

8 265

18 558

17 295

15 847

16 262

16 316

 

Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO)

8 265

18 558

17 295

15 847

16 262

16 316

 

Bijdragen aan ZBO's / RWT's

4 090

4 090

4 090

4 090

4 090

4 090

 

Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA)

4 090

4 090

4 090

4 090

4 090

4 090

 

Bijdragen aan medeoverheden

174 144

73 700

0

0

0

0

 

Gemeenten uitvoering Wet Inburgering

174 144

73 700

0

0

0

0

               

5.2

Maatschappelijke en economische zelfredzaamheid

54 113

53 381

59 559

47 496

46 411

47 912

               
 

Subsidies

10 367

9 930

9 762

5 057

4 272

4 272

 

Forum

5 910

5 820

5 730

3 240

3 240

3 240

 

Programma integratie

2 600

3 078

3 000

785

0

0

 

Vluchtelingenwerk Nederland (VWN) e.a.

1 857

1 032

1 032

1 032

1 032

1 032

 

Opdrachten

6 204

7 048

13 694

7 147

7 147

7 148

 

Programma integratie

4 504

5 348

11 994

5 447

5 447

5 448

 

Remigratie

1 700

1 700

1 700

1 700

1 700

1 700

 

Bijdragen aan ZBO's / RWT's

37 542

36 403

36 103

35 292

34 992

36 492

 

Sociale Verzekeringbank (SVB)

37 542

36 403

36 103

35 292

34 992

36 492

               

Ontvangsten

32 425

27 566

4 425

4 425

5 925

8 925

D2 Budgetflexibiliteit

Bij «Faciliteren inburgering» zijn de uitgaven nagenoeg geheel verplicht. Het betreft de bijdragen aan gemeenten en centrale kosten voor bijvoorbeeld het examenstelsel, het leenstelsel en inburgering in de opvang. Een klein deel van het budget is niet juridisch verplicht en is bestemd voor activiteiten zoals monitoring, onderzoek en voorlichting. Deze activiteiten zijn nodig voor uitvoering van de Wet Inburgering en de Wet Inburgering Buitenland.

Bij «Maatschappelijke en economische zelfredzaamheid» zijn de uitgaven eveneens voor het grootste deel verplicht. Het gaat met name om remigratie-uitkeringen.

E Toelichting op de instrumenten
5.1 Faciliteren inburgering

Opdrachten

Programma Inburgering

Een aantal inburgeringstaken wordt centraal gecoördineerd. De uitvoering verloopt via opdrachten aan diverse organisaties voor onderhoud van de examens, monitoring van de inburgeringsresultaten en toezicht op de examens. De regelgeving voor en de aansturing van de bovengenoemde activiteiten berust bij het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Als gevolg van de Wet inburgering in het buitenland (WIB) moeten bepaalde groepen vreemdelingen die zich in Nederland willen vestigen het basisexamen inburgering afleggen op een examenlocatie in het buitenland. In dit kader worden opdrachten verleend aan diverse partijen ten behoeve van de uitvoering van de Wet inburgering in het buitenland voor onderhoud van het examenstelsel.

Tabel 5.3 Kengetallen inburgering Nederland1

Kengetallen inburgering Nederland

20102

2011

2012

2013

2014

2015

2016

Aantal deelnemers dat voor het inburgeringsexamen is geslaagd3

27 425

25 037

20 000

15 000

10 000

10 000

10 000

Slagingspercentage

72%

69%

70%

70%

70%

70%

70%

X Noot
1

De meetbare gegevens van de onderdelen van het integratiebeleid waarvoor de Minister van I&A specifiek verantwoordelijk is, zijn hier opgenomen. Voor de meetbare gegevens inzake de delen van het integratiebeleid die worden uitgevoerd onder verantwoordelijkheid van bewindslieden van andere departementen zijn de betreffende bewindslieden verantwoordelijk.

X Noot
2

Bron: Informatiesysteem Inburgering (ISI) van DUO, stand per ultimo 2011, peildatum 14 februari 2012.

X Noot
3

De geslaagden per jaar kunnen in datzelfde jaar of in eerdere jaren zijn gestart, bijvoorbeeld: geslaagden in 2011 zijn dus in 2011 of in eerder jaren gestart en hebben hun traject in 2011 met succes afgerond.

Leningen

Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO)

Voor mensen die niet in staat zijn hun inburgeringsopleiding zelf te betalen is er een vangnet in de vorm van een sociaal leenstelsel. DUO is verantwoordelijk voor de uitvoering van het leenstelsel.

Bijdragen aan baten-lastendiensten

Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO)

DUO ontvangt een bijdrage voor de uitvoering van de gewijzigde Wet inburgering, het afnemen van examens en de uitvoering van het leenstelsel.

Bijdragen aan ZBO’s / RWT’s

Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA)

Het COA ontvangt een bijdrage voor inburgering in de centrale opvang.

Bijdragen aan medeoverheden

Gemeenten uitvoering Wet Inburgering

In 2013 stelt het Rijk nog € 98,3 mln. beschikbaar aan gemeenten om inburgeringsplichtigen die onder de oude Wet inburgering vallen een aanbod te kunnen doen. Hiervan is al € 24,6 mln. toegevoegd aan het Gemeentefonds voor uitvoeringskosten; het overige budget (€ 73,7 mln.) wordt ingebracht in het Participatiebudget. Gemeenten ontvangen in 2013 voor het laatst een bijdrage voor deze taken.

5.2 Maatschappelijke en economische zelfredzaamheid

Subsidies

Forum

Forum ontvangt als onafhankelijk kennisinstituut op het terrein van multiculturele vraagstukken een subsidie voor het vergaren en beschikbaar stellen van specifieke kennis en expertise op het terrein van integratie aan gemeenten, bedrijven en organisaties en instellingen.

Programma Integratie

Deze middelen worden ingezet voor de afbouw van het Landelijke Overleg Minderheden. Conform de taakstelling van het kabinet Rutte komen specifieke integratiesubsidies in 2015 te vervallen.

VluchtelingenWerk Nederland

VluchtelingenWerk Nederland ontvangt subsidie in het kader van haar steunfunctie (informatie, advies, training) voor regionale en lokale afdelingen. Vanuit deze afdelingen zetten beroepskrachten en vrijwilligers zich in voor de maatschappelijke begeleiding en integratie van asielgerechtigden.

Opdrachten

Programma Integratie

Er wordt ingezet op versterking van regulier beleid. Waar sprake is van significante oververtegenwoordiging van migrantengroepen, zoals bij jeugdwerkloosheid en criminaliteit, wordt samen met gemeenten, instellingen, zelforganisaties en migranten in beeld gebracht hoe de uitvoering van relevant regulier beleid versterkt kan worden. Waar nodig worden hierover afspraken gemaakt. Voor monitoring van het integratieproces, zoals met de Jaarrapporten Integratie, en kennisontsluiting, methodiekontwikkeling, onderzoek en evaluatie worden opdrachten aan diverse partijen verstrekt. Gemeenten zullen worden ondersteund bij het borgen van specifieke kennis en ervaringen in het reguliere beleid. Ook verschijnt elk jaar, gelijktijdig met de begroting, het Jaarrapport Integratie, een feitelijk overzicht van de ontwikkelingen in de integratie.

Een samenleving op basis van gedeelde belangen en gedeelde verantwoordelijkheid vraagt om een houding van burgerschap. De overheid schept daartoe de voorwaarden. Zo wordt in het kader van de Gezamenlijke Integrale Agenda (GIA) samenwerking gezocht met gemeenten om onder andere sociale calamiteitenplannen te ontwikkelen en beleidspraktijkteams in te zetten. Eveneens worden aan diverse organisaties opdrachten verstrekt voor het Actieprogramma Bestrijding Discriminatie en de Agenda Hedendaags Burgerschap.

In 2013 worden opdrachten verstrekt aan diverse organisaties op het terrein van huwelijks- en gezinsmigratie.

Remigratie

Het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft aan het Nederlands Migratie Instituut (NMI) een meerjarige opdracht verstrekt ten behoeve van de objectieve voorlichting over de Remigratiewet voor de periode van 2011–2014. De voorlichting ondersteunt een persoonlijk, vrijwillig en verantwoord besluit om Nederland te verlaten onder afstand van het Nederlanderschap.

Tabel 5.4 Kengetallen Aanpak rassendiscriminatie1

Aanpak rassendiscriminatie

20072

20083

20094

20105

20115

Aantal meldingen bij een antidiscriminatievoorziening van discriminatie op grond van ras.

1 835

2 003

2 361

2 376

2 918

X Noot
1

De meetbare gegevens van de onderdelen van het integratiebeleid waarvoor de Minister van J & A specifiek verantwoordelijk is, zijn hier opgenomen. Voor de meetbare gegevens van het integratiebeleid die worden uitgevoerd onder verantwoordelijkheid van bewindslieden van andere departementen zijn de betreffende bewindsleiden verantwoordelijk.

X Noot
2

Bron: Kerncijfers 2008; landelijk overzicht van discriminatieklachten geregistreerd bij antidiscriminatiebureaus en meldpunten in Nederland opgesteld door Art. 1, de landelijke vereniging ter voorkoming en bestrijding van discriminatie in samenwerking met de Universiteit van Utrecht

X Noot
3

Bron: Kerncijfers 2008; landelijk overzicht van discriminatieklachten geregistreerd bij antidiscriminatiebureaus en meldpunten in Nederland opgesteld door Art. 1, de landelijke vereniging ter voorkoming en bestrijding van discriminatie in samenwerking met de Universiteit van Utrecht

X Noot
4

Bron: voorlopige cijfers Art. 1, de landelijke vereniging ter voorkoming en bestrijding van discriminatie, uit de registratie van de antidiscriminatievoorzieningen in Nederland; het definitieve rapport verschijnt later dit jaar.

X Noot
5

Bron: Kerncijfers 2010 en 2011 van de Landelijke Vereniging Antidiscriminatievoorzieningen (LBA)

Bijdragen aan ZBO’s / RWT’s

Sociale Verzekeringsbank

Aan de Sociale Verzekeringsbank wordt een bijdrage verstrekt om de Remigratiewet uit te kunnen voeren en de uitkeringen op grond van deze wet te kunnen uitbetalen. Op verzoek van de Kamer zullen aanpassingen worden uitgevoerd in de wet en onderliggende regelgeving. De wetswijziging zal volgens planning in 2013 in werking kunnen treden.

Tabel 5.5 Kengetallen Facilitering remigratie

Facilitering remigratie

2010

2011

2012

2013

2014

2015

Aantal remigranten met een periodieke uitkering per einde jaar

11 386

11 876

12 030

12 300

12 550

12 780

Bron: Jaarlijkse opgave van de Sociale verzekeringsbank (SVB) van het aantal rechthebbenden en de raming daarvan.

Artikel 6. Dienstverlenende en innovatieve overheid

A Algemene doelstelling

Een compacte overheid door minder regeldruk, voorzieningen voor efficiënt gebruik van overheidsinformatie en het bevorderen van burgerschap.

B Rol en verantwoordelijkheid

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft een regierol voor het verminderen van administratieve lasten en regeldruk voor burgers, professionals en medeoverheden.

De minister is systeemverantwoordelijk voor het stelsel van basisregistraties en is vanuit de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens verantwoordelijk voor een goed functionerende Gemeentelijke Basisadministratie Persoonsgegevens (GBA) en vanuit de Paspoortwet verantwoordelijk voor betrouwbare reis- en identiteitsdocumenten. De minister stelt voor de basisregistratie het beleid vast en is verantwoordelijk voor de uitvoering.

