Tweede Kamer der Staten-Generaal

36 200 XV Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid voor het jaar 2023

Nr. 2 MEMORIE VAN TOELICHTING

Vergaderjaar 2022–2023

GERAAMDE UITGAVEN EN ONTVANGSTEN

Figuur 1 Geraamde begrotingsgefinancierde uitgaven verdeeld over beleidsartikelen en niet-beleidsartikelen (bedragen x € 1 mln.). Totaal € 50.350.804.000,-

Figuur 2 Geraamde begrotingsgefinancierde ontvangsten verdeeld over beleidsartikelen en niet-beleidsartikelen (bedragen x € 1 mln.). Totaal € 2.300.813.000,-

Figuur 3 Geraamde premiegefinancierde uitgaven verdeeld over beleidsartikelen en niet-beleidsartikelen (bedragen x € 1mln.) Totaal € 72.409.828.000,-

Figuur 4 Geraamde premiegefinancierde ontvangsten verdeeld over beleidsartikelen en niet-beleidsartikelen (bedragen x € 1 mln.). Totaal € 233.665.000,-

A. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING BIJ HET BEGROTINGSWETSVOORSTEL

Wetsartikel 1

De begrotingsstaten die onderdeel zijn van de Rijksbegroting, worden op grond van artikel 2.3, eerste lid, van de Comptabiliteitswet 2016 elk afzonderlijk bij de wet vastgesteld.

Het wetsvoorstel strekt ertoe om de onderhavige begrotingsstaat voor het aangegeven jaar vast te stellen.

Alle voor dit jaar vastgestelde begrotingswetten tezamen vormen de Rijksbegroting voor dat jaar. Een toelichting bij de Rijksbegroting als geheel is opgenomen in de Miljoenennota.

Met de vaststelling van dit wetsartikel worden de uitgaven, verplichtingen en de ontvangsten vastgesteld. De in de begrotingsstaat opgenomen begrotingsartikelen worden in onderdeel B van deze memorie van toelichting toegelicht (de zogenoemde begrotingstoelichting).

De Minister van Sociale Zaken en WerkgelegenheidC.E.G. Van Gennip

De Minister voor Armoedebeleid, Participatie en PensioenenC.J.Schouten

B. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING BIJ DE BEGROTINGSARTIKELEN

1. Leeswijzer

Opbouw begroting

De begroting van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) is vormgegeven conform de Rijksbegrotingsvoorschriften (RBV), die zijn gestoeld op de Comptabiliteitswet 2016. Na deze leeswijzer volgen hoofdstukken met de beleidsagenda, de beleidsartikelen en de niet-beleidsartikelen. Hoofdstuk 5 bevat paragrafen met departementspecifieke informatie, hoofdstuk 6 de bijlagen.

Beleidsagenda

In de paragraaf beleidsprioriteiten van de beleidsagenda worden de hoofdlijnen van het beleid van SZW voor het komende jaar beschreven. In de daarop volgende paragrafen wordt ingegaan op de budgettaire ontwikkelingen van de uitgaven die onder het Uitgavenplafond Sociale Zekerheid vallen en zijn enkele ingevolge de RBV verplichte tabellen opgenomen en toegelicht.

Beleidsartikelen

De beleidsdoelstellingen van SZW zijn in afzonderlijke beleidsartikelen opgenomen. De begroting van SZW bestaat uit 13 beleidsartikelen. Alle beleidsartikelen hebben dezelfde opbouw. Allereerst wordt de algemene doelstelling en de rol en verantwoordelijkheid van de Minister toegelicht. Daarna komen de beleidswijzigingen 2023 aan de orde. Vervolgens worden de budgettaire gevolgen van beleid in tabelvorm vermeld. In zeven van de dertien artikelen is naast begrotingsuitgaven sprake van premiegefinancierde uitgaven, welke eveneens in tabelvorm worden weergegeven. Ten slotte wordt in elk artikel een toelichting gegeven op de financiële instrumenten. Hierbij wordt gefocust op:

  • het doel van het financiële instrument;

  • wie er voor in aanmerking komen;

  • de financiële regeling;

  • de budgettaire ontwikkeling;

  • de beleidsrelevante kerncijfers.

De begrotingsuitgaven en premiegefinancierde uitgaven luiden in constante prijzen. In de Miljoenennota 2023 is een voorziening gecreëerd voor de loon- en prijsbijstellingen op alle begrotingshoofdstukken. De hiervoor gereserveerde middelen worden via de eerste suppletoire wetten 2023 naar de departementale begrotingen overgeboekt. Bij de premiegefinancierde uitgaven wordt het effect van deze loon- en prijsstijging op een afzonderlijke regel «nominaal» in de tabellen van deze begroting opgenomen. In het onderdeel nominaal wordt de geraamde ontwikkeling van de prijzen per jaar gereserveerd.

Niet-beleidsartikelen

De begroting van SZW bevat twee niet-beleidsartikelen. Deze artikelen bevatten de apparaatsuitgaven voor het kerndepartement en de nog niet verdeelde reserveringen.

Departementspecifieke informatie

Voor de paragrafen «Sociale fondsen SZW» en «Koopkracht en specifieke inkomensaspecten» zijn geen RBV-modellen voorgeschreven. De horizontale overzichtsconstructie integratiebeleid etnische minderheden bevat een interdepartementaal overzicht van doelstellingen op dit beleidsterrein en is op de RBV gebaseerd, hoewel voor deze bijlage geen model is voorgeschreven.

Bijlagen

De begroting van SZW bevat negen bijlagen. De eerste acht van deze bijlagen zijn op basis van de RBV verplicht. Deze bijlagen betreffen de bijlage Rechtspersonen met een wettelijke taak en zelfstandige bestuursorganen, de bijlage Specifieke uitkeringen, het Verdiepingshoofdstuk, de bijlage Moties en toezeggingen, het Subsidieoverzicht, de Uitwerking Strategische Evaluatieagenda, de bijlage Rijksuitgaven Caribisch Nederland en de NGF-bijlage. De lijst van afkortingen is niet verplicht.

Begrotingsgefinancierde en premiegefinancierde regelingen en Uitgavenplafond Sociale Zekerheid

De Minister van SZW is beleidsverantwoordelijk voor de begrotingsgefinancierde regelingen zoals opgenomen in deze begroting. Zij is daarnaast ook beleidsverantwoordelijk voor een aantal regelingen die niet begrotings- maar (grotendeels) premiegefinancierd zijn. In de begrotingen en de jaarverslagen van het Ministerie van SZW wordt daarom gerapporteerd over zowel begrotingsgefinancierde als premiegefinancierde regelingen. In de beleidsartikelen waar premiegefinancierde uitgaven en ontvangsten voorkomen zijn deze opgenomen in een afzonderlijke budgettaire tabel. In de beleidsagenda (in de paragraaf Uitgavenplafond Sociale Zekerheid) en in de verdiepingsbijlage wordt gedetailleerd ingegaan op de ontwikkeling van het totaal van deze uitgaven. De analyse in de paragraaf Uitgavenplafond Sociale Zekerheid komt inhoudelijk in belangrijke mate overeen met de in de RBV voor de beleidsagenda voorgeschreven overzichtstabel van belangrijke beleidsmutaties. Laatstgenoemde tabel is daarom niet in de begroting 2023 van SZW opgenomen.

Rol en verantwoordelijkheid: taakverdeling Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen

De politieke leiding van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid bestaat uit de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen. De verdeling van de beleidsterreinen is vastgelegd in de portefeuilleverdeling van het kabinet Rutte IV. Waar in deze begroting gesproken wordt van 'de Minister', wordt bedoeld de Minister in wier portefeuille betreffend beleidsterrein valt.

Bronvermelding tabellen met kerncijfers

In tabellen waarin realisatiegegevens van kerncijfers zijn opgenomen wordt in noten onder de tabel verwezen naar de bron van deze gegevens. Hierbij wordt uitgegaan van de meest recente informatie. Dit betekent dat deze cijfers kunnen afwijken van gegevens die in vorige publicaties werden gepresenteerd. Ramingen van de kerncijfers komen – tenzij anders vermeld – voor rekening van het Ministerie van SZW.

Motie Schouw

In juni 2011 is de motie Schouw ingediend en aangenomen. Deze motie zorgt er voor dat de landenspecifieke aanbevelingen van de Raad op grond van de nationale hervormingsprogramma's een eigenstandige plaats krijgen in de departementale begrotingen. In de beleidsagenda wordt ingegaan op de uitwerking van de aanbevelingen.

Groeiparagraaf

Conform de RBV 2022 is aan de begroting SZW 2023 een bijlage specifieke uitkeringen toegevoegd, waarin voor het Ministerie van SZW wordt aangegeven welke specifieke uitkeringen er uitgekeerd worden en welke voornemens er zijn voor specifieke uitkeringen. Tevens is een NGF-bijlage toegevoegd met daarin een overzicht van de projecten uit het Nationaal Groeifonds die door het Ministerie van SZW worden uitgevoerd. Aan de beleidsagenda is op grond van de RBV 2022 een openbaarheidsparagraaf toegevoegd (paragraaf 2.3 van het Beleidsverslag). In de openbaarheidsparagraaf wordt aandacht besteed aan de beleidsvoornemens inzake de uitvoering van de Wet open overheid (Woo).

2. Beleidsagenda

2.1 Beleidsprioriteiten

Inleiding

De coronacrisis was ingrijpend, maar de samenleving en de economie hebben een enorme veerkracht getoond. De steunmaatregelen, om de banen van mensen te behouden en bedrijven door de moeilijke periode heen te helpen, hebben succes gehad. De Nederlandse economie herstelde zich snel na het opheffen van de contactbeperkende maatregelen. Hierdoor was noodsteun steeds minder nodig en konden de meeste steunmaatregelen per 1 april 2022 worden stopgezet.

Ondertussen staat Nederland voor een aantal nieuwe uitdagingen waardoor opnieuw een beroep wordt gedaan op de veerkracht van onze samenleving en economie. Denk daarbij aan de oorlog in Oekraïne, de hoge inflatie en de krapte op de arbeidsmarkt. Dit zijn grote uitdagingen die ook nog eens tegelijkertijd plaatsvinden. Het is belangrijk dat we in deze zware tijden oog voor elkaar blijven houden.

De oorlog in Oekraïne leidt tot een toestroom van ontheemden uit Oekraïne naar Nederland. Het kabinet wil hen ruimhartig opvangen met leefgeld, recht op opvang, toegang tot de arbeidsmarkt en bemiddeling naar werk, als zij dit nodig hebben. Steeds meer Oekraïners zijn aan het werk. Werkende ontheemden kunnen ook kinderopvangtoeslag krijgen.

Grote groepen huishoudens hebben moeite om rond te komen door de hoge inflatie en maken zich steeds meer zorgen. Het kabinet zal niet elke tegenslag kunnen compenseren, maar heeft wel maatregelen genomen. Naast de energietoeslag en accijnsverlaging in 2022 zullen we in 2023 huishoudens met een lager- en middeninkomen extra ondersteunen met een zeer omvangrijk pakket aan maatregelen. Dit doen we op het terrein van Sociale Zaken en Werkgelegeheid door het minimumloon versneld en meer te verhogen, het kindgebonden budget te verhogen, ook in 2023 een energietoeslag uit te keren en door geld te reserveren voor huishoudens die extra ondersteuning nodig hebben. Ondanks het forse maatregelenpakket, staat Nederland voor een grote maatschappelijke opgave, waarbij overheidsbeleid alleen niet genoeg is. Zo heeft het kabinet ook een oproep gedaan aan werkgevers om de lonen te verhogen.

Werkgevers hebben moeite om personeel te vinden. De aanhoudende personeelstekorten leiden tot zorgen over de kwaliteit en beschikbaarheid van bijvoorbeeld het onderwijs, de zorg en de techniek. Daardoor komt het verdienvermogen van Nederland onder druk te staan, evenals het aanpakken van maatschappelijke opgaven zoals de klimaat- en energietransitie. Tegelijkertijd biedt de krapte op de arbeidsmarkt ook kansen voor mensen die aan de kant staan of een minder sterke positie op de arbeidsmarkt hebben. En het biedt de kans voor werkgevers om te laten zien dat goed werkgeverschap loont.

De plannen voor 2023 zijn een uitwerking van het coalitieakkoord «Omzien naar elkaar, vooruitkijken naar de toekomst». Het akkoord heeft de ambitie om de bestaanszekerheid te verbeteren met gelijkwaardige kansen voor iedereen. We richten ons op onevenwichtigheden op de arbeidsmarkt en armoede en schulden. Deze ambities willen we verwezenlijken door wetswijzigingen, actieprogramma’s en pilots. En we werken aan grote stelselwijzigingen, zoals de kinderopvang, pensioenen en de certificering van de uitzendsector. Deze ingrijpende wijzigingen leiden tot een structureel sterker Nederland. De mensen staan daarbij centraal en niet het systeem. De dienstverlening van de overheid is vaak te ingewikkeld. De mensen moeten ervan uit kunnen gaan dat de overheid hen vertrouwt en hen met vertrouwen tegemoet treedt.

Op zeven thema’s gaat het kabinet aan de slag met de uitdagingen van vandaag en morgen: het mogelijk maken van werk en het bieden van kansen (arbeidsmarkt, participatie en kinderopvang), het bieden van een fatsoenlijk inkomen nu en straks (inkomen en pensioenen), tot het helpen wanneer het even tegenzit (armoede & schulden). Daarbij is het van belang dat dit beleid de burger op de juiste manier bereikt (uitvoering).

1. Arbeidsmarkt in beweging

Aanpak krapte

De huidige en structurele tekorten op de arbeidsmarkt vormen een uitdaging voor het kabinet om de ambities in het coalitieakkoord waar te maken. Het aantal mensen dat kan en wil werken stijgt nauwelijks, terwijl het aantal vacatures blijft stijgen. Onder meer demografische ontwikkelingen liggen hieraan ten grondslag. De arbeidsmarkt past zich nog niet voldoende aan. Om die redenen ziet het kabinet een duidelijke rol voor de overheid in het aanpakken van krapte, zowel in haar rol als werkgever in sectoren als de zorg en het onderwijs, als door overkoepelend beleid om krapte tegen te gaan. Dit kan de overheid niet alleen. Daarom is ook de rol van werkgevers en werkenden essentieel.

Om krapte aan te pakken zet het kabinet in op het verminderen van de vraag naar arbeid, het vergroten van het arbeidsaanbod en het verbeteren van de match tussen vraag en aanbod. Het kabinet heeft een oproep gedaan aan werkgevers om bijvoorbeeld betere arbeidsvoorwaarden te bieden, anders te werven en te kijken naar onderbenutte deeltijders. Voor het kabinet is er ook werk aan de winkel. Zo gaan we bijvoorbeeld innovatie meer stimuleren, evenals meer uren werken. Ook zal het kabinet inzetten op Leven Lang Ontwikkelen (LLO) en de aansluiting verbeteren tussen initieel onderwijs en arbeidsmarkt. Samen met tal van partners verbeteren we de match tussen werkgevers en werknemers. Het kabinet onderzoekt, in aanvulling op bovenstaande acties, onorthodoxe maatregelen om personeelstekorten terug te dringen.

Naar een arbeidsmarkt die werkt voor iedereen

Het kabinet werkt aan een toekomstbestendige arbeidsmarkt. Het goed functioneren van de arbeidsmarkt is belangrijk voor mensen individueel én voor de samenleving als geheel. Een arbeidsmarkt die een positieve bijdrage aan de samenleving levert en mensen kansen biedt, is echter geen vanzelfsprekendheid meer. Te veel mensen komen in de knel, zijn onzeker over hun inkomen of dragen individueel hoge risico’s, bijvoorbeeld als ze niet verzekerd zijn voor ziekte. Naast trends als vergrijzing en globalisering, zijn beleidskeuzes en regels uit het verleden een brede oorzaak van de problemen op de arbeidsmarkt. Samen met werkenden, werkgevers en ondernemers werkt het kabinet daarom aan een toekomstbestendige arbeidsmarkt.

Het kabinet wil het aangaan van duurzame arbeidsrelaties stimuleren zodat werkenden meer werk- en inkomenszekerheid ervaren. Arbeidsovereenkomsten voor onbepaalde tijd vormen de basis voor het organiseren van structureel werk. Een vaste baan heeft zowel voor de werknemer als werkgever voordelen. Het loont voor hen in elkaar te investeren. Andere contractvormen worden waar dat nodig is beter gereguleerd, zodat ze niet meer gebruikt kunnen worden om te concurreren op arbeidsvoorwaarden. Daarbij dient werkgeverschap aantrekkelijk te zijn en behouden ondernemingen wendbaarheid om te anticiperen op veranderende omstandigheden. Het kabinet werkt aan maatregelen die bijdragen aan die ambitie.

Het kabinet wil echte zelfstandigen de ruimte geven en ondersteunen en schijnzelfstandigheid tegengaan. Zelfstandig ondernemerschap levert een belangrijke bijdrage aan de economie maar kent ook keerzijden. De kwetsbare positie van zelfstandigen is tijdens de coronacrisis extra zichtbaar geworden. Daarnaast is de bestrijding van schijnzelfstandigheid van belang vanuit het oogpunt van een houdbaar solidair stelsel. De fiscale regels en sociale zekerheid hebben prikkels die zelfstandig werken op opdrachtbasis nu aantrekkelijker maken dan arbeidsovereenkomsten. Het kabinet gaat dit aanpassen. Meer duidelijkheid rondom de beoordeling van arbeidsrelaties en maatregelen die het effectief opeisen van de rechtspositie vergemakkelijken, dragen eveneens bij aan het tegengaan van schijnzelfstandigheid. Ook het intensiveren van de handhaving speelt bij de naleving van het wettelijk kader een belangrijke rol. Samen met sociale partners en uitvoerders werkt het kabinet aan een verplichte arbeidsongeschiktheidsverzekering voor zelfstandigen, die zo wordt vormgegeven dat oneerlijke concurrentie en te grote inkomensrisico’s voor zelfstandigen worden voorkomen.

Het kabinet werkt aan een certificeringsstelsel voor uitzendbureaus en beoogt met deze stelselwijziging misstanden in de uitzendsector aan te pakken. Om een certificaat te verkrijgen en behouden, moeten uitleners aantonen dat zij voldoen aan de Certificaatnormen. Inleners moeten aantonen dat zij met gecertificeerde bedrijven werken.

Om misstanden bij arbeidsmigratie tegen te gaan, voert het kabinet de aanbevelingen uit van het Aanjaagteam bescherming arbeidsmigranten. Het eerdergenoemde certificeringsstelsel voor uitzendbureaus is één van deze aanbevelingen. Verder wordt de handhaving versterkt en verbeteren we de informatievoorziening aan arbeidsmigranten. Daarnaast zal arbeidsuitbuiting en ernstige benadeling van onder andere arbeidsmigranten beter worden aangepakt door modernisering van het Strafrecht.

Verbeterde regulering van flexibele arbeid werkt alleen als het ook in de praktijk tot uiting komt. Vooral kwetsbare groepen, zoals flexibele werknemers en arbeidsmigranten, hebben moeite met toegang tot recht. Arbeidsrecht is grotendeels civielrechtelijk, waardoor werknemers zelf in actie moeten komen bij rechtsproblemen. Het aanjaagteam bescherming arbeidsmigranten heeft gepleit voor een arbeidscommissie. Een arbeidscommissie biedt laagdrempelige ondersteuning aan kwetsbare werknemers waardoor ze gemakkelijker hun recht kunnen halen. Momenteel vindt er onderzoek plaats hoe de arbeidscommissie het beste ingezet kan worden.

Leven Lang Ontwikkelen

Om een toekomstbestendige arbeidsmarkt te realiseren, zet het kabinet in op Leven Lang Ontwikkelen (LLO). We willen dat mensen nieuwe kennis en vaardigheden opdoen, zodat ze kunnen bijdragen aan de grote opgaven van onze maatschappij, zoals de energie- en klimaattransitie. Door mensen uit te dagen zich te blijven ontwikkelen, verhogen we hun kans op het behoud of krijgen van werk. Een sterke ontwikkelcultuur binnen bedrijven en organisaties is daarvoor cruciaal. Dit vraagt gezamenlijke inzet vanuit de overheid, sociale partners, opleiders, intermediairs, uitvoeringsorganisaties en regionale arbeidsmarktpartijen.

Extra inzet op leerrechten via het STAP-budget en aanvullend beleid stimuleert deelname aan leven lang ontwikkelen. Niet alle groepen in de samenleving nemen even veel deel aan scholing. Het kabinet stelt daarom meer scholingsbudget beschikbaar voor mensen die minder initieel onderwijs hebben gevolgd en daardoor een kwetsbaarder positie op de arbeidsmarkt hebben. Vanuit het coalitieakkoord is er 4 x € 125 miljoen (voor 2023 t/m 2026) extra beschikbaar voor het bevorderen van permanente scholing. Dit wordt toegevoegd aan de STAP-regeling. Per 2023 zal het eerste deel van de aanvullende middelen beschikbaar komen voor mensen die maximaal een mbo-diploma hebben op niveau 4. Naast extra middelen zal er ook aanvullend beleid ingezet worden om deze groep extra ondersteuning te bieden.

Gezond en veilig werken

Het kabinet zorgt ervoor dat gezond en veilig werken de norm blijft, juist op een veranderende arbeidsmarkt. Met de Arbovisie 2040 zetten we onder meer in op preventie, eigen regie, en gezondheid. De Risico Inventarisatie & Evaluatie (RI&E) speelt een belangrijke rol. Daarom blijven we inzetten op de kwaliteit en naleving hiervan. Veilig werken met gevaarlijke stoffen blijft een speerpunt. De Regeling Tegemoetkoming Stoffengerelateerde Beroepsziekten (TSB) treedt in 2023 gefaseerd in werking. Met deze regeling krijgen (ex-) werknemers die door hun werk met gevaarlijke stoffen een ernstige beroepsziekte hebben opgelopen een eenmalige tegemoetkoming, wat een erkenning is van hun beroepsziekte. Ook blijft het kabinet zich inzetten om in Europees verband afspraken te maken over grenswaarden voor gevaarlijke stoffen. Daarnaast werkt het kabinet samen met diverse partners aan een Brede Maatschappelijke Samenwerking Burn-outklachten (BMS). De ambitie van de BMS is om de opwaartse trend van het aantal werkenden met burn-outklachten te keren.

Om seksueel grensoverschrijdend gedrag en seksueel geweld tegen te gaan, werkt het kabinet aan een nationaal actieplan. Hierbij is het voornaamste doel om een fundamentele cultuurverandering in gang te zetten. Dit vraagt om een overheid die bewustwording creëert, faciliteert, normeert, handvatten biedt en waar nodig handhaaft. Het kabinet doet dit in nauwe samenwerking met regeringscommissaris, Mariëtte Hamer, en met maatschappelijke organisaties, sociale partners, wetenschappers en ervaringsdeskundigen. Op die manier werken we aan een samenleving waarin geen plek is voor seksuele intimidatie en geweld.

Het kabinet denkt na over de toekomst van het hybride werken. Het kabinet zal in 2023 een beleidsagenda uitwerken met als doel de voor- en nadelen van thuiswerken te balanceren. Denk daarbij aan thema’s als eerlijk werk, economische groei en duurzaamheid. Hybride werken heeft ook raakvlakken met grotere transities in de samenleving, zoals digitalisering, globalisering en verduurzaming. Het hybride werken kan aan deze transities bijdragen.

Demografie

Het kabinet heeft een Staatscommissie Demografische ontwikkelingen 2050 ingesteld. Deze commissie brengt advies uit over wat het kabinet kan doen aan de maatschappelijke gevolgen van de demografische ontwikkelingen tot 2050 tegen de achtergrond van de brede welvaartsbenadering. De staatscommissie is verzocht om het advies in het vierde kwartaal van 2023 op te leveren.

Senioren zijn van grote meerwaarde voor onze samenleving en arbeidsmarkt. Die meerwaarde kan zitten in werk, in mantelzorg en in bijvoorbeeld vrijwilligerswerk. Om de positie van senioren op de arbeidsmarkt te verbeteren, werken we aan een seniorenkansenvisie. Senioren hebben namelijk een kleinere kans op werkhervatting na baanverlies dan andere leeftijdsgroepen.

2. Participatie en inclusie

Iedereen doet mee

Iedereen in Nederland verdient een goed bestaan en moet mee kunnen doen. Dat is één van onze drijfveren. Werk is de sleutel tot een inkomen, maatschappelijke participatie en integratie. De sociale zekerheid is van waarde voor zowel het individu als de samenleving als geheel. Niet iedereen heeft gelijke kansen op de arbeidsmarkt. Voor bepaalde groepen mensen is het lastiger om een baan te vinden, zoals mensen met een arbeidsbeperking of mensen met een migratieachtergrond. Daarom werkt het kabinet aan een inclusieve arbeidsmarkt waar mensen kunnen meedoen. Dit doet het kabinet onder meer via het programma ‘Verdere integratie op de Arbeidsmarkt’. Hierin is ook specifiek aandacht voor verbetering van de arbeidsmarktpositie van statushouders.

Als mensen langs de kant staan, kunnen problemen zich snel opstapelen. Naast stress en zorgen op persoonlijk vlak, is er kans op toenemende maatschappelijke kosten op het gebied van zorg en huisvesting. Daarom onderschrijft het kabinet het belang van een goede samenwerking tussen de departementen en met gemeenten en uitvoeringsorganisaties. Het belang van samenwerking tussen sociale zekerheid en andere terreinen komt bijvoorbeeld terug bij de kostendelersnorm. We wijzigen de kostendelersnorm, zodat ouders met een bijstandsuitkering geen inkomensonzekerheid ervaren wanneer hun inwonende kinderen 21 jaar worden. De beoogde inwerkingtreding is 1 januari 2023. Het doel van het kabinet is hiermee bij te dragen aan het verminderen van dak- en thuisloosheid onder jongeren.

Mensen die aan het werk willen, of hun huidige baan dreigen te verliezen, kunnen naar een regionaal mobiliteitsteam. Daar krijgen ze advisering, scholing en banen aangeboden die bij hen passen. Deze teams zijn opgericht tijdens de pandemie en willen we in 2023 behouden. Het is een regionale voordeur, waarachter tal van partijen (publiek en privaat) samenwerken. De teams zijn er voor alle burgers, dus ook voor mensen die voorheen niet of nauwelijks recht hadden op begeleiding, zoals niet-uitkeringsgerechtigden en zelfstandig ondernemers.

We willen de komende jaren meer mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt naar werk begeleiden. Daarom willen we de Participatiewet wijzigen, zodat deze meer aansluit bij de behoeften en mogelijkheden van de mensen om wie het gaat. Daarnaast maakt het wetsvoorstel het voor werkgevers eenvoudiger om deze mensen in dienst te nemen en te houden. De beoogde inwerkingtreding van dit wetsvoorstel (breed offensief) is 1 januari 2023. Daarbij is de banenafspraak een belangrijk instrument om mensen een steuntje in de rug te geven om aan de slag te gaan bij een reguliere werkgever. Ook stimuleert het kabinet de inzet van beschut werk, voor mensen die veel begeleiding of aanpassing van de werkplek nodig hebben. Mensen zoeken makkelijker werk als ze zich veilig voelen om die stap te zetten. Zoals mensen die een arbeidsbeperking hebben en bijvoorbeeld van beschut werk naar gewoon werk willen overstappen. Om die overgangen te vergemakkelijken continueert het kabinet het project ‘simpel switchen’.

De Participatiewet draagt bij aan de ondersteuning van veel mensen, maar in de praktijk knelt de wet voor een deel van de mensen. Het gevoel overheerst dan dat de overheid met de wet vooral op de regels let en weinig oog heeft voor de menselijke maat en de problemen waarmee zij kampen. Het kabinet wil toewerken naar een Participatiewet die eenvoudiger is, een toereikend bestaansminimum biedt en mensen passende ondersteuning biedt om mee te doen in de samenleving. Een wet met rechten en verplichtingen die zinvol en begrijpelijk zijn.

Inburgering en inclusief samenleven

Het nieuwe inburgeringsstelsel is ingegaan op 1 januari 2022. Met de invoering van deze wet start de inburgering sneller, wordt een hoger taalniveau gevraagd en wordt maatwerk en begeleiding geboden door gemeenten. Het kabinet houdt goed in de gaten of het nieuwe stelsel werkt zoals het moet werken en heeft daarbij ook volop aandacht voor de ondersteuning van inburgeraars die vallen onder de oude Wet inburgering.

We willen dat iedereen in Nederland vrij kan zijn om eigen keuzes te maken binnen de grenzen van de rechtsstaat. Dit vraagt om een weerbare en veerkrachtige samenleving. Het kabinet is voornemens de werking te versterken van de taskforce Problematisch gedrag en ongewenste buitenlandse financiering. Daarnaast werken we aan een brede aanpak van discriminatie en institutioneel racisme. Deze aanpak krijgt een plek in het Nationaal Programma tegen Discriminatie en Racisme.

Het kabinet zet in op gendergelijkheid op de arbeidsmarkt. We willen zwangerschapsdiscriminatie tegengaan en beloningsverschillen tussen mannen en vrouwen aanpakken door de controle op loonverschillen te verbeteren. Op dit moment wordt in de Europese Unie onderhandeld over de richtlijn loontransparantie. Vooruitlopend hierop gaan we de Nederlandse uitwerking van dit voorstel voorbereiden, want loontransparantie levert een belangrijke bijdrage aan de aanpak van beloningsverschillen. Naast loonverschillen spelen sociale normen een belangrijke rol. Het kabinet gaat hierover een maatschappelijke dialoog starten met burgers. Denk bijvoorbeeld aan de keuzes die mensen maken rond werk en gezin, en de vraag of en in hoeverre zij daarbij gesteund worden thuis, op het werk en door het overheidsbeleid. Het is hierbij van belang dat arbeid en zorg goed te combineren zijn. Daarom wordt bijvoorbeeld fors geïnvesteerd in kinderopvang (zie hoofdstuk 6).

3. Inkomen dat zekerheid geeft

Verhoging minimumloon

Het kabinet wil werken lonender maken en het bestaansminimum verstevigen. Qua minimumloon behoort Nederland al tot de Europese top. Een verhoging van het minimumloon past bij de oproep van het kabinet aan werkgevers om waar die ruimte bestaat, de lonen te laten stijgen. Dat is, zeker nu de inflatie uitzonderlijk hoog is, van belang voor de koopkracht van werknemers. Daar komt bij dat verhoging van het minimumloon de inkomensongelijkheid verkleint. Ook structureel draagt een passende beloning voor arbeid bij aan de welvaart van Nederland. Primair zijn sociale partners hier aan zet, de verhoging van het minimumloon is een stap vanuit de overheid die hierbij past. Zo zijn vakbonden en de Rijksoverheid als werkgever overeengekomen dat binnen de CAO Rijk per 1 juli een minimumuurloon van 14 euro geldt. Daarnaast is in de huidige markt reeds een stijging van de lonen waarneembaar. In de cao’s die in de eerste helft van 2022 werden afgesloten is een gemiddelde stijging van 3% opgenomen.

Tegen deze achtergrond heeft het kabinet besloten om het minimumloon te verhogen. De verhoging van het minimumloon is een unieke stap: voor het eerst sinds de invoering van het minimumloon in 1969 voert het kabinet een bijzondere verhoging door. Het minimumloon stijgt per 2023 met ruim 10%. De verhoging van het minimumloon komt eerder en gaat verder dan aangekondigd in het coalitieakkoord. Het kabinet vindt de versnelling en verhoging nu passend vanwege de hoge inflatie. Daarnaast omarmt het kabinet het initiatiefwetsvoorstel van de leden Kathmann (PvdA) en Maatoug (GroenLinks) voor een wettelijk minimum­uurloon op basis van een 36-urige werkweek. Hierdoor verdient elke minimumloonverdiener straks hetzelfde uurloon, waar het feitelijke uurloon nu nog afhankelijk is van de lengte van de werkweek. Na de verwachte invoering per 2024 leidt dit tot een hoger loon voor werknemers die meer dan 36 uur werken.

De verhoging van het minimumloon werkt direct door op een groot aantal regelingen. De meeste regelingen waar het minimumloon automatisch op doorwerkt, zijn onderdeel van de sociale zekerheid. Dit betekent dat met de verhoging van het minimumloon niet alleen de basis van het loongebouw wordt verstevigd. Ook het bestaansminimum, waar elke Nederlander bij tegenspoed op kan terugvallen, wordt op deze manier verhoogd. Ook de AOW stijgt mee met de verhoging van het minimumloon. Op die manier wordt de basis van AOW-gerechtigden versneld verstevigd. Het kabinet is van mening dat met het stijgen van de AOW-uitkering de noodzaak tot een aanvullende Inkomensondersteuning IOAOW vervalt. Daarom verlagen we de IOAOW in 2023 en schaffen we deze af in 2025. Per saldo leidt dit tot een hoger inkomen bij AOW-gerechtigden, waarmee het kabinet gehoor geeft aan de diverse moties uit zowel Eerste- als Tweede Kamer. Hierdoor zijn met name gepensioneerden zonder of met een laag aanvullend pensioen beter in staat om de stijgende kosten voor levensonderhoud te dragen.

Overige koopkrachtmaatregelen

Verder neemt het kabinet aanvullende koopkrachtmaatregelen. In 2023 voeren we een pakket van ruim € 15 miljard door om huishoudens te ondersteunen bij de gestegen prijzen. Op het terrein van SZW verlengen we de energietoeslag voor gezinnen met de laagste inkomens en verhogen we het kindgebonden budget in 2023 met ruim € 730 miljoen. In de jaren daarna bouwen we de verhoging van het kindgebonden budget in stappen af, waarna structureel (vanaf 2028) nog een verhoging van € 100 miljoen resteert. Met deze maatregel worden gezinnen met kinderen extra ondersteund. Ook is geld gereserveerd voor huishoudens die extra ondersteuning nodig hebben.

WIA

Daarnaast willen we zo geheten hardheden wegnemen in de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA). Dit onderzoeken we in overleg met de sociale partners en met oog voor uitvoerbaarheid, betaalbaarheid en uitlegbaarheid. Het wegnemen van hardheden betreft in sommige gevallen relatief kleine ingrepen, die passen binnen het stelsel en binnen de wet. Echter, andere zaken die als hardheid benoemd worden, vloeien voort uit de fundamentele uitgangspunten waarvoor bij invoering van de WIA is gekozen. Het wegnemen daarvan vergt dan ook fundamenteel ingrijpen in het stelsel. Dit soort hervormingen zal moeten landen in een stelsel dat op dit moment onder grote druk staat door de mismatch in sociaal medische beoordelingen.

Tegelijkertijd werkt het kabinet aan de aanpak van de mismatch in sociaal medische beoordelingen. We hebben te maken met een mismatch tussen de vraag naar en het aanbod van sociaal-medische beoordelingen. Mensen moeten hierdoor lang wachten op hun beoordeling, wat onzekerheid geeft over het recht op (en de hoogte van) een uitkering. Het kabinet wil de mismatch verminderen en komen tot structurele verbeteringen in het stelsel. Dit betreft enerzijds acties van UWV om de uitvoering te verbeteren en anderzijds het tijdelijk toestaan om bepaalde sociaal-medische beoordelingen vereenvoudigd of niet uit te voeren. Voor de lange termijn wil het kabinet een integrale verkenning van het stelsel laten doen door een onafhankelijke onderzoekscommissie. Dit is nodig om te komen tot een houdbaar stelsel, waar de mismatch is opgelost en ruimte is voor nieuwe beleidsinitiatieven, bijvoorbeeld voor het wegnemen van meer fundamentele hardheden.

4. Armoede en schulden voorkomen

Aanpak armoede

Het bestrijden van armoede en het bevorderen van bestaanszekerheid zijn belangrijke en grote opgaven, die het kabinet aanpakt vanuit verschillende departementen (onderwijs, wonen en energiebeleid). De coördinatie hiervan is in handen van de minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen. Werken of meer uren werk is en blijft de belangrijkste weg om uit armoede te komen. Daarnaast heeft de overheid een taak om te voorkomen dat mensen terecht komen in de armoede. En mensen te ondersteunen om uit de armoede te komen.

Om de bestaanszekerheid van mensen te vergroten willen we regelingen vereenvoudigen, het niet-gebruik verlagen en de armoedeval tegengaan. Het versterken van de bestaanszekerheid vereist een samenhangende aanpak, daarom sluiten we aan bij programma's over zorg, onderwijs en leefbaarheid. Ook het verhogen van het minimumloon is een belangrijke pijler om bestaanszekerheid te vergroten.

Het kabinet wil voorkomen dat armoede overgaat van generatie op generatie. Een kind dat opgroeit in armoede krijgt niet alleen te maken met financiële tekorten, maar staat op tal van momenten in het leven op achterstand. Ook hebben we aandacht voor het bereiken van mensen met een laag inkomen en de sociale componenten van armoede. Te veel mensen in Nederland kampen met ernstige geldzorgen, problematische schulden of leven rondom de armoedegrens. Daar gaat enorm veel leed en verdriet achter schuil. De stress, eenzaamheid en uitsluiting die geldzorgen met zich meebrengen, beperken mensen om volwaardig deel te nemen aan de samenleving.

Het kabinet heeft kwantitatieve doelstellingen voor de aanpak geldzorgen, armoede en schulden. Met deze ambities sluiten we aan bij de Duurzame Ontwikkelingsdoelstelling (SDG) van de VN om armoede te beëindigen. Voor gezinnen met kinderen scherpen we de ambitie aan, zoals ook aangegeven in het coalitieakkoord. De doelstellingen zijn:

  • Een halvering van het aantal kinderen dat in armoede opgroeit in 2025 ten opzichte van 2015;

  • Een halvering van het aantal mensen in armoede in 2030 ten opzichte van 2015;

  • Een halvering van het aantal huishoudens met problematische schulden in 2030 ten opzichte van 2015.

Het kabinet is zich ervan bewust dat het een zware opgave zal zijn de doelen te realiseren en dat de haalbaarheid van deze ambities betwist kan worden. De middelen zijn niet onuitputtelijk en de werkelijkheid is weerbarstig. Dat laat onverlet dat de ambities een aanmoediging zijn voor het kabinet en de partners om alle zeilen bij te zetten om de realisatie van deze doelen dichterbij te brengen.

Schuldenaanpak

Het kabinet continueert de schuldenaanpak en zet in op: 1) een overheid die werkt voor de burger, 2) preventie van geldzorgen en 3) sneller perspectief op een zorgeloze toekomst. We willen grotere problemen voorkomen door mensen snel ondersteuning te bieden bij het ontstaan van geldzorgen. Daarom streven wij ernaar om in 2023 zoveel mogelijk mensen de weg naar passende ondersteuning te laten vinden. Het is een verantwoordelijkheid van alle schuldeisers om oog te hebben voor de menselijke maat, waarbij de overheid het goede voorbeeld geeft. De afgelopen periode zijn stappen gezet, maar dit moet nog beter. Mensen moeten kunnen rekenen op een solide beslagvrije voet, bij samenloop van incasso- en beslagactiviteiten moeten partijen beter samenwerken om schulden te signaleren en verergering te voorkomen. Met de Rijksorganisaties streven wij er naar om in 2023 tot één gezamenlijke betalingsregeling te komen als er schulden bij meerdere organisaties zijn. In 2023 zetten we stappen om schuldhulpverleningstrajecten te verkorten en de doorstroming naar de wettelijke schuldsanering te verbeteren. Het kabinet wil daarnaast de opstapeling van schulden tegengaan door een maximum te stellen aan verhogingen en rente en incassokosten.

Sociaal minimum

Een volgende pijler voor het waarborgen van bestaanszekerheid is het sociaal minimum. Het kabinet wil het sociaal minimum elke vier jaar herijken. We willen vaststellen of dit toereikend is om van te leven en mee te doen in de samenleving. Daarom gaat een onafhankelijke commissie onderzoek doen naar het sociaal minimum, en hoe de systematiek beter kan aansluiten op de normen voor het bestaansminimum. De commissie brengt haar eindrapport voor de zomer van 2023 uit. Deze informatie over de toereikendheid van het sociaal minimum is van belang voor het beoordelen van de hoogte van minimumuitkeringen en de manier waarop die wordt vastgesteld.

Caribisch Nederland

Inwoners van Bonaire, Sint-Eustatius en Saba (BES) moeten, net zoals in Europees Nederland, kunnen voorzien in de noodzakelijke kosten voor levensonderhoud. Hiervoor moeten de inkomens worden verhoogd en de kosten van levensonderhoud worden verlaagd. Om toe te werken naar het sociaal minimum zet het kabinet in 2023 een volgende stap door het wettelijk minimumloon en de minimumuitkering (AOV, AWW en onderstand) verder te verhogen. Daarnaast verhoogt het kabinet de kinderbijslag per 1 januari en wordt beoogd per 1 juli 2023 een verdubbeling van de kinderbijslag in te voeren, voor ouders met een kind dat intensieve zorg nodig heeft. Vooruitlopend op de invoering van de dubbele kinderbijslag intensieve zorg werken we aan een tijdelijk maatregel om deze ouders te ondersteunen in de tussenliggende periode. Daarnaast verlengen we ook op Caribisch Nederland de energietoeslag in 2023, verlagen we de eigen bijdrage voor de kinderopvang en verhogen we de kinderbijslag extra om de koopkracht op Caribisch Nederland te verstevigen. Verder versterken we de arbeidsmarkt met daarin speciale aandacht voor de positie van jongeren en mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt.

Met het wetsvoorstel Kinderopvang BES draagt het kabinet bij aan het verlagen van de kosten voor levensonderhoud. Het wetsvoorstel heeft als doel het verbeteren van de kwaliteit en het verhogen van de financiële toegankelijkheid van de kinderopvang in Caribisch Nederland. Het streven is dat het wetsvoorstel in de loop van juli 2023 gefaseerd in werking treedt. Tot die tijd kunnen ouders en kinderopvanginstellingen gebruik blijven maken van de tijdelijke subsidieregeling KO BES.

5. Een pensioen voor iedereen

Nieuw pensioenstelsel

Het kabinet werkt aan een toekomstbestendig pensioenstelsel voor huidige en toekomstige generaties. Het pensioenstelsel kent nu een aantal kwetsbaarheden. Zo moeten pensioenuitvoerders hoge reserves aanhouden. In combinatie met een langdurige periode van lage rente zorgde dit ervoor dat veel aanvullende pensioenen de afgelopen jaren niet zijn verhoogd (indexatie). Daarnaast betaalt iedereen op dit moment dezelfde premie en krijgt daarvoor dezelfde opbouw (los van de leeftijd). Deze zogenaamde doorsneesytematiek sluit onvoldoende aan bij de veranderende arbeidsmarkt, waarop werknemers vaker van baan wisselen of aan het werk gaan als zelfstandige. Het wetsvoorstel toekomst pensioenen (Wtp) pakt deze kwetsbaarheden aan met behoud van de sterke elementen van het Nederlandse pensioenstelsel, zoals een collectieve uitvoering en het gezamenlijk delen van risico’s.

Het wetsvoorstel maakt het pensioenstelsel transparanter, persoonlijker en sluit beter aan bij de ontwikkelingen in de maatschappij en op de arbeidsmarkt. In het nieuwe stelsel zullen pensioenen meer meebewegen met de economische ontwikkelingen. Gaat het goed met de economie dan zullen de pensioenen eerder stijgen en als het tegenzit ook eerder dalen. Pensioenfondsen hoeven daardoor minder hoge reserves aan te houden. Het streven is om het wetsvoorstel toekomst pensioenen op 1 januari 2023 in werking te laten treden. Vervolgens krijgen pensioenuitvoerders en sociale partners tot en met 2026 de tijd om de overstap naar het nieuwe stelsel te maken. In het pensioenakkoord zijn ook nog andere afspraken gemaakt. Bijvoorbeeld over een minder snelle stijging van de AOW-leeftijd, de mogelijkheid om bij de start van het pensioen maximaal 10% van het pensioen ineens op te nemen, en een mogelijkheid voor werknemers om een aantal jaar voor hun AOW-leeftijd te stoppen met werken. Ook investeert het kabinet fors in duurzame inzetbaarheid via een tijdelijke subsidieregeling (MDIEU) die loopt van 2021 tot en met 2025.

Meer mensen met pensioenopbouw

We nemen een aantal maatregelen waardoor zoveel mogelijk mensen pensioen opbouwen, ongeacht de arbeidsvorm. We bieden experimenteerruimte voor zelfstandigen om makkelijker zelf pensioen op te bouwen. Ook introduceren we een pensioenkader waarbij we de fiscale ruimte voor pensioensparen voor werknemers en zelfstandigen zo veel mogelijk gelijk willen trekken. Daarnaast treffen we maatregelen zodat het aantal werknemers zonder pensioenregeling afneemt. Ook is de periode waarin uitzendkrachten geen pensioen opbouwen verkort van 26 tot 8 weken. Deze maatregel maakt deel uit van het aanvalsplan Witte Vlek dat we uitvoeren samen met sociale partners en de pensioenkoepels. Eind 2023 worden de acties van het aanvalsplan afgerond.

Nabestaandenpensioen

De wet toekomst pensioenen geeft ook aandacht aan het nabestaandenpensioen. De huidige variëteit binnen het nabestaandenpensioen leidt tot onduidelijkheden bij deelnemers en hun partners met onbedoelde financiële risico’s tot gevolg. De wijzigingen in het nabestaandenpensioen zorgen ervoor dat het nabestaandenpensioen meer wordt gestandaardiseerd, adequater en begrijpelijker wordt, zodat de risico’s voor nabestaanden verkleinen.

6. Een toegankelijke kinderopvang

Stelselherziening Kinderopvang

Het kinderopvangstelsel staat aan de vooravond van een grote herziening. Tienduizenden ouders en kinderen zijn groot onrecht aangedaan met ernstige gevolgen voor alle facetten van hun leven. Het is voor het kabinet duidelijk dat de geconstateerde problemen van het toeslagenstelsel niet binnen het huidige stelsel kunnen worden opgelost. We hebben de ambitie de toeslagen af te schaffen, zodat mensen niet meer verdwalen in de ingewikkelde regelingen of te maken krijgen met hoge terugvorderingen. Het kabinet investeert daarom fors in een stelselwijziging van de kinderopvang. We kiezen voor een hoge inkomensonafhankelijke vergoeding van 96% voor alle werkende ouders en de toeslag wordt direct uitgekeerd aan kinderopvanginstellingen. Ouders betalen alleen nog een beperkte eigen bijdrage.

Met deze investeringen is het voor ouders makkelijker om arbeid en zorg te combineren. Hiermee bevorderen we de arbeidsparticipatie en economische zelfstandigheid van ouders. Dit vergroot de bestaanszekerheid van gezinnen. Daarnaast draagt een toegankelijke kinderopvang bij aan de ontwikkeling van het jonge kind en vergroot daarmee de kansengelijkheid voor kinderen. De krapte op de arbeidsmarkt onderstreept het belang van goede kinderopvang, omdat het ouders in staat stelt te werken. Tegelijkertijd heeft de kinderopvangsector zelf ook last van de krapte. De krappe arbeidsmarkt is daarom ook een aandachtspunt bij deze stelselherziening. Om op dit moment verlichting te bieden aan de krapte verlengen we bijvoorbeeld de maatregel dat beroepskrachten in opleiding ruimer ingezet kunnen worden, met twee jaar.

Een dergelijke stelselherziening kost tijd. Het is een omvangrijk traject en vraagt om zowel snelheid als zorgvuldigheid. In 2023 zullen we de eerste concrete stap zetten door de koppeling gewerkte uren los te laten, waarmee we het stelsel vereenvoudigen en (hoge) terugvorderingen voorkomen. Vooral voor ouders met onregelmatige werktijden, zoals ondernemers, waarvoor het lastig is in te schatten hoeveel uren per maand diegene werken, hebben hier baat bij. Daarnaast geven we het nieuwe stelsel vorm in nauwe samenwerking met de beoogde uitvoerder.

Maatregelen binnen huidige stelsel

In de tussentijd werken we aan verbetering van het huidige stelsel. In 2023 geven we een vervolg aan het verbetertraject kinderopvangtoeslag (KOT) om ouders meer zekerheid over de toeslag te geven en de dienstverlening te verbeteren. Ook breiden we het recht op KOT uit voor ouders met een tijdelijke indicatie voor langdurige zorg (Wlz) en ouders met een partner die buiten de EU verblijft. Daarnaast is het kabinet voornemens om mensen die gehuwd zijn en vanwege huiselijk geweld opgevangen worden in een noodopvang zelfstandig aanspraak te geven op toeslagen. Hiermee lossen we een aantal belangrijke knelpunten op die zijn uitgewerkt naar aanleiding van de motie Lodders/Van Weyenberg.

Herstel gedupeerden toeslagenaffaire

Ook het herstel voor gedupeerden van de toeslagenaffaire verdient onverminderd onze aandacht. Ook in 2023 wordt, in nauwe samenwerking met de betrokken departementen gewerkt aan de realisatie van de benodigde schone lei en compensatie voor getroffen ouders en hun kinderen. Daarbij ondersteunen we gemeenten en onze uitvoeringsorganisaties bij het kwijtschelden van schulden van gedupeerde ouders.

7. Uitvoering

Burger en overheid

In de afgelopen jaren is veel aandacht gegaan naar de relatie tussen burger en overheid. De uitvoering is waar de burger de overheid ervaart. Het kabinet wil de gesignaleerde problemen aanpakken, zoals harde regelgeving, vooringenomen handelen, het ontbreken van de menselijke maat en het geen gehoor geven aan noodsignalen. Het kabinet werkt aan het herstel van vertrouwen van burgers in de overheid. Enerzijds door de hersteloperatie Toeslagen, onder leiding van de staatssecretaris van Financiën – Toeslagen en Douane. Anderzijds door bij alle departementen kritisch te kijken naar de regels en procedures waar burgers en bedrijven mee te maken hebben. Dit doen we in het volle besef dat vertrouwen te voet komt, en te paard gaat.

Bij het verbeteren van de relatie tussen burger en overheid, is het belangrijk om zowel ambitieus als realistisch te zijn in onze verwachtingen. We werken vanuit het besef dat niet alles tegelijk kan. We benadrukken het belang van een zorgvuldige uitwerking, met oog voor de uitvoering, gemeenten, de praktijk en de samenwerking met sociale en maatschappelijke partners. We werken aan onderling vertrouwen en weten wat er speelt in onze samenleving. Mensen willen gehoord worden, en door te luisteren kan de overheid betere dienstverlening bieden. Daarom investeren we meer tijd in het ophalen van signalen uit de praktijk. Zo krijgen dienstverleners als UWV en de SVB steun om mensen en bedrijven beter te kunnen helpen. Het kabinet heeft hiervoor extra middelen gereserveerd. Hiermee investeren we in vakmanschap van de medewerkers.

Om het vertrouwen van de burger terug te winnen, zijn niet alleen investeringen nodig in dienstverlening, maar moeten we ook beter nagaan of burgers zich voldoende geholpen voelen en of de overheid zorgvuldig heeft gehandeld. Momenteel hebben we een top-down relatie met onze uitvoerders, we sturen voornamelijk op meetbare cijfers en prestaties. In plaats daarvan maken we samenwerkingsafspraken. Waarbij we de publieke waarde van de sociale zekerheid centraal stellen, dat is het bieden van werk en bestaanszekerheid voor iedereen. Dit biedt ruimte aan professionals om te doen wat nodig is. De verantwoording wordt, met een beperkt aantal kerncijfers, merkbaar in plaats van meetbaar. Daarnaast betrekken we uitvoerders eerder bij het opstellen van wet- en regelgeving.

Menselijke maat

We gaan wetten beoordelen op eenvoud, menselijke maat en uitvoerbaarheid en daarmee willen we de bestaanszekerheid vergroten. Het mag bijvoorbeeld niet zo zijn dat mensen die onbedoeld een fout maken, direct als fraudeur worden bestempeld. Professionals dienen waar mogelijk meer beslisruimte te krijgen in de uitvoering. Maar gemeenten en uitvoeringsorganisaties hebben te maken met grote hoeveelheden complexe wetten. De regels zijn vaak zo ingewikkeld dat burgers de gevolgen van veranderingen in hun situatie niet kunnen voorspellen, of afzien van het indienen van een aanvraag omdat het te ingewikkeld is. We bekijken waar we hardvochtige effecten van wetgeving kunnen oplossen. We vereenvoudigen waar nodig de regels, waarbij we uitgaan van vertrouwen en oog hebben voor ieders talent en beperkingen. Dit doen we samen met de mensen om wie het gaat. Ook zijn we gestart met het herijken van het handhavingsinstrumentarium van de uitkeringswetten, ook wel bekend als de Fraudewet. Enerzijds worden mensen beter geïnformeerd, zodat we overtredingen voorkomen. Anderzijds passen we het wettelijk kader aan waardoor recht wordt gedaan aan individuele situaties. Dit leidt naar verwachting in 2023 tot een wetsvoorstel.

Naast vereenvoudigingen, is het ook belangrijk om in te kunnen spelen op bijzondere individuele situaties. De uitvoerders hebben grootschalige processen en aanvullende persoonlijke dienstverlening. Dat gaat meestal goed, maar soms niet. Enerzijds moeten we individuele situaties oplossen met maatwerk. Daarom zorgen we voor ruimte in de wetten en regels daar waar nodig. We verduidelijken voor de uitvoering wanneer er ruimte is om maatwerk te leveren. Anderzijds moeten we van die individuele situaties leren. Dat gaat via de maatwerkplaatsen van SVB, UWV en SZW en het Programma Maatwerk Multiprobleemhuishoudens. Zo werken we aan een lerende overheid.

Kerncijfers

Fraude en handhaving UWV, SVB en gemeenten

Bij het ontvangen van een uitkering gelden diverse verplichtingen, zoals het tijdig verstrekken van gegevens over het inkomen en het melden van samenwonen. De naleving van deze verplichtingen is een belangrijke voorwaarde voor een goed werkend stelsel van sociale zekerheid. UWV, de SVB en de gemeenten zetten diverse instrumenten in om de naleving en handhaving van wet- en regelgeving te bevorderen. Het gaat zowel om voorkomen (bijvoorbeeld door gedragsbeïnvloeding en voorlichting) als om controleren en sanctioneren (bijvoorbeeld opleggen van boetes). Van de handhavingskengetallen is in de begroting geen raming opgenomen, omdat SZW uitvoeringsorganisaties niet aanstuurt op het aantal geconstateerde fraudegevallen. In het jaarverslag van SZW worden eventuele ontwikkelingen in kengetallen geduid. De ontwikkeling van de kengetallen voor 2021 is toegelicht in het jaarverslag over 2021. Voor het jaarverslag waren cijfers van gemeenten over het laatste kwartaal van 2021 nog niet beschikbaar. Deze cijfers zijn nu toegevoegd.

Tabel 1 Kerncijfers opsporing UWV, SVB en gemeenten
 

Aantal geconstateerde overtredingen met financiële benadeling (x 1.000)

Totaal benadelingsbedrag (x € 1 mln)

 

2019

2020

2021

2019

2020

2021

UWV1

9,0

6,7

4,9

25

23

18

SVB2

10,5

3,9

2,7

10,6

6,0

5,0

Gemeenten3

31

25

26

67

59

60

Totaal

4

4

4

103

88

83

X Noot
1

Bron: UWV, Jaarverslag.

X Noot
2

Bron: SVB, Jaarverslag.

X Noot
3

Bron: CBS, Bijstandsdebiteuren- en fraudestatistiek.

X Noot
4

Dit kerncijfer betreft het aantal vorderingen wegens overtreding van de inlichtingenplicht. Eén overtreding kan meerdere vorderingen tot gevolg hebben. Het aantal overtredingen ligt dus lager. Om die reden toont deze kolom geen totaal.

Tabel 2 Kerncijfers sanctionering UWV, SVB en gemeenten
 

Aantal boetes (x 1.000)

Totaal opgelegd boetebedrag (x € 1 mln)

Aantal waarschuwingen (x 1.000)

 

2019

2020

2021

2019

2020

2021

2019

2020

2021

UWV1

4,8

3,7

2,1

4,3

3,7

2,5

6,6

4,9

6,5

SVB2

2,3

1,1

0,9

1,4

0,9

0,8

9,6

4,6

3,2

Gemeenten3

11,8

9,2

7,5

7,9

5,6

4,6

9,9

7,3

6,8

Totaal

19

14

11

14

10

8

26

17

17

X Noot
1

Bron: UWV, jaarverslag.

X Noot
2

Bron: SVB, jaarverslag.

X Noot
3

Bron: CBS, Bijstandsdebiteuren- en fraudestatistiek.

Tabel 3 Kerncijfers incassoratio UWV, SVB en gemeenten

Incassoratio benadelingsbedrag + boetevordering ultimo 2021 (%)

2017

2018

2019

2020

2021

UWV1

70

56

51

37

22

SVB2

61

47

37

31

24

Gemeenten3

41

34

27

21

12

X Noot
1

Bron: UWV, Jaarverslag.

X Noot
2

Bron: SVB, Jaarverslag.

X Noot
3

Bron: CBS, Bijstandsdebiteuren- en fraudestatistiek.

Re-integratie

Tabel 4 geeft weer hoeveel mensen met een beperking door UWV aan het werk zijn geholpen.

Tabel 4 Aantal door UWV aan het werk geholpen mensen met een beperking1
 

Realisatie 2019

Realisatie 2020

Realisatie 2021

Streefwaarde 2023

Mensen met recht op WAO-/WAZ-uitkering

250

150

150

2

Mensen met recht op Ziektewetuitkering

750

400

450

2

Mensen met recht op WIA-uitkering

3.500

3.000

3.000

3

Mensen met recht op Wajong

8.600

6.700

7.100

8.000

Totaal

13.100

10.250

10.650

Bron: UWV, jaarverslag.

X Noot
1

De aantallen zijn op verschillende manieren berekend. Bij de Wajong worden alleen de mensen die een arbeidsovereenkomst van minimaal zes maanden voor minimaal twaalf uur per week hebben aanvaard geteld. Bij de WIA, WAO en WAZ worden de mensen van wie het re-integratiedienstverleningstraject is beëindigd omdat ze voor hun resterende verdiencapaciteit werk hebben aanvaard geteld. Voor de Ziektewet worden uitsluitend de mensen die na een re-integratietraject aan het werk zijn gekomen geteld.

X Noot
2

Door de aard van deze regelingen kan geen streefwaarde worden opgesteld.

X Noot
3

Bij het ontwikkelen van de persoonlijke dienstverlening met de extra middelen van het kabinet wordt tevens ingezet op een verbetering van het inzicht in de resultaten van deze dienstverlening. Hierdoor kunnen naar verwachting in de toekomst ook voor de WIA streefwaarden worden opgesteld.

2.2 Budgettaire ontwikkeling uitgavenplafond Sociale Zekerheid

De Minister van SZW is binnen het kabinet verantwoordelijk voor het uitgavenplafond Sociale Zekerheid. In deze paragraaf wordt een beeld gegeven van de ontwikkelingen binnen deze sector. In de begrotingsregels van dit kabinet is afgesproken dat voor mutaties van de werkloosheidsuitgaven (WW en bijstand) die niet het gevolg zijn van beleidsmatige keuzes het uitgavenplafond wordt aangepast. Dit bevordert de automatische stabilisatie van de overheidsfinanciën. Voor beleidsmatige mutaties van werkloosheidsuitgaven en bijstand wordt het plafond niet aangepast. Daarnaast wordt het plafond aangepast voor de loon- en prijsontwikkeling. Het uitgavenplafond Sociale Zekerheid wordt ook aangepast voor de maatregelen die zijn genomen in antwoord op de coronacrisis, omdat het kabinet het niet wenselijk acht hiervoor andere uitgaven te verminderen. Daarnaast wordt het plafond aangepast voor bepaalde uitgaven die te maken hebben met de noodopvang van Oekraïense ontheemden.

2.2.1 Opbouw uitgavenplafond Sociale Zekerheid

Het uitgavenplafond Sociale Zekerheid bevat zowel uitgaven van regelingen die begrotingsgefinancierd zijn als uitgaven van regelingen die premiegefinancierd zijn. De begrotingsgefinancierde uitgaven worden gefinancierd uit belastingopbrengsten. De premiegefinancierde uitgaven komen ten laste van de sociale fondsen: deze uitgaven worden gedaan door UWV en SVB. Tabel 5 bevat een toelichting op de opbouw van de uitgaven die tot het uitgavenplafond Sociale Zekerheid worden gerekend.

Tabel 5 Opbouw SZ-uitgaven (bedragen x € 1 miljard)
 

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Totaal uitgaven begrotingsgefinancierd

46,3

50,3

50,6

52,7

53,8

54,8

-/- Dubbeltelling rijksbijdragen

20,3

24,1

24,5

25,2

26,2

27,2

-/- Uitgaven plafond Rijksbegroting

1,2

1,7

1,7

1,6

1,6

1,4

-/- Correctie ontvangsten begrotingsgefinancierd

4,8

0,7

0,5

0,5

0,4

0,3

+ Loon- en prijsbijstelling

0,0

2,2

3,1

4,3

5,3

6,4

+ Overig

0,0

0,0

0,3

0,6

0,7

0,7

A. SZ-uitgaven begroting

20,0

26,0

27,3

30,2

31,5

33,1

       

Totaal uitgaven premiegefinancierd

64,8

72,4

76,3

80,2

84,5

88,8

-/- Correctie ontvangsten premiegefinancierd

0,2

0,2

0,2

0,3

0,3

0,3

B. SZ-uitgaven premie

64,6

72,2

76,1

80,0

84,2

88,6

       

C. Integratie-uitkering sociaal domein

2,0

1,8

1,7

1,7

1,6

1,6

       

Totale SZ-uitgaven (lopende prijzen) (A+B+C)

86,6

99,9

105,1

111,9

117,4

123,2

Allereerst wordt voor een dubbeltelling gecorrigeerd omdat sociale fondsen voor een deel worden gefinancierd uit begrotingsmiddelen, dit is de correctie voor rijksbijdragen. Dit betreft hoofdzakelijk een bijdrage aan het Ouderdomsfonds, die nodig is om de AOW-uitgaven te kunnen dekken. De opbrengsten van de AOW-premie zijn namelijk onvoldoende toereikend voor de AOW-uitgaven. In 2023 worden de uitgaven onder het uitgavenplafond hierdoor met € 24,1 miljard gecorrigeerd.

Ook zijn er uitgaven op de SZW-begroting die onder het uitgavenplafond Rijksbegroting vallen, waarvoor met € 1,7 miljard wordt gecorrigeerd. Dit betreft onder meer verschillende subsidies en opdrachten en de apparaatsuitgaven van SZW.

Voor het gedeelte van de ontvangsten dat tot de niet-belastingontvangsten wordt gerekend wordt eveneens gecorrigeerd: € 0,7 miljard (terugontvangsten Kinderopvang en terugontvangsten Tegemoetkoming ouders).

Het uitgavenplafond Sociale Zekerheid wordt in lopende prijzen uitgedrukt, wat betekent dat rekening wordt gehouden met toekomstige loon- en prijsontwikkelingen en de gevolgen daarvan voor de uitgaven. Voor de begrotingsgefinancierde regelingen zijn hiervoor middelen gereserveerd (€ 2,2 miljard in 2023). Deze middelen staan niet op de SZW-begroting, maar op een afzonderlijke begrotingspost die door de Minister van Financiën wordt beheerd.

De post overig bestaat uit middelen die op de aanvullende post bij Financiën staan. Hierin is de in=uittaakstelling ook verwerkt, dit is de tegenhanger van de eindejaarsmarge. Met de eindejaarsmarge worden middelen toegevoegd aan het volgende jaar, wat leidt tot uitgaven bovenop het afgesproken plafond. De in=uittaakstelling wordt geboekt om te voorkomen dat het plafond door het toevoegen van de eindejaarsmarge wordt overschreden.

De premiegefinancierde uitgaven zijn uitgedrukt in lopende prijzen. De post wordt gecorrigeerd voor de premiegefinancierde ontvangsten. Het gaat hier om de ontvangsten uit het Ufo (Uitvoeringsfonds voor de overheid), die overheidswerkgevers betalen ten behoeve van de WW.

De middelen voor de Wet Sociale Werkvoorziening (Wsw) en het participatiebudget maken onderdeel uit van de integratie-uitkering sociaal domein (IUSD) en staan daarom niet op de SZW-begroting. Deze uitgaven (€ 1,8 miljard in 2023) zijn wel onderdeel van het uitgavenplafond Sociale Zekerheid en worden bijgeteld.

In lopende prijzen bedragen de uitgaven onder het uitgavenplafond Sociale Zekerheid € 99,9 miljard in 2023.

