19 637 Vreemdelingenbeleid

Nr. 1476 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR IMMIGRATIE EN ASIEL

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 16 november 2011

Tijdens het Algemeen Overleg Vreemdelingenbeleid van 10 november jl. heb ik u toegezegd een nadere toelichting te geven op mijn beantwoording van de Kamervragen van de heer Spekman van 18 juli 2011 over het experiment Perspectief, met name waar het gaat om het antwoord op vraag 6 (Tweede Kamer, vergaderjaar 2010–2011, Aanhangsel, 3556). Met deze brief kom ik deze toezegging na.

De heer Spekman heeft de vraag gesteld in hoeveel van de vastgelopen dossiers van ex-amv’s de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) de laatste drie maanden een besluit heeft genomen. Daarop heb ik geantwoord dat deze vraag op basis van de gegevens uit het registratiesysteem INDIS niet valt te beantwoorden omdat de Perspectiefzaken niet apart zijn geoormerkt.

Ik heb daarbij gedoeld op het gegeven dat het niet mogelijk is om de dossiers van alle deelnemers aan Perspectief geautomatiseerd uit INDIS te genereren opdat kan worden nagekeken in hoeveel zaken een toelatingsprocedure openstond waarop de IND nog moest beslissen en, indien een beslissing is genomen, op welke datum deze beslissing is genomen. Waar nog toelatingsaanvragen van deelnemers aan het Experiment openstonden is door de IND evenmin handmatig bijgehouden hoeveel beslissingen er zijn genomen. Deelnemers aan het Perspectiefproject werden daarentegen wel als «niet verwijderbaar» geregistreerd op basis van informatie aangeleverd via de steunpunten en/of de projectsecretaris. Hierdoor werd, met het oog op de continuïteit van de begeleiding door de gemeentelijke steunpunten, voorkomen dat ze door de Vreemdelingenpolitie in vreemdelingenbewaring zouden worden gesteld. Nu een vreemdeling ook om andere redenen als «niet verwijderbaar» kan worden gekwalificeerd, kunnen de gegevens van de deelnemers aan het Perspectiefproject evenmin aan de hand van dit criterium op geautomatiseerde wijze worden gegenereerd.

Ik veronderstel dat het beeld bestaat dat op basis van de lijsten die met input van de steunpunten door de projectsecretaris zijn opgesteld, alsnog nader onderzoek kan worden verricht om de vraag van de heer Spekman te beantwoorden. Dit vraagt evenwel een bewerkelijk onderzoek om een gedegen antwoord op de vraag te kunnen geven. Bovendien heeft de uitkomst van dit onderzoek geen meerwaarde voor mijn conclusies in de brief van 14 september jl. aan uw Kamer (TK, 2010–2011, 19 637, 1461). Deze conclusies zijn onder meer gebaseerd op het onderzoek van het CVO waarover vooraf duidelijk is afgesproken dat dit zich op de Perspectiefaanpak zou richten en gedurende een bepaalde onderzoeksperiode.

Tot slot wil ik de overplaatsing van jongeren naar de Rijksopvang toelichten. In mijn brief van 14 september jl. (Kamerstuk 19 637, nr. 1461) heb ik u gemeld dat de dossiers van de deelnemers aan het Perspectiefproject door gemeenten kunnen worden aangemeld bij de Dienst Terugkeer en Vertrek voor plaatsing in een asielzoekerscentrum, in een Vrijheidsbeperkende Locatie of in een gezinslocatie. De overplaatsing van deze jongeren zal zorgvuldig gebeuren, in goed overleg met de betrokken gemeenten. De DT&V gaat vervolgens met deze jongeren aan de slag en maatwerk is daarbij het uitgangspunt.

De minister voor Immigratie en Asiel,

G. B. M. Leers

Naar boven