32 501 Trendnota Arbeidszaken Overheid 2011

31 490 Vernieuwing van de rijksdienst

Nr. 18 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 14 oktober 2011

Naar aanleiding van het Wetgevingsoverleg van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken van 9 juni jongstleden (kamerstuk 32 710 VII, nr. 8) heeft uw Kamer een motie aangenomen van de leden Koopmans en Van Hijum (Kamerstukken II, 2010/11, 31 490, nr. 61) over het criterium social return.

In deze brief geef ik reactie op deze motie waarin de regering wordt verzocht om Rijkswaterstaat en de Rijksgebouwendienst nadrukkelijk aan te spreken op het belang van social return en te zorgen dat de inzet wordt verhoogd, zodat bij zoveel mogelijk aanbestedingen het criterium social return wordt meegenomen.

Voorts wordt verzocht om bij de implementatie te bezien of, in plaats van een boetesysteem, de prestatieladder van Prorail voor duurzaam aanbesteden kan bijdragen aan een effectieve en duurzame inbedding van social return bij aanbestedingen van werken door de overheid.

In het Algemeen Overleg Werken naar Vermogen van 31 mei jongstleden heeft mw. Ortega-Martijn de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid gevraagd om de Kamer te informeren over de toepasbaarheid van een prestatiebeloning bij social return, naar voorbeeld van de (Prorail) CO2-prestatieladder. Ik geef in deze brief, mede namens de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, aan hoe het kabinet de motie Koopmans/Van Hijum uitvoert, waarbij tevens tegemoet wordt gekomen aan het verzoek van mw. Ortega-Martijn.

Toepassing van social return door het Rijk heeft tot doel het bevorderen van de uitstroom naar werk van mensen met een grote(re) afstand tot de arbeidsmarkt door het creëren van stage- en leerwerkplekken. Met deze maatregel dienen opdrachtnemers die een opdracht van de rijksoverheid willen verwerven bereid te zijn een bepaald aantal mensen uit deze doelgroep in dienst te nemen.

De CO2-prestatieladder is een in opdracht van Prorail ontwikkeld en beheerd zelfregulerend certificeringinstrument om bedrijven die deelnemen aan aanbestedingen te stimuleren tot CO2-bewust handelen in de eigen bedrijfsvoering en bij de uitvoering van projecten. De ladder geeft met 5 oplopende niveaus inzicht in de mate waarin een bedrijf actief werk maakt van CO2-reductie. Hoe hoger de trede waarop men gecertificeerd wordt, hoe groter het voordeel dat men krijgt bij aanbesteding van een project.

De instrumenten social return en prestatieladder streven beide ernaar opdrachtnemers tot een bepaald gedrag te bewegen. Dit gebeurt respectievelijk door een dwingende contractvoorwaarde op te nemen of een stimulans neer te leggen (beloning) voor inschrijvers die zich onderscheiden. Gezien het belang dat het kabinet hecht aan het realiseren van extra werk(ervaring)plekken, heeft het kabinet bewust gekozen voor een minimum vereiste in plaats van een zelfregulerend systeem van prestatiebeloning.

Op dit moment bestaat er geen objectieve methode voor certificering van bedrijven die social return toepassen, zoals bij CO2 de prestatieladder. Uiteraard volg ik eventuele initiatieven uit de markt met belangstelling. Daar waar kansrijke initiatieven ontstaan, die bijdragen aan de doelstellingen van het kabinetsbesluit, zal ik deze met actieve betrokkenheid volgen. In de evaluatie in 2013 zal worden bezien of een dergelijke toepassingsmethode in het rijksbrede social return beleid ingepast kan worden.

Overigens biedt ook de uitgewerkte toepassingsvorm (social return als contractvoorwaarde) de gelegenheid om goed gedrag van opdrachtnemers te belonen. Het ambitieniveau van een bedrijf op social return kan als een kwalitatief onderdeel van de inschrijving hoger gewaardeerd worden. De wijze waarop een opdrachtnemer de gestelde eis op social return invulling geeft of gaat geven, wordt dan door de opdrachtgever in de vergelijking prijs versus kwaliteit meegenomen. Hiermee worden bedrijven gestimuleerd zich te onderscheiden door social return op een zorgvuldige manier invulling te geven.

Ik ben blij met de ondersteuning van de Kamer om het beleid social return breed te implementeren. In het kabinetsstandpunt social return (Kamerstukken II, 2010/11, 32 501/29 544, nr. 12) heeft het kabinet aangekondigd om per 1 juli 2011 social return bij alle (passende) aanbestedingen van «werken» en «diensten» boven het drempelbedrag van 250 000 euro toe te passen. Dit geldt ook voor aanbestedingen van Rijkswaterstaat en de Rijksgebouwendienst. Daarnaast besteden deze twee diensten ook grote werken aan die zich kenmerken door een grote financiële omvang, complexiteit en meerjarigheid. Voor deze categorie werken moet voor een succesvolle toepassing van social return meer ervaring worden opgedaan. Daarom zullen in de implementatiefase twee grote aanbestedingen van Rijkswaterstaat en Rijksgebouwendienst elk (dus vier in totaal) dienen om deze ervaring op te doen. De vier grote aanbestedingen van Rijkswaterstaat en de Rijksgebouwendienst, waarbij social return als contractvoorwaarde is opgenomen, lopen op dit moment.

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

J. P. H. Donner

Naar boven