2.2.2 Uitgaven uitgavenplafond Sociale Zekerheid 2022-2027

In tabel 6 wordt de opbouw van het uitgavenplafond Sociale Zekerheid per cluster van regelingen getoond. De uitgaven zijn gesaldeerd met de ontvangsten. In 2023 bedragen de totale uitgaven € 99,9 miljard. Hieronder vallen ook de uitgaven uit de noodpakketten gerelateerd aan de coronacrisis en de uitgaven voor Oekraïne. In de jaren van 2023 tot 2027 stijgen de verwachte uitgaven van € 99,9 miljard naar € 123,2 miljard. De stijging is voor een groot deel toe te wijzen aan de nominale ontwikkeling (aanpassing aan de loon- en prijsontwikkeling). Deze post bedraagt € 8,7 miljard in 2023 en stijgt naar € 23,1 miljard in 2027. Gecorrigeerd voor de nominale ontwikkeling blijven de uitgaven onder uitgavenplafond Sociale Zekerheid min of meer gelijk. Een overzicht van het verloop van de uitgaven over de jaren 2022 t/m 2027 is te vinden in de horizontale toelichting in de bijlagen bij de Miljoenennota.

De grootste uitgavenpost onder uitgavenplafond Sociale Zekerheid voor 2023 is de AOW (€ 43,51 miljard). Resterende grote uitgavenposten zijn de arbeidsongeschiktheidsregelingen (€ 15,2 miljard), de WW en bijstand (tezamen € 8,8 miljard) en de kindregelingen (€ 11,4 miljard). De verwachte uitgaven aan de AOW lopen op als gevolg van een toenemend aantal AOW-gerechtigden. De WW- en bijstandsuitgaven lopen naar verwachting de komende jaren op als gevolg van een stijging van de werkloosheid tot aan het evenwichtsniveau. De uitgaven die samenhangen met de crisispaketten vallen in de categorie ‘overig’ en zorgen in het jaar 2022 en in mindere mate 2023 voor hogere uitgaven.

Tabel 6 SZ-uitgaven per cluster van regelingen 2022-2027 (bedragen x € 1 miljard)
 

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Arbeidsmarkt

      

LIV/jeugd-LIV/LKV

0,5

0,5

0,7

0,5

0,3

0,3

Transitievergoeding/Compensatieregeling TV MKB

0,4

0,4

0,4

0,4

0,4

0,4

       

Werkloosheid/Bijstand

      

WW-uitgaven (werkloosheid)

2,6

2,8

3,3

3,6

3,8

4,0

Macrobudget participatiewetuitkeringen (bijstand)

6,0

6,0

6,3

6,4

6,5

6,7

       

Ziekte/arbeidsongeschiktheid/verlofregelingen

      

ZW-uitgaven

2,0

2,0

2,1

2,1

2,1

2,1

WIA/WAO/WAZ/Wajong

14,8

15,2

15,6

15,7

15,9

16,0

WAZO/geboorteverlof/ouderschapsverlof

1,9

2,4

2,5

2,5

2,6

2,6

       

Ouderdom/Nabestaanden

      

AOW

43,1

43,5

43,9

44,9

46,0

47,1

Inkomensondersteuning AOW

1,0

0,2

0,2

0,0

0,0

0,0

Anw

0,3

0,3

0,3

0,3

0,3

0,3

       

Kinderopvang en kindregelingen

      

KOT

3,9

4,0

4,1

5,9

6,2

6,5

AKW/WKB

6,6

7,4

7,2

7,0

6,8

6,8

       

Re-integratie/Participatie

      

Re-integratieuitgaven arbeidsongeschiktheid

0,2

0,2

0,2

0,2

0,2

0,2

Integratie-uitkeringen sociaal domein

2,0

1,8

1,7

1,7

1,6

1,6

       

Uitvoeringskosten en overige uitgaven

      

Uitvoeringskosten (UWV/SVB etc.)

2,8

2,8

2,7

2,7

2,8

2,8

Overige uitgaven

‒ 1,6

1,5

1,7

2,3

2,6

2,9

       

Nominale ontwikkeling

0,0

8,7

12,1

15,6

19,3

23,1

       

Totaal SZ-uitgaven

86,6

99,9

105,1

111,9

117,4

123,2

2.2.3 Mutaties uitgaven uitgavenplafond Sociale Zekerheid 2022-2027

Tabel 7 geeft de mutaties weer tussen ontwerpbegroting 2022 en de ontwerpbegroting 2023. Grootste mutaties zijn de neerwaartse bijstellingen in de WW- en bijstandsuitgaven als gevolg van het lagere werkloosheidsniveau in 2022 en 2023. De uitgaven aan de maatregelen uit de NOW zijn neerwaarts bijgesteld in 2022, door lager gerealiseerde uitgaven en hogere ontvangsten uit terugvorderingen. De uitgaven aan kinderopvang en andere kindregelingen zijn naar boven bijgesteld. Dit komt door de overheveling van middelen voor CA-maatregelen en door de verwachte toename van het aantal kinderen dat gebruik maakt van kinderopvang. De verwachte nominale ontwikkeling (indexatie van de uitkeringsregelingen aan loon- en prijsontwikkelingen) is meerjarig naar boven bijgesteld op basis van CPB-cijfers.

Tabel 7 Mutaties SZ-uitgaven sinds vorige ontwerpbegroting (bedragen x € 1 miljard)
 

2022

2023

2024

2025

2026

2027

SZ-uitgaven ontwerpbegroting 2022

93,3

93,6

96,7

100,8

104,6

 

Arbeidsmarkt

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

 

Werkloosheid/Bijstand

‒ 2,1

‒ 2,0

‒ 1,9

‒ 1,9

‒ 1,7

 

Arbeidsongeschiktheid/Ziekte en zwangerschap

0,1

0,3

0,4

0,3

0,4

 

Ouderdom/Nabestaanden

0,0

‒ 0,8

‒ 0,8

‒ 1,0

‒ 1,1

 

Kinderopvang en kindregelingen

0,4

1,2

1,2

2,6

2,7

 

Uitvoeringskosten (UWV/SVB etc.)

‒ 0,1

0,0

0,0

0,0

0,0

 

EU-ouderschapsverlof

0,2

0,4

0,4

0,4

0,5

 

NOW (inclusief uitvoeringskosten)

‒ 5,3

0,0

0,1

0,0

0,0

 

Tozo (inclusief uitvoeringskosten)

0,1

0,0

0,0

0,0

0,0

 

Compensatie eigen bijdrage kinderopvang

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

 

Overige uitgaven

‒ 0,5

‒ 0,3

0,0

0,5

0,6

 

Nominale ontwikkeling

0,5

7,3

8,6

9,6

10,8

 

SZ-uitgaven ontwerpbegroting 2023

86,6

99,9

105,1

111,9

117,4

123,2

2.2.4 Uitgaven uitgavenplafond Sociale Zekerheid en toetsing aan ijklijn

Het uitgavenplafond Sociale Zekerheid wordt jaarlijks conform de begrotingsregels bijgesteld voor loon- en prijsontwikkelingen, niet-beleidsmatige mutaties van de werkloosheidsuitgaven (onder andere de WW en bijstand), overboekingen met andere uitgavenplafonds en statistische correcties. Als gevolg hiervan is het uitgavenplafond Sociale Zekerheid in 2023 met € 0,4 miljard verhoogd.

Tabel 8 Mutaties uitgavenplafond SZ sinds vaststellen uitgavenplafonds (bedragen x € 1 miljard)
 

2022

2023

Uitgavenplafond SZ voorjaarsnota 2022

89,8

96,1

Correcties

‒ 3,1

0,4

Uitgavenplafond SZ ontwerpbegroting 2023

86,7

96,5

De actuele uitgavenramingen onder het uitgavenplafond Sociale Zekerheid, zoals deze zijn weergegeven in tabel 6, dienen volgens de regels budgetdiscipline voor 2023 te worden getoetst aan het actuele uitgavenplafond Sociale Zekerheid zoals weergegeven in tabel 8. Deze plafondtoetsing wordt weergegeven in tabel 9. De uitgaven onder het uitgavenplafond Sociale Zekerheid zijn in 2023 bijgesteld naar € 99,9 miljard, terwijl het uitgavenplafond uitkomt op € 96,5 miljard. Hiermee wordt het uitgavenplafond in 2023 overschreden met afgerond € 3,4 miljard. Deze overschrijding komt grotendeels door het koopkrachtpakket uit de zomer van 2022, waarbij de dekking wordt gevonden buiten het deelplafond Sociale Zekerheid.

Tabel 9 Toetsing uitgaven aan het uitgavenplafond SZ (bedragen x € 1 miljard)
 

2022

2023

Totale SZ-uitgaven

86,6

99,9

Uitgavenplafond SZ

86,7

96,5

Over-/onderschrijding uitgavenplafond SZ

‒ 0,1

3,4

2.3 Openbaarheidsparagraaf

In deze paragraaf wordt toegelicht hoe SZW middelen zal inzetten om in het kader van Open op Orde de informatiehuishouding van SZW op orde te brengen om te kunnen voldoen aan de eisen van een transparante organisatie en de Wet open overheid.

SZW heeft de verbetering van haar informatiehuishouding en de implementatie van de Wet open overheid belegd in het meerjarige programma ENIGMA Informatiehuishouding Open op Orde SZW 2021-2016. Het doel is om het informatiebeheer van SZW te verbeteren, transparanter te maken en om het bewustzijn van de omgang met openbaarheid van informatie in het DNA van medewerkers en in het werk van SZW te verankeren.

Voor de gehele opgave geldt het als een grote uitdaging dit te realiseren gezien de afhankelijkheid en huidige schaarste op de arbeidsmarkt wat rijksbreed geldt. Er wordt continue naar mogelijke alternatieven gekeken.

Actief openbaar maken nota’s onder Kamerstukken

Met ingang van 20 september 2022 (Prinsjesdag) worden bij alle categorieën Kamerstukken de onderliggende beslisnota’s openbaar gemaakt. Daarmee voldoet SZW in 2023 volledig aan het actief openbaar maken van nota’s onder Kamerstukken.

Actieve openbaarmaking naar de samenleving

De Wet open overheid (Woo) heeft per 1 mei 2021 de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) vervangen. Dit betekent dat de overheid (nog) transparanter moet worden, dus ook SZW zal een deel van haar informatie (documenten) tijdig actief openbaar moeten maken naar de burger toe, daar waar de burger dat nu nog vaak via een Woo-verzoek moet opvragen.

In de Woo staat beschreven welke 11 informatiecategorieën verplicht openbaar moeten worden gemaakt onder artikel 3.3. Daarnaast is er een inspanningsverplichting voor overige informatie.

Voor de gehele overheid (centraal en decentraal) is besloten om de volgende categorieën als eerste actief openbaar te maken via PLOOI (Platform Open Overheidsinformatie): (1) Wetten en algemeen verbindende voorschriften, (2) overige besluiten van algemene strekking, (7) Vergaderstukken Staten-Generaal, (5) Organisatie en bereikbaarheidsgegevens, (8) Vergaderstukken vertegenwoordigende lichamen van decentrale overheden en (11) Convenanten. Een ingangsdatum voor die verplichtstelling(en) wordt in overleg met alle partijen nog vastgesteld. De 3 eerstgenoemde categorieën worden momenteel al openbaar gemaakt via bestaande collecties van KOOP (Kennis- en exploitatiecentrum Officiële Overheidspublicaties) en zullen door KOOP ook via PLOOI toegankelijk worden gemaakt. Daar hoeft SZW niets voor te doen. Categorie (5) betreft een aanpassing van het register overheidsorganisaties (BZK) en categorie (8) is niet van toepassing voor SZW. Resteert categorie (11) convenanten. Dit betreft voor SZW 3 à 4 documenten per jaar, waarvoor het PLOOI aanleverloket gebruikt kan worden, zodra dat beschikbaar komt. SZW zal dus zonder veel inspanning aan het verplicht actief openbaar maken van deze categorieën kunnen voldoen.

De mogelijkheid tot aansluiting op PLOOI wordt vanaf het eerste kwartaal 2023 verwacht. Er moeten echter nog veel onderzoeken worden uitgevoerd en besluiten worden genomen ten aanzien van onder andere de interoperabiliteit en aansluitvoorwaarden van PLOOI. Deze zijn voorwaardelijk voor de realisatie van PLOOI en de PLOOI aansluitingen API’s (Application Programming Interface). Maar ook voor de realisatie van de koppeling(en) aan de kant van SZW. Besluitvorming hierover wordt kort na de zomer (derde kwartaal 2022) verwacht.

Passieve openbaarmaking (Woo-verzoeken)

Het is van groot belang om burgers, wetenschappers en journalisten tijdig van informatie te kunnen voorzien ingeval zij een Woo- of informatieverzoek indienen.

Hiervoor is het noodzakelijk om binnen SZW een goed ingericht werkproces te hebben, mede omdat de afhandelingstermijn van een Woo verzoek is aangescherpt wat extra druk zet op een tijdige afhandeling. Het is daarom noodzakelijk het afhandelingsproces van de Woo-verzoeken efficiënter in te richten teneinde een tijdige afhandeling mogelijk te maken.

Het eigenaarschap van het Woo-proces is belegd bij de directie WBJA. De werkprocessen binnen WBJA zijn in kaart gebracht, als ook die bij de NLA waar 80% van de Woo-verzoeken landen. Adequate laktooling is onontbeerlijk bij de afhandeling van Woo-verzoeken. Deze is in 2023 geïmplementeerd. Daarnaast wordt de procesketen met afhandelingstermijnen in kaart gebracht waardoor de randvoorwaarden voor tijdige afhandeling van Woo-verzoeken in beeld zijn.

Verbetering van de informatiehuishouding (highlights)

Informatieprofessionals

In 2023 wordt verder ingezet op de bewustwording en het vergroten van de kennis van de SZW-medewerkers op het gebied van informatiebeheer. Er volgt een nieuwe meting van het medewerkers onderzoek Omgaan met overheidsinformatie.

Voor 1 juli 2023 dient conform de Kaderbrief de implementatie van het Kwaliteitsraamwerk Informatievoorziening (KWIV) geïmplementeerd te zijn. Het KWIV geeft aan welke eisen en competenties noodzakelijk zijn voor het informatieprofessional profiel. Het KWIV moet onderdeel gaan uitmaken van het (strategisch) personeelsbeleid -en planning van de organisatie.

Medio 2023 is de behoefte in kaart gebracht aan deskundige informatieprofessionals in de organisatie voor de uitvoering van de opgaven in de informatiehuishouding (IHH) op basis van het KWIV profiel.

Ook de kosten voor het aantrekken van extra informatieprofessionals worden hierbij in kaart gebracht en vervolgens dient hiervoor financiële dekking te worden gezocht. Dit is vooraf nog niet te begroten omdat de omvang van deze behoefte nog niet duidelijk is en hiervoor dus ook op voorhand geen budget kan worden geclaimd. Dit geldt ook voor de overige departementen.

De werving van informatieprofessionals is een grote uitdaging gezien de afhankelijkheid en huidige schaarste op de arbeidsmarkt. Er dient veel aandacht te zijn voor tijdige werving, bij- en omscholing en daar waar mogelijk aansluiten op interdepartementale wervingsinitiatieven vanuit BZK.

Informatiesystemen

In 2022 zijn de processen en systemen binnen SZW per werkveld in kaart gebracht. Er is nog geen zicht op input vanuit CIO-Rijk (‘Werkwijze om te komen tot concrete eisen voor Informatiesystemen’) voor de volgende stap: analyseren. Vooruitlopend daarop worden de bestaande regelgeving, kaders en richtlijnen voor de IHH geïnventariseerd om daaruit concrete operationele eisen voor informatiesystemen te destilleren. Daarmee wordt overzicht en inzicht in de huidige situatie (IST-situatie) gecreëerd. Hierna volgt besluitvorming over de SOLL situatie en wordt het verbeterplan en een roadmap voor het doorvoeren van de verbeteringen opgesteld.

Een goed werkend Document Management Systeem (DMS) is randvoorwaardelijk voor het op orde brengen van de informatiehuishouding (goed kunnen opslaan, archiveren en eenvoudig/snel/goed terug kunnen vinden van informatie). Er wordt in 2022 een visie opgesteld voor de korte-, middellange- en lange termijn en de mogelijke (door)ontwikkeling van Digidoc.

Parallel daaraan wordt in 2022 een marktverkenning uitgevoerd door BZK, FIN, I&W, SZW, VWS, samen met Doc-Direkt. De vijf departementen zijn allen in een fase beland waarin hun huidige DMS vervangen dient te worden. Er is behoefte aan een duurzaam, werkbaar systeem en aan tooling. Naast ‘Zoek en Vind’ functionaliteit en laktooling wordt in 2022 een ‘knop’ voor emailarchivering geïmplementeerd (naast een instructie) zodat in 2023 elke medewerker hiermee eenvoudig emails kan archiveren.

Bestuur/naleving 

Vanaf 2022 worden jaarlijks metingen – zo ook in 2023 - gehouden binnen SZW (als ook bij de overige departementen) om het volwassenheidsniveau op het gebied van informatiehuishouding te kunnen bepalen en te kunnen monitoren.

De actualisering kader selectielijst Archiefwet is eind 2023 gereed en afgestemd met het Nationaal Archief.

Financiering programma ENIGMA

Het programma ENIGMA kent in 2023 drie financieringsstromen: het programmabudget uit eigen middelen (€ 1 miljoen), het door BZK toegekende startbudget uit POK-IHH-gelden ten behoeve van Open op Orde (€ 6 miljoen), het aanvullend BZK-budget IHH-POK-gelden (€ 377.000) en de Woo gelden uitvoeringstoets FIN (€ 207.000).

2.4 Strategische Evaluatie Agenda

In de begroting 2023 is de tweede versie van de Strategische Evaluatie Agenda (SEA) opgenomen. Deze SEA draagt bij aan inzicht in de werking van beleid, om daarmee nieuw en lopend beleid waar mogelijk te verbeteren.

De thema’s van de SEA sluiten aan bij het strategisch kader van SZW. Vanuit de behoefte om meer structuur aan te brengen onder de verschillende strategische trajecten van SZW, om zo met focus en meer synergie te werken aan SZW brede kennisopbouw, is er gewerkt aan een gezamenlijk inhoudelijk kader van de missie en visie en beleidsdoelen van SZW. Dit strategisch kader is opgebouwd vanuit onze maatschappelijke opgaven (top-down) én vanuit onze kennis van hoe ons beleid werkt (bottom-up).

Vanuit het strategisch kader, geeft de SEA een integraal overzicht van de geplande evaluaties voor de beleidsthema's bij SZW. Per thema is (voor de periode van de komende 4-7 jaar) inzichtelijk gemaakt:

  • welke doelen het beleid op dat thema heeft;

  • welke vastgestelde kennis er op dit thema al is;

  • welke kennis er nog niet is en wat de inzichtbehoeften zijn;

  • hoe evaluatieplanning daaruit volgt;

  • waar een eventuele overlap met andere thema’s van de SEA bestaat.

In deze SEA maakt SZW onderscheid tussen evaluaties en overig onderzoek. De evaluaties zijn als volgt getypeerd: ex-ante evaluaties (zoals pilots, nulmetingen en experimenten), ex-durante evaluaties (zoals monitoring en tussenevaluaties), ex-post evaluaties (zoals wets- en effectevaluaties en periodieke rapportages). Bijlage 6 bij deze begroting biedt een beschrijving per individuele evaluatie van elk thema op de SEA.

De evaluaties op deze SEA dienen niet alleen ter verantwoording van gevoerd beleid, maar zijn ook gericht op verbetering van bestaand beleid en het voorbereiden van nieuw beleid. Met de evaluaties kan op langere termijn worden beoordeeld hoe het beleid werkt en hoe we het beleid kunnen verbeteren. Het doel is om de SEA komende jaren verder te ontwikkelen tot een evaluatieplanning met onderwerpen die van belang zijn voor het SZW-veld: onderwerpen die budgettaire, politiek-bestuurlijke en/of maatschappelijke impact hebben. Hierbij hebben we aandacht voor de publieke waarde van ons beleid; ofwel de impact van beleid op de maatschappij.

Thema 1: Gezonde en veilige arbeidsomstandigheden

Het beleid omtrent gezond en veilig werken (G&VW) heeft tot doel dat werkenden in Nederland hun werk op een gezonde en veilige manier kunnen doen, zodat zij gezond blijven en werkend de pensioenleeftijd kunnen halen. Fundament van de beleidsinzet wordt gevormd door de Arbeidsomstandighedenwet, het Arbeidsomstandighedenbesluit, en de Arbeidstijdenwet. Een belangrijk deel van het beleid bestaat uit stimuleringsprogramma’s en- projecten gericht op werkgevers en werknemers, communicatie via het Arboportaal, en de dialoog met sociale partners en andere stakeholders.

SZW heeft in september 2020 een uitgebreide beleidsdoorlichting uitgevoerd, inclusief het beleidsterrein van G&VW. Op basis van deze beleidsdoorlichting, input opgehaald bij stakeholders, evenals het lopende onderzoek toekomstverkenning arbeid & gezondheid, zal de Arbovisie 2040 ontwikkeld worden. In 2023 zal vervolgens, op basis van de Arbovisie 2040, ook een beleidsagenda voor de komende 5 jaar volgen. Zowel de Arbovisie 2040 als de daaruit voortvloeiende beleidsagenda bepalen de focus en prioriteiten van de beleidsinzet de komende jaren en bieden hiermee ook een handvat om in de toekomst terug te blikken en evalueren. Een volgende periodieke evaluatie zal daarom vanaf 2028 gepland worden.

Naast genoemde trajecten, volgt G&VW de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt ten aanzien van de gezondheid en veiligheid van werkenden, door middel van een meerjarig monitoring programma. Het monitoring programma biedt input voor beleidsontwikkeling, en materiaal voor beleidsevaluaties in de toekomst.

Thema 1: Gezonde en veilige arbeidsomstandigheden

Thema

Type onderzoek

Afronding

Begrotingsartikel

Periodieke rapportage gezonde en veilige arbeidsomstandigheden

Ex-post evaluatie

2028

1

Evaluatie programma preventie beroepsziekten

Ex-post evaluatie

2023

1

Evaluatie beleidsmaatregel asbeststelsel

Ex-post evaluatie

2024

1

Toekomstverkenning arbeid & gezondheid

Ex-ante evaluatie

2024

1

Arbobalans

Ex-durante monitoring

2024

1

Thema 2: Leven lang ontwikkelen

De beleidsinstrumenten onder het thema leven lang ontwikkelen (LLO) stimuleren en faciliteren mensen om zichzelf verder te ontwikkelen en duurzaam inzetbaar te blijven op de arbeidsmarkt. Met name op een arbeidsmarkt die steeds in beweging is, wordt het belang van LLO steeds groter. LLO helpt werkloosheid voorkomen door kennis en vaardigheden actueel te houden, het stimuleert doorgroeien in de loopbaan, het geeft meer voldoening en werkplezier en meer inkomen. LLO draagt daarmee bij aan het goed functioneren van de arbeidsmarkt, het beter matchen van vraag en aanbod en het kunnen realiseren van ambities op het gebied van de klimaat- en energietransities, innovatie en groei. Een sterke ontwikkelcultuur is daarvoor cruciaal, waarin het voor mensen en voor bedrijven vanzelfsprekend is om zich te blijven ontwikkelen. Daarnaast wordt er steeds meer toegewerkt naar een op skills-gerichte arbeidsmarkt. Daarin zijn niet alleen diploma’s van belang, maar ook vaardigheden, competenties, kennis en bekwaamheid. De doelen van dit thema sluiten aan bij het SZW-doel ‘mensen ontwikkelen zich en kunnen zich ontwikkelen’.

Op dit moment lopen er diverse subsidieregelingen die gericht zijn op werkenden of werkgevers: zoals de SLIM-regeling, het STAP-budget, NL leert door en de expeditie-regeling. Voor deze subsidieregelingen zijn al evaluatieplanningen opgesteld en opgenomen in de SEA 2023. Deze evaluaties geven inzicht in de vraag of de instrumenten doeltreffend en doelmatig zijn. Met deze evaluaties werken we toe naar een periodieke rapportage waarin we kijken naar de samenhang tussen de instrumenten. Wens is om hiermee inzicht te krijgen in de toegankelijkheid en het gebruik van de regelingen voor de verschillende groepen werkenden. In het bijzonder gaat het om de groepen flexwerkers en lager opgeleiden. Zij maken over het algemeen namelijk weinig gebruik van scholing. Daarnaast is er behoefte aan inzicht in de mate waarin scholing aansluit op de arbeidsmarkt. Met de huidige arbeidsmarktkrapte is intersectorale mobiliteit steeds belangrijker. Echter mensen blijven doorgaans hun gehele loopbaan in dezelfde sector werken. Er is daarom behoefte om de onderliggende motivatie en mechanisme voor intersectorale mobiliteit te onderzoeken en hoe daar binnen het LLO beleid beter op ingezet kan worden. Tot slot wordt gekeken of het mogelijk is om in deze rapportage te kijken naar de samenhang tussen instrumenten op het thema LLO en verwante instrumenten van andere thema’s, zoals van werk naar werk, scholingsbudgetten in de WW en leerwerkloketten.

Thema 2: Leven lang ontwikkelen

Thema

Type onderzoek

Afronding

Begrotingsartikel

Periodieke rapportage leven lang ontwikkelen

Ex-post evaluatie

2027

1

Evaluatie NL leert door

Ex-durante en ex-post evaluatie

2024

1

Evaluatie expeditie-regeling

Ex-post evaluatie

2025

1

Evaluatie SLIM-regeling

Ex-ante, ex-durante en ex-post evaluatie

2025

1

Evaluatie subsidieregeling STAP-budget

Ex-ante, ex-durante en ex-post evaluatie

2027

1

Thema 3: Arbeidsverhoudingen en arbeidsvoorwaarden

De beleidsinstrumenten onder het thema Arbeidsverhoudingen en -voorwaarden beschermen en versterken de positie van werkenden en bevorderen op die manier het functioneren van de arbeidsmarkt (evenwicht tussen werkgevers en werknemers). De beleidsinstrumenten onder dit thema zijn divers: van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag die ervoor zorgt dat iedere werknemer een minimum loon ontvangt, tot de Wet arbeidsvoorwaarden voor gedetacheerde werknemers in de EU, tot beleid rondom gelijke behandeling op de werkvloer.

In 2020 is de beleidsdoorlichting naar artikel 1 Arbeidsmarkt van de SZW-begroting afgerond. De belangrijkste conclusie van de beleidsdoorlichting was dat niet of nauwelijks te beoordelen was in hoeverre de doelen van artikel 1 worden bereikt, omdat de instrumenten moeilijk te koppelen zijn aan de doelen van artikel 1 en omdat weinig voor de beleidsdoorlichting bruikbare evaluaties van de instrumenten zijn uitgevoerd.

Om te zorgen dat er bij de volgende periodieke rapportage wel uitspraken gedaan kunnen worden over onder andere de bijdrage van beleid aan het bereiken van de doelen is artikel 1 opgesplitst in een aantal thema’s, waaronder arbeidsverhoudingen en -voorwaarden. Komend jaar wordt de beleidstheorie van het thema uitgewerkt en worden instrumenten gekoppeld aan de overkoepelende doelen van het gehele thema. Om te voorkomen dat er net als bij de vorige doorlichting onvoldoende bruikbaar evaluatiemateriaal beschikbaar is wordt komende jaren gekeken welke inzichtbehoeften er zijn en welke onderzoeken uitgevoerd dienen te worden.

Inzichtbehoeften komen voort uit veranderingen in de instrumenten en/of veranderingen in de maatschappij. Voor de inzichtbehoeften die voortkomen uit instrumentwijzigingen staan verschillende evaluaties gepland, zoals de Wet arbeidsmarkt in Balans, de Implementatiewet herziene detacheringsrichtlijn en de Meldingsplicht Wet Arbeidsvoorwaarden gedetacheerde werknemers in de Europese Unie. Ook op handen zijnde wijzigingen vormen aanleiding om onderzoek te plannen, zoals het onderzoek ‘Inventariseren onderliggende problemen bij niet effectueren arbeidsrechten door werknemers’. Betere gegevens over de omvang en de aard van dit probleem zijn noodzakelijk voor de inrichting van mogelijke maatregelen en het beoordelen van de effectiviteit en efficiëntie van beleid.

Thema 3: Arbeidsverhoudingen en arbeidsvoorwaarden

Thema

Type onderzoek

Afronding

Begrotingsartikel

Periodieke rapportage arbeidsverhoudingen en arbeidsvoorwaarden

Ex-post evaluatie

2027

1

Nulmeting compensatie transitievergoeding bij bedrijfsbeëindiging

Ex-ante evaluatie

2022

1

Evaluatie meldingsplicht Wet arbeidsvoorwaarden gedetacheerde werknemers in de Europese Unie (WagwEU)

Ex-post evaluatie

2022

1

Inventariseren onderliggende problemen bij niet effectueren arbeidsrechten door werknemers

Overig onderzoek

2022

1

Monitoring en evaluatie Implementatiewet herziene detacheringsrichtlijn

Ex-durante monitoring en evaluatie

2023

1

Evaluatie Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag (WML)

Ex-post evaluatie

2023

1

Ex-ante onderzoek EU-richtlijn platformwerk

Ex-ante evaluatie

2023

1

Nulmeting regulering uitzendsector

Ex-ante evaluatie

2023

1

Onderzoek belemmering toegang tot de arbeidsmarkt asielzoekers

Overig onderzoek

2023

1

Positie van kinderen van arbeidsmigranten

Overig onderzoek

2023

1

Quickscan naar instrumenten en methodieken voor waardebepaling

Overig onderzoek

2023

1

Nulmeting evaluatie Wet toezicht gelijke kansen bij werving en selectie

Ex-ante evaluatie

2024

1

Evaluatie Wet arbeid vreemdelingen

Ex-post evaluatie

2025

1

Evaluatie Wet arbeidsmarkt in balans (WAB)

Ex-post evaluatie

2025

1

Thema 4: Arbeid, zorg en de ontwikkeling van het kind

Het beleid van SZW op het gebied van arbeid en zorg en de ontwikkeling van het kind valt uiteen in de onderwerpen kinderopvang, kinderbijslag en het kindgebonden budget (tegemoetkoming ouders) alsook arbeid en zorg (onder andere zwangerschaps- , bevallings-, geboorte- en ouderschapsverlof).

Dit thema in de SEA maakt inzichtelijk dat het beleid enerzijds ziet op het bevorderen van arbeidsparticipatie en anderzijds op het bieden van inkomensondersteuning aan ouders. Het biedt mensen controle op hun werk en leven en tegelijk de mogelijkheid zich te kunnen ontwikkelen. De regelingen voortvloeiend uit dit beleid hebben ten slotte het streven een bijdrage aan de ontwikkeling van het kind en het bestrijden van armoede onder kinderen te leveren. De komende 4 jaren zal middels evaluaties in en van dit thema als geheel het beleid van SZW (op onderwerpen die raken aan arbeid en zorg en de ontwikkeling van het kind) nader worden bezien. Wat zijn de doelen van dit SZW beleid, welke inzichtbehoefte bestaat er op dit vlak maar vooral ook waar is overlap en waar ontbreekt kennis of een eventuele hogere doelomschrijving en link met ander (SZW of rijks-)beleid.

De driesplitsing in onderwerpen kinderopvang, tegemoetkoming ouders, geboorteverlof (in relatie tot ander verlofregelingen) kent nu een evaluatieplanning per onderwerp maar zal uiterlijk in 2026 middels een overkoepelende analyse nader worden bekeken op samenhang en onderbouwing van beleid.

Kinderopvang

Het coalitieakkoord ‘omzien naar elkaar, vooruitkijken naar de toekomst’ van het kabinet Rutte IV bevat het voornemen voor een grote herziening van het kinderopvangstelsel. Het kinderopvangbeleid kent twee hoofddoelen: de arbeidsparticipatie van ouders bevorderen en de ontwikkeling van het kind stimuleren. Kinderopvang moet daarom kwalitatief goed zijn, toegankelijk en betaalbaar.

Betaalbare kinderopvang is nodig om ouders te ondersteunen in hun mogelijkheid om werk en zorg te combineren. Het kabinet wil het door een inkomensonafhankelijke vergoeding voor ouders aantrekkelijk maken om arbeid en zorg voor kinderen te combineren, waardoor de arbeidsparticipatie van ouders, met name vrouwen, wordt bevorderd. Het eerste periodieke onderzoek beslaat de periode 2015-2022, waar ingezoomd zal worden op het ene doel van kinderopvang waar nu in toenemende mate belangstelling voor is en waar we op het moment de minste kennis over bezitten, namelijk over het stimuleren van de ontwikkeling van kinderen. We zoeken de relatie tussen het beleid om te komen tot kwalitatief goede, toegankelijk en betaalbare kinderopvang én de ontwikkeling van kinderen. Voorts onderzoeken we aan de hand van een nulmeting van het beleid van het huidige coalitieakkoord juist het andere doel van de kinderopvang; de arbeidsparticipatie waar nu nieuwe maatregelen voor worden ontwikkeld. Voor de bevordering van de arbeidsparticipatie is het belangrijk dat ouders van jonge kinderen actief blijven op de arbeidsmarkt. Bovendien zorgt goede kinderopvang er ook voor dat kinderen worden gestimuleerd in hun ontwikkeling. De inzichten van onderzoek naar de huidige kennisbehoefte over de ontwikkeling van kinderen en het te volgen nieuwe beleid op arbeidsparticipatie van ouders zal tezamen een reflectie kunnen bieden op het totaal beleid kinderopvang in Nederland.

Gezien de planning van de in het coalitieakkoord aangekondigde stelselwijziging kan de volgende evaluatie, en ook de overkoepelende analyse, (gedeeltelijk) samenvallen met invoering van het nieuwe stelsel. Het stimuleren van de arbeidsparticipatie is een van de doelen van de stelselherziening en de invoering van het nieuwe stelsel kan worden gebruikt als startpunt ten behoeve van het onderzoeken van de doelmatigheid en doeltreffendheid van de stelselherziening, voorafgegaan door een nulmeting. Hierbij zal gebruik worden gemaakt van opgedane kennis sinds de vorige beleidsdoorlichting op dit doel.

Thema 4: Arbeid, zorg en de ontwikkeling van het kind - Kinderopvang

Thema

Type onderzoek

Afronding

Begrotingsartikel

Periodieke rapportage kinderopvang

Ex-post evaluatie

2023

7

Effectonderzoek toezicht en handhaving kinderopvang

Ex-post evaluatie

2022

7

Evaluatie Wet innovatie en kwaliteit kinderopvang (IKK)

Ex-post evaluatie

2023

7

Tegemoetkomingsregelingen kinderopvang

Ex-post evaluatie

2023

7

Landelijke kwaliteitsmonitor kinderopvang

Ex-durante evaluatie

2025

7

Tegemoetkoming ouders

Het huidige kabinet gaat verder met het verbeteren van het huidige toeslagenstelsel. Daarnaast heeft het kabinet de ambitie om op termijn de toeslagen af te schaffen. Het huidige stelsel is complex en moet eenvoudiger worden. Ook moet ouders meer zekerheid gegeven worden. Gelet op deze breed gedragen wens om het toeslagenstelsel op termijn te laten verdwijnen en het gegeven dat het kindgebonden budget hier onderdeel van uitmaakt, zal deze kabinetsperiode onderzoek worden gedaan naar een alternatief voor het kindgebonden budget, zodat deze gereed is ten behoeve van een volgende formatie. Een ambtelijke werkgroep heeft reeds onderzoek gedaan naar hoe de inkomensondersteuning verbeterd kan worden. Van de uitkomsten is in twee deelrapporten verslag gedaan. Het eerste deelrapport van Interdepartementaal Beleidsonderzoek (IBO) Toeslagen betreft de uitkomsten gericht op de verbetermogelijkheden binnen het bestaande stelsel, het tweede deelrapport onderzoekt ook opties daarbuiten. Beide rapporten gaan in op de beleidskeuzes die aan het toeslagenstelsel ten grondslag liggen. Verder wordt momenteel het IBO-vereenvoudiging uitgevoerd, dat ook waardevolle uitkomsten zal bieden voor de kindregelingen.

Om aan de ambitie van het kabinet te voldoen, is het van belang dat alle voor de kindregelingen onderdelen volledig in kaart zijn gebracht. Ten aanzien van de kinderbijslag zijn er naar aanleiding van de vorige beleidsdoorlichting van artikel 10 twee vervolgonderzoeken gedaan: het onderzoek naar de dubbele kinderbijslag intensieve zorg en onderzoek naar dubbele kinderbijslag om onderwijsredenen. Deze onderzoeken bieden een gedegen inzicht in de verschillende kanten van de kinderbijslag.

Met deze evaluatieplanning wordt ingegaan op een drietal vragen die nog open staan om te kunnen komen tot een gedegen voorstel voor een mogelijk nieuw stelsel aan kindregelingen en hiermee ook tot een gedegen syntheseonderzoek tegemoetkoming ouders in 2025.

In de uit te voeren onderzoeken is het van belang dat er voldoende aandacht is voor het burgerperspectief en denk- en doenvermogen van de burger. In de nieuw voor te stellen regeling is het zodoende van belang dat er breed wordt gekeken: is de sociale zekerheid de plek voor de nieuwe regeling, of zijn er mogelijkheden in de fiscaliteit waarmee je het onderdeel van de kindregelingen kunt inregelen? De onderzoeken kunnen gezamenlijk de voorbereiding voor een volgende formatie vormen.

Thema 4: Arbeid, zorg en de ontwikkeling van het kind - Tegemoetkoming ouders

Thema

Type onderzoek

Afronding

Begrotingsartikel

Periodieke rapportage tegemoetkoming ouders

Ex-post evaluatie

2025

10

Onderzoek alleenstaande ouders

Overig onderzoek

2023

10

Onderzoek nieuwe regeling voor kinderen

Ex-ante evaluatie

2024

10

Potentiële nieuwe kindregeling en de uitvoerder

Ex-post evaluatie

2024

10

Arbeid en zorg

De kern van de Wet Arbeid en Zorg (Wazo) is betere mogelijkheden te creëren voor de combinatie van arbeid en zorg. In de Wet Arbeid en Zorg zijn alle wettelijke verlofvormen opgenomen zoals calamiteiten- en ander kort verzuimverlof; zwangerschaps- en bevallingsverlof, kortdurend en langdurend zorgverlof. Recent zijn daar geboorteverlof en betaald ouderschapsverlof bijgekomen. Beide wijzigingen (inclusief evaluaties van de wijzigingen) worden hieronder toegelicht.

Op 1 januari 2019 is de Wet invoering extra geboorteverlof (WIEG) in werking getreden. Sindsdien hebben partners in loondienst na de geboorte van hun kind recht op eenmaal het aantal werkuren per week aan geboorteverlof, met loondoorbetaling door de werkgever. Per 1 juli 2020 is het geboorteverlof uitgebreid en hebben partners in loondienst daarnaast recht op vijf keer het aantal werkuren per week aan aanvullend geboorteverlof. Met de WIEG is beoogd een positieve bijdrage te leveren aan de ontwikkeling van de band tussen de partner en het kind. Ook is beoogd de kansen van vrouwen op de arbeidsmarkt te vergroten, omdat met de invoering van de WIEG minder verschil kwam in de duur van het verlof voor moeders en dat voor partners. In februari jl. is een rapport met de eerste evaluatie van de WIEG opgeleverd aan de Tweede Kamer. De evaluatie was primair gericht op het aanvullend geboorteverlof en gaf geen aanleiding tot wijziging van de WIEG. Er wordt aanvullend onderzoek uitgevoerd naar de samenstelling van de groep en de achterliggende beweegredenen om geen of minder verlof op te nemen.

Met de inwerkingtreding van de Wet betaald ouderschapsverlof vanaf 2 augustus 2022 komen werknemers ook in aanmerking voor een uitkering wegens ouderschapsverlof. In de evaluatie van de Wet betaald ouderschapsverlof wordt naast het gebruik en de effecten van de invoering van het betaald ouderschapsverlof, ook opnieuw aandacht besteed aan het gebruik, de effecten en de doelmatigheid van het geboorteverlof. Zodoende kan ook het gezamenlijke effect van het geboorteverlof en het betaald ouderschapsverlof op de arbeidsparticipatie, de verdeling van zorgtaken tussen partners en de gezondheid van het kind worden onderzocht. Een jaar na inwerkingtreding, dus in de tweede helft van 2023, vindt de invoerings­toets van de Wet betaald ouderschapsverlof plaats en wordt verder invulling gegeven aan de evaluatieplanning rond betaald ouderschaps- en geboorteverlof.

Thema 4: Arbeid, zorg en de ontwikkeling van het kind - Arbeid en zorg

Thema

Type onderzoek

Afronding

Begrotingsartikel

Periodieke rapportage verlofregelingen

Ex-post evaluatie

2024

6

Verdiepend onderzoek niet-gebruik geboorteverlof

Overig onderzoek

2023

6

Evaluatie Wet betaald ouderschapsverlof

Ex-post evaluatie

2027

6

Thema 5: Pensioen en oudedag

Ten behoeve van een toekomstbestendig pensioenstelsel is samen met sociale partners in 2019 het pensioenakkoord gesloten. De maatregelen die voortvloeien uit het pensioenakkoord zijn bedoeld voor de verbetering van de oudedagsvoorziening en moeten perspectief bieden op een koopkrachtig pensioen. Dit sluit aan bij het SZW doel ‘mensen hebben een vangnet bij ouderdom’. Daarnaast bevat het pensioenakkoord tijdelijke maatregelen met betrekking tot duurzame inzetbaarheid en eerder stoppen met werken. Dit sluit aan bij het SZW doel ‘mensen hebben (duurzaam) gezond en veilig werk’.

De maatregelen met betrekking tot de oudedagsvoorziening en een koopkrachtig pensioen zijn uitgewerkt in het wetsvoorstel Toekomst Pensioenen (WTP). Daarnaast wordt via de Wet bedrag ineens, RVU en verlofsparen meer keuzevrijheid geïntroduceerd bij de start van de uitkeringsfase van het ouderdomspensioen. Deze wetten zijn nog niet van kracht, maar vooruitlopend hierop worden de evaluaties (deels) al geagendeerd in de SEA. Daarnaast wordt gedurende de implementatiefase van de WTP (2023-2027) de voortgang van het transitieproces gemonitord. In 2027 is de transitie naar het nieuwe pensioenstelsel afgerond. De effecten van deze transitie worden in de jaren daarna zichtbaar. De periodieke rapportage voor ‘oudedagsvoorziening’ is daarom voorzien voor 2028/2029.

De tijdelijke maatregelen met betrekking tot duurzame inzetbaarheid en eerder stoppen met werken zijn onder andere uitgewerkt in de subsidieregeling Maatwerk duurzame inzetbaarheid en Eerder Uittreden (MDIEU), de Regeling voor vervroegde uittreding (RVU) en de uitbreiding van verlofsparen. Deze regelingen worden gemonitord en geëvalueerd. Een periodieke rapportage op dit onderwerp is vooralsnog voorzien voor 2026. Naast opgedane ervaringen met de MDIEU en RVU, wordt bekeken of er verbinding gelegd kan worden met het thema ‘leven lang ontwikkelen’ en met gezondheidsthema’s rondom ouder worden.

Thema 5: Pensioen en oudedag

Thema

Type onderzoek

Afronding

Begrotingsartikel

Oudedagsvoorziening

   

Periodieke rapportage oudedagsvoorziening

Ex-post evaluatie

2028/2029

8

Witte vlekken op pensioengebied

Ex-durante evaluatie

2023

8

Onderzoek niet-gebruik AIO

Overig onderzoek

2023

8

Onderzoek life event AOW-leeftijd

Overig onderzoek

2023

8

Evaluatieonderzoek automatische waardeoverdracht kleine pensioenen

Ex-post evaluatie

2023

8

Experimenten pensioenopbouw onder zelfstandigen

Ex-durante monitoring en evaluatie

2027

8

Evaluatie Wet bedrag ineens

Ex-durante en ex-post evaluatie

2028

8

    

Gezond naar pensioen

   

Periodieke rapportage gezond naar pensioen

Ex-post evaluatie

2026

1 en 8

Monitoring Regeling vervroegd uittreden (RVU)

Ex-durante evaluatie

2025

8

Monitoring en evaluatie maatwerkregeling duurzame inzetbaarheid en eerder uittreden

Ex-durante en ex-post evaluatie

2026

1

Monitor voortgang transitieproces Wet toekomst pensioenen

Ex-ante monitoring

2027

8

Monitoring en evaluatie van de Wet toekomst pensioenen

Ex-durante en ex-post evaluatie

2038

8

Monitor AOW-leeftijdsverhoging

Ex-durante evaluatie

Jaarlijks

8

Thema 6: Armoede en schulden

Om mensen in de problemen een vangnet te bieden en te helpen om uit de problemen te komen, is er beleid vanuit de rijksoverheid op het gebied van armoede en schulden. Met de ‘Aanpak geldzorgen, armoede en schulden’ wordt aan de slag gegaan met acties die bijdragen aan het op orde krijgen van bestaanszekerheid voor meer, en zo mogelijk, alle mensen. Dit gebeurt langs drie lijnen: geldzorgen, armoede en schulden. Het doel is om het aantal kinderen dat in armoede opgroeit, het aantal mensen dat in armoede leeft, en het aantal huishoudens met problematische schulden te verminderen.

Om de voortgang van de ambities op deze terreinen inzichtelijk te maken, wordt in samenspraak met betrokken partijen een brede monitor opgesteld, waarin alle deelonderwerpen van de aanpak terugkomen en de doorvertaling naar concrete doelstellingen voor de korte, middellange en lange termijn gemaakt wordt. Voor het meten van de kwantitatieve voortgang wordt gebruik gemaakt van de niet-veel-maar-toereikend norm van het SCP. In samenspraak met de planbureaus en betrokken partijen zal worden gekeken naar een brede set aanvullende kwantitatieve en kwalitatieve indicatoren. In het project ‘Datadelen armoede en schulden’ worden afspraken gemaakt om hulpverlening bij armoede en schulden op uniforme wijze en met minimale administratieve lasten te registreren. Voor de monitoring en evaluatie zullen beschikbare statistieken gebruikt worden, en worden in samenspraak met betrokken partijen aanvullende indicatoren uitgewerkt. In 2025 wordt de aanpak geldzorgen, armoede en schulden geëvalueerd.

Thema 6: Armoede en schulden

Thema

Type onderzoek

Afronding

Begrotingsartikel

Periodieke rapportage armoede en schulden

Ex-post evaluatie

2026

2

Evaluatie besluit breed moratorium Wet gemeentelijke schuldhulpverlening

Ex-post evaluatie

2022

2

Evaluatie intensivering armoede- en schuldenaanpak

Ex-post evaluatie

2022

2

Schuldenproblematiek in beeld

Ex-durante monitoring

2024

2

Thema 7: Bijstand en participatie

In Nederland bestaat een vangnet voor wie (tijdelijk) niet zelf in de noodzakelijke kosten van het bestaan kan voorzien. Sinds 2015 wordt een deel van dat vangnet geregeld met de Participatiewet. Deze wet is net als zijn voorgangers bedoeld om mensen die het tegenzit inkomensondersteuning te bieden via de bijstand en weer (gedeeltelijk) aan het werk te helpen. Samenhangend met de Participatiewet stimuleert de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten werkgevers om mensen met een arbeidsbeperking in dienst te nemen. Deze wetten dragen bij aan de visie van SZW dat iedereen de kans moet krijgen om mee te doen en zich te ontwikkelen, en dat we tegelijkertijd zorgen voor een vangnet als het tegenzit.

Op 13 maart 2020 is de Beleidsdoorlichting artikel 2 over de Bijstand, Participatiewet en Toeslagenwet gepubliceerd, waarin de eindevaluatie van de Participatiewet door het SCP van 19 november 2019 meegenomen is. De conclusie was dat de Participatiewet ondanks enkele positieve resultaten de komende jaren nog flink wat werk behoeft om succesvol te kunnen zijn. Die conclusie is relevant voor een grote groep mensen in de bijstand. Sindsdien zijn er samen met gemeenten en andere partijen meerdere beleidsinitiatieven gestart om de Participatiewet te verbeteren. De Participatiewet wordt uitgebreid gemonitord, zo verschijnt jaarlijks een monitoringsbrief Participatiewet en twee keer per jaar een factsheet Participatiewet met de belangrijkste cijfermatige ontwikkelingen. In de monitoring en evaluatie van de Participatiewet wordt ook nadrukkelijk aansluiting gezocht bij ontwikkelingen in het sociaal domein.

Een van de doelstellingen van de Participatiewet is een integrale dienstverlening. Op dit moment bestaat er al specifieke aandacht voor het onderzoeken van potentiële brede baten (bijvoorbeeld op het gebied van zorggebruik) die kunnen ontstaan bij dienstverlening aan bijstandsgerechtigden. Daarnaast is er ook aandacht voor de oorzaken en gevolgen van niet-gebruik van bijstandsregelingen. Deze onderwerpen zullen de komende jaren prominent aan de orde komen bij onderzoek naar de werking van de Participatiewet. Een periodieke rapportage van de effecten van het huidige beleid zal in 2026/2027 verschijnen.

Thema 7: Bijstand en participatie

Thema

Type onderzoek

Afronding

Begrotingsartikel

Periodieke rapportage bijstand en participatie

Ex-post evaluatie

2026/2027

2

Brede baten-onderzoek van re-integratie

Ex-post evaluatie

2022

2

Meerjarig tekorten en overschotten gebundelde uitkering (BUIG)

Ex-post evaluatie

2022

2 en 13

Verdiepend onderzoek naar de financiering van beschut werk

Overig onderzoek

2022

2

Prestaties overheidswerkgevers en inkoop van diensten

Overig onderzoek

2022

2

Verdiepend onderzoek niet-gebruik bijstand

Overig onderzoek

2023

2

Monitoring actieplan dichterbij dan je denkt

Ex-durante monitoring

2023

2

Evaluatie REACT-EU

Ex-post evaluatie

2024

meerdere

Monitor uitvoering uniforme loonwaardebepaling

Ex-durante monitoring

Jaarlijks

2

Thema 8: Jonggehandicapten

Het thema jonggehandicapten omvat de doelstelling om jonggehandicapten de kans te bieden zich te ontwikkelen zodat ze zelf kunnen bijdragen aan hun toekomst in de vorm van betaald werk en hen een financieel vangnet te bieden als zij niet zelf kunnen voorzien in een inkomen.

Op basis van de bevindingen uit de beleidsdoorlichting Wajong in 2017 is de Wajong aangepast. Met de Wet vereenvoudiging Wajong zijn diverse maatregelen in de Wajong verwerkt die er onder meer voor zorgen dat meer (gaan) werken loont, dat Wajongers altijd terug kunnen vallen op de Wajong en dat Wajongers hun uitkering behouden als zij onderwijs (gaan) volgen. Daarnaast is UWV in 2017 gestart met een nieuw dienstverleningsmodel voor het activeren van jonggehandicapten met arbeidsvermogen. De onderzoekplanning staat daarom de komende periode in het teken van het afronden van een periodieke rapportage naar de effectiviteit van deze dienstverlening en het voorbereiden op een wetsevaluatie in 2025. Met deze wetsevaluatie geven we gelijktijdig invulling aan de periodieke rapportage jonggehandicapten.

Thema 8: Jonggehandicapten

Thema

Type onderzoek

Afronding

Begrotingsartikel

Periodieke rapportage jonggehandicapten

Ex-post evaluatie

2025

4

Effectevaluatie Wajong-dienstverlening

Ex-post evaluatie

2023

4 en 11

Willen, kunnen en doen. Gedrag en gedragsbeïnvloeding van mensen met een AG-uitkering

Ex-durante evaluatie

2023

3, 4 en 6

Kwalitatief onderzoek vereenvoudiging Wajong

Ex-durante evaluatie

2023

4

Monitor effect wetsvoorstel Wajong maatregelen

Ex-durante monitoring

2024

4

Evaluatie Wet vereenvoudiging Wajong

Ex-post evaluatie

2025

4

Evaluatie pilot generieke werkgeversvoorziening

Ex-post evaluatie

2026

3 en 4

Thema 9: Werkloosheid werknemers

Het thema ‘werkloosheid bij werknemers’ omvat de doelstelling om werknemers te beschermen tegen de financiële gevolgen van werkloosheid en hen te stimuleren het werk te hervatten. Voor dit thema wordt op dit moment een periodieke rapportage opgesteld die naar verwachting begin 2023 naar de Tweede Kamer zal worden gestuurd. Het plan van aanpak voor deze rapportage en ook de inzichtbehoefte die eraan ten grondslag ligt zijn uitgebreid beschreven in een Kamerbrief.

De onderzoeksplanning voor de komende jaren zal in grote mate worden bepaald door de conclusies die worden getrokken in de periodieke rapportage. Die rapportage zal inzichtelijk maken welke aspecten binnen dit thema nader onderzoek vergen om in de toekomst nog betere conclusies te kunnen trekken over de doeltreffendheid en de doelmatigheid van het gevoerde beleid. Los van deze rapportage lopen op dit moment twee onderzoeken binnen dit thema. Dit zijn een onderzoek naar knelpunten in de WW in het kader van het traject om te komen tot vereenvoudiging en een onderzoek naar de werking van de sollicitatieplicht in de WW.

Thema 9: Werkloosheid werknemers

Thema

Type onderzoek

Afronding

Begrotingsartikel

Periodieke rapportage werkloosheid werknemers

Ex-post evaluatie

2023

5

Effectiviteit WW-dienstverlening

Ex-post evaluatie

2022

5 en 11

Analyse vereenvoudiging WW vanuit perspectieven burgers, uitvoering en werkgevers

Ex-durante evaluatie

2023

5

Onderzoek sollicitatieplicht

Ex-post evaluatie

2026

5

Thema 10: Ziekte en arbeidsongeschiktheid werknemers

Het thema ‘ziekte en arbeidsongeschiktheid’ omvat de doelstelling om werknemers te beschermen tegen de financiële gevolgen van ziekte en arbeidsongeschiktheid en hen te stimuleren het werk te hervatten.

De mid-term review die in 2022 aan de Tweede Kamer is gestuurd geeft inzicht in de doorontwikkeling van de WGA dienstverlening in de periode 2017-2021 en geeft een eerste beeld van de samenstelling van het dienstverleningsbestand, de opzet van de dienstverlening en de eerste resultaten. Op dit moment wordt gewerkt aan de voorbereidingen voor een richtinggevend traject binnen dit thema. Onderdeel van de aanpak waarmee invulling wordt gegeven aan één van de ambities uit het coalitieakkoord, namelijk het wegnemen van ‘hardheden’ uit de WIA, is het aankondigen van een commissie die de opdracht krijgt om integraal te bezien of, en zo ja welke, fundamentele hervormingen er nodig zijn om het stelsel van ziekte en arbeidsongeschiktheid op de lange termijn menselijk, eerlijk, uitvoerbaar en betaalbaar te houden. De commissie en de opdracht die zij krijgt moet nog vorm krijgen. Het idee is dat de commissie een aantal toekomstscenario’s presenteert, waarin in ieder geval rekening gehouden wordt met de benodigde ruimte voor de aanvullende ambities voor het stelsel, zoals een arbeidsongeschiktheidsverzekering voor zelfstandigen, en waarin ook een duurzame oplossing voor de huidige mismatch op het terrein van sociaal-medisch beoordelingen wordt gepresenteerd. De verwachting is dat de commissie ook kan aangeven welke aspecten binnen dit thema nader onderzoek vergen in de toekomst.

De huidige onderzoeken uit de onderzoeksplanning vormen waardevolle input voor de commissie en vormen de bouwstenen voor een overkoepelende periodieke evaluatie op dit thema gepland voor 2025.

Thema 10: Ziekte en arbeidsongeschiktheid werknemers

Thema

Type onderzoek

Afronding

Begrotingsartikel

Periodieke rapportage ziekte en arbeidsongeschiktheid voor werknemers

Ex-post evaluatie

2025

3 en 6

Willen, kunnen en doen. Gedragsbeïnvloeding van mensen met een AG-uitkering

Overig onderzoek

2023

3, 4 en 6

Toekomstgericht onderzoek hardheden in stelsel ziekte en arbeidsongeschiktheid

Overig onderzoek

2023

3

ZW/WIA 35-min: de doelgroep in beeld

Overig onderzoek

2023

3

Onderzoek effectiviteit hybride markt werkhervatting gedeeltelijk arbeidsgeschikten (WGA)

Ex-post evaluatie

2023

3

Onderzoek effectiviteit hybride markt Ziektewet

Ex-post evaluatie

2024

6

Effectiviteit werkhervatting gedeeltelijk arbeidsgeschikten (WGA)-dienstverlening

Ex-durante en ex-post evaluatie

2025

3 en 11

Evaluatie scholingsexperiment

Ex-ante evaluatie

2025

3

Thema 11: Inkomensondersteuning nabestaanden en wezen

Het beleid omtrent nabestaanden en wezen beschermt deze groepen tegen financiële gevolgen van het verlies van partner of ouder(s). Op basis van de Algemene nabestaandenwet (Anw) biedt de overheid met de nabestaandenuitkering en wezenuitkering een vangnet om bestaanszekerheid te garanderen voor deze groepen.

In 2019 is er in de beleidsdoorlichting geconcludeerd dat de nabestaandenuitkering doeltreffend is geweest. Doordat de maatregel erg generiek is zijn er aanknopingspunten om het beleid doelmatiger te maken. Op verzoek van SZW is er in navolging van dit onderzoek een verkennend kwalitatief onderzoek uitgevoerd naar de wezenuitkering. Uit dit onderzoek blijkt dat zowel de doeltreffendheid als doelmatigheid van de wezenuitkering te verbeteren zijn. Budgettaire effecten en de potentiële impact op de uitvoering zijn nog niet meegenomen bij deze vervolgonderzoeken. De hieronder genoemde evaluatie agendering sluit hierop aan door beter te kijken naar de specifieke behoeften en situatie van de wees door middel van onderzoek naar mogelijk niet-gebruik van de wezenuitkering, onderzoek naar kostenbehoefte van wezen, onderzoek naar de situatie van oudere wezen en een verkennend onderzoek naar de afbakening van de doelgroep, en werkt hiermee toe naar de volgende periodieke evaluatie op dit thema in 2026.

Thema 11: Inkomensondersteuning nabestaanden en wezen

Thema

Type onderzoek

Afronding

Begrotingsartikel

Periodieke rapportage nabestaanden en wezen

Ex-post evaluatie

2026/2028

9

Onderzoek naar mogelijk niet-gebruik van de wezenuitkering

Overig onderzoek

2024

9

Onderzoek van de kostenbehoefte van wezen

Overig onderzoek

2024

9

Onderzoek naar de situatie van oudere wezen

Ex-ante evaluatie

2024

9

Onderzoek naar het verkennen van de afbakening van de doelgroep

Ex-ante evaluatie

2024

9

Thema 12: Integratie en maatschappelijke samenhang

SZW wil bijdragen aan een inclusieve en sociaal stabiele samenleving waarin mensen in alle verscheidenheid met elkaar samen leven en zonder belemmeringen kunnen participeren in de maatschappij. Het beleid van Integratie en maatschappelijke samenhang richt zich op het bevorderen van gelijkwaardige kansen en posities op de arbeidsmarkt, een snelle en goede inburgering van nieuwkomers, het stimuleren van samenleven in verscheidenheid, het weerbaar maken tegen ongewenste beïnvloeding en het versterken van de sociale stabiliteit.

In 2016 is een integrale en samenhangende evaluatie uitgevoerd van het integratiebeleid, die uitmondde in de synthesestudie beleidsdoorlichting integratiebeleid. Er werd geconcludeerd dat er voortgang zichtbaar was in termen van doelbereik, maar dat dit niet gold voor de arbeidsmarkt. Deze conclusie vormde de aanleiding voor het ontwikkelen van het beleidsprogramma Verdere Integratie op de Arbeidsmarkt (VIA), en is vervolgens vormgegeven met pilot studies en bijbehorende evaluaties waarvan de inzichten via de Werkagenda VIA breder uitgerold worden. Voor de komende periode wordt inzicht in werking van het beleid verder vergroot door een periodieke rapportage in 2023, en in de jaren na 2023 aangevuld met monitoring en evaluatie van de Werkagenda VIA en de nieuwe Inburgeringswet en evaluaties van een aantal acties gericht op het bevorderen van samen leven.

Beleidsonderwerpen rondom Samenleven en Weerbare Samenleving bevinden zich veelal in de beleidsontwikkelingsfase en zijn daarom niet evenredig vertegenwoordigd in de evaluatieplanning. Het onderzoek voor deze beleidsonderwerpen is de eerstkomende jaren met name gericht op vorming en onderbouwing van het beleid.

Thema 12: Integratie en maatschappelijke samenhang

Thema

Type onderzoek

Afronding

Begrotingsartikel

Periodieke rapportage integratie

Ex-post evaluatie

2023

13

Synthese monitoringsrapporten en evaluatie VIA

Ex-post evaluatie

2025

13

Longitudinaal onderzoek cohort statushouders

Ex-durante monitoring

2022

13

Ontwikkelingen in evenredigheid

Ex-durante monitoring

2022

13

Evaluatie projecten vergroten sociaal netwerk gesloten gemeenschappen

Ex-post evaluatie

2022

13

Evaluatie project rond ondersteuning geloofsverlaters

Ex-post evaluatie

2022

13

Evaluatie voorlichting recht op zelfbeschikking

Ex-post evaluatie

2022

13

Evaluatie decentrale uitkeringen 7 Roma pilots

Ex-post evaluatie

2022

13

Evaluatie fondsen op naam en ondersteuningsfunctie

Ex-post evaluatie

2022

13

Monitoring actieplan ons voetbal is van iedereen

Ex-durante monitoring

2023

13

Evaluatie vervolgtraject preventieve aanpak anti-zwart racisme

Ex-post evaluatie

2023

13

Derde evaluatie kennisplatform integratie & samenleving (KIS)

Ex-ante evaluatie

2025

13

Evaluatie United Nations (UN) decade for people of African descent

Ex-post evaluatie

2025

13

Monitoring VIA

Ex-durante monitoring

2025

13

Monitor integratie en samenleven

Ex-durante monitoring

2026

13

Monitor marktwerking Wet inburgering 2021

Ex-durante monitoring

2027

13

Monitoring en evaluatie Wet inburgering 2021

Ex-durante monitoring

2027

13

Onderzoek perspectief inburgeraar

Overig onderzoek

2028

13

Jaarlijkse monitor Wet inburgering 2021

Ex-durante monitoring

2028

13

Thema 13: Uitvoering SUWI stelsel

De Wet Structuur Uitvoeringsorganisatie Werk en Inkomen (de Wet SUWI) regelt de structuur voor de uitvoering van taken met betrekking tot de arbeidsvoorziening en sociale verzekeringswetten. Deze structuur moet bijdragen aan twee hoofddoelen: het bieden van bestaanszekerheid en het bevorderen van arbeidsparticipatie.

In 2021 is de beleidsdoorlichting naar de uitvoering van het SUWI-stelsel in de periode 2015-2020 afgerond waarbij de focus lag op de doeltreffendheid en doelmatigheid van het SUWI-stelsel en de betrokken uitvoeringsorganisaties. Het oordeel van de onderzoekers was over het algemeen positief, maar het ontbrak de onderzoekers soms aan informatie om harde conclusies te kunnen trekken op basis van het synthese-onderzoek. Om te voorkomen dat er bij een volgende periodieke rapportage te weinig onderzoeksmateriaal voorhanden is om de uitvoering binnen het SUWI-stelsel goed te kunnen evalueren en waar mogelijk de uitvoering van het SUWI-stelsel te kunnen verbeteren, is er zoals aan de Tweede Kamer gecommuniceerd een onderzoeksprogrammering opgesteld. Deze moet als basis gaan dienen voor de periodieke rapportage die (vermoedelijk) in 2025 plaats zal vinden. Geplande onderzoeken naar het niet-gebruik van sociale regelingen, de governance van het BKWI en Inlichtingenbureau en de functie en het doel van cliëntenparticipatie binnen het SZI domein zijn opgenomen in de SEA 2023 en beogen de randvoorwaarden voor een goede uitvoering in kaart te brengen. Onderzoeken reeds opgenomen in de SEA 2022 dragen bij aan het vergroten van inzichten in de effectiviteit van de regionale samenwerking, de effectiviteit van de dienstverlening en de werking van het handhavingsbeleid. Andere onderzoeksthema's zijn onder andere wendbaarheid en doelmatigheid.

Thema 13: Uitvoering SUWI-stelsel

Thema

Type onderzoek

Afronding

Begrotingsartikel

Periodieke rapportage uitvoering SUWI-stelsel

Ex-post evaluatie

2026

11

Synthese-onderzoek niet-gebruik

Ex-post evaluatie

2023

11

Effectiviteit WW-dienstverlening

Ex-post evaluatie

2022

5 en 11

Effectevaluatie Wajong-dienstverlening

Ex-post evaluatie

2022

4 en 11

Internationale verkenning handhavings- en sanctiebeleid

Overig onderzoek

2023

meerdere

Governance BKWI en IB

Overig onderzoek

2022

11

Evaluatie regionale mobiliteitsteams

Ex-durante monitoring en evaluatie

2023

5 en 11

Cliëntenparticipatie domein SZI

Overig onderzoek

2023

11

Monitoring actieplan dichterbij dan je denkt

Ex-durante monitoring

2023

2

Effectiviteit werkhervatting gedeeltelijk arbeidsgeschikten (WGA)-dienstverlening

Ex-durante en ex-post evaluatie

2025

3 en 11

Thema 14: Corona

De overheid heeft meer dan 200 financiële steunmaatregelen getroffen om werkenden en bedrijven door de coronacrisis te helpen. Eind 2020 verstuurden de ministers van Financiën (FIN), Economische Zaken en Klimaat (EZK) en Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) een Kamerbrief met daarin een eerste uitwerking van de evaluatieplanning (Kamerstukken II 2020/21, 35 420, nr. 227). Het gaat daarbij vooralsnog om de budgettair meest omvangrijke maatregelen op het terrein van SZW, EZK en FIN die zich primair richten op baanbehoud en het steunen van ondernemers die geraakt zijn door de coronacrisis, zoals de NOW, Tozo en TVL/TOGS. Ook bevat de brief een overzicht van de monitoringsactiviteiten.

