31 293 Primair Onderwijs

Nr. 142 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR IMMIGRATIE, INTEGRATIE EN ASIEL

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 29 mei 2012

Tijdens het algemeen overleg op 22 maart jongstleden over integratiebeleid (32 824, nr. 4) en de algemene beraadslaging op 11 april jongstleden over het wetsvoorstel Wijziging van de Wet inburgering (33086) (Handelingen II 2011/12, nr. 75, item 9, blz. 49–90) heb ik de Kamer toegezegd nog schriftelijk te zullen reageren op de vragen van het lid Sterk over de wijze waarop ouders betrokken worden bij VVE-programma’s (programma’s voor voor- en vroegschoolse educatie). Tevens werd gevraagd of de extra middelen die in navolging van een motie van de CDA-fractie zijn vrijgemaakt voor VVE in met name de grotere gemeenten, ook kunnen worden gebruikt om ouders een «rugzakje» te geven waarmee zij de Nederlandse taal zouden kunnen leren.

Ouderbetrokkenheid is een belangrijke factor in de ontwikkeling van kinderen. Het gaat hier dan om de rol van ouders bij de opvoeding binnen- en buitenshuis, de ondersteuning in de voorschool, gedurende de schoolcarrière en de verdere levensloopbaan. Vanuit het integratieperspectief is het belangrijk dat ook migrantenouders met een zwakke sociaaleconomische achtergrond bereikt worden met het algemene beleid dat gericht is op het verbeteren van ouderbetrokkenheid. Immers, deze ouders staan in culturele zin soms op afstand van de Nederlandse samenleving, zijn veelal laag opgeleid en hebben vaak ook een gebrekkige beheersing van de Nederlandse taal. Door deze omstandigheden worden zij soms moeilijk bereikt met het reguliere beleid wanneer daar binnen het beleid niet specifiek op gelet wordt.

Binnen het VVE-beleid is ouderbetrokkenheid een belangrijk aandachtspunt want een noodzakelijke voorwaarde voor het welslagen van VVE. De middelen waar lid Sterk aan refereert hebben betrekking op de beschikbare middelen die door het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap voor de G37 zijn uitgetrokken (in 2012 € 70 miljoen en vanaf 2013 € 95 miljoen per jaar). Deze middelen worden niet alleen ingezet voor VVE, maar ook voor schakelklassen en zomerscholen. De middelen worden ook gebruikt voor ouderactiviteiten waarin ouders worden gestimuleerd deel te nemen aan activiteiten op het kinderdagverblijf, de peuterspeelzaal en de school, en handvatten aangereikt krijgen hoe zij ook thuis de ontwikkeling van hun kinderen kunnen stimuleren. De scholen en voorschoolse instellingen stellen zelf hun ouderbeleid op. Dat beleid moet voldoen aan specifieke indicatoren die opgenomen zijn in het toezichtkader VVE. Met de G37 heeft de minister van OCW afgesproken dat in 2015 alle elementen van het ouderbeleid uit het toezichtkader VVE op orde zijn. De Onderwijsinspectie monitort deze afspraken in 2013 en 2015.

Taalles voor ouders maakt niet standaard deel uit van de VVE-programma’s. In principe is het leren van de Nederlandse taal de eigen verantwoordelijkheid van ouders, zoals ook vormgegeven in de voorgestelde wetswijziging van de Wet inburgering. Maar in de praktijk zien we dat gebrekkige Nederlandse taalvaardigheid en onbekendheid met het Nederlandse schoolsysteem en Nederlandse opvoedingsgewoonten een belemmering vormen voor ouders om hun eigen verantwoordelijkheid te kunnen nemen. En daarmee een belemmering vormen voor het realiseren van een goede ouderbetrokkenheid. Om die reden wordt er momenteel in samenwerking met de PO Raad op een aantal scholen een oudercursus aangeboden aan ouders van kinderen die naar de voorschool en de eerste twee groepen van de basisschool gaan. In deze cursus wordt ook Nederlandse taalles gegeven, waarbij deze taalles sterk gekoppeld is aan het VVE-programma van de kinderen. Ouders krijgen daarbij instructies hoe zij hier thuis met de kinderen verder aan kunnen werken. De PO Raad zorgt voor bredere bekendmaking van deze methode en de resultaten onder scholen. Scholen kunnen deze werkwijze dan opnemen in hun eigen ouderbeleid.

De minister voor Immigratie, Integratie en Asiel, G. B. M. Leers

Naar boven