28 844 Integriteitsbeleid openbaar bestuur en politie

Nr. 59 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 11 november 2011

Tijdens het Algemeen Overleg van 9 november jl. vroeg het lid Van Gent mij om een toelichtende brief bij het Tijdelijk besluit Commissie advies- en verwijspunt klokkenluiden, waarin de stap ná «advies en verwijzing» nader wordt omschreven.

Met deze brief ga ik graag op haar verzoek in.

Wij spraken met elkaar over de taak van het advies- en verwijspunt om ook ondersteuning te bieden bij mogelijke vervolgstappen aan degene die een vermoeden van een misstand heeft. Vanzelfsprekend zal het advies- en verwijspunt eerst samen met de betrokkene bezien of alle mogelijkheden om de zaak intern, met de werkgever, te bespreken zijn uitgeput. Als dat zo is kan het advies- en verwijspunt adviseren over hoe de kwestie aan te melden bij de bevoegde instantie en daarbij zal het advies- en verwijspunt ook zicht houden op het proces als de klokkenluider dat wenst. Omdat de Commissie in dat geval als het ware over de schouder van de klokkenluider meekijkt zullen naar verwachting deuren makkelijker open gaan als dat nodig is.

Zoals u weet kent Nederland een uitgebreid netwerk van bevoegde instanties waaraan het opsporen en bestrijden van misstanden is opgedragen. Het gaat hierbij ondermeer om het Openbaar Ministerie (voor fraude en corruptie), de NMA (voor meldingen over kartelafspraken), de FIOD (voor fiscale, financiële of economische fraude), de VROM-Inspectie (voor milieudelicten) en de Arbeidsinspectie (voor arbeidsbescherming en arbeidsmarktfraude). Elk van deze instanties beschikt over bevoegdheden en middelen om nader onderzoek te doen naar mogelijke misstanden en zo nodig op te treden.

De taak van het advies- en verwijspunt is om aan de hand van de concrete omstandigheden van de situatie waarover de melding gaat, te adviseren welke instantie het meest geëigend is om een vermoede misstand op te sporen en te bestrijden.

Mijn verwachting is dat de Commissie -als zij zal zijn geïnstalleerd – in overleg zal treden met de meldinstanties en autoriteiten om te bepalen op welke wijze de Commissie melders van misstanden het beste zal kunnen doorverwijzen. Ik zal de Commissie vragen in het jaarlijks uit te brengen verslag aandacht te besteden aan de wijze waarop dat loopt, waarbij de Commissie ook advies kan geven waar zij denkt dat verbetering van melding en onderzoek mogelijk is.

Zoals ik in het Algemeen Overleg heb aangegeven is het voornemen er nu eerst op gericht dit Tijdelijk besluit bij Koninklijk Besluit in werking te doen treden. Een volgende stap is dat ik zal zorg dragen voor een wettelijke verankering van de advies- en verwijsfunctie, waarbij ik me realiseer dat dit niet het enige te regelen onderwerp zal zijn. Als mocht blijken dat lacunes zoals met betrekking tot rechtsbescherming van klokkenluiders vragen om een wettelijke regeling dan zal die wet daarin kunnen voorzien. Uiteraard zal ik constructief meedenken over mogelijke initiatieven vanuit de Kamer.

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

J. P. H. Donner

Naar boven