De ministeries werken de evaluatie-aanpak verder uit met behulp van enkele onafhankelijke deskundigen vanuit de wetenschap en de planbureaus. Hiernaast heeft het CPB in 2021 een eerste analyse van macro-economische effecten opgeleverd (Kamerstukken II 2021/22, 35 420, nr. 453) en voert het CPB in 2022 een vervolgonderzoek uit.

Naast de meer omvangrijkere maatregelen die onderdeel uitmaken van bovengenoemde Kamerbrief, worden ook de andere steunpakketten van SZW geëvalueerd, zowel voor Europees- als Caribisch Nederland. Voor de meeste steunmaatregelen wordt 2023 voorzien als evaluatiemoment voor doeltreffendheid en doelmatigheid. In de tussentijd worden maatregelen gemonitord en vinden er tussentijdse evaluaties plaats.

Thema 14: Corona

Thema

Type onderzoek

Afronding

Begrotingsartikel

Evaluatie intensivering armoede- en schuldenaanpak

Ex-post evaluatie

2022

2

Economische analyses steunpakketten en corona door het CPB

Ex-post evaluatie

2022

meerdere

Tegemoetkomingsregelingen kinderopvang

Ex-post evaluatie

2023

7

Evaluatie van de tijdelijke subsidieregeling loonkosten en inkomensverlies Caribisch Nederland

Ex-post evaluatie

2023

2

Evaluatie regionale mobiliteitsteams

Ex-durante monitoring en evaluatie

2023

5 en 11

Evaluatie van de NOW op doeltreffendheid en doelmatigheid

Ex-post evaluatie

2023

1

Evaluatie van de Tozo op doeltreffendheid en doelmatigheid

Ex-post evaluatie

2023

2

Procesevaluatie van het aanvullend sociaal pakket

Ex-durante evaluatie

2023

meerdere

Kennistraject sociale impact corona

Ex-durante evaluatie

n.t.b

2 en 13

Praktijkgericht onderzoek naar aanpak jeugdwerkloosheid

Overig onderzoek

2023

2

Evaluatie NL leert door

Ex-durante en ex-post evaluatie

2024

1

Schuldenproblematiek in beeld

Ex-durante monitoring

2024

2

Voor een interactieve versie van de Strategische Evaluatie Agenda en het meest recente overzicht van de realisatie van beleidsdoorlichtingen, klik op deze link. Voor een verdere onderbouwing van de Strategische Evaluatie Agenda, zie «Bijlage 6: Uitwerking Strategische Evaluatie Agenda».

2.5 Overzicht risicoregelingen

Voor de begroting 2023 zijn er geen risicoregelingen.

Tot en met de begroting 2022 stonden de leningen die het Ministerie van SZW verleent aan asielstatushouders die vallen onder de Wet inburgering 2013 onder de risicoregelingen. Deze leningen vallen echter niet onder de rijksbreed gehanteerde definitie van risicoregelingen.

2.6 Overzicht coronamaatregelen

Het kabinet heeft diverse (nood)maatregelen genomen om de coronacrisis het hoofd te bieden. Deze paragraaf geeft een overzicht van de corona gerelateerde maatregelen op de begroting van SZW. Een uitgebreid overzicht is te vinden op https://www.rijksfinancien.nl/overheidsfinancien-coronatijd.

In augustus 2022 heeft de minister het Maatschappelijk Impact Team (MIT) ingesteld. Het MIT zal adviseren over de sociaalmaatschappelijke en economische gevolgen van het coronabeleid en eventueel ander beleid ter bestrijding van infectieziekten met pandemisch potentieel.

Tabel 10 Coronamaatregelen op de SZW-begroting (bedragen x € 1 miljoen)

Art

Omschrijving maatregel

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Vindplaats

1

Tijdelijke noodmaatregel overbrugging voor werkgelegenheid (NOW)1

9.669

1.208

405

    

Kamerstuk 35 420, nr. M

         

Kamerstuk 35 420, nr. V

         

Kamerstuk 35 420, nr. 217

         

Kamerstuk 35 420, nr. AW

         

Kamerstuk 35 420, nr. 365

         

Kamerstuk 35 420, nr. 458

         

Kamerstuk 35 420, nr. 462

         

Kamerstuk 35 420, nr. 466

         

Kamerstuk 35 420, nr. 478

2

Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (Tozo)1

1.133

294

     

Kamerstuk 35 420, nr. M

         

Kamerstuk 35 420, nr. 217

         

Kamerstuk 35 420, nr. AW

         

Kamerstuk 35 420, nr. 365

         

Kamerstuk 35 420, nr. 458

         

Kamerstuk 35 420, nr. 462

         

Kamerstuk 35 420, nr. 466

         

Kamerstuk 35 420, nr. 478

2

Tegemoetkoming eigen bijdrage kinderopvang

276

72

1

    

Kamerstuk 35 420, nr. 22

         

Kamerstuk 31322, nr. 425

         

Kamerstuk 31 322, nr. 432

         

Kamerstuk 35 420, nr. 462

         

Kamerstuk 35 420, nr. 466

11, 98

Arbeidsbemiddeling Caribisch Nederland

0,7

0,7

     

Kamerstuk 35 420, nr. M

         

Kamerstuk 35 420, nr. 134

         

Kamerstuk 35 420, nr. 365

         

Kamerstuk 35 420, nr. 478

1

NL leert door

95

34

38

    

Kamerstuk 35 420, nr. M

         

Kamerstuk 35 420, nr. 134

         

Kamerstuk 35 420, nr. 228

         

Kamerstuk 35 420, nr. 458

5, 11, 96, 99

Crisisdienstverlening (regionale mobiliteitsteams)2

40

145

29

5

   

Kamerstuk 35 420, nr. M

         

Kamerstuk 35 420, nr. 134

         

Kamerstuk 35 420, nr. 228

         

Kamerstuk 35420, nr. BE

         

Kamerstuk 35 420, nr. 365

         

Kamerstuk 35 420, nr. 458

2,99

Waarborgfonds

6

6

6

6

6

  

Kamerstuk 35 420, nr. M

         

Kamerstuk 35 420, nr. 134

         

Kamerstuk 35 420, nr. 228

2

Versnellen brede schuldenaanpak

5

3

2

1

0,1

0,1

 

Kamerstuk 35 420, nr. M

         

Kamerstuk 35 420, nr. 134

         

Kamerstuk 35 420, nr. 228

         

Kamerstuk 35 420, nr. 365

         

Kamerstuk 35 420, nr. 458

 

Totaal

11.225

1.763

481

12

6

0,1

  
X Noot
1

Betreft enkel de verwachte uitgaven, niet de ontvangsten.

X Noot
2

Betreft het deel van de uitgaven / reserveringen dat betrekking heeft op de SZW-begroting.

Toelichting op de coronamaatregelen

Tijdelijke noodmaatregel overbrugging voor werkgelegenheid (NOW)

De Tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging Werkbehoud (NOW) is ingezet om werkgevers die door de coronacrisis met omzetverlies te maken hadden te compenseren. Met de tegemoetkoming NOW werden werkgevers ondersteund in de loonkosten, waardoor banen behouden konden blijven. Werkgevers die te maken hadden met minstens 20% omzetverlies kwamen in aanmerking voor de regeling. Om werkgevers snel van dienst te kunnen zijn, hebben zij een voorschot ontvangen op basis van het verwachte omzetverlies. In totaal zijn er 8 NOW-tranches ingezet, waarvan de laatste afliep op 1 april 2022. Achteraf vindt de subsidievaststelling plaats op basis van het daadwerkelijke omzetverlies. Ook wordt gekeken of werkgevers de loonkosten daadwerkelijk hebben doorbetaald. De subsidievaststellingen voor de meeste NOW-tranches vinden nog plaats.

Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (Tozo)

De Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (Tozo) heeft als doel ondernemers te ondersteunen tijdens de coronacrisis. De regeling is voor zelfstandig ondernemers, waaronder zzp’ers. Ondersteuning kon tot 1 oktober 2021 worden aangevraagd in de vorm van een aanvullende uitkering voor levensonderhoud en/of een lening voor bedrijfskapitaal.

Tegemoetkoming eigen bijdrage kinderopvang

Vanwege de kabinetsmaatregelen rondom COVID-19 is de kinderopvang­sector gedurende enkele periodes gesloten geweest. Ouders met kinderopvangtoeslag, ouders met gemeentelijke subsidiëring en personen zonder overheidsvergoeding die de factuur hebben doorbetaald tijdens de periode(s) dat de kinderopvang gesloten was, konden voor een tegemoetkoming van de eigen bijdrage in aanmerking komen. Daarnaast kunnen ouders die in de eerste sluitingsperiodes (voorjaar 2020 en winter 2020/21) te weinig TTKO hadden ontvangen op basis van de op dat moment bekende kinderopvanggegevens, een additionele tegemoetkoming op basis van de kinderopvanggegevens zoals die op 1 mei 2022 bekend waren.

Arbeidsbemiddeling Caribisch Nederland

Betreft extra inzet op arbeidsbemiddeling in Caribisch Nederland. Dit om te voorkomen dat als gevolg van de coronacrisis werkloos geworden lokale arbeidskrachten onnodig (lang) aan de kant blijven staan en een (steeds) grote(re) afstand tot de arbeidsmarkt krijgen.

NL leert door

Deze maatregel bestaat uit het aanbieden van online scholing en ontwikkel‐adviezen en een ondersteunende campagne om de kansen van scholing onder de aandacht te brengen. Dit helpt mensen die door de crisis hun baan zijn verloren of dreigen te verliezen zich te (her)oriënteren op baankansen en daarvoor zo nodig (online) scholing te volgen.

Crisisdienstverlening (regionale mobiliteitsteams)

Een deel van de mensen die hun baan verliezen of met werkloosheid worden bedreigd, is gebaat bij extra ondersteuning om snel en gericht de weg te vinden naar ander werk. Specifiek voor deze mensen is een nieuwe aanpak van aanvullende (crisis)dienstverlening ontwikkeld, waarin werkgeversorganisaties, vakbonden, gemeenten en UWV samenwerken in regionale mobiliteitsteams om mensen naar werk te begeleiden. De regeling loopt tot eind 2022. Daarnaast is een tijdelijke impuls beschikbaar om mensen uit de doelgroep banenafspraak betrokken te houden bij de arbeidsmarkt en hun vaardigheden en competenties te behouden. En er is een regeling om praktijkleren in het MBO te stimuleren. De bedragen uit de tabel betreffen alleen de middelen die op de begroting SZW staan. Er zijn ook middelen overgeboekt naar andere departementen.

Waarborgfonds

De motie Segers c.s. (Kamerstukken II 2020/21, 35 570, nr. 24) verzoekt het kabinet om te komen tot een Waarborgfonds dat garant staat voor saneringskredieten. Het kabinet heeft hiervoor € 30 miljoen euro beschikbaar gesteld. Voor een periode van vijf jaar wordt er via een subsidie een bodemstorting van maximaal € 6 miljoen per jaar gedaan aan de Stichting Toegang Bemiddeling Beheer Gelden van de NVVK. Deze stichting beheert het Waarborgfonds. De eerste bodemstorting heeft reeds plaats gevonden. Eind 2021 is het Waarborgfonds van start gegaan. Er zijn reeds verscheidene kredietbanken aangesloten op het Waarborgfonds. Naar verwachting sluiten zich komend jaar meer kredietbanken aan.

Versnellen brede schuldenaanpak

Met de middelen voor de versnelling en intensivering worden initiatieven uitgevoerd die voortvloeien uit diverse rondetafelgesprekken die zijn gevoerd in het kader van de armoede- en schuldenaanpak. De reeks in de tabel betreft het kasritme, alle verplichtingen zijn inmiddels aangegaan.

3. Beleidsartikelen

3.1 Artikel 1 Arbeidsmarkt

A. Algemene doelstelling

De overheid draagt bij aan evenwichtige arbeidsverhoudingen en -voorwaarden door kaders te stellen en waar van toepassing toe te zien op de naleving daarvan. De overheid bevordert en stimuleert een inclusieve arbeidsmarkt en gezonde en veilige arbeidsomstandigheden.

De overheid bevordert het functioneren van de arbeidsmarkt door bescherming te bieden en de belangen van werknemers te waarborgen in evenwicht met de belangen van de onderneming. De overheid voorziet hierbij in een minimumniveau van arbeidsrechtelijke bescherming, onder andere ten aanzien van de arbeidsomstandigheden, arbeidsverhoudingen en arbeidsvoorwaarden, met inachtneming van de eigen verantwoordelijkheid van werkgevers en werknemers. Daarnaast draagt zij zorg voor een op de arbeidsmarkt toegesneden arbeidsmigratiebeleid.

De overheid vindt het belangrijk dat werknemers en zelfstandigen hun werk onder goede condities kunnen verrichten. Dit is ook van belang voor het vergroten van de arbeidsparticipatie en de arbeidsproductiviteit, het beperken van uitval door ziekte en arbeidsongeschiktheid, en het bevorderen van de duurzame inzetbaarheid van werknemers.

De overheid geeft invulling aan bovenstaand beleid door de vormgeving van een stelsel van wet- en regelgeving. Ook ziet de overheid toe op de naleving daarvan. Concreet gaat het daarbij om:

  • gezond en veilig werken, waaronder de Arbeidsomstandighedenwet (Arbowet) en de Arbeidstijdenwet (ATW);

  • arbeidsverhoudingen, waaronder de Wet op de collectieve arbeidsovereenkomst (cao), de Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten (avv) en de Wet op de ondernemingsraden (WOR);

  • arbeidsrechtelijke bescherming, waaronder de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag (Wml), wet- en regelgeving met betrekking tot gelijke behandeling en de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs (Waadi);

  • toelating van arbeidsmigranten, waaronder de Wet arbeid vreemdelingen (Wav);

  • de Wet arbeidsvoorwaarden gedetacheerde werknemers in de Europese Unie (WagwEU);

  • maatregelen tegen schijnconstructies van werkgevers, waaronder de Ketenaansprakelijkheid voor loon;

  • de Wet tegemoetkomingen loondomein (Wtl);

  • de Wet arbeidsmarkt in balans (Wab).

Bij het realiseren van deze doelstelling is een belangrijke taak weggelegd voor sociale partners. Zij zijn verantwoordelijk voor het maken van onderlinge afspraken over arbeidsvoorwaarden en arbeidsverhoudingen en het bieden van veilige en gezonde werkomstandigheden. De overheid bevordert dat sociale partners hier vorm en uitvoering aan geven en voert hiertoe overleg met hen.

B. Rol en verantwoordelijkheid

De Minister stimuleert met financiële instrumenten het in dienst nemen van mensen met een kwetsbare positie op de arbeidsmarkt, initiatieven die bijdragen aan gezonde en veilige arbeidsomstandigheden en aan goede arbeidsverhoudingen en arbeidsvoorwaarden. De Minister regisseert met wet- en regelgeving het stelsel van minimumeisen. Zij is in deze rollen verantwoordelijk voor:

  • de vormgeving, het onderhoud en de werking van dit stelsel;

  • de vaststelling van de hoogte van het wettelijk minimumloon (Wml) en het maximumdagloon;

  • het bevorderen van goede arbeidsverhoudingen, onder andere door het recht op onderhandeling door sociale partners te waarborgen en het in stand houden van een adequate overlegstructuur met de sociale partners;

  • het bevorderen dat werkgevers en werknemers gezonde en veilige arbeidsomstandigheden en een goed werktijden- en verzuimbeleid realiseren;

  • het bevorderen dat werkenden gezond en vitaal kunnen doorwerken tot de pensioengerechtigde leeftijd;

  • het zorgdragen voor gelijke kansen voor en tijdens arbeidsdeelname;

  • het stimuleren en faciliteren van postinitiële scholing ten behoeve van het optimaal functioneren van de arbeidsmarkt;

  • de handhaving van de wet- en regelgeving door de Nederlandse Arbeidsinspectie.

De Minister van Financiën is primair verantwoordelijk voor de fiscale wet- en regelgeving. Wanneer fiscale instrumenten worden ingezet om doelstellingen in het kader van het arbeidsmarktbeleid te realiseren, is de Minister van SZW hiervoor medeverantwoordelijk.

C. Beleidswijzigingen

Leven lang ontwikkelen

Stimulans arbeidsmarktpositie (STAP)

Met het STAP-budget kan iedereen, die 18 jaar of ouder is en een band heeft met de Nederlandse arbeidsmarkt, vanaf begin 2022 subsidie aanvragen waarmee scholing, gericht op eigen ontwikkeling en duurzame inzetbaarheid, ingekocht kan worden. Het STAP-budget bedraagt per individu maximaal € 1.000 per jaar en vormt een aanvulling op alle individuele budgetten die door private partijen zoals werkgevers, sociale partners en O&O-fondsen ter beschikking worden gesteld.

In het coalitieakkoord is afgesproken permanente scholing via leerrechten te bevorderen. Volgens het principe van leerrechten heeft elke Nederlander, vanuit het algemene belang dat met onderwijs wordt gediend, een basaal recht op publiek bekostigd onderwijs in zijn leven. In de huidige context van publiek gefinancierd onderwijs is daarom het doel van deze afspraak uit het coalitieakkoord om mensen met minder genoten opleidingsjaren meer toegang tot postinitiële scholing te bieden.

Voor de uitvoering van de afspraak uit het coalititieakkoord wordt de STAP-regeling benut. Vanaf 2023 worden de additionele middelen uit het coalitieakkoord binnen de STAP-regeling ingezet als compartiment voor de doelgroep praktisch geschoolden (tot en met mbo4). Hierdoor kunnen de middelen op korte termijn - en toch haalbaar voor de uitvoering - voor deze groep worden gereserveerd. Daardoor wordt het STAP-budget voor deze groep beter toegankelijk en kunnen meer maximaal mbo-4 opgeleiden extra scholing volgen.

Stimuleringsregeling LLO in MKB

Het kabinet heeft besloten om het budget voor stimulering van LLO in het MKB vanaf 2025 met € 10 miljoen te verlagen en deze middelen in te zetten als dekking voor uitvoeringstegenvallers. Met deze ombuiging blijft het jaarlijkse budget even hoog als het budget voor de SLIM-regeling vóór 2025. Dat komt doordat het budget voor de SLIM tot 2025 € 10 miljoen lager was vanwege een driejarige overboeking van jaarlijks € 10 miljoen naar OCW. De besparing van € 10 miljoen na 2025 betekent dus in de praktijk geen versobering van de regeling.

Inclusieve arbeidsmarkt

Wet tegemoetkomingen loondomein

Het kabinet heeft een wetsvoorstel in voorbereiding waarin enkele wijzigingen in de systematiek van de loonkostenvoordelen (LKV’s) worden voorgesteld per 1 januari 2025:

  • Voor het LKV Ouderen, het LKV Arbeidsgehandicapten en het LKV herplaatsen arbeidsgehandicapte werknemer wordt mogelijk gemaakt dat een nieuwe werkgever LKV kan ontvangen voor een werkgever die eerder een doelgroepverklaring heeft ontvangen waarvan de looptijd nog niet is verstreken.

  • De voorwaarden van het LKV herplaatsen arbeidsgehandicapte werknemer worden gewijzigd, waardoor werkgevers vaker aanspraak kunnen gaan maken op dit LKV.

  • Daarnaast regelt het wetsvoorstel ook de in het coalitieakkoord voorgenomen afschaffing van het Lage-inkomensvoordeel (LIV) per 1 januari 2025.

Arbeidsverhoudingen en arbeidsvoorwaarden

Transitievergoeding MKB

Kleine werkgevers die de activiteiten van hun onderneming beëindigen vanwege pensionering of overlijden hebben, onder voorwaarden, recht op compensatie van de transitievergoeding. Het onderdeel compensatie transitievergoeding bij bedrijfsbeëindiging vanwege ziekte van de werkgever is nog niet in werking getreden. Op dit moment is nog niet duidelijk of, en zo ja wanneer, er tot een werkbaar sociaal-medisch beoordelingskader voor ziekte van de werkgever kan worden gekomen. Het opstellen van een dergelijk kader is buitengewoon complex gebleken. De mogelijke invoeringsdatum van het betreffende onderdeel is daarom tegen het licht gehouden. Besloten is dit onderdeel van de regeling niet eerder in werking te laten treden dan per 1 januari 2024. De beleidsmatige middelen die hierdoor vrijvallen in 2023 worden ingezet als dekking voor uitvoeringstegenvallers. De komende periode wordt verder onderzocht of inwerkingtreding op 1 januari 2024 mogelijk is.

Beter beschermen van flexibele werknemers

Het kabinet wil de positie van flexibele werknemers in tijdelijke contracten, oproepcontracten en uitzendcontracten verbeteren, in lijn met de adviezen van de SER op dit punt. Flexibele arbeidsrelaties moeten niet gebruikt worden om te concurreren op arbeidsvoorwaarden en de inkomenszekerheid van mensen moet verbeterd worden. Over deze onderwerpen is het kabinet in gesprek met sociale partners. De voorstellen van het kabinet zijn opgenomen in de hoofdlijnenbrief over de arbeidsmarkt die medio 2022 naar de Tweede Kamer is gestuurd (Kamerstukken II 2021/22, 29 544, nr. 1112).

Verduidelijking en opeisbaarheid regels rondom beoordeling arbeidsrelaties

Het kabinet wil de regels rondom de beoordeling van arbeidsrelaties verduidelijken om het huidige «grijze gebied» tussen werknemerschap en het werken buiten dienstbetrekking als zelfstandige te verkleinen. In de hoofdlijnenbrief arbeidsmarkt die medio dit jaar naar de Tweede Kamer is gestuurd is deze ambitie kenbaar gemaakt (Kamerstukken II 2021/22, 29 544, nr. 1112). In 2023 wordt gewerkt aan de uitwerking van de in die hoofdlijnenbrief aangekondigde ambities. Het is ongewenst dat onduidelijkheid over de beoordeling van de arbeidsrelatie werkgevenden, werkenden en toezichthouders in de weg zit. Ook al zijn er de afgelopen jaren al stappen gezet rondom de verduidelijking van de grenslijn tussen werknemer en zelfstandige (aanpassing Handboek Loonheffingen, pilot webmodule beoordeling arbeidsrelaties), het verduidelijken van wet- en regelgeving rondom de gezagsverhouding kan helpen hier verdere stappen te zetten. Parallel hieraan zal de (pilotversie) webmodule beoordeling arbeidsrelaties doorontwikkeld worden om werkenden en werkgevende te ondersteunen bij het verkrijgen van zoveel mogelijk duidelijkheid over de juridische kwalificatie van (voorgenomen) arbeidsrelaties.

Naast bovenstaande verduidelijking van regels rondom de beoordeling van arbeidsrelaties is het van belang om met name werkenden met beperkte onderhandelingsmacht te helpen om hun rechtspositie (als werknemer) op te kunnen eisen. Ook deze ambitie is in de hoofdlijnenbrief arbeidsmarkt aangekondigd (Kamerstukken II 2021/22, 29 544, nr. 1112). Allereerst zet het kabinet in Europees verband in op het verder effectief uitwerken van een rechtsvermoeden bij platformwerk. De Europese Commissie heeft specifiek voor platformwerk een richtlijnvoorstel gedaan betreffende de verbetering van arbeidsvoorwaarden bij platformwerk. Een weerlegbaar rechtsvermoeden is een belangrijk onderdeel van dat voorstel. Het kabinet wil daarnaast inzetten op een breder rechtsvermoeden om schijnzelfstandigheid ook op andere plekken dan binnen de platformsector tegen te gaan. De problematiek van kwetsbare werkenden die hun rechtspositie niet effectief op kunnen eisen speelt immers niet alleen in de platformsector.

Implementatie nieuwe Europese regels voor grensoverschrijdende detachering in het wegvervoer

De Mobiliteitsrichtlijn is een onderdeel van het eerste EU-mobiliteitspakket voor de wegvervoersector. Andere onderdelen van dit pakket worden door het Ministerie van Infrastructuur en Water geïmplementeerd. De Mobiliteitsrichtlijn bevat regels voor het grensoverschrijdend detacheren van buitenlandse chauffeurs naar Nederland. Deze regels zijn aangepast aan de specifieke aard van de wegvervoersector. Het wetsvoorstel ter implementatie van de Mobiliteitsrichtlijn is deze zomer bij de Tweede Kamer ingediend met het oog op een zo spoedig mogelijke inwerkingtreding.

Concurrentiebeding

Zeker in tijden van krapte is een goede werking van de arbeidsmarkt noodzakelijk. Vorig jaar is een duidelijk probleem gesignaleerd met de werking van het concurrentiebeding (Kamerstukken II 2021/22, 29 544, nr. 1089). Het gebruik van het concurrentiebeding blijkt zodanig breed dat het tot een ongerechtvaardigde beperking van de noodzakelijke arbeidsmobiliteit kan leiden. Met het oog op de problematiek en de door sociale partners gedeelde noodzaak om het concurrentiebeding te hervormen, is het voornemen een aanpassing van het concurrentiebeding nader uit te werken en vervolgens een voorstel tot aanpassing te doen. Het streven is om de Tweede Kamer hierover in 2023 te informeren.

Implementatie herziening Europese Blauwe Kaart

De Blauwe Kaart is de Europese kennismigrantenregeling en regelt de voorwaarden voor toegang en verblijf van kennismigranten in de Europese Unie. Op 27 november 2021 is een herziening van de Blauwe Kaart-richtlijn in werking getreden. De richtlijn kent minder strenge toegangscriteria dan zijn voorganger en meer flexibele opties om gebruik te maken van intra-EU-mobiliteit. Samen met het Ministerie van Justitie en Veiligheid wordt gewerkt aan de implementatie van de richtlijn, die uiterlijk in november 2023 in Nederlandse wet- en regelgeving moet zijn omgezet.

Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag

Het kabinet wil werken lonender maken en het bestaansminimum verstevigen. In het coalitieakkoord ‘Omzien naar elkaar, vooruitkijken naar de toekomst’ heeft het kabinet zich daarom voorgenomen het wettelijk minimumloon stapsgewijs te verhogen. Bij Voorjaarsnota 2022 en Miljoenennota 2023 heeft het kabinet besloten om de in het coalitieakkoord voorgenomen bijzondere verhoging van het minimumloon – met in totaal 7,5 procent – al per 1 januari 2023 door te voeren en deze verder te verhogen naar 8,05 procent. Inclusief de reguliere indexatie stijgt het minimumloon per 1 januari 2023 dan in totaal met 10,15 procent. Op de verdere beleidsmatige ontwikkelingen ten aanzien van het wettelijk minimumloon is verder uitgebreid ingegaan in hoofdstuk 2 van deze begroting (paragraaf 2.1 Beleidsprioriteiten).

Actieplan grensoverschrijdend gedrag

Het kabinet werkt met veldpartijen aan een nationaal actieplan om seksueel grensoverschrijdend gedrag en seksueel geweld tegen te gaan. Het betreft hier een meerjarige inzet die is gericht op het creëren van een duurzame verandering waarin het kabinet in samenwerking met alle belanghebbenden tot een cultuurverandering wil komen door zich uit te spreken en te faciliteren, normeren, handvatten te bieden en waar nodig te sanctioneren om grensoverschrijdend gedrag te voorkomen.

Bescherming Arbeidsmigranten

Arbeidscommissie

In het rapport van het Aanjaagteam bescherming arbeidsmigranten is aanbevolen om een arbeidscommissie in het leven te roepen om de toegang tot het recht te verbeteren. Het SER-advies adviseert om de aanbevelingen van het Aanjaagteam onverkort uit te voeren. Politieke besluitvorming tot oprichting van de arbeidscommissie vindt dit najaar plaats, waarbij ook alternatieven gewogen zullen worden. In het coalitieakkoord zijn structurele middelen gereserveerd voor de uitwerking van de aanbevelingen van het Aanjaagteam, waaronder de arbeidscommissie.

Certificering

Het kabinet werkt toe naar een certificeringsstelsel voor terbeschikkingstelling op de arbeidsmarkt. Het Aanjaagteam bescherming arbeidsmigranten en de SER hebben geconcludeerd dat dit bij ter beschikking gestelde arbeidskrachten te vaak misgaat en heeft aanbevolen hier een stelsel van verplichte certificering voor in te richten. Het kabinet is, met brede steun van de Tweede Kamer en in nauwe samenwerking met sociale partners, al ver gevorderd in de uitwerking daarvan. De Tweede Kamer heeft medio dit jaar een brief ontvangen over de hoofdlijnen van de concrete uitwerking van dat stelsel (Kamerstukken II 2021/22, 29 861, nr. 92). 

Modernisering artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht

In het coalitieakkoord is afgesproken dat artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht (Sr) wordt gemoderniseerd, om zo de vervolging van daders van arbeidsuitbuiting te verbeteren. Een effectieve strafrechtelijke aanpak van arbeidsuitbuiting, een van de verschijningsvormen van mensenhandel, blijkt in de praktijk veelal lastig vanwege de vele eisen van artikel 273f Sr en bijkomende aansprakelijkheidsvoorwaarden die in de jurisprudentie tot stand zijn gekomen. Een wetswijziging zal naar alle waarschijnlijkheid leiden tot een beter instrumentarium om arbeidsuitbuiting te bestrijden waardoor daders van mensenhandel in meer gevallen strafrechtelijk kunnen worden aangepakt. In 2023 zal het wetsvoorstel naar verwachting bij de Tweede Kamer worden ingediend.

Aanpassing lagere regelgeving Wet arbeid vreemdelingen

Op 1 januari 2022 is het wetsvoorstel voor aanpassing van de Wet arbeid vreemdelingen in werking getreden (onder andere maximale duur tewerkstellingsvergunningen van 1 naar 3 jaar). Tijdens de behandeling van dit wetsvoorstel in de Tweede Kamer is een amendement ingediend dat ziet op een verplichting voor werkgevers om arbeidsmigranten scholing op het gebied van de Nederlandse taal aan te bieden. Dit amendement dient nader uitgewerkt te worden in lagere regelgeving. De streefdatum voor implementatie is 1 januari 2023.

D. Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel 11 Budgettaire gevolgen van beleid artikel 1 (bedragen x € 1.000)

Omschrijving

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Verplichtingen

10.544.115

2.215.240

1.718.614

1.462.277

958.591

688.711

568.089

        

Uitgaven

10.377.403

2.069.473

1.505.632

1.343.300

1.165.714

977.792

714.350

        

Inkomensoverdrachten

       

Lage-inkomensvoordeel

388.259

361.846

361.266

530.587

359.906

0

0

Minimumjeugdloonvoordeel

19.688

18.909

18.909

27.909

0

0

0

Loonkostenvoordelen

129.905

137.983

140.238

142.718

146.094

252.851

257.325

Subsidies (regelingen)

       

Overige subsidies algemeen

2.566

3.234

3.301

3.232

2.795

2.795

2.795

Duurzame inzetbaarheid en leven lang ontwikkelen

0

6.141

5.435

10.750

13.161

27.219

10.409

Stimuleringregeling LLO in MKB

2.514

23.535

57.165

51.211

140.932

75.985

52.045

Stimulans Arbeidsmarktpositie

0

178.168

305.601

306.051

305.775

320.700

195.700

Tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging Werkgelegenheid

9.669.471

1.208.260

404.746

0

0

0

0

Compensatie loonkosten en inkomstenverlies CN

15.580

0

0

0

0

0

0

Nederland leert door

95.335

34.284

38.261

0

0

0

0

TOFA

0

7

0

0

0

0

0

Maatwerkregeling Duurzame Inzetbaarheid en Eerder Uittreden

27.270

50.572

127.386

228.803

155.006

251.208

149.095

Stimulans Arbeidsmarktpositie ontwikkeladvies

0

6.550

0

0

0

0

0

Opdrachten

       

Opdrachten

21.405

34.032

37.948

36.663

36.669

37.236

37.183

Bekostiging

       

Bekostiging

550

550

100

100

100

100

100

Bijdrage aan (andere) begrotingshoofdstukken

       

Ministerie van VWS

94

284

56

56

56

706

706

Ministerie van EZK

0

158

260

260

260

4.032

4.032

Bijdrage aan agentschappen

       

Agentschap RIVM

4.713

4.783

4.783

4.783

4.783

4.783

4.783

Agentschap CJIB

53

177

177

177

177

177

177

        

Ontvangsten

995.736

3.963.226

206.505

13.880

13.880

13.880

13.880

        

Ontvangsten

       

Algemeen

3.546

4.165

1.180

1.180

1.180

1.180

1.180

Boeten

9.023

9.000

12.700

12.700

12.700

12.700

12.700

Terug ontvangsten NOW

983.167

3.950.061

192.625

0

0

0

0

Geschatte budgetflexibiliteit

Tabel 12 Geschatte budgetflexibiliteit artikel 1 (%)
 

2023

juridisch verplicht

74%

bestuurlijk gebonden

5%

beleidsmatig gereserveerd

22%

nog niet ingevuld / vrij te besteden

0%

De uitgaven op artikel 1 Arbeidsmarkt zijn voor 74% juridisch verplicht voor het jaar 2023. Per financieel instrument wordt dit onderstaand toegelicht.

Inkomensoverdrachten

De inkomensoverdrachten zijn gebaseerd op wet- en regelgeving en derhalve voor 100% juridisch verplicht. Het betreft de uitgaven aan de regelingen Lage-inkomensvoordeel (LIV), Loonkostenvoordelen (LKV’s) en Minimumjeugdloonvoordeel (Jeugd-LIV).

Subsidies

Van het overige subsidiebudget algemeen is naar schatting 48% juridisch verplicht en 52% beleidsmatig gereserveerd. Deze inschatting is gemaakt op basis van de kasrealisaties van vorig jaar.

Van het programmabudget van MDIEU van in totaal € 127,4 miljoen in 2023 is € 67 miljoen bedoeld om te voldoen aan openstaande verplichtingen en daarmee juridisch verplicht. Het overige deel van het beschikbare budget is gereserveerd voor aan te gane verplichtingen in 2023. Omdat dit onderdeel is van de afspraken in het Pensioenakkoord is de overige € 60,4 miljoen bestuurlijk gebonden. In 2023 is 53% van het programmabudget van de MDIEU juridisch verplicht en 47% bestuurlijk gebonden.

Van het programmabudget van Nederland leert door van in totaal € 38 miljoen in 2023 is € 36,6 miljoen juridisch verplicht en € 1,7 miljoen beleidsmatig gereserveerd.

Van het programmabudget van Stimuleringsregeling LLO in MKB van in totaal € 57,2 miljoen in 2023 is € 56,5 miljoen juridisch verplicht en € 0,7 miljoen beleidsmatig gereserveerd.

Van het programmabudget van de Stimulans Arbeidsmarktpositie (STAP) is in 2023 € 285,6 miljoen bestemd voor de uitbetaling van subsidies, waarvan 100% beleidsmatig gereserveerd is. € 19 miljoen is bestemd voor uitvoeringskosten, waarvan 63% bestuurlijk gebonden is en 37% beleidsmatig gereserveerd. € 1 miljoen is bestemd voor het Programma Leercultuur dat beleidsmatig gereserveerd is.

Van het programmabudget van de Tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging Werkgelegenheid (NOW) is 100% juridisch verplicht (€ 404,8 miljoen).

Van het programmabudget van het Meerjarig Investeringsprogramma Duurzame Inzetbaarheid en Leven Lang Ontwikkelen (MIP DI&LLO) is in 2023 € 3 miljoen juridisch verplicht en € 2,5 miljoen beleidsmatig gereserveerd.

Opdrachten

Van het opdrachtenbudget op artikel 1 is naar schatting 35% juridisch verplicht en 65% beleidsmatig gereserveerd. Deze inschatting is gemaakt op basis van de kasrealisaties van vorig jaar.

Bekostiging

De jaarlijkse bijdrage aan de SER Commissie Klachtenbehandeling Aanstellingskeuringen en de bijdrage aan Netspar zijn 100% juridisch verplicht.

Bijdrage aan (andere) begrotingshoofdstukken

De bijdragen aan andere begrotingen zijn voor 100% juridisch verplicht. Dit betreft de jaarlijkse bijdrage aan onder meer de Gezondheidsraad en het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb).

Bijdrage aan agentschappen

De bijdragen aan agentschappen zijn voor 100% juridisch verplicht. Dit is de jaarlijkse kennisvraag aan het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) en de bijdrage aan het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB).

Budgettaire gevolgen van beleid premiegefinancierd

Tabel 13 Premiegefinancierde uitgaven en ontvangsten artikel 1 (bedragen x € 1.000)

Omschrijving

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Verplichtingen

724.102

401.601

392.080

420.265

433.466

446.772

460.109

        

Uitgaven

724.102

401.601

392.080

420.265

433.466

446.772

460.109

        

Inkomensoverdrachten

       

Transitievergoeding na 2 jaar ziekte

717.885

392.396

367.683

368.389

367.101

365.937

364.657

Compensatieregeling Transitievergoeding MKB

6.217

9.205

10.103

22.441

22.441

22.441

22.441

Transitievergoeding na 2 jaar ziekte nominaal

0

0

13.911

27.745

41.394

55.020

68.778

Compensatieregeling Transitievergoeding MKB nominaal

0

0

383

1.690

2.530

3.374

4.233

        

Ontvangsten

0

0

0

0

0

0

0

E. Toelichting op de financiële instrumenten
Inkomensoverdrachten

De inkomensoverdrachten in dit artikel vallen onder de Wet tegemoetkomingen loondomein (Wtl). Onder de Wtl vallen het Lage-inkomensvoordeel, het Minimumjeugdloonvoordeel en de Loonkostenvoordelen. Alle regelingen zijn tegemoetkomingen in de loonkosten aan werkgevers voor het in dienst nemen van specifieke doelgroepen. De tegemoetkomingen worden na afloop van het kalenderjaar uitbetaald. Werkgevers krijgen bijvoorbeeld in 2023 de tegemoetkoming uitbetaald voor werknemers die in 2022 in dienst zijn. De Wtl-tegemoetkomingen gelden niet voor werknemers boven de AOW-gerechtigde leeftijd.

Lage inkomensvoordeel

Het Lage-inkomensvoordeel (LIV) bestaat sinds 2017. Het LIV is een tegemoetkoming in de loonkosten aan werkgevers met als doel banen te creëren en te behouden voor werknemers aan de basis van de arbeidsmarkt. Met ingang van 2021 is de tegemoetkoming voor werkgevers per werknemer met een uurloon tussen de 100 en 125% van het minimumloon € 0,49 per uur en maximaal € 960 per kalenderjaar. Omdat het LIV bedoeld is om substantiële banen te creëren, behoren werknemers alleen tot de LIV-doelgroep als zij minimaal 1.248 uur per jaar gewerkt hebben.

Budgettaire ontwikkelingen

De begrote uitgaven aan het LIV dalen vanaf 2022 omdat de hoogte van de tegemoetkoming per 2021 (uitbetaling in 2022) is verlaagd van € 0,51 naar € 0,49 per uur. Door de verhoging van het wettelijk minimumloon (WML) per 1 januari 2023, nemen de uitgaven aan het LIV in 2024 (vanwege uitbetaling in jaar t+1) naar schatting toe met € 170,0 miljoen. In 2024 (uitbetaling in 2025) wordt de verhoging van het wettelijk minimumloon budgettair neutraal opgevangen binnen het LIV. Vanaf 2025 (uitbetaling in 2026) wordt het LIV afgeschaft.

Minimumjeugdloonvoordeel

Het minimumjeugdloonvoordeel (Jeugd-LIV) bestaat sinds 2018. Het is geïntroduceerd ter compensatie van de verhoging van het minimumjeugdloon per 1 juli 2017 en per 1 juli 2019. Het Jeugd-LIV compenseert werkgevers tijdelijk voor deze loonkostenstijgingen.

Budgettaire ontwikkelingen

Per 1 januari 2023 wordt het wettelijk minimumloon (WML) verhoogd. Dit leidt in 2024 (vanwege uitbetaling in jaar t+1) tot een stijging van de uitgaven van naar schatting € 9,0 miljoen. Met ingang van 2024 (uitbetaling 2025) wordt het Jeugd-LIV afgeschaft ter dekking van de temporisering van de verhoging van de AOW-leeftijd.

Loonkostenvoordelen

De Loonkostenvoordelen (LKV’s) bestaan sinds 2018. Er zijn vier typen LKV: LKV Ouderen, LKV Arbeidsgehandicapten, LKV Herplaatsen Arbeidsgehandicapten en LKV Doelgroep Banenafspraak en scholingsbelemmerden. De LKV’s zijn tegemoetkomingen in de loonkosten voor werkgevers met als doel werkgevers te stimuleren om specifieke groepen met een kwetsbare positie op de arbeidsmarkt in dienst te nemen.

LKV Ouderen, LKV Arbeidsgehandicapten en LKV Herplaatsen Arbeidsgehandicapten

  • Als een werkgever een uitkeringsgerechtigde aanneemt van 56 jaar of ouder, geeft dat recht op het LKV Ouderen.

  • Als een werkgever een werknemer aanneemt met een WIA-uitkering, geeft dat recht op het LKV Arbeidsgehandicapten. Werknemers vallen onder voorwaarden ook onder deze LKV-doelgroep als zij na afloop van de WIA-wachttijd minder dan 35% arbeidsongeschikt zijn, of als zij een WAO- of WAZ-uitkering hebben.

  • Als een werknemer met een WIA-uitkering de werkzaamheden bij zijn huidige werkgever hervat, geeft dat recht op het LKV Herplaatsen Arbeidsgehandicapten. Werknemers vallen onder voorwaarden ook onder deze doelgroep als zij een WAO-uitkering hebben en de werkzaamheden bij de oude werkgever hervatten.

De tegemoetkoming voor het LKV Ouderen, het LKV Arbeidsgehandicapten en het LKV Herplaatsing Arbeidsgehandicapten is € 3,05 per uur en maximaal € 6.000 per jaar. De maximale duur van deze tegemoetkomingen is 3 jaar minus de eventuele tijd dat de werkgever voor de betreffende werknemer een premiekorting ontving. Uitzondering hierop is de LKV Herplaatsen Arbeidsgehandicapten, die voor maximaal een jaar wordt toegekend.

Het kabinet heeft een wetsvoorstel in voorbereiding waarin enkele wijzigingen in de systematiek van de loonkostenvoordelen worden voorgesteld:

  • Voor bovenstaande loonkostenvoordelen wordt mogelijk gemaakt dat een nieuwe werkgever loonkostenvoordeel kan ontvangen voor een werkgever die eerder een doelgroepverklaring heeft ontvangen waarvan de looptijd nog niet is verstreken.

  • De voorwaarden van het LKV Herplaatsen Arbeidsgehandicapten worden gewijzigd, waardoor werkgevers vaker aanspraak kunnen gaan maken op dit loonkostenvoordeel.

Budgettaire ontwikkelingen

De voorgestelde nieuwe systematiek voor bovenstaande loonkostenvoordelen leidt tot extra uitgaven van structureel € 25 miljoen, die worden gedekt binnen de loonkostenvoordelen. De verandering in de voorwaarden van het LKV Herplaatsen Arbeidsgehandicapten werknemer leidt ook tot een stijging van de uitgaven van naar schatting € 0,6 miljoen structureel.

Daarnaast nemen de uitgaven vanaf 2026 voor bovenstaande loonkostenvoordelen met circa € 28 miljoen af doordat per 2025 (uitbetaling in 2026) de hoogte van de tegemoetkoming van het LKV Ouderen, LKV Arbeidsgehandicapten en LKV Herplaatsen Arbeidsgehandicapten wordt verlaagd. Deze maatregel wordt genomen ter dekking van een per saldo tegenvaller bij uitkeringsregelingen die ontstond na verwerking van uitvoeringsinformatie en de meest recente raming van het CPB. In het voorjaar wordt de precieze invulling bekeken.

LKV Banenafspraak en scholingsbelemmerden

Als een werkgever een werknemer uit de doelgroep Banenafspraak in dienst neemt, is er recht op het LKV Banenafspraak en scholingsbelemmerden. Dit betreft bijvoorbeeld mensen die onder de Participatiewet vallen en geen wettelijk minimumloon kunnen verdienen, mensen die op een reguliere werkplek werken met een Wsw-indicatie en Wajongers met arbeidsvermogen. Hetzelfde geldt voor zogenoemde scholingsbelemmerden, die de afgelopen 5 jaar door ziekte of gebrek belemmering hebben ondervonden bij het volgen van onderwijs. De tegemoetkoming is € 1,01 per uur en maximaal € 2.000 per jaar.

Om de duurzaamheid van de banen voor mensen uit de doelgroep banenafspraak te vergroten, worden twee wijzigingen beoogd in het LKV banenafspraak. Het LKV banenafspraak wordt structureel beschikbaar in plaats van maximaal drie jaar na in dienst treden. Daarnaast kunnen werkgevers het LKV banenafspraak toepassen voor alle werknemers die ze in dienst hebben en niet alleen voor de werknemers die onlangs in dienst zijn getreden. Ook wordt de doelgroepverklaring afgeschaft. Deze maatregelen vergen wetswijziging en zijn beoogd per 2025.

Budgettaire ontwikkelingen

Naar verwachting stijgen de uitgaven aan het LKV door de groeiende doelgroep van het LKV Banenafspraak. Daarnaast zijn er vanaf 2026 middelen gereserveerd voor het structureel beschikbaar maken van het LKV Banenafspraak voor iedereen uit de doelgroep.

Transitievergoeding na 2 jaar ziekte

Vanaf 1 april 2020 worden werkgevers gecompenseerd voor de transitievergoeding die zij moeten betalen bij ontslag van een twee jaar zieke werknemer. De compensatie is afhankelijk van de hoogte van de bij ontslag betaalde transitievergoeding.

Budgettaire ontwikkelingen

De uitgaven liggen in 2022 naar verwachting hoger dan in latere jaren, onder meer omdat er nog uitgaven met terugwerkende kracht plaatsvinden. Daarnaast komen de uitgaven op korte termijn hoger uit door de hogere uitval van werknemers wegens long-Covid. In latere jaren neemt dit effect naar verwachting af en dalen de uitgaven naar verwachting licht.

Compensatieregeling Transitievergoeding MKB

Op 1 januari 2021 is de compensatieregeling Transitievergoeding MKB bij bedrijfsbeëindiging vanwege pensionering of overlijden van de werkgever in werking getreden. De compensatiemogelijkheid bij bedrijfsbeëindiging vanwege ziekte van de werkgever treedt niet eerder in werking dan in 2024. De compensatie is afhankelijk van de hoogte van de bij ontslag aan de werknemer betaalde transitievergoeding.

Budgettaire ontwikkelingen

Er is in 2023 nog beperkt sprake van verdere ingroei voor de reeds in werking getreden onderdelen van de regeling. Daarnaast liggen de uitgaven vanaf 2024 naar verwachting hoger in verband met het in werking treden van de compensatiemogelijkheid bij bedrijfsbeëindiging vanwege ziekte van de werkgever.

Subsidies

Maatwerkregeling Duurzame Inzetbaarheid en Eerder Uittreden

Een van de maatregelen uit het pensioenakkoord betreft een tijdelijke subsidieregeling die ziet op het faciliteren van sectorale maatwerkafspraken rondom duurzame inzetbaarheid, langer doorwerken en eerder uittreden. Sociale partners in sectoren kunnen in gezamenlijk overleg subsidieaanvragen indienen met als doel het duurzaam inzetbaar houden van werkenden, het faciliteren van langer doorwerken en het wegnemen van knelpunten bij het realiseren van regelingen die tijdelijk zijn vrijgesteld van de heffing voor regelingen voor vervroegd uittreden (RVU-heffing). Binnen de MDIEU is in de periode 2021-2025 subsidie beschikbaar voor sectoranalyses en activiteitenplannen. Uitbetaling van subsidie vindt gefaseerd plaats in de jaren na subsidietoekenning. Hierdoor is het totale budget van € 1 miljard uitgesmeerd over de jaren 2021 tot en met 2027.

Overige subsidies

Dit betreft verschillende subsidies op het beleidsterrein van arbeidsverhoudingen en gezond en veilig werken. Onder andere wordt subsidie verleend aan de SER ten behoeve van het programma Diversiteit in bedrijf, aan Fairwork voor ondersteuning aan (potentiële) slachtoffers arbeidsuitbuiting, aan stichting De letselschade Raad en aan de Long Alliantie Nederland ter preventie van werkgerelateerde longziekten.

Stimulans arbeidsmarktpositie (STAP)

Het STAP-budget is een uitgavenregeling waarmee het individu in staat wordt gesteld om scholing in te zetten voor de eigen ontwikkeling en duurzame inzetbaarheid. In het kader van STAP is ook een regeling scholingsadviezen opgezet (bekostigd uit de beschikbare middelen voor het STAP-budget). Vanaf 2023 worden additionele middelen uit het coalitieakkoord (€ 125 miljoen per jaar tot en met 2026) binnen de STAP-regeling ingezet als compartiment voor de doelgroep praktisch geschoolden (tot en met mbo4).

Meerjarig investeringsprogramma / Duurzame Inzetbaarheid (DI) en Leven Lang Ontwikkelen (LLO)

In 2020 is het meerjarige investeringsprogramma duurzame inzetbaarheid en leven lang ontwikkelen (MIP) opgezet. Met dit programma is structureel € 10 miljoen beschikbaar. In 2023 lopen de activiteiten van het MIP door, met als doel om bewustwording te creëren en kennis (door) te ontwikkelen. Naast communicatieactiviteiten en het verbinden van wetenschap en praktijk, is in 2022 de Expeditieregeling gestart om een maatschappelijke beweging te stimuleren waarin interventies, werkwijzen en methodieken op het gebied van DI en LLO vaker, beter en sneller worden toegepast. Het kas- en verplichtingenritme van de Expeditieregeling is aanzienlijk aangepast, enerzijds omdat de tijdvakken van de Expeditieregeling in 2022 en 2024 openen, anderzijds omdat nabetalingen voor de vaak langdurige projecten in latere jaren plaatsvinden.

Stimuleringsregeling LLO in MKB

In 2020 is de Stimuleringsregeling leven lang ontwikkelen voor mkb-bedrijven (SLIM) samenwerkingsverbanden en grootbedrijven in de sectoren landbouw, horeca en recreatie gestart. Vanwege de lange doorlooptijd van de projecten financiert het kasbudget in een gegeven begrotingsjaar zowel de openstaande verplichtingen als bevoorschotting van nieuwe projecten. Hierdoor komt het kasbudget niet altijd overeen met het subsidieplafond van de regeling.

NL leert door

Het NL leert door programma is opgezet in het kader van crisis- en herstelmaatregelen waar door middel van leren en ontwikkelen wordt ingezet op het behoud van werk of de overgang naar nieuw werk voor mensen die als gevolg van de coronacrisis in de problemen zijn gekomen. Het programma bestaat uit drie subsidieregelingen: NL leert door met inzet van ontwikkeladvies, NL leert door met inzet van scholing en NL leert door met inzet van sectoraal maatwerk. In 2023 staat budget gereserveerd voor de afronding van het laatste tijdvak van de regeling NL leert door met inzet van scholing en voor de nabetalingen voor de regeling NL leert door met inzet van sectoraal maatwerk.

Tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging Werkgelegenheid (NOW)

De NOW is ingezet om bedrijven te ondersteunen in de loonkosten tijdens de coronapandemie en daarmee banen te behouden. In totaal zijn er 8 NOW-tranches ingezet, waarvan de laatste afliep op 1 april 2022. Na afloop van de subsidieperiode wordt de definitieve subsidie vastgesteld op basis van het daadwerkelijke omzetverlies en de loonsom. Momenteel vinden de definitieve subsidievaststellingen plaats door UWV. Deze leiden tot eindafrekeningen tussen werkgevers en UWV (nabetalingen en terugvorderingen).

Ieder jaar vindt een afrekening per NOW-tranche plaats, waarbij het door SZW aan UWV beschikbaar gestelde bedrag voor de uitbetaling van NOW-subsidies wordt vergeleken met wat op dat moment de inschatting is van de totale NOW-uitgaven per tranche (dat wil zeggen nadat alle vaststellingen hebben plaatsgevonden). Deze afrekening is wat in de begroting van SZW landt als uitgave dan wel ontvangst.

In 2023 dienen veel werkgevers een definitieve vaststellingsaanvraag in te dienen. De huidige verwachting is dat SZW in 2023 een bedrag van € 405 miljoen dient na te betalen aan UWV voor de uitbetaling van de NOW 4 tot en met 6.

Opdrachten

Het opdrachtenbudget wordt divers ingezet voor het stimuleren van gezond en veilig werken en evenwichtige arbeidsverhoudingen. Een deel van het opdrachtenbudget heeft betrekking op het wagenpark van de Nederlandse Arbeidsinspectie. Daarnaast zijn er middelen gereserveerd voor onderzoek en voorlichtingscampagnes.

Bekostiging

Het bedrag voor bekostiging betreft de jaarlijkse bijdrage aan de SER Commissie Klachtenbehandeling Aanstellingskeuringen en de bijdrage aan Netspar.

Bijdrage aan (andere) begrotingshoofdstukken

Dit betreft de jaarlijkse bijdrage aan het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb).

Bijdrage aan agentschappen

Ten behoeve van de jaarlijkse kennisvraag aan het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) is ruim € 4 miljoen gereserveerd.

Ontvangsten

De algemene ontvangsten betreffen een verscheidenheid aan ontvangsten. Dit betreft onder andere de eigen bijdragen van medewerkers van de Nederlandse Arbeidsinspectie ten behoeve van een andere dienstauto dan het standaardaanbod. Er kunnen tevens terugontvangsten zijn van voorschotten bij subsidieregelingen.

De boeteontvangsten betreffen ontvangsten uit boetes opgelegd door de Nederlandse Arbeidsinspectie. De raming van de boeteontvangsten is met onzekerheid omgeven. Boeteontvangsten hangen onder andere af van het aantal bedrijven dat wordt bezocht, op welke punten wordt geïnspecteerd en wat bij deze inspecties wordt geconstateerd. Boeteontvangsten zijn niet taakstellend. De Arbeidinspectie stuurt niet op het behalen van de geraamde boeteontvangsten. Zij stuurt uiteraard wel op het innen van de opgelegde boetes.

Tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging Werkgelegenheid (NOW)

De NOW is ingezet om bedrijven te ondersteunen in de loonkosten tijdens de coronapandemie en daarmee banen te behouden. In totaal zijn er 8 NOW-tranches ingezet, waarvan de laatste afliep op 1 april 2022. Na afloop van de subsidieperiode wordt de definitieve subsidie vastgesteld op basis van het daadwerkelijke omzetverlies en de loonsom. Momenteel vinden de definitieve subsidievaststellingen plaats door UWV. Deze leiden tot eindafrekeningen tussen werkgevers en UWV (nabetalingen en terugvorderingen).

Ieder jaar vindt een afrekening per NOW-tranche plaats, waarbij het door SZW aan UWV beschikbaar gestelde bedrag voor de uitbetaling van NOW-subsidies wordt vergeleken met wat op dat moment de inschatting is van de totale NOW-uitgaven per tranche (dat wil zeggen nadat alle vaststellingen hebben plaatsgevonden). Deze afrekening is wat in de begroting van SZW landt als uitgave dan wel ontvangst.

In 2023 dienen veel werkgevers een definitieve vaststellingsaanvraag in te dienen. De huidige verwachting is dat SZW in 2023 € 193 miljoen terugontvangt van UWV met betrekking tot de afwikkeling van de NOW 1 tot en met 3.

Extracomptabele fiscale regelingen

Naast de in dit begrotingsartikel genoemde instrumenten, zijn er fiscale regelingen die betrekking hebben op dit beleidsterrein. De Minister van Financiën is hoofdverantwoordelijk voor de wetgeving en uitvoering van deze regelingen en voor de budgettaire middelen. In onderstaande tabel is ter informatie het budgettaire belang van deze regelingen vermeld. De cijfers zijn ontleend aan de corresponderende bijlage ‘Fiscale regelingen’ in de Miljoenennota. Naast de fiscale regelingen die in onderstaande tabel zijn opgenomen, heeft ook de Levensloopverlofkorting betrekking op dit beleidsartikel. Voor een beschrijving van de regelingen, de doelstelling, de ramingsgrond, een verwijzing naar de laatst uitgevoerde evaluatie en het beoogde jaar van afronding van de volgende evaluatie, wordt verwezen naar de bijlage bij de Miljoenennota ‘Toelichting op de fiscale regelingen’.

Tabel 14 Fiscale regelingen 2021-2023, budgettair belang op transactiebasis in lopende prijzen (x € miljoen)
 

2021

2022

2023

Arbeidskorting

24.743

26.007

31.760

Inkomensafhankelijke combinatiekorting

1.803

1.806

1.868

BTW Verlaagd tarief arbeidsintensieve diensten

894

932

971

Kerncijfers
Arbeidsmarkt

Na de coronacrisis en het aflopen van de steunpakketten heeft de economie weer bijna de normale dynamiek hervonden, wat zorgt voor meer mobiliteit op de arbeidsmarkt. De werkloosheid is historisch laag, het aantal werkenden hoog en er zijn meer vacatures dan werklozen. Dit biedt kansen voor mensen die nu aan de kant staan, waardoor de arbeidsparticipatie kan toenemen.

Het aantal werkenden is in 2021 toegenomen in vergelijking met 2020: zie de onderstaande tabel. Het aantal werklozen en inactieven (de niet-beroepsbevolking) is afgenomen. In totaal waren er 408.000 mensen werkloos en 3,5 miljoen mensen inactief. Het werkloosheidspercentage was in 2021 lager dan de jaren ervoor (4,2%) en is afgenomen voor elke leeftijdsgroep. Op regionaal niveau geeft het vernieuwde arbeidsmarktdashboard van UWV inzicht in verschillende arbeidsmarktindicatoren.

Tabel 15 Kerncijfers arbeidsmarkt1
 

Realisatie 2019

Realisatie 2020

Realisatie 2021

Beroepsbevolking (x 1.000)

9.540

9.581

9.663

Niet-beroepsbevolking (x 1.000)

3.749

3.786

3.483

Werkzame beroepsbevolking (x 1.000)

9.117

9.116

9.255

Werkloze beroepsbevolking (x 1.000)

423

465

408

Werkloosheidspercentage

4,4

4,8

4,2

 

15 tot 25 jaar (jeugdwerkloosheid)

8,5

10,6

9,3

 

25 tot 45 jaar

3,5

3,9

3,3

 

45 tot 75 jaar

3,7

3,4

3,0

Bron: CBS, Statline.

X Noot
1

Vanwege wijzigingen in het onderzoeksdesign en de vragenlijst van de Enquête Beroepsbevolking (EBB) is er een revisie van de cijfers doorgevoerd voor de verslagjaren 2003 tot en met 2021. Dat betekent dat de realisatiecijfers van voorgaande jaren in deze tabel afwijken van de realisatiecijfers opgenomen in eerdere begrotingen en jaarverslagen. Hierbij een link naar meer informatie over het herontwerp van de EBB: .

Het aantal flexibele contracten is na de afname in 2020 weer toegenomen in 2021. Verder steeg het aantal mensen met een vast contract en het aantal zelfstandigen verder. Het aandeel vaste contracten binnen de totale populatie is stabiel gebleven op 57%. Naarmate mensen een hoger opleidingsniveau hebben, hebben ze vaker een vast contract en minder vaak een flexibel contract.

Tabel 16 Kerncijfers werkzame beroepsbevolking: aandeel contractvorm1

Aantal (x 1.000)

vaste arbeidsrelatie

flexibele arbeidsrelatie

zelfstandigen

totaal

 

2019

4.996

2.765

1.356

9.117

 

2020

5.158

2.545

1.413

9.116

 

2021

5.230

2.580

1.445

9.255

Bron: CBS, Arbeidsdeelname, kerncijfers.

X Noot
1

Vanwege wijzigingen in het onderzoeksdesign en de vragenlijst van de Enquête Beroepsbevolking (EBB) is er een revisie van de cijfers doorgevoerd voor de verslagjaren 2013 tot en met 2021. Dat betekent dat de realisatiecijfers in deze tabel afwijken van de realisatiecijfers opgenomen in de begrotingen en jaarverslagen van voorgaande jaren. Hierbij een link naar meer informatie over het herontwerp van de EBB: .

Tabel 17 Kerncijfers werkzame beroepsbevolking, aandeel contractvorm naar opleidingsniveau1
 

vaste arbeidsrelatie

flexibele arbeidsrelatie

zelfstandigen

totaal

Laag (x 1.000)

2021

848

714

231

1.792

Midden (x 1.000)

2021

2.058

1.020

552

3.631

Hoog (x 1.000)

2021

2.296

831

653

3.779

Totaal (x 1.000)2

2021

5.202

2.565

1.436

9.202

Bron: CBS, Statline.

X Noot
1

Vanwege wijzigingen in het onderzoeksdesign en de vragenlijst van de Enquête Beroepsbevolking (EBB) zijn cijfers van voorgaande jaren niet vergelijkbaar met de cijfers van 2021. Daarom zijn alleen de realisatiecijfers voor 2021 opgenomen in deze tabel. Hierbij een link naar meer informatie over het herontwerp van de EBB: .

X Noot
2

Deze totaaltelling is exclusief het aantal werknemers waarvan het opleidingsniveau onbekend is.

Gezond en veilig werken

Het ziekteverzuim is licht gestegen (van 4,7% naar 4,9%). Het aandeel werknemers met een arbeidsongeval met ten minste één dag verzuim ligt sinds 2020 op een iets lager niveau ten opzichte van de jaren daarvoor. Het beeld voor 2021 is daarmee in lijn. Het aantal incidenten met gevaarlijke stoffen ligt de laatste jaren op 0 tot 3 incidenten op jaarbasis. In 2021 zijn 2 incidenten met gevaarlijke stoffen gemeld.

Tabel 18 Kerncijfers gezond en veilig werken
 

Realisatie 2019

Realisatie 2020

Realisatie 2021

Werknemers met een arbeidsongeval met ten minste een dag verzuim (%)1

1,5

1,2

1,3

Zelfstandigen met een arbeidsongeval met ten minste een dag verzuim (%)2

1,1

Ziekteverzuim (%)3

4,4

4,7

4,9

Aantal incidenten met grote hoeveelheden gevaarlijke stoffen4

3

0

2

Werknemers met een volgens henzelf door een arts vastgestelde beroepsziekte (%)5

3,2

Zelfstandigen met een volgens henzelf door een arts vastgestelde beroepsziekte (%)2

1,8

X Noot
1

Bron: CBS/TNO, Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden.

X Noot
2

Bron: CBS/TNO, Zelfstandigen Enquête Arbeid. Deze enquête wordt tweejaarlijks uitgevoerd.

X Noot
3

Bron: CBS, kwartaalenquête ziekteverzuim.

X Noot
4

Bron: Nederlandse Arbeidsinspectie, administratie.

X Noot
5

Bron: CBS/TNO, Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden. In deze enquête wordt tweejaarlijks gevraagd naar beroepsziekten.

Arbeidsverhoudingen en -voorwaarden

De ontwikkeling van het aantal werknemers dat onder een cao valt hangt samen met het aantal bij SZW aangemelde cao’s in het betreffende onderzoeksjaar. Dit is afhankelijk van de looptijd van cao’s en kan per jaar verschillen, evenals het aantal werknemers dat onder de aangemelde, lopende cao’s valt.

Tussen 2020 en 2021 was er sprake van een toename van het aantal afgegeven tewerkstellingsvergunningen. Dit komt onder meer doordat er door het vervallen van de coronamaatregelen waaronder het opheffen van reisbeperkingen meer aanvragen zijn gedaan. De stijging wordt voor een belangrijk deel veroorzaakt door een toename van het aantal verleende tewerkstellingsvergunningen ten behoeve van buitenlandse studenten die bijkomende werkzaamheden verrichten (van 4.215 in 2020 naar 6.115 in 2021). Daarnaast is de stijging veroorzaakt door 555 tewerkstellingsvergunningen dan wel gecombineerde vergunningen die voor het eerst in 2021 zijn verleend aan werkgevers voor Britten als gevolg van Brexit.

Tabel 19 Kerncijfers arbeidsverhoudingen en -voorwaarden
 

Realisatie 2019

Realisatie 2020

Realisatie 2021

Aantal werknemers onder cao (x 1.000, ultimo)1

5.654

5.764

5.679

 

bij direct aan bedrijfstak- en ondernemingscao's gebonden werkgevers

4.813

4.873

4.799

 

bij door algemeen verbindendverklaring gebonden werkgevers

841

891

880

Aantal verleende tewerkstellingsvergunningen (x 1.000, ultimo)2

13,3

9,2

11,6

X Noot
1

Bron: SZW, administratie. Realisatie 2021 betreft voorlopige cijfers.

X Noot
2

Bron: UWV, jaarverslag. Het gaat hierbij om verleende tewerkstellingsvergunningen en positieve adviezen ten aanzien van een gecombineerde vergunning voor verblijf en arbeid.

Handhaving

De Nederlandse Arbeidsinspectie is toezichthouder en opsporingsinstantie van het Ministerie van SZW op de terreinen gezond, veilig en eerlijk werk en bestaanszekerheid voor iedereen. Ook voert de Arbeidsinspectie op het gebied van pgb- en declaratiefraude opsporingstaken uit voor het Ministerie van VWS. Net als de strafrechtelijke opsporing op het terrein van SZW vinden deze onderzoeken plaats onder gezag van het Openbaar Ministerie.

Het kabinet Rutte III heeft in 2018 structureel extra middelen vrijgemaakt voor de handhavingsketen van de Arbeidsinspectie (oplopend tot € 50 miljoen in 2022). Eind 2018 is dat bedrag aangevuld met een extra € 0,5 miljoen voor de aanpak van arbeids(markt)discriminatie bij werving en selectie (Kamerstukken II 2018/19, 29 544, nr. 846). In de SZW Begroting 2018 en 2019 en in diverse Kamerbrieven zijn de met deze extra middelen te behalen doelen verwoord (Kamerstukken II 2017/18, 34 775 XV, nr. 1, Kamerstukken II 2017/18, 34 775 XV, nr. 74, Kamerstukken II 2018/19, 35 000 XV, nr. 1, Kamerstukken II 2018/19, 29 544, nr. 846). Ook in 2023 stuurt de Arbeidsinspectie aan de hand van kerncijfers «Inspectie Control Framework (ICF)» op het behalen van deze doelen.

Het kabinet Rutte IV maakt met zijn coalitieakkoord structureel middelen vrij voor onder andere arbeidsmarkt, arbeidsmigratie, mensenhandel/arbeidsuitbuiting en discriminatie. Als gevolg van de daarbij aangekondigde maatregelen zal de toezichtstaak van de Arbeidsinspectie de komende jaren naar verwachting groter worden. Haar formatie wordt daartoe vanaf 2022 in drie jaar structureel uitgebreid.

De Arbeidsinspectie blijft investeren in de verdere ontwikkeling van haar werkwijze. Naast de door het kabinet Rutte III gewenste versterking van de inspectieketen betreft dit de verdere verankering binnen de organisatie van het programmatisch werken en de beweging van outputsturing naar sturing op maatschappelijk effect (‘van streepjes naar effect’). Dat uit zich onder meer in de opname van hieraan gerelateerde kerncijfers in de SZW Begroting sinds 2018.

De Arbeidsinspectie heeft een nieuw Meerjarenplan 2023-2026. De hiertoe opnieuw uitgevoerde risico- en omgevingsanalyses laten zien dat de risico’s die in de vorige meerjarenperiode prioritair van aard waren, dat in de komende periode in belangrijke mate blijven. De Arbeidsinspectie werkt in haar actieve programmering op basis van deze geprioriteerde risico’s. Via de afhandeling van meldingen van burgers, organisaties en partners zal zij waar nodig ook op niet-geprioriteerde risico’s acteren. Meldingen en de opvolging daarvan vormen ook de komende jaren een substantieel aandachtsgebied van de Arbeidsinspectie. Ruwweg de helft van al haar inspanningen richt zich op dit gebied.

De Arbeidsinspectie komt in de praktijk regelmatig onwenselijke of schadelijke situaties tegen waarbij zij niet bevoegd is om op te treden. De Arbeidsinspectie wil de komende jaren over dergelijke situaties een duidelijk signaal afgeven, zodat andere partijen daarop wel actie kunnen ondernemen. Hierin past ook dat zij vroegtijdig waarschuwt voor situaties of constructies die weliswaar legaal zijn, maar toch een schadelijke uitwerking hebben op gezond, veilig en eerlijk werk.

De Arbeidsinspectie werkt ook in de periode 2023-2026 programmatisch om complexe vraagstukken effectief aan te pakken en om zich snel aan te kunnen passen als zich veranderingen in de maatschappelijke omgeving voordoen. Dit actieve toezicht vindt in de komende meerjarenperiode plaats vanuit elf programma’s gericht op herkenbare maatschappelijke risico’s. Met deze programma’s moeten de effecten van deze risico’s verminderd worden en bouwt de Arbeidsinspectie in belangrijke mate voort op de programmering van de afgelopen jaren.

Hardnekkige maatschappelijke problemen op het inspectiedomein zijn vervlochten met andere beleidsterreinen en raken het werk op internationaal, nationaal, regionaal en gemeentelijk niveau. Voor een effectieve aanpak in het programmatisch georganiseerd toezicht wil de Arbeidsinspectie samenwerken met internationale, nationale en regionale toezichthouders.

De in tabel 20 getoonde kerncijfers geven op hoofdlijnen de ontwikkelingen weer in haar speerpunten en haar bijdrage aan de realisatie van maatschappelijk effect.

Kerncijfers

De Arbeidsinspectie houdt vast aan de doelen die naar aanleiding van de eerdergenoemde extra middelen uit het regeerakkoord Rutte III zijn geformuleerd. Dat zijn een herstel van de balans tussen reactieve inspecties en actieve op preventie gerichte inspecties op het terrein van Gezond en Veilig en een verhoging van het aandeel gezamenlijke inspecties bij Brzo- bedrijven (Besluit risico's zware ongevallen) naar tenminste 90%. Daarnaast wil de Arbeidsinspectie haar niveau van informatiegestuurd werken in 2023 verhogen. Bovendien streeft de Nederlandse Arbeidsinspectie naar een verdubbeling van haar interventiedekking eerlijk werk in 2023 naar 2%.

De kerncijfers «Capaciteitsinzet» geven weer hoe de beschikbare capaciteit is verdeeld over de diverse domeinen. Er is een wervingsmodel opgesteld waardoor de capaciteitsinzet de komende jaren groeit naar de gewenste inzet op de verschillende domeinen in 2023.

Handhavingspercentages geven een indicatie van de bijdrage van de Arbeidsinspectie aan het beoogde maatschappelijk effect. Het handhavingspercentage bij eerste inspectie biedt inzicht in de mate waarin zij erin slaagt om risicogericht te inspecteren, dus om werkgevers te bezoeken die de regels overtreden. Dit is voldoende het geval als daarvan bij meer dan de helft van de bezochte bedrijven sprake is. Het handhavingspercentage bij herinspectie zegt iets over de mate waarin de Arbeidsinspectie erin slaagt om een gedragsverandering te realiseren bij werkgevers die de regels niet naleefden. Als de Nederlandse Arbeidsinspectie daarin voldoende slaagt, ligt het handhavingspercentage bij herinspectie onder de 50%.

Tabel 20 Nederlandse Arbeidsinspectie: Inspectie Control Framework, capaciteitsinzet en effect
 

Realisatie 2021

Raming 2022

Raming 2023

Inspectie Control Framework

   

Verhouding actief/reactief in Gezond en Veilig (excl. Brzo; %)1

45:55

50:50

50:50

Deelname Nederlandse Arbeidsinspectie aan gezamenlijke Brzo-inspecties (%)

97

>90

>90

Niveau informatiegestuurd werken (schaal 0-5)2

3

3

Interventiedekking Eerlijk werk (%)4

3

2

Capaciteitsinzet (%)5

   

Gezond en Veilig

37

3

34

Gevaarlijke Stoffen6

13

3

13

Arbeidsdiscriminatie

3

3

2

Eerlijk

46

3

50

Werk en Inkomen

1

3

1

Effect

   

Handhavingspercentage eerste inspectie Gezond en Veilig (excl. Brzo)

37

>50

>50

Handhavingspercentage herinspectie Gezond en Veilig (excl. Brzo)

23

<50

<50

Handhavingspercentage Brzo7

44

40

<40

Handhavingspercentage eerste inspectie Eerlijk

47

>50

>50

Handhavingspercentage herinspectie Eerlijk

29

<50

<50

X Noot
1

In 2021 is dit realisatiecijfer eind 2021. Hierin zijn coronameldingen als 'actief' meegenomen.

X Noot
2

Definitie niveau 2: "Interne informatie wordt gestructureerd verzameld in de eigen organisatie en informatie geeft antwoord op wat het probleem is". Definitie niveau 3: "Interne en externe informatie wordt gestructureerd verzameld en geanalyseerd. Informatie heeft een sturende rol".

X Noot
3

De Nederlandse Arbeidsinspectie heeft voor de tussenliggende jaren geen doelen geformuleerd. De uitbreiding richt zich op doelen in 2020 of 2023. Voor de tussenliggende jaren zijn geen betekenisvolle doelen mogelijk.

X Noot
4

Dit betreft het aandeel van alle bedrijven waar oneerlijk werk een potentieel risico is en waar de Nederlandse Arbeidsinspectie toezicht heeft gehouden. Doel is verdubbeling van 1% in 2017 tot 2% eind 2023. Voorheen werd deze indicator inspectiedekking genoemd. Aangezien naast inspecties ook het bereik van andere interventies wordt meegenomen, dekt de term interventiedekking de lading beter.

X Noot
5

Betreft alleen de capaciteitsinzet in de programma's.

X Noot
6

Dit realisatiecijfer betreft zowel de inzet op Brzo-bedrijven als de inzet op gevaarlijke stoffen. Beide onderwerpen worden opgepakt in het programma Bedrijven met Gevaarlijke Stoffen (BmGS).

X Noot
7

Bij het inspecteren van bedrijven op grond van het Brzo wordt geen onderscheid gemaakt tussen eerste inspecties en herinspecties. De Nederlandse Arbeidsinspectie blijft inspecteren totdat een onvolkomenheid of overtreding is opgeheven.

3.2 Artikel 2 Bijstand, Participatiewet en Toeslagenwet

A. Algemene doelstelling

De overheid ondersteunt bij het vinden van werk en biedt inkomensondersteuning en aangepaste arbeid aan hen die dat nodig hebben.

Wie kan werken, moet dat ook doen. Dit is in de eerste plaats in het belang van de betrokkene zelf: werk zorgt voor economische en financiële zelfstandigheid, draagt bij aan het gevoel van eigenwaarde en biedt kansen om volop mee te doen in de samenleving. De overheid streeft naar een transparant en activerend sociaal zekerheidsstelsel dat mensen enerzijds ondersteunt en prikkelt om (weer) aan het werk te gaan als dat kan en dat hen anderzijds de zekerheid biedt van een adequaat vangnet als dat echt nodig is.

Mensen hebben de verantwoordelijkheid om in het eigen inkomen te voorzien en nemen daartoe zelf het initiatief. Alleen als het vinden van werk op eigen kracht niet lukt, helpt de overheid hierbij door ondersteuning bij re-integratie of beschut werk aan te bieden. Aan mensen die (tijdelijk) niet in hun eigen levensonderhoud kunnen voorzien biedt de overheid een sociaal vangnet in de vorm van bijstand. Daarbij streeft de overheid ernaar om het aantal loketten waar uitkeringsgerechtigden mee te maken hebben te beperken.

De overheid biedt inwoners van Caribisch Nederland waar nodig re-integratieondersteuning en inkomensondersteuning op grond van de Onderstandsregeling.

B. Rol en verantwoordelijkheid

De Minister heeft een systeemverantwoordelijkheid. In dit kader stimuleert de Minister het vinden van werk door middelen beschikbaar te stellen aan gemeenten ten behoeve van re-integratie-inspanningen, sociale werkvoorziening en loonkostensubsidies, en financiert zij de inkomensondersteuning en de loonkostensubsidies.

De Minister is verantwoordelijk voor:

  • de vormgeving, het onderhoud en de werking van het stelsel van wet- en regelgeving;

  • de vaststelling van de hoogte van de algemene bijstandsniveaus;

  • het ter beschikking stellen aan en verdelen van middelen onder gemeenten voor de inkomensvoorziening en de loonkostensubsidies vanuit de Participatiewet, waarin begrepen zijn de IOAW, IOAZ en algemene bijstand voor zelfstandigen;

  • het ter beschikking stellen aan en verdelen van middelen onder gemeenten voor de uitvoering van het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004;

  • het houden van systeemtoezicht; het toepassen van interbestuurlijke toezichtinstrumenten indien de medeoverheden op ernstige wijze onrechtmatig handelen of nalaten rechtmatig te handelen. Het verzamelen van informatie om op landelijk geaggregeerd niveau te kunnen beoordelen of het systeem werkt, en zo niet, wanneer en in welke vorm aanpassingen van dat systeem wenselijk zijn;

  • de budgetmutaties en de extrapolatie van de meerjarenraming van het in de integratie-uitkering sociaal domein opgenomen SZW-aandeel en de verdeling daarvan die aansluit bij de gedecentraliseerde taak;

  • de sturing van en het toezicht op de rechtmatige, doeltreffende en doelmatige uitvoering door de SVB (AIO, bijstand buitenland) en UWV (TW);

  • de organisatie van de eigen uitvoering binnen het verband van de Rijksdienst Caribisch Nederland (RCN).

Het Rijk verschaft gemeenten middelen voor de uitvoering en geeft de wet- en regelgeving vorm waarbinnen deze uitvoering plaatsvindt. Binnen deze wettelijke kaders hebben gemeenten beleidsvrijheid om maatwerk te bieden waarmee participatie zo optimaal mogelijk wordt ondersteund. Het Rijk stelt een toereikend macrobudget aan de gemeenten beschikbaar om loonkostensubsidies en bijstandsuitkeringen te betalen. Het macrobudget wordt zoveel mogelijk op basis van objectieve factoren onder de gemeenten verdeeld, vanaf 2022 wordt het deelbudget voor loonkostensubsidies op basis van historische uitgaven over gemeenten verdeeld. Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de rechtmatige en doeltreffende uitvoering van de Participatiewet en aan genoemde wet verwante wetten en voorzieningen. Gemeenten zijn hiermee onder meer verantwoordelijk voor de handhaving van de naleving van verplichtingen door personen die een beroep doen op deze wetten. Bij ernstig onrechtmatig handelen of nalaten rechtmatig te handelen in de gemeentelijke uitvoering van de Participatiewet kan de Minister een aanwijzing geven aan een college, overgaan tot het optreden namens een nalatige gemeente dan wel een besluit tot vernietiging door de Kroon voordragen. De interbestuurlijke interventie heeft geen betrekking op de doelmatigheid en de doeltreffendheid van de uitvoering, welke een louter gemeentelijke aangelegenheid zijn.

C. Beleidswijzigingen

Participatiewet in balans

In de uitvoering van de Participatiewet worden door burgers en professionals hardheden ervaren. Strikte eisen en verantwoordelijkheden leiden soms tot onbedoelde en ongewenste effecten, waarbij men in de uitvoering weinig tot geen ruimte voelt om in specifieke situaties het benodigde maatwerk te bieden.

In 2021 is een traject gestart om de Participatiewet te verbeteren. Als onderdeel van dit traject is de Participatiewet in lijn met het coalitieakkoord gewogen op eenvoud, menselijke maat en uitvoering. Het traject is opgepakt als een brede maatschappelijke opgave. Samen met bijstandsgerechtigden, gemeenten, de SVB en andere partijen zijn ervaren hardheden en knelpunten geïnventariseerd, achterliggende oorzaken geanalyseerd en oplossingsrichtingen geformuleerd.

Verschillende verbeteringen aan de Participatiewet zijn in voorbereiding (Kamerstukken II 2021/22, 34 352, nr. 253). Het wetstraject om de kostendelersnorm te wijzigen in de Participatiewet is inmiddels in gang gezet, dit loopt mee in het wetsvoorstel Breed Offensief. Op 5 juli 2022 heeft de Tweede Kamer ingestemd met het wetsvoorstel Breed Offensief. Inwerkingtreding van dit wetsvoorstel is, na behandeling en goedkeuring door de Eerste Kamer, per 1 januari 2023 voorzien.

De overige verbeteringen worden de komende periode nader uitgewerkt in twee sporen. Doel van het eerste spoor is om ruimte te genereren om in de uitvoering de ondersteuning vanuit de wet meer toe te kunnen spitsen op de situatie van de bijstandsgerechtigde. Waar nodig zal hiervoor wetgeving worden aangepast, maar gelijktijdig zullen verbeteringen in de praktijk en uitvoering aangebracht worden. In het tweede spoor, dat gelijktijdig wordt opgepakt met andere departementen, gemeenten, de SVB, de sociaal ontwikkelbedrijven en andere betrokkenen, ligt de focus op versterken van bestaanszekerheid in brede zin, perspectief/integraliteit met aanpalende wetgeving in het sociaal domein, en handhaving.

Het jaar 2023 zal het zwaartepunt zijn van het voorbereiden en doorvoeren van de verbeteringen. Streven is om deze verbeteringen waar wetgeving voor nodig is per 1 januari 2024 in te voeren.

Aanpak geldzorgen, armoede en schulden

Met de ‘Aanpak geldzorgen, armoede en schulden’ gaat het kabinet aan de slag met een meerjarige aanpak met als doel een halvering van het aantal kinderen dat opgroeit in armoede in 2025 (ten opzichte van 2015), en een halvering van armoede en problematische schulden in het algemeen in 2030 (ten opzichte van 2015). Het kabinet start een interdepartementaal en interbestuurlijk programma, waarbij de behoeften van mensen centraal worden gesteld. De aanpak bestaat uit een groot aantal acties, initiatieven en maatregelen op diverse terreinen. Hierbij wordt ook aangesloten bij andere kabinetsprogramma’s, zoals het Nationaal programma Leefbaarheid en Veiligheid en de Gelijke Kansen Alliantie. Het programma zorgt voor een samenhangend pakket maatregelen van de rijksoverheid, gemeenten, uitvoeringsorganisaties en maatschappelijke partijen. Voor het behalen van de geformuleerde doelstellingen wil het kabinet:

  • 1. Een betere borging van bestaans- en inkomenszekerheid: een voldoende en stabiel inkomen is de basis;

  • 2. Preventie van geldzorgen: goede voorlichting van jongs af aan, in alle levensfases en dichtbij om de juiste financiële keuzes te kunnen maken;

  • 3. Een overheid die werkt voor mensen en voorziet in laagdrempelige, eenvoudige, mensgerichte financiële hulp en sociale incasso;

  • 4. Maatregelen nemen om (generatie)armoede te doorbreken zodat iedereen meedoet en vooruitkomt;

  • 5. Realiseren dat meer mensen eerder en betere schuldhulpverlening ontvangen en sneller perspectief hebben op een financieel zorgeloze toekomst.

Voor de aanpak stelt het kabinet in 2023 € 118 miljoen, in 2024 € 102 miljoen, in 2025 € 95 miljoen en vanaf 2026 structureel € 73 miljoen beschikbaar. Daarnaast is het kabinet voornemens om daar bovenop vanaf 2026 structureel € 27 miljoen uit de enveloppe arbeidsmarkt, armoede en schulden in te zetten voor dit doel. Deze toevoeging is afhankelijk van de uitkomsten van monitoring en evaluatie. Daarmee zou het totale structurele budget voor de aanpak op € 100 miljoen komen.

De uitzonderlijk hoge inflatie vraagt daarnaast om aanvullende, incidentele inzet. Om stapeling van sociale en maatschappelijke problemen te voorkomen wordt daarom door het kabinet incidenteel € 200 miljoen extra beschikbaar gesteld. De middelen zijn bestemd voor enerzijds gerichte tegemoetkomingen (zoals bijzondere bijstand, voedselbanken, initiatieven die deelname van kinderen aan school en samenleving financieel borgen) en anderzijds voor extra capaciteit, snelheid en effectiviteit in de schuldhulpverlening. De precieze inzet van de middelen wordt nader uitgewerkt.

Ook in 2023 stelt het Rijk € 1,4 miljard beschikbaar zodat gemeenten huishoudens tot 120 procent van het sociaal minimum een energietoeslag van 1300 euro uit kunnen keren. Hiermee worden deze huishoudens ondersteund bij het opvangen van de hogere energieprijzen. De energietoeslag is onderdeel van het grotere pakket om de koopkracht van lagere inkomens te ondersteunen.

Preventie van geldzorgen

Het kabinet wil geldzorgen vóór zijn. We willen voorkomen dat geldzorgen ontstaan, willen geldzorgen snel in beeld krijgen en willen voorkomen dat beginnende problemen verergeren. Naast het versterken van financiële educatie en het beperken van financiële risico’s (van bijvoorbeeld achteraf betalen) investeert het kabinet in het in kaart brengen en opschalen van effectieve aanpakken gericht op de preventie van geldzorgen. Het kabinet zet in op het faciliteren van lokale coalities van partijen dicht om mensen heen, die dreigende of beginnende geldzorgen kunnen signaleren, het gesprek hierover aangaan en ondersteuning bieden of doorverwijzen naar de juiste hulp.

Laaggeletterdheid is een van de oorzaken voor geldzorgen. Er zijn in Nederland 2,5 miljoen laaggeletterden, dit zijn mensen met weinig basisvaardigheden. Zij hebben vaak moeite met het regelen van geldzaken. Naar schatting heeft ongeveer de helft van de mensen met betalingsachterstanden moeite met lezen en schrijven. Met het interdepartementale programma Tel mee met Taal, via de Wet Educatie Beroepsonderwijs (WEB) gelden, wordt met extra middelen geïnvesteerd in het versterken van basisvaardigheden van jong en oud. Deze inzet draagt eraan bij dat de stap van werk(loosheid) naar werk kleiner wordt en dat mensen meer grip op hun geldzaken kunnen krijgen. De uitbreiding van de WEB-gelden vraagt vanuit de envelop arbeidsmarkt, re-integratie, armoede en schulden (SZW) een bedrag van structureel € 5 miljoen per jaar vanaf 2023 en wordt uitgekeerd via de begroting van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

Armoede

Het kabinet zet erop in om de bestaanszekerheid te versterken door het voorkomen en aanpakken van armoede- en schuldenproblematiek. Het kabinet is gestart met een ambitieus interdepartementaal en interbestuurlijk programma aanpak preventie van geldzorgen, armoede en schulden. In 2022 zal het kabinet stappen zetten in de uitvoering van dit programma en daarbij de behoeften van mensen centraal zetten. Bij de aanpak van armoede zal bijzondere aandacht zijn voor de aanpak van kinderarmoede. Een kind dat opgroeit in een gezin met armoede krijgt niet alleen te maken met financiële tekorten, maar staat ook op achterstand op andere punten in het leven. Wij zetten ons in om deze kansenongelijkheid aan te pakken. De ambitie is daarom om het aantal kinderen dat opgroeit in armoede in vier jaar tijd te halveren. Ook zal er aandacht zijn voor de sociale componenten van armoede (zoals het risico van sociale uitsluiting) en de verbinding met werk worden gelegd: werken of meer uren werk is een belangrijke weg om uit armoede te komen. Verder neemt het kabinet maatregelen om bestaanszekerheid beter te borgen: zo gaat het wettelijk minimumloon omhoog en daarmee ook het sociaal minimum. 

Om de bestaanszekerheid te versterken, wil het kabinet het sociaal minimum elke vier jaar herijken om vast te stellen of dit toereikend is om van te leven en mee te doen in de samenleving. De eerste stap is dat, naar aanleiding van de motie Omtzigt, een onafhankelijke commissie sociaal minimum aan de slag is. Deze commissie gaat, in lijn met de motie Omtzigt, onderzoek doen naar het sociaal minimum voor verschillende huishoudtypen; de systematiek van het sociaal minimum en scenario’s hoe de systematiek beter kan aansluiten op de normen voor het bestaansminimum. De taakopdracht is op 8 juli 2022 aan de Tweede Kamer verstuurd. De commissie presenteert binnen een jaar haar eindrapport.

Schulden

De afgelopen jaren zijn goede resultaten bereikt met de brede schulden­aanpak. Het kabinet bouwt hierop met deze aanpak voort met als doel om een nog grotere beweging in gang te zetten. Het kabinet kijkt daarbij ook nadrukkelijk naar het inzetten op bewezen effectieve interventies en bestedingen van wat er al is en werkt. Het kabinet geeft hierbij prioriteit aan: 1) preventie en vroegsignalering, 2) versnelling van schuldhulpverlening en betere toegang tot de wettelijke schuldsanering (Wsnp) en 3) verdere verbetering van de (rijks)incasso met oog voor de menselijke maat. Uitgangspunt is een sneller perspectief op een financieel zorgeloze toekomst: het kabinet schaalt effectieve hulpverleningspakketten op en borgt de kwaliteit van de schuldhulpverlening en bewindvoering. Het kabinet zet in op het verbeteren van de samenwerking tussen schuldenbewind, schuldhulpverlening en wettelijke schuldsanering vanuit burger perspectief.

Ondersteuning van kwetsbare jongeren naar werk

Gemeenten krijgen € 8 miljoen in 2023 voor het ondersteunen naar werk van schoolverlaters met een structurele achterstand op de arbeidsmarkt. Het gaat om jongeren zonder startkwalificatie uit het praktijkonderwijs of voortgezet speciaal onderwijs of door voortijdige schooluitval en jongeren uit het middelbaar beroepsonderwijs (mbo) met nadruk op niveau 1/entree en 2 in de beroepsopleidende leerweg. Doel is in onderlinge samenwerking met de school en de regionale meld- en coördinatiefunctie te zorgen voor een sluitende, integrale aanpak van school naar vervolgonderwijs of werk en bij uitval weer terug naar school of werk. Bij transities is immers het risico groter dat kwetsbare jongeren tussen wal en schip belanden, niet participeren en buiten beeld raken met alle problemen van dien.

Breed Offensief

Om de arbeidskansen van mensen met een beperking te vergroten heeft het kabinet een breed offensief gelanceerd (Kamerstukken II 2018/19, 34 352, nr. 115, nr. 138, nr. 163). Het Breed Offensief bevat verschillende maatregelen die ervoor moeten zorgen dat meer mensen met een beperking aan het werk komen en blijven. Diverse maatregelen zijn reeds in uitvoering en bij lagere regelgeving doorgevoerd. Zo is een gestroomlijnd werkproces loonkostensubsidie (LKS) ontworpen, is een uniforme loonwaardemethode Participatiewet per 1 juli 2021 in werking getreden (Stb. 2021, 113) en wordt het budget voor LKS met ingang van 2022 op basis van realisatie over gemeenten verdeeld (Stb. 2021, 442). Dit stimuleert gemeenten om LKS in te zetten en daarmee de arbeidskansen te vergroten van mensen die niet zelfstandig het wettelijk minimumloon kunnen verdienen.

Voor een aantal van de voorstellen is wetswijziging noodzakelijk. Belangrijke onderdelen uit het wetsvoorstel zijn het vereenvoudigen van de inzet van het instrument loonkostensubsidie (LKS), het bevorderen van ondersteuning op maat, het werken lonender maken voor mensen met een beperking en het maken van een uitzondering op de vierwekenzoektermijn voor mensen met een evidente beperking. Bovendien is de wijziging van de kostendelersnorm uit het coalitieakkoord aan het wetsvoorstel toegevoegd. De Tweede Kamer heeft het wetsvoorstel op 5 juli 2022 aanvaard. Het streven is dat het wetsvoorstel, onder het voorbehoud van behandeling door de Eerste Kamer, op 1 januari 2023 wordt ingevoerd. Twee wijzigingen (wijziging van de no-riskpolis en herziening van de studietoeslag) uit het wetsvoorstel Breed Offensief zijn via de Verzamelwet 2022 al in werking getreden.

Het macrobudget voor participatiewetuitkeringen is structureel met € 40 miljoen verhoogd zodat mensen die in deeltijd met loonkostensubsidie werken een groter gedeelte van hun inkomen kunnen behouden. Voor de overige voorstellen uit het Breed Offensief is incidenteel € 53 miljoen beschikbaar gesteld. Hiervan is na overleg met gemeenten reeds € 42 miljoen ingezet. Over de resterende middelen vindt nog overleg plaats met gemeenten om tot een doelmatige besteding te komen.

Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten

De banenafspraak uit het Sociaal Akkoord van 2013 heeft tot doel om meer mensen met een arbeidsbeperking aan het werk te helpen bij reguliere werkgevers. Met de sociale partners is afgesproken 125.000 banen voor deze doelgroep te creëren. De opgave voor markt en overheid tot en met 2021 was om 80.000 extra banen te realiseren ten opzichte van de nulmeting. In 2021 is de landelijke doelstelling van 80.000 extra banen (sector en markt samen) met 72.809 banen net niet gehaald. De coronacrisis zal hieraan hebben bijgedragen, hoewel de mate van invloed hiervan op het realiseren van banen voor de doelgroep niet duidelijk is.

Met 60.966 extra banen heeft de sector markt de doelstelling van 60.000 banen weer gehaald. De overheidswerkgevers hebben de doelstelling ook in 2021 niet gehaald. Ten opzichte van de nulmeting heeft de sector overheid 11.842 extra van de afgesproken 20.000 extra banen gerealiseerd. Het resultaat van de sector overheid over 2021 geeft dus geen aanleiding om de quotumregeling te deactiveren.

De minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen heeft de Tweede Kamer op 7 juli 2022 (Kamerstukken II 2021/22, 34 352, nr. 255) geïnformeerd over de resultaten banenafspraak 2021 en de gesprekken over de toekomst van de banenafspraak. Daarin zijn enkele vervolgstappen aangekondigd om de banenafspraak te verbeteren en de inzet van overheidswerkgevers te verstevigen. Het wetsvoorstel vereenvoudigde banenafspraak gaat naar UWV en Belastingdienst voor het actualiseren van de uitvoeringstoetsen. Op basis van onder andere de uitvoeringstoetsen zal de minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen een definitief besluit nemen over het al dan niet indienen van het wetsvoorstel bij de Tweede Kamer.

Tabel 21 Indicatoren banenafspraak
 

Realisatie 20211

Streefwaarde 20212

Streefwaarde 20222

Streefwaarde 20232

Cumulatief aantal extra banen arbeidsbeperkten marktsector t.o.v. nulmeting op 1-1-2013

60.966

60.000

70.000

80.000

Cumulatief aantal extra banen arbeidsbeperkten overheidssector t.o.v. nulmeting op 1-1-2013

11.842

20.000

22.500

25.000

X Noot
1

Berekening SZW op basis van metingen UWV.

X Noot
2

Streefwaarden afkomstig uit memorie van toelichting bij de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten. Kamerstukken II 2013/14, 33 981, nr. 3, blz. 6, tabel «Aantal te realiseren banen voor beoordeling activering quotumheffing».

Verhoging Onderstand Caribisch Nederland

Om toe te werken naar het ijkpunt sociaal minimum op Caribisch Nederland moeten de inkomens worden verhoogd en de kosten van levensonderhoud worden verlaagd. Het kabinet zet in 2023 een volgende stap door onder andere de Onderstand Caribisch Nederland te verhogen. De exacte verhoging is mede afhankelijk van de beleidsmatige stijging van het minimumloon. Dit is nog onderwerp van gesprek met de openbare lichamen en de sociale partners op de eilanden.

Energietoeslag Caribisch Nederland

Vanwege de gestegen prijzen voor energie zal, in navolging van 2022, ook in 2023 een energietoeslag van € 1.300 worden uitgekeerd op Caribisch Nederland.

D. Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel 22 Budgettaire gevolgen van beleid artikel 2 (bedragen x € 1.000)

Omschrijving

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Verplichtingen

8.469.221

7.222.075

6.850.529

7.113.836

7.266.418

7.434.795

7.626.728

        

Uitgaven

8.458.560

7.229.314

6.855.655

7.114.522

7.266.482

7.433.756

7.630.851

        

Inkomensoverdrachten

       

Macrobudget participatiewetuitkering en intertemporele tegemoetkoming

6.436.262

6.021.599

6.014.903

6.250.628

6.382.611

6.536.527

6.694.285

Tozo en Bijstand zelfstandigen bedrijfskrediet (Bbz 2004)

1.136.165

306.180

8.292

7.588

7.588

7.588

7.588

AIO

352.009

365.933

384.231

399.611

422.763

449.378

480.832

TW

461.000

433.129

327.760

351.300

355.212

355.825

357.194

Bijstand overig

900

780

750

710

670

630

600

Onderstand (Caribisch Nederland)

4.347

12.536

14.532

8.507

9.153

9.254

9.298

Subsidies (regelingen)

       

Europees fonds meestbehoeftigen

98

63

0

0

0

0

0

SBCM

2.800

2.800

2.800

2.800

2.800

2.800

2.800

NIBUD

275

385

320

379

314

314

314

Overige subsidies algemeen

22.622

30.693

12.315

6.764

4.808

1.856

1.856

Armoede en schulden

1.044

618

0

0

0

0

0

Alle kinderen doen mee

9.694

12.725

12.070

10.000

10.000

10.000

10.000

Regionale kansen kinderen

83

36

0

0

0

0

0

Waarborgfonds sanering

6.000

0

0

0

0

0

0

Opdrachten

       

Opdrachten algemeen

12.827

28.900

64.045

62.598

56.420

45.441

51.941

Bekostiging

       

ZonMw

1.155

1.297

1.297

1.297

1.297

1.297

1.297

Bijdrage aan ZBO's/RWT's

       

ZonMw

172

182

182

182

182

182

182

Bijdrage aan (andere) begrotingshoofdstukken

       

Financien

0

1.100

1.800

1.800

2.200

2.200

2.200

Bijdrage aan sociale fondsen

       

Pensioenfonds Wsw

10.000

10.000

10.000

10.000

10.000

10.000

10.000

Bijdrage aan agentschappen

       

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland

0

349

349

349

455

455

455

Bijdrage aan medeoverheden

       

SPUK preventie ondermijning

1.100

0

0

0

0

0

0

Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties

       

Contributie CASS

7

9

9

9

9

9

9

        

Ontvangsten

958.115

263.611

18.232

40.416

63.215

62.148

61.807

        

Ontvangsten

       

Algemeen

28.422

46.856

18.232

16.466

15.465

14.348

14.007

Tozo retour kapitaal verstrekkingen

929.693

216.755

0

23.950

47.750

47.800

47.800

Geschatte budgetflexibiliteit

Tabel 23 Geschatte budgetflexibiliteit artikel 2 (%)
 

2023

juridisch verplicht

98,9

bestuurlijk gebonden

0,2

beleidsmatig gereserveerd

1,0

nog niet ingevuld / vrij te besteden

-

De uitgaven op artikel 2 Bijstand, Participatiewet en Toeslagenwet zijn voor 98,9% juridisch verplicht voor het jaar 2023. Per financieel instrument wordt dit onderstaand toegelicht.

Inkomensoverdrachten

De inkomensoverdrachten zijn voor 100% juridisch verplicht. In algemene zin geldt dat inkomensoverdrachten die gebaseerd zijn op wet- en regelgeving voor 100% juridisch verplicht zijn. De inkomensoverdrachten worden gefinancierd door rijksbijdragen aan uitvoerende instellingen, zoals gemeenten (Macrobudget participatiewetuitkeringen, dat vóór oktober 2022 wordt toegekend/verplicht en betrekking heeft op 2023), UWV (Toeslagenwet € 0,4 miljard) en de SVB (AIO € 0,4 miljard).

Subsidies

De subsidies zijn voor 49% juridisch verplicht. De circa 51% (€ 13,5 miljoen) kasmiddelen waarvoor nog ruimte is om verplichtingen aan te gaan, hebben betrekking op geplande subsidies voor armoede onder kinderen (€ 10 miljoen) en bestaan uit overige (incidentele) algemene subsidies (€ 4 miljoen).

Opdrachten

De opdrachten zijn voor 1,6% juridisch verplicht. Het gaat om circa € 1,0 miljoen. Verder zijn er veel projecten waarbij al bestuurlijk is toegezegd dat deze in volgende jaren kunnen doorlopen, deze zijn als bestuurlijk gebonden aangemerkt. Ook zijn er nieuwe reserveringen voor volgende jaren die als beleidsmatig gereserveerd zijn aangemerkt.

Bekostiging

Met de goedkeuring in 2015 van het meerjarige kennisprogramma, zoals dat door ZonMw wordt uitgevoerd, is het budget 100% juridisch verplicht.

Bijdrage aan ZBO's/RWT's

Net zoals het instrument bekostiging is de bijdrage voor de uitvoeringskosten van ZonMw ook voor 100% verplicht.

Bijdrage aan (andere) begrotingshoofdstukken

De bijdrage aan Financiën is 100% juridisch verplicht en vormt een compensatie voor de auditwerkzaamheden in het kader van de uitvoering van het Europees Sociaal Fonds (ESF).

Bijdrage aan sociale fondsen

De bijdrage aan sociale fondsen is 100% juridisch verplicht en vormt compensatie van gestegen werkgeverslasten, onder de voorwaarde dat de werkgevers (de gemeenten) en werknemers die verantwoordelijk zijn voor de pensioenen van de Wsw een akkoord bereiken over een structurele oplossing voor het pensioenfonds PWRI. De financiële compensatie wordt jaarlijks gegeven tot uiterlijk 2057.

Bijdrage aan agentschappen

Net zoals het instrument bijdrage aan (andere) begrotingshoofdstukken is ook de bijdrage aan de Rijksdienst Voor Ondernemen Nederland (RVO) 100% juridisch verplicht. Dit vormt een compensatie voor de auditwerkzaamheden in het kader van de uitvoering van het Europees Sociaal Fonds (ESF).

Bijdrage aan (inter)nationale organisaties

De bijdrage aan het Administratief Centrum voor de sociale zekerheid van Rijnvarenden (CASS) is 100% verplicht.

E. Toelichting op de financiële instrumenten
Inkomensoverdrachten
Macrobudget participatiewetuitkeringen

Het Macrobudget participatiewetuitkeringen voorziet in de middelen voor bijstandsuitkeringen, loonkostensubsidies, IOAW, IOAZ en bijstand voor levensonderhoud van ondernemers. Voor alle gemeenten tezamen wordt het macrobudget voor 2023 geraamd op € 6,0 miljard. In 2023 wordt hiervan een bedrag van € 1,2 miljoen gereserveerd voor de vangnetregeling 2021. Bij de verdeling van het voorlopig macrobudget wordt hiermee rekening gehouden. De vangnetuitkering is bedoeld voor gemeenten waarvan het tekort op het budget op grond van artikel 69 Participatiewet de geldende eigenrisicodrempel overstijgt. Alle gemeenten met een tekort, dat over 2021 meer bedraagt dan 7,5% en over 2019, 2020 en 2021 samen ook meer bedraagt dan 7,5% van het budget 2021, kunnen een beroep doen op de vangnetregeling 2021, gefinancierd uit het macrobudget 2023. In tabel 24 wordt de opbouw van het budget gespecificeerd.

Tabel 24 Extracomptabel overzicht Macrobudget participatiewetuitkeringen (bedragen x € 1.000)
 

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Macrobudget participatiewetuitkeringen en intertemporele tegemoetkoming

6.436.262

6.021.599

6.014.903

6.250.628

6.382.611

6.536.527

6.694.285

        

Macrobudget participatiewetuitkeringen

       

Algemene bijstand en loonkostensubsidies

5.930.527

5.348.765

5.320.707

5.489.951

5.587.595

5.721.052

5.855.357

Loonkostensubsidie

 

319.391

377.191

457.345

518.116

550.880

583.552

IOAW

295.515

261.529

241.276

226.370

199.377

187.072

177.853

IOAZ

29.148

27.798

29.585

30.826

31.387

31.387

31.387

BBZ

130.157

64.116

46.136

46.136

46.136

46.136

46.136

Correctie verdeelmodel

50.915

      

Algemene bijstand

De algemene bijstand op grond van de Participatiewet voorziet in een sociaal vangnet voor personen die niet zelfstandig in hun bestaan kunnen voorzien.

Wie komt er voor in aanmerking?

Iedereen die rechtmatig in Nederland verblijft en woont en die hier te lande in zodanige omstandigheden verkeert of dreigt te geraken dat hij niet over de middelen beschikt om in de noodzakelijke kosten van bestaan te voorzien, kan in aanmerking komen voor bijstand. Dat houdt in dat iedereen met een inkomen onder het sociaal minimum en onvoldoende eigen vermogen recht heeft op bijstand.

Hoe hoog is de bijstand?

De hoogte van de bijstandsuitkering is afhankelijk van leeftijd en leefsituatie. In tabel 25 zijn de bijstandsnormen opgenomen voor gehuwden/samenwonenden en alleenstaanden/alleenstaande ouders van 21 jaar tot de AOW-gerechtigde leeftijd die niet samenwonen met meerderjarige medebewoners. Voor gehuwden en alleenstaanden van 21 jaar of ouder die samenwonen met één of meer meerderjarige personen waarmee kosten kunnen worden gedeeld, geldt op grond van de kostendelersnorm een lager bedrag. Bijstandsgerechtigden van 18 tot 21 jaar ontvangen een lagere uitkering.

Tabel 25 Netto bijstandsnormen van 21 jaar tot de AOW-gerechtigde leeftijd, inclusief vakantietoeslag (in €)
 

1 juli 2022

Gehuwd / samenwonend

€ 1.574,031

Alleenstaande (ouder)

€ 1.101,821

X Noot
1

Budgettaire ontwikkelingen

Op basis van de CPB-raming van de werkloosheid wordt vanaf 2023 een oplopend bijstandsbestand verwacht. De invoering van een aantal wetswijzigingen leidt ook tot een oploop in de raming van de bijstandsuitgaven. Door een inperking van andere regelingen doen komende jaren naar verwachting meer personen een beroep op de bijstand. Dit zijn onder andere de invoering van de Participatiewet (per 2015) en de invoering van het onderdeel WW-duurverkorting in de Wet werk en zekerheid, die inmiddels is vervangen door de Wet arbeidsmarkt in balans. Ook zorgt de aanpassing van de kostendelersnorm voor hogere bijstandsuitgaven vanaf 2023 (Kamerstukken II 2021/22, 35 394, nr. 22).

Beleidsrelevante kerncijfers

Tabel 26 toont de geraliseerde en geraamde omvang van het aantal bijstandsuitkeringen. De Factsheet Participatiewet bevat meer informatie over de ontwikkeling en samenstelling van het bijstandsvolume.

Tabel 26 Kerncijfers volume Participatiewet
 

Realisatie 20211

Raming 2022

Raming 2023

Volume Participatiewetuitkering (x 1.000 huishoudens, jaargemiddelde)

359

343

338

X Noot
1

Bron: CBS, Bijstandsuitkeringenstatistiek.

Tabel 27 Kerncijfers re-integratie door gemeenten
 

Realisatie 2019

Realisatie 2020

Realisatie 2021

Aantal voorzieningen Participatiewet (x 1.000, ultimo)1

231

223

225

Aantal personen met een voorziening Participatiewet (x 1.000, ultimo)1

175

171

173

Aantal gestarte banen na re-integratievoorziening door gemeenten (x 1.000, ultimo)2

49

32

41

    

Werkenden met een voorziening Participatiewet (x 1.000, ultimo)1

49

48

55

 

waarvan personen met een loonkostensubsidie Participatiewet

18

21

25

    

Werknemersbestand Wsw (x 1.000, ultimo)3

78

72

68

Aantal detacheringen als percentage van het totaal aantal arbeidsplaatsen3

37

37

36

Aantal gerealiseerde plaatsen in begeleid werken als percentage van het totaal aantal arbeidsplaatsen3

6,7

6,8

6,9

X Noot
1

Bron: CBS, Statistiek re-integratie gemeenten.

X Noot
2

Bron: CBS, Uitstroom na re-integratie.

X Noot
3

Bron: Panteia, WSW-rapportage.

Tabel 28 Kerncijfers werk voor mensen met een arbeidsbeperking
 

Realisatie 2019

Realisatie 2020

Realisatie 2021

Totaal werkend met een arbeidsbeperking (x 1.000, ultimo)

167

165

173

 

waarvan werkend binnen de Banenafspraak (x 1.000, ultimo)1

120

119

128

 

waarvan werkend op een interne plaatsing Wsw (x 1.000, ultimo)2

43

41

38

 

waarvan werkend met positief advies beschut werk (x 1.000, ultimo)3

4,0

5,2

6,8

X Noot
1

Bron: UWV, Factsheet banenafspraak.

X Noot
2

Bron: Panteia, Jaarrapportage Wsw-statistiek. Onder 'interne' plaatsing valt ook 'werken op locatie' (WOL), waarbij begeleiding plaatsvindt vanuit het Sw-bedrijf.

X Noot
3

Bron: UWV, Rapportage beschut werk.

Loonkostensubsidie (LKS)

Het instrument LKS voorziet werkgevers van een compensatie voor de lagere loonwaarde van een werknemer op basis van de Participatiewet.

Wie komt er voor in aanmerking?

Gemeenten kunnen LKS inzetten voor mensen die niet het Wettelijk minimumloon (WML) kunnen verdienen. Het gaat om mensen voor wie de gemeente verantwoordelijk is om hen te ondersteunen bij het vinden van werk. Dat kan dus gaan om mensen die bijstand ontvangen, mensen die een IOAW- of IOAZ-uitkering ontvangen, mensen die met behulp van een andere voorziening van de gemeente al aan het werk zijn, maar ook om mensen zonder uitkering.

Hoe hoog is de loonkostensubsidie?

De hoogte van de LKS is gelijk aan het verschil tussen het bruto WML en de vastgestelde loonwaarde. De LKS bedraagt maximaal 70% WML (inclusief vakantietoeslag), vermeerderd met een vergoeding voor de werkgeverslasten. De vergoeding bedraagt per 1 januari 2022 23,5%. Gedurende het eerste halfjaar van een dienstbetrekking kan ook forfaitaire LKS worden ingezet. Deze bedraagt 50% van het wettelijk minimumloon, wederom vermeerderd met een vergoeding voor werkgeverslasten. Tijdens dat halfjaar wordt de loonwaarde van de werknemer bepaald.

Budgettaire ontwikkelingen

De uitgaven voor LKS worden voor 2023 geraamd op € 377 miljoen. De uitgaven aan loonkostensubsidie nemen jaarlijks toe doordat de doelgroep van LKS sinds invoering van de Participatiewet ingroeit.

Beleidsrelevante kerncijfers

Tabel 29 Kerncijfers volume loonkostensubsidie
 

Realisatie 2021

Raming 2022

Raming 2023

Volume Loonkostensubsidie (x 1.000 personen, jaargemiddelde)1

34

40

X Noot
1

Vanaf 2022 wordt de raming voor het volume loonkostensubsidie weergegeven in deze tabel. Eerder werd er alleen over de realisaties gerapporteerd. Zie hiervoor "werkenden waarvan personen met een loonkostensubsidie Participatiewet" in tabel 26.

Wetten inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW) en gewezen zelfstandigen (IOAZ)

De IOAW-uitkering is een aanvulling op het (gezins)inkomen tot bijstandsniveau voor oudere werkloze werknemers. Anders dan bij de Participatiewet hoeven werkloze ouderen, die vaak vermogen in spaargeld of eigen huis hebben, in de IOAW hun vermogen niet aan te spreken.

De IOAZ is een uitkering voor ouderen die noodgedwongen zijn gestopt met hun werk als zelfstandige, omdat de inkomsten daaruit onvoldoende waren. De IOAZ-uitkering vult het (gezins)inkomen aan tot het bijstandsniveau. In de IOAZ wordt rekening gehouden met de bijzondere positie van zelfstandigen en hun (bedrijfs)vermogen.

Wie komt er voor in aanmerking?

De belangrijkste doelgroepen van de IOAW-regeling zijn:

  • Werkloze werknemers die op het moment dat zij werkloos worden ten minste 50 jaar zijn en geboren zijn voor 1 januari 1965, die recht hebben op een uitkering op grond van de WW van meer dan drie maanden en die de volledige uitkeringsduur daarvan hebben doorlopen;

  • Werknemers die geboren zijn voor 1 januari 1965, na hun 50e verjaardag recht hebben gekregen op een loongerelateerde WGA-uitkering en van wie de WGA-uitkering is beëindigd, omdat zij niet langer ten minste 35% arbeidsongeschikt zijn.

De IOAZ is bedoeld voor oudere zelfstandigen tussen de 55 jaar en de AOW-gerechtigde leeftijd, die hun bedrijf of zelfstandig beroep na hun 55e verjaardag hebben beëindigd. Om in aanmerking te komen voor een uitkering moet de gewezen zelfstandige onder andere voldoen aan voorwaarden betreffende het gemiddeld jaarinkomen in de drie jaar voorafgaand aan de aanvraag, het verwachte inkomen uit beroep of bedrijf bij voortzetting van het bedrijf en het aantal uren en de duur van de werkzaamheden als zelfstandige.

Hoe hoog is de IOAW/IOAZ?

De hoogte van de IOAW/IOAZ uitkering is afhankelijk van de leefsituatie. Een overzicht van de bruto bedragen staat in tabel 30. In de IOAW en IOAZ geldt sinds 2015 de kostendelersnorm voor alleenstaande kostendelers. Voor alleenstaanden en alleenstaande ouders is de norm 50% van de gehuwdennorm, indien zij samenwonen met één of meer meerderjarige personen.

Tabel 30 Bruto bedragen IOAW/IOAZ per maand, inclusief vakantietoeslag (in €)
 

1 juli 2022

Gehuwd / samenwonend

1.734,161

Alleenstaande (ouder) zonder meerderjarige medebewoners

1.365,651

Alleenstaande (ouder) met een of meer meerderjarige medebewoners

867,081

X Noot
1

Budgettaire ontwikkelingen

De IOAW-uitgaven dalen vanaf 2023 door de beperkende voorwaarde dat het IOAW-recht alleen geldt voor personen geboren voor 1965. Dit leidt ertoe dat in 2023 minder mensen een beroep kunnen doen op de IOAW. In de meerjarenraming wordt rekening gehouden met een opwaarts effect als gevolg van de verhoging van de AOW-leeftijd en de doorstroom vanuit de WW. Doordat mensen later de AOW-leeftijd bereiken, blijven ze langer in de IOAW. Door de verwachte oplopende werkloosheid stromen er meer personen uit de WW naar de IOAW. De uitgaven aan de IOAZ nemen beperkt toe door de verhoging van de AOW-gerechtigde leeftijd.

Beleidsrelevante kerncijfers

Tabel 31 Kerncijfers IOAW en IOAZ
 

Realisatie 20211

Raming 2022

Raming 2023

Volume IOAW (x 1.000 huishoudens, jaargemiddelde)

19

17

15

Volume IOAZ (x 1.000 huishoudens, jaargemiddelde)

1,6

1,7

1,8

X Noot
1

Bron: CBS, Bijstandsuitkeringenstatistiek.

Bijstand zelfstandigen levensonderhoud (Bbz 2004)

De toelichting op het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 staat later in het artikel. Alleen het deel dat onderdeel is van het Macrobudget participatiewetuitkeringen wordt hier toegelicht. Dit is het onderdeel bijstand dat kan worden verstrekt om te voorzien in de kosten van levensonderhoud voor zelfstandigen.

Wie komt er voor in aanmerking?

Startende ondernemers vanuit een uitkering en gevestigde zelfstandigen die aan de voorwaarden van het Bbz voldoen, zoals wanneer hulp via een andere weg niet meer mogelijk is en het inkomen onvoldoende is.

Hoe hoog is de Bbz-uitkering?

De uitkering voor levensonderhoud is gelijk aan die van de algemene bijstand (zie tabel 25) als aanvulling voor levensonderhoud.

Budgettaire ontwikkelingen

De uitgaven voor Bbz levensonderhoud in 2023 worden geraamd op € 46 miljoen. Na afloop van de Tozo per 1 oktober 2021 is een deel van de Tozo-gerechtigden doorgetroomd naar het Bbz. Naar verwachting is deze groep vanaf 2023 uitgestroomd.

Beleidsrelevante kerncijfers

Tabel 32 Kerncijfers Bbz
 

Realisatie 20211

Raming 2022

Raming 2023

Volume Bbz (x 1.000 huishoudens, jaargemiddelde)

3,8

3,6

2,8

X Noot
1

Bron: CBS, Bijstandsuitkeringenstatistiek.

Handhaving

Sinds het tweede kwartaal van 2020 maakt de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (Tozo) onderdeel uit van de Bijstandsdebiteuren en -fraudestatistiek van het CBS. De kerncijfers handhaving Participatiewet laten de afgelopen jaren een stabiel beeld zien. In 2021 is de ultimo stand van de cijfers redelijk gelijk aan 2020 en iets lager dan in 2019, mogelijk te verklaren door de coronacrisis.

Het is primair de bevoegdheid en verantwoordelijkheid van het lokale betuur om een goede invulling te geven aan de handhaving. Waar nodig en mogelijk faciliteert het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid daarbij, veelal in samenwerking met de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) en Divosa. Dit doet zich onder andere voor bij de aanpak van complexe misbruikrisico's of wijzigingen in wet- en regelgeving. VNG en Divosa zijn in dit verband ook nauw betrokken bij het in in 2021 gestarte onderzoek naar het Handhavingsinstrumentarium binnen de (bredere) sociale zekerheid. Het onderzoek kijkt naar mogelijke aanpassingen in het beschikbare handhavingsinstrumentarium zowel om beter maatwerk te kunnen leveren als om effectiever te kunnen handhaven in gevallen van opzet of grove schuld. De VNG rapporteert ten slotte in de signaleringsbrief jaarlijks over de signalen op het gebied van fraude en doet beleidsaanbevelingen.

Tabel 33 Kerncijfers Participatiewet (fraude en handhaving algemene bijstand)
  

Realisatie 2019

Realisatie 2020

Realisatie 2021

Preventie

Gepercipieerde detectiekans (%)

731

662

573

Kennis van de verplichtingen (%)

861

802

873

Opsporing4

Aantal vorderingen in verband met geconstateerde overtredingen met financiële benadeling (x 1.000)5

31

25

26

Totaal benadelingsbedrag (x € 1 mln.)

67

59

60

Sanctionering4

Aantal boetes (x 1.000)

12

9,2

7,5

Totaal boetebedrag (x € 1 mln.)

7,9

5,6

4,6

  

Ontstaansjaar vordering

  

2019

2020

2021

Terugvordering6

Incassoratio fraudevorderingen (boete + benadelingsbedrag) ultimo 2021 (%)

27

21

12

X Noot
1

Bron: Ipsos «Kennis der verplichtingen en detectiekans».

X Noot
2

Bron: I&O Research «Kennis der verplichtingen in de coronacrisis». Als gevolg van een andere insteek van het onderzoek is sprake van een trendbreuk met 2019 en eerder.

X Noot
3

Bron: I&O Research «Kennis der verplichtingen en gepercipieerde detectiekans».

X Noot
4

Bron: CBS, Bijstandsdebiteuren- en fraudestatistiek.

X Noot
5

Dit kerncijfer betreft het aantal vorderingen wegens overtreding van de inlichtingenplicht. Eén overtreding kan meerdere vorderingen tot gevolg hebben. Het aantal overtredingen ligt dus lager.

X Noot
6

Bron: CBS, bijstandsdebiteuren- en fraudestatistiek.

Bijstand zelfstandigen bedrijfskrediet (Bbz 2004)

Startende, gevestigde en beëindigende zelfstandigen kunnen voor financiële ondersteuning onder voorwaarden een beroep doen op het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004. Met dit besluit wordt beoogd kansrijke vanuit een uitkering startende ondernemers een steuntje in de rug te geven en zelfstandigen met tijdelijke financiële moeilijkheden in staat te stellen hun werkzaamheden voort te zetten. De bijstand kan worden verstrekt in de vorm van een uitkering om te voorzien in de kosten van levensonderhoud en in de vorm van bedrijfskredieten.

Wie komt er voor in aanmerking?

Startende ondernemers vanuit een uitkering en gevestigde zelfstandigen die aan de voorwaarden van het Bbz voldoen, zoals wanneer hulp via een andere weg niet meer mogelijk is en het inkomen onvoldoende is.

Hoe hoog is de Bbz-uitkering en het bedrijfskapitaal?

De maximale hoogte van de bijstand voor bedrijfskapitaal wordt in onderstaande tabel vermeld. De bedragen worden jaarlijks aangepast voor gestegen prijzen.

Tabel 34 Bbz-normen kredietverlening (maxima) (in €)
 

1 januari 2022

Startende zelfstandige

39.057

Gevestigde zelfstandige

212.147

Budgettaire ontwikkelingen

Hier wordt het onderdeel van het Bbz over bedrijfskredieten toegelicht. Het bijstandsonderdeel van het Bbz om te voorzien in de kosten van levensonderhoud is onderdeel van het macrobudget en wordt toegelicht onder Macrobudget participatiewetuitkeringen. De uitgaven in 2023 bestaan voornamelijk uit vergoedingen aan gemeenten van kapitaalverstrekkingen die zij in 2021 hebben uitgegeven.

Tijdelijke overbruggingsgeregeling zelfstandig ondernemers (Tozo)

Gemeenten geven uitvoering aan een extra tijdelijke voorziening voor zelfstandigen, de Tijdelijke overbruggingsregeling voor zelfstandige ondernemers (Tozo). De Tozo betreft een tijdelijke regeling en vanaf 1 oktober 2021 is het niet langer mogelijk een aanvraag voor levensonderhoud of bedrijfskapitaal op grond van de Tozo in te dienen. Uitkeringen ten behoeve van levensonderhoud zijn per 1 oktober 2021 afgelopen.

Wie komt er voor in aanmerking?

Zelfstandigen van wie het (huishoud)inkomen als gevolg van de coronacrisis onder het sociaal minimum is geraakt en die aan de overige voorwaarden voldoen, ontvangen aanvullende bijstand. Ondernemers die als gevolg van de coronacrisis liquiditeitsproblemen ervaren, kunnen gedurende de hele looptijd van de Tozo een lening voor bedrijfskapitaal aanvragen.

Hoe hoog is de Tozo-uitkering en het krediet?

De maximale hoogte van de aanvullende bijstand was gelijk aan de bijstandsnormen voor algemene bijstand (tabel 25). Voor bedrijfskredieten gold dat er een lening van maximaal € 10.271,- werd verstrekt.

Budgettaire ontwikkelingen

De Tozo is een tijdelijke regeling in 2020 en 2021. Gemeenten geven uitvoering aan de Tozo en ontvangen daarvoor voorschotten. Op basis van declaratie worden de werkelijke uitgaven van gemeenten vergoed. De uitvoeringskosten worden vergoed op basis van een vast bedrag per besluit op aanvraag. In 2023 vindt definitieve verrekening plaats over de uitgaven in 2021. Vanaf 2024 vindt de afwikkeling met gemeenten plaats met betrekking tot terugbetalingen van kapitaalverstrekkingen. Deze worden onder de ontvangsten verantwoord.

Aanvullende inkomensvoorziening ouderen (AIO)

Ouderen met geen of een onvolledig opgebouwd AOW-pensioen, of ouderen met een volledig opgebouwd AOW-pensioen en een partner jonger dan de AOW-gerechtigde leeftijd kunnen recht hebben op algemene bijstand. Deze bijstand kan worden aangevraagd bij de SVB.

Wie komt er voor in aanmerking?

Personen die de AOW-gerechtigde leeftijd hebben, rechtmatig in Nederland wonen en niet genoeg inkomen of vermogen hebben om in hun levensonderhoud te voorzien.

Hoe hoog is de AIO?

De AIO is een uitkering op huishoudenniveau en vult aan tot bijstandsniveau. De hoogte van de AIO-uitkering hangt af van het inkomen en de leefsituatie. In onderstaande tabel zijn de normen opgenomen voor gehuwden/samenwonenden en alleenstaanden zonder meerderjarige medebewoners. Voor AIO-gerechtigden die samenwonen met één of meer meerderjarige personen waarmee kosten kunnen worden gedeeld, geldt op grond van de kostendelersnorm een lager bedrag.

Tabel 35 AIO netto maandbedragen (maximaal), inclusief vakantietoeslag (in €)
 

1 juli 2022

Gehuwd / samenwonend

1.660,36

Alleenstaande (ouder)

1.225,67

Budgettaire ontwikkelingen

De uitkeringslasten van de AIO nemen de komende jaren toe. Deze budgettaire ontwikkeling houdt verband met de verwachte stijging van het aantal AIO-gerechtigden vanwege vergrijzing en doorwerking van de afschaffing van de partnertoeslag in de AOW vanaf 2015. Vanaf 2025 wordt een grotere groei in de uitkeringslasten verwacht ten opzichte van eerdere jaren. In het Pensioenakkoord is een 2/3-koppeling van de AOW-leeftijd vanaf 2025 afgesproken. Hierdoor wordt de AOW-leeftijd in 2025 tot en met 2027 niet verhoogd. In de jaren dat de AOW-leeftijd niet stijgt bereiken relatief veel mensen de AOW-leeftijd, dit heeft een opwaarts effect op de instroom in de AIO.

Beleidsrelevante kerncijfers

Tabel 36 Kerncijfers AIO
 

Realisatie 20211

Raming 2022

Raming 2023

Aantal huishoudens AIO (x 1.000, jaargemiddelde)

51

52

55

X Noot
1

Bron: CBS, Bijstandsuitkeringenstatistiek.

Handhaving

De SVB draagt zorg voor de handhaving van aan de AIO verbonden verplichtingen. Daarbij geeft de SVB prioriteit aan preventie met daarnaast de nodige aandacht voor controle- en opsporingsonderzoek en de afdoening van overtredingen. De SVB rapporteert in de signaleringsbrief jaarlijks over signalen en fenomenen op het gebied van fraude. Vanwege corona waren mogelijkheden in de afgelopen jaren beperkt om in het kader van preventie, controle en opsporing in contact met betrokken burgers en derden te treden. Naar verwachting kunnen die contacten de komende jaren weer toenemen en kan ook het aantal onderzoeken weer toenemen.

Tabel 37 Kerncijfers AIO (fraude en handhaving)
  

Realisatie 2019

Realisatie 2020

Realisatie 2021

Preventie

Gepercipieerde detectiekans (%)

671

2

563

Kennis van de verplichtingen (%)

851

2

953

Opsporing4

Aantal onderzochte fraudesignalen (x 1.000)

0,6

0,5

0,5

Aantal geconstateerde overtredingen met financiële benadeling (x 1.000)5

0,8

0,4

0,4

Totaal benadelingsbedrag (x € 1 mln.)

1,7

1,3

1,1

Sanctionering4

Aantal waarschuwingen (x 1.000)

1,0

0,3

0,3

Aantal boetes (x 1.000)

0,3

0,2

0,2

Totaal boetebedrag (x € 1 mln.)

0,2

0,2

0,2

  

Ontstaansjaar vordering

  

2019

2020

2021

Terugvordering4

Incassoratio fraudevorderingen (boete + benadelingsbedrag) ultimo 2021 (%)

27

26

21

X Noot
1

Bron: Ipsos «Kennis der verplichtingen en detectiekans».

X Noot
2

Door een gewijzigde onderzoeksopzet is het cijfer over 2020 niet beschikbaar.

X Noot
3

Bron: I&O Research «Kennis der verplichtingen en gepercipieerde detectiekans». Als gevolg van een andere insteek van het onderzoek is sprake van een trendbreuk met 2019 en eerder.

X Noot
4

Bron: SVB, Jaarverslag.

X Noot
5

Cijfers betreffen alle verwijtbare overtredingen van de inlichtingenplicht met financiële benadeling.

Toeslagenwet (TW)

De TW vult uitkeringen op grond van de werknemersverzekeringen aan tot het normbedrag voor het relevante sociaal minimum als het totale inkomen (exclusief TW-uitkering) van de uitkeringsgerechtigde en diens eventuele partner daaronder ligt.

Wie komt er voor in aanmerking?

Uitkeringsgerechtigden komen in aanmerking voor een toeslag als zij een uitkering ontvangen op grond van één van de zogenoemde moederwetten. Dit zijn de WIA, WAO, WAZ, Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening militairen (Wamil), Wajong, IOW, WW, ZW en WAZO. Ook als een werkgever in het tweede ziektejaar minder loon doorbetaalt dan het voor de werknemer geldende sociaal minimum, komt de betrokkene in aanmerking voor een toeslag. De volgende personen kunnen recht hebben op een toeslag:

  • Een gehuwde/samenwonende met een gezamenlijk inkomen dat lager is dan het bruto minimumloon;

  • Een alleenstaande met een inkomen dat lager is dan 70% van het netto minimumloon;

  • Een alleenstaande van 21 jaar of ouder, die samenwoont met één of meer meerderjarige personen die ouder zijn dan 27 jaar waarmee kosten kunnen worden gedeeld, met een inkomen dat lager is dan 50% van het netto minimumloon.

Hoe hoog is de toeslag?

De toeslag vult de uitkering in beginsel aan tot het TW-normbedrag dat op de uitkeringsgerechtigde van toepassing is. Indien het dagloon lager is dan het TW-normbedrag, dan vult de toeslag aan tot dit lagere dagloon.

Tabel 38 Normbedragen TW bruto per dag, inclusief vakantietoeslag (in €)
 

1 juli 2022

Gehuwd / samenwonend

87,20

Alleenstaande van 21 jaar en ouder

62,88

Alleenstaande van 21 jaar en ouder met een of meer meerderjarige medebewoners

39,87

Budgettaire ontwikkelingen

De TW-uitgaven nemen in 2023 per saldo af. De voornaamste oorzaak hiervoor is de stijging van het wettelijk minimumloon (WML) met 8,05%. Deze stijging van het WML zorgt voor een besparing op de TW, omdat de uitkeringen bij de moederwetten stijgen en er hierdoor minder TW-aanvullingen nodig zijn. Aan de andere kant stijgen de volumes in 2023 ten opzichte van 2022. Dat komt vooral omdat het aantal uitkeringen in de WW en WIA toeneemt in 2023. Daarentegen verwachten we juist minder uitgaven aan TW-aanvullingen op de WAO. Het aantal WAO-uitkeringen daalt elk jaar, omdat de er geen nieuwe instroom meer mogelijk is in deze aflopende regeling.

Beleidsrelevante kerncijfers

Naar verwachting neemt het aantal TW-uitkeringen in 2023 toe met circa 4.000 uitkeringen ten opzichte van 2022. Daarnaast valt de gemiddelde uitkeringshoogte iets lager uit in 2023.

Tabel 39 Kerncijfers TW
 

Realisatie 20211

Raming 2022

Raming 2023

Gemiddeld jaarvolume TW (x 1.000 uitkeringsjaren)

109

105

109

Gemiddelde toeslag per jaar (x € 1)

3.419

4.141

4.117

X Noot
1

Bron: UWV, Juninota.

Handhaving

Sinds 2019 worden door middel van een extern onderzoek de misbruikrisico's van regelingen die UWV uitvoert in kaart gebracht. De risico’s worden via het ontwikkelde afwegingskader gewogen en geprioriteerd. Op basis hiervan stelt UWV indien nodig aanvullende beheersmaatregelen voor, waarover gezamenlijke besluitvorming plaatsvindt tussen UWV en SZW. Voor de Toeslagenwet is het extern onderzoek naar misbruikrisico’s begin 2022 afgerond en is de fase van weging van de risico’s in 2022 van start gegaan. Besluitvorming over eventuele aanvullende beheersmaatregelen wordt in 2023 verwacht.

De TW kerncijfers fraude en handhaving over 2021 vertonen een lichte daling ten opzichte van 2020. UWV maakt sinds 2021 efficiënter gebruik van reeds beschikbare gegevens van uitkeringsgerechtigden, hetgeen tot minder meldingen van overtredingen leidt. De incassoratio geeft weer in hoeverre fraudevorderingen ontstaan in een bepaald jaar ultimo 2021 zijn geïncasseerd. Dit percentage ligt hoger naarmate het ontstaansjaar van de vordering langer geleden is, omdat voor fraudevorderingen uit eerdere jaren al langer inspanningen worden verricht om deze te incasseren.

Tabel 40 Kerncijfers TW (fraude en handhaving)
  

Realisatie 2019

Realisatie 2020

Realisatie 2021

Opsporing1

Aantal onderzochte fraudesignalen (x 1.000)

2,0

2,1

1,5

Aantal geconstateerde overtredingen met financiële benadeling (x 1.000)2

1,4

1,5

1

Totaal benadelingsbedrag (x € 1 mln.)

4,7

5,9

4,2

Sanctionering1

Aantal waarschuwingen (x 1.000)

0,5

0,4

0,3

Aantal boetes (x 1.000)

0,8

0,9

0,6

Totaal boetebedrag (x € 1 mln.)

0,6

0,7

0,6

  

Ontstaansjaar vordering

  

2019

2020

2021

Terugvordering1

Incassoratio fraudevorderingen (boete + benadelingsbedrag) ultimo 2021 (%)

40

28

16

X Noot
1

Bron: UWV, jaarverslag.

X Noot
2

Cijfers betreffen alle overtredingen van de inlichtingenplicht met financiële benadeling.

Bijstand overig

Onder bijstand overig vallen de bijstand buitenland- en de repatriëringsregeling. Verlening van bijstand aan een in het buitenland gevestigde Nederlander wordt alleen nog voortgezet ingeval het recht op uitkering vóór 1 januari 1996 is vastgesteld. Sinds 1996 zijn er dus geen nieuwe gerechtigden meer toegelaten.

Budgettaire ontwikkelingen

De verwachte uitkeringslasten voor de bijstand buitenland nemen de komende jaren af, omdat het aantal gerechtigden verder afneemt. Voor de repatriëringsregeling zijn geen uitgaven voorzien.

Beleidsrelevante kerncijfers

Het aantal personen dat in het buitenland een bijstandsuitkering ontvangt, daalt de komende jaren naar verwachting licht.

Tabel 41 Kerncijfers bijstand buitenland
 

Realisatie 20211

Raming 2022

Raming 2023

Volume bijstand buitenland (x 1.000 gerechtigden, ultimo)

0,1

0,1

0,1

X Noot
1

Bron: SVB, Jaarverslag.

Onderstand Caribisch Nederland

De Rijksoverheid biedt aan inwoners van Caribisch Nederland inkomensondersteuning in de vorm van Onderstand. Het betreft zowel algemene als bijzondere onderstand. Laatstgenoemde component heeft betrekking op uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten die de belanghebbende zelf niet kan voldoen.

Budgettaire ontwikkelingen

Het kabinet werkt de komende jaren in stappen toe naar het ijkpunt sociaal minimum door onder andere de minimumuitkeringen te verhogen. Hierdoor stijgen de uitgaven voor de onderstand. In 2022 en 2023 zijn de uitgaven eenmalig hoger vanwege de uitkering van de incidentele energietoeslag (€ 7 miljoen per jaar), die tevens op dit artikel wordt verantwoord. Huishoudens tot 130% sociaal minimum ontvangen deze om tegemoet te komen in de gestegen energieprijzen.

Beleidsrelevante kerncijfers

Tabel 42 Kerncijfers Onderstand (Caribisch Nederland)
 

Realisatie 20211

Raming 2022

Raming 2023

Volume Onderstand Caribisch Nederland (x 1.000 huishoudens, ultimo)

0,8

0,8

0,8

X Noot
1

Bron: RCN-unit SZW.

Subsidies

In totaal is in 2023 € 27,5 miljoen voor subsidies beschikbaar. € 12,1 miljoen is beschikbaar voor het armoedebeleid specifiek voor kinderen. Daarnaast is € 12,3 miljoen beschikbaar voor overige (incidentele) subsidies, zoals subsidies voor armoede en schulden in het algemeen, verbetering van de uitwisseling van matchingsgegevens (VUM), vakmanschap en Simpel Switchen. Ook is € 2,8 miljoen beschikbaar voor subsidie aan de Stichting Beheer Collectieve Middelen. Verder is nog € 0,3 miljoen beschikbaar voor NIBUD.

Opdrachten

De € 64 miljoen beschikbare middelen voor opdrachten in 2023 zijn met name bestemd voor activiteiten op de terreinen van bevordering arbeidsparticipatie (€ 12,5 miljoen), armoedebestrijding en schuldhulpverlening (€ 41,1 miljoen), bevordering ondernemerschap (€ 0,5 miljoen), opdrachten gerelateerd aan de Europese fondsen (€ 0,3 miljoen), onderzoek en beleidsinformatie (respectievelijk € 2,7 en 3,9 miljoen) en voorlichting (€ 1,2 miljoen).

Bekostiging

Voor de bekostiging van het meerjarig Kennisprogramma vakkundig aan het werk, dat wordt uitgevoerd door ZonMw, is in 2022 € 1,3 miljoen beschikbaar.

Bijdrage aan ZBO's/RWT's

Voor de uitvoering van het meerjarig Kennisprogramma vakkundig aan het werk is voor uitvoeringskosten voor ZonMw bijna € 0,2 miljoen beschikbaar in 2023.

Bijdrage aan (andere) begrotingshoofdstukken

Dit budget van € 1,8 miljoen is beschikbaar ten behoeve van controlewerkzaamheden voor het ESF-programma 2014-2020 en 2021-2027 die uitgevoerd worden door het Ministerie van Financiën.

Bijdrage aan sociale fondsen

Met ingang van 2018 wordt een financiële tegemoetkoming van € 10 miljoen beschikbaar gesteld aan het Wsw-programma Pensioenfonds Werk en (re)Integratie (PWRI) onder voorwaarde dat de werkgevers (de gemeenten) en werknemers die verantwoordelijk zijn voor de pensioenen van de Wsw zelf tot een structurele oplossing komen voor het fonds. De financiële compensatie wordt jaarlijks gegeven tot uiterlijk 2057.

Bijdrage aan agentschappen

Jaarlijks is er € 0,3 miljoen beschikbaar voor de controle van de betaalaanvragen uit het Europees Sociaal Fonds, het Europees Globaliseringsfonds en de ESF-programma's uitgevoerd door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO).

Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties

Vanaf 2020 is de financiering van de contributie van het Administratief Centrum voor de sociale zekerheid van de Rijnvarenden (CASS) overgegaan van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat naar het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, hiervoor is € 9.000 gereserveerd in 2023.

Ontvangsten

In het Bestuursakkoord Verhoogde Asielinstroom is een intertemporele tegemoetkoming afgesproken voor bijstandsuitgaven aan statushouders. De terugbetaling van de intertemporele tegemoetkoming van 2016 en 2017 vindt in 8 jaar plaats vanaf respectievelijk 2018 en 2019, waarvoor in 2023 € 3,8 miljoen ontvangsten zijn geraamd. Verder worden als gevolg van de gewijzigde financieringssystematiek van het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen de terugontvangsten van gemeenten op verleende kredieten vanaf 2022 niet meer gesaldeerd, maar onder de ontvangsten verantwoord. Ook worden de terugontvangsten van oude jaren geraamd. In 2023 worden de ontvangsten geraamd op € 14,4 miljoen aan terugbetalingen van kapitaalverstrekkingen.

In 2020 en 2021 zijn door gemeenten leningen voor bedrijfskapitaal uitgegeven vanuit de Tijdelijke overbruggingsregeling voor zelfstandige ondernemers. Zelfstandigen zullen deze leningen vanaf 2022 aan gemeenten terugbetalen. Gemeenten dragen deze terugontvangsten met een vertraging af aan SZW, in 2024 worden de eerste ontvangsten verwacht.

3.3 Artikel 3 Arbeidsongeschiktheid

A. Algemene doelstelling

De overheid beschermt werknemers tegen de inkomensgevolgen van arbeidsongeschiktheid en stimuleert hen te blijven werken of het werk te hervatten.

De overheid vindt dat werknemers die loon derven als gevolg van arbeidsongeschiktheid verzekerd moeten zijn van een redelijk inkomen. Daarom zijn werknemers verplicht verzekerd op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA). De WIA omvat twee uitkeringsregimes: de Inkomensvoorziening voor volledig en duurzaam arbeidsongeschikten (IVA) en de Regeling werkhervatting gedeeltelijk arbeidsgeschikten (WGA). De Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) is bij de introductie van de WIA ingetrokken, maar geldt nog wel voor mensen die vóór 1 januari 2004 door ziekte of gebrek arbeidsongeschikt zijn geworden. Op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (WAZ) waren ondernemers verplicht verzekerd tegen de inkomensgevolgen van arbeidsongeschiktheid. De WAZ is per 1 augustus 2004 ingetrokken, maar geldt nog wel voor zelfstandigen die op dat moment een uitkering ontvingen.

Als het totale inkomen van de uitkeringsgerechtigde WIA, WAO of WAZ en diens eventuele partner onder het sociaal minimum ligt, kan de uitkeringsgerechtigde een toeslag ontvangen tot het sociaal minimum op grond van de Toeslagenwet (TW), zie beleidsartikel 2.

De overheid stimuleert met behulp van financiële prikkels voor zowel uitkeringsgerechtigden als werkgevers dat uitkeringsgerechtigden aan het werk blijven of (op termijn) weer aan het werk gaan. Daarnaast biedt de overheid gerichte re-integratieondersteuning aan uitkeringsgerechtigden die ondersteuning nodig hebben. De overheid kent daarbij een groot belang toe aan de eigen verantwoordelijkheid en het meewerken aan re-integratie door de uitkeringsgerechtigde.

Aan werknemers in Caribisch Nederland wordt met de Ongevallenverzekering (OV) een inkomensvoorziening geboden in geval van arbeidsongeschiktheid door een bedrijfsongeval.

B. Rol en verantwoordelijkheid

De Minister stimuleert aan het werk blijven of het werk hervatten met een bijdrage voor re-integratieinspanningen aan UWV. De Minister financiert de inkomensondersteuning met begrotingsgefinancierde uitkeringsregelingen. Bij de premiegefinancierde uitkeringsregelingen regisseert de Minister. Zij is in deze rollen verantwoordelijk voor:

  • de vormgeving, het onderhoud en de werking van het stelsel van wet- en regelgeving;

  • de vaststelling van het niveau van de uitkeringen van de onderscheiden regelingen;

  • de sturing van en het toezicht op de rechtmatige, doeltreffende en doelmatige uitvoering door UWV;

  • de organisatie van de eigen uitvoering binnen het verband van de Rijksdienst Caribisch Nederland (RCN).

C. Beleidswijzigingen

Medisch advies van de bedrijfsarts leidend bij de toets op re-integratie-inspanningen

Op 1 oktober 2020 is het wetsvoorstel waarmee het medisch advies van de bedrijfsarts leidend wordt bij de toets op de re-integratie-inspanningen door UWV, aangeboden aan de Tweede Kamer (Kamerstukken II 2020/21, 35 589, nr. 2). Dit wetsvoorstel was op 2 februari 2021 controversieel verklaard. Invoering is afhankelijk van parlementaire behandeling en is op zijn vroegst mogelijk in 2023.

WIA-criterium voor werknemers met loonkostensubsidie

Op korte termijn wordt geen aangepast WIA-criterium ingevoerd voor werknemers in de Participatiewet die met loonkostensubsidie werken. De Kamer is na de zomer geïnformeerd (26 augustus 20221) over een voorstel voor het hervormen van hardheden in de WIA op de korte, middellange en lange termijn naar aanleiding van het coalitieakkoord. Onderdeel van de langetermijnaanpak is om met een integrale blik naar het stelsel voor ziekte en arbeidsongeschiktheid te kijken en te bezien welke verbeteringen er mogelijk zijn. In dat traject wordt ook de invoering van een alternatief arbeidsongeschiktheidscriterium voor personen die in de Participatiewet met loonkostensubsidie werken meegenomen. Daarom is er op korte termijn geen voorstel voor een alternatief criterium. Voorlopig zijn de instroomcijfers vanuit de Participatiewet nog beperkt omdat maar een klein aantal van de werknemers met loonkostensubsidie sinds de invoering van die wet langer dan twee jaar ziek is. SZW is met UWV in gesprek om die instroom te monitoren.

Verlenging van de tijdelijke buitenwettelijke maatregel omtrent kwijtschelding van voorschotten

Een gevolg van de opgelopen wachttijd voor een WIA-claimbeoordeling, is dat het aantal voorschotten is toegenomen. Werknemers kunnen in financiële problemen komen als de, soms hoog opgelopen, voorschotten terugbetaald moesten worden. Om die reden geldt er een tijdelijk maatregel ten aanzien van het voorschot- en kwijtscheldingsbeleid. Dit betekent dat tijdelijk (van 1 januari 2020 tot en met 31 december 2022) deze voorschotten niet teruggevorderd worden (en reeds terugbetaalde voorschotten gerestitueerd), wanneer blijkt dat werknemers bij de claimbeoordeling geen recht op een WIA-uitkering hebben en dit niet verrekend kan worden met een andere uitkering. Het kwijtschelden van de terugvorderingen betreft buitenwettelijk begunstigend beleid. Deze tijdelijke terugvorderingsregeling van voorschotten is verlengd tot en met 31 december 20232. Doordat in bepaalde gevallen voorschotten tijdelijk niet worden teruggevorderd, gaat de maatregel gepaard met extra uitgaven in 2023. De extra kosten bedragen € 6,7 miljoen.

D. Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel 43 Budgettaire gevolgen van beleid artikel 3 (bedragen x € 1.000)

Omschrijving

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Verplichtingen

668

7.028

9.893

6.156

2.407

803

808

        

Uitgaven

668

7.028

9.893

6.156

2.407

803

808

        

Inkomensoverdrachten

       

Ongevallenverzekering (Caribisch Nederland)

668

753

756

781

794

803

808

Bijdrage aan ZBO's/RWT's

       

Uitvoering individuele plaatsing & steun

0

6.275

9.137

5.375

1.613

0

0

        

Ontvangsten

0

0

0

0

0

0

0

Geschatte budgetflexibiliteit

Tabel 44 Geschatte budgetflexibiliteit artikel 3 (%)
 

2023

juridisch verplicht

6,6

bestuurlijk gebonden

93,4

beleidsmatig gereserveerd

0

nog niet ingevuld / vrij te besteden

0

De uitgaven op artikel 3 Arbeidsongeschiktheid zijn voor 6,6% juridisch verplicht voor het jaar 2023. Per financieel instrument wordt dit onderstaand toegelicht.

Inkomensoverdrachten

De inkomensoverdrachten zijn gebaseerd op wet- en regelgeving en derhalve voor 100% juridisch verplicht. Het betreft uitkeringslasten van de Ongevallenverzekering Caribisch Nederland

Bijdrage aan ZBO's/RWT's

De bijdrage aan ZBO's/RWT's is 100% bestuurlijk gebonden. Het betreft de uitvoering van de individuele plaatsing en steun door UWV in plaats van door gemeenten.

Budgettaire gevolgen van beleid premiegefinancierd

Tabel 45 Premiegefinancierde uitgaven en ontvangsten artikel 3 (bedragen x € 1.000)

Omschrijving

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Verplichtingen

10.685.608

11.292.858

13.164.401

13.878.484

14.421.922

14.955.976

15.484.399

        

Uitgaven

10.685.608

11.292.858

13.164.401

13.878.484

14.421.922

14.955.976

15.484.399

        

Inkomensoverdrachten

       

WAO

3.374.283

3.221.084

2.958.672

2.713.197

2.449.081

2.190.244

1.951.115

IVA

3.463.953

3.850.775

4.165.946

4.433.735

4.638.639

4.833.075

5.026.217

WGA

3.301.225

3.629.280

3.948.906

4.182.393

4.348.139

4.498.210

4.607.503

WAZ

88.349

81.213

72.450

63.645

54.639

46.973

40.330

WGA eigenrisicodragers

357.707

391.860

418.400

444.631

463.224

481.815

500.406

WAO nominaal

0

0

361.103

440.901

496.923

532.956

554.251

IVA nominaal

0

0

508.584

670.761

844.166

1.031.568

1.237.321

WGA nominaal

0

0

573.779

740.295

915.490

1.102.585

1.299.988

WAZ nominaal

0

0

10.844

11.790

12.546

12.332

11.640

WGA eigenrisicodragers nominaal

0

0

17.623

36.287

56.349

78.053

101.888

Bijdrage aan ZBO's/RWT's

       

Re-integratie WIA/WAO/WAZ/ZW/WW

100.001

117.966

121.734

130.773

128.482

129.696

130.910

Scholingsexperiment WGA

90

680

680

0

0

0

0

Re-integratie WIA/WAO/WAZ/ZW/WW nominaal

0

0

5.680

10.076

14.244

18.469

22.830

        

Ontvangsten

0

0

0

0

0

0

0

E. Toelichting op de financiële instrumenten
Inkomensoverdrachten
Ongevallenverzekering (Caribisch Nederland)

Werknemers in de private sector van Caribisch Nederland die door een bedrijfsongeval geheel of gedeeltelijk arbeidsongeschikt zijn geraakt, krijgen op basis van de Ongevallenverzekering een uitkering (ongevallengeld). De uitkering is gekoppeld aan het laatstverdiende loon van de werknemer.

Budgettaire ontwikkelingen

Als gevolg van demografische ontwikkelingen stijgen de uitgaven voor de Ongevallenverzekering in 2023 en latere jaren in lichte mate.

Beleidsrelevante kerncijfers

Het volume in de Ongevallenverzekering blijft naar verwachting constant de komende jaren.

Tabel 46 Kerncijfers Ongevallenverzekering (Caribisch Nederland)
 

Realisatie 20211

Raming 2022

Raming 2023

Volume uitkeringen Ongevallenverzekering (x 1.000, ultimo)

0,2

0,2

0,2

X Noot
1

Bron: RCN-unit SZW.

Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA)

De WIA geeft werknemers die na een wachttijd van twee jaar ten minste 35% arbeidsongeschikt zijn recht op een uitkering, mits aan de voorwaarden daarvoor voldaan is. In de WIA staat werk voorop. Het accent ligt op wat mensen wel kunnen. Tegelijkertijd is er sprake van inkomensbescherming. De WIA bestaat uit twee uitkeringsregimes. De IVA verstrekt een loondervingsuitkering aan werknemers die duurzaam en volledig arbeidsongeschikt zijn. Wie nog gedeeltelijk kan werken of bij wie herstel op termijn nog mogelijk is, krijgt een uitkering op basis van de WGA. De WIA wordt uitgevoerd door UWV. Werkgevers kunnen daarbij eigenrisicodrager worden voor de WGA-lasten van hun (ex-)werknemers. Dit betekent dat ze een lagere premie aan UWV betalen, omdat zij het gros van de verplichtingen van UWV met betrekking tot re-integratie en uitkeringsbetaling overnemen.

Wie komt er voor in aanmerking?

Werknemers die op of na 29 december 2005, na een wachttijd van twee jaar, 35% of meer arbeidsongeschikt zijn als gevolg van ziekte.

Hoe hoog is de IVA-uitkering en wat is de duur?

Iemand die ten minste 80% arbeidsongeschikt is en niet meer kan herstellen of een geringe kans op herstel heeft, komt op basis van de IVA in aanmerking voor een uitkering van 75% van het laatstverdiende loon, met een maximum van 75% van het maximumdagloon. Het maximumdagloon bedraagt per 1 juli 2022 € 232,90, dat is afgerond € 5.065,58 per maand. De IVA-uitkering bedraagt maximaal € 3.799,18 bruto per maand (inclusief vakantiegeld). Daarnaast ontvangen IVA-gerechtigden jaarlijks een tegemoetkoming (in 2022 netto € 186,00) mits zij op 1 juli van het kalenderjaar recht hebben op een IVA-uitkering. Deze tegemoetkoming arbeidsongeschikten is bedoeld om een arbeidsongeschikte tegemoet te komen in de kosten die hij/zij moet maken door zijn/haar handicap. Het recht op uitkering wordt beëindigd bij het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd.

Hoe hoog is de WGA-uitkering en wat is de duur?

  • Iemand die ten minste 35% arbeidsongeschikt is komt in aanmerking voor een uitkering op basis van de WGA. De eerste twee maanden bedraagt de uitkering 75%, daarna 70% van het loonverlies (oude maandloon minus eventueel inkomen). Het totale inkomen neemt toe naarmate de betrokkene meer werkt.

  • Indien het loonverlies meer dan 35% maar minder dan 80% bedraagt, is er sprake van gedeeltelijke arbeidsgeschiktheid. Afhankelijk van het arbeidsverleden heeft de gedeeltelijk arbeidsgeschikte minimaal 3 tot maximaal 24 maanden recht op een loongerelateerde uitkering.

  • De gedeeltelijk arbeidsgeschikte wordt geacht te gaan of te blijven werken. Om dit te stimuleren wordt de uitkering na de loongerelateerde fase afhankelijk van het verdiende inkomen. Is dat inkomen ten minste 50% van de resterende verdiencapaciteit, dan wordt het loon aangevuld met 70% van het loonverlies. Als de betrokkene na afloop van de loongerelateerde uitkering geen werk heeft of minder verdient dan 50% van de resterende verdiencapaciteit, dan wordt een uitkering verstrekt die gerelateerd is aan het arbeidsongeschiktheidspercentage en het wettelijk minimumloon.

  • Indien het loonverlies ten minste 80% bedraagt en herstel op termijn nog mogelijk is, is er sprake van volledige arbeidsongeschiktheid. De volledig arbeidsongeschikte houdt ook na de loongerelateerde fase recht op een uitkering van 70% van het loonverlies.

  • WGA-gerechtigden die op 1 juli van het kalenderjaar recht hebben op een WGA-uitkering ontvangen evenals IVA-gerechtigden een tegemoetkoming arbeidsongeschikten van (in 2022) netto € 186,00.

  • Evenals bij de IVA-uitkering geldt ook bij de WGA-uitkering het maximumdagloon.

  • Het recht op uitkering kan doorlopen tot de AOW-gerechtigde leeftijd.

Budgettaire onwikkelingen

In 2023 stijgen de uitkeringslasten WIA (IVA en WGA) inclusief de lasten voor eigenrisicodragers met circa € 660 miljoen ten opzichte van 2022. De WIA is een ingroeiende regeling die nog niet het structurele niveau heeft bereikt. Mensen stromen ook door van de WGA naar de IVA. Hierdoor stijgen de IVA-uitgaven relatief harder dan de WGA-uitgaven.

Beleidsrelevante kerncijfers

De kerncijfers WIA zijn gecombineerd met de kerncijfers WAO in tabel 47.

Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO)

De WAO is per 29 december 2005 vervangen door de WIA. De WAO blijft gelden voor werknemers die op 1 januari 2004 een WAO-uitkering ontvingen. De WAO verstrekt uitkeringen tot aan de AOW-gerechtigde leeftijd. Daarom zullen er nog decennia lang mensen zijn die een beroep blijven doen op de WAO. De WAO wordt uitgevoerd door UWV.

Wie komt er voor in aanmerking?

De werknemer die op 1 januari 2004 al een WAO-uitkering ontving, behoudt deze zolang aan de uitkeringsvoorwaarden wordt voldaan:

  • Hij is 15% of meer arbeidsongeschikt;

  • Hij heeft de AOW-gerechtigde leeftijd nog niet bereikt.

De WAO blijft ook gelden voor werknemers die hun eerste ziektedag hadden vóór 1 januari 2004 of van wie het recht op WAO-uitkering is geëindigd, indien zij binnen vijf jaar (opnieuw) arbeidsongeschikt worden door dezelfde oorzaak. Hierdoor worden alleen nog nieuwe WAO-uitkeringen toegekend bij herleving van een oud recht.

Hoe hoog is de WAO-uitkering?

De WAO-uitkering bestaat uit twee fasen.

  • In de eerste fase ontvangt een WAO-gerechtigde een loondervingsuitkering die gerelateerd is aan het arbeidsongeschiktheidspercentage en het dagloon. De uitkering bedraagt maximaal 75% van het maximumdagloon. Dat is per 1 juli 2022 maximaal € 3.799,18 bruto per maand (inclusief vakantiegeld). De duur van de loondervingsuitkering is afhankelijk van de leeftijd op de ingangsdatum van de WAO-uitkering.

  • In de tweede fase ontvangt de WAO-gerechtigde een vervolguitkering die gerelateerd is aan het arbeidsongeschiktheidspercentage en het vervolgdagloon. De hoogte van het vervolgdagloon is onder andere afhankelijk van de leeftijd die iemand heeft op de ingangsdatum van de WAO-uitkering. De vervolguitkering kan in principe doorlopen tot de AOW-gerechtigde leeftijd.

  • WAO-gerechtigden die op 1 juli van het kalenderjaar recht hebben op een WAO-uitkering en ten minste 35% arbeidsongeschikt zijn ontvangen daarnaast een tegemoetkoming arbeidsongeschikten van (in 2022) netto € 186,00.

Budgettaire ontwikkelingen

Er is alleen nog instroom in de WAO door herleving van uitkeringen. Er worden dan ook nauwelijks nog nieuwe WAO-uitkeringen toegekend. Tegelijkertijd worden er in 2023 naar verwachting ruim 13.000 uitkeringen beëindigd. De uitkeringslasten WAO dalen in 2023 met ongeveer € 260 miljoen ten opzichte van 2022. Het WAO-bestand en de uitkeringslasten nemen de komende jaren af, met name door het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd van het zittend bestand.

Beleidsrelevante kerncijfers

De instroom in de WGA blijft hoog in 2022 en 2023. Dit wordt veroorzaakt door extra instroom met als oorzaak covid en ook door administratieve effecten. In 2020 en 2021 zijn veel voorschotten verstrekt doordat wegens de coronamaatregelen een beoordeling veelal niet op tijd kon plaatsvinden. Deze worden geregistreerd als instroom in de WGA. Door een tekort aan verzekeringsartsen duurt het enige tijd tot eenmaal opgebouwde achterstanden ingelopen zijn. De voorschotproblematiek houdt daarom naar verwachting ook in 2022 en 2023 aan. Bij een deel van deze voorschotten blijkt na de beoordeling geen recht op WIA te bestaan. Hierdoor komt de instroom hoger uit dan wanneer iedereen wel binnen de wettelijke termijn beoordeeld zou zijn. Ook de uitstroom en de doorstroom naar de IVA komen hierdoor hoger te liggen.

De uitstroomkans WAO en WIA ligt in 2022 en 2023 lager dan in 2021. Dit komt omdat in 2022 en 2023 de AOW-leeftijd weer stijgt, waardoor er minder uitstroom door pensionering zal zijn dan in 2021 waar de AOW-leeftijd bevroren was.

Tabel 47 Kerncijfers IVA, WGA en WAO
 

Realisatie 20211

Raming 2022

Raming 2023

IVA, WGA en WAO

   

Bestand in uitkeringen (x 1.000, ultimo)

568

583

598

 

waarvan IVA

146

158

170

 

waarvan WGA

227

245

261

 

waarvan WAO

194

180

167

Bestand als percentage van de verzekerde populatie (%)

7,4

7,6

7,8

    

Instroom in uitkeringen (x 1.000)

56,1

57,1

54,9

 

waarvan IVA

11,6

11,8

12,6

 

waarvan WGA

43,8

45,3

42,3

 

waarvan WAO

0,7

0,6

0,5

Instroomkans (%)

0,7

0,8

0,7

    

Uitstroom uit uitkeringen (x 1.000)

49,7

42,5

40,2

 

waarvan IVA

14,5

12,7

12,8

 

waarvan WGA

14,5

14,6

13,8

 

waarvan WAO

20,7

15,2

13,6

Doorstroom van WGA naar IVA (x 1.000)

12,4

13,0

12,2

Uitstroomkans WAO + WIA (%)

8,0

6,8

6,3

    

WGA

   

Aandeel werkend WGA (%, ultimo)

20

2

2

Aandeel werkende WGA'ers met resterende verdiencapaciteit (%, ultimo)

49

2

2

X Noot
1

Bron: UWV, jaarverslag.

X Noot
2

Dit aandeel wordt niet geraamd.

Handhaving

De afgelopen jaren zijn voor diverse door UWV uitgevoerde regelingen de misbruikrisico’s in kaart gebracht door een extern onderzoeksbureau. De uitkomst van dit onderzoek voor de WIA is eerder aan de Tweede Kamer toegezonden. De vastgestelde risico’s worden via het ontwikkelde afwegingskader gewogen en geprioriteerd. Op basis hiervan stelt UWV indien nodig aanvullende beheersmaatregelen voor, waarover gezamenlijke besluitvorming plaatsvindt tussen UWV en SZW. Momenteel worden voorstellen voor eventuele aanvullende beheersmaatregelen door UWV ontwikkeld.

Tabel 48 Kerncijfers IVA, WGA en WAO (fraude en handhaving)
  

Realisatie 2019

Realisatie 2020

Realisatie 2021

Preventie1

Gepercipieerde detectiekans (%)

712

3

564

Kennis van de verplichtingen (%)

902

3

934

Opsporing5

Aantal onderzochte fraudesignalen (x 1.000)

4,6

3,4

3,4

Aantal geconstateerde overtredingen met financiële benadeling (x 1.000)6

1,7

1,1

0,5

Totaal benadelingsbedrag

7,0

6,2

5,1

Sanctionering5

Aantal waarschuwingen (x 1.000)

1,8

1,2

0,9

Aantal boetes (x 1.000)

1,0

0,7

0,4

Totaal boetebedrag (x € 1 mln.)

1,1

0,9

0,5

  

Ontstaansjaar vordering

  

2019

2020

2021

Terugvordering5

Incassoratio fraudevorderingen (boete + benadelingsbedrag) ultimo 2021 (%)

49

38

24

X Noot
1

Kerncijfers preventie hebben alleen betrekking op WGA en WAO. De IVA is bij het onderzoek «Kennis der verplichtingen en detectiekans» buiten beschouwing gebleven.

X Noot
2

Bron: Ipsos «Kennis der verplichtingen en detectiekans».

X Noot
3

Door een gewijzigde onderzoeksopzet is het cijfer over 2020 niet beschikbaar.

X Noot
4

Bron: I&O Research «Kennis der verplichtingen en gepercipieerde detectiekans». Als gevolg van een andere insteek van het onderzoek is sprake van een trendbreuk met 2019 en eerder.

X Noot
5

Bron: UWV, Jaarverslag.

X Noot
6

Cijfers betreffen alle overtredingen van de inlichtingenplicht met financiële benadeling.

Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (WAZ)

De WAZ is een verplichte verzekering voor zelfstandigen, beroepsbeoefenaren, directeuren-grootaandeelhouders en meewerkende echtgenoten tegen de inkomensgevolgen van langdurige arbeidsongeschiktheid. De WAZ is op 1 augustus 2004 ingetrokken. Sindsdien kunnen ondernemers zelf bepalen of zij de inkomensrisico’s al dan niet willen afdekken, bijvoorbeeld via een particuliere arbeidsongeschiktheidsverzekering. De WAZ blijft gelden voor zelfstandigen die op 1 augustus 2004 een uitkering ontvingen. De WAZ wordt uitgevoerd door UWV.

Wie komt er voor in aanmerking?

De zelfstandige die op 1 augustus 2004 al een WAZ-uitkering ontving, behoudt deze zolang aan de uitkeringsvoorwaarden wordt voldaan:

  • Hij is 25% of meer arbeidsongeschikt;

  • Hij heeft de AOW-gerechtigde leeftijd nog niet bereikt.

Hoe hoog is de WAZ-uitkering?

De hoogte van de WAZ-uitkering hangt af van de mate van arbeidsongeschiktheid en het feitelijk gederfde inkomen per dag, mits dat niet hoger is dan het wettelijk minimumloon (de maximale grondslag). De uitkering voor volledig arbeidsongeschikten is 75% van de grondslag en bedraagt per 1 juli 2022 maximaal € 1.317,15 bruto per maand (exclusief vakantiegeld). Heeft de betrokkene voortdurend oppas en verzorging nodig, dan kan de uitkering worden verhoogd tot maximaal 100% van de grondslag. WAZ-gerechtigden die op 1 juli van het kalenderjaar recht hebben op een WAZ-uitkering en ten minste 35% arbeidsongeschikt zijn ontvangen daarnaast een tegemoetkoming arbeidsongeschikten van (in 2022) netto € 186,00.

Budgettaire ontwikkelingen

De toegang voor zelfstandigen tot de WAZ is per 1 augustus 2004 beëindigd. In de WAZ is nog slechts in beperkte mate sprake van nieuwe instroom, die bestaat uit herleving van uitkeringen. Het WAZ-bestand en de uitkeringslasten nemen de komende jaren af, met name door het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd van het zittend bestand. In 2023 bedraagt de afname van de uitkeringslasten ten opzichte van 2022 circa € 9 miljoen.

Beleidsrelevante kerncijfers

Tabel 49 Kerncijfers WAZ
 

Realisatie 20211

Raming 2022

Raming 2023

Bestand in aantal uitkeringen (x 1.000, ultimo)

7,3

6,5

5,8

X Noot
1

Bron: UWV, jaarverslag.

Bijdrage aan ZBO's/RWT's

Individuele plaatsing & steun

UWV heeft met een subsidieregeling onderzocht of Individuele Plaatsing en Steun (IPS) een aanvulling kan zijn op de bestaande re-integratie instrumenten. IPS blijkt een waardevol re-integratie instrument voor mensen met ernstige psychische aandoeningen (EPA). IPS is voor de EPA-groep effectiever dan reguliere re-integratie. UWV koopt vanuit het re-integratiebudget daarom ook IPS in voor haar klanten met EPA.

Tegelijkertijd heeft er een subsidieregeling gelopen waarbij UWV subsidie kan verstrekken voor IPS aan zowel gemeente- als UWV-klanten met Common Mental Disorders (CMD). Het onderscheid tussen CMD en EPA zit hem in de ernst en de duur van de klachten. Aan deze subsidieregeling is ook onderzoek gekoppeld om te kijken of deze aanpak voor mensen met CMD waardevol is.

Er is een budget beschikbaar voor de IPS regeling van € 21,5 miljoen voor een tijdelijke impuls van IPS-trajecten in 2022 en 2023. Hiermee kunnen er meer trajecten gestart worden voor zowel de EPA- als de CMD-groepen en voor zowel gemeente- als UWV-klanten. Wajongers (begrotingsartikel 4) vallen hier ook onder. In tabel 43 is het bedrag te zien dat voor de gemeentelijke doelgroep beschikbaar is gesteld.

Scholingsexperiment WGA

Het recent gestarte scholingsexperiment in vier verschillende regio's moet inzicht opleveren in de mogelijkheden van scholing voor WGA-gerechtigden en de bijdrage die dit levert aan de kans op werkhervatting. Met een implementatiestudie, die gelijk meeloopt met de start van de pilots, evalueert UWV hoe taaltrainingen en leerwerktrajecten voor mensen die gedeeltelijk kunnen werken vorm krijgen en brengt UWV in beeld in hoeverre mensen na afronding van het leerwerktraject het werk behouden of ander werk vinden.

Re-integratie WIA/WAO/WAZ/ZW/WW

Voor de re-integratie van uitkeringsgerechtigden in de WIA, WAO, WAZ, ZW en WW zet UWV middelen in om hen zo nodig te begeleiden op weg naar werk en te ondersteunen zodra zij werk hebben. UWV zet deze middelen in voor de inkoop van trajecten en diensten gericht op het vinden van werk. Daarnaast koopt UWV voorzieningen (waaronder jobcoaching en vervoersvoorzieningen) in voor het ondersteunen van werkenden met een structurele functionele beperking.

UWV beschikt vanaf 2015 over een geïntegreerd taakstellend re-integratiebudget voor de inzet van trajecten en van voorzieningen voor de re-integratieondersteuning van gedeeltelijk arbeidsgeschikten (inclusief Wajongers). Dit budget wordt jaarlijks aan UWV beschikbaar gesteld en door UWV verantwoord via de reguliere rapportages. Het begrotingsgefinancierde gedeelte van het re-integratiebudget wordt verantwoord in beleidsartikel 4.

Budgettaire ontwikkelingen

Voor het premiegefinancierde gedeelte van het re-integratiebudget is in 2023 € 122 miljoen beschikbaar.

Extracomptabel overzicht re-integratiebudget

In tabel 50 is het totale budget dat voor UWV beschikbaar is voor de inkoop van re-integratietrajecten en werkvoorzieningen te zien, voor zowel WIA/WAO/WAZ/ZW/WW als Wajong. Aandachtspunt is dat een deel van het begrotingsgefinancierde budget gericht is op de subsidieregeling voor scholing en re-integratie van personen met arbeidsbeperkingen en ernstige scholingsbelemmeringen (ESB-regeling). Het overige begrotingsgefinancierde deel is samen met het premiegefinancierde deel beschikbaar voor inkoop van trajecten en diensten.

Tabel 50 Extracomptabel overzicht totaal re-integratiebudget (bedragen x € 1.000)
 

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Premiegefinancierd (WIA/WAO/WAZ/ZW/WW)

100.001

117.966

121.734

130.773

128.482

129.696

130.910

Begrotingsgefinancierd (Wajong)

67.100

77.463

81.019

84.446

79.506

76.536

73.502

 

waarvan ESB

13.000

14.000

14.000

14.000

14.000

14.000

14.000

Totaal beschikbaar budget voor inkoop

154.101

181.429

188.753

201.219

193.988

192.232

190.412

Extracomptabele fiscale regelingen

Naast de in dit begrotingsartikel genoemde instrumenten, zijn er fiscale regelingen die betrekking hebben op dit beleidsterrein. De Minister van Financiën is hoofdverantwoordelijk voor de wetgeving en uitvoering van deze regelingen en voor de budgettaire middelen. In onderstaande tabel is ter informatie het budgettaire belang van deze regelingen vermeld. De cijfers zijn ontleend aan de corresponderende bijlage ‘Fiscale regelingen’ in de Miljoenennota. Naast de fiscale regelingen die in onderstaande tabel zijn opgenomen, heeft ook de Startersaftrek bij arbeidsongeschiktheid betrekking op dit beleidsartikel. Voor een beschrijving van de regelingen, de doelstelling, de ramingsgrond, een verwijzing naar de laatst uitgevoerde evaluatie en het beoogde jaar van afronding van de volgende evaluatie, wordt verwezen naar de bijlage bij de Miljoenennota ‘Toelichting op de fiscale regelingen’.

Tabel 51 Fiscale regelingen 2021-2023, budgettair belang op transactiebasis in lopende prijzen (x € miljoen)
 

2021

2022

2023

Arbeidsongeschiktheidsverzekering premieaftrek

558

586

611

Arbeidsongeschiktheidsverzekering belaste uitkering

‒ 417

‒ 438

‒ 458

3.4 Artikel 4 Jonggehandicapten

A. Algemene doelstelling

De overheid biedt jonggehandicapten arbeids- en inkomensondersteuning.

De Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong) bestaat met ingang van 2021 uit twee groepen jonggehandicapten: personen met mogelijkheden tot arbeidsparticipatie en personen die duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie hebben.

De groep met mogelijkheden tot arbeidsparticipatie bestaat uit jonggehandicapten die zijn ingestroomd vanuit de «oude Wajong» (tot 2010) en de «Wajong2010» (2010 tot 2015). Voor deze groep staat arbeidsparticipatie centraal. De overheid zet in op het vergroten van de arbeidsparticipatie van deze groep via arbeidsondersteuning. Daarnaast zet de overheid in op inkomensondersteuning, waarbij (meer) gaan werken moet lonen. Sinds 2015 is er geen nieuwe instroom meer van jonggehandicapten met mogelijkheden tot arbeidsparticipatie in de Wajong. Deze groep komt nu doorgaans in aanmerking voor de Participatiewet.

De tweede groep heeft duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie. Deze groep bestaat uit mensen die vanuit de «oude Wajong», «Wajong2010» en de «Wajong2015» (sinds 2015) zijn ingestroomd. De overheid heeft voor deze groep als doel te voorzien in een inkomensvoorziening. Zij hebben geen recht op arbeidsondersteuning.

Als het totale inkomen van een persoon met een Wajong-uitkering en diens eventuele partner onder het sociaal minimum ligt, kan de uitkeringsgerechtigde een toeslag ontvangen tot het sociaal minimum op grond van de Toeslagenwet (TW), zie beleidsartikel 2.

B. Rol en verantwoordelijkheid

De Minister stimuleert het vinden van werk met een bijdrage voor re-integratieinspanningen aan UWV en een subsidieregeling voor scholing aan jongeren met arbeidsbeperkingen en ernstige scholingsbelemmeringen. De Minister financiert de inkomensondersteuning via het verstrekken van uitkeringen. Zij is in deze rollen verantwoordelijk voor:

  • de vormgeving, het onderhoud en de werking van het stelsel van wet- en regelgeving;

  • de vaststelling van het niveau van de uitkeringen uit hoofde van de Wajong;

  • het ter beschikking stellen van middelen voor het aan het werk helpen van mensen die arbeidsmogelijkheden hebben;

  • de sturing van en het toezicht op de rechtmatige, doeltreffende en doelmatige uitvoering door UWV.

De Minister van Financiën is hoofdverantwoordelijk voor de fiscale wet- en regelgeving. Wanneer fiscale instrumenten worden ingezet om doelstellingen in het kader van het jonggehandicaptenbeleid te realiseren, zoals bijvoorbeeld de jonggehandicaptenkorting, is de Minister van SZW hiervoor medeverantwoordelijk.

C. Beleidswijzigingen

Er zijn geen nieuwe beleidswijzigingen voor 2023.

Eind 2021 heeft de Staatssecretaris van SZW de Eerste en Tweede Kamer geïnformeerd over het besluit de termijn waarbinnen het garantiebedrag kan herleven te verlengen met één jaar naar twee jaar voor heel 2022 (Kamerstukken I 2021/22, 35 213, nr. W). Uit verzamelde gegevens van het UWV in opdracht van SZW bleek dat de baanvindkans van alle Wajonggerechtigden door de coronacrisis lager lag. Personen met een garantiebedrag lopen met een lagere baanvindkans echter ook een groter risico hun garantiebedrag kwijt te raken. De regering heeft dit grotere risico willen compenseren. De verlenging is in lijn met de motie Schalk (Kamerstukken I 2019/20, 35 213, nr. M) die de regering opriep de termijn te verlengen tot 2 jaar voor de fase waarin de coronacrisis voor deze doelgroep doorwerkt op de arbeidsmarkt. Met ingang van 2023 is de termijn waarbinnen het garantiebedrag kan herleven weer één jaar.

Begin 2023 komt er een syntheseraport beschikbaar van de effectmeting Wajong-dienstverlening. De synthese beschouwt de bevindingen en aanbevelingen uit verschillende deelonderzoeken in samenhang zodat er integraal naar de dienstverlening gekeken kan worden.

D. Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel 52 Budgettaire gevolgen van beleid artikel 4 (bedragen x € 1.000)

Omschrijving

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Verplichtingen

3.567.679

3.734.918

3.763.461

3.799.311

3.859.507

3.887.937

3.918.221

        

Uitgaven

3.567.679

3.734.918

3.763.461

3.799.311

3.859.507

3.887.937

3.918.221

        

Inkomensoverdrachten

       

Wajong

3.500.579

3.657.455

3.682.442

3.714.865

3.780.001

3.811.401

3.844.719

Bijdrage aan ZBO's/RWT's

       

Re-integratie Wajong

67.100

77.463

81.019

84.446

79.506

76.536

73.502

        

Ontvangsten

28.494

4.900

0

0

0

0

0

        

Ontvangsten

       

Restituties

28.494

4.900

0

0

0

0

0

Geschatte budgetflexibiliteit

Tabel 53 Geschatte budgetflexibiliteit artikel 4 (%)
 

2023

juridisch verplicht

100

bestuurlijk gebonden

0

beleidsmatig gereserveerd

0

nog niet ingevuld / vrij besteedbaar

0

De uitgaven op artikel 4 Jonggehandicapten zijn voor 100% juridisch verplicht voor het jaar 2023. Per financieel instrument wordt dit onderstaand toegelicht.

Inkomensoverdrachten

De inkomensoverdrachten zijn gebaseerd op wet- en regelgeving en zijn derhalve voor 100% juridisch verplicht. Het betreft uitkeringslasten Wajong.

Bijdrage aan ZBO's/RWT's

De bijdragen aan ZBO’s en RWT’s zijn 100% juridisch verplicht. Het betreft een re-integratiebudget voor Wajong-gerechtigden.

E. Toelichting op de financiële instrumenten
Inkomensoverdrachten

Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong)

De Wajong biedt inkomensondersteuning aan mensen die voor het bereiken van de 18-jarige leeftijd arbeidsgehandicapt zijn geworden en geen arbeidsverleden hebben en aan hen die tijdens hun studie voor het bereiken van de 30-jarige leeftijd arbeidsgehandicapt zijn geworden. Sinds 2015 is de Wajong alleen nog voor mensen die duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie hebben. De Wajong wordt uitgevoerd door UWV.

Hoe hoog is de Wajong-uitkering? 

Met ingang van januari 2021 geldt de geharmoniseerde inkomensregeling in de Wajong. Voor personen met een Wajong-uitkering die duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie hebben is de uitkering 75% van het wettelijk minimumloon. Per 1 juli 2022 is dit € 1.317,15 bruto per maand (exclusief vakantiegeld) voor mensen van 21 jaar en ouder. Voor jongeren is de uitkering 75% van het wettelijk minimumjeugdloon. Op het moment dat deze personen toch gaan werken en een inkomen ontvangen, wordt 75% van dit inkomen verrekend met de uitkering. Voor Wajong-gerechtigden die mogelijkheden tot arbeidsparticipatie (arbeidsvermogen) hebben is de uitkering 70% van het wettelijk minimumloon. Per 1 juli 2022 is dit € 1.229,34 bruto per maand (exclusief vakantiegeld) voor mensen van 21 jaar en ouder. Op het moment dat een persoon met arbeidsvermogen gaat werken en een inkomen ontvangt, wordt maximaal 70% van dit inkomen verrekend met de uitkering. Voor personen die werken met loondispensatie wordt afhankelijk van de loonwaarde een kleiner deel van het inkomen verrekend. Daarnaast wordt het inkomen van deze personen tenminste aangevuld tot het inkomen dat zij zouden hebben verdiend wanneer zij zonder loondispensatie aan het werk zouden zijn. Naast de uitkering ontvangen alle Wajong-gerechtigden in 2022 een tegemoetkoming van netto € 186,00 mits zij op 1 juli van het kalenderjaar recht hebben op een Wajong-uitkering. Deze tegemoetkoming arbeidsongeschikten is bedoeld om een arbeidsongeschikte tegemoet te komen in de kosten die hij/zij moet maken door zijn/haar handicap. Het recht op uitkering wordt beëindigd bij het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd.

Budgettaire ontwikkelingen

De uitkeringslasten Wajong stijgen met circa € 25 miljoen in 2023. Dit komt door een stijging van het aantal personen met een Wajong2015 uitkering. Dit zorgt zowel voor een stijging in het totale volume van de Wajong als voor een stijging in de gemiddelde jaaruitkering. Deze personen ontvangen immers een uitkering ter hoogte van 75% WML.

Beleidsrelevante kerncijfers

Het totale volume in de Wajong blijft de komende jaren stijgen door de instroom in de Wajong2015. De stijging wordt gedempt door de afname van het volume in de oude Wajongregelingen. De instroom en uitstroom was in 2021 eenmalig een stuk hoger, doordat er veel overstappers waren van de oWajong naar de Wajong2010. Naar verwachting neemt het aandeel van personen met arbeidsvermogen dat werkt in 2023 beperkt toe.

Tabel 54 Kerncijfers Wajong
 

Realisatie 2021

Raming 2022

Raming 2023

Volume Wajong totaal (x 1.000 uitkeringen, ultimo)

2431

245

247

 

waarvan oude Wajongregelingen

2232

220

216

  

waarvan met arbeidsvermogen (%)

1093

107

105

 

waarvan Wajong2015

212

25

30

    

Instroom Wajong totaal (x 1.000 uitkeringen)

9,21

6,5

6,8

Uitstroom Wajong totaal (x 1.000 uitkeringen)

8,71

5,3

5,1

    

Aandeel personen met arbeidsvermogen dat werkt (%)

53,8%4

53,8%

54,2%

X Noot
1

Bron: UWV, Juninota 2022.

X Noot
2

Bron: UWV, intern document.

X Noot
3

Bron: SZW, berekening obv informatie UWV.

X Noot
4

Bron: UWV, kwantitatieve informatie 2021.

Handhaving

Het aantal onderzochte en geconstateerde overtredingen is in 2021 fors gedaald ten opzichte van eerdere jaren. Het totale benadelingsbedrag is daarom tevens lager. Een verklaring hiervoor is dat UWV gestart is om de benodigde gegevens voor een Wajong-uitkering die UWV al eerder van een persoon heeft geregistreerd automatisch in te vullen. Hierdoor kan een uitkeringsgerechtigde minder fouten maken. UWV kan zich nu richten op de grotere overtredingen, omdat kleine fouten niet meer worden gemaakt. Hierdoor komt ook het gemiddelde benadelingsbedrag per overtreding hoger uit. Naar verwachting is dit effect in 2022 en 2023 ook zichtbaar.

Tabel 55 Kerncijfers Wajong (fraude en handhaving)
  

Realisatie 2019

Realisatie 2020

Realisatie 2021

Preventie

Gepercipieerde detectiekans (%)

721

2

553

Kennis van de verplichtingen (%)

851

2

883

Opsporing4

Aantal onderzochte fraudesignalen (x 1.000)

3,6

2,3

0,5

Aantal geconstateerde overtredingen met financiële benadeling (x 1.000)5

2,3

1,4

0,1

Totaal benadelingsbedrag (x € 1 mln)

5,6

4,4

1,8

Sanctionering4

Aantal waarschuwingen (x 1.000)

0,7

0,5

0,1

Aantal boetes (x 1.000)

1,0

0,7

0,1

Totaal boetebedrag (x € 1 mln)

0,7

0,6

0,2

  

Ontstaansjaar vordering

  

2019

2020

2021

Terugvordering4

Incassoratio fraudevorderingen (boete + benadelingsbedrag) ultimo 2021 (%)

38

24

16

X Noot
1

Bron: Ipsos «Kennis der verplichtingen en detectiekans».

X Noot
2

Door een gewijzigde onderzoeksopzet is het cijfer over 2020 niet beschikbaar.

X Noot
3

Bron: I&O Research «Kennis der verplichtingen en gepercipieerde detectiekans». Als gevolg van een andere insteek van het onderzoek is sprake van een trendbreuk met 2019 en eerder.

X Noot
4

Bron: UWV, jaarverslag.

X Noot
5

Cijfers betreffen alle overtredingen van de inlichtingenplicht met financiële benadeling.

Bijdrage aan ZBO's/RWT's

Re-integratie Wajong

Voor jonggehandicapten is een re-integratiebudget beschikbaar om hen te begeleiden op weg naar werk en te ondersteunen zodra zij werk hebben. Dit budget is bestemd voor de inzet van trajecten gericht op het vinden van werk, voorzieningen na werkaanvaarding (waaronder jobcoaching) en voor de financiering van de subsidieregeling voor scholing aan jongeren met arbeidsbeperkingen en ernstige scholingsbelemmeringen. Jonggehandicapten met arbeidsvermogen zijn verplicht om mee te werken aan re-integratie. UWV beschikt vanaf 2015 over een geïntegreerd taakstellend re-integratiebudget voor de inzet van trajecten en voorzieningen voor de ondersteuning van gedeeltelijk arbeidsgeschikten (Wajong, WIA, WAO, WAZ, ZW en WW). Het premiegefinancierde deel van het re-integratiebudget heeft betrekking op de WIA, WAO, WAZ, ZW en WW en wordt verantwoord in artikel 3. In tabel 50 is het totale budget dat voor UWV beschikbaar is voor de inkoop van re-integratietrajecten en werkvoorzieningen te zien, voor zowel WIA/WAO/WAZ/ZW/WW als Wajong.

Budgettaire ontwikkelingen

Voor het jaar 2023 is voor het begrotingsgefinancierde gedeelte van het re- integratiebudget € 81 miljoen beschikbaar. Meerjarig neemt het begrotingsgefinancierde gedeelte van het re-integratiebudget geleidelijk af. Dit hangt samen met de Participatiewet, waarin geregeld is dat de instroom in de Wajong2015 wordt beperkt tot mensen die duurzaam geen arbeidsmogelijkheden hebben. De afname in het re-integratiebudget Wajong voor deze groep wordt gecompenseerd door een toename in het re-integratiebudget Participatiewet.

Extracomptabele fiscale regelingen

Naast de in dit begrotingsartikel genoemde instrumenten, is er een fiscale regeling die betrekking heeft op dit beleidsterrein. De Minister van Financiën is hoofdverantwoordelijk voor de wetgeving en uitvoering van deze regeling en voor de budgettaire middelen. In onderstaande tabel is ter informatie het budgettaire belang van deze regeling vermeld. De cijfers zijn ontleend aan de corresponderende bijlage ‘Fiscale regelingen’ in de Miljoenennota. Voor een beschrijving van de regeling, de doelstelling, de ramingsgrond, een verwijzing naar de laatst uitgevoerde evaluatie en het beoogde jaar van afronding van de volgende evaluatie, wordt verwezen naar de bijlage bij de Miljoenennota ‘Toelichting op de fiscale regelingen’.

Tabel 56 Fiscale regelingen 2021-2023, budgettair belang op transactiebasis in lopende prijzen (x € mln)
 

2021

2022

2023

Jonggehandicaptenkorting

185

187

198

3.5 Artikel 5 Werkloosheid

A. Algemene doelstelling

De overheid beschermt werknemers tegen de financiële gevolgen van werkloosheid en stimuleert hen het werk te hervatten.

De overheid biedt werknemers die hun baan verliezen en geheel of gedeeltelijk werkloos worden, bescherming tegen het verlies aan loon als gevolg van werkloosheid. Zij kunnen een beroep doen op een uitkering die voorziet in een tijdelijk inkomen om de periode van werkloosheid te overbruggen. Hiervoor zijn werknemers verplicht verzekerd op grond van de Werkloosheidswet (WW). Door middel van instrumenten als bijvoorbeeld de sollicitatieplicht, het besluit passende arbeid en inkomstenverrekening stimuleert de overheid een terugkeer naar werk.

Werklozen die bij instroom in de WW ouder zijn dan 60 jaar en 4 maanden, komen na afloop van hun WW-recht in aanmerking voor een uitkering op minimumniveau op grond van de Wet inkomensvoorziening oudere werklozen (IOW).

Als het totale inkomen van de uitkeringsgerechtigde WW of IOW en diens eventuele partner onder het sociaal minimum ligt, kan de uitkeringsgerechtigde een toeslag ontvangen tot het sociaal minimum op grond van de Toeslagenwet (TW), zie beleidsartikel 2.

Werknemers in Caribisch Nederland ontvangen bij beëindiging van de dienstbetrekking anders dan door de schuld van de werknemer op grond van de Cessantiawet een eenmalige uitkering, te betalen door de werkgever. Als de werkgever wegens faillissement of surseance van betaling niet in staat is om de uitkering (tijdig) te betalen, neemt de overheid deze verplichting over.

B. Rol en verantwoordelijkheid

De Minister financiert de inkomensondersteuning met begrotingsgefinancierde uitkeringsregelingen. Daarnaast stimuleert de Minister met financiële instrumenten initiatieven die bijdragen aan de werking van de arbeidsmarkt. Bij de premiegefinancierde uitkeringsregelingen regisseert de Minister. Zij is in deze rollen verantwoordelijk voor:

  • de vormgeving, het onderhoud en de werking van het stelsel van wet- en regelgeving;

  • de vaststelling van het niveau van de uitkeringen van de onderscheiden regelingen;

  • het borgen van het activerend karakter van de regelingen en van hun bijdrage aan de werking van de arbeidsmarkt;

  • de sturing van en het toezicht op de rechtmatige, doeltreffende en doelmatige uitvoering door UWV;

  • de organisatie van de eigen uitvoering binnen het verband van de Rijksdienst Caribisch Nederland (RCN).

C. Beleidswijzigingen

Als onderdeel van het sociaal aanvullend pakket ten tijde van de coronacrisis heeft het kabinet samen met werkgevers, werknemers, gemeenten en UWV een nieuwe aanpak ontwikkeld (publiek-private samenwerking) voor de inzet van aanvullende arbeidsmarktdienstverlening voor werkzoekenden en werkgevers. Vanuit deze aanpak kunnen werkzoekenden vroegtijdig geholpen worden met ontschotte dienstverlening die aansluit op wat nodig is. Sinds september 2021 zijn in alle 35 arbeidsmarktregio's regionale mobiliteitsteams actief, waarin de genoemde partijen samenwerken. De aanpak wordt ondersteund met tijdelijke middelen en een tijdelijke ministeriële regeling. Het kabinet wil de regionale arbeidsmarktinfrastructuur uitbreiden om de overgang van werk-naar-werk en van uitkering-naar-werk verder te stimuleren. Opgedane ervaringen met de regionale mobiliteitsteams worden hierbij betrokken. De uitbreiding vraagt om een nadere uitwerking van diverse vraagstukken, waarbij de uitvoering en uitvoerbaarheid een belangrijke rol spelen. Samen met belanghebbende partijen worden de contouren verder uitgewerkt. Om de periode tot inwerkingtreding van de toekomstige arbeidsmarktdienstverlening te overbruggen wordt in 2023 een vervolg gegeven aan de tijdelijke aanpak van de regionale mobiliteitsteams.

D. Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel 57 Budgettaire gevolgen van beleid artikel 5 (bedragen x € 1.000)

Omschrijving

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Verplichtingen

174.212

252.215

234.511

139.721

123.067

94.085

62.059

        

Uitgaven

163.923

257.724

237.578

140.321

123.067

94.085

62.059

        

Inkomensoverdrachten

       

Wet inkomensvoorziening oudere werklozen (IOW)

115.352

115.981

125.469

121.560

109.858

80.875

48.848

Cessantiawet (Caribisch Nederland)

294

111

111

109

109

110

111

Tijdelijke Regeling Tegemoetkoming Westhaven

71

266

250

102

0

0

0

Subsidies (regelingen)

       

Overige subsidies algemeen

754

785

505

600

0

0

0

Coordinatie arbeidsmarktdienstverlening

6.565

6.486

8.189

0

0

0

0

Werkgeverssubsidie praktijkleren

0

12.000

16.500

4.500

0

0

0

Bijdrage aan ZBO's/RWT's

       

Scholing WW

21.122

13.100

13.100

13.100

13.100

13.100

13.100

Arbeidsmarktdienstverlening

19.460

107.945

71.479

0

0

0

0

Bijdrage aan agentschappen

       

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland

305

1.050

1.975

350

0

0

0

        

Ontvangsten

1

10.425

0

0

0

0

0

        

Ontvangsten

       

Restituties

1

10.425

0

0

0

0

0

Geschatte budgetflexibiliteit

Tabel 58 Geschatte budgetflexibiliteit artikel 5 (%)
 

2023

juridisch verplicht

64,0

bestuurlijk gebonden

36,0

beleidsmatig gereserveerd

0

nog niet ingevuld / vrij te besteden

0

De uitgaven op artikel 5 Werkloosheid zijn voor 64% juridisch verplicht voor het jaar 2023. Per financieel instrument wordt dit onderstaand toegelicht.

Inkomensoverdrachten

De inkomensoverdrachten zijn gebaseerd op wet- en regelgeving en derhalve voor 100% juridisch verplicht. Het betreft uitkeringslasten voor de IOW, de Cessantiawet (Caribisch Nederland) en de Tijdelijke regeling tegemoetkoming Westhaven.

Subsidies

De subsidieuitgaven zijn voor 50% juridisch verplicht. De overige subsidies algemeen zijn voor 100% juridisch verplicht. Het betreft budget voor een centraal aanspreekpunt voor werkgevers en de Ambachtsacademie. De projectsubsidies in het kader van de coördinatie Arbeidsmarktdienstverlening (RMT's) zijn 39% juridisch verplicht. Deze subsidies zijn bedoeld om het organiserend vermogen van werkgevers- en werknemersorganisaties te versterken om mee te kunnen doen met de aanpak voor de aanvullende arbeidsmarktdienstverlening door regionale mobiliteitsteams. De subsidie praktijkleren is voor 55% juridisch verplicht.

Bijdrage aan ZBO's/RWT's

De bijdragen aan ZBO’s en RWT’s zijn 15% juridisch verplicht. Het scholingsbudget WW is bestuurlijk gebonden, maar nog niet juridisch verplicht. Het betreft een budget voor het inkopen van scholingstrajecten voor werklozen met een kwetsbare arbeidsmarktpositie. Arbeidsmarktdienstverlening (RMT's) betreft middelen voor de personeelskosten van de regionale mobiliteitsteams en de dienstverleningsbudgetten. Hiervan is 18% juridisch verplicht.

Bijdrage aan agentschappen

De bijdrage aan agentschappen is 50% juridisch verplicht. Het betreft uitvoeringskosten RVO voor de Subsidieregeling Praktijkleren in de derde leerweg.

Budgettaire gevolgen van beleid premiegefinancierd

Tabel 59 Premiegefinancierde uitgaven en ontvangsten artikel 5 (bedragen x € 1.000)

Omschrijving

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Verplichtingen

3.786.240

2.779.193

3.339.009

3.857.929

4.306.571

4.694.821

5.076.582

        

Uitgaven

3.786.240

2.779.193

3.339.009

3.857.929

4.306.571

4.694.821

5.076.582

        

Inkomensoverdrachten

       

WW

3.786.240

2.779.193

3.073.114

3.527.994

3.820.282

4.017.571

4.190.785

WW nominaal

0

0

265.895

329.935

486.289

677.250

885.797

        

Ontvangsten

189.830

205.511

233.665

242.766

251.981

254.988

255.296

        

Ontvangsten

       

Ufo

189.830

205.511

223.370

223.370

223.370

217.980

210.467

Ufo nominaal

0

0

10.295

19.396

28.611

37.008

44.829

E. Toelichting op de financiële instrumenten
Inkomensoverdrachten
Wet inkomensvoorziening oudere werklozen (IOW)

De IOW geeft werklozen die bij aanvang van de WW-uitkering 60 jaar en vier maanden of ouder zijn, na afloop van hun WW-uitkering recht op een vervolguitkering. Ook gedeeltelijk arbeidsgeschikten die bij aanvang van de loongerelateerde WGA-uitkering 60 jaar en vier maanden of ouder zijn, kunnen na afloop van hun loongerelateerde uitkering recht hebben op IOW.

De IOW is een tijdelijke regeling. Oudere WW’ers en WGA’ers kunnen in aanmerking komen voor een IOW-uitkering als zij vóór 1 januari 2024 werkloos of gedeeltelijk arbeidsongeschikt worden. De IOW wordt uitgevoerd door UWV.

Wie komt er voor in aanmerking?

  • Werklozen die bij aanvang van de WW-uitkering 60 jaar en vier maanden of ouder zijn en die recht hebben op meer dan drie maanden WW-uitkering, komen bij beëindiging van hun WW-uitkering wegens het bereiken van de maximale duur in aanmerking voor een IOW-uitkering.

  • Gedeeltelijk arbeidsgeschikte ouderen hebben na hun loongerelateerde WGA-uitkering recht op IOW als de loongerelateerde WGA is toegekend op of na het bereiken van de leeftijd van 60 jaar en vier maanden.

Hoe hoog is de IOW-uitkering?

Deze uitkering is maximaal 70% van het netto minimumloon. Dit is op 1 juli 2022 € 1.266,29 bruto per maand (exclusief vakantietoeslag). De uitkering kan lager zijn dan 70% van het netto minimumloon als:

  • De WW- of loongerelateerde WGA-uitkering lager was dan 70% van het minimumloon;

  • De betrokkene tijdens de IOW-uitkering andere inkomsten heeft, bijvoorbeeld loon of een andere uitkering.

Budgettaire ontwikkelingen

De stijging van de AOW-leeftijd werkt door in de uitgaven. Als de AOW-leeftijd hoger ligt, is de IOW-duur langer. Een andere factor die bijdraagt aan de oplopende uitkeringslasten, is de verkorting van de maximale WW-duur van 38 naar 24 maanden tussen 2016 en 2019. Dit leidt ertoe dat mensen eerder doorstromen van de WW naar de IOW, met als gevolg een hogere IOW instroom en een langer verblijf in de IOW.

De IOW loopt af per 1 januari 2024. Vanaf 2026 is er hierdoor geen instroom meer in de IOW. Dit verklaart de daling van de uitgaven in 2026.

Beleidsrelevante kerncijfers

Tabel 60 Kerncijfers IOW
 

Realisatie 20211

Raming 2022

Raming 2023

Volume IOW (x 1.000 uitkeringsjaren)

8,0

8,3

9,2

X Noot
1

Bron: UWV, jaarverslag.

Cessantiawet (Caribisch Nederland)

Werknemers in Caribisch Nederland die werkzaam zijn in de private sector ontvangen bij beëindiging van de dienstbetrekking anders dan door de schuld van de werknemer op grond van de Cessantiawet een eenmalige uitkering, te betalen door de werkgever. Als de werkgever wegens faillissement of surseance van betaling niet in staat is om de uitkering (tijdig) te betalen, neemt SZW deze verplichting over.

Budgettaire ontwikkelingen

Er wordt een in de tijd nagenoeg constant uitgavenpatroon verondersteld. In de praktijk kunnen uitgaven echter van jaar tot jaar sterk fluctueren, afhankelijk van het aantal bedrijven dat failliet is gegaan en het aantal betrokken werknemers.

Beleidsrelevante kerncijfers

Tabel 61 Kerncijfers Cessantiawet (Caribisch Nederland)
 

Realisatie 20211

Raming 2022

Raming 2023

Volume Cessantiawet (x 1.000 uitkeringen)

<0,1

<0,1

<0,1

X Noot
1

Bron: RCN-unit SZW.

Tijdelijke regeling tegemoetkoming Westhaven

De Minister van SZW heeft een tijdelijke tegemoetkoming beschikbaar gesteld voor werknemers in de Westhaven. Deze tegemoetkoming is voor werknemers die als gevolg van de sluiting van de Hemwegcentrale hun baan zijn kwijtgeraakt en daardoor inkomensverlies lijden. De subsidieregeling is op 20 mei 2020 in werking getreden.

Wie komt er voor in aanmerking?

De werknemer die aan alle volgende eisen voldoet komt in aanmerking:

  • 1. De werknemer had een vaste dienstbetrekking;

  • 2. De werknemer was werkzaam bij de Hemwegcentrale of een daarmee nauw verbonden bedrijf in de kolenoverslag of afvoer van bijproducten in het Westhavengebied;

  • 3. De werknemer heeft de pensioengerechtigde leeftijd nog niet bereikt;

  • 4. De werknemer heeft zich voor dienstverlening gemeld bij het Mobiliteitscentrum Kolenketen Westhaven (MCKW) voor 1 september 2020;

  • 5. De werknemer is ontslagen of herplaatst tussen 1 oktober 2019 en 1 juli 2021; het ontslag of herplaatsing was het gevolg van de sluiting van de Hemwegcentrale; en

  • 6. De werknemer lijdt door het ontslag of herplaatsing inkomensverlies.

Hoe hoog is de uitkering?

De hoogte van de totale tegemoetkoming bedraagt maximaal 35% van het referentie jaarinkomen. De aanvraagperiode van de regeling liep tot augustus 2020 en de financiële tegemoetkoming wordt uitgekeerd gedurende drie jaar.

Budgettaire ontwikkelingen

Voor deze regeling is cumulatief zo'n € 0,7 miljoen beschikbaar gesteld van 2021 tot en met 2024. Voor 2023 gaat het om een bedrag van € 250.000.

Werkloosheidswet

De WW verzekert werknemers tegen de financiële gevolgen van werkloosheid. Het verlies aan inkomen kan voor een bepaalde periode gedeeltelijk opgevangen worden met een uitkering. Het recht op een WW-uitkering duurt minimaal 3 maanden. De maximale duur is afhankelijk van het aantal jaren dat iemand heeft gewerkt voordat hij werkloos werd. De maximale duur is vanaf 2016 stapsgewijs – met één maand per kwartaal – teruggebracht van 38 maanden naar 24 maanden per 1 april 2019. Per jaar arbeidsverleden bouwt een werknemer de eerste tien jaar één maand recht op een WW-uitkering op. Vanaf tien jaar arbeidsverleden bouwt een werknemer met elk extra gewerkt jaar een halve maand recht op WW-uitkering op. Voor gewerkte jaren vóór 2016 geldt een overgangsrecht. De WW wordt uitgevoerd door UWV. Hoofdstuk 5.1, Sociale fondsen SZW, gaat nader in op de financiering van de uitgaven aan de WW.

Wie komt er voor in aanmerking?

Om voor een WW-uitkering in aanmerking te komen moet een werknemer in ieder geval:

  • De AOW-gerechtigde leeftijd nog niet hebben bereikt;

  • Verzekerd zijn voor de WW;

  • Minimaal vijf arbeidsuren per week kwijtraken (of voor wie minder dan tien uur per week werkte, minimaal de helft van de arbeidsuren);

  • Geen recht meer hebben op loon over die verloren arbeidsuren;

  • Beschikbaar zijn om te gaan werken;

  • Voldoen aan de wekeneis: in de 36 weken voor de eerste werkloosheidsdag in minimaal 26 weken in loondienst hebben gewerkt;

  • Geen ZW-uitkering, WAO-uitkering bij volledige arbeidsongeschiktheid of IVA-uitkering ontvangen;

  • Geen WGA-uitkering ontvangen (tenzij men naast de WGA-uitkering werkte, en die baan is kwijtgeraakt);

  • Zich tijdig registreren als werkzoekende bij het UWV WERKbedrijf;

  • Niet verwijtbaar werkloos zijn. Verwijtbaar werkloos is iemand die zelf ontslag heeft genomen of om een dringende reden is ontslagen. In dat geval krijgt de werknemer geen uitkering of een korting op de uitkering.

Hoe hoog is de WW-uitkering?

De eerste twee maanden bedraagt de uitkering 75%, daarna 70% van het WW-maandloon (dat maandloon wordt gebaseerd op het loon van de periode van 12 maanden voordat iemand werkloos werd). Inkomsten uit arbeid worden gedeeltelijk verrekend, zodat het totale inkomen toeneemt naarmate de WW-gerechtigde meer werkt. De hoogte van het maandloon is gemaximeerd, waardoor de 75%-uitkering per 1 juli 2022 maximaal € 3.799,19 bruto per maand bedraagt en de 70%-uitkering maximaal € 3.545,91 (beide bedragen inclusief vakantietoeslag).

Budgettaire ontwikkelingen

De WW-uitgaven ademen met de werkloosheid mee. Naar verwachting vindt komende jaren een geleidelijke toename van de werkloosheid richting het einde van de begrotingshorizon plaats. Hierdoor lopen de WW-uitgaven de komende jaren op.

Beleidsrelevante kerncijfers

Het WW-volume in 2023 zal naar verwachting hoger liggen dan in 2022 (tabel 59). Er wordt een stijging van de WW-instroom verwacht, hetgeen resulteert in een oplopende instroom in 2023.

Tabel 62 Kerncijfers WW
 

Realisatie 20211

Raming 2022

Raming 2023

Volume WW (x 1.000 uitkeringsjaren)

196

139

153

Aantal lopende WW-uitkeringen (x 1.000, ultimo)

192

169

197

Aantal WW-instromers (x 1.000)

292

244

289

 

waarvan nieuwe uitkeringen (x 1.000)

262

2

2

 

waarvan herleefde uitkeringen (x 1.000)3

30

2

2

Aantal beëindigde WW-uitkeringen (x 1.000)

386

266

263

X Noot
1

Bron: UWV, jaarverslag.

X Noot
2

Dit getal wordt niet geraamd.

X Noot
3

Wie na afloop van een WW-uitkering binnen 26 weken weer werkloos wordt, kan de oude WW-uitkering weer terugkrijgen. Dit wordt «herleving» genoemd.

Tabel 63 Kerncijfers werkhervatting uit de WW
 

Realisatie 2019

Realisatie 2020

Realisatie 2021

Aandeel werkhervatting binnen 12 maanden na instroom

30

26

22

 

waarvan leeftijd bij instroom jonger dan 55 jaar

32

27

22

 

waarvan leeftijd bij instroom 55 jaar en ouder

24

20

19

    

Aandeel werkhervatting binnen 3 maanden na instroom

13

11

10

Bron: UWV, jaarverslag.

Handhaving

Handhaving in de WW blijft ook de komende jaren een belangrijk thema. Naar aanleiding van de doorlichting van de WW op misbruikrisico’s zet UWV in op de aanpak van een aantal prioritaire risico’s, zoals gefingeerde dienstverbanden. Maatregelen op een aantal andere prioritaire risico’s, zoals de aanpak van verwijtbare werkloosheid en verblijf buiten Nederland waren in de afgelopen jaren al in gang gezet. Risicoscans vormen daarbij een belangrijk instrument.

Begin maart jl. heeft de Minister van SZW formeel opdracht verleend aan UWV om de risicoscan verwijtbare werkloosheid (hiervoor: risicomodel verwijtbare werkloosheid) en de risicoscan verblijf buiten Nederland (hiervoor: risicomodel verblijf buiten Nederland) te implementeren. De Minister van SZW heeft de Tweede Kamer hierover geïnformeerd in de Stand van de uitvoering van juni 2022 (Kamerstukken II 2021/2022, 26 448, nr. 682). Naar verwachting zullen beide modellen eind 2022 geïmplementeerd zijn binnen UWV. Vervolgens zal blijken, aan de hand van het vervolgonderzoek intensivering controle verwijtbare werkloosheid, of de risicogerichte controle op het gebied van verwijtbare werkloosheid daadwerkelijk efficiënter is ten opzichte van de andere in het onderzoek betrokken wijzen van controle op verwijtbare werkloosheid. Deze resultaten worden verwacht in 2023. Naderhand zal in samenspraak met UWV besloten worden of de huidige wijze van controle via de risicoscan verwijtbare werkloosheid voortgezet zal worden. Daarnaast werkt SZW, in afstemming met UWV, op dit moment aan het vormen van de opdracht tot structurele implementatie van de risicoscan sollicitatieactiviteiten. Het implementeren zal van start gaan in 2022.

De kengetallen op het gebied van handhaving tonen in 2021 over het algemeen een vergelijkbaar beeld als in eerdere jaren.

Tabel 64 Kerncijfers WW (fraude en handhaving)
  

Realisatie 2019

Realisatie 2020

Realisatie 2021

Preventie

Gepercipieerde detectiekans (%)

771

612

793

Kennis van de verplichtingen (%)

961

912

933

Opsporing4

Aantal onderzochte fraudesignalen (x 1.000)

3,4

2,8

4,5

Aantal geconstateerde overtredingen met financiële benadeling (x 1.000)5

1,0

0,8

0,8

Totaal benadelingsbedrag (x 1 mln)

4,5

3,6

3,7

Sanctionering4

Aantal waarschuwingen (x 1.000)

1,4

1

1,6

Aantal boetes (x 1.000)

0,8

0,6

0,7

Totaal boetebedrag ( x 1 mln)

1,1

0,8

1

  

Ontstaansjaar vordering

  

2019

2020

2021

Terugvordering4

Incassoratio boete + benadelingsbedrag ultimo 2021 (%)

45

38

24

X Noot
1

Bron: Ipsos «Kennis der verplichtingen en detectiekans».

X Noot
2

Bron: I&O Research «Kennis der verplichtingen in de coronacrisis». Als gevolg van een andere insteek van het onderzoek is sprake van een trendbreuk met 2019 en eerder.

X Noot
3

Bron: I&O Research «Kennis der verplichtingen en gepercipieerde detectiekans». Als gevolg van een andere insteek van het onderzoek is sprake van een trendbreuk met 2019 en eerder.

X Noot
4

Bron: UWV, jaarverslag.

X Noot
5

Cijfers betreffen alle overtredingen van de inlichtingenplicht met financiële benadeling.

Subsidies

Overige subsidies algemeen

In 2023 staat subsidie voor de Ambachtsacademie (€ 505.260). Deze middelen zijn afkomstig uit het amendement uit 2018 van leden Wiersma en Heerma (Kamerstukken II 2018/19, 35 000 XV, nr. 28) voor het verlengen van de ambachtsacademie.

Coördinatie arbeidsmarktdienstverlening (RMT's)

De projectsubsidies zijn opgezet om het organiserend vermogen van werkgevers- en werknemersorganisaties te versterken om zo mee te doen met de aanpak voor de aanvullende arbeidsmarktdienstverlening door regionale mobiliteitsteams. Deze subsidies hebben werknemers en werkgeversorganisaties in staat gesteld een landelijke structuur in te richten voor de aansturing en het bieden van ondersteuning aan de desbetreffende organisaties die deelnemen aan de regionale mobiliteitsteams in de regio’s. Voor 2023 is in totaal € 8,2 miljoen beschikbaar voor de afronding van aflopende projectsubsidies over 2021 en 2022 en voor nieuwe subsidieaanvragen.

Werkgeverssubsidie praktijkleren

Werkzoekenden en werkenden kunnen via praktijkleren in het mbo bij- of omgeschoold worden ter verbetering van hun directe en duurzame inzetbaarheid op de arbeidsmarkt. Bij praktijkleren in het mbo wordt werken gecombineerd met het doen van (een deel van) een mbo-opleiding resulterend in een praktijkverklaring, mbo-certificaat of mbo-diploma. Op grond van de Subsidieregeling praktijkleren in de derde leerweg kunnen werkgevers een vergoeding krijgen voor het realiseren van de benodigde leerbaan. Deze onderwijsprogramma’s kunnen meer flexibel worden ingericht ten opzichte van reguliere onderwijsprogramma's, wat juist voor werkzoekenden en werkenden waardevol is. Voor 2023 was reeds € 9 miljoen beschikbaar om werkgevers achteraf voor deze kosten te vergoeden. Hieraan is nog € 7,5 miljoen toegevoegd naar aanleiding van de verlengde aanpak in 2023.

Bijdrage aan ZBO's/RWT's

Scholing WW

Vanaf 2023 is het scholingsbudget WW structureel beschikbaar voor UWV om scholingstrajecten in te kopen. Er is jaarlijks € 13,1 miljoen beschikbaar voor het financieren van scholing voor WW-gerechtigden richting een krapteberoep. Deze scholingstrajecten worden ingezet voor werklozen met een kwetsbare arbeidsmarktpositie.

Arbeidsmarktdienstverlening (RMT's)

Om de periode tot inwerkingtreding van de toekomstige arbeidsmarktdienstverlening te overbruggen wordt een vervolg gegeven aan de tijdelijke aanpak van de regionale mobiliteitsteams. Vanuit dit budget worden de personele inzet in de regionale mobiliteitsteams en de dienstverleningsbudgetten gefinancieerd. Voor de afronding van crisisdienstverlening en het doen van nabetalingen voor 2021 en 2022 was reeds € 13,1 miljoen beschikbaar in 2023. Hier is € 58,4 miljoen aan toegevoegd ter financiering van de kosten van de verlengde aanpak in 2023.

Bijdrage aan agentschappen

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland

De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland voert de werkgeverssubsidie Praktijkleren in de derde leerweg uit. Hiervoor ontvangt deze partij reeds € 0,98 miljoen in 2023 en hier wordt € 1 miljoen aan toegevoegd.

Ontvangsten

Uitvoeringsfonds voor de overheid (Ufo)

De overheid is eigenrisicodrager voor de WW. UWV verstrekt WW uitkeringen aan voormalige overheidswerknemers en verhaalt deze uitkeringen vervolgens op de betrokken overheidswerkgever. Dit wordt als ontvangsten Uitvoeringsfonds voor de overheid (Ufo) op dit beleidsartikel van de begroting opgenomen. Voor 2023 verwachten we dat deze uitgaven met enkele tientallen miljoenen toenemen ten opzichte van 2022, naar € 223 miljoen.

3.6 Artikel 6 Ziekte en verlofregelingen

A. Algemene doelstelling

De overheid beschermt werknemers tegen de financiële gevolgen van ziekte en stimuleert hen het werk te hervatten. De overheid beschermt werknemers tegen de financiële gevolgen van zwangerschap en bevalling en komt tegemoet bij verlofopname wegens geboorte van een kind, adoptie of opname van een pleegkind en vanaf 2 augstus 2022 ook wegens verlofopname voor verzorging en opvoeding van het kind.

De overheid vindt dat mensen die ziek worden en waarbij de loonbetalingsverplichting bij ziekte voor de werkgever niet van toepassing is, ook verzekerd moeten zijn van een tijdelijk loonvervangend inkomen. Zij kunnen het verlies aan inkomen daarom voor een periode van twee jaar, gelijk aan de periode van de loonbetalingsverplichting, opvangen met een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW). Door middel van verzuimbegeleiding en re-integratie stimuleert de overheid deze (gewezen) werknemers om zo snel mogelijk weer aan het werk te gaan.

Ook tijdens de periode van zwangerschaps- en bevallingsverlof voorziet de overheid in een tijdelijk loonvervangend inkomen. Op grond van de Wet arbeid en zorg (WAZO) komen zwangere werknemers en zelfstandigen in aanmerking voor een uitkering. Ook andere verlofvormen geven recht op een uitkering, namelijk: adoptie- en pleegzorgverlof en aanvullend geboorteverlof. Vanaf 2 augustus 2022 komen werknemers ook in aanmerking voor een uitkering wegens ouderschapsverlof.

Mensen die lijden aan de ziekte maligne mesothelioom of asbestose door blootstelling aan asbest, kunnen van de overheid een tegemoetkoming of een voorschot op een schadevergoeding ontvangen op grond van de Regeling tegemoetkoming asbestslachtoffers (TAS).

Slachtoffers van het organo psycho syndroom (OPS), ook wel «schildersziekte» genoemd, kunnen in aanmerking komen voor een eenmalige financiële tegemoetkoming.

Werknemers in Caribisch Nederland die door ziekte of zwangerschap met loonderving geconfronteerd worden, ontvangen een uitkering op grond van de Ziekteverzekering (ZV).

B. Rol en verantwoordelijkheid

De Minister financiert de inkomensondersteuning met begrotingsgefinancierde uitkeringsregelingen. Bij de premiegefinancierde uitkeringsregelingen regisseert de Minister. Zij is in deze rollen verantwoordelijk voor:

  • de vormgeving, het onderhoud en de werking van het stelsel van wet- en regelgeving;

  • de vaststelling van het niveau van de uitkeringen van de onderscheiden regelingen;

  • de sturing van en het toezicht op de rechtmatige, doeltreffende en doelmatige uitvoering door UWV en de SVB;

  • de organisatie van de eigen uitvoering binnen het verband van de Rijksdienst Caribisch Nederland (RCN).

C. Beleidswijzigingen

Tegemoetkoming stoffengerelateerde beroepsziekten (TSB)

De commissie Heerts heeft geadviseerd een tegemoetkomingsregeling voor slachtoffers van ernstige stoffengerelateerde beroepsziekten in het leven te roepen. Deze regeling zal op 1 januari 2023 in werking treden (in plaats van zoals eerder beoogd op 1 juli 2022) voor slachtoffers van de eerste drie ernstige stoffengerelateerde beroepsziekten: 1. longkanker door asbest; 2. allergisch astma door allergenen; en 3. CSE (OPS) (Kamerstukken II 2021/22, 25 883, nr. 442). Het doel van de regeling is een maatschappelijke erkenning van (ex-)werkenden die ziek zijn geworden door hun werk als gevolg van blootstelling aan gevaarlijke stoffen.

Wijzigingen verlofregelingen Caribisch Nederland

Als onderdeel van de verzamelwet Caribisch Nederland is het kabinet voornemens om een aantal maatregelen per 1 juli 2023 in te voeren om een gezond werkklimaat te bevorderen, waarbij de werk-privé balans meer in evenwicht is. Na de geboorte van een kind krijgt een partner recht op geboorteverlof. Voor de verzorging van een naast familielid wegens ziekte wordt kortdurend zorgverlof ingevoerd. Het calamiteitenverlof, bedoeld voor onverwachte gebeurtenissen die een onmiddellijke onderbreking van het werk vergen, wordt uitgebreid. En het kabinet introduceert een uitkering voor zwangere zelfstandigen.

D. Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel 65 Budgettaire gevolgen van beleid artikel 6 (bedragen x € 1.000)

Omschrijving

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Verplichtingen

14.105

10.635

57.606

64.233

64.041

63.853

63.754

        

Uitgaven

14.105

10.635

57.606

64.233

64.041

63.853

63.754

        

Inkomensoverdrachten

       

TAS

6.198

5.265

5.265

5.265

5.265

5.265

5.265

Ziekteverzekering (Caribisch Nederland)

4.958

4.331

3.098

3.079

3.123

3.162

3.186

CSE

2.949

1.039

812

586

350

123

0

TSB

0

0

48.431

55.303

55.303

55.303

55.303

        

Ontvangsten

0

1.080

0

0

0

0

0

        

Ontvangsten

       

Restituties

0

1.080

0

0

0

0

0

Geschatte budgetflexibiliteit

Tabel 66 Geschatte budgetflexibiliteit artikel 6 (%)
 

2023

Juridisch verplicht

100

bestuuurlijk gebonden

0

beleidsmatig gereserveerd

0

nog niet ingevuld / vrij te besteden

0

De uitgaven op artikel 6 Ziekte en verlofregelingen zijn voor 100% juridisch verplicht voor het jaar 2023. Per financieel instrument wordt dit onderstaand toegelicht.

Inkomensoverdrachten

De inkomensoverdrachten zijn gebaseerd op wet- en regelgeving en derhalve voor 100% juridisch verplicht. Het betreft uitkeringslasten Regeling Tegemoetkoming Asbestslachtoffers (TAS), Ziekteverzekering Caribisch Nederland, CSE (OPS-voorzieningenfonds) en Tegemoetkomingsregeling stoffengerelateerde beroepsziekten (TSB).

Budgettaire gevolgen van beleid premiegefinancierd

Tabel 67 Premiegefinancierde uitgaven en ontvangsten artikel 6 (bedragen x € 1.000)

Omschrijving

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Verplichtingen

3.643.640

3.935.953

4.761.646

4.988.984

5.249.799

5.521.863

5.733.332

        

Uitgaven

3.643.640

3.935.953

4.761.646

4.988.984

5.249.799

5.521.863

5.733.332

        

Inkomensoverdrachten

       

ZW

1.978.911

1.990.858

2.020.965

2.067.733

2.105.328

2.118.894

2.106.273

WAZO

1.452.050

1.497.738

1.577.900

1.614.734

1.641.268

1.674.237

1.689.658

WAZO aanvullend geboorteverlof partners

212.679

221.424

234.247

239.078

242.844

248.576

250.877

Uitkeringslasten ouderschapsverlof

0

225.933

633.737

649.766

661.788

676.312

677.461

ZW nominaal

0

0

177.102

195.225

267.419

357.520

446.485

WAZO nominaal

0

0

78.636

146.225

216.251

290.284

365.811

WAZO aanvullend geboorteverlof partners nominaal

0

0

10.541

20.502

30.845

41.938

53.175

Uitkeringslasten ouderschapsverlof nominaal

0

0

28.518

55.721

84.056

114.102

143.592

        

Ontvangsten

0

0

0

0

0

0

0

E. Toelichting op de financiële instrumenten
Inkomensoverdrachten
Tegemoetkoming asbestslachtoffers (TAS)

Mensen die lijden aan de ziekte maligne mesothelioom of asbestose als gevolg van arbeidsgerelateerde blootstelling aan asbest kunnen een tegemoetkoming ontvangen op grond van de TAS. Indien zij de ziekte maligne mesothelioom of asbestose hebben gekregen door te werken met asbest (in dienst van een werkgever) of maligne mesothelioom hebben opgelopen via werkkleding van een huisgenoot, dan is de (voormalige) werkgever hiervoor aansprakelijk en kunnen zij een schadevergoeding bij de werkgever eisen. Dit kan echter lang duren. Tegelijkertijd is de levensverwachting van mensen met de ziekte maligne mesothelioom vaak erg kort. De TAS heeft tot doel asbestslachtoffers bij leven maatschappelijke erkenning te bieden in de vorm van een tegemoetkoming. Deze wordt uitgekeerd in de vorm van een voorschot op de schadevergoeding van de werkgever. Als de (voormalige) werkgever later alsnog een schadevergoeding betaalt, wordt het voorschot hiermee verrekend. Indien de werknemer geen schadevergoeding ontvangt, wordt het voorschot omgezet in een tegemoetkoming. De TAS wordt uitgevoerd door de SVB.

Wie komt er voor in aanmerking?

Mensen die ziek zijn geworden door het werken met asbest, krijgen een voorschot als:

  • Bij hen maligne mesothelioom of asbestose is vastgesteld;

  • Zij, of in het geval van maligne mesothelioom ook een huisgenoot, in loondienst bij een werkgever in Nederland werkten;

  • Zij, of in het geval van maligne mesothelioom ook een huisgenoot, op het werk zijn blootgesteld aan asbest;

  • Zij nog geen schadevergoeding hebben gekregen of een schadevergoeding hebben ontvangen die lager is dan € 22.121 (prijspeil 2022, dit bedrag wordt jaarlijks geïndexeerd).

Hoe hoog is de TAS?

Zowel het voorschot als de tegemoetkoming is in 2022 € 22.121, waarop reeds van de werkgever ontvangen bedragen in mindering worden gebracht. Dit is een eenmalige uitkering. De hoogte van de TAS volgt de ontwikkeling van het wettelijk minimumloon.

Budgettaire ontwikkelingen

De uitkeringslasten van de TAS worden vanaf 2023 geraamd op circa € 5,3 miljoen per jaar. Het is de verwachting dat de hoeveelheid succesvol afgeronde bemiddelingen tussen werkgevers en asbestslachtoffers de komende jaren gelijk blijft.

Beleidsrelevante kerncijfers

Naar verwachting blijft het aantal TAS aanvragen de komende jaren stabiel, ondanks dat het werken met asbest al in 1993 is verboden. Dit wordt veroorzaakt doordat mensen tot tientallen jaren na blootstelling aan asbest ziek kunnen worden.

Tabel 68 Kerncijfers TAS
 

Realisatie 20211

Raming 2022

Raming 2023

Aantal toekenningen voorschot TAS (x 1.000 uitkeringen)

0,4

0,4

0,4

 

waarvan toekenning in verband met maligne mesothelioom

0,3

0,3

0,3

 

waarvan toekenning in verband met asbestose

<0,1

<0,1

<0,1

Aantal terugontvangen voorschotten TAS (x 1.000 uitkeringen)

0,1

0,1

0,1

Aantal toekenningen maligne mesothelioom bij leven ten opzichte van totaal aantal toekenningen (%)

82

2

2

X Noot
1

Bron: SVB, jaarverslag.

X Noot
2

Dit cijfer wordt niet geraamd.

Ziekteverzekering (Caribisch Nederland)

Werknemers in de private sector van Caribisch Nederland die door ziekte of zwangerschap met loonderving geconfronteerd worden, ontvangen een uitkering (ziekengeld) op grond van de Ziekteverzekering. De uitkering is gerelateerd aan het laatstverdiende loon van de werknemer.

Budgettaire ontwikkelingen

De uitgaven voor de Ziekteverzekering (ZV) dalen in 2023 ten opzichte van eerdere jaren omdat er een minder groot corona-effect wordt verwacht. Als gevolg van demografische ontwikkelingen stijgen de uitgaven voor de ZV vanaf 2025 in lichte mate.

Beleidsrelevante kerncijfers

Tabel 69 Kerncijfers Ziekteverzekering Caribisch Nederland
 

Realisatie 20211

Raming 2022

Raming 2023

Volume Ziekteverzekering CN (x 1.000 uitbetaalde ziektedagen)

114

100

78

X Noot
1

Bron: RCN-unit SZW.

OPS-fonds

De OPS problematiek is het gevolg van blootstellingen aan vluchtige oplosmiddelen in het werk die hoger waren dan volgens de destijds geldende wettelijke voorschriften waren toegestaan. De regeling is in maart 2020 in werking getreden. Bij de opzet van de regeling is zoveel mogelijk aangesloten bij regelingen voor asbestslachtoffers. De regeling wordt uitgevoerd door de SVB.

Wie komt er voor in aanmerking?

De tijdelijke en eenmalige regeling voor een financiële tegemoetkoming aan OPS-slachtoffers is toegankelijk voor personen die aan drie voorwaarden voldoen:

  • Het slachtoffer beschikt over een officiële diagnose Chronische Toxische Encephalopathie (CTE) van een van de Solvent Teams aan de universiteiten van Amsterdam en Twente. Slachtoffers die bij inwerkingtreding van de regeling nog niet beschikken over zo’n diagnose kunnen deze tot een half jaar na de inwerkingtreding van de regeling alsnog aanvragen bij het Solvent Team van de universiteit van Amsterdam. De diagnose levert een bevestiging van zowel de gezondheidsschade als van het feit dat deze arbeidsgerelateerd is;

  • Het slachtoffer heeft geen enkele vorm van een financiële tegemoetkoming gehad voor de schade als gevolg van zijn OPS aandoening, of een bedrag dat lager is dan het normbedrag voor de financiële tegemoetkoming;

  • Er moet sprake zijn van een blootstelling die in Nederland in loondienst heeft plaatsgevonden.

Hoe hoog is de tegemoetkoming?

Zowel het voorschot als de tegemoetkoming is gelijk aan de tegemoetkoming bij de TAS (in 2022 bedraagt deze € 22.121). Dit is een eenmalige uitkering.

Budgettaire ontwikkelingen

De CSE-regeling is een tijdelijke regeling voor OPS-slachtoffers. Naar verwachting liggen de meeste aanvragen in de jaren 2020 en 2021. Daarom nemen de geraamde uitgaven vanaf 2022 gestaag af naar 0 in 2027.

Tegemoetkomingsregeling stoffengerelateerde beroepsziekten (TSB)

Doordat de juridische afwikkeling van een schadeclaim bij stoffengerelateerde beroepsziekten vaak leidt tot jarenlange en kostbare procedures, krijgen veel slachtoffers hiervoor geen financiële compensatie en daarmee ook geen erkenning van hun leed. De commissie Vergemakkelijking Schadeafhandeling Beroepsziekten (commissie-Heerts) is gevraagd aanbevelingen op te stellen voor een betere organisatie van het proces van werkgerelateerde schadeafhandeling. Omdat binnen het huidige aansprakelijkheidsrecht geen mogelijkheid werd gevonden voor aanpassingen van de verhaalsprocedure bij schadeclaims voor beroepsziekten, heeft het kabinet besloten tot de introductie van een tegemoetkomingsregeling. Deze regeling maakt het mogelijk om (ex-)werkenden met een ernstige stoffengerelateerde beroepsziekte een algemene financiële tegemoetkoming toe te kennen. De tegemoetkoming is geen schadevergoeding maar vormt een erkenning van het feit dat men door participatie aan het arbeidsproces ziek is geworden.

Wie komt er voor in aanmerking?

De doelgroep betreft (ex-)werkenden met ernstige beroepsziekten door blootstelling aan gevaarlijke stoffen op het werk.

Hoe hoog is de tegemoetkoming?

Het betreft een eenmalige tegemoetkoming van € 22.121 (prijsniveau 2022). Indien de (ex-)werkende naast de tegemoetkoming ook een schadevergoeding van de ex-werkgever/opdrachtgever (heeft) ontvang(t)(en), moet bij een gehonoreerde schadeclaim de tegemoetkoming worden terugbetaald tot het bedrag van de gehonoreerde schadeclaim.3

Budgettaire ontwikkelingen

De TSB gaat van start per 1 januari 2023. Het aantal aanvragen wordt door de tijd constant verondersteld.

Ziektewet (ZW)

De ZW geeft zieke werknemers het recht op een uitkering als zij geen werkgever meer hebben die in geval van ziekte loon moet doorbetalen. De ZW bevat minimumnormen voor re-integratie. De ZW geldt ook voor een beperkte groep werknemers die wel in dienst zijn van een werkgever, namelijk werknemers die tijdelijk ongeschikt zijn voor het verrichten van hun werk wegens arbeidsongeschiktheid als gevolg van zwangerschap en orgaandonatie en werknemers met een zogenaamde no-riskpolis. De werkgever mag de ZW-uitkering dan verrekenen met het loon dat hij moet doorbetalen. De ZW wordt uitgevoerd door UWV of door werkgevers zelf wanneer zij ervoor gekozen hebben om eigenrisicodrager te zijn voor de ZW-uitkeringslasten.

Wie komt er voor in aanmerking?

In aanmerking voor een ZW-uitkering komen:

  • Uitzendkrachten (zonder vast contract met het uitzendbureau);

  • Oproepkrachten (afhankelijk van het soort oproepcontract);

  • Personen met een arbeidscontract dat afloopt tijdens de ziekte;

  • Personen die een WW-uitkering ontvangen en langer dan dertien weken ziek zijn;

  • Vrouwen die ziek worden als gevolg van zwangerschap of bevalling. Wanneer vrouwen in loondienst werken hebben zij tijdens hun zwangerschapsverlof recht op een uitkering op grond van de Wet arbeid en zorg. Als deze vrouwen door de zwangerschap vóór of na de bevalling ziek worden, ontvangen zij een ZW-uitkering;

  • Orgaandonoren die door hun donatie tijdelijk niet kunnen werken;

  • Personen met een no-riskpolis die gedeeltelijk arbeidsongeschikt zijn en die binnen vijf jaar nadat ze in dienst zijn gekomen van een werkgever ziek worden;

  • Ondernemers en directeuren-grootaandeelhouders kunnen alleen een beroep doen op de ZW als zij hiervoor een vrijwillige verzekering hebben.

Hoe hoog is de ZW-uitkering?

De ZW-uitkering bedraagt meestal 70% van het loon dat de betrokkene gemiddeld per dag verdiende in het jaar voordat hij ziek werd. De hoogte van het dagloon is per 1 januari 2022 gemaximeerd op € 228,76 bruto per dag. Hierdoor bedraagt de uitkering maximaal € 3.482,87 bruto per maand inclusief vakantiegeld. De uitkering duurt maximaal twee jaar. Er zijn enkele uitzonderingen. Orgaandonoren en werkneemsters die arbeidsongeschikt zijn als gevolg van de zwangerschap of bevalling hebben recht op een ZW-uitkering van 100% van het dagloon, wat neerkomt op een uitkering van maximaal € 4.975,53 bruto per maand inclusief vakantiegeld. Op verzoek van de werkgever kan UWV de ZW-uitkering van personen die onder de no-riskpolis vallen het eerste jaar op 100% van het dagloon vaststellen.

Budgettaire ontwikkelingen

De uitkeringslasten ZW nemen in 2023 met circa € 30 miljoen toe ten opzichte van 2022, vanwege een stijging van het aantal ZW-uitkeringen. Dit komt vooral door de verwachting dat de doelgroep van de ZW toeneemt, als gevolg van een stijging van het aantal werkenden. Vanaf 2024 nemen de uitkeringslasten verder toe. Enerzijds komt dit doordat verwacht wordt dat het aantal zieke werklozen zal toenemen als gevolg van een oplopende werkloosheid. Anderzijds wordt rekening gehouden met een stijging van het aantal zieke zwangeren, als gevolg van een verwachte toename van het aantal geboorten en de werkzame beroepsbevolking. Daarnaast zal, doordat steeds meer mensen werken vanuit de Banenafspraak en Beschut Werk, het beroep op de no-riskpolis toenemen.

Beleidsrelevante kerncijfers

Naar verwachting neemt het aantal uitkeringensjaren in 2023 licht toe met ongeveer 1.000.

Tabel 70 Kerncijfers ZW
 

Realisatie 20211

Raming 2022

Raming 2023

Volume ZW (x 1.000 uitkeringen, gemiddelde)

107

106

107

Instroom ZW (x 1.000 uitkeringen)

346

2

2

Uitstroom ZW (x 1.000 uitkeringen)

414

2

2

X Noot
1

Bron: UWV, jaarverslag.

X Noot
2

In- en uitstroom worden niet geraamd.

Handhaving

De kerncijfers op het gebied van fraude en handhaving tonen in 2020 een wisselend beeld ten opzichte van de voorgaande jaren. In 2021 zijn de cijfers grotendeels terug op het oude niveau. Opvallend is dat het aantal onderzochte fraudesignalen in 2021 hoger ligt dan in de voorgaande jaren. Ook opvallend is dat het aantal waarschuwingen sterk is toegenomen en dat het aantal boetes juist sterk is afgenomen.

In 2020 heeft onderzoek plaatsgevonden door KPMG naar misbruikrisico’s in de ZW. Op basis hiervan wordt door UWV, met betrokkenheid van SZW, een nadere analyse naar deze misbruikrisico’s gedaan, waarbij ook wordt ingegaan op de beheersmaatregelen die door UWV worden ingezet. Wanneer besluitvorming daarover heeft plaatsgevonden wordt de Tweede Kamer nader geïnformeerd.

Tabel 71 Kerncijfers ZW (fraude en handhaving)
  

Realisatie 2019

Realisatie 2020

Realisatie 2021

Preventie

Gepercipieerde detectiekans (%)

771

572

783

Kennis van de verplichtingen (%)

931

872

933

Opsporing4

Aantal onderzochte fraudesignalen (x 1.000)

3,9

3,3

4,8

Aantal geconstateerde overtredingen met financiële benadeling (x 1.000)5

2,6

2,0

2,4

Totaal benadelingsbedrag (x € 1 mln)

3,5

2,9

2,9

Sanctionering4

Aantal waarschuwingen (x 1.000)

2,1

1,9

3,6

Aantal boetes (x 1.000)

1,1

0,8

0,3

Totaal boetebedrag (x € 1 mln)

0,7

0,6

0,3

  

Ontstaansjaar vordering

  

2019

2020

2021

Terugvordering4

Incassoratio fraudevorderingen (boete + benadelingsbedrag) ultimo 2021 (%)

55

35

16

X Noot
1

Bron: Ipsos «Kennis der verplichtingen en detectiekans».

X Noot
2

Bron: I&O Research «Kennis der verplichtingen in de coronacrisis». Als gevolg van een andere insteek van het onderzoek is sprake van een trendbreuk met 2019 en eerder.

X Noot
3

Bron: I&O Research «Kennis der verplichtingen en gepercipieerde detectiekans». Als gevolg van een andere insteek van het onderzoek is sprake van een trendbreuk met 2019 en eerder.

X Noot
4

Bron: UWV, jaarverslag.

X Noot
5

Cijfers betreffen alle overtredingen van de inlichtingenplicht met financiële benadeling.

Wet arbeid en zorg (WAZO)

De WAZO bundelt een aantal wettelijke verlofvormen, zoals het zwangerschaps- en bevallingsverlof, (aanvullend) geboorteverlof, adoptie- en pleegzorgverlof, ouderschapsverlof en kort- en langdurend zorgverlof. Vaak bestaat er recht op (gedeeltelijke) loondoorbetaling of op een uitkering: zwangerschaps- en bevallingsuitkering, adoptie- en pleegzorguitkering, geboorteverlofuitkering en vanaf 2 augustus 2022 ook een ouderschapsverlofuitkering. Deze uitkeringen op grond van de WAZO worden uitgevoerd door UWV.

Wie komt er voor in aanmerking?

In aanmerking voor een zwangerschaps- en bevallingsuitkering komen:

  • Vrouwelijke werknemers;

  • Andere vrouwelijke verzekerden voor de ZW (onder andere thuiswerksters en vrouwen die een ZW-, WW- of loongerelateerde WGA-uitkering ontvangen);

  • Vrouwelijke vrijwillig verzekerden voor de ZW;

  • Vrouwen van wie de vermoedelijke bevallingsdatum binnen 10 weken na het einde van de verplichte ZW-verzekering ligt, evenals vrouwen die later uitgerekend zijn, maar die toch binnen 10 weken na het einde van de verplichte verzekering bevallen.

In aanmerking voor adoptie- en pleegzorgverlof komt de werknemer die een kind heeft geadopteerd dan wel als pleegkind in zijn gezin heeft opgenomen. Er is een afzonderlijke uitkeringsregeling voor zwangere zelfstandigen, de regeling Zelfstandig en Zwanger (ZEZ). Vrouwelijke zelfstandigen, directeuren-grootaandeelhouders, meewerkende echtgenoten en beroepsbeoefenaars op arbeidsovereenkomst (hulpen in de huishouding voor minder dan vier dagen per week) hebben gedurende ten minste 16 weken recht op een uitkering. Zie ook beleidsartikel 12.

Hoe hoog is de WAZO-uitkering?

De zwangerschaps- en bevallingsuitkering en de adoptie- en pleegzorguitkering bedraagt 100% van het laatstverdiende loon, tot een maximum van 100% van het maximumdagloon. Dit is per 1 juli 2022 gelijk aan € 5.065,58 bruto per maand inclusief vakantiegeld. De hoogte van de uitkering voor zelfstandigen is maximaal het wettelijk minimumloon (per 1 juli 2022 € 1.756,20 bruto per maand exclusief vakantiegeld).

Budgettaire ontwikkelingen

Als gevolg van een verwachte toename van het aantal geboorten en de stijging van het wettelijk minimumloon nemen de uitgaven voor zwangerschaps- en bevallingsverlof de komende jaren toe.

Beleidsrelevante kerncijfers

Tabel 72 laat zien dat het verwachte aantal toekenningen in de WAZO in 2022 licht daalt ten opzichte van 2021, en in 2023 weer stijgt. Dit hangt samen met de verwachte geboorteontwikkeling.

Tabel 72 Kerncijfers WAZO
 

Realisatie 20211

Raming 2022

Raming 2023

Totaal aantal toekenningen zwangerschaps- en bevallingsverlofuitkering (x 1.000 uitkeringen)

153

150

154

Aantal toekenningen werknemers (x 1.000 uitkeringen)

140

137

141

Aantal toekenningen zelfstandigen (x 1.000 uitkeringen)

12,9

12,7

13,1

X Noot
1

Bron: SZW, berekening.

WAZO aanvullend geboorteverlof partners

Het aanvullend geboorteverlof duurt maximaal 5 weken. Het verlof dient binnen 6 maanden na de geboorte te worden opgenomen. Ook deze regeling wordt door UWV uitgevoerd.

Wie komt er voor in aanmerking?

In aanmerking voor een aanvullend geboorteverlof uitkering komt de werknemer die echtgeno(o)t(e) of geregistreerde partner van de moeder van het kind is, met de moeder ongehuwd samenwoont of haar kind erkent.

Hoe hoog is de uitkering?

De hoogte van de uitkering voor aanvullend geboorteverlof bedraagt 70% van het laatstverdiende loon, tot een maximum van 70% van het maximumdagloon.

Budgettaire ontwikkelingen

De uitgaven stijgen de komende jaren als gevolg van een verwachte toename van het aantal geboorten en het gebruik van de regeling. Daarnaast leidt de stijging van het wettelijk minimumloon naar verwachting ook tot hogere uitgaven.

Beleidsrelevante kerncijfers

Het aantal toekenningen neemt de komende jaren toe als gevolg van een verwachte toename in het aantal geboorten en het gebruik van de regeling.

Tabel 73 Kerncijfers aanvullend geboorteverlof
 

Realisatie 20211

Raming 2022

Raming 2023

Totaal aantal toekenningen aanvullend geboorteverlof (x 1.000 uitkeringen)

81

82

84

Gemiddeld aantal opgenomen dagen

22

22

22

X Noot
1

Bron: SZW, berekening op basis van UWV Juninota.

WAZO betaald ouderschapsverlof

Vanaf 2 augustus 2022 wordt een uitkering verstrekt aan werknemers bij opname van ouderschapsverlof. De uitkeringsduur is maximaal 9 weken. De uitkering wordt alleen verstrekt indien het verlof in het eerste levensjaar van het kind wordt opgenomen. Bij adoptie of pleegzorg kan het verlof worden opgenomen gedurende het eerste jaar na opname van het kind in het gezin.

Wie komt er voor in aanmerking?

Rechthebbend is de werknemer die als ouder in familierechtelijke betrekking staat tot het kind.

Hoe hoog is de uitkering?

De uitkering bedraagt 70% van het dagloon, met als maximum 70% van het maximum dagloon.

Budgettaire ontwikkelingen

Doordat de regeling gaandeweg 2022 ingaat (2 augustus) zijn de uitgaven in 2022 incidenteel lager dan in de daarop volgende jaren. De uitgaven nemen in latere jaren toe vanwege de verwachte toename van het aantal geboorten. Daarnaast leidt de stijging van het wettelijk minimumloon naar verwachting ook tot hogere uitgaven.

3.7 Artikel 7 Kinderopvang

A. Algemene doelstelling

De overheid biedt financiële ondersteuning aan werkende ouders voor kinderopvang en bevordert de kwaliteit van kinderopvang.

De overheid hecht aan goede, veilige en financieel toegankelijke kinderopvang, zodat ouders arbeid en zorg kunnen combineren. Voor de bevordering van de arbeidsparticipatie is het belangrijk dat ouders van jonge kinderen actief blijven op de arbeidsmarkt. Bovendien zorgt goede kinderopvang er ook voor dat kinderen worden gestimuleerd in hun ontwikkeling. De kinderopvangtoeslag houdt formele kinderopvang betaalbaar voor ouders. Om de kwaliteit van kinderopvang te bevorderen heeft de overheid in de Wet kinderopvang (Wko) vastgesteld aan welke eisen de kinderopvangvoorzieningen moeten voldoen. De GGD houdt hier, in opdracht van gemeenten, toezicht op. Daarnaast steunt de Minister via subsidies projecten die de (informatie)positie van ouders versterken. Dit om te zorgen dat ouders hun kind naar een kinderopvangvoorziening kunnen brengen die veilig en van goede kwaliteit is. De kinderopvangondernemers zijn verantwoordelijk voor het goed functioneren van de kinderopvang. Gastouderbureaus en gastouders zijn verantwoordelijk voor de kwaliteit van gastouderopvang. Ouders hebben een eigen verantwoordelijkheid bij de keuze voor een kinderopvangvoorziening en kunnen hun invloed onder andere via de oudercommissies uitoefenen.

B. Rol en verantwoordelijkheid

De Minister regisseert met wet- en regelgeving het stelsel, financiert met de kinderopvangtoeslag (KOT) het gebruik van kinderopvang en stimuleert met subsidies de (informatie)positie van ouders. Zij is in deze rollen verantwoordelijk voor:

  • de vormgeving, het onderhoud en de werking van het stelsel van wet- en regelgeving;

  • het vaststellen van de hoogte van de kinderopvangtoeslag en de voorwaarden waaronder deze wordt toegekend;

  • het ter beschikking stellen van middelen aan gemeenten via het Gemeentefonds ter financiering van toezicht en handhaving op de kinderopvang;

  • het borgen van de kwaliteit van toezicht en handhaving;

  • het verstrekken van middelen ten behoeve van de kinderopvang en voor- en naschoolse voorzieningen in Caribisch Nederland in het kader van het programma BES(t) 4 kids;

  • het bevorderen van de kwaliteit en veiligheid van de kinderopvang.

De Minister van Financiën is verantwoordelijk voor de rechtmatige, doeltreffende en doelmatige uitvoering van de KOT door het directoraat-generaal Toeslagen.

C. Beleidswijzigingen

Verbetering stelsel kinderopvangtoeslag

Het coalitieakkoord van het kabinet Rutte IV bevat het voornemen voor een grote hervorming van het kinderopvangstelsel. Het doel van de hervorming is een financieel toegankelijker stelsel met minder complexiteit voor ouders en minder kans op terugvorderingen. De invoering van dit nieuwe stelsel vergt een verscheidenheid aan beleidskeuzes, een uitgebreid wetgevingstraject en de selectie van een uitvoeringsorganisatie. Voor dit laatste punt heeft SZW ABDTOPConsult de opdracht gegeven onafhankelijk onderzoek te verrichten en een advies uit te brengen. De verwachting is dat dit onderzoek in het najaar van 2022 afgerond zal worden. Zodra over de nieuwe uitvoerder besloten wordt, zal het nieuwe stelsel in co-creatie tussen beleid en uitvoerder verder vormgegeven worden.

Aanspraak kinderopvangtoeslag ouders met tijdelijke Wlz-indicatie

Per 2023 zal een uitzondering op de arbeidseis voor het recht op kinderopvangtoeslag in werking treden (Stb. 2020, 518). Vanaf volgend jaar krijgen gezinnen waarvan een ouder werkt of een traject naar werk volgt en de andere ouder een tijdelijke indicatie heeft op basis van de Wet langdurige zorg (Wlz-indicatie) aanspraak op kinderopvangtoeslag (Kamerstukken II 2020/21, 35 598, nr. 2). Voor ouders met een permanente Wlz-indicatie was de aanspraak op kinderopvangtoeslag reeds op 1 januari 2021 geregeld.

Oplossing noodopvang knelpunt toeslagen

Het kabinet is voornemens om per 1 januari 2023 een knelpunt in het toeslagensysteem op te lossen. In bepaalde situaties waar een persoon gehuwd is en vanwege huiselijk geweld opgevangen wordt in een noodopvang, bestaat geen (zelfstandige) aanspraak op toeslagen. Het kabinet vindt dit een onwenselijke situatie (zie ook Kamerstukken II 2022/23, 31 066, nr. 1053). Daarom wordt dit knelpunt door middel van een wijziging in de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir) opgelost. Zo kan deze groep vanaf 2023 zorgtoeslag, kindgebonden budget en kinderopvangtoeslag ontvangen die passend is bij hun feitelijke situatie.

Loslaten koppeling gewerkte uren per 2023

Het loslaten van de koppeling gewerkte uren (KGU) is afgesproken in het coalitieakkoord en beoogt een vereenvoudiging van het stelsel en een vermindering van de onzekerheid over het recht op en de hoogte van de kinderopvangtoeslag. Indien een ouder en diens eventuele partner werken, is er recht op kinderopvangtoeslag, onafhankelijk van hoeveel uren er per maand gewerkt wordt. Met name voor ouders met onregelmatige werktijden, zoals ondernemers, is het lastig in te schatten hoeveel uren per maand diegene werkt. De KGU kon leiden tot (hoge) terugvorderingen en daarom voor een belemmering in de arbeidsparticipatie van deze ouders zorgen. Met het loslaten van de KGU wordt tevens een knelpunt opgelost dat is geïnventariseerd in de uitwerking van de motie Lodders-Van Weyenberg.

Gedeeltelijke indexering maximum uurprijs gastouderopvang

In de begroting 2022 is aangekondigd dat de intensivering vanaf 2022 van toezicht en handhaving in de gastouderopvang per 2023 van dekking zal worden voorzien via een maatregel in de kinderopvangtoeslag. In het Besluit Kinderopvangtoeslag 2023 is daartoe een gedeeltelijke indexering van de maximum uurprijs in de gastouderopvang opgenomen (€ 0,15 lagere indexering). Met deze maatregel wordt de intensivering van toezicht en handhaving gedekt uit de kinderopvangtoeslag voor ouders die gastouderopvang afnemen: zij hebben immers baat bij borging van goede kwaliteit.

Kinderopvang in Caribisch Nederland

In 2019 is gestart met het wetsvoorstel Kinderopvang BES. Het doel van het wetsvoorstel is het verbeteren van de kwaliteit en het verhogen van de financiële toegankelijkheid van de kinderopvang in Caribisch Nederland. Met het wetsvoorstel leggen we de kwaliteitseisen en het toezicht daarop integraal vast en regelen we duurzaam de financiering van het kinderopvangstelsel in Caribisch Nederland. Het wetsvoorstel Kinderopvang BES treedt naar verwachting vanaf 2023 gefaseerd in werking. Dat betekent dat kwaliteits- en toezichtseisen vanaf dat moment in werking treden.

Kinderopvang is een belangrijke pijler in de kabinetsbrede aanpak gericht op het verminderen van de kosten van levensonderhoud in Caribisch Nederland. De maatregelen op het terrein van kinderopvang zijn van belang in het kader van het toewerken naar het realiseren van het ijkpunt sociaal minimum Caribisch Nederland (Kamerstukken II 2021/22, 31 322, nr. 436).

Om de koopkracht voor gezinnen te verstevigen als gevolg van de hoge inflatie wordt in het kader van de Tijdelijke subsidieregeling Financiering Kinderopvang Caribisch Nederland de eigen bijdrage voor de kinderopvang verlaagd met $25 per maand voor de dagopvang en $10 per maand voor de buitenschoolse opvang.

D. Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel 74 Budgettaire gevolgen van beleid artikel 7 (bedragen x € 1.000)

Omschrijving

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Verplichtingen

4.115.024

4.273.782

4.314.657

4.469.891

6.176.221

6.433.385

6.603.981

        

Uitgaven

4.108.446

4.266.000

4.317.157

4.473.173

6.178.221

6.433.385

6.603.981

        

Inkomensoverdrachten

       

Kinderopvangtoeslag

3.813.334

4.160.026

4.254.924

4.419.462

6.138.361

6.397.449

6.572.195

Tegemoetkomingsregeling Eigen Bijdrage

275.578

73.002

0

0

0

0

0

Subsidies (regelingen)

       

Kinderopvang

1.411

1.300

1.300

2.050

2.050

2.050

2.050

Subsidies Caribisch Nederland

5.221

8.952

10.597

12.341

12.666

13.295

13.395

Opdrachten

       

Overige Opdrachten

1.524

5.269

2.973

2.973

3.076

3.502

3.502

Opdrachten Caribisch Nederland

73

1.548

4.406

4.921

1.234

2.505

2.505

Bekostiging

       

Projectbureau PGV

1.394

1.561

1.593

1.593

1.593

1.593

1.593

Bijdrage aan agentschappen

       

Agentschap DUO

7.275

8.864

8.864

8.833

7.741

7.741

7.741

Bijdrage aan medeoverheden

       

Versterking Kinderopvang Samenwerking BES(t) 4 kids CN

2.636

5.478

8.500

7.000

3.000

1.000

1.000

SPUK kwijtschelden schulden Kinderopvang

0

0

24.000

14.000

8.500

4.250

0

        

Ontvangsten

1.498.566

1.680.911

1.765.766

1.760.939

1.718.997

1.642.948

1.568.937

        

Ontvangsten

       

Algemeen

433

480

480

480

480

480

480

Terugontvangsten kinderopvangtoeslag

176.917

238.409

288.362

283.535

241.593

165.544

91.533

Werkgeversbijdrage Kinderopvang

1.321.216

1.442.022

1.476.924

1.476.924

1.476.924

1.476.924

1.476.924

Geschatte budgetflexibiliteit

Tabel 75 Geschatte budgetflexibiliteit artikel 7 (%)
 

2023

juridisch verplicht

99,8%

bestuurlijk gebonden

0,2%

beleidsmatig gereserveerd

0%

nog niet ingevuld / vrij te besteden

0%

De uitgaven op artikel 7 Kinderopvang zijn voor 99,8% juridisch verplicht voor het jaar 2023. Per financieel instrument wordt dit onderstaand toegelicht.

Inkomensoverdrachten

De inkomensoverdrachten zijn gebaseerd op wet- en regelgeving en daarom voor 100% juridisch verplicht. Het betreft uitkeringslasten kinderopvangtoeslag.

Subsidies

Het budget voor subsidies is voor 95% juridisch verplicht. Het betreft voor € 10,6 miljoen de subsidieregeling voor Caribisch Nederland, die gericht is op het verbeteren van de kwaliteit en financiële toegankelijkheid van kinderopvang en buitenschoolse opvang in Caribisch Nederland, door het gebruik daarvan te subsidiëren. Daarnaast is er nog circa € 0,7 miljoen juridisch verplicht voor lopende subsidieprojecten die gericht zijn op de kinderopvang in Nederland.

Opdrachten

Van het budget voor Opdrachten is 28% juridisch verplicht. Daarnaast is 60% bestuurlijk gebonden. Dit betreft onderzoek en opdrachten voor de kinderopvang in Nederland en Caribisch Nederland.

Bekostiging

De bekostiging is voor 97% juridisch verplicht. Het betreft uitgaven aan Stichting Projectenbureau Publieke Gezondheid van de Vereniging van Publieke Gezondheid en Veiligheid Nederland (PGV) voor de coördinatie op het toezicht op de kinderopvang. PGV is wettelijk aangewezen voor deze taak.

Bijdrage aan agentschappen

Het budget voor bijdrage Agentschappen is voor 89% juridisch verplicht, het wordt ingezet voor de uitvoering door DUO van het Landelijk Register Kinderopvang en het Personenregister Kinderopvang.

Bijdrage aan medeoverheden

Het budget voor bijdrage medeoverheden is bestemd voor de compensatie aan gemeenten voor het kwijtschelden van publieke schulden in het kader van de hersteloperatie Kinderopvangtoeslag (€ 24 miljoen) en voor versterking van de kinderopvang in Caribisch Nederland (€ 8,5 miljoen). Het budget is voor 89% juridisch verplicht.

E. Toelichting op de financiële instrumenten
Inkomensoverdrachten

Kinderopvangtoeslag (KOT)

Ouders die betaalde arbeid verrichten en ouders die tot een doelgroep behoren zoals omschreven in de Wko, ontvangen een inkomensafhankelijke bijdrage in de kosten van kinderopvang: de kinderopvangtoeslag. Hierbij geldt de voorwaarde dat zij hun kinderen naar een kinderopvanginstelling of gastouder brengen die voldoet aan de eisen van de Wko en daarom geregistreerd is in het Landelijk Register Kinderopvang (LRK). De KOT wordt uitgevoerd door het directoraat-generaal Toeslagen van het Ministerie van Financiën. DUO verzorgt de inschrijving in het register buitenlandse kinderopvang en de SVB is verantwoordelijk voor de uitbetaling van de aanvulling op de KOT in het buitenland.

Wie komt er voor in aanmerking?

  • Ouders die arbeid en zorg voor kinderen combineren en beiden werken (werknemers en zelfstandigen);

  • Alleenstaande ouders die arbeid en zorg voor kinderen combineren (werknemers en zelfstandigen);

  • Doelgroepouders, bijvoorbeeld ouders die studeren of deelnemen aan een traject om weer aan het werk te komen.

Hoe hoog is de kinderopvangtoeslag?

De hoogte van de kinderopvangtoeslag is van een aantal aspecten afhankelijk:

  • Hoogte van het toetsingsinkomen van de ouder(s);

  • Hoogte van de betaalde uurprijs, tot aan de maximum uurprijs;

  • De opvangsoort: dagopvang, buitenschoolse opvang en gastouderopvang kennen een verschillende maximum uurprijs waarvoor ouders een toeslag kunnen ontvangen;

  • Het kind waar de opvang betrekking op heeft: voor het eerste kind geldt een andere toeslag dan voor tweede en volgende kinderen;

  • Het aantal gewerkte uren door de ouder die de minste uren per jaar werkt dan wel de periode waarin een traject naar werk gevolgd wordt. Per 2023 wordt beoogd om de koppeling met het aantal gewerkte uren los te laten;

  • Het aantal uren dat gebruik wordt gemaakt van een kinderopvangvoorziening.

Budgettaire ontwikkelingen

In 2023 stijgen de uitgaven voor de kinderopvangtoeslag naar verwachting met circa € 95 miljoen ten opzichte van 2022. De uitgaven nemen vooral toe doordat kinderen in 2023 gemiddeld meer uren naar de opvang gaan, onder meer als gevolg van het loslaten van de koppeling gewerkte uren. In latere jaren lopen de uitgaven aan kinderopvangtoeslag verder op. Dit houdt met name verband met de intensiveringen uit het coalitieakkoord, waarbij onder meer de vergoeding van de kinderopvang voor alle werkende ouders vanaf 2025 naar 96% gaat.

Beleidsrelevante kerncijfers

In 2022 komt het aantal kinderen dat naar de kinderopvang gaat (met kinderopvangtoeslag) naar verwachting sterk hoger uit dan in 2021. Dit is onder meer omdat het gebruik in 2021 vanwege de coronacrisis tijdelijk lager uitviel en omdat er in 2022 naar verwachting meer werkende ouders zijn. In 2023 blijft het aantal kinderen naar verwachting vrij stabiel.

Het gemiddelde aantal uren per kind neemt in 2022 naar verwachting sterk toe en loopt in 2023 verder op. De voorziene stijging in 2023 houdt deels verband met het loslaten van de koppeling gewerkte uren.

Tabel 76 Kerncijfers gebruik kinderopvang (jaargemiddelden)
 

Realisatie 20211

Raming 2022

Raming 2023

Aantal huishoudens dat gebruik maakt van kinderopvangtoeslag (x 1.000)

557

582

584

    

Aantal kinderen met kinderopvangtoeslag (x 1.000)

   

0-12 jaar

834

871

874

0-4 jaar (dagopvang)

400

416

418

4-12 jaar (buitenschoolse opvang)

434

456

455

    

Deelname kinderen met kinderopvangtoeslag (%)

   

0-12 jaar

39

41

41

0-4 jaar (dagopvang)

58

60

59

4-12 jaar (buitenschoolse opvang)

30

32

32

    

Aantal uren per kind per maand

   

0-12 jaar

62,9

64,5

65,7

0-4 jaar (dagopvang)

87,6

89,9

91,1

4-12 jaar (buitenschoolse opvang)

40,1

41,3

42,3

    

Gebruik kinderopvangtoeslag naar verzamelinkomen (aantal kinderen met kinderopvangtoeslag x 1.000)

   

Tot 130% Wml

71

74

74

130% Wml tot 1 1/2 x modaal

166

168

168

1 1/2 x modaal tot 3 x modaal

459

482

483

3 x modaal en hoger

137

148

148

    

Aantal uren per kind met kinderopvangtoeslag

   

Tot 130% Wml

80

83

85

130% Wml tot 1 1/2 x modaal

61

64

65

1 1/2 x modaal tot 3 x modaal

59

60

61

3 x modaal en hoger

69

70

71

Bron: SZW-berekeningen op basis van informatie van CBS (bevolkingsprognose voor berekening deelname) en Toeslagen.

X Noot
1

De realisatiecijfers van 2021 zijn gebaseerd op de opgaven van aanvragers die nog kunnen wijzigen als gevolg van het definitief vaststellen van inkomen en gebruik.

Tabel 77 Kerncijfers kinderopvang bijdragen sectoren en ouders
 

Realisatie 20211

Raming 2022

Raming 2023

Bijdragen sectoren (in %)

   

Collectief

71

71

71

 

waarvan Overheid

45

45

45

 

waarvan Werkgevers

26

26

26

Ouders

29

29

29

    

Wettelijke maximum uurprijs (in €)2

   

Dagopvang

8,46

8,50

8,97

Buitenschoolse opvang

7,27

7,31

7,72

Gastouderopvang

6,49

6,52

6,73

    

Gemiddelde tarieven van kinderopvanginstellingen (in €)3

   

Dagopvang

8,61

8,81

9,30

Buitenschoolse opvang

7,74

7,90

8,34

Gastouderopvang

6,45

6,57

6,94

    

Ouderbijdrage eerste kind in € per uur voor gezinsinkomen4

   

130% Wml

0,37

0,38

0,40

1 1/2 x modaal

1,68

1,72

1,81

3 x modaal

4,96

5,06

5,34

    

Ouderbijdrage volgend kind in € per uur voor gezinsinkomen4

   

130% Wml

0,36

0,37

0,39

1 1/2 x modaal

0,49

0,50

0,53

3 x modaal

1,26

1,28

1,35

Bron: SZW-berekeningen op basis van informatie van Toeslagen.

X Noot
1

De realisatiecijfers van 2021 zijn gebaseerd op de opgaven van aanvragers die nog kunnen wijzigen als gevolg van het definitief vaststellen van inkomen en gebruik.

X Noot
2

De maximum uurprijzen betreffen de vastgestelde maximum uurprijzen (en niet een raming).

X Noot
3

De raming is opgesteld in prijzen 2022. Echter, het geraamde gemiddelde tarief 2023 is, evenals de wettelijke maximumuurprijs 2023, weergegeven op prijsniveau 2023. De cijfers over de gemiddelde uurprijs zijn gebaseerd op de uurprijzen die de ouders aan Toeslagen doorgeven. Het betreft de gemiddelde uurprijzen, waarbij gewogen is naar gebruik. Ter illustratie: de uurprijs van gebruikers die 60 opvanguren afnemen weegt drie keer zo zwaar mee bij bepaling van het gemiddelde als de uurprijs van gebruikers die 20 opvanguren afnemen.

X Noot
4

Kosten van kinderopvang per uur voor ouders, gebaseerd op de maximum uurprijzen en de toeslag die ouders ontvangen.

Tegemoetkomingsregeling Eigen Bijdrage

Vanwege de kabinetsmaatregelen rondom COVID-19 is de kinderopvang-sector gedurende enkele periodes gesloten geweest. Ouders met kinderopvangtoeslag, ouders met gemeentelijke subsidiëring en personen zonder overheidsvergoeding die de factuur hebben doorbetaald tijdens de periode(s) dat de kinderopvang gesloten was, konden voor een tegemoetkoming van de eigen bijdrage in aanmerking komen.

Daarnaast kunnen ouders die in de eerste sluitingsperiodes (voorjaar 2020 en winter 2020/21) te weinig TTKO hadden ontvangen op basis van de op dat moment bekende kinderopvanggegevens, in aanmerking komen voor een additionele tegemoetkoming op basis van de kinderopvanggegevens zoals die op 1 mei 2022 bekend waren.

Budgettaire ontwikkelingen

De tijdelijke regeling gaat in 2022 naar verwachting gepaard met € 73 miljoen aan uitgaven.

Subsidies

Voor 2023 is € 11,9 miljoen beschikbaar voor subsidies. Daarvan is € 10,6 miljoen bestemd voor de subsidieregeling voor Caribisch Nederland, die gericht is op het verbeteren van de financiële toegankelijkheid van kinderopvang en buitenschoolse opvang in Caribisch Nederland, door het gebruik daarvan te subsidiëren. Daarnaast zijn er subsidies gericht op bevordering van de kwaliteit van de kinderopvang (onder andere door middel van een Kennisbank), versterking van de positie van ouders en bevordering van de financiële stabiliteit van de sector kinderopvang in Nederland.

Opdrachten

Voor 2023 is in totaal € 7,4 miljoen beschikbaar voor opdrachten, waarvan het grootste deel (€ 4,4 miljoen) voor de uitvoering van het programma BES(t) 4 Kids in Caribisch Nederland. Daarnaast is er nog circa € 3,0 miljoen bestemd voor onderzoek en opdrachten voor kinderopvang in Nederland.

Bekostiging

Voor 2023 is € 1,6 miljoen beschikbaar voor bekostiging. Het betreft uitgaven aan Stichting Projectenbureau Publieke Gezondheid van de Vereniging van Publieke Gezondheid en Veiligheid Nederland (PGV) voor de coördinatie op het toezicht op de kinderopvang. PGV is wettelijk aangewezen voor deze taak.

Bijdrage aan agentschappen

Het budget voor bijdrage aan agentschappen (€ 8,9 miljoen in 2023) is bedoeld voor de uitvoering door DUO van het beheer, onderhoud en ontwikkeling van het Landelijk Register Kinderopvang (LRK), het Personenregister Kinderopvang (PRK) en het Register Buitenlandse Kinderopvang (RBK).

Bijdrage aan medeoverheden

Het budget voor bijdrage medeoverheden betreft voor € 24 miljoen de compensatie aan gemeenten voor het kwijtschelden van publieke schulden in het kader van de hersteloperatie Kinderopvangtoeslag.

Daarnaast is er een budget van € 8,5 miljoen voor de versterking van de kinderopvang in Caribisch Nederland. In het kader van artikel 92 lid 2 sub c Wet financiën openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba worden middelen aan de openbare lichamen verstrekt. Het betreffen twee bijzondere uitkeringen per eiland om de activiteiten van het programma BES(t) 4 kids te financieren en om huisvestingsprojecten kinderopvang op de eilanden mogelijk te maken. Voor het programma BES(t) 4 kids ontvangt Bonaire in 2023 maximaal € 2,29 miljoen, Sint Eustatius maximaal € 0,93 miljoen en Saba maximaal € 0,78 miljoen. Voor bouwprojecten kinderopvang ontvangt in 2023 Bonaire maximaal € 1,5 miljoen, Sint Eustatius maximaal € 2,5 miljoen en Saba maximaal € 0,5 miljoen.

Ontvangsten

De ontvangsten zijn opgebouwd uit drie componenten: de ontvangsten algemeen, de terugontvangsten kinderopvangtoeslag en de werkgeversbijdrage kinderopvang.

De ontvangsten algemeen betreft de eigen bijdrage die deelnemers betalen voor inschrijving in het Personenregister Kinderopvang.

De terugontvangsten kinderopvangtoeslag bestaan uit de ontvangsten uit terugvorderingen van kinderopvangtoeslag over eerdere jaren. De pauzering van de invorderingen (coronamaatregel) heeft tijdelijk geleid tot lagere ontvangsten. Vanaf april 2022 zijn de vorderingen weer gefaseerd opgestart. Dit leidt naar verwachting tot een stijging van de ontvangsten in 2022 en 2023 als gevolg van een inhaaleffect. Vanaf 2025 wordt rekening gehouden met een sterke afname van het aantal terugvorderingen als gevolg van directe financiering. Daardoor nemen ook de terugontvangsten kinderopvangtoeslag vanaf dat jaar af.

De werkgeversbijdrage kinderopvang betreft een vast percentage (0,5%) van de geraamde totale loonsom. De totale loonsom en de werkgeversbijdrage kinderopvang neemt in 2023 licht toe en blijft in latere jaren naar verwachting stabiel.

Kerncijfers

Onder vrouwen is het aantal gewerkte uren per week in de eerste helft van 2021 stabiel gebleven ten opzichte van 2020. Mannen zijn gemiddeld iets minder uren gaan werken.

Moeders met jonge kinderen zijn in de eerste helft van 2021 gemiddeld iets meer uren gaan werken dan in 2020. Bij vaders met jonge kinderen nam het aantal gewerkte uren juist licht af.

Tabel 78 Ontwikkeling in gewerkte uren (gemiddelde binnen de groep mensen met een baan van meer dan 1 uur, jaarcijfers)
 

Realisatie 2019

Realisatie 2020

Realisatie 20211

Vrouwen 15 tot 75 jaar

26,3

26,2

26,2

Mannen 15 tot 75 jaar

35,6

35,4

34,9

Moeders met jonge kinderen (0-11 jaar)

26,8

26,9

27,1

Vaders met jonge kinderen (0-11 jaar)

39,6

39,4

39,1

Bron: CBS, Enquête Beroepsbevolking.

X Noot
1

Vanwege het herontwerp van de Enquête Beroepsbevolking (EBB) zijn er geen volledige jaarcijfers van 2021 beschikbaar. De realisatie 2021 is daarom een gemiddelde van Q1 en Q2. Voor meer informatie over het herontwerp zie: https://www.cbs.nl/nl-nl/corporate/2021/48/nieuwe-meetmethode-van-invloed-op-beroepsbevolkingscijfers.

De netto arbeidsparticipatie van ouders is in de eerste helft van 2021 in alle categorieën gestegen ten opzichte van 2020. De toename was het sterkst onder alleenstaande moeders.

Tabel 79 Netto arbeidsparticipatie (%)
 

Realisatie 2019

Realisatie 2020

Realisatie 20211

Totaal mannen en vrouwen 15 tot 75 jaar

68,8

68,4

68,6

    

Moeders (lid van ouderpaar)

80,4

80,5

81,2

Vaders (lid van ouderpaar)

92,1

91,7

92,3

    

Alleenstaande moeders

66,2

68,5

72,0

Alleenstaande vaders

80,4

79,8

80,0

    

Moeders met jonge kinderen (0-11)

79,4

80,1

81,6

Vaders met jonge kinderen (0-11)

94,2

93,9

94,6

Bron: CBS, Enquête Beroepsbevolking.

X Noot
1

Vanwege het herontwerp van de Enquête Beroepsbevolking (EBB) zijn er geen volledige jaarcijfers van 2021 beschikbaar. De realisatie 2021 is daarom een gemiddelde van Q1 en Q2. Voor meer informatie over het herontwerp zie: https://www.cbs.nl/nl-nl/corporate/2021/48/nieuwe-meetmethode-van-invloed-op-beroepsbevolkingscijfers.

3.8 Artikel 8 Oudedagsvoorziening

A. Algemene doelstelling

De overheid biedt een basispensioen aan personen die de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt. De overheid stimuleert de opbouw van en stelt kaders voor de houdbaarheid van aanvullende arbeidspensioenen en draagt zorg voor toezicht op de naleving daarvan.

Het kabinet vindt dat iedere gepensioneerde een basispensioen dient te hebben. Daarom verschaft zij een basispensioen (AOW) aan diegenen die de AOW-gerechtigde leeftijd hebben bereikt. Dit is de eerste pijler van het Nederlandse pensioenstelsel. Daarnaast bevordert de overheid het opbouwen van toekomstbestendige aanvullende pensioenen, zodat werknemers na hun pensionering niet te maken krijgen met een grote inkomensachteruitgang. Momenteel bouwt ruim 87% van de werknemers een aanvullend arbeidspensioen op door verplichte deelname aan pen­sioenregelingen die vertegenwoordigers van werkgevers en werknemers meestal beheren. Dit betreft de tweede pijler van het Nederlandse pen­sioenstelsel. Met regelgeving en toezicht waarborgt de overheid een zorgvuldig beheer van de ingelegde pensioengelden. In de derde pijler van het pensioenstelsel kunnen mensen facultatief op eigen initiatief individuele pensioenproducten afsluiten.

De overheid biedt inkomensondersteuning aan AOW-gerechtigden (IOAOW) en biedt een overbruggingsuitkering aan mensen die per 1 januari 2013 reeds deelnemen aan een vut- of prepensioenregeling of een daarmee vergelijkbare regeling en die zich niet hebben kunnen voorbereiden op de verhoging van de AOW-gerechtigde leeftijd (OBR).

Inwoners van Caribisch Nederland die de AOV-gerechtigde leeftijd hebben bereikt, ontvangen een basispensioen op grond van de Algemene Ouderdomsverzekering (AOV).

B. Rol en verantwoordelijkheid

De Minister financiert de inkomensondersteuning met begrotingsgefinancierde uitkeringsregelingen. Bij de premiegefinancierde uitkeringsregelingen en de aanvullende arbeidspensioenen regisseert de Minister. Zij is in deze rollen verantwoordelijk voor:

  • de vormgeving, het onderhoud en de werking van het stelsel van wet- en regelgeving;

  • de vaststelling van het niveau van de uitkeringen van de onderscheiden regelingen voor zover de overheid hier zelf verantwoordelijkheid voor draagt;

  • de sturing van en het toezicht op de rechtmatige, doeltreffende en doelmatige uitvoering door de SVB;

  • de vormgeving van het toezicht met betrekking tot de arbeidspensioenen door De Nederlandsche Bank (DNB) en de Autoriteit Financiële Markten (AFM);

  • de organisatie van de eigen uitvoering binnen het verband van de Rijksdienst Caribisch Nederland (RCN).

De Minister van Financiën is hoofdverantwoordelijk voor de fiscale wet- en regelgeving. Wanneer fiscale instrumenten worden ingezet om doelstellingen in het kader van het pensioenbeleid te realiseren, is de Minister van SZW hiervoor medeverantwoordelijk.

C. Beleidswijzigingen

Verhoging AOW met stijging WML en verlaging IOAOW

Het kabinet wil werken lonender maken en het bestaansminimum verstevigen. In het coalitieakkoord ‘Omzien naar elkaar, vooruitkijken naar de toekomst’ heeft het kabinet zich daarom voorgenomen het wettelijk minimumloon stapsgewijs te verhogen. Bij Voorjaarsnota 2022 en Miljoenennota 2023 heeft het kabinet besloten om de in het coalitieakkoord voorgenomen bijzondere verhoging van het minimumloon – met in totaal 7,5 procent – al per 1 januari 2023 door te voeren en deze verder te verhogen naar 8,05 procent. Inclusief de reguliere indexatie stijgt het minimumloon per 1 januari 2023 dan in totaal met 10,15 procent. De bijzondere minimumloonsverhoging werkt door op de AOW. Op die manier wordt de basis van het inkomensgebouw en het inkomen van AOW-gerechtigden (vooral die zonder of met een klein aanvullend pensioen) versneld verstevigd.

Het kabinet is van mening dat met het stijgen van de AOW-uitkering de noodzaak tot een aanvullende Inkomensondersteuning AOW (IOAOW, extra kop bovenop de AOW-uitkering) vervalt. De IOAOW wordt daarom eerst verlaagd naar 5 euro per maand in 2023, en vervolgens afgeschaft per 2025. Per saldo neemt het inkomen van AOW-gerechtigden toe: de AOW stijgt meer als gevolg van de bijzondere minimumloonsverhoging dan de IOAOW daalt doordat deze wordt afgeschaft.

Data initiatief SVB

In het kader van het verbeteren van dienstverlening zet de SVB in op datagedreven uitvoering en het verbeteren van datakwaliteit door het opsporen van onregelmatigheden in data met nieuwe technieken. Daarbij is gebleken dat bij sommige AOW-gerechtigden de hoogte van de AOW-uitkering onjuist is vastgesteld. In 2022 start de SVB met herstel.

Schuldig Nalatig

In 2022 zijn voorbereidingen voor een wetsvoorstel getroffen om de korting op de AOW-uitkering vanwege schuldige nalatigheid af te schaffen. Het doel van het wetsvoorstel is om te voorkomen dat burgers disproportioneel kunnen worden geraakt door het niet (volledig) voldoen aan de premieplicht. Daarnaast beoogt het kabinet met het wetsvoorstel de premie-invordering van de AOW en de vaststelling van het AOW-recht voor de Belastingdienst en de SVB te vereenvoudigen. De AOW-opbouw systematiek blijft hiermee ongewijzigd en de plicht tot betaling van de premie blijft. De Belastingdienst zal in de nieuwe situatie trachten de premievordering als onderdeel van de belastingaanslag in te blijven vorderen zolang dit mogelijk is. Het wetsvoorstel wordt in 2023 naar de Tweede Kamer verstuurd.

AOW-leeftijd

In 2023 ligt de AOW-leeftijd op 66 jaar en 10 maanden en vloeit voort uit de Wet temporisering stijging AOW-leeftijd waarin de AOW-leeftijd vanaf 2020 tot en met 2024 is vastgelegd. Met de Wet verandering koppeling AOW-leeftijd is geregeld dat de stijging van de AOW- en pensioenrichtleeftijd met ingang van 2025 voor 2/3 gekoppeld wordt aan de stijging van de resterende levensverwachting op 65 jaar. Voor de jaren 2025 tot en met 2027 is de AOW-leeftijd inmiddels vastgesteld op 67 jaar.

Verhoging Algemene Ouderdomsverzekering (AOV) Caribisch Nederland

Om toe te werken naar het ijkpunt sociaal minimum op Caribisch Nederland moeten de inkomens worden verhoogd en de kosten van levensonderhoud worden verlaagd. Het kabinet zet in 2023 een volgende stap door de AOV Caribisch Nederland te verhogen tot het ijkpunt sociaal minimum.

Wetsvoorstel toekomst pensioenen

Op 29 maart 2022 is het wetsvoorstel toekomst pensioenen bij de Tweede Kamer ingediend. Het wetsvoorstel is de nadere uitwerking van het pen­sioenakkoord, waarover de Tweede Kamer op 22 juni 2020 is geïnformeerd in de vorm van de Hoofdlijnennotitie uitwerking pensioenakkoord (Kamerstukken II 2019/20, 32 043, nr. 519). Het wetsvoorstel beoogt de kwetsbaarheden van het huidige stelstel aan te pakken, met behoud van wat nu goed is. Door eerder perspectief te bieden op koopkrachtige pensioenen, het stelsel transparanter en persoonlijk te maken én de nieuwe contracten beter aan te laten sluiten bij de arbeidsmarkt van nu, draagt deze hervorming bij aan de toekomstbestendigheid van ons pensioenstelsel. In het nieuwe pensioenstelsel staat de premie centraal en bewegen de uitkeringen sneller mee met de economie, waardoor er meer perspectief op indexatie ontstaat. Het wetsvoorstel beschrijft daarnaast de kaders die moeten zorgen voor een evenwichtige transitie voor alle deelnemers naar het nieuwe stelsel. Tevens bevat het wetsvoorstel een voorstel voor een hervorming van het nabestaandenpensioen. Het kabinet streeft ernaar om de nieuwe wetgeving uiterlijk op 1 januari 2023 in werking te laten treden.

Vanwege de samenhang met de Wet toekomst pensioenen, is het kabinet voornemens om de inwerkingtreding van het Wetvoorstel pensioenverdeling bij scheiding (Wps) op te schuiven naar 1 januari 2027. Het kabinet is voornemens om enkele elementen van deze wet wel al eerder te introduceren via overbruggingsmaatregelen bij nota van wijziging op de Wps.

Implementatietraject wetsvoorstel toekomst pensioenen

Nadat de wetgeving omtrent het pensioenakkoord definitief is zullen sociale partners en pensioenuitvoerders op een zelf gekozen moment de overstap maken naar het nieuwe pensioenstelsel. Dit is een majeure operatie die de bestaanszekerheid en inkomen van miljoenen Nederlanders raakt en die enkel kan slagen als partijen vroegtijdig met elkaar samenwerken. Daarom is parallel aan het wetgevingstraject gestart met een meerjarig implementatietraject. Het hoofddoel van dit traject is dat samen met de betrokken partijen uit de sector de stelselherziening de komende jaren goed wordt geïmplementeerd met vertrouwen bij professionals in de sector als bij het algemene publiek. Voor professionals is er met ‘werkenaanonspensioen.nl’ een platform ‘voor en door de sector’ opgezet met praktische hulpmiddelen, nieuws en achtergrondinformatie. Dit platform zal het komende jaar worden uitgebreid zodat het de plek nummer één wordt voor het vergaren van objectieve informatie, tips en stappenplannen. Daarnaast zal er na ingang van de wet ook richting het algemene publiek worden gecommuniceerd via een publieksplatform en een informatiecampagne. Ten slotte is een belangrijk onderdeel van het implementatietraject het signaleren van knelpunten, het monitoren van de voortgang van de implementatie en het doen van onderzoek (onder meer naar vertrouwen in het stelsel) om daar zo nodig actie op te kunnen ondernemen. Ook dit gebeurt in samenwerking met partijen uit de sector.

Wetsvoorstel Herziening bedrag ineens

Op 12 januari 2021 is de wet Bedrag ineens, RVU en verlofsparen aangenomen. Het zogenaamde ‘bedrag ineens’ is een maximum van 10% van de totale pensioenaanspraken dat op pensioendatum mag worden opgenomen. Wegens technische uitvoeringsproblemen is de ingang van het onderdeel ‘bedrag ineens’ van de wet uitgesteld. In overleg met de sector zijn in het wetsvoorstel Herziening bedrag ineens deze problemen ondervangen. In dit wetsvoorstel wordt onder andere de doelgroep voor een uitgesteld uitbetalingsmoment voor bedrag ineens beperkt. Ook wordt de uitkeringsstroom vereenvoudigd. Het kabinet is voornemens om dit wetsvoorstel, het oorspronkelijke wetsvoorstel en de bijbehorende Algemene Maatregel van Bestuur op 1 juli 2023 in werking te laten treden.

Uitbreiding waardeoverdracht kleine pensioenen

Sinds 1 januari 2019 heeft de pensioenuitvoerder het recht om de waarde van een klein pensioen (lager dan de wettelijke afkoopgrens) over te dragen naar de uitvoerder waar de gewezen deelnemer inmiddels pensioen opbouwt. Dit recht is beperkt tot kleine ouderdomspensioenen ontstaan door baanwisseling. Het streven is om het voor pensioenuitvoerders vanaf 1 januari 2023 mogelijk te maken om alle kleine ouderdomspensioenen over te mogen dragen ongeacht de reden waarom dit kleine pensioen is ontstaan, met uitzondering van kleine vastgestelde pensioenaanspraken die bij een verzekeraar zijn ondergebracht en die niet zijn ontstaan door individuele baanwisseling. Mocht dit niet mogelijk zijn, dan wordt het onder voorwaarden mogelijk om een klein pensioen af te kopen. Tevens mogen dan kleine nettopensioenen en kleine nettolijfrentes worden afgekocht.

D. Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel 80 Budgettaire gevolgen van beleid artikel 8 (bedragen x € 1.000)

Omschrijving

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Verplichtingen

23.302

27.964

36.835

38.853

41.106

43.645

46.256

        

Uitgaven

23.302

27.964

36.835

38.853

41.106

43.645

46.256

        

Inkomensoverdrachten

       

AOV inclusief tegemoetkoming (Caribisch Nederland)

22.009

26.962

36.077

38.399

40.745

43.298

45.909

Overbruggingsregeling AOW

1.293

819

397

93

0

0

0

Opdrachten

       

Opdrachten

0

183

361

361

361

347

347

        

Ontvangsten

50

165

0

0

0

0

0

        

Ontvangsten

       

Restituties

50

165

0

0

0

0

0

Geschatte budgetflexibiliteit

Tabel 81 Geschatte budgetflexibiliteit artikel 8 (%)
 

2023

juridisch verplicht

99

bestuurlijk gebonden

0

beleidsmatig gereserveerd

0

nog niet ingevuld/ vrij te besteden

1

De begrotingsgefinancierde uitgaven op artikel 8 Oudedagsvoorziening zijn voor 99% juridisch verplicht voor het jaar 2023. Per financieel instrument wordt dit onderstaand toegelicht.

Inkomensoverdrachten

De inkomensoverdrachten zijn gebaseerd op wet- en regelgeving en derhalve voor 100% juridisch verplicht. Het betreft uitkeringslasten Overbruggingsregeling AOW (OBR) en AOV.

Opdrachten

De middelen onder opdrachten zijn voor 25% juridisch verplicht. De juridisch verplichte uitgaven betreffen gereserveerde middelen voor onderzoek naar het effect van de AOW-leeftijdsverhoging.

Budgettaire gevolgen van beleid premiegefinancierd

Tabel 82 Premiegefinancierde uitgaven en ontvangsten artikel 8 (bedragen x € 1.000)

Omschrijving

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Verplichtingen

42.956.000

44.117.895

48.200.725

50.551.906

53.095.022

56.061.502

59.139.199

        

Uitgaven

42.956.000

44.117.895

48.200.725

50.551.906

53.095.022

56.061.502

59.139.199

        

Inkomensoverdrachten

       

AOW

41.944.000

43.085.330

43.460.327

43.927.285

44.919.563

45.976.422

47.053.544

Inkomensondersteuning AOW

1.012.000

1.032.565

197.234

199.560

0

0

0

AOW nominaal

0

0

4.543.164

6.417.877

8.175.459

10.085.080

12.085.655

Inkomensoudersteuning AOW nominaal

0

0

0

7.184

0

0

0

        

Ontvangsten

0

0

0

0

0

0

0

E. Toelichting op de financiële instrumenten
Inkomensoverdrachten
Algemene Ouderdomsverzekering (AOV) (Caribisch Nederland)

Personen die in Caribisch Nederland verzekerde jaren hebben opgebouwd voor de AOV en die de AOV-gerechtigde leeftijd hebben bereikt, ontvangen een aan de verzekerde jaren gerelateerd ouderdomspensioen op grond van de AOV. Naast het ouderdomspensioen wordt op Sint Eustatius en Saba een tegemoetkoming verstrekt die gebaseerd is op de prijsverschillen tussen de eilanden. Tevens kent de AOV een partnertoeslag.

Budgettaire ontwikkelingen

Het kabinet verhoogt de AOV per 2023 naar het ijkpunt sociaal minimum Hierdoor stijgen de uitgaven voor de AOV.

Beleidsrelevante kerncijfers

Als gevolg van demografische ontwikkeling neemt het aantal AOV gerechtigden toe.

Tabel 83 Kerncijfers AOV
 

Realisatie 20211

Raming 2022

Raming 2023

Volume AOV (x 1.000 personen, ultimo)

4,5

4,8

5,1

X Noot
1

Bron: RCN-unit SZW.

Overbruggingsregeling AOW (OBR)

De OBR geldt voor mensen die per 1 januari 2013 reeds deelnemen aan een vut- of prepensioenregeling of een daarmee vergelijkbare regeling en die zich niet hebben kunnen voorbereiden op de verhoging van de AOW-gerechtigde leeftijd. De regeling is per 1 oktober 2013 in werking getreden, werkt terug tot 1 januari 2013 en sluit voor nieuwe instroom per 1 januari 2023. Vanaf 2016 is de OBR uitgebreid voor mensen die tussen 1 januari 2013 en 1 juli 2015 met vroegpensioen zijn gegaan. De OBR overbrugt voor deze groep het AOW-gat voor zover dat het gevolg is van de versnelde verhoging van de AOW-gerechtigde leeftijd, omdat deze groep zich niet op die versnelling heeft kunnen voorbereiden. Sinds 1 oktober 2016 kan een OBR-uitkering tot maximaal 1 jaar met terugwerkende kracht worden aangevraagd (de aanvraag moet wel worden gedaan vóór dat de AOW-gerechtigde leeftijd is bereikt). De OBR kent een inkomenseis en een partner- en vermogenstoets (exclusief eigen woning en pensioenvermogen). De OBR wordt uitgevoerd door de SVB.

Wie komt er voor in aanmerking?

Het inkomen waarbij er toegang ontstaat tot de OBR bedraagt voor alleenstaanden maximaal 200% van het wettelijk minimumloon en voor paren 300% van het wettelijk minimumloon. Dit is in de tweede helft van 2022 gelijk aan een bruto bedrag van € 3.512 per maand (exclusief vakantietoeslag) voor een alleenstaande en € 5.268 per maand (exclusief vakantietoeslag) voor een paar. Voor de vermogenstoets wordt aangesloten bij de grens van het box 3-vermogen uit de Wet Inkomstenbelasting 2001. Het heffingsvrije vermogen uit box 3 bedraagt in 2022 € 50.650 per persoon. Dit betekent voor een (volwassen) eenpersoonshuishouden dat er tot een vermogen van € 50.650 recht bestaat op een overbruggingsuitkering en voor een (volwassen) tweepersoonshuishouden tot een vermogen van € 101.300.

Hoe hoog is de OBR?

De maximale uitkeringshoogte van de overbruggingsregeling is afgeleid van het wettelijk minimumloon en komt netto overeen met de hoogte van het sociaal minimum onder de AOW-gerechtigde leeftijd. Inkomen uit arbeid wordt gedeeltelijk en inkomen uit uitkeringen wordt volledig in mindering gebracht op de overbruggingsuitkering. De hoogte is voorts afhankelijk van het aantal verzekerde jaren in de opbouwperiode overeenkomstig de systematiek van de AOW, en begrensd tot de hoogte van het inkomen uit vut- of prepensioen of het daarmee vergelijkbaar inkomen dat aan de OBR voorafging.

Budgettaire ontwikkelingen

De OBR heeft het laatste budgettaire beslag in 2024. De instroom in de OBR was in 2021 lager dan verwacht. Dit effect werkt door in de jaren die daarop volgen en leidt derhalve tot een kleiner budgettair beslag. Tevens is hierdoor de verwachting voor de instroom 2022 lager. Hiertegenover staat de verwachting dat de gemiddelde uitkering in 2023 hoger uitvalt.

Beleidsrelevante kerncijfers

Tabel 84 Kerncijfers OBR
 

Realisatie 20211

Raming 2022

Raming 2023

Instroom OBR (x 1.000 uitkeringen)

0,1

0,04

0

X Noot
1

Bron: SVB, Jaarverslag.

Algemene Ouderdomswet (AOW)

De AOW is een volksverzekering en heeft als doel het verschaffen van een basispensioen aan degenen die de AOW-gerechtigde leeftijd hebben bereikt. De AOW wordt uitgevoerd door de SVB. Hoofdstuk 5.1, Sociale fondsen SZW, gaat nader in op de financiering van de uitgaven aan de AOW.

Wie komt er voor in aanmerking?

Iedereen die rechtmatig in Nederland woont tussen de aanvangsleeftijd (in 2023 16 jaar en 10 maanden) en de AOW-gerechtigde leeftijd (in 2023 66 jaar en 10 maanden) is verplicht verzekerd voor de AOW. Ook als een persoon niet in Nederland woont maar hier wel werkt en op grond daarvan onder de loonbelasting valt, is hij of zij verzekerd.

De AOW-gerechtigde leeftijd neemt de komende jaren stapsgewijs toe, conform het leeftijdspad dat in het pensioenakkoord is afgesproken. In 2023 zal de AOW-gerechtigde leeftijd 66 jaar en 10 maanden bedragen. Dat is een toename met 3 maanden ten opzichte van 2022. Na 2023 wordt de AOW-gerechtigde leeftijd verhoogd naar 67 jaar in 2024. Tussen 2024 en 2027 stijgt de AOW-leeftijd niet. Met ingang van 2025 stijgt de AOW-leeftijd conform een 2/3-koppeling aan de levensverwachting. De AOW-leeftijd wordt vijf jaar van tevoren vastgesteld op basis van de formule die in de wet is vastgelegd.

AOW’ers die vóór 1 april 2015 de AOW-gerechtigde leeftijd hebben bereikt, kunnen in aanmerking komen voor de partnertoeslag als de jongere partner nog niet AOW-gerechtigd is. Die toeslag wordt alleen uitgekeerd als de jongste partner geen of weinig eigen inkomen heeft. De toeslag stopt zodra de partner een eigen AOW-pensioen ontvangt of wanneer de oudere partner overlijdt. Per 1 april 2015 is de partnertoeslag gesloten voor nieuwe instroom.

Hoe hoog is de AOW?

De hoogte van het AOW-basispensioen is gekoppeld aan het wettelijk minimumloon. Alleenstaanden ontvangen 70% van het AOW-normbedrag dat is afgeleid van het wettelijk minimumloon en gehuwden of samenwonenden elk 50%.

Het kabinet heeft besloten om per 1 januari 2023 met een bijzondere verhoging van het minimumloondoor te voeren van 8,05%, bovenenop de reguliere indexatie met de contractloonontwikkeling. Deze minimumloonverhoging wordt geregeld per AmvB, en werkt door in alle regelingen die zijn gekoppeld aan het minimumloon. De exacte bedragen voor 1 januari 2023 worden eind 2022 bekend gemaakt.

Tabel 85 AOW bruto maandbedragen, exclusief vakantietoeslag en exclusief inkomensondersteuning AOW (in €)
 

1 juli 2022

Gehuwd / samenwonend

887,77

Alleenstaande

1308,56

De bedragen in bovenstaande tabel zijn volledige AOW-pensioenen. Wie pas later in Nederland is komen wonen of een aantal jaren in het buitenland heeft gewoond en daarom niet de volledige opbouw heeft gehad, krijgt een lagere uitkering: voor ieder gemist jaar 2% minder AOW.

Budgettaire ontwikkelingen

De begrote uitgaven aan uitkeringslasten AOW bedragen in 2023 circa € 43,460 miljard. Inclusief de verwachte nominale ontwikkeling bedragen de geraamde uitgaven aan de AOW in 2023 circa € 48,003 miljard. De uitgaven nemen in 2023 relatief sterk toe vanwege het besluit van het kabinet om de AOW-uitkering mee te laten stijgen met bijzondere verhoging van het minimumloon. Vanwege de vergrijzende bevolking nemen de uitkeringslasten de komende jaren toe. De toename van de uitkeringslasten tussen 2023 en 2024 wordt vertraagd door de stapsgewijze verhoging van de AOW-gerechtigde leeftijd. Tussen 2024 en 2027 stijgen de uitkeringslasten relatief sneller doordat de AOW-leeftijd in deze jaren constant blijft. In de jaren dat de AOW-leeftijd niet stijgt bereiken relatief veel mensen de AOW-leeftijd.

Beleidsrelevante kerncijfers

Tabel 86 Kerncijfers AOW
 

Realisatie 20211

Raming 2022

Raming 2023

Volume AOW (x 1.000 personen, jaargemiddelde)

3.546

3.561

3.586

Personen met een onvolledige AOW-uitkering (% van totaal, ultimo)

19

19,1

19,1

X Noot
1

Bron: SVB, jaarverslag.

Handhaving

De onderstaande tabel geeft de resultaten weer in 2021 op basis van een nieuwe onderzoeksopzet met betrekking tot de kennis der verplichtingen en de gepercipieerde detectiekans. Uit onderstaande tabel blijkt dat de cijfers ten opzichte van 2019 verschillen. Tegenover een stijging van de kennis der verplichtingen staat een verlaging van de gepercipieerde detectiekans. Dit wordt onder andere veroorzaakt door de nieuwe onderzoeksopzet. Daarnaast hebben de beperkte interventiemogelijkheden door de coronamaatregelen in 2021 invloed gehad op de handhavingsactiviteiten van de SVB.

Tabel 87 Kerncijfers AOW (fraude en handhaving)
  

Realisatie 2019

Realisatie 2020

Realisatie 2021

Preventie

Gepercipieerde detectiekans (%)

571

2

383

Kennis van de verplichtingen (%)

671

2

923

Opsporing4

Aantal onderzochte fraudesignalen (x 1.000)

9,4

5,8

5,8

Aantal geconstateerde overtredingen met financiële benadeling (x 1.000)5

0,6

0,4

0,4

Totaal benadelingsbedrag (x € 1 mln)

3,0

2,0

2,0

Sanctionering4

Aantal waarschuwingen (x 1.000)

0,6

0,3

0,4

Aantal boetes (x 1.000)

0,4

0,3

0,3

Totaal boetebedrag (x € 1 mln)

0,7

0,4

0,4

  

Ontstaansjaar vordering

  

2019

2020

2021

Terugvordering4

Incassoratio fraudevorderingen (boete + benadelingsbedrag) ultimo 2021 (%)

39

35

22

X Noot
1

Bron: Ipsos «Kennis der verplichtingen en detectiekans».

X Noot
2

Door een gewijzigde onderzoeksopzet is het cijfer over 2020 niet beschikbaar.

X Noot
3

Bron: I&O Research «Kennis der verplichtingen en gepercipieerde detectiekans». Als gevolg van een andere insteek van het onderzoek is sprake van een trendbreuk met 2019 en eerder.

X Noot
4

Bron: SVB, Jaarverslag.

X Noot
5

Cijfers betreffen alle verwijtbare overtredingen van de inlichtingenplicht met financiële benadeling.

Inkomensondersteuning AOW

In 2015 is een inkomensondersteuning voor AOW-gerechtigden geïntroduceerd die afhankelijk is van de opbouwjaren op grond van de AOW. De regeling wordt uitgevoerd door de SVB en gefinancierd uit het Ouderdomsfonds.

Wie komt er voor in aanmerking?

De inkomensondersteuning AOW-gerechtigden (IOAOW) wordt verstrekt aan iedereen die in aanmerking komt voor een AOW-uitkering en woonachtig is in de EU/EER/Zwitserland, verdragslanden of Caribisch Nederland. Hierdoor krijgen alleen personen die woonachtig zijn in een niet-verdragsland geen inkomensondersteuning AOW (0,1% van de AOW-gerechtigden).

Hoe hoog is de inkomensondersteuning AOW?

De hoogte van de IOAOW is afhankelijk van het aantal AOW-opbouwjaren en bedraagt in 2022 € 26,38 bruto per maand. Per 1 januari 2023 wordt de IOAOW verlaagd naar € 5 per maand. Per 1 januari 2025 wordt de IOAOW afgeschaft.

Budgettaire ontwikkelingen

De begrote uitgaven aan uitkeringlasten IOAOW bedragen in 2023 circa € 197 miljoen. De IOAOW wordt per 1 januari 2025 afgeschaft.

Opdrachten

De gebudgetteerde middelen voor opdrachten bedragen in 2023 € 361.000 en nemen naar de toekomst toe iets af. De middelen onder opdrachten worden hoofdzakelijk ingezet voor onderzoek op het terrein van oudedagsvoorziening.

Extracomptabele fiscale regelingen

Naast de in dit begrotingsartikel genoemde instrumenten, zijn er fiscale regelingen die betrekking hebben op dit beleidsterrein. De Minister van Financiën is hoofdverantwoordelijk voor de wetgeving en uitvoering van deze regelingen en voor de budgettaire middelen. In onderstaande tabel is ter informatie het budgettaire belang van deze regelingen vermeld. De cijfers zijn ontleend aan de corresponderende bijlage ‘Fiscale regelingen’ in de Miljoenennota. Voor een beschrijving van de regelingen, de doelstelling, de ramingsgrond, een verwijzing naar de laatst uitgevoerde evaluatie en het beoogde jaar van afronding van de volgende evaluatie, wordt verwezen naar de bijlage bij de Miljoenennota ‘Toelichting op de fiscale regelingen’.

Tabel 88 Fiscale regelingen 2021-2023, budgettair belang op transactiebasis in lopende prijzen (x € miljoen)
 

2021

2022

2023

Pensioen niet-belaste premie

21.731

23.476

24.769

Pensioen belaste uitkering

‒ 13.078

‒ 13.511

‒ 14.176

Pensioen vrijstelling box 3

8.898

9.672

10.634

Lijfrente premieaftrek

589

627

792

Lijfrente belaste uitkering

‒ 361

‒ 367

‒ 389

Lijfrente vrijstelling box 3

246

263

291

Nettopensioen en nettolijfrente

8

9

10

Aanvullende arbeidspensioenen

Aanvullend pensioen is een arbeidsvoorwaarde. Sociale partners zijn verantwoordelijk voor de inhoud en de reikwijdte van pensioenregelingen. De overheid stelt regels om te bevorderen dat toezeggingen ook daadwerkelijk worden nagekomen en draagt zorg voor toezicht op de naleving daarvan.

Beleidsrelevante kerncijfers

Als kerncijfers zijn het totaal aantal pensioenfondsen opgenomen en het aantal pensioenfondsen met een dekkingsgraad onder de 130%, alsook de daarbij betrokken deelnemers en gepensioneerden. De maatstaf van 130% is gekozen omdat een dergelijke dekkingsgraad met de wettelijk vastgestelde mate van zekerheid toereikend is om de pensioenverplichtingen met een grote mate van zekerheid na te komen.

De afname van het aantal pensioenfondsen in 2021 past bij de dalende trend van de afgelopen jaren. Het gaat hierbij vooral om een afname van de pensioenfondsen met een geringe omvang. Door schaalvergroting met andere pensioenfondsen kan beter worden voldaan aan de eisen die worden gesteld aan een verantwoord beheer.

Het aandeel pensioenfondsen met een dekkingsgraad lager dan 130% is gedaald in 2021, evenals het aantal bij die fondsen betrokken deelnemers en gepensioneerden. Door de stijgende rente en goede economische situatie op het meetmoment, zijn de dekkingsgraden flink gestegen. Sinds 1 juli 2022 kunnen fondsen die voornemens zijn de pensioenen in te varen naar het nieuwe pensioenstelsel gebruik maken van aangepaste regelgeving. Middels die aangepaste regelgeving wordt een voorschot genomen op het nieuwe pensioenstelsel en kunnen pensioenfondsen al indexeren vanaf een beleidsdekkingsgraad van 105%. Door de gestegen dekkingsgraden kunnen meer fondsen daar gebruik van maken.

Tabel 89 Kerncijfers aanvullende pensioenen
 

Realisatie 2019

Realisatie 2020

Realisatie 2021

Totaal aantal pensioenfondsen1

203

196

187

 

Aantal pensioenfondsen met dekkingsgraad ≤130%2

193

192

170

 

Aantal bij deze fondsen betrokken deelnemers (x 1.000)

5.705

5.844

5.741

 

Aantal bij deze fondsen betrokken gepensioneerden (x 1.000)

3.389

3.418

3.452

Bron: DNB, Statistiek toezicht pensioenfondsen.

X Noot
1

Pensioenfondsen zonder eigen verplichtingen, bijvoorbeeld de volledig herverzekerde fondsen, kennen geen dekkingsgraad en zijn daarom niet opgenomen in de tabel.

X Noot
2

Beleidsdekkingsgraad

3.9 Artikel 9 Nabestaanden

A. Algemene doelstelling

De overheid beschermt nabestaande partners en wezen voor zover nodig tegen de financiële gevolgen van het verlies van partner of ouders.

De overheid vindt dat mensen die geconfronteerd zijn met het overlijden van hun partner of ouder(s) en die vanwege de zorg voor een kind of arbeidsongeschiktheid niet (volledig) in een eigen inkomen kunnen voorzien, verzekerd moeten zijn van financiële ondersteuning. Daarom regelt zij in deze gevallen op grond van de Algemene nabestaandenwet (Anw) een nabestaandenuitkering voor de overblijvende partner en een wezenuitkering voor kinderen die beide ouders hebben verloren.

Inwoners van Caribisch Nederland die geconfronteerd zijn met het overlijden van hun partner of ouder(s), hebben op grond van de Algemene weduwen- en wezenverzekering (AWW) recht op een uitkering.

B. Rol en verantwoordelijkheid

De Minister financiert de inkomensondersteuning met begrotingsgefinancierde uitkeringsregelingen. Bij de premiegefinancierde uitkeringsregelingen regisseert de Minister. Zij is in deze rollen verantwoordelijk voor:

  • de vormgeving, het onderhoud en de werking van het stelsel van wet- en regelgeving;

  • de vaststelling van het niveau van de uitkeringen van de onderscheiden regelingen;

  • de sturing van en het toezicht op de rechtmatige, doeltreffende en doelmatige uitvoering door de SVB;

  • de organisatie van de eigen uitvoering binnen het verband van de Rijksdienst Caribisch Nederland (RCN).

C. Beleidswijzigingen

Verhoging Algemene weduwen- en wezenverzekering (AWW) Caribisch Nederland

Om toe te werken naar het ijkpunt sociaal minimum op Caribisch Nederland moeten de inkomens worden verhoogd en de kosten van levensonderhoud worden verlaagd. Het kabinet zet in 2023 een volgende stap door onder andere de AWW Caribisch Nederland te verhogen. De exacte verhoging is mede afhankelijk van de beleidsmatige stijging van het minimumloon. Dit is nog onderwerp van gesprek met de openbare lichamen en de sociale partners op de eilanden.

D. Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel 90 Budgettaire gevolgen van beleid artikel 9 (bedragen x € 1.000)

Omschrijving

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Verplichtingen

1.209

1.515

1.714

1.910

2.030

2.048

2.059

        

Uitgaven

1.209

1.515

1.714

1.910

2.030

2.048

2.059

        

Inkomensoverdrachten

       

AWW (Caribisch Nederland)

1.209

1.515

1.714

1.910

2.030

2.048

2.059

        

Ontvangsten

0

0

0

0

0

0

0

Geschatte budgetflexibiliteit

Tabel 91 Geschatte budgetflexibiliteit artikel 9 (%)
 

2023

juridisch verplicht

100

bestuurlijk gebonden

0

beleidsmatig gereserveerd

0

nog niet ingevuld / vrij te besteden

0

De uitgaven op artikel 9 Nabestaanden zijn voor 100% juridisch verplicht voor het jaar 2023. Per financieel instrument wordt dit onderstaand toegelicht.

Inkomensoverdrachten

De inkomensoverdrachten zijn gebaseerd op wet- en regelgeving en derhalve voor 100% juridisch verplicht. Het betreft uitkeringslasten AWW Caribisch Nederland.

Budgettaire gevolgen van beleid premiegefinancierd

Tabel 92 Premiegefinancierde uitgaven en ontvangsten artikel 9 (bedragen x € 1.000)

Omschrijving

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Verplichtingen

316.766

301.871

326.383

323.673

315.737

311.447

309.710

        

Uitgaven

316.766

301.871

326.383

323.673

315.737

311.447

309.710

        

Inkomensoverdrachten

       

ANW

311.233

296.564

290.764

282.327

271.029

261.622

254.189

Tegemoetkoming ANW

5.533

5.307

5.110

4.956

4.754

4.586

4.454

ANW nominaal

0

0

30.187

35.888

39.363

44.545

50.280

Tegemoetkoming ANW nominaal

0

0

322

502

591

694

787

        

Ontvangsten

0

0

0

0

0

0

0

E. Toelichting op de financiële instrumenten
Inkomensoverdrachten
Algemene weduwen- en wezenverzekering (AWW) (Caribisch Nederland)

Inwoners van Caribisch Nederland die geconfronteerd zijn met het overlijden van hun partner of ouder(s), hebben op grond van de AWW recht op een uitkering. De hoogte van de uitkering is leeftijd gerelateerd.

Budgettaire ontwikkelingen

Het kabinet werkt de komende jaren in stappen toe naar het ijkpunt sociaal minimum door onder andere de minimumuitkeringen te verhogen. Hierdoor stijgen de uitgaven voor de AWW.

Beleidsrelevante kerncijfers

Tabel 93 Kerncijfers AWW (Caribisch Nederland)
 

Realisatie 20211

Raming 2022

Raming 2023

Volume AWW (x 1.000 personen, ultimo)

0,3

0,3

0,3

X Noot
1

Bron: RCN-unit SZW.

Algemene nabestaandenwet (Anw)

De Anw is een volksverzekering en regelt, onder voorwaarden, bij overlijden een uitkering voor de partner en een wezenuitkering voor kinderen die beide ouders hebben verloren. Daarnaast ontvangt iedere Anw-gerechtigde maandelijks de Anw-tegemoetkoming. De Anw wordt door de SVB uitgevoerd.

Wie komt er voor in aanmerking?

Nabestaande partners komen in aanmerking voor een nabestaandenuitkering als zij jonger zijn dan de AOW-gerechtigde leeftijd, de partner op de datum van overlijden verzekerd was voor de Anw en de nabestaande:

  • Eén of meer kinderen onder de 18 jaar verzorgt, of;

  • Voor minstens 45% arbeidsongeschikt is.

Een kind heeft recht op een wezenuitkering indien beide ouders zijn overleden. Wezen tot 16 jaar hebben altijd recht op een uitkering. De uitkering kan worden verlengd tot 18 jaar wanneer het kind bezig is een startkwalificatie te behalen of daarvan is vrijgesteld of volledig dagonderwijs volgt na het behalen van een startkwalificatie. De wezenuitkering kan eventueel tot 21 jaar worden verstrekt wanneer de wees volledig dagonderwijs volgt of wanneer een ongehuwde wees de tijd grotendeels besteedt aan een gezamenlijke huishouding met een andere wees of voor een hulpbehoevende zorgt.

De Anw maakt geen onderscheid tussen gehuwden en mensen die ongehuwd zijn en samen een huishouden vormen. Daarom wordt gesproken van «partner». Nabestaanden die vóór 1 juli 1996 recht hadden op de voorganger van de Anw, de Algemene Weduwen- en Wezenwet, vallen onder een overgangsregeling.

Hoe hoog is de Anw?

De nabestaandenuitkering bedraagt 70% van het referentieminimumloon. Voor kostendelers geldt een lager normbedrag ter hoogte van 50% van het referentieminimumloon. Op de nabestaandenuitkering vindt inkomstenverrekening plaats. Daarbij kent de nabestaandenuitkering een vrijlating voor inkomen uit arbeid. Deze bedraagt 50% van het wettelijk minimumloon, plus een derde deel van het meerdere inkomen. Inkomen in verband met arbeidsgerelateerde uitkeringen (bijvoorbeeld WIA- of WW-uitkering) wordt geheel verrekend. Eigen vermogen, de inkomsten uit dit vermogen en particuliere aanvullende nabestaandenpensioenen worden niet in mindering gebracht op de nabestaandenuitkering.

De wezenuitkering bedraagt een percentage van het referentieminimumloon, afhankelijk van de leeftijd van de wees. De hoogte van de wezenuitkering is niet afhankelijk van het inkomen. Nabestaanden of wezen ontvangen naast hun Anw-uitkering ook een tegemoetkoming Anw.

Tabel 94 Anw bruto maandbedragen (maxima), exclusief vakantietoeslag en exclusief tegemoetkoming Anw (in €)
 

1 juli 2022

Nabestaandenuitkering

1.281

Nabestaandenuitkering met een of meer meerderjarige medebewoners (kostendelersnorm: 50% referentieminimumloon)

805

Wezenuitkering (wezen tot 10 jaar)

410

Wezenuitkering (wezen van 10 tot 16 jaar

615

Wezenuitkering (wezen van 16 tot 21 jaar)

820

Tegemoetkoming Anw

18

Budgettaire ontwikkelingen

De uitkeringslasten van de Anw nemen de komende jaren af, omdat het aantal nabestaanden dat recht heeft op een Anw-uitkering naar verwachting afneemt. De Anw is een inkomensaanvulling en in die hoedanigheid inkomensafhankelijk. Door toegenome arbeidsparticipatie van vrouwen sinds de invoering van de Anw komt een kleinere doelgroep in aanmerking voor de uitkering.

Beleidsrelevante kerncijfers

Tabel 95 Kerncijfers Anw
 

Realisatie 20211

Raming 2022

Raming 2023

Volume Anw nabestaande partners (x 1.000 personen, ultimo)

23

21

21

    

Volume nabestaandenuitkering (x 1.000 personen, ultimo), ingang recht voor 1 juli 1996

4

3

3

    

Volume nabestaandenuitkering (x 1.000 personen, ultimo), ingang recht na 1 juli 1996

18

18

18

 

waarvan met kind

7

7

7

 

waarvan op grond van arbeidsongeschiktheid

11

11

11

    

Volume wezenuitkering (x 1.000 personen, ultimo)

1

1

1

X Noot
1

Bron: SVB, jaarverslag.

Handhaving

Van de handhavingskengetallen is in de begroting geen raming opgenomen, omdat SZW uitvoeringsorganisaties niet aanstuurt op het aantal geconstateerde fraudegevallen. In het jaarverslag van SZW worden eventuele ontwikkelingen in kengetallen geduid. De ontwikkeling van de kengetallen voor 2021 is toegelicht in het jaarverslag over 2021.

Tabel 96 Kerncijfers Anw (fraude en handhaving)
  

Realisatie 2019

Realisatie 2020

Realisatie 2021

Preventie

Gepercipieerde detectiekans (%)

771

2

583

Kennis van de verplichtingen (%)

831

2

873

Opsporing4

Aantal onderzochte fraudesignalen (x 1.000)

0,8

0,2

0,3

Aantal geconstateerde overtredingen met financiële benadeling (x 1.000)5

0,1

<0,1

<0,1

Totaal benadelingsbedrag (x € 1 mln)

0,9

0,3

0,3

Sanctionering4

Aantal waarschuwingen (x 1.000)

<0,1

<0,1

<0,1

Aantal boetes (x 1.000)

<0,1

<0,1

<0,1

Totaal boetebedrag (x € 1 mln)

0,1

0,1

<0,1

  

Ontstaansjaar vordering

  

2019

2020

2021

Terugvordering4

Incassoratio fraudevorderingen (boete + benadelingsbedrag) ultimo 2021 (%)

14

8

7

X Noot
1

Bron: Ipsos «Kennis der verplichtingen en detectiekans».

X Noot
2

Door een gewijzigde onderzoeksopzet is het cijfer over 2020 niet beschikbaar.

X Noot
3

Bron: I&O Research «Kennis der verplichtingen en gepercipieerde detectiekans». Als gevolg van een andere insteek van het onderzoek is sprake van een trendbreuk met 2019 en eerder.

X Noot
4

Bron: SVB, jaarverslag.

X Noot
5

Cijfers betreffen alle overtredingen van de inlichtingenplicht met financiële benadeling.

3.10 Artikel 10 Tegemoetkoming ouders

A. Algemene doelstelling

De overheid biedt een financiële tegemoetkoming aan ouders of verzorgers voor de kosten van kinderen.

De overheid biedt ouders of verzorgers een financiële tegemoetkoming voor de kosten voor verzorging en opvoeding van kinderen op grond van de Algemene Kinderbijslagwet (AKW) en de kinderbijslagvoorziening BES (Caribisch Nederland). Gezinnen met een laag of middeninkomen komen daarnaast in aanmerking voor een tegemoetkoming op grond van de Wet op het kindgebonden budget (WKB).

B. Rol en verantwoordelijkheid

De Minister financiert de tegemoetkoming met uitkeringsregelingen. Zij is in deze rol verantwoordelijk voor:

  • de vormgeving, het onderhoud en de werking van het stelsel van wet- en regelgeving;

  • de vaststelling van het niveau van de tegemoetkoming op grond van de AKW, de WKB en de kinderbijslagvoorziening BES;

  • de sturing van en het toezicht op de rechtmatige, doelmatige en doeltreffende uitvoering van de AKW door de SVB;

  • de organisatie van de eigen uitvoering binnen het verband van de Rijksdienst Caribisch Nederland (RCN).

De Minister van Financiën is verantwoordelijk voor de rechtmatige, doelmatige en doeltreffende uitvoering van de WKB door het directoraat-generaal Toeslagen.

C. Beleidswijzigingen

Verhoging kindgebonden budget

Om de koopkracht voor gezinnen te verstevigen wordt per 2023 het kindgebonden budget geïntensiveerd. Het maximale bedrag dat ouders ontvangen voor een eerste kind, tweede kind of als alleenstaande (alleenstaande ouder-kop) wordt met ingang van 2023 verhoogd met € 356 (na reguliere indexatie). Het maximale bedrag dat ouders ontvangen voor een derde kind of verder wordt verhoogd met € 468. Hiermee wordt dit bedrag gelijk aan het bedrag voor een tweede kind. In de jaren 2024 t/m 2028 worden de bedragen stapsgewijs verlaagd met in totaal € 317. Structureel resteert daardoor een verhoging (€ 39 en € 151 respectievelijk).

Oplossing noodopvang knelpunt toeslagen

Het kabinet is voornemens om per 1 januari 2023 een knelpunt in het toeslagensysteem op te lossen. In bepaalde situaties waar een persoon gehuwd is en vanwege huiselijk geweld opgevangen wordt in een noodopvang bestaat er geen (zelfstandige) aanspraak op toeslagen. Het kabinet vindt dit een onwenselijke situatie (zie ook Kamerstukken II 2021/22, 31 066, nr. 1053). Daarom wordt dit knelpunt door middel van een wijziging in de Algemene Wet Inkomensafhankelijke Regelingen (Awir) opgelost. Zo kan deze groep vanaf 2023 zelfstandig zorgtoeslag, kindgebonden budget en kinderopvangtoeslag ontvangen die passend is bij hun feitelijke situatie.

Verhoging Kinderbijslagvoorziening BES

Om toe te werken naar bestaanszekerheid Caribisch Nederland moeten de inkomens worden verhoogd en de kosten van levensonderhoud worden verlaagd. Het kabinet zet in 2023 een volgende stap door onder andere de kinderbijslagvoorziening BES te verhogen met $10 per kind per maand. Daarnaast wordt de kinderbijslag met nog eens $10 per kind per maand verhoogd om de koopkracht voor gezinnen te verstevigen als gevolg van de hoge inflatie. Hiermee wordt het bedrag aan kinderbijslag $119 per maand.

Invoering Dubbele Kinderbijslag Intensieve Zorg op Caribisch Nederland

Het kabinet is voornemens om ouders met een kind dat intensieve zorg behoeft per 1 juli 2023 recht te geven op dubbele kinderbijslag intensieve zorg. Hiermee wordt het bedrag dat deze ouders ontvangen voor de kinderbijslagvoorziening BES verdubbeld.

D. Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel 97 Budgettaire gevolgen van beleid artikel 10 (bedragen x € 1.000)

Omschrijving

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Verplichtingen

6.525.745

6.817.663

7.662.279

7.425.834

7.165.473

7.037.133

7.024.456

        

Uitgaven

6.525.745

6.817.663

7.662.279

7.425.834

7.165.473

7.037.133

7.024.456

        

Inkomensoverdrachten

       

AKW

3.678.956

3.931.444

4.074.505

4.069.128

4.075.529

4.084.295

4.092.452

WKB

2.842.356

2.880.929

3.581.065

3.349.850

3.083.041

2.945.907

2.925.041

Kinderbijslagvoorziening BES

4.433

5.290

6.709

6.856

6.903

6.931

6.963

        

Ontvangsten

163.076

205.980

225.743

209.496

199.656

196.111

195.416

        

Ontvangsten

       

Terugontvangsten

163.076

205.980

225.743

209.496

199.656

196.111

195.416

Geschatte budgetflexibiliteit

Tabel 98 Geschatte budgetflexibiliteit artikel 10 (%)
 

2023

juridisch verplicht

100

bestuurlijk gebonden

0

beleidsmatig gereserveerd

0

nog niet ingevuld / vrij te besteden

0

De uitgaven op artikel 10 Tegemoetkoming ouders zijn voor 100% juridisch verplicht voor het jaar 2023. Per financieel instrument wordt dit onderstaand toegelicht.

Inkomensoverdrachten

De inkomensoverdrachten zijn gebaseerd op huidige wet- en regelgeving en derhalve voor 100% juridisch verplicht. Het betreft uitkeringslasten AKW, WKB en kinderbijslagvoorziening BES.

E. Toelichting op de financiële instrumenten
Inkomensoverdrachten
Algemene Kinderbijslagwet (AKW)

De AKW biedt ouders of verzorgers een tegemoetkoming in de kosten die het opvoeden en verzorgen van kinderen onder de 18 jaar met zich mee brengt. De AKW wordt uitgevoerd door de SVB.

Wie komt er voor in aanmerking?

Ouders van kinderen tot 18 jaar hebben recht op kinderbijslag. Het recht op kinderbijslag vervalt indien ouders valt te verwijten dat hun kind niet voldoet aan de Leerplichtwet.

Hoe hoog is de kinderbijslag?

De hoogte van de kinderbijslag hangt af van de leeftijd van het kind. De kinderbijslagbedragen worden doorgaans per 1 januari en 1 juli geïndexeerd. Bij ziekte of handicap, of omdat het kind niet thuis woont om onderwijsredenen, kan onder nadere voorwaarden sprake zijn van dubbele kinderbijslag. Alleenstaande en alleenverdienende ouders van thuiswonende kinderen met ziekte of handicap kunnen onder voorwaarden in aanmerking komen voor een extra tegemoetkoming.

Tabel 99 AKW, netto bedragen per kwartaal (in €)
 

1 juli 2022

Voor kinderen van:

 

0 t/m 5 jaar

249,31

6 t/m 11 jaar

302,74

12 t/m 17 jaar

356,16

Extra tegemoetkoming AKW (jaarbedrag 2022)

2298,28

Budgettaire ontwikkelingen

Het meerjarige verloop van de uitgaven AKW wordt verklaard door prijs-, kwantiteits- en samenstellingseffecten. Het aantal kinderen neemt vanaf 2023 licht toe. Daarnaast neemt naar verhouding het aandeel jonge kinderen toe, waardoor het gemiddelde AKW bedrag daalt. Tot slot heeft de inflatie in 2022 tot een substantiële indexatie van de kinderbijslagbedragen geleid. Door de combinatie van deze effecten nemen de uitgaven meerjarig toe.

Beleidsrelevante kerncijfers

Het aantal kinderen neemt af in 2022, maar begint aan een meerjarige toename in 2023 als gevolg van demografische ontwikkelingen. Daarnaast is de verwachting dat het aantal kinderen met dubbele AKW op basis van een intensieve zorg kwalificatie, dat de afgelopen jaren sterk gestegen is, vanaf 2022 zal stabiliseren. Het aantal kinderen met dubbele AKW vanwege onderwijsredenen neemt daarentegen juist af.

Tabel 100 Kerncijfers AKW
 

Realisatie 20211

Raming 2022

Raming 2023

Aantal gezinnen AKW (x 1.000, jaargemiddelde)

1.874

1.868

1.869

Aantal kinderen AKW (x 1.000, jaargemiddelde)

3.285

3.279

3.279

    
 

Realisatie 2019

Realisatie 2020

Realisatie 2021

Aantal dubbele AKW uitkeringen ( x 1.000, ultimo jaar):

   

Kind uitwonend vanwege onderwijsredenen

1,1

1,0

0,9

Kind thuiswonend met intensieve zorg

31,0

32,2

32,0

Kind uitwonend vanwege ziekte of handicap

1,1

1,0

1,1

    

Extra tegemoetkoming AKW (x 1.000)

8,8

9,6

10,5

X Noot
1

Bron: SVB, administratie.

Handhaving

Van de handhavingskengetallen is in de begroting geen raming opgenomen, omdat SZW-uitvoeringsorganisaties niet aanstuurt op het aantal geconstateerde fraudegevallen. In het jaarverslag van SZW worden eventuele ontwikkelingen in kengetallen geduid. De ontwikkeling van de kengetallen voor 2021 is toegelicht in het jaarverslag over 2021.

Tabel 101 Kerncijfers AKW (fraude en handhaving)
  

Realisatie 2019

Realisatie 2020

Realisatie 2021

Preventie1

Gepercipieerde detectiekans (%)

67

2

2

Kennis van de verplichtingen (%)

72

2

2

Opsporing3

Aantal onderzochte fraudesignalen (x 1.000)

0,4

0,3

0,2

Aantal geconstateerde overtredingen met financiële benadeling (x 1.000)4

9

3,0

1,9

Totaal benadelingsbedrag (x € 1 mln)

4,9

2,3

1,7

Sanctionering3

Aantal waarschuwingen (x 1.000)

8,6

3,9

2,5

Aantal boetes (x 1.000)

1,6

0,6

0,4

Totaal boetebedrag (x € 1 mln)

0,4

0,2

0,1

  

Ontstaansjaar vordering

  

2019

2020

2021

Terugvordering3

Incassoratio fraudevorderingen (boete + benadelingsbedrag) ultimo 2021 (%)

54

43

38

X Noot
1

Bron: Ipsos «Kennis der verplichtingen en detectiekans».

X Noot
2

Dit cijfer is niet langer beschikbaar. De AKW zal niet langer deel uitmaken van het onderzoek kennis der verplichtingen omdat de wet na afschaffing van de bijverdiengrens voor 16/17 jarige te weinig verplichtingen kent om zinvol onderzoek naar te verrichten.

X Noot
3

Bron: SVB, jaarverslag.

X Noot
4

Cijfers betreffen alle overtredingen van de inlichtingenplicht met financiële benadeling.

Wet op het Kindgebonden Budget (WKB)

Het kindgebonden budget is een inkomensafhankelijke tegemoetkoming van de overheid in de kosten van kinderen voor gezinnen tot een bepaald inkomen en vermogen. De WKB wordt uitgevoerd door het directoraat-generaal Toeslagen van het Ministerie van Financiën. Indien sprake is van een aanvulling op buitenlandse gezinstoeslagen, is de SVB verantwoordelijk voor de uitbetaling van de WKB.

Wie komt er voor in aanmerking?

Ouders of verzorgers van kinderen tot 18 jaar, die in aanmerking komen voor kinderbijslag, kunnen het kindgebonden budget krijgen, afhankelijk van de hoogte van het inkomen en vermogen.

Hoe hoog is het kindgebonden budget?

De hoogte van het kindgebonden budget hangt af van het aantal kinderen, de leeftijd van de kinderen, het (gezamenlijke) inkomen en vermogen van de ouders en de leefvorm van de ouder die het kindgebonden budget ontvangt. Als het (gezamenlijke) inkomen hoger is dan € 22.356 (alleenstaande) of € 39.596 (aanvrager met toeslagpartner) (bedragen 2022) wordt het kindgebonden budget geleidelijk minder. Voor iedere € 100 boven dit inkomen, wordt het kindgebonden budget € 6,75 lager. Indien het (gezamenlijk) vermogen op de peildatum 1 januari 2022 hoger is dan € 120.020 (alleenstaande) of € 151.768 (aanvrager met toeslagpartner), vervalt het recht op kindgebonden budget voor 2022. De bedragen van het kindgebonden budget worden per 1 januari aangepast aan de prijsontwikkelingen.

Tabel 102 WKB, netto maximum bedragen per jaar (in €)
 

1 januari 2022

Een gezin met:

 

1 kind

1.220

  

Verhoging 2e kind (extra bedrag per jaar)

1.106

Verhoging 3e kind (extra bedrag per jaar)

1.001

Verhoging ieder volgend kind (extra bedrag per jaar)

1.001

  

Extra verhoging 12-15-jarigen1

251

Extra verhoging 16-17-jarigen1

447

Extra verhoging alleenstaande ouder

3.285

X Noot
1

Ten opzichte van bovengenoemde bedragen

Budgettaire ontwikkelingen

De uitgaven kindgebonden budget stijgen in 2023 ten opzichte van 2022 vanwege de intensivering van ruim € 730 miljoen om de koopkracht van gezinnen te verstevigen. In de periode 2024-2028 wordt deze intensivering stapsgewijs afgebouwd zodat een structurele intensivering van € 100 miljoen resteert. Hierdoor nemen de uitgaven vanaf 2024 in stappen af.

Beleidsrelevante kerncijfers

Tabel 103 Kerncijfers WKB
 

Realisatie 20211

Raming 2022

Raming 2023

Aantal huishoudens WKB (x 1.000, jaargemiddelde)

944

912

1.012

Aantal kinderen WKB (x 1.000, jaargemiddelde)

1.753

1.708

1.874

Aantal alleenstaande ouders WKB (x 1.000, jaargemiddelde)

341

339

343

X Noot
1

Bron: Ministerie van Financiën, Toeslagen. Het betreft gegevens voor (verwachte) toegekende toeslagen per berekeningsjaar. De realisatiecijfers van 2021 zijn gebaseerd op de opgaven van aanvragers die nog kunnen wijzigen bij het definitief vaststellen van het recht op toeslag.

Wet kinderbijslagvoorziening (KBV) BES

De kinderbijslagvoorziening BES biedt ouders of verzorgers die op Bonaire, Sint Eustatius en Saba wonen een tegemoetkoming voor de kosten van opvoeding en verzorging van kinderen die nog geen 18 jaar zijn.

Wie komt er voor in aanmerking?

Ouders of verzorgers van kinderen tot 18 jaar die ingezetene zijn van Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

Hoe hoog is de kinderbijslagvoorziening (KBV) BES?

De hoogte van het bedrag bedraagt in 2022 $89 per kind per maand in de eerste helft van het jaar en $99 in de tweede helft van het jaar (beleidsintensivering). Per 1 januari 2023 verhogen we het bedrag beleidsmatig met nog eens $20 per kind per maand. Daarnaast wordt de definitieve hoogte van de kinderbijslagvoorziening voor 2023 aan de hand van de ontwikkeling van het consumentenprijs-indexcijfer bepaald.

Budgettaire ontwikkelingen

Het kabinet werkt de komende jaren in stappen toe naar bestaanszekerheid op Caribisch Nederland. Door de beleidsmatige verhoging van $20 per 1 januari 2023 nemen de uitgaven voor de KBV BES toe. Daarnaast nemen de uitgaven per 2023 toe vanwege de invoering van de dubbele kinderbijslag intensieve zorg.

Beleidsrelevante kerncijfers

Tabel 104 Kerncijfers Wet kinderbijslagvoorziening BES
 

Realisatie 20211

Raming 2022

Raming 2023

Aantal kinderen kinderbijslagvoorziening BES (x 1.000, ultimo)

4,5

4,6

4,7

X Noot
1

Bron: RCN-unit SZW.

Ontvangsten

De ontvangsten betreffen grotendeels de ontvangsten ten gevolge van terugvorderingen van het kindgebonden budget. Nadat de toeslagen definitief zijn toegekend worden terugvorderingen ingesteld bij de huishoudens die meer hebben ontvangen dan waar ze recht op hadden op basis van hun vastgestelde inkomen. Omdat de definitieve afrekening achteraf plaatsvindt, zijn de ontvangsten in een bepaald jaar veelal gebaseerd op definitieve afrekeningen van eerdere jaren. De pauzering van de invorderingen (coronamaatregel) heeft tijdelijk geleid tot lagere ontvangsten. Vanaf april 2022 zijn de vorderingen weer gefaseerd opgestart. Dit leidt naar verwachting tot een stijging van de ontvangsten in 2023 als gevolg van een inhaaleffect. In 2024 zijn de ontvangsten weer op niveau van 2022. In 2025 dalen de ontvangsten licht, waarna deze naar verwachting op een stabiel niveau blijven.

3.11 Artikel 11 Uitvoering

A. Algemene doelstelling

De overheid voorziet de uitvoeringsorganisaties van financiële middelen voor een rechtmatige, doelmatige, doeltreffende en klantgerichte uitvoering van socialezekerheidsregelingen, binnen de kaders die de overheid stelt.

De uitvoering van de socialezekerheidswetten vindt mede plaats door ZBO’s en RWT’s. De Minister van SZW bepaalt de kaders waarbinnen de uitvoering tot stand komt en stelt uitvoeringsbudget ter beschikking aan Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) inclusief het Bureau Keteninformatisering Werk en Inkomen (BKWI), de Sociale Verzekeringsbank (SVB) en het Inlichtingenbureau (IB). Zij maakt daarbij prestatieafspraken en stuurt op rechtmatige, doelmatige, doeltreffende en klantgerichte uitvoering. Hiertoe is een planning- en controlcyclus ingericht tussen de uitvoeringsorganen en het ministerie.

B. Rol en verantwoordelijkheid

De Minister is verantwoordelijk voor het doen uitvoeren van de sociale‐ zekerheidswetgeving door de uitvoeringsorganen en draagt zorg voor:

  • de vormgeving, het onderhoud en de werking van het stelsel van wet- en regelgeving (wet SUWI) waarbinnen de uitvoeringsorganen opereren;

  • de vormgeving van het stelsel van socialezekerheidswetten die UWV en de SVB uitvoeren;

  • de vaststelling van de budgetten die aan UWV, de SVB en het IB beschikbaar worden gesteld met daarbij passende prestatieafspraken;

  • de sturing van en het toezicht op de rechtmatige, doelmatige, doeltreffende en klantgerichte uitvoering door UWV, de SVB en het IB en de verantwoording daarover;

  • de vaststelling van de omvang van de middelen die aan de Landelijke Cliëntenraad (LCR) beschikbaar worden gesteld.

  • de organisatie van de eigen uitvoering binnen het verband van de Rijksdienst Caribisch Nederland (RCN).

Prestatie-indicatoren UWV en SVB

In onderstaande tabellen zijn indicatoren voor UWV en de SVB weergegeven die de doelmatigheid, rechtmatigheid en klantgerichtheid van de uitvoering weergeven.

Herijkingen KPI-sets UWV en SVB

Bij zowel UWV als de SVB vinden er, in gezamenlijkheid met SZW, trajecten plaats om de KPI-sets voor de externe verantwoording te herijken. Bij de SVB is voor het jaarplan 2022 al een eerste herijking gedaan. Bij UWV worden de bestaande KPI's aangevuld met sturingsafspraken die invulling geven aan de publieke waarden die UWV wil realiseren. De resultaten zullen gaan landen in het jaarplan voor 2023. Deze trajecten zullen ook de komende jaren aandacht blijven vergen.

Tabel 105 Indicatoren uitvoering UWV
 

Realisatie 20211

Streefwaarde 20222

Streefwaarde 20233

Doelmatigheid: Percentage realisatie uitvoeringskosten binnen budget

95

100

100

Rechtmatigheid: Percentage rechtmatigheid

99,24

99

99

Klantgerichtheid: Cijfer klanttevredenheid uitkeringsgerechtigden

7,5

7

7

X Noot
1

Bron: UWV, jaarverslag 2021.

X Noot
2

Bron: UWV, jaarplan 2022.

X Noot
3

Deze streefcijfers worden opgenomen in het jaarplan 2023 van UWV.

X Noot
4

In dit cijfer is niet de rechtmatigheid van de NOW-subsidieverstrekking meegenomen. In het jaarverslag van het UWV wordt dit nader toegelicht.

Tabel 106 Indicatoren uitvoering SVB
 

Realisatie 20211

Streefwaarde 20222

Streefwaarde 20233

Doelmatigheid: Reële efficiëntiegroei

‒ 3,0

4

4

Rechtmatigheid: Percentage rechtmatigheid

100

99

99

Klantgerichtheid: Cijfer klanten

5

8

8

X Noot
1

Bron: SVB, Jaarverslag 2021.

X Noot
2

Bron: SVB, jaarplan 2022.

X Noot
3

Deze streefcijfers worden opgenomen in het jaarplan 2023 van de SVB.

X Noot
4

Norm was 1,5% efficiency-groei (kostenbesparing los van volume- en beleidswijzigingen) voor de grote wetten. Er wordt gewerkt aan een nieuwe indicator voor doelmatigheid. Voorlopig is afgesproken dat de SVB nog wel rapporteert over efficiency, maar er is geen norm afgesproken.

X Noot
5

Het klanttevredenheidsonderzoek vindt tweejaarlijks plaats.

C. Beleidswijzigingen

Werk aan Uitvoering

Het kabinet zet het programma Werk aan Uitvoering voort. Dit is een overheidsbreed programma ter verbetering van de publieke dienstverlening, met als doel beter aan te sluiten op de verwachtingen en behoeften van burgers en ondernemers. In het coalitieakkoord zijn hiervoor middelen gereserveerd. Voor UWV en SVB komt hiervan € 46 miljoen per jaar beschikbaar tot 2030 (met aanloop in 2023/2024 en afbouw in 2030/31). Deze middelen worden ingezet voor de digitale agenda en dienstverlening en het versterken van het vakmanschap van medewerkers. Naar aanleiding van de parlementaire ondervragingscommissie naar de kinderopvangtoeslag is eerder structureel € 150 miljoen beschikbaar gesteld voor de verbetering van de dienstverlening en informatiehuishouding bij UWV en SVB. Deze middelen worden ook gebruikt om concrete knelpunten op te lossen, bijvoorbeeld voor mensen die werken naast een uitkering en te maken hebben met een ingewikkelde verrekeningssystematiek.

Dienstverlening SVB

De SVB is in nauwe samenwerking met UWV gestart met een pilot omtrent een ‘doenvermogenstoets’ om zo bij voorgenomen wet- en regelgeving en relevante beleidsvoornemens rekening te houden met het doenvermogen van burgers. Daarnaast is de SVB in gezamenlijkheid met SZW bezig om het onbewust niet-gebruik van de AIO te verminderen. Hiertoe wordt een pilot voorbereid waarbij gebruik wordt gemaakt van inkomensgegevens van UWV. Ook loopt in 2023 bij de SVB de «Operatie Gezonde Dienstverlening» door. Hiermee worden extra medewerkers opgeleid om de tijdigheid te verbeteren en passende dienstverlening te organiseren.

Sociaal-medische beoordelingen

Als gevolg van de mismatch tussen vraag naar en aanbod van sociaal-medische boordelingen, lopen de achterstanden bij de (her)beoordelingen al enige jaren op. Het kabinet wil de mismatch verminderen en komen tot structurele verbeteringen in het stelsel. Dit betreft enerzijds acties van UWV om de uitvoering te verbeteren en anderzijds het tijdelijk toestaan om bepaalde sociaal-medische beoordelingen vereenvoudigd of niet uit te voeren. Voor de lange termijn wil het kabinet een integrale verkenning van het stelsel laten doen door een onafhankelijke onderzoekscommissie. Dit is nodig om te komen tot een houdbaar stelsel, waar de mismatch is opgelost en ruimte is voor nieuwe beleidsinitiatieven, bijvoorbeeld voor het wegnemen van meer fundamentele hardheden.

WW-dienstverlening

In mei 2022 is de effectmeting naar de inzet van persoonlijke dienstverlening aan WW-gerechtigden afgerond. Naar aanleiding van deze effectmeting wordt bezien hoe deze inzichten in de komende jaren kunnen worden meegenomen in de doorontwikkeling van de WW-dienstverlening.

WGA-dienstverlening

UWV en SZW werken aan de doorontwikkeling van de WGA-dienstverlening en hiervoor loopt een onderzoeksprogramma over de periode 2017-2025. UWV heeft de afgelopen jaren veel geïnvesteerd in het versterken en verbeteren van de WGA-dienstverlening en geeft conform afspraak uitvoering aan de basale dienstverlening. Hierover is recent een Kamerbrief verstuurd.4 De midterm review en de tussenrapportage van de effectevaluatie laten zien dat UWV goed op weg is om in 2025 bij afronding van de effectevaluatie inzicht te kunnen verschaffen in de doelmatigheid en doeltreffendheid van de WGA-dienstverlening.

Handhaving UWV/SVB

Wij zijn voornemens het handhavingsbeleid te herijken om zowel bij fouten als bij moedwillig misbruik passend te kunnen reageren. Hiervoor zal een conceptwets­ontwerp en bijbehorend uitvoeringstoetsverzoek worden voorgelegd aan de SVB en UWV. De versterkte focus op dienstverlening komt ook tot uiting middels het Team Preventie waarin onder meer UWV, SVB en VNG participeren. Daarnaast worden de wetten die UWV uitvoert extern doorgelicht op misbruikrisico’s. Voor de WW is dit - op het internationale aspect na - reeds gedaan. Het proces voor de WIA, ZW en overige wetten loopt en zal in 2023 voortgezet worden.

Verhoging uitvoeringskosten RCN-unit SZW

Het uitvoeringsbudget voor de Rijksdienst Caribisch Nederland SZW wordt structureel verhoogd met € 0,8 miljoen om de kosten te kunnen dekken voor de toegenomen taken en volumes. Daarnaast is er voor de jaren 2022 tot en met 2025 additioneel budget vrijgemaakt (waarvan € 3,6 miljoen in 2023) ten behoeve van de ontwikkeling van de ICT-applicaties voor de uitvoering van de socialezekerheidsregelingen. Dit draagt bij aan het verbeteren van het financieel beheer.

D. Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel 107 Budgettaire gevolgen van beleid artikel 11 (bedragen x € 1.000)

Omschrijving

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Verplichtingen

654.624

697.737

657.751

625.080

615.365

612.106

612.825

        

Uitgaven

654.624

697.737

657.751

625.080

615.365

612.106

612.825

        

Opdrachten

       

Handhaving smal

0

2.152

3.106

2.967

2.811

2.970

3.320

Bekostiging

       

Uitvoeringskosten CN

0

9.232

10.018

10.137

9.437

7.237

7.237

Bijdrage aan ZBO's/RWT's

       

Uitvoeringskosten UWV

487.173

498.166

450.257

410.455

405.207

402.513

401.778

Uitvoeringskosten SVB

149.116

172.510

179.875

187.026

183.415

184.891

185.995

Uitvoeringskosten IB

17.500

14.837

13.655

13.655

13.655

13.655

13.655

Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties

       

Landelijk Clientenraad

835

840

840

840

840

840

840

        

Ontvangsten

88.058

81.872

0

0

0

0

0

        

Ontvangsten

       

Algemeen

88.058

81.872

0

0

0

0

0

Geschatte budgetflexibiliteit

Tabel 108 Geschatte budgetflexibiliteit artikel 11 (%)
 

2023

juridisch verplicht

96

bestuurlijk gebonden

3

beleidsmatig gereserveerd

1

nog niet ingevuld / vrij te besteden

0

De uitgaven op artikel 11 Uitvoering zijn voor 96% juridisch verplicht voor het jaar 2023. Per financieel instrument wordt dit onderstaand toegelicht.

Opdrachten

De uitgaven onder handhaving smal zijn voor 7,4% juridisch verplicht voor het jaar 2023. Het betreft de aanbesteding van het onderzoek kennis der verplichtingen. Voor de overige 92,6% zijn de uitgaven aan handhaving smal voor 2023 beleidsmatig gereserveerd. In 2023 worden er vanuit dit budget dus uitgaven voorzien waar nog een verplichting voor moet worden aangegaan.

Bekostiging

Het budget voor bekostiging is voor 70% juridisch verplicht en voor 30% bestuurlijk gebonden. Het betreft het uitvoeringsbudget voor de RCN-unit SZW en gereserveerde middelen voor ICT-ontwikkeling.

Bijdrage aan ZBO's/RWT's

De bijdragen aan ZBO’s zijn voor 96% verplicht, 3% bestuurlijk gebonden en 1% beleidsmatig gereserveerd. Deze budgetten worden bij de goedkeuring van de jaarplannen vastgesteld.

Bijdrage aan (inter)nationale organisaties

De bijdrage aan nationale organisaties is 100% juridisch verplicht. Het betreft een bijdrage aan de LCR. Het budget wordt bij goedkeuring van het jaarplan vastgesteld.

Budgettaire gevolgen van beleid premiegefinancierd

Tabel 109 Premiegefinancierde uitgaven en ontvangsten artikel 11 (bedragen x € 1.000)

Omschrijving

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Verplichtingen

1.845.340

1.992.315

2.225.584

2.295.554

2.387.482

2.496.223

2.610.916

        

Uitgaven

1.845.340

1.992.315

2.225.584

2.295.554

2.387.482

2.496.223

2.610.916

        

Bijdrage aan ZBO's/RWT's

       

Uitvoeringskosten UWV

1.670.751

1.838.951

1.970.787

1.965.148

1.975.434

1.999.249

2.027.173

Uitvoeringskosten SVB

174.589

153.364

153.999

158.283

158.095

159.209

158.681

Uitvoeringskosten UWV nominaal

0

0

93.452

159.281

235.167

312.942

394.354

Uitvoeringskosten SVB nominaal

0

0

7.346

12.842

18.786

24.823

30.708

        

Ontvangsten

0

0

0

0

0

0

0

E. Toelichting op de financiële instrumenten
Opdrachten

Handhaving smal

Het handhavingsbudget smal betreft beleidsondersteunend budget dat wordt ingezet voor de ontwikkeling van beleid met betrekking tot handhaving in de sociale zekerheid. Hieronder valt onder andere het laten uitvoeren van beleidsinhoudelijk onderzoek. Handhaving van de plichten in de materiewetten wordt bekostigd via de uitvoeringskosten aan de uitvoeringsorganisaties en wordt per materiewet verantwoord. Het handhavingsbudget smal is daarmee geen indicatie van de totale inzet die wordt gepleegd op handhaving in de sociale zekerheid.

Bekostiging

Uitvoeringskosten CN

De RCN-unit SZW is een bij de Rijksdienst Caribisch Nederland gepositioneerd onderdeel van het departement dat namens de minister is belast met uitkeringsverstrekking, vergunningverlening en arbeidsinspectie in Caribisch Nederland. Het uitvoeringsbudget voor de Rijksdienst Caribisch Nederland SZW vanaf 2023 ligt hoger om de kosten te kunnen dekken voor de toegenomen taken en volumes. Vanaf 2025 worden lagere kosten voorzien, vanwege de afronding van het ICT-ontwikkelingstraject.

Bijdrage aan ZBO's/RWT's

De Minister van SZW stelt de financiële kaders vast voor het UWV, de SVB en het Inlichtingenbureau, waarbinnen deze organisaties hun jaarplannen dienen op te stellen. Deze financiële kaders hebben alleen betrekking op de uitvoering van SZW-taken door genoemde ZBO’s. In de jaarplannen nemen het UWV en de SVB een verdeling van de uitvoeringskosten naar wet en/of fonds op. De Minister stuurt in eerste aanleg op het totaalbudget per organisatie. Uitgangspunt daarbij is dat de organisaties zelfstandig de uitvoering organiseren en over de realisatie via het jaarverslag verantwoording afleggen aan de Minister van SZW.

Budgettaire ontwikkelingen

De uitvoeringskosten van UWV en de SVB wijzigen gedurende de jaren als gevolg van beleidswijzigingen en volumeontwikkelingen in de onderscheiden wetten en regelingen.

Per saldo stijgen de uitvoeringskosten (begrotings- en premiegefinancierd) van UWV in 2023 met circa € 84 miljoen. Deze toename is grotendeels het gevolg van de bijgestelde volumeontwikkelingen op de WW, ZW en WIA (WGA en IVA). Daarnaast wordt de dienstverlening versterkt in het kader van Werk aan Uitvoering en de parlementaire ondervragingscommissie naar de kinderopvangtoeslag.

Per saldo stijgen de uitvoeringskosten (begrotings- en premiegefinancierd) van de SVB in 2023 met circa € 8 miljoen ten opzichte van 2022. De stijging vloeit grotendeels voort uit het versterken van de dienstverlening in het kader van Werk aan Uitvoering en de parlementaire ondervragingscommissie naar de kinderopvangtoeslag.

In de tabellen 110 en 111 zijn de uitvoeringskosten van UWV en de SVB toegedeeld aan de onderscheiden wetten en regelingen. Dit is een ex-ante raming op basis waarvan de bekostiging van ZBO’s plaatsvindt. De toedeling is extracomptabel. Hier is de loon- en prijsbijstelling nog niet aan toebedeeld.

Tabel 110 Extracomptabel overzicht begrotingsgefinancierde en premiegefinancierde uitvoeringskosten UWV (bedragen x € 1.000)
 

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

        

UWV (incl. BKWI)

2.157.924

2.337.117

2.421.044

2.375.603

2.380.641

2.401.762

2.428.951

        

Begrotingsgefinancierd

487.173

498.166

450.257

410.455

405.207

402.513

401.778

IOW

2.580

2.576

2.312

2.196

2.229

1.354

884

Wajong

189.080

199.558

161.430

157.429

152.530

150.715

150.469

Re-integratie Wajong1

95.777

102.652

103.145

103.660

103.890

103.905

103.923

Basisdienstverlening

91.932

88.157

93.946

87.656

87.711

87.722

87.714

Beoordeling gemeentelijke doelgroep

20.000

20.000

20.000

20.000

20.000

20.000

20.000

Wsw indicatiestelling

1.329

1.385

1.106

1.072

1.037

1.007

978

Scholingsbudget WW

5.500

900

900

900

900

900

900

NOW 1

20.600

7.700

5.000

0

0

0

0

NOW 2

10.000

3.900

5.000

0

0

0

0

NOW 3

16.000

19.400

5.000

0

0

0

0

NOW 4

4.000

1.400

5.000

0

0

0

0

NOW 5

0

5.700

5.000

0

0

0

0

NOW 6

0

2.000

3.900

0

0

0

0

TOFA

2.591

100

0

0

0

0

0

MCKW

337

291

209

132

0

0

0

Uitvoering kassierstaak

3.300

3.300

1.400

500

0

0

0

Centrale uitvoering landelijke ondersteuning

3.000

3.100

0

0

0

0

0

Skills en mogelijkheden

1.498

938

0

0

0

0

0

Inzet doelgroep banenafspraak

3.100

4.000

0

0

0

0

0

STAP

0

15.700

21.500

21.500

21.500

21.500

21.500

BKWI

16.550

15.410

15.410

15.410

15.410

15.410

15.410

        

Premiegefinancierd

1.670.751

1.838.951

1.970.787

1.965.148

1.975.434

1.999.249

2.027.173

WW

622.234

816.830

825.893

840.845

860.070

873.710

890.751

ZW

391.344

352.215

383.148

370.149

373.677

375.916

378.401

WAZO

12.874

8.147

8.147

8.147

8.147

8.147

8.147

WAO

72.036

55.609

53.628

51.962

49.483

47.662

45.587

Re-integratie WAZ/WAO/WIA/ZW1

131.981

134.372

137.847

141.164

144.210

146.680

148.733

WGA

382.235

390.820

436.453

424.099

410.790

415.710

421.945

IVA

75.563

78.201

123.129

126.389

126.818

129.316

131.612

WAZ

2.944

2.756

2.541

2.392

2.239

2.108

1.998

Toevoeging aan bestemmingsfonds/egalisatiereserve

‒ 20.460

      

Bron: SZW-administratie.

X Noot
1

Dit zijn uitvoeringskosten. Re-integratie in de vorm van voorzieningen en/of trajecten staan weergegeven op beleidsartikel 3. De uitvoeringskosten re-integratie hebben betrekking op de werkzaamheden die UWV verricht ten behoeve van de inkoop van externe re-integratiediensten en de re-integratiedienstverlening voor werkzoekenden in de WIA, WAO en Wajong die UWV zelf aanbiedt.

Tabel 111 Extracomptabel overzicht begrotingsgefinancierde en premiegefinancierde uitvoeringskosten SVB (bedragen x € 1.000)
 

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

        

SVB

323.705

325.874

333.874

345.309

341.510

344.100

344.676

        

Begrotingsgefinancierd

149.116

172.510

179.875

187.026

183.415

184.891

185.995

AKW

101.565

119.888

123.344

133.274

128.752

129.002

128.760

TAS

2.349

1.635

1.562

1.535

1.533

1.533

1.533

TSB1

 

3.015

7.872

4.000

4.000

4.000

4.000

KOT/WKB

9.081

7.347

10.034

10.034

10.034

10.034

10.034

AIO

33.600

38.625

35.079

36.215

37.146

38.398

39.853

Bijstand buitenland

224

224

224

223

224

223

223

OBR

489

0

0

0

0

0

 

Remigratiewet

1.808

1.776

1.760

1.745

1.726

1.701

1.592

        

Premiegefinancierd

174.589

153.364

153.999

158.283

158.095

159.209

158.681

AOW

165.055

144.579

143.396

147.574

147.452

148.713

148.261

Anw

9.534

8.785

10.603

10.709

10.643

10.496

10.420

Bron: SZW-administratie.

X Noot
1

incl. middelen ISBG

Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties

De Landelijke Cliëntenraad (LCR) is een overlegorgaan ingesteld bij Wet SUWI, waarin landelijke cliëntenorganisaties, vertegenwoordigers van gemeentelijke cliëntenraden en vertegenwoordigers van de centrale cliëntenraden van de SVB en UWV zitting hebben. De LCR heeft tot taak periodiek te overleggen met UWV, de SVB, de gemeenten en de Minister van SZW over onderwerpen op het terrein van werk en inkomen. De Minister van SZW stelt de financiële kaders vast voor de LCR, waarbinnen de LCR een jaarplan dient op te stellen.

3.12 Artikel 12 Rijksbijdragen

A. Algemene doelstelling

De overheid borgt voldoende dekking in sociale fondsen.

De financiering van de sociale fondsen loopt hoofdzakelijk via premie-inning. In een aantal gevallen acht de overheid premieheffing niet wenselijk, bijvoorbeeld om te voorkomen dat premiepercentages blijvend toenemen en daarmee een evenwichtige koopkrachtontwikkeling in de weg staan. In andere gevallen acht de overheid financiering van een regeling via de algemene middelen passender, maar wordt wel gekozen voor uitvoering via de sociale fondsen. De sociale fondsen worden in dat geval via rijksbijdragen voorzien van voldoende financiering.

B. Rol en verantwoordelijkheid

De Minister financiert de sociale fondsen uit de rijksbegroting, al dan niet in aanvulling op premieheffing. Zij is in deze rol verantwoordelijk voor:

  • de vaststelling van de hoogte van de rijksbijdragen aan de desbetreffende sociale fondsen;

  • het betalen van de rijksbijdragen aan de sociale fondsen.

C. Beleidswijzigingen

In 2023 zijn er geen beleidswijzigingen.

D. Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel 112 Budgettaire gevolgen van beleid artikel 12 (bedragen x € 1.000)

Omschrijving

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Verplichtingen

23.151.182

20.293.478

24.100.898

24.528.194

25.230.366

26.204.589

27.197.575

        

Uitgaven

23.173.152

20.293.478

24.100.898

24.528.194

25.230.366

26.204.589

27.197.575

        

Bijdrage aan sociale fondsen

       

Kosten heffingskortingen AOW

2.337.200

2.420.700

2.836.500

2.992.700

3.052.200

3.147.000

3.245.000

Vermogenstekort Ouderdomsfonds

20.561.200

17.612.000

20.995.800

21.258.000

21.895.200

22.771.700

23.671.200

Tegemoetkoming arbeidsongeschikten

160.349

165.895

171.141

174.991

176.874

177.876

172.521

Zwangere zelfstandigen

92.433

94.883

97.457

102.503

106.092

108.013

108.854

Transitievergoeding

21.970

0

0

0

0

0

0

        

Ontvangsten

2.085

823

0

0

0

0

0

        

Ontvangsten

       

Algemeen

2.085

823

0

0

0

0

0

Geschatte budgetflexibiliteit

Tabel 113 Geschatte budgetflexibiliteit artikel 12 (%)
 

2023

juridisch verplicht

100

bestuurlijk gebonden

0

beleidsmatig gereserveerd

0

nog niet ingevuld / vrij te besteden

0

De uitgaven op artikel 12 Rijksbijdragen zijn voor 100% juridisch verplicht voor het jaar 2023. Per financieel instrument wordt dit onderstaand toegelicht.

Bijdrage aan sociale fondsen

De bijdragen aan sociale fondsen zijn 100% juridisch verplicht. De rijksbijdrage in de kosten van heffingskortingen AOW en het vermogenstekort Ouderdomsfonds zijn juridisch verplicht volgens de Wet financiering sociale verzekeringen. De rijksbijdrage tegemoetkoming arbeidsongeschikten is juridisch verplicht volgens de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA), de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (WAZ) en de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO). De rijksbijdrage zwangere zelfstandigen is juridisch verplicht volgens de Wet arbeid en zorg. Hoofdstuk 5.1 Sociale fondsen SZW, gaat nader in op de financiering van de sociale fondsen.

E. Toelichting op de financiële instrumenten

Bijdrage aan sociale fondsen

Rijksbijdrage in de kosten van heffingskortingen AOW

Deze rijksbijdrage compenseert de gewijzigde premieopbrengst die het gevolg is van de invoering van de Wet inkomstenbelasting 2001. De hoogte van deze rijksbijdrage wordt jaarlijks aangepast aan de geraamde kosten van de heffingskortingen en eventuele wijzigingen van de belasting- en premietarieven in de eerste schijf.

Budgettaire ontwikkelingen

De uitgaven aan de BIKK AOW nemen in 2023 toe. Dat komt doordat de omvang van de heffingskortingen in de inkomstenbelasting stijgt, bijvoorbeeld vanwege indexatie of omdat heffingskortingen worden verhoogd. De rijksbijdrage in de kosten van heffingskortingen stijgt dan mee.

Rijksbijdrage vermogenstekort Ouderdomsfonds

De uitgaven uit het Ouderdomsfonds worden grotendeels gedekt door de premie-inkomsten. De hoogte van de AOW-premie is echter wettelijk gemaximeerd om te voorkomen dat de groeiende AOW-uitgaven leiden tot een alsmaar stijgende AOW-premie en een onevenwichtige koopkrachtontwikkeling. Dit leidt tot een jaarlijks exploitatietekort in het Ouderdomsfonds. De rijksbijdrage Ouderdomsfonds is bedoeld om het exploitatietekort in het Ouderdomsfonds aan te vullen zodat dat fonds gemiddeld genomen een neutrale vermogenspositie heeft.

Budgettaire ontwikkelingen

De rijksbijdrage aan het Ouderdomsfonds neemt in 2023 toe. Dat komt enerzijds doordat de bijdrage in 2022 lager is omdat in dat jaar het exploitatie-overschot van 2021 wordt verrekend. Anderzijds nemen de uitkeringslasten in 2023 toe vanwege de koppeling van de AOW aan de stijging van het minimumloon. Hierdoor is een hogere rijksbijdrage nodig om het verwachte tekort van het fonds aan te vullen.

Rijksbijdrage tegemoetkoming arbeidsongeschikten

De tegemoetkoming voor arbeidsongeschikten is onderdeel van de WIA, de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong), de WAZ en WAO. De tegemoetkomingen voor de categorieën WAO, WAZ, IVA en WGA worden gefinancierd uit een rijksbijdrage die in het Toeslagenfonds wordt gestort. Daarnaast financiert deze rijksbijdrage de uitvoeringskosten van UWV aan de tegemoetkoming. De tegemoetkomingen voor arbeidsongeschikten worden verantwoord op de beleidsartikelen 3 en 4.

Budgettaire ontwikkelingen

De rijksbijdrage stijgt mee met het aantal ontvangers van de betreffende uitkeringen. Daarnaast stijgt de rijksbijdrage vanwege de jaarlijkse indexatie.

Rijksbijdrage zwangere zelfstandigen

De regeling Zelfstandig en Zwanger (ZEZ) voorziet in een uitkering aan zelfstandigen voorafgaand aan en volgend op de bevalling (zie ook beleidsartikel 6). Deze regeling wordt gefinancierd via een rijksbijdrage aan het Arbeidsongeschiktheidsfonds. Ook de uitkeringen voor zwangere alfahulpen worden via deze rijksbijdrage gefinancierd. In deze rijksbijdrage zijn daarnaast de uitvoeringskosten van UWV opgenomen.

Budgettaire ontwikkelingen

De rijksbijdrage ZEZ stijgt licht omdat de uitgaven aan de regeling ZEZ in 2023 licht hoger worden geraamd.

3.13 Artikel 13 Integratie en maatschappelijke samenhang

A. Algemene doelstelling

De overheid bevordert de maatschappelijke samenhang en sociale stabiliteit door participatie en inburgering van iedereen met een migratieachtergrond. Daarnaast bevordert de overheid de acceptatie van culturele diversiteit in de samenleving.

In het integratiebeleid ligt de nadruk op het creëren van sociale stabiliteit in een samenleving die in cultureel opzicht steeds meer divers wordt. Een sociaal stabiele samenleving houdt in dat:

  • mensen zelfredzaam zijn en zonder belemmeringen kunnen meedoen;

  • zij in al hun verscheidenheid met elkaar samenleven;

  • iedereen zich thuisvoelt ongeacht herkomst, religie of levensovertuiging.

Dit wordt gerealiseerd door:

  • het bevorderen van samenhang en het voorkomen van maatschappelijke spanningen;

  • het werken aan een evenredige positie en participatie in de Nederlandse samenleving en aan een evenredig bereik en effectiviteit van voorzieningen voor alle burgers in Nederland;

  • het faciliteren dat nieuwkomers snel de Nederlandse taal machtig zijn en kennis hebben van de Nederlandse samenleving.

B. Rol en verantwoordelijkheid

De Minister stimuleert met behulp van onder andere financiële instrumenten de zelfredzaamheid en deelname aan de samenleving van migranten, en het samenleven met elkaar in de diverse samenleving. De samenlevingsvraagstukken verschillen per gemeente of regio. De rol van de Minister bij het oplossen hiervan is een faciliterende. Zij financiert gemeenten voor het invullen van de regierol bij inburgering voor asielstatushouders, het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) voor het programma Voorbereiding op de Inburgering, een leenstelsel voor inburgeringsplichtige gezins- en overige migranten en een uitkeringsregeling aan remigranten op grond van de Remigratiewet alsmede de hiermee samenhangende uitvoeringskosten. Zij is in deze rollen verantwoordelijk voor:

  • de vormgeving, het onderhoud en de werking van het inburgeringsstelsel;

  • de visie en samenhang van het integratiebeleid en de daarvoor benodigde kennis;

  • het aanspreken van de vakdepartementen op hun verantwoordelijkheid ervoor te zorgen dat reguliere voorzieningen toegankelijk en effectief zijn voor alle burgers;

  • de uitvoering van de Remigratiewet, de Wet inburgering en de Wet inburgering buitenland.

Voor personen die vóór 1 januari 2022 inburgeringsplichtig werden (Wet inburgering 2013), ligt de uitvoering van het inburgeringsstelsel (onder meer examens en leenstelsel) bij de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) en de uitvoering van de voorinburgering bij het COA. Voor personen die vanaf 1 januari 2022 inburgeringsplichtig zijn geworden (Wi 2021) krijgen gemeenten de regierol over de uitvoering van inburgering. DUO blijft ook in het nieuwe stelsel een belangrijke ketenpartner en is verantwoordelijk voor onder andere het vaststellen van de inburgeringsplicht, het vaststellen van de inburgeringstermijnen, de verlenging daarvan, het laten afnemen van examens en de handhaving van de inburgeringsplicht aan het einde van het inburgeringstraject. Het COA biedt voorinburgering aan in nauw contact met gemeenten. De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap is eigenaar van DUO en de Minister van Justitie en Veiligheid is eigenaar van COA. Vanuit deze rol zijn laatstgenoemde ministers verantwoordelijk voor de kwaliteit en continuïteit van de uitvoering en daaronder valt de dienstverlening van DUO respectievelijk COA aan het Ministerie van SZW. Gemeenten krijgen middelen voor uitvoeringskosten via het Gemeentefonds en middelen voor inburgeringsvoorzieningen via een specifieke uitkering.

C. Beleidswijzigingen

In 2021 is er een verkenning uitgevoerd naar verbetermogelijkheden binnen de Wi 2013, waarbij ook is gekeken naar het wegnemen van een aantal hardheden in wet- en regelgeving. Een deel van de aanpassingen voortkomend uit het verbeterplan Wi 2013 zal naar verwachting op 1 januari 2023 in werking treden. Het gaat daarbij onder meer om een versoepeling van de ontheffingsmogelijkheden voor moeilijk lerende jongeren. De extra kosten voor DUO worden gefinancierd vanuit de reeds beschikbare middelen voor het verbeterplan Wi 2013.

Voor de onderwijsroute worden opties verkend voor een structurele inbedding binnen het inburgeringsstelsel. Tot en met 2025 wordt aan gemeenten gevraagd conform de huidige regelgeving de onderwijsroute aan te bieden. Hiervoor wordt vanaf 2023 tot en met 2025 cumulatief € 35 miljoen extra beschikbaar gesteld.

In het kader van de Verkenning bevolking 2050 is een Staatscommissie Demografie ingesteld. De commissie heeft als taak advies uit te brengen over handelingsperspectieven van de regering in relatie tot de maatschappelijke gevolgen van de demografische ontwikkelingen tegen de achtergrond van de brede welvaartsbenadering. De Staatscommissie Demografie wordt ingesteld voor de (beoogde) duur van een jaar.

D. Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel 114 Budgettaire gevolgen van beleid artikel 13 (bedragen x € 1.000)

Omschrijving

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Verplichtingen

203.252

378.454

387.946

351.774

322.165

300.264

297.333

        

Uitgaven

190.131

378.454

389.946

352.774

323.165

301.264

298.333

        

Inkomensoverdrachten

       

Remigratiewet

40.492

39.741

38.924

37.978

36.866

35.775

34.254

Subsidies (regelingen)

       

Opbouw kennisfunctie integratie

2.882

2.936

2.367

2.367

2.367

2.367

2.367

Vluchtelingenwerk Nederland

1.070

1.151

1.086

1.086

1.086

1.086

1.086

Overige subsidies algemeen

10.531

6.138

3.993

1.987

1.500

1.500

1.500

Vroege Integratie en Participatie

3.484

3.955

2.655

2.655

2.655

2.655

2.655

Opdrachten

       

Inburgering en Integratie

7.221

11.557

12.065

12.862

11.123

11.863

11.163

Remigratie

1.537

1.600

1.700

1.700

1.700

1.700

1.700

Bijdrage aan ZBO's/RWT's

       

COA

26.231

47.571

30.923

30.283

30.283

30.283

30.283

Bijdrage aan agentschappen

       

Agentschap DUO

26.321

29.268

23.930

22.161

22.160

22.160

22.575

Bijdrage aan medeoverheden

       

Gemeenten maatschappelijke begeleiding

0

658

6.662

0

0

0

0

Gemeenten inburgeringsvoorzieningen

0

118.906

184.122

194.457

185.060

181.036

180.636

Specifieke uitkering onderwijsroute

0

15.000

15.000

15.000

14.000

0

0

Leningen

       

DUO

70.362

99.973

66.519

30.238

14.365

10.839

10.114

        

Ontvangsten

4.956

1.383

1.000

1.000

1.000

1.000

1.000

        

Ontvangsten

       

Algemeen

740

383

0

0

0

0

0

Leningen

4.216

1.000

1.000

1.000

1.000

1.000

1.000

Geschatte budgetflexibiliteit

Tabel 115 Geschatte budgetflexibiliteit artikel 13 (%)
 

2023

juridisch verplicht

98

bestuurlijk gebonden

2

beleidsmatig gereserveerd

0

nog niet ingevuld / vrij te besteden

0

De uitgaven op artikel 13 Integratie en maatschappelijke samenhang zijn voor 98% juridisch verplicht voor het jaar 2023. Hieronder volgt een toelichting per financieel instrument.

Inkomensoverdrachten

De Inkomensoverdrachten volgen uit wet- en regelgeving op het terrein van de Remigratiewet en zijn daarmee voor 100% juridisch verplicht.

Subsidies

De subsidies zijn voor 42% juridisch verplicht. Daarnaast zijn de subsidies voor opbouw kennisfunctie integratie, Vroege Integratie en Participatie (VrIP) en Vluchtelingenwerk Nederland bestuurlijk gebonden vanwege meerjarige afspraken met de ontvangende organisaties. Iedere vijf jaar wordt opnieuw bezien of de subsidies worden voortgezet. De post overige subsidies is voor 40% verplicht en is bestemd voor de afrekening van lopende verplichtingen en geplande subsidies voor inburgering in 2023.

Opdrachten

De opdrachtenbudgetten zijn voor 50% verplicht. De middelen voor opdrachten zijn voor het onderdeel Remigratie geheel juridisch verplicht. De overige middelen zijn voor een groot deel benodigd om noodzakelijke uitgaven te doen in het kader van de inburgeringsexamens, het beheer van het examen- en leenstelsel en de informatievoorziening inburgering.

Bijdrage aan ZBO's/RWT's

De bijdrage aan ZBO’s is bedoeld voor de uitvoering van de voorinburgering door het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) en is daarmee 100% juridisch verplicht.

Bijdrage aan agentschappen

De bijdrage aan de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) ten behoeve van het beheer van het examenstelsel en de uitvoering van het leenstelsel is gebaseerd op gemaakte afspraken en daarmee 100% juridisch verplicht.

Bijdrage aan medeoverheden

De taken en verantwoordelijkheden door gemeenten zijn vastgelegd in de inburgeringswet. De specifieke uitkering aan gemeenten ten behoeve van inburgeringsvoorzieningen in het nieuwe stelsel is onderdeel van de nieuwe Wet inburgering. Daarmee zijn deze uitgaven 100% juridisch verplicht.

Leningen

Dit budget vloeit voort uit de Wet inburgering 2013 en is daarmee 100% juridisch verplicht.

E. Toelichting op de financiële instrumenten

Het integratiebeleid bevordert de maatschappelijke samenhang en sociale stabiliteit en heeft als einddoel dat groepen met een migratieachtergrond dezelfde maatschappelijke positie innemen als groepen zonder migratieachtergrond. Dit doel komt dichterbij als de verschillen tussen de groepen afnemen. Drie belangrijke indicatoren hiervoor zijn de arbeidsparticipatie, de werkloosheid en het aandeel leerlingen dat in het voortgezet onderwijs de hogere vormen (havo en vwo) volgt.

De figuren 5, 6 en 7 presenteren de ontwikkeling in deze indicatoren: de aandelen van de bevolking met betaald werk, het werkloosheidspercentage en het aandeel leerlingen in de derde klas van het voortgezet onderwijs dat havo of vwo volgt naar achtergrond, generatie en (school-) jaar. De figuren laten verschillen zien zowel tussen de uiteenlopende herkomstgroepen als tussen de generaties binnen dezelfde herkomstgroep.

Figuur 5 Kerncijfers integratie: netto arbeidsparticipatie5 (%)

Figuur 5 presenteert door middel van een horizontale staafdiagram de aandelen van de bevolking met betaald werk (netto arbeidsparticipatie) naar migratieachtergrond, generatie en jaar.  Totale bevolking realisatie 2019 69%, realisatie 2020 68%, realisatie 2021 70%. Met migratieachtergrond. Turks 1e generatie realisatie 2019 60%, realisatie 2020 58%, realisatie 2021 56%. Turks 2e generatie realisatie 2019 68%, realisatie 2020 67%, realisatie 2021 72%. Marokkaans 1e generatie realisatie 2019 53%, realisatie 2020 50%, realisatie 2021 54%. Marokkaans 2e generatie realisatie 2019 60%, realisatie 2020 67%, realisatie 2021 73%. Surinaams 1e generatie realisatie 2019 63%, realisatie 2020 61%, realisatie 2021 58%. Surinaams 2e generatie realisatie 2019 73%, realisatie 2020 70%, realisatie 2021 75%. (voormalige) Antillen 1e generatie realisatie 2019 60%, realisatie 2020 58%, realisatie 2021 62%. (voormalige) Antillen 2e generatie realisatie 2019 72%, realisatie 2020 70%, realisatie 2021 78%. Overig buiten-Europees 1e generatie realisatie 2019 60%, realisatie 2020 60%, realisatie 2021 60%. Overig buiten-Europees 2e generatie realisatie 2019 68%, realisatie 2020 69%, realisatie 2021 75%. Europees (exclusief Nederland) 1e generatie realisatie 2019 70%, realisatie 2020 70%, realisatie 2021 70%. Europees (exclusief Nederland) 2e generatie realisatie 2019 65%, realisatie 2020 66%, realisatie 2021 68%. Bron: CBS, Kernindicatoren integratie.

Bron: CBS, Kernindicatoren integratie.

Figuur 6 Kerncijfers integratie: werkloze beroepsbevolking6 (%)

Figuur 6 presenteert door middel van een horizontale staafdiagram het werkloosheidspercentage (werkloze beroepsbevolking) naar migratieachtergrond, generatie en jaar.  Totale bevolking realisatie 2019 3,0%, realisatie 2020 4,0%, realisatie 2021 4,0%. Met migratieachtergrond.  Turks 1e generatie realisatie 2019 4,0%, realisatie 2020 5,0%, realisatie 2021 8,0%. Turks 2e generatie realisatie 2019 6,0%, realisatie 2020 7,0%, realisatie 2021 9,0%. Marokkaans 1e generatie realisatie 2019 6,0%, realisatie 2020 7,0%, realisatie 2021 5,7%. Marokkaans 2e generatie realisatie 2019 10,0%, realisatie 2020 9,0%, realisatie 2021 9,0%. Surinaams 1e generatie realisatie 2019 6,0%, realisatie 2020 5,0%, realisatie 2021 6,0%. Surinaams 2e generatie realisatie 2019 6,0%, realisatie 2020 10,0%, realisatie 2021 6,0%. (voormalige) Antillen 1e generatie realisatie 2019 7,0%, realisatie 2020 8,0%, realisatie 2021 10,0%. (voormalige) Antillen 2e generatie realisatie 2019 7,0%, realisatie 2020 8,0%, realisatie 2021 7,0%. Overig buiten-Europees 1e generatie realisatie 2019 8,0%, realisatie 2020 9,0%, realisatie 2021 10,0%. Overig buiten-Europees 2e generatie realisatie 2019 6,0%, realisatie 2020 8,0%, realisatie 2021 7,0%. Europees (exclusief Nederland) 1e generatie realisatie 2019 4,0%, realisatie 2020 5,0%, realisatie 2021 6,0%. Europees (exclusief Nederland) 2e generatie realisatie 2019 5,4%, realisatie 2020 4,7%, realisatie 2021 5,0%. Bron: CBS, Kernindicatoren integratie.

Bron: CBS, Kernindicatoren Integratie.

Figuur 7 Kerncijfers integratie: Aandeel havo/vwo-leerlingen in het 3e leerjaar van het voortgezet onderwijs (%)

Figuur 7 presenteert door middel van een horizontale staafdiagram het aandeel leerlingen in de derde klas van het voortgezet onderwijs dat havo of vwo volgt naar migratieachtergrond, generatie en schooljaar.  Totale bevolking realisatie 2019/2020 49%, realisatie 2020/2021 50%, realisatie 2021/2022 49%. Met migratieachtergrond.  Turks 1e generatie realisatie 2019/2020 40%, realisatie 2020/2021 45%, realisatie 2021/2022 49%. Turks 2e generatie realisatie 2019/2020 30%, realisatie 2020/2021 33%, realisatie 2021/2022 33%. Marokkaans 1e generatie realisatie 2019/2020 20%, realisatie 2020/2021 32%, realisatie 2021/2022 27%. Marokkaans 2e generatie realisatie 2019/2020 33%, realisatie 2020/2021 37%, realisatie 2021/2022 38%. Surinaams 1e generatie  realisatie 2019/2020 26%, realisatie 2020/2021 24%, realisatie 2021/2022 26%. Surinaams 2e generatie realisatie 2019/2020 40%, realisatie 2020/2021 41%, realisatie 2021/2022 40%. (voormalige) Antillen 1e generatie realisatie 2019/2020 28%, realisatie 2020/2021 30%, realisatie 2021/2022 28%. (voormalige) Antillen 2e generatie realisatie 2019/2020 32%, realisatie 2020/2021 33%, realisatie 2021/2022 29%. Overig buiten-Europees 1e generatie realisatie 2019/2020 40%, realisatie 2020/2021 39%, realisatie 2021/2022 42%. Overig buiten-Europees 2e generatie realisatie 2019/2020 51%, realisatie 2020/2021 52%, realisatie 2021/2022 53%. Europees (exclusief Nederland) 1e generatie realisatie 2019/2020 50%, realisatie 2020/2021 50%, realisatie 2021/2022 50%. Europees (exclusief Nederland) 2e generatie realisatie 2019/2020 55%, realisatie 2020/2021 58%, realisatie 2021/2022 57%. Bron: CBS, Kernindicatoren integratie.

Bron: CBS, Kernindicatoren Integratie.

Inkomensoverdrachten

Een remigratievoorziening is een maandelijkse uitkering op grond van de Remigratiewet met eventueel een tegemoetkoming in de kosten van een ziektekostenverzekering. Deze uitkering geldt voor personen die naar Nederland kwamen voor arbeid en vestiging, maar nu een dringende wens tot terugkeer hebben omdat zij in een uitzichtloze en afhankelijke situatie (uitkering) verkeren en zelf hun remigratie niet kunnen bekostigen. Om voor een dergelijke uitkering in aanmerking te komen gelden criteria zoals leeftijd, verblijfsduur in Nederland, doelgroep en herkomstland. Met de wijziging van de Remigratiewet per 1 juli 2014 zijn de criteria om in aanmerking te komen voor een remigratievoorziening aangescherpt. Per 1 januari 2025 vervalt de mogelijkheid om een beroep te doen op een remigratievoorziening.

Budgettaire ontwikkelingen

De budgettaire ontwikkeling is gebaseerd op ramingen van de Sociale Verzekeringsbank.

Beleidsrelevante kerncijfers

Tabel 116 Kerncijfers Remigratie
 

Realisatie 20211

Raming 2022

Raming 2023

Aantal remigranten met een periodieke uitkering ( x 1.000 personen, ultimo)2

13

13

13

X Noot
1

Bron: SVB, jaarverslag.

X Noot
2

Inclusief nihil-uitkeringen: de remigrant heeft recht op een remigratie-uitkering, maar na verrekening van andere, exporteerbare uitkeringsgelden wordt het bedrag op nihil vastgesteld.

Subsidies

De post subsidies bestaat uit de jaarlijkse subsidies voor het Kennisplatform Integratie en Samenleving, de steunfunctie helpdesk Vluchtelingenwerk en activiteiten in het kader van de vroege integratie en participatie van statushouders en kansrijke asielzoekers. In 2023 is de post «Overige subsidies algemeen» lager dan in 2022. Dit houdt verband met een aantal incidentele subsidies dat in 2022 is toegekend in verband met de implementatie van het nieuwe inburgeringsstelsel.

Opdrachten

Uit het reguliere budget worden aanbestedingen bekostigd op het terrein van inburgering en integratie. Voorbeelden zijn ontwikkeling, onderhoud en vernieuwing van inburgeringsexamens, onderzoek en methodiekontwikkeling in het kader van de werkagenda Verdere Integratie Arbeidsmarkt (VIA). Daarnaast training en voorlichting op het terrein van integratieonderwerpen (zoals weerbare samenleving en sociale stabiliteit, tegengaan van sociale spanningen binnen een sociaal diverse samenleving).

Tabel 117 Kerncijfers inburgering (x 1.000 personen, ultimo)
 

Realisatie 2021

Raming 2022

Raming 2023

Inburgeringsplichtige nieuwkomers die een kennisgeving van DUO ontvangen

261

26

35

- WI2013

 

26

22

0

- WI2021

 

nvt

24

35

Asielgerechtigde nieuwkomers die deelnemen aan de voorbereiding op inburgering in de opvang van COA

83

14

10

Inburgeraars die een inburgeringsdiploma of inburgeringscertificaat behalen4

245

14

18

Afgesloten Plannen Inburgering en Participatie (PIP)6

nvt

107

35

Asielgerechtigde nieuwkomers die deelnemen aan de maatschappelijke begeleiding door gemeenten

151

2

1

X Noot
1

Bron: DUO, informatiesysteem Inburgering.

X Noot
2

Deze raming is gebaseerd op de maandelijkse beleidsinformatie van DUO t/m juni 2022.

X Noot
3

Bron: COA, voortgangsrapportages.

X Noot
4

Dit kan zowel op A2 niveau zijn als op niveau Staatsexamen B1 of B2. Realisatie 2021 is inclusief vrijwillige inburgeraars. Ramingen 2022 en 2023 zijn exclusief vrijwillige inburgeraars. Onder de Wi2021 kan aan de inburgeringsplicht voldaan worden door het behalen van het inburgeringsexamen, maar ook door het behalen van een inburgeringscertificaat na afronding van de Z-route.

X Noot
5

Bron: DUO, informatiesysteem Inburgering. Het gaat hier alleen om diploma's.

X Noot
6

Dit gaat alleen over de Wi2021.

X Noot
7

Deze raming is gebaseerd op het aantal inburgeringsplichtige nieuwkomers die een kennisgeving van DUO ontvangen, rekening houdend met termijn tussen ingaan inburgeringsplicht en vestiging in de gemeente.

Bijdrage aan ZBO's/RWT's

Het Ministerie van SZW verstrekt het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) jaarlijks een bijdrage voor de voorinburgering van asielmigranten in de AZC's. De budgettaire reeks is gebaseerd op de Meerjarige Productieprognose van het Ministerie van J&V.

Bijdrage aan agentschappen

De Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) voert het examen- en leenstelsel inburgering uit. Ook vervult dit agentschap taken op het vlak van de handhaving inburgeringsplicht. DUO voert deze taken uit op grond van de Wi 2013 als ook op grond van de Wi 2021. DUO ontvangt hiervoor een bijdrage van het Ministerie van SZW. Op basis van de uitvoeringstoets van DUO zijn voor bovengenoemde taken extra middelen toegekend voor het jaar 2022. Dat verklaart het lagere budget in 2023.

Om meer maatwerk mogelijk te maken in de dienstverlening van DUO is in 2023 circa € 2 miljoen aan het budget toegevoegd vanuit de middelen Werk aan Uitvoering.

Bijdrage aan medeoverheden

Het Ministerie van SZW verstrekt gemeenten via een Decentralisatie Uitkering (DU) financiële middelen voor het verlenen van maatschappelijke begeleiding aan inburgeringsplichtige vergunninghouders die zich in een gemeente vestigen. Voor vergunninghouders die na inwerkingtreding van de nieuwe Wet inburgering de inburgeringsplicht krijgen opgelegd, is de financiële bijdrage voor maatschappelijke begeleiding onderdeel van de specifieke uitkering (SPUK) voor inburgeringsvoorzieningen. Op basis van de huidige inzichten wordt voor 2023 voor maatschappelijke begeleiding een benodigd budget van € 6,7 miljoen voorzien.

De SPUK voor inburgeringsvoorzieningen wordt aan gemeenten verstrekt ter financiering van voorzieningen die bijdragen aan het behalen van de inburgeringsplicht. De raming van dit budget is gebaseerd op de Meerjaren Productie Prognose van het Ministerie van J&V en een inschatting van het aantal gezins- en overige migranten op basis van realisaties.

De SPUK onderwijsroute is bedoeld als tijdelijke aanvulling op de reguliere SPUK voor inburgeringsvoorzieningen. Hiermee kunnen gemeenten de komende jaren de onderwijsroute aanbieden, terwijl parallel wordt gewerkt aan een structureel voorstel. In 2023 gaat het om € 15 miljoen.

Leningen

Het Ministerie van SZW verleent op grond van de Wet inburgering 2021 via DUO leningen aan gezins- en overige migranten met inburgeringsplicht. Deze leenmogelijkheid geldt voor overige migranten indien zij of hun partner niet over voldoende financiële middelen beschikken. Daarnaast is de leenfaciliteit beschikbaar voor asielstatushouders die vallen onder de Wet inburgering 2013. Asielstatushouders die met succes en tijdig hun inburgering afronden hoeven de lening niet terug te betalen.

Het leenstelsel hanteert het draagkrachtbeginsel. Terugbetaling vindt in beginsel plaats in termijnen voor de duur van 10 jaar. Ook inburgeraars die eerst gealfabetiseerd moeten worden, kunnen van het leenstelsel gebruik maken. Vanwege het uitfaseren van het huidige inburgeringsstelsel is de budgettaire reeks voor leningen aflopend en resteren structureel enkel de leningen aan gezins- en overige migranten.

Tabel 118 Kerncijfers leningen
 

Realisatie 20211

Raming 2022

Raming 2023

Toegekende leningen

   

Aantal aan inburgeraars toegekende leningen (x 1.000 personen, ultimo)

17

14

8

    

Terugbetaalde leningen

   

Aantal terugbetalende inburgeraars die in het betreffende jaar een terugbetaling op hun lening doen (x 1.000 personen, ultimo)

10

11

12

    

Kwijtgescholden leningen

   

Aantal inburgeraars met kwijtgescholden lening (x 1.000 personen, ultimo)

12

10

9

Totaalbedrag kwijtgescholden leningen inclusief rente (x € 1 mln)

91

75

70

X Noot
1

Bron: DUO, informatiesysteem Inburgering.

Ontvangsten

De ontvangsten op dit artikel bestaan uit terugbetalingen van leningen naar aanleiding van Wi 2013 en Wi 2021. Op de leningen die terugbetaald moeten worden is het draagkrachtbeginsel van toepassing. De verwachting is daarom dat de ontvangsten beperkt zijn.

4. Niet-beleidsartikelen

4.1 Artikel 96 Apparaat Kerndepartement

A. Budgettaire gevolgen

Tabel 119 Budgettaire gevolgen artikel 96 Apparaat Kerndepartement (bedragen x € 1.000)

Omschrijving

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Verplichtingen

452.010

504.206

498.365

489.411

481.487

477.800

476.804

        

Uitgaven

423.274

508.290

501.604

495.405

482.122

478.077

476.563

        

Personele uitgaven

       

eigen personeel

318.847

385.571

403.449

397.035

385.760

380.735

378.037

externe inhuur

21.768

19.026

4.822

4.618

4.569

4.569

4.569

overige personele uitgaven

1.348

1.920

2.135

2.585

2.685

2.685

2.685

Materiële uitgaven

       

overige materiële uitgaven

13.381

21.179

15.795

15.578

16.111

16.161

16.395

ICT

16.430

23.180

21.709

24.374

21.903

22.607

23.680

bijdrage aan SSO's

51.500

57.414

53.694

51.215

51.094

51.320

51.197

        

Ontvangsten

64.920

75.649

83.567

84.216

84.916

83.716

83.916

        

Ontvangsten

       

Algemeen

64.920

75.649

83.567

84.216

84.916

83.716

83.916

B. Toelichting op de financiële instrumenten

Personele en materiële uitgaven

De totale begrote apparaatsuitgaven voor het kerndepartement bedragen in 2023 € 501,6 miljoen. Hiervan heeft € 410,4 miljoen betrekking op personele uitgaven en € 91,2 miljoen op materiële uitgaven.

Vanaf 2023 zijn er middelen beschikbaar gekomen voor de uitwerking van het coalitieakkoord.

In het verloop van de uitgaven voor eigen personeel zijn de uitvoeringskosten van SZW zichtbaar voor de subsidieregelingen. In de loop van de jaren nemen deze werkzaamheden af.

Het verloop van het budget externe inhuur wordt verklaard door uitgaven ten behoeve van het noodpakket in 2021 en 2022.

Ontvangsten

De ontvangsten hebben voor het grootste deel betrekking op de facturering door Rijksschoonmaakorganisatie (RSO) van schoonmaakkosten aan de afnemers. Daarnaast zijn er ontvangsten ten behoeve van werkzaamheden van de directie Uitvoering Van Beleid voor de uitvoering van subsidieregelingen.

Rijksschoonmaakorganisatie

De RSO is in 2016 gestart met het uitvoeren van de schoonmaakactiviteiten. Vanaf 2021 zijn alle beoogde departementen aangesloten. De schoonmakers zijn in dienst van het Rijk en zijn per 2022 ondergebracht in de CAO Rijk.

De ontvangsten van de RSO zijn gebaseerd op de meerjarige dienstverleningsafspraken met opdrachtgevers. Met ingang van 2022 wordt de vergoeding voor locatie- en contractmanagement via facturering verrekend in plaats van budgetoverheveling.

De nieuwe CAO per 1 april 2022 leidt voor de RSO met veel medewerkers in de lage lonen tot een stijging van de loonkosten. Deze stijging zal zeer waarschijnlijk leiden tot een stijging van het tarief waardoor de ontvangsten ook zullen stijgen en in overeenstemming zullen zijn met de uitgaven.

Tabel 120 geeft een splitsing van de totale apparaatsbedragen in RSO en kerndepartement exclusief RSO.

Tabel 120 Apparaatsuitgaven en -ontvangsten kerndepartement (bedragen x € 1.000)
 

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Kerndepartement exclusief RSO

       

Uitgaven

364.375

436.444

425.204

417.805

404.522

400.477

398.963

Ontvangsten

4.513

7.778

7.167

6.616

7.316

6.116

6.316

        

Rijksschoonmaakorganisatie

       

Uitgaven

58.899

71.846

76.400

77.600

77.600

77.600

77.600

Ontvangsten

60.407

67.871

76.400

77.600

77.600

77.600

77.600

Naar aanleiding van een toezegging in het wetgevingsoverleg over het jaarverslag 2018 is een indicator opgenomen met betrekking tot de medewerkerstevredenheid van de schoonmakers in dienst van de RSO. Dit onderzoek wordt tweejaarlijks gehouden.

Tabel 121 Medewerkerstevredenheid RSO
 

Realisatie 2017

Realisatie 2019

Realisatie 2021

Tevredenheid medewerkers RSO

8,5

8,6

9,0

C. Totaaloverzicht apparaatsuitgaven/kosten

Tabel 122 Totaaloverzicht apparaatsuitgaven/kosten inclusief zbo's/rwt's (bedragen x € 1.000)
 

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Totaal apparaatsuitgaven ministerie

423.274

508.290

501.604

495.405

482.122

478.077

476.563

        

Totaal apparaatskosten ZBO’s/RWT’s1

2.411.149

2.595.956

2.869.371

2.906.690

2.989.759

3.097.282

3.212.344

UWV (inclusief BKWI)

2.110.758

2.292.126

2.514.496

2.534.884

2.615.808

2.714.704

2.823.305

SVB

283.868

288.993

341.220

358.151

360.296

368.923

375.384

IB

16.523

14.837

13.655

13.655

13.655

13.655

13.655

X Noot
1

Dit betreft apparaatskosten samenhangend met zowel begrotingsgefinancierde als premiegefinancierde artikelen binnen de SZW-begroting. De ontvangsten zijn in mindering gebracht op de uitgaven.

In onderstaande tabel zijn de apparaatsuitgaven van het departement onderverdeeld naar de verschillende organisatieonderdelen. De uitgaven voor de SSO's (onder andere huisvesting en ICT van het gehele kerndepartement) vallen onder de plaatsvervangend SG (pSG).

Tabel 123 Apparaatsuitgaven kerndepartement 2023 naar organisatieonderdeel (bedragen x € 1.000)

SG

43.494

pSG

139.838

RSO

76.400

SZI

38.287

Werk

34.528

Nederlandse Arbeidsinspectie

169.057

Totaal

501.604

4.2 Artikel 98 Algemeen

A. Budgettaire gevolgen

Met ingang van de begroting van 2022 zijn de uitgaven van artikel 98 toebedeeld aan afzonderlijke beleidsartikelen. Hierdoor kunnen de uitgaven nauwkeuriger verantwoord worden en is dit artikel opgeheven.

Tabel 124 Budgettaire gevolgen artikel 98 Algemeen (bedragen x € 1.000)

Omschrijving

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Verplichtingen

18.403

0

0

0

0

0

0

        

Uitgaven

20.633

0

0

0

0

0

0

        

Subsidies (regelingen)

       

Overige subsidies algemeen

2.764

0

0

0

0

0

0

Opdrachten

       

Handhaving

922

0

0

0

0

0

0

Opdrachten overig

9.199

0

0

0

0

0

0

Bekostiging

       

Uitvoeringskosten Caribisch Nederland

7.056

0

0

0

0

0

0

Bijdrage aan (andere) begrotingshoofdstukken

       

Ministerie van Financiën

692

0

0

0

0

0

0

        

Ontvangsten

305

0

0

0

0

0

0

        

Ontvangsten

       

Algemeen

305

0

0

0

0

0

0

4.3 Artikel 99 Nog onverdeeld

A. Budgettaire gevolgen

Tabel 125 Budgettaire gevolgen artikel 99 Nog onverdeeld (bedragen x € 1.000)

Omschrijving

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Verplichtingen

0

48.920

252.795

240.789

160.278

201.351

189.749

        

Uitgaven

0

46.401

252.795

240.789

160.278

201.351

189.749

        
        

waarvan apparaat

0

14.616

13.108

14.756

8.145

8.049

8.047

waarvan programma

0

31.785

239.687

226.033

152.133

193.302

181.702

        

Ontvangsten

0

0

0

0

0

0

0

B. Toelichting op de financiële instrumenten

Op dit artikel staan diverse nog niet verdeelde reserveringen. De grondslag van dit artikel ligt in de Comptabiliteitswet, waarin de mogelijkheid bestaat een artikel voor onvoorziene uitgaven op te nemen. Op dit artikel staan middelen gereserveerd die op een later moment nog uitgedeeld moeten worden als de precieze invulling en voorwaarden bekend zijn. Dit betreft onder andere middelen voor ondersteuning van huishoudens die extra ondersteuning nodig hebben (flankerend beleid bij het koopkrachtpakket), coalitieakkoordmiddelen voor aanvullend beleid op het gebied van armoede en schulden, middelