Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 17 oktober 2011
Tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen is de motie-Sap c.s. (TK 2011–2012; 33 000 motie Nr. 19) aangehouden. In de motie wordt de Regering gevraagd om een voorbeeld te stellen in het minder afhankelijk maken van de energievoorziening
van andere landen, hoge prijzen en vervuilende brandstoffen, door zonnepanelen te installeren op daken van rijksgebouwen die
daarvoor geschikt zijn of om die daken aan (energie)bedrijven te verhuren, zodat zij zonnepanelen op de daken van rijksgebouwen
kunnen plaatsen.
Het Kabinet ziet deze motie als een ondersteuning van het beleid. In de praktijk zal het de motie ruimer opvatten, namelijk
door de mogelijkheden te onderzoeken rijksgebouwen te voorzien van kosteneffectieve en duurzame systemen voor winning en beheer
van energie. Dit zal plaatsvinden in samenwerking met het bedrijfsleven en medeoverheden. Hieronder licht ik het kabinetsbeleid in deze toe.
De Rijksoverheid is, ook in haar eigen bedrijfsvoering, gebonden aan nationale en internationale afspraken voor duurzame ontwikkeling
(zie Duurzaamheidagenda):
-
– Energieneutraliteit in nieuwbouw en grootschalige renovaties vanaf 31 december 2018;
-
– 20% minder CO2-uitstoot in 2020;
-
– in 2020 14% van de energieconsumptie duurzaam opgewekt.
Het energiebeleid van dit kabinet beoogt de transitie naar een duurzame energievoorziening te ondersteunen. Die transitie
moet plaatsvinden met inachtneming van het economisch perspectief voor de energiesector. Zo zal de beschikbaarheid, de betaalbaarheid
en de betrouwbaarheid van de energievoorziening worden geborgd.
Het kabinet doet dit door een modern industriebeleid met oog voor innovatie en transitie naar «hernieuwbare energietechnologieën»
en decentrale opwekking en beheer van energie. Maatschappelijke initiatieven voor een duurzame energievoorziening worden ondersteund
met wet- en regelgeving, innovatiestimulering en duidelijke normen en eisen. In de vorm van «Green Deals» wordt samenwerking
gezocht met de samenleving (bedrijfsleven en medeoverheden) voor de ontwikkeling van een duurzame energievoorziening. Hiermee
wordt het aandeel van hernieuwbare energie in de energievoorziening uitgebreid. Daarbij wordt ruimte geboden aan alle energieopties
die bijdragen aan de doelstellingen van het energiebeleid (zie Green Deal brief).
In antwoord op schriftelijke vragen in november 2009 van het kamerlid Jansen heeft het kabinet aangegeven te verwachten dat
«door innovaties en prijsontwikkeling de toepassing van zonne-energie steeds meer als effectief alternatief binnen bereik»
komt (TK 2009–2010, Aanhangsel 568 van de Handelingen). De praktijk laat echter zien dat die ontwikkeling nog niet zo snel gaat. Zonnepanelen worden slechts
in beperkte mate geïnstalleerd, zoals op het gebouw voor de AIVD in Zoetermeer en de Belastingdienst in Apeldoorn. Marktpartijen
geven vaak met andere, meer rendabele systemen invulling aan duurzame productie en beheer van energie bij rijksgebouwen. Daarom
onderzoekt de Rijksgebouwendienst in een pilotproject (IND Zevenaar) de mogelijkheden voor inzet van nieuwe zonne-energietechnieken
op hun kosteneffectiviteit, aan te brengen bij onderhoud of renovatie van daken van rijksgebouwen.
In de voorbereiding en realisatie van kosteneffectieve en duurzame energiesystemen op rijksgebouwen wordt samenwerking gezocht
met en expertise ingeroepen van marktpartijen. Zij zijn het beste in staat de systemen aan te reiken voor een kosteneffectieve
en duurzame energievoorziening, die bijdragen aan het bereiken van de doelen van de bedrijfsvoering van het Rijk en van het
beleid voor energie en duurzaamheid. Zonnepanelen kunnen hier een rol spelen wanneer ze aan deze randvoorwaarden voldoen.
Een kosteneffectieve en duurzame energievoorziening in de eigen bedrijfsvoering is niet alleen goed voor de eigen energierekening
van het Rijk. Zowel in de Duurzaamheidagenda als in de Green Deal brief wordt benadrukt dat de inzet van de marktpositie en
de bedrijfsvoering van de overheid zal plaatsvinden in samenwerking met de samenleving en zo ook een vliegwiel kan zijn voor
het energiebeleid van het Kabinet.
De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
J. P. H. Donner