De minister is coördinerend verantwoordelijk voor het gebruik en de implementatie van e-overheidvoorzieningen en is als opdrachtgever verantwoordelijk voor de ontwikkeling en het beheer van diverse e-overheidvoorzieningen.

De minister heeft een regierol bij het bevorderen van burgerschap en stimuleert hiervoor veranderingen binnen de overheid.

In Caribisch Nederland is de minister vanuit de Wet basisadministraties persoonsgegevens BES verantwoordelijk voor een goed functionerende bevolkingsadministratie (PIVA) en vanuit de Wet identiteitskaarten BES voor een betrouwbare identiteitskaart (sedula).

C Beleidswijzigingen

Open data (herbruikbare openbare overheidsinformatie) kan een belangrijke bijdrage leveren aan economische bedrijvigheid, innovatie, versterking van burgerschap en een efficiëntere overheid. In 2012 is een begin gemaakt met pilots en het op elkaar laten aansluiten van vraag en aanbod van Open data. In 2013 wordt actief ingezet op het wegnemen van belemmeringen bij het aanbieden van data, op het verspreiden van goede voorbeelden van vraag en aanbod en op kennisdeling, zodat de maatschappelijke meerwaarde van Open data aangetoond wordt en zowel het aanbod van als de vraag naar data verder groeit. Dit vormt ook één van de pijlers van de Nederlandse deelname aan het Open Government Partnership (OGP).

D1 Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel 6.1 Dienstverlenende en innovatieve overheid

(x € 1 000)

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Verplichtingen

134 612

125 848

97 215

88 357

86 004

85 806

               

Uitgaven:

134 612

125 848

97 215

88 357

86 004

85 806

 

Waarvan juridisch verplicht

 

92%

       
               

6.1

Verminderen regeldruk

4 770

4 300

4 300

4 300

0

0

               
 

Opdrachten

4 770

4 300

4 300

4 300

0

0

 

Vermindering regeldruk en administratieve lasten

4 770

4 300

4 300

4 300

0

0

               

6.2

Informatiebeleid en ontwikkeling e-overheidsvoorzieningen

24 855

22 129

22 201

14 557

16 340

16 322

               
 

Opdrachten

23 476

22 129

22 201

14 557

16 340

16 322

 

(door)ontwikkeling e-overheidvoorzieningen

22 811

18 348

18 500

10 723

10 690

10 680

 

Baten-lastendienst Logius

665

0

0

0

0

0

 

Implementatie NUP (VNG)

0

3 781

3 701

3 834

5 650

5 642

               
 

Bijdragen aan baten-lastendiensten

1 379

0

0

0

0

0

 

(door)ontwikkeling e-overheidvoorzieningen (Logius)

691

0

0

0

0

0

 

Baten-lastendienst Logius

688

0

0

0

0

0

               

6.3

Betrouwbare levering van e-overheidsvoorzieningen

45 434

42 950

41 480

40 664

40 519

40 357

               
 

Opdrachten

9 738

7 746

6 926

6 643

6 594

6 560

 

Beheer e-overheidsvoorzieningen

6 728

4 545

3 629

3 247

3 198

3 177

 

Officiële publicaties en wettenbank

3 010

3 201

3 297

3 396

3 396

3 383

               
 

Bijdragen aan baten-lastendiensten

35 696

35 204

34 554

34 021

33 925

33 797

 

Baten-lastendienst BPR

6 060

3 394

3 490

3 601

3 601

3 587

 

Baten-lastendienst Logius

28 060

30 410

29 764

29 220

29 124

29 015

 

Beheer e-overheidsvoorzieningen (Logius)

1 576

1 400

1 300

1 200

1 200

1 195

               

6.4

Burgerschap

5 206

5 134

6 806

6 736

6 486

6 486

               
 

Subsidies

4 919

4 384

6 056

5 986

5 986

5 986

 

Comité 4/5 mei

111

109

107

106

106

106

 

Huis voor Democratie en rechtstaat

4 245

4 275

5 949

5 880

5 880

5 880

 

Programma burgerschap

563

0

0

0

0

0

 

Opdrachten

287

750

750

750

500

500

 

Programma burgerschap

287

750

750

750

500

500

               

6.5

Reisdocumenten en basisadministratie personen

54 347

51 335

22 428

22 100

22 659

22 641

               
 

Opdrachten

19 919

34 435

5 528

5 100

5 759

5 759

 

Beleid GBA en reisdocumenten

8 693

4 288

4 223

4 109

5 092

5 092

 

Modernisering GBA

9 726

5 147

1 305

991

667

667

 

ORRA

1 500

25 000

0

0

0

0

 

Bijdragen aan baten-lastendiensten

34 428

16 900

16 900

17 000

16 900

16 882

 

Baten-lastendienst BPR

34 428

16 900

16 900

17 000

16 900

16 882

               

Ontvangsten

22 490

500

500

500

500

500

D2 Budgetflexibiliteit

Voor een beperkt deel van de beleidsuitgaven zijn nog geen verplichtingen aangegaan. Deze middelen worden gedurende het jaar aangewend voor beleidsdoeleinden, waarvoor op dit moment nog geen juridische verplichting is ingesteld. Voor een groot deel zijn er al afspraken vastgelegd met bijvoorbeeld baten-lastendiensten en gemeenten. Deze middelen zijn derhalve niet alternatief aanwendbaar.

E Toelichting op de instrumenten
6.1 Verminderen regeldruk

Opdrachten

Vermindering regeldruk en administratieve lasten

Het ministerie van Binnenlandse Zaken werkt in het kader van het tijdelijke programma Vermindering regeldruk en administratieve lasten samen met medeoverheden om lokaal de regeldruk terug te dringen. Daarnaast worden er allianties gesloten met organisaties die naast de overheid regeldruk veroorzaken en worden voorstellen ontwikkeld om de regeldruk merkbaar te verminderen en de interactie tussen overheid en samenleving te verbeteren. Het ministerie van Binnenlandse Zaken geeft een financiële bijdrage aan het onafhankelijk advies- en toetsingscollege Actal, dat een toets uitvoert op nieuwe, voorgenomen wet- en regelgeving.

Tabel 6.2 Indicatoren
 

Beginstand 2010

Streefwaarde 2011

Streefwaarde 2012

Streefwaarde 2013

Streefwaarde 2014

Streefwaarde 2015

Vermindering administratieve lasten van de burger in tijd en kosten bij de overheid (t.o.v. het jaar daarvoor)

83,7 mln. uur

€ 755,0 mln.1

0%

0%

PM2

PM2

PM2

Bron: Cijfers aangeleverd door verschillende departementen

X Noot
1

De beginstand is aangepast ten opzichte van de begroting 2012 naar aanleiding van verfijning van de nulmeting.

X Noot
2

het kabinet-Rutte heeft als streefwaarde voor de periode 2013 – 2015 een reductie van 5% per jaar vastgesteld. Het is aan het volgende kabinet om deze waarde opnieuw vast te stellen. Voor 2011 en 2012 gold/geldt de zogenaamde 0-lijn.

6.2 Informatiebeleid en ontwikkeling e-overheidsvoorzieningen

Opdrachten

(Door)ontwikkeling en implementatie e-overheidsvoorzieningen

In 2013 werkt het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties verder aan de noodzakelijke (door)ontwikkeling van standaardisatie, architectuur (Nederlandse OverheidsReferentie Architectuur), het identiteitsbeleid (waaronder de uitbouw van het Centraal Meldpunt Identiteitsfraude) en het coördineren en monitoren van het beleid en de implementatie. Deze voorzieningen zijn:

  • Register Niet-ingezetenen (RNi), voorbereiding elektronische Nederlandse IdentiteitsKaart (eNIK) en verbetering authenticatievoorzieningen, inclusief de informatiebeveiliging van die voorzieningen en haar afnemers (o.a. de verplichte ICT-beveiligingsassessments voor afnemers van DigiD);

  • Verbetering toegankelijkheid overheidinformatie (waaronder Open data, webrichtlijnen, Overheid.nl/MijnOverheid), periodieke aanbesteding wettenbank;

  • De stelselvoorzieningen: Digikoppeling, Digimelding, Digilevering en de Stelselcatalogus.

Implementatie Nationaal Uitvoerings Programma

Naast de verdere ontwikkeling van het informatiebeleid en de (door)ontwikkeling van e-overheidsvoorzieningen bevordert het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties de implementatie van e-overheidsvoorzieningen. Hiervoor draagt het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties bij aan de implementatieondersteuning (operatie NUP) voor gemeenten. Deze ondersteuning wordt in opdracht van de VNG door Kwaliteitsinstituut Nederlandse Gemeenten (KING) georganiseerd.

6.3 Betrouwbare levering van e-overheidsvoorzieningen

Opdrachten

Beheer e-overheidsvoorzieningen

Overheidsorganisaties zijn voor hun bedrijfsvoering gedeeltelijk afhankelijk van de levering van verschillende e-overheidsvoorzieningen. De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is opdrachtgever voor het beheer van een deel van de e-overheidsvoorzieningen, zoals het Burgerservicenummer, DigiD, de stelselvoorzieningen en MijnOverheid. Daarnaast is de minister verantwoordelijk voor het beheer van het Centraal Meldpunt Identiteitsfraude. De opdrachten voor het beheer van deze e-overheidsvoorzieningen zijn ondergebracht bij diverse uitvoeringsorganisaties.

Officiële publicaties en wettenbank

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is verantwoordelijk voor verschillende elektronische publicaties waaronder Wetten.nl en de Staatscourant alsmede voor de coördinatie van alle officiële publicaties. Het strategische beheer wordt verricht door De Werkmaatschappij.

Bijdragen aan baten-lastendiensten

Baten-lastendienst BPR

Baten-lastendienst BPR (Basisadministratie Persoonsgegevens en Reisdocumenten) ontvangt voor het beheer van het Burgerservicenummer een bijdrage van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Baten-lastendienst Logius & beheer e-overheidsvoorzieningen

Logius beheert e-overheidsvoorzieningen zoals DigiD, DigiD Machtigen en DigiD-buitenland, de stelselvoorzieningen Digikoppeling, Digimelding en Digilevering, de Public Key Infrastructure voor de overheid (PKI overheid), standaarden en/of voorzieningen toegankelijkheid overheidsinformatie (waaronder de webrichtlijnen), Overheid.nl en MijnOverheid en stimuleert het gebruik van deze voorzieningen.

De meetbare gegevens zijn opgenomen in de bijlage baten- en lastendiensten van BPR en Logius.

6.4 Burgerschap

Subsidies

Comité 4/5 mei en Huis voor Democratie en Rechtstaat

Voor het bevorderen van burgerschap, democratie en rechtsstaat worden subsidies gegeven aan het Nationaal Comité 4 en 5 mei en het Huis voor Democratie en Rechtsstaat. Beide stichtingen wenden de subsidie van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties aan voor het bevorderen van kennis en debat over democratie en burgerschap.

Opdrachten

Programma Burgerschap

Het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is een samenwerkingsverband aangegaan met netwerken die zich middenin de samenleving inzetten voor ondersteuning van de beweging naar maatschappelijke vernieuwing en sociaal ondernemerschap. Het ministerie werkt hierbij ook samen met de VNG, het Landelijk Samenwerkingsverband Aandachtswijken en met netwerken van professionals zoals de Vereniging van Gemeentesecretarissen en van Raadsgriffiers. De opzet van de samenwerking is drieërlei:

  • het formuleren van een gemeenschappelijke visie;

  • het identificeren van kernopgaven waar burgers en overheden, die de transitie naar overheidsparticipatie willen oppakken, aan moeten werken;

  • het uitdragen van de inzichten en uitwisselen van ervaringen betreffende de transitie naar overheidsparticipatie (betrokkenheid van overheden bij maatschappelijk initiatief) om vorm te geven aan passende rollen voor overheden en politiek binnen de rijksoverheid en, bij voorkeur via bestuursafspraken, in de richting van decentrale overheden.

Bij deze activiteiten is de nauwe samenhang met de beleidsartikelen 4.3 (Kwaliteit woonomgeving) en 5 (Integratie en maatschappelijk samenhang) tot uiting gebracht in de vormgeving van het Programma Burgerschap.

6.5 Reisdocumenten en basisadministratie personen

Opdrachten

Beleid GBA en reisdocumenten

In 2013 wordt verder gewerkt aan de verhoging van de kwaliteit en de betrouwbaarheid van de Gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (GBA). Deze kwaliteitsbevorderende maatregelen zijn in 2012 in gang gezet (Kamerstukken II, 2008–2009, 27 859, nrs. 57 en 58). Verder wordt gestart met de geleidelijke implementatie van de Basisregistratie Personen (BRP). In 2013 zullen de eerste gemeenten hierop overgaan.

Daarnaast heeft Caribisch Nederland op dit moment zijn eigen bevolkingsadministratie Persoonsinformatievoorziening Nederlandse Antillen en Aruba (PIVA) en verstrekkingenvoorziening voor afnemers (PIVA-V) en identiteitskaart (sedula). In 2013 wordt, in samenwerking met de openbare lichamen, de kwaliteit van PIVA verbeterd en zal een besluit worden genomen over de eventuele vervanging van de sedula door de Nederlandse identiteitskaart en van PIVA door de GBA.

Tevens zal om het aanvraag- en uitgifteproces van de reisdocumenten voor de toekomst beter in te richten, in 2013 een beleidsdoorlichting worden uitgevoerd. Per onderdeel van het proces wordt geïdentificeerd waar de risico’s liggen en welke maatregelen er genomen moeten worden om de risico’s weg te nemen.

Ook zal, indien het parlement instemt met de daartoe voorgestelde wijziging van de Paspoortwet, naar verwachting eind 2013 gestart worden met de uitgifte van paspoorten en Nederlandse identiteitskaarten met een geldigheidsduur van 10 jaar. In de chip van de identiteitskaarten zullen na de inwerkingtreding van de wetswijziging geen vingerafdrukken meer worden opgenomen.

Modernisering GBA

De minister is opdrachtgever voor de modernisering van de GBA. Doel van het programma is de realisatie van het 24 uur per dag online beschikbaar maken van actuele en betrouwbare persoonsgegevens voor geautoriseerde gebruikers. Dit levert een gestandaardiseerde en moderne uitwisseling van de persoonsgegevens op en een betere controle op de kwaliteit van de GBA. Dit is vastgelegd in het bestuurlijk akkoord met de VNG op 5 maart 2009 (Kamerstukken II, 2008–2009, 27 859, nr. 17).

ORRA (Online Raadpleegbare Reisdocumenten Administratie)

In het kader van het financieringsarrangement voor het programma Modernisering GBA en de ontwikkeling van de Online Raadpleegbare Reisdocumentenadministratie (ORRA) is in 2009 € 25,0 mln. vanuit het Gemeentefonds overgeboekt. Dit budget wordt conform het afgesproken financieringsarrangement in 2013 weer teruggeboekt naar het Gemeentefonds. Eventuele investeringen die nodig zijn in de infrastructuur voor het aanvragen en uitgeven van de reisdocumenten worden vanuit de tarieven voor de reisdocumenten gefinancierd.

Bijdragen aan baten-lastendiensten

Baten-lastendienst BPR

Voor de GBA, de PIVA-V en het uitgeven van betrouwbare reis- en identiteitsdocumenten is de minister opdrachtgever van de baten-lastendienst BPR.

Artikel 7. Arbeidszaken overheid

A Algemene doelstelling

Een (compacte) overheid met voldoende en goed gekwalificeerde, integere medewerkers en politieke ambtsdragers tegen verantwoorde kosten.

B Rol en verantwoordelijkheid

Onder meer op grond van de Ambtenarenwet en de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers is de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties systeemverantwoordelijk voor de coördinatie van het arbeidsvoorwaardenbeleid in de publieke sector. Daaronder valt ook het creëren van voorwaarden om agressie en geweld tegen werknemers met een publieke taak tegen te gaan. Verder is de minister verantwoordelijk voor het bevorderen van de integriteit van ambtenaren en politieke ambtsdragers, voor het bevorderen van de professionaliteit van politieke ambtsdragers, voor het onderhouden en moderniseren van de rechtspositieregelingen voor politieke ambtsdragers (in het verlengde van de Dijkstal-voorstellen) en voor het bevorderen van mobiliteit binnen het openbaar bestuur door het wegnemen van bestaande belemmeringen. De minister creëert voorwaarden ter bescherming van klokkenluiders binnen de publieke sector en gaat excessieve beloningen in de publieke en semi-publieke sector tegen.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is uitvoeringsverantwoordelijk voor de rechtspositionele regelingen van (voormalige) politieke ambtsdragers, de pensioenregelingen van Nederlandse ambtenaren uit de voormalige overzeese gebiedsdelen en hun nagelaten betrekkingen, de (her-)benoemingen en ontslagen van onder andere burgemeesters, commissarissen der Koningin en leden van de Raad van State en voor het decoratiestelsel en de toekenning van Koninklijke onderscheidingen.

C Beleidswijzigingen

In het kader van het Begrotingsakkoord zijn met de Tweede Kamer afspraken gemaakt over een 2-jarige nullijn voor ambtenaren (exclusief zorg), die daarmee ook geldt in 2013. Het inhouden van de loonbijstelling voor contractloonstijging levert in 2013 een besparing op de totale Rijksbegroting op. Een voorstel tot wijziging van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (Appa) over de maximumduur van de wachtgeldregeling voor politici is medio 2012 door de regering voorgelegd aan de Eerste- en Tweede Kamer.

D1 Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel 7.1 Arbeidszaken overheid

(x € 1 000)

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Verplichtingen

47 897

43 177

40 610

35 506

37 680

37 662

               

Uitgaven:

47 897

43 177

40 610

35 506

37 680

37 662

 

Waarvan juridisch verplicht

 

93%

       
               

7.1

Overheid als werkgever

16 633

16 198

13 791

11 050

10 258

10 240

               
 

Subsidies

10 029

10 012

8 866

6 834

6 834

6 834

 

Diverse subsidies

3 823

3 857

3 841

3 825

3 825

3 825

 

Programma Veilige Publieke Taak

3 100

3 100

2 000

0

0

0

 

Subsidies Overlegstelsel

2 881

2 833

2 805

2 789

2 789

2 789

 

Subsidies internationaal

225

222

220

220

220

220

 

Opdrachten

6 604

6 186

4 925

4 216

3 424

3 406

 

Arbeidsmarktbeleid

3 948

4 486

3 575

3 266

2 474

2 456

 

Programma Veilige Publieke Taak

750

750

400

0

0

0

 

Zorg voor politieke ambtsdragers

1 906

950

950

950

950

950

               

7.2

Pensioenen, uitkeringen en benoemingsregelingen

31 264

26 979

26 819

24 456

27 422

27 422

               
 

Inkomensoverdracht

9 476

9 224

9 120

8 924

8 923

9 477

 

Pensioenen en uitkeringen Politieke ambtsdragers

9 476

9 224

9 120

8 924

8 923

9 477

 

Bijdragen aan ZBO's / RWT's

21 788

17 755

17 699

15 532

18 499

17 945

 

Regelingen voor Nederlandse ambtenaren uit de voormalige overzeese gebiedsdelen (SAIP)

21 788

17 755

17 699

15 532

18 499

17 945

               

Ontvangsten

820

820

820

820

820

820

D2 Budgetflexibiliteit

De budgetflexibiliteit van de uitgaven is beperkt. De geraamde uitgaven voor pensioenen en uitkeringen zijn benodigd voor (toekomstige) aanspraken en de subsidies voor het overlegstelsel liggen vast in beschikkingen.

E Toelichting op de instrumenten
7.1 Overheid als werkgever en personele zorg politieke ambtsdragers

Subsidies

Diverse subsidies

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties werkt aan een betrouwbare overheid. In dat kader worden het Bureau Integriteitsbevordering Openbare Sector (BIOS), het Professionaliseringsfonds voor burgemeesters en de Commissie Advies- en Verwijspunt Klokkenluiden (CAVK) gesubsidieerd.

BIOS richt zich op het versterken van het integriteitsbesef en het bevorderen van een evenwichtig en samenhangend integriteitsbeleid bij publieke organisaties door nationale en internationale kennisdeling en -uitwisseling. Dit krijgt vorm door het organiseren van integriteitsbijeenkomsten, het geven van presentaties, het ontwikkelen van instrumenten en leidraden en het faciliteren van diverse opleidingen en workshops.

Het Nederlands Genootschap van Burgemeesters ontvangt jaarlijks een bijdrage voor diverse activiteiten ten behoeve van de verdere professionalisering van de uitoefening van de burgemeestersfunctie (een deel van de bijdrage is afkomstig uit de arbeidsvoorwaardenruimte voor burgemeesters).

De CAVK is in 2012 operationeel geworden. Het betreft vooralsnog een tijdelijke voorziening tot 1 juli 2015. Na 2 jaar zal de Commissie geëvalueerd worden. De uitkomsten daarvan worden meegenomen in een op te stellen instellingswet, die voor of per 1 juli 2015 in werking kan treden. Naast het ministerie van Binnenlandse zaken en Koninkrijksrelaties draagt ook het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid bij, omdat het verwijspunt zowel de overheidssector als de marktsector bestrijkt.

Het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties werkt aan het realiseren van een modern en goed werkgeverschap binnen de publieke sector. Door het verlenen van financiële bijdragen stimuleert het kabinet initiatieven, die bijdragen aan meer flexibiliteit, mobiliteit en een verdere modernisering van het werkgeverschap in het openbaar bestuur.

Veilige Publieke Taak

Een veilige taakuitoefening door personeel met een publieke taak en politieke ambtsdragers is van groot belang voor het openbaar bestuur. Met het expertisecentrum Veilige Publieke Taak richt de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zich op het stimuleren en ondersteunen van de overheidswerkgevers bij het nemen van hun verantwoordelijkheid hiervoor. Het gaat daarbij met name om het stimuleren van en ondersteunen bij het daadwerkelijk verhalen van schade en het uitwisselen van kennis en ervaringen. De VPT-award en de VPT-beurs worden in 2013 voor de 5e keer respectievelijk uitgereikt en georganiseerd.

Overlegstelsel

Door het subsidiëren van de Stichting Verdeling Overheidsbijdragen (SVO), het Verbond Sector-werkgevers Overheid (VSO) en de Stichting Centrum voor Arbeidsverhoudingen Overheidspersoneel wordt bijgedragen aan het in stand houden van een adequaat overlegstelsel. Ook het European Institute for Public Administration ontvangt jaarlijks een bijdrage.

Subsidies Internationaal

Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties verstrekt onder andere een subsidie aan het European Institute of Public Administration, die wordt aangewend ter bevordering van de vaardigheden van overheidsfunctionarissen bij het afhandelen van zaken van de Europese Unie.

Opdrachten

Arbeidsmarktbeleid

In 2013 zal worden voortgegaan met de eerder in gang gezette en door de Tweede Kamer geaccordeerde ontwikkelingen rond het initiatiefwetsvoorstel op het gebied van de ambtelijke rechtspositie en de Wet Normering publiek gefinancierde topinkomens.

Tabel 7.2 Kengetallen en indicatoren
 

Waarde 2008

Waarde 2009

Waarde 2010

Waarde 2011

1. Aantal onvervulde vacatures in de sectoren Rijk, Provincies, Gemeenten, Rechterlijke Macht, Waterschappen, Onderwijs, Politie en Defensie.1

20 300

20 700

10 500

7 700

2. Bevorderen van aantrekkelijk werkgeverschap: Aandeel werknemers, dat tevreden is met de primaire en secundaire arbeidsvoorwaarden2

59%

PM3

3. Driejarig gemiddelde afwijking in loonontwikkeling overheid t.o.v. de markt4

0,9%

0,3%

0,4%

–/– 0,4%

X Noot
1

CBS statline, Vacatures Overheid en onderwijs

X Noot
2

POMO-2010

X Noot
3

Dit gegeven is afkomstig uit het Personeels- en Mobiliteitsonderzoek (POMO). De resultaten daarvan zijn nog niet beschikbaar.

X Noot
4

Najaarsrapportages cao’s.

Programma Veilige Publieke Taak

Met het Programma Veilige Publieke Taak richt de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zich op het voorkomen, beperken en afhandelen van agressie en geweld vanuit de keten van werknemers, werkgevers, politie en openbaar ministerie op lokaal niveau. De nadruk ligt op een dadergerichte aanpak. Het gaat daarbij om het stellen van een duidelijke norm, het vergroten van de pakkans en het altijd geven van een reactie naar de dader. Daartoe wordt gewerkt aan het verhogen van de meldings- en aangiftebereidheid en worden werkgevers gestimuleerd en gesteund bij het daadwerkelijk verhalen van de schade. Het programma richt zich verder op het monitoren van de gemaakte afspraken in het kader van de opsporing en vervolging, zoals de hogere strafeisen, en het verbeteren van de veiligheid in het Openbaar Vervoer. Op 8 juli 2011 zond de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) – samen met de Minister van Veiligheid en Justitie (V&J) – een brief aan de Tweede Kamer, waarin wordt aangegeven hoe de aanpak van agressie en geweld tegen werknemers met een publieke taak door dit kabinet wordt voortgezet en geïntensiveerd in de periode 2011 tot 2015 (Kamerstukken II, 2010–2011, 28 684, nr. 325).

Het ministerie van VWS heeft voor de periode 2012 tot en met 2015 een bedrag van € 6,4 mln. ter beschikking gesteld aan sociale partners in de zorg om maatregelen in het kader van het actieplan Veilig werken in de zorg te realiseren.

Zorg voor politieke ambtsdragers

De kwaliteit van het openbaar bestuur is onlosmakelijk verbonden met de kwaliteit van de functievervulling door politieke ambtsdragers. De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties faciliteert de hiervoor benodigde activiteiten onder andere op het gebied van de professionalisering.

7.2 Pensioenen, uitkeringen en benoemingsregelingen

Inkomensoverdracht

Pensioenen en uitkeringen politieke ambtsdragers

Uit deze middelen worden de rechtspositionele regelingen van (voormalige) politieke ambtsdragers gefinancierd.

Bijdragen aan ZBO’s / RWT’s

Regelingen voor Nederlandse ambtenaren uit de voormalige overzeese gebiedsdelen

Dit betreft de pensioenregelingen van (voormalige) Nederlandse ambtenaren uit de voormalige overzeese gebiedsdelen en hun nagelaten betrekkingen.

Artikel 8. Kwaliteit Rijksdienst

A Algemene doelstelling

Een goed presterende rijksoverheid op het gebied van bedrijfsvoering en het bevorderen van de kwaliteit van het management van de Rijksdienst.

B Rol en verantwoordelijkheid

Voor een optimale beleidsvoorbereiding en -uitvoering moet de interne beheersing en sturing van de bedrijfsprocessen in rijksbreed verband op orde zijn. Deze bedrijfsprocessen moeten naast dienstbaar aan het beleid, ook effectief en doelmatig zijn. Daarvoor zijn heldere kaders nodig. Het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties bepaalt in samenwerking met de andere ministeries deze kaders en brengt daarin meer samenhang, met als doel een beter bestuurbare en meer efficiënte bedrijfsvoering binnen de Rijksdienst.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is verantwoordelijk voor het rijksbrede beleid en de rijksbrede kaders op terreinen als personeel, informatie- en communicatietechnologie (ICT), organisatie, huisvesting, inkoop, facilitaire dienstverlening en beveiliging. Tevens is de minister verantwoordelijk voor de primaire arbeidsvoorwaarden van het Rijk.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties investeert vanuit zijn systeemverantwoordelijkheid in het concernbrede zicht op talent en in specifieke ontwikkeltrajecten voor managers. Daartoe bevordert de minister de uitstroom en flexibiliteit, een kleinere topstructuur van het Rijk, samenwerking tussen leidinggevenden, toekomstgerichtheid van managementtalent en de plaatsing van Nederlandse topposities bij Europese instellingen. Dit laatste gebeurt in samenwerking met het ministerie van Buitenlandse Zaken.

Vanuit een uitvoerende rol is de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties verantwoordelijk voor de rol van werkgever voor de Topmanagementgroep, daar waar het gaat om benoemingen, arbeidsvoorwaarden en ontslag.

C Beleidswijzigingen

De beleidswijzigingen naar aanleiding van het programma Compacte Rijksdienst en activiteiten voor 2013 worden toegelicht in de beleidsagenda.

D1 Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel 8.1 Kwaliteit Rijksdienst

(x € 1 000)

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Verplichtingen

43 825

29 380

28 640

28 071

27 922

27 903

               

Uitgaven:

43 825

29 380

28 640

28 071

27 922

27 903

 

Waarvan juridisch verplicht

 

88%

       
               

8.1

Kwaliteit Rijksdienst

43 825

29 380

28 640

28 071

27 922

27 903

               
 

Subsidies

3 349

3 400

3 400

3 400

3 400

3 385

 

Subsidie A&O-fonds

3 349

3 400

3 400

3 400

3 400

3 385

 

Opdrachten

20 587

8 904

8 960

8 958

8 887

8 984

 

Bedrijfsvoering Rijk

20 587

8 904

8 960

8 958

8 887

8 984

 

Bijdragen aan baten-lastendiensten

19 889

17 076

16 280

15 713

15 635

15 534

 

Arbeidsmarkt Communicatie

5 955

5 776

5 576

5 376

5 376

5 354

 

Doc-Direkt

13 934

11 300

10 704

10 337

10 259

10 180

               

Ontvangsten

2 587

250

250

250

250

250

D2 Budgetflexibiliteit

Het merendeel van de uitgaven is juridisch dan wel bestuurlijk verplicht. Nog niet verplichte uitgaven zijn beleidsmatig bestemd voor de rijksbrede bedrijfsvoering en het Uitvoeringsprogramma Compacte Rijksdienst in het bijzonder en worden gedurende het jaar hiervoor aangewend.

E Toelichting op de instrumenten

Subsidies

Arbeidsmarkt- en opleidingenfonds (A&O-fonds)

Het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties verstrekt in 2013 een subsidie aan het A&O-fonds Rijk. Het bedrag wordt jaarlijks in verband met een taakstelling bijgesteld. Deze subsidie is onderdeel van de CAO-afspraken. Het fonds zet de subsidie in voor arbeidsmarktprojecten binnen het Rijk die het bestuur van het A&O-fonds goedkeurt. Jaarlijks wordt hiervoor een beleidsplan gemaakt.

Opdrachten

Bedrijfsvoering Rijk

Om de kwaliteit van de Rijksdienst te verbeteren wordt in 2013 op het terrein van organisatie en het personeel verder gewerkt aan het realiseren van in-, door- en uitstroom van rijksambtenaren. Dit gebeurt door een verdere versterking van de (regionale) samenwerking van de vier mobiliteitsorganisaties bij het Rijk. Daarnaast door het begeleiden van werk naar werk met behulp van diverse instrumenten, zoals het extern detacheren, de arbeidsmarktpositie meter, de (inter) departementale carrousels en de employability scan.

Op het gebied van ICT wordt verder gewerkt aan de ambities uit de I-strategie Rijk (Kamerstukken II, 26 643, nr. 216), te weten een meer samenhangende I-infrastructuur, een platform voor tijd-, plaats- en apparaatonafhankelijk werken en de beheersing van grote ICT-projecten.

In 2013 wordt het Afwegingskader Sourcing toegepast. Met dit Afwegingskader kan worden bepaald wat er, onder welke voorwaarden, in eigen huis wordt gedaan en waar de markt in beeld komt. Verder worden in het kader van de gesloten rijkscloud pilots uitgevoerd.

Het DWR Archief, de digitale opslagvoorziening voor het Rijk, wordt doorontwikkeld. Met vier ministeries worden in 2013 pilotprojecten gestart. DWR Archief wordt als generieke dienst vastgesteld.

De Enterprise Architectuur Rijk zal worden doorontwikkeld om uiteindelijk tot definitieve besluitvorming te komen in 2014. Daarnaast wordt de architectuurkennisbank opgeleverd en de Standaardenlijst Rijk doorontwikkeld.

In 2013 zal de inkoop van het Rijk met behulp van kaders, onder meer op het gebied van duurzaamheid en categoriemanagement, worden gestroomlijnd. Op deze wijze vindt de inkoop nog slechts via circa twintig inkooppunten plaats.

De rijksbrede kengetallen over de bedrijfsvoering staan vermeld in de jaarrapportage Bedrijfsvoering Rijk.

Bijdragen aan baten-lastendiensten

Arbeidsmarkt Communicatie

Het Expertisecentrum Organisatie & Personeel (EC O&P) van De Werkmaatschappij geeft uitvoering aan het rijksbrede recruitmentprogramma en het beheer van het technische infrastructuur platform mobiliteitssites rijksoverheid.

Doc-Direkt

Doc-Direkt is de rijksbrede shared service organisatie die archieven bewerkt ten behoeve van een toegankelijke, tijdige en transparante informatievoorziening van de rijksoverheid. Doc-Direkt is opgericht met het doel om in de jaren 2010–2019 de archiefachterstanden (1976–2004) weg te werken.

Tabel 8.2 Kengetallen en indicatoren

Indicatoren

Cumulatieve Waarde 2011

Jaarlijkse Streefwaarde

2012

Jaarlijkse Streefwaarde 2013

Jaarlijkse Streefwaarde 2014

1. Aantal strekkende kilometers wegwerken archief ná 1975

37,4

30

30

30

Bron: Productieplanning op basis van met departementen afgesloten DVP's (DienstVerleningsPlannen)

Artikel 9. Uitvoering Rijkshuisvesting

A Algemene doelstelling

Het verzorgen van de rijkshuisvesting van de Hoge Colleges van Staat en het Koninklijk Huis, het beheren van monumenten die, naar hun aard, niet geschikt zijn voor rijkshuisvesting en het uitvoeren van het Rijkshuisvestingsbeleid.

B Rol en verantwoordelijkheid

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is op basis van het Besluit Rijksgebouwendienst 1999 (KB), als opdrachtgever en uitvoerder verantwoordelijk voor:

De minister is verantwoordelijk voor de huisvesting van de Hoge Colleges van Staat en het ministerie van Algemene Zaken.

De minister is verantwoordelijk voor de huisvesting van het Koninklijk Huis, voor zover vallend onder de verantwoordelijkheid van de Staat.

De minister is verantwoordelijk voor het beheer en onderhoud van de monumenten die aan de Rijksgebouwendienst zijn toevertrouwd en die naar hun aard niet geschikt zijn voor de huisvesting van rijksdiensten.

De minister is verantwoordelijk voor de doelmatige uitvoeringspraktijk van de rijkshuisvesting binnen de wettelijke en afgesproken kaders.

C Beleidwijzigingen

Er zijn geen beleidswijzigingen.

D1 Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel 9.1 Uitvoering Rijkshuisvesting

(x € 1 000)

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Verplichtingen

60 052

59 207

58 528

58 786

58 676

57 457

               

Uitgaven:

60 052

59 207

58 528

58 786

58 676

57 457

 

Waarvan juridisch verplicht

 

85%

       
               

9.1

Een doelmatige uitvoeringspraktijk van de rijkshuisvesting

60 052

59 207

58 528

58 786

58 676

57 457

               
 

Bijdragen aan baten-lastendiensten

60 052

59 207

58 528

58 786

58 676

57 457

 

Bijdrage aan Rgd voor huisv Koninklijk Huis, HoCoSta's en AZ

39 868

37 936

37 905

37 861

38 084

38 903

 

Bijdrage aan Rgd voor monumenten

10 214

10 199

10 195

10 196

10 196

10 196

 

Bijdrage aan Rgd voor rijkshuisvesting

9 970

11 072

10 428

10 729

10 396

8 358

               

Ontvangsten

2 626

357

357

357

357

357

D2 Budgetflexibiliteit

De middelen voor het huisvesten van het Koninklijk huis, de Hoge Colleges van Staat en het ministerie van Algemene Zaken zijn grotendeels belegd met gebruiks-vergoedingen voor lopende projecten waarover met de gebruikers afspraken zijn gemaakt. Het restant wordt als beleidsmatig gebonden beschouwd, omdat hiermee kleinere investeringen in de huisvesting mee worden gerealiseerd.

De middelen voor monumenten worden, voor zover ze niet juridisch zijn verplicht als beleidsmatig gebonden beschouwd, gezien de zorg die de Rijksgebouwendienst heeft voor deze monumenten. De middelen voor rijkshuisvesting worden, voor zover ze niet juridisch zijn verplicht, als beleidsmatig gebonden beschouwd. Dit is met name van belang voor de middelen voor de uitvoering van het programma FCIB (Functioneel Controleren, Inregelen en Beproeven), die door de betrokken departementen zijn overgeboekt naar dit artikel.

E Toelichting op de instrumenten

Bijdragen aan baten-lastendiensten

Bijdrage aan Rgd voor huisvesting Koninklijk Huis, HoCoSta’s en AZ

De bijdragen uit dit artikel zijn bedoeld voor betalingen aan de Rijksgebouwendienst om de kosten te dekken van huisvesting van de Hoge Colleges van Staat en het ministerie van Algemene Zaken. Voor het Koninklijk Huis betreft het de drie staatspaleizen; Paleis Noordeinde, Paleis Huis ten Bosch en het Koninklijk Paleis Amsterdam. Bovenstaande rijkshuisvesting valt buiten het huur-verhuurstelsel van het Rijk. Daarom worden de uitgaven niet op de begroting van de organisaties zelf, maar op de begroting van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties verantwoord.

Bijdrage aan Rgd voor het beheren van monumenten

Voor een bedrag van € 10 mln. wordt bijgedragen aan de Rijksgebouwendienst voor het beheer en onderhoud van monumenten in bezit van de dienst. Dit betreft monumenten die naar hun aard niet geschikt zijn voor huisvesting van rijksdiensten. De Rijksgebouwendienst zet zich in voor het bevorderen van de gebruiksmogelijkheden en verhuurbaarheid van de monumenten.

Beoogde prestaties voor 2013 zijn:

Tabel 9.2 Prestatie-indicator

Prestatie-indicator

Basiswaarde

Peildatum

Streefwaarde

Periode

Aantal monumenten in beheer

43 (1281)

2011

43 (1281)

2013

Gebruiksgraad monumenten

95%

2009

95%

2013

Bron: BZK/Rgd administraties: monumenten catalogus en contractadministratie.

X Noot
1

Dit betreft het totaal aantal objecten.

Toelichting op de tabel: Een deel van de monumenten is naar hun aard niet geschikt voor gebruik, zoals gedenknaalden of grafmonumenten. Deze objecten zijn buiten de berekening van de gebruiksgraad gehouden

Bijdrage aan Rgd voor Rijkshuisvesting

De Rijksgebouwendienst draagt bij aan de realisatie van rijksdoelstellingen door te werken aan energiebesparing in de rijkshuisvesting; de duurzaamheid van de gebouwenvoorraad van het Rijk te verbeteren; de doelmatige werking van het rijkshuisvestingstelsel te bevorderen; bij te dragen aan de totstandkoming van de rijkswerkplek; uitvoering te geven aan professioneel publiek opdrachtgeverschap in de bouw. Dit gebeurt door middel van zorgvuldig en transparant aanbesteden, de coördinatie van publieke aanbestedende diensten en afstemming met de markt; werkzaamheden van de Rijksbouwmeester voor de bevordering en bewaking van de kwaliteit van de architectuur, voor de stedenbouwkundige inpassing en van de beeldende kunst. Dit komt tot uiting bij het tot stand brengen, het wijzigen en het beheren van gebouwen, werken en terreinen waarover de zorg van de Rijksgebouwendienst zich uitstrekt.

In 2013 wordt gestart met de uitvoering van maatregelen voor Energiebesparing in het kader van het FCIB (Functioneel Controleren, Inregelen en Beproeven, in kantoorpanden tranche 3 FCIB).

Artikel 10. Vreemdelingen

A. Algemene doelstelling

Een gereglementeerde en beheerste toelating tot, verblijf in en vertrek uit Nederland of terugkeer van vreemdelingen, die in nationaal en internationaal opzicht maatschappelijk verantwoord is.

B. Rol en verantwoordelijkheid

De Minister voor Immigratie, Integratie en Asiel is, naast zijn verantwoordelijkheden in het kader van het integratiebeleid, systeemverantwoordelijk voor het vreemdelingenbeleid, de coördinatie en afstemming binnen de vreemdelingenketen en voor de uitvoering van het beleid. Goede ketensamenwerking is daarbij van groot belang.

De minister is verantwoordelijk voor de uitvoeringsorganisaties Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) en Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V). Deze uitvoeringsdiensten vallen rechtstreeks onder het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Daarnaast is de minister verantwoordelijk voor het zelfstandig bestuursorgaan Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA). De minister onderhoudt bovendien een gezagsrelatie met de Koninklijke Marechaussee, de Vreemdelingenpolitie en de Zeehavenpolitie. Voor de vreemdelingenbewaring en uitzetcentra van de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) is de minister beleidsverantwoordelijk.

Tabel 10.1 Kengetallen Vreemdelingenketen (in aantallen)
 

Realisatie

2011

Raming

2012

Raming

2013

Opvang, Toegang, Toelating en Toezicht

 

 

 

Asielinstroom

14 600

15 000

14 000

Overige asielbeslissingen

10 300

10 700

10 700

       

Instroom in de opvang

13 800

14 000

14 000

Uitstroom uit de opvang

18 600

17 000

16 000

Gemiddelde bezetting in de opvang

18 700

15 000

13 000

       

Machtiging tot voorlopig verblijf (MVV)

49 700

8 500

8 500

Verblijfsvergunning regulier (VVR)

59 000

27 200

27 200

Toelating en Verblijf (TEV)

n.v.t.

42 400

42 400

Visa

2 400

4 000

4 000

       

Aantal naturalisatie verzoeken

26 300

32 000

35 500

       

Streefwaarden Terugkeer

     

Zelfstandig vertrek

20%

20%

20%

Gedwongen vertrek

30%

30%

30%

Zelfstandig vertrek zonder toezicht

50%

50%

50%

Bron: IND, COA, Meerjarenraming Vreemdelingenketen

Toelichting

Op basis van actuele realisatiecijfers lijkt de dalende tendens in de asielinstroom zich in 2012 voort te zetten. Om die reden wordt de geraamde asielinstroom voor 2013 neerwaarts bijgesteld naar 14 000. Als gevolg van de pardonregeling uit 2007 zal opnieuw in 2013 een stijging plaatsvinden van het aantal naturalisatieverzoeken.

C. Beleidswijzigingen

De belangrijkste inzet op het vreemdelingendossier voor het komende jaar is de verdere realisatie van snelle, zorgvuldige en duidelijke procedures voor alle vreemdelingen die verblijf vragen in Nederland. Het gaat zowel om snelheid voor hen die onze bescherming nodig hebben of die toelating vragen voor reguliere doelen (arbeid, gezinsmigratie, studie), als voor diegenen die terug zullen moeten keren. Procedures worden korter en doorprocederen (het stapelen van procedures) wordt zoveel mogelijk ontmoedigd, het categoriaal beschermingsbeleid wordt beëindigd, het terugkeerbeleid wordt effectiever, de rechtsbijstand wordt bij ongegronde vervolgaanvragen beperkt en de opvang in de regio wordt bevorderd. Bij onterecht beroep op bescherming of wanneer niet langer wordt voldaan aan de voorwaarden voor verblijf moet de vreemdeling Nederland verlaten. Hierbij geldt dat vrijwillige terugkeer maximaal wordt gestimuleerd en als uitgangspunt wordt gehanteerd. Waar nodig kan gedwongen uitzetting plaatsvinden. Indien de asielzoeker in Nederland mag blijven, volgt zo snel mogelijk huisvesting in een gemeente, zodat de relatief hoge kosten van de opvang kunnen worden beperkt en de nieuwkomer kan participeren in de samenleving.

Handhaving is een noodzakelijke voorwaarde om een streng en rechtvaardig immigratie- en asielbeleid te kunnen voeren. Dat begint al bij de toegang tot ons land, de voorwaarden gedurende het verblijf en het vrijwillige of gedwongen vertrek aan het einde van de procedure. De informatie-uitwisseling tussen betrokken diensten wordt verbeterd, waarbij gebruik wordt gemaakt van een gemeenschappelijk informatiseringssysteem.

Wet modern migratiebeleid en INDiGO

Het doel van de Wet modern migratiebeleid is te komen tot een selectief migratiebeleid, waarmee migranten die Nederland nodig heeft, snel en eenvoudig kunnen worden toegelaten. De toelatingsprocedures worden voor alle reguliere migranten snel, doeltreffend en beheersbaar. Daarbij worden de administratieve lasten voor burgers en bedrijven zo beperkt mogelijk gehouden. Om dit te bereiken is in de Wet modern migratiebeleid een betere aansluiting van de procedure tot afgifte van de machtiging tot voorlopig verblijf op die van de verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd geregeld. Daarnaast leidt de wet tot versterking van de rol van de referent in het reguliere vreemdelingenrecht en een vereenvoudiging van het stelsel van beperkingen waaronder de verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd kan worden verleend. De vereenvoudiging wordt beoogd door bestaande beperkingen waar mogelijk te clusteren. Verder kent de wet een stelsel van erkende referenten, waar mee toegang kan worden verkregen tot een versnelde toelatingsprocedure, en wordt het toezicht op de referent geregeld. Effectief toezicht en zichtbare handhaving zijn daarbij onontbeerlijk. De wet geeft geen veranderingen in de inburgeringsvoorwaarde op grond van de Wet inburgering in het buitenland of de inburgeringsplicht op grond van de Wet inburgering. De invoering van het systeem INDiGO is randvoorwaardelijk voor de implementatie van de Wet modern migratiebeleid en daarmee een vereiste voor de realisatie van een aantal voorgenomen beleidswijzigingen in 2013.

Programma Stroomlijning Toelatingsprocedures

Het programma Stroomlijning Toelatingsprocedures (PST) heeft tot doel vreemdelingen sneller duidelijkheid te geven over procedures en te voorkomen dat vreemdelingen onnodig procedures gaan stapelen. Naar verwachting treedt het hele pakket aan maatregelen in de eerste helft van 2013 in werking, indien de parlementaire behandeling tijdig en positief kan worden afgerond. Tevens is het tijdig gereed zijn van de uitvoering (inclusief de ICT-systemen) hiervoor een randvoorwaarde. De belangrijkste onderdelen van het programma zijn:

Bij zowel de eerste asiel- als bij de eerste humanitaire reguliere aanvraag wordt het gehele humanitaire reguliere beleidskader meegetoetst.

Een vervolgaanvraag heeft dan alleen zin als er nieuwe feiten of omstandigheden worden aangevoerd; deze vervolgaanvraag kan in beginsel binnen één dag (ééndagstoets) worden afgehandeld.

De asielgronden worden in lijn gebracht met Europese- en internationale wet- en regelgeving.

Het categoriaal beschermingsbeleid wordt afgeschaft.

Voor de gesubsidieerde rechtsbijstand gaat het uitgangspunt «no cure no fee» gelden.

Na afwijzing van een asiel- of reguliere aanvraag wordt de vreemdeling direct overgedragen aan de Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V).

Waar mogelijk worden, met name door een efficiëntere werkwijze, de doorlooptijden verkort.

Handhaving Vreemdelingenwet

Illegaliteit in de zin van onrechtmatig verblijf van vreemdelingen kan gepaard gaan met diverse vormen van overlast en criminaliteit, waaronder mensensmokkel, en met een verblijf in mensonterende omstandigheden. Door in te zetten op versterking van het vreemdelingentoezicht en -handhaving wordt gewerkt aan een geloofwaardig vreemdelingenbeleid en vergroting van de veiligheid in de samenleving. De aanpak van criminele en overlastgevende vreemdelingen heeft hierbij de hoogste prioriteit.

Bij het tegengaan van illegaliteit geniet vrijwillig vertrek de voorkeur. Dit wordt zo veel mogelijk gestimuleerd en begeleid. Als niet-rechtmatig verblijvende vreemdelingen niet zelfstandig vertrekken, wordt overgegaan tot gedwongen vertrek. Zowel voor zelfstandige als gedwongen terugkeer wordt nadrukkelijk de samenwerking met andere overheden en maatschappelijke organisaties gezocht en versterkt. Voor gedwongen terugkeer is tevens de medewerking van de landen van herkomst vereist.

D1 Budgettaire gevolgen van het beleid
Tabel 10.2 Vreemdelingen

(x € 1 000)

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Verplichtingen

764 608

733 200

711 008

629 220

623 799

621 920

               

Uitgaven:

764 608

733 200

711 008

629 220

623 799

621 920

 

Waarvan juridisch verplicht

 

96%

       
               

10.1

Toegang, toelating en opvang vreemdelingen

730 473

706 118

684 541

603 185

597 592

595 797

 

Subsidies

7 468

6 216

6 406

7 360

7 347

7 337

 

Vluchtelingenwerk Nederland (VWN) e.a.

7 468

6 216

6 406

7 360

7 347

7 337

 

Opdrachten

29 234

44 149

46 920

20 322

16 319

16 319

 

Programma Biometrie

8 162

8 013

12 012

2 500

500

500

 

Programma Vernieuwing Grensmanagement

4 334

12 014

13 019

9 959

7 959

7 959

 

Programma keteninformatisering

10 678

19 820

17 918

4 828

4 828

4 828

 

Versterking vreemdelingenketen

6 060

4 302

3 971

3 035

3 032

3 032

 

Bijdragen aan baten-lastendiensten

295 861

267 534

266 636

244 135

243 499

242 871

 

Immigratie- en naturalisatiedienst

295 861

267 534

266 636

244 135

243 499

242 871

 

Bijdragen aan ZBO's / RWT's

397 910

388 219

364 579

331 368

330 427

329 270

 

Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA)

397 910

388 219

364 579

331 368

330 427

329 270

               

10.2

Terugkeer en bewaring Vreemdelingen

34 135

27 082

26 467

26 035

26 207

26 123

 

Subsidies

6 800

6 600

6 600

6 400

6 300

6 280

 

REAN-regeling

6 800

6 600

6 600

6 400

6 300

6 280

 

Opdrachten

6 328

0

0

0

0

0

 

Vreemdelingenbewaring

6 328

0

0

0

0

0

 

Bijdragen aan baten-lastendiensten

21 007

20 482

19 867

19 635

19 907

19 843

 

Terugkeer vreemdelingen

21 007

20 482

19 867

19 635

19 907

19 843

               

Ontvangsten

467

0

0

0

0

0

D2 Budgetflexibiliteit

Het grootste gedeelte van de uitgaven is verplicht, onder meer de bijdragen aan de uitvoeringsorganisaties COA, IND en DT&V. Van de programma-uitgaven is het merendeel bestuurlijk gebonden of is de aanbesteding in voorbereiding.

E. Toelichting op de instrumenten
10.1 Toegang, toelating en opvang vreemdelingen

Subsidies

Vereniging Vluchtelingenwerk Nederland

Vereniging Vluchtelingenwerk Nederland (VWN) zet zich op basis van Universele verklaring voor de Rechten van de Mens in voor de bescherming en het behartigen van de belangen van vluchtelingen en asielzoekers. Daarnaast ondersteunt VWN direct of indirect vluchtelingen en asielzoekers bij het opbouwen van een nieuw bestaan in Nederland. Tot slot onderneemt de vereniging activiteiten gericht op de bescherming en belangenbehartiging van vluchtelingen en asielzoekers buiten Nederland met name in Europa.

Opdrachten

Programma Biometrie in de Vreemdelingenketen

Het programma Biometrie in de Vreemdelingenketen (BVK) draagt zorg voor harmonisatie en bevordering van efficiënt gebruik van biometrie in de vreemdelingenketen. In 2013 zullen meerdere toepassingen worden opgeleverd op basis waarvan efficiënt gebruik wordt gemaakt van de implementatie van biometrie op het Vreemdelingendocument en het Europees Visumsysteem.

Programma Vernieuwing Grensmanagement

Het programma Vernieuwing Grensmanagement (VGM) heeft als doel een efficiënt en effectief grenscontroleproces met een goede balans tussen mobiliteit van passagiers en de noodzakelijke grenscontroles. Het programma legt in 2013 de focus op het tot stand brengen van een gezamenlijk informatiesysteem en een nationaal informatie- en analysecentrum ten behoeve van de grenscontroles. Verder is voorzien in verdere uitbreiding van de automatische grenspassagepoorten voor EU-onderdanen en de uitbreiding van programma’s voor geregistreerde reizigers.

Programma Keteninformatisering

Het programma Keteninformatisering maakt de gezamenlijke uitvoering van het vreemdelingenbeleid efficiënter, effectiever en flexibeler. In 2013 worden concrete verbeteringen in de keteninformatisering ingevoerd door de papieren informatie-uitwisseling in meer gevallen te vervangen door digitale uitwisseling. Daarnaast wordt een nieuw systeem voor ketenmanagementinformatie in gebruik genomen waardoor bestaande rapportages sneller kunnen worden gemaakt en de kwaliteit van de rapportages toeneemt. Het streven is om de informatievoorziening aan de Tweede Kamer meer op hoofdlijnen, gericht op maatschappelijk effect, en minder in detail te doen plaatsvinden.

Versterking vreemdelingenketen

In 2013 worden vanuit dit budget diverse kleinere opdrachten gefinancierd met als doel verbeteringen in de vreemdelingenketen te bewerkstellingen.

Bijdragen aan baten-lastendiensten

Immigratie- en Naturalisatiedienst

De Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) is verantwoordelijk voor de uitvoering van het vreemdelingenbeleid in Nederland. Dat houdt in dat de IND alle aanvragen beoordeelt van vreemdelingen die in Nederland willen verblijven of Nederlander willen worden. Het kan gaan om vluchtelingen die niet veilig zijn in eigen land. Maar bijvoorbeeld ook om mensen die in Nederland willen werken en wonen. Of om mensen die al zo lang in Nederland wonen dat zij zich Nederlander voelen en daarom willen naturaliseren.

Tabel 10.3 Streefwaarden doorlooptijden: vreemdelingenzaken waarop binnen de gestelde wettelijke termijn is besloten (in %)
 

Realisatie 2011

Begroting 2012

Begroting 2013

Asiel

88

85

86

Regulier

88

100

100

Naturalisatie

86

100

100

Bron: IND

Voor het opvangen van hoeveelheidsfluctuaties in de vreemdelingenketen houdt het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties een begrotingsreserve aan bij het ministerie van Financiën. De omvang van de reserve bedraagt momenteel € 9,9 mln.

Bijdragen aan ZBO’s / RWT’s

Centraal Orgaan opvang asielzoekers

Het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) draagt zorg voor de opvang van vreemdelingen in Nederland. In opdracht van de Minister voor Immigratie, Integratie en Asiel biedt het COA de vreemdelingen huisvesting, verstrekt het middelen van bestaan en geeft het begeleiding. Het opvangbeleid is gericht op de opvang van asielzoekers gedurende de asielprocedure. Na een afwijzing van een asielverzoek wordt de vreemdeling in de gelegenheid gesteld, al dan niet met ondersteuning van Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V) en/of de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM) zelfstandig terug te keren. Na afloop van de vertrektermijn wordt de opvang in beginsel beëindigd, waarna mogelijk nog plaatsing in een locatie voor vrijheidsbeperking of in een gezinslocatie aan de orde kan zijn om verder aan het vertrek te werken. In het geval van vergunningverlening is snelle doorstroming naar gemeentelijke huisvesting van belang om op die wijze integratie en participatie te bevorderen. De gemiddelde uitgaven per opvanggerechtigde worden voor 2013 geraamd op € 22 446.

Tabel 10.4 Indicatoren: gemiddelde verblijfsduur (in maanden)

 

Realisatie 2011

Begroting 2012

Begroting 2013

Gemiddelde opvangduur vergunninghouders na vergunningverlening

5

5

3,5

Gemiddelde verblijfsduur opvang op basis van uitstroom

15

14

12

Bron: COA

Toelichting

In de loop van 2012 is besloten tot invoering van een nieuwe systematiek voor de uitplaatsing van statushouders. De gemiddelde opvangduur na statusverlening zal daardoor vanaf 2013 afnemen tot circa 3,5 maanden.

Ten aanzien van de gemiddelde opvangduur op basis van de uitstroom is relevant dat prioriteit wordt gelegd bij de afhandeling van procedures van personen die lang in de opvang verblijven zodat zij de opvang zo snel mogelijk kunnen verlaten. Dit leidt er toe dat de gemiddelde opvangduur van diegenen die uit de opvang vertrekken (tijdelijk) stijgt. De gemiddelde opvangduur van alle personen in de opvang zal hierdoor in 2013 echter afnemen. Deze daling wordt versterkt door de positieve effecten die uitgaan van de verbeterde asielprocedure.

10.2 Terugkeer en bewaring Vreemdelingen

Subsidie

REAN-regeling

De Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V) en de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM) werken met elkaar samen op het gebied van zelfstandige terugkeer. In het kader van de REAN-regeling (Return and Emigration of Aliens from the Netherlands) onderhoudt de DT&V de subsidierelatie met IOM. Op basis van deze regeling kan IOM vreemdelingen die zelfstandig willen vertrekken uit Nederland financieel ondersteunen. Daarnaast levert IOM een bijdrage aan het faciliteren van zelfstandige terugkeer naar het land van herkomst door onder meer het geven van voorlichting en advies over zelfstandige terugkeer en extra ondersteuning aan kwetsbare groepen. Ook het procesmatig voorbereiden en begeleiden van de terugkeer (bijvoorbeeld door ondersteuning bij het verkrijgen van reisdocumenten) behoren tot de activiteiten van IOM.

Opdrachten

Vreemdelingenbewaring

De Tweede Kamer heeft een motie aangenomen om onderzoek te verrichten naar de mogelijkheden om meer gebruik te maken van minder restrictieve en goedkopere alternatieven voor vreemdelingenbewaring. Er zijn kleinschalige pilots ingericht om de effectiviteit van een aantal alternatieven voor bewaring te onderzoeken. De pilots worden in 2013 geëvalueerd.

Bijdragen aan baten-lastendiensten

Terugkeer vreemdelingen

De Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V) heeft als doel het realiseren van het daadwerkelijke vertrek van vreemdelingen die niet (langer) in Nederland mogen blijven. Het terugkeerbeleid is bedoeld om gericht illegaal verblijf van vreemdelingen in Nederland te voorkomen en tegen te gaan. Het uitgangspunt is dat vreemdelingen die niet meer rechtmatig in Nederland verblijven, zelfstandig kunnen terugkeren naar het land van herkomst of vertrekken naar een land waar toegang is gewaarborgd. Als hieraan geen gehoor wordt gegeven, kan de terugkeer gedwongen plaatsvinden.

4. NIET-BELEIDSARTIKELEN

Artikel 11. Centraal apparaat

11.1 Apparaatsuitgaven kerndepartement

Op dit artikel staan alle personele en materiële uitgaven en ontvangsten van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties met uitzondering van de AIVD (zie hiervoor artikel 2). Sinds de begroting 2012 zijn de apparaatsbudgetten van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in de begroting gecentraliseerd.

D1 Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel 11.1 Centraal apparaat

(x € 1 000)

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Verplichtingen

440 685

312 137

288 900

265 431

262 291

261 121

               

Uitgaven:

436 225

311 023

288 246

263 965

262 291

261 121

 

waarvan juridisch verplicht

 

100%

       
               

11.1

Apparaat (exclusief AIVD)

436 225

311 023

288 246

263 965

262 291

261 121

               
 

Personeel

264 111

204 030

196 193

181 608

180 260

179 441

 

Waarvan:

           
 

Eigen personeel

218 510

182 251

175 468

170 648

169 402

168 583

 

Externe inhuur

37 536

16 623

15 995

6 674

6 674

6 674

               
 

Materieel

172 114

106 993

92 053

82 357

82 031

81 680

 

Waarvan:

           
 

Bijdrage SSO`s

62 103

42 537

40 053

35 498

35 475

35 475

 

ICT

45 520

0

0

0

0

0

               

Ontvangsten

133 931

27 965

27 965

27 965

27 965

27 965

Toelichting

In deze tabel zijn de apparaatsuitgaven van het kerndepartement opgenomen, inclusief de Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V) en de Kiesraad. De reeks is exclusief de apparaatsuitgaven van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD). Deze zijn, vanwege het specifieke karakter, begroot op het beleidsartikel 2.

Vanaf de begroting 2013 worden de apparaatsuitgaven uitgesplitst in personeel (waarvan eigen personeel en externe inhuur) en materieel (waarvan ICT en bijdragen aan Shared Service Organisaties).

De personele uitgaven weerspiegelen de voortgaande afslanking van het kerndepartement.

De geraamde uitgaven voor externe inhuur geven een sterke daling te zien. Dit komt voornamelijk doordat de inzet van externen bij de programmadirectie Identiteitsmanagement en Immigratie (IDMI) afloopt ultimo 2014.

Shared Service Centrum-ICT (SSC-ICT)

Het relatief hoge niveau van personele en materiële uitgaven in 2012 in relatie tot 2013 wordt verklaard doordat SSC-ICT vanaf 1 januari 2013 een baten-lastendienst wordt, maar in 2012 nog een kasdienst is. Verantwoording van de uitgaven 2012 van het ministerie van Infrastructuur en Milieu (I en M), het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) en het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) aan SSC-ICT lopen via de BZK-begroting. Het budget van SSC-ICT wordt in 2012 gefinancierd uit de ontvangsten van de opdrachtgevende departementen IenM, VWS en SZW (€ 52 mln.). Vanaf 2013 vallen de materiele uitgaven die betrekking hebben op de ICT-uitgaven voor het BZK-deel onder de budgetreeks Bijdrage SSO`s.

Tabel 11.2 Overzicht apparaat SSC-ICT

(x € 1 000)

2012

2013 e.v.

Uitgaven

67 132

0

     

Personeel

35 472

0

Waarvan:

   

Eigen personeel

15 492

0

Externe inhuur

19 980

0

     

Materieel

31 660

0

Waarvan:

   

Bijdrage SSO's

10

0

ICT

31 650

0

     

Ontvangsten

52 410

0

11.2 Totaal overzicht Apparaatsuitgaven en -kosten BZK

Het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is verantwoordelijk voor negen baten-lastendiensten. In de onderstaande tabel zijn de apparaatskosten weergegeven die deze baten-lastendiensten maken voor hun bedrijfsvoering. Deze worden nader toegelicht in de paragraaf over de baten-lastendiensten. De totale apparaatskosten van deze diensten zijn niet volledig toe te rekenen aan het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, aangezien Shared Service Organisaties voor meerdere departementen werken.

Naast deze baten-lastendiensten draagt het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties met een bijdrage bij aan de taakuitvoering door enkele ZBO’s en RWT’s. Een deel van deze financiële middelen wordt gebruikt voor de bekostiging van personeel en materieel bij deze organisaties. Voor de ZBO’s en RWT’s die een financiële bijdrage van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties ontvangen voor de uitvoering van hun taken zijn in tabel 11.3 de totale apparaatskosten opgenomen.

Tabel 11.3 geeft een overzicht van de totale apparaatsuitgaven voor het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de apparaatskosten van de baten-lastendiensten, ZBO’s en RWT’s. Overigens kunnen de onderstaande cijfers niet in één totaalbedrag worden gevat, omdat het zowel uitgaven als kosten van het apparaat betreft.

Tabel 11.3 Totaal overzicht apparaatsuitgaven en -kosten BZK

(x € 1 000)

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Totaal apparaatsuitgaven ministerie BZK

631 261

501 260

475 912

449 419

447 519

446 103

Kerndepartement

436 225

311 023

288 246

263 965

262 291

261 121

AIVD

195 036

190 237

187 666

185 454

185 228

184 982

             

Totaal apparaatskosten BLD's

1 132 831

868 233

880 515

856 732

857 936

863 053

Basisadministratie Persoonsgegevens en Reisdocumenten

98 720

87 451

85 808

86 460

88 162

89 915

Doc-Direkt

30 604

30 876

30 908

30 850

30 916

31 144

Logius

68 329

82 012

82 165

75 039

75 972

77 210

P-Direkt

54 253

57 692

55 103

55 035

55 033

55 231

De Werkmaatschappij

121 712

120 139

123 481

126 623

130 056

131 841

FMHaaglanden

94 425

88 365

107 457

106 074

106 228

106 800

Immigratie- en Naturalisatiedienst

346 108

318 541

316 828

305 436

304 942

304 480

Rijksgebouwendienst

75 627

70 482

67 605

60 923

56 897

56 864

Dienst van de Huurcommissie

20 859

12 675

11 160

10 292

9 730

9 568

             

Totaal apparaatskosten ZBO's en RWT's1

111 097

         

Centraal Orgaan opvang asielzoekers

110 000

         

Stichting Administratie Indonesische Pensioenen

1 097

         
X Noot
1

De apparaatskosten zijn alleen voor 2012 opgenomen omdat over verdere jaren de informatie ontbreekt. De apparaatskosten van de ZBO’s Kiesraad en Huurcommissie zijn niet opgenomen, omdat deze worden bekostigd vanuit respectievelijk het secretariaat van de Kiesraad (artikel 1) en de baten-lastendienst Dienst van de Huurcommissie.

Om de Tweede Kamer inzicht te bieden in de apparaatsuitgaven per beleidsterrein wordt in tabel 11.4 weergegeven wat de apparaatsuitgaven zijn per onderdeel van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Tabel 11.4 Apparaatsuitgaven per beleidsonderdeel (x € 1 000)

Directoraat-Generaal

2013

Beleidsartikelen

Totaal apparaat

311 023

 

Dienst Concernstaf en Bedrijfsvoering

135 902

Niet-beleidsartikel 11

Kiesraad

1 618

1

Bestuur en Koninkrijksrelaties

29 310

1, 6 en 7

Organisatie en Bedrijfsvoering Rijk

14 575

8

Bureau Algemene Bestuursdienst (inclusief Topmanagementgroep (TMG) van het Rijk)

23 816

8

Wonen, Bouwen en Integratie

30 297

3, 4 en 5

Vreemdelingenzaken (inclusief Dienst Terugkeer en Vertrek)

75 505

10

Artikel 12. Algemeen

A Algemene doelstelling

Op dit artikel worden de centrale onderzoeksbudgetten, de werkzaamheden van internationale zaken en de verzameluitkeringen begroot.

D1 Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel 12.1 Algemeen

(x € 1 000)

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Verplichtingen

2 093

2 266

1 473

1 291

4 004

4 004

               

Uitgaven:

13 905

4 420

2 173

3 648

4 004

4 004

               

12.1

Algemeen

1 301

1 474

1 473

1 469

1 469

1 469

 

Subsidies

181

178

177

173

173

173

 

Koninklijk Paleis

181

178

177

173

173

173

 

Opdrachten

1 120

1 296

1 296

1 296

1 296

1 296

 

Waarvan:

           
 

Internationale Samenwerking

475

475

475

475

475

475

               

12.2

Verzameluitkeringen

12 604

2 946

700

2 179

2 535

2 535

 

Bijdragen aan (inter)nationale organisaties

12 604

2 946

700

2 179

2 535

2 535

 

IPSV en impulsbudget

12 604

2 946

700

2 179

2 535

2 535

               

Ontvangsten

0

0

0

0

0

0

E Toelichting
12.1 Algemeen

Het budget wordt aangewend voor kennis, onderzoek en internationale zaken.

Het gaat om strategisch, beleidsondersteunend en evaluatief onderzoek dat raakvlakken heeft met meerdere beleidsterreinen van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. De drie kerntaken hierbij zijn:

  • strategisch onderzoek en advies;

  • guidance en coördinatie van onderzoek bij de decentrale eenheden;

  • kennismanagement.

Verder zijn hier de budgetten opgenomen voor het onderhouden en uitbreiden van internationale relaties op het gebied van bestuur. Het betreffen de uitgaven voor:

  • het coördineren en voorbereiden van de Raad voor Justitie en Binnenlandse Zaken (JBZ Raad);

  • gevolg geven aan de verplichtingen die voortvloeien uit internationale verdragen;

  • het opstellen en (mede) implementeren van besluiten, programma’s en projecten in het kader van de samenwerking binnen de Europese Unie.

12.2 Verzameluitkering

De verzameluitkering kent zijn wettelijke grondslag in de Financiële-verhoudingswet en keert uit aan de decentrale overheden. In de verzameluitkering zijn de beleidsthema’s gebundeld die maximaal € 10 mln. voor de medeoverheden beslaan. Aanleiding voor de invoering van de verzameluitkering is de behoefte aan een wijze van middelenverstrekking aan de medeoverheden die ruimte biedt voor lokaal maatwerk en onnodige administratieve lasten voorkomt. Dit te meer gezien de geringe omvang van de middelen.

Artikel 13. Nominaal en onvoorzien

Het niet-beleidsartikel Nominaal en onvoorzien bestaat uit drie artikelonderdelen: loonbijstelling, prijsbijstelling en onvoorzien.

Tabel 13.1 Nominaal en onvoorzien

(x € 1 000)

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Verplichtingen

10 275

11 823

318

5 361

6 074

2 102

               

Uitgaven:

10 275

11 823

318

5 361

6 074

2 102

13.1

Loonbijstelling

25

983

318

2 759

3 397

1 350

               

13.2

prijsbijstelling

8 266

3 726

0

2 782

1 832

0

               

13.3

Onvoorzien

1 984

7 114

0

– 180

845

752

               

Ontvangsten

0

0

0

0

0

0

Artikel 14. VUT-fonds

In de zomer van 2005 hebben de sociale partners bij de overheid een akkoord gesloten over VUT/prepensioen/levensloop (VPL). Een belangrijke afspraak uit dit akkoord vormde het gegeven dat de toekomstige premie van het VUT-fonds zoveel mogelijk stabiel zou moeten blijven. Hierdoor ontstond een liquiditeitsbehoefte bij het fonds voor de periode van de looptijd van het fonds. Hiervoor is een leenovereenkomst tussen de Staat en het fonds gesloten die voor het laatst is herzien in 2009. De overeenkomst bevat een leningplafond van maximaal € 1,8 mld. Het fonds kan op ieder gewenst moment een beroep doen op uitbetaling van een tranche van deze lening. Daarnaast is zij bevoegd een tranche geheel of gedeeltelijk vervroegd af te lossen. Deze werkwijze stelt het fonds in staat in te spelen op actuele liquiditeitsbehoeften. In onderstaande tabel zijn de huidige ramingen opgenomen.

Tabel 14.1 VUT-fonds

(x € 1 000)

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Verplichtingen

190 000

210 000

0

0

0

0

               

Uitgaven:

190 000

210 000

0

0

0

0

14.1

VUT-fonds

190 000

210 000

0

0

0

0

               

Ontvangsten

15 900

19 000

328 400

739 100

51 400

0

5. DE BATEN-LASTENDIENSTEN

5.1 Baten-lastendienst Basisadministratie Persoonsgegevens en Reisdocumenten (BPR)

Inleiding

De belangrijkste producten van BPR zijn het beheer van het GBA-stelsel (Gemeentelijke Basisadministratie), het beheer van de reisdocumentenketen, de beheervoorziening voor het Burger Service Nummer (BSN), het beheer van de Persoonsinformatievoorziening Nederlandse Antillen en Aruba (PIVA) en het beheer van het Register Niet Ingezetenen (RNI) (start eind 2012). De in 2012 gestarte voorbereidende werkzaamheden voor het in beheer nemen van de Basisregistratie Personen (BRP) wordt in 2013 gecontinueerd. Door de opdrachtgever (BZK) is BPR aangewezen als beoogd beheerder van de Basisregistratie Personen. Eind 2012 neemt BPR Full Service (FS) als onderdeel van de GBA-V in beheer.

Voor deze producten voert BPR onder andere de volgende taken uit:

  • het inrichten en uitvoeren van het beheer voor het GBA-netwerk, de beheervoorziening BSN, PIVA, de RNI, GBA-V/FS en de reisdocumentenketen;

  • het bijhouden van een basisregister en signaleringsregister voor reisdocumenten;

  • het autoriseren van afnemers voor het gebruik van gegevens uit de GBA;

  • het geven van voorlichting en ondersteuning aan burgers en overheden over GBA, BSN, RNI en reisdocumenten;

  • de borging van de voorzieningen Sedula en kwaliteit Persoonsinformatievoorziening Nederlandse Antillen en Aruba (PIVA-V) in Caribisch Nederland;

  • Vanuit de expertise van BPR wordt tevens een bijdrage geleverd aan nieuwe taken;

  • ondersteuning van het programma modernisering GBA (mGBA) en de ondersteuning bij implementatie en migratie van de GBA naar de Basisregistratie Personen;

  • inrichten van de beheertaken als beoogd beheerder van de Basisregistratie Personen.

De kosten voor het beheren van de GBA worden doorberekend aan de gebruikers door middel van een kostendekkend tarief in de vorm van een abonnementsprijs. Het BSN wordt uitgevoerd in opdracht van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. De kosten komen voor rekening van het kerndepartement. De kosten voor het beheren van de reisdocumentenketen en de kosten van de productie en distributie van de reisdocumenten worden gedekt uit het tarief dat BPR in rekening brengt bij de uitgevende instanties. De kosten van de taken in Caribisch Nederland, de ondersteuning van de ontwikkelprogramma’s, het beheer van Full Service, de kosten van beheer van de RNI en de voorbereidingskosten van de in beheer name Basisregistratie Personen worden betaald door de opdrachtgever: het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. De voortgang van het programma mGBA is bepalend voor de doorlooptijd en de voorbereidingskosten van de Basisregistratie Personen.

Exploitatie

5.1.1 Begroting van baten en lasten voor het jaar 2013 ( x € 1000)
Baten-lastendienst BPR
 

2011

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Baten

             

Omzet moederdepartement

35 204

31 955

24 481

24 490

23 940

24 009

22 234

Omzet overige departementen

853

0

0

0

0

0

0

Omzet derden

82 460

67 215

66 400

64 878

66 200

67 944

68 631

Rentebaten

238

50

50

50

50

50

50

Vrijval voorzieningen

0

0

0

0

0

0

0

Bijzondere baten

0

0

0

0

0

0

0

Totaal baten

118 755

99 220

90 931

89 419

90 191

92 003

90 915

               

Lasten

             

Apparaatskosten

102 877

98 720

87 451

85 808

86 460

88 162

89 915

– personele kosten

6 767

8 175

12 113

10 880

11 020

11 162

11 309

– waarvan eigen personeel

 

6 375

9 550

8 314

8 455

8 599

8 746

– waarvan externe inhuur

 

1 800

2 563

2 567

2 565

2 563

2 563

– materiële kosten

96 110

90 545

75 339

74 928

75 440

77 000

78 606

– waarvan apparaat ICT

 

250

0

0

0

0

0

– waarvan bijdrage aan SSO's

   

2 000

2 000

2 000

2 000

2 000

Afschrijvingskosten

1 248

500

3 000

3 250

3 500

3 750

1 000

– materieel

1 248

500

3 000

3 250

3 500

3 750

1 000

– waarvan apparaat ICT

0

0

0

0

0

0

0

– immaterieel

0

0

0

0

0

0

0

Overige kosten

19

0

480

360

230

90

0

– dotaties voorzieningen

0

0

0

0

0

0

0

– rentelasten

19

0

480

360

230

90

0

– bijzondere lasten

0

0

0

0

0

0

0

Totaal lasten

104 144

99 220

90 931

89 419

90 191

92 003

90 915

Saldo van baten en lasten

14 611

0

0

0

0

0

0

waarvan te restitueren aan GBA afnemers

3 772

           

waarvan te restitueren aan opdrachtgever reisdocumenten

10 839

           

Saldo van baten en lasten

0

0

0

0

0

0

0

Toelichting

Uitgangspunt voor de begroting van baten en lasten van BPR is een kostendekkende exploitatie. De baten en lasten bedragen in 2013 circa € 91 mln. Het grootste gedeelte van de lasten (€ 75 mln.) betreft de kosten die worden gemaakt voor de productie en distributie van de reisdocumenten, het in stand houden van het GBA-netwerk, het beheer van de centrale verstrekkingvoorziening van de GBA (GBA-V) en de beheervoorziening BSN, PIVA-V en Sedula. De personele lasten bedragen ruim € 12 mln. in 2013. Hierin is rekening gehouden met de rijksbrede doelmatigheidskorting van 1,5%, de additionele taakstelling van € 0,1 mln. en de nieuwe taken die aan BPR zijn opgelegd.

Vanaf 2011 is er gestart met de invulling van de elementen van de compacte rijksdienst. De hiervoor benodigde investeringen worden de komende jaren beschikbaar gesteld.

Voor de uitvoering van haar taken maakt BPR gebruik van geautomatiseerde systemen die werken op een technische infrastructuur. De technische infrastructuur en het beheer daarvan worden vervangen en uitgebreid. Hiermee sluit BPR aan op de doelstellingen van de compacte rijksdienst en de informatiestrategie (I-strategie). Op de materiële activa wordt in 2013 € 3 mln. afgeschreven. Dit betreft de afschrijving op de investering in de vernieuwde BPR-infrastructuur.

De omzet van het moederdepartement (€ 24,5 mln.) bestaat uit:

  • de abonnementen voor het gebruik van de GBA door de afnemers die met ingang van 1 januari 2008 onder de budgetfinanciering vallen (€ 11,5 mln.);

  • de vergoeding van rijksleges voor de verstrekking van de identiteitskaarten aan jeugdigen (500 000 documenten * € 10,04 = € 5 mln.);

  • de bijdrage in de kosten van de beheervoorziening BSN (€ 3,0 mln.);

  • de bijdrage in de kosten voor de voorziening PIVA-V en Sedula (€ 0,8 mln.);

  • de bijdrage voor het beheer van de RNI (€ 1 mln.) en Full Service (€ 3,2 mln.).

De omzet van derden (€ 66,4 mln.) bestaat voornamelijk uit:

  • de opbrengsten van de afnemers van de GBA die niet onder budgetfinanciering vallen (€ 6,9 mln.);

  • de leges voor de reisdocumenten die de uitgevende instanties aan BPR afdragen (1,7 mln. paspoorten * € 19,60 plus 1,2 mln. identiteitskaarten * € 13,89 plus 0,5 mln. identiteitskaarten voor jeugdigen *€ 3,85 plus spoedtoeslag € 3,2 mln. = € 56,7 mln.).

BPR heeft geen voorzieningen op de balans opgenomen.

Kasstroomoverzicht

5.1.2 Kasstroomoverzicht voor het jaar 2013 (x € 1 000)
Baten-lastendienst BPR
 

2011

2012

2013

2014

2015

2016

2017

1.

Rekening-courant RHB 1 januari (incl. deposito)

42 918

30 047

30 047

30 047

30 047

30 047

30 047

2.

Totale operationele kasstroom

25 159

500

3 000

4 000

4 000

4 000

1 000

3a.

Totaal investeringen (–/–)

– 216

– 500

– 12 000

– 1 000

– 1 000

– 1 000

– 1 000

3b.

Totaal boekwaarde desinvesteringen (+)

0

0

0

0

0

0

0

3.

Totaal investeringkasstroom

– 216

– 500

– 12 000

– 1 000

– 1 000

– 1 000

– 1 000

4a.

Eenmalige uitkering aan moederdepartement (–/–)

– 7 276

0

0

0

0

0

0

4b.

Eenmalige storting door het moederdepartement(+)

0

0

0

0

0

0

0

4c.

Aflossingen op leningen (–/–)

– 1 389

0

– 3 000

– 3 000

– 3 000

– 3 000

0

4d.

Beroep op leenfaciliteit (+)

0

0

12 000

0

0

0

0

4.

Totaal financieringskasstroom

– 8 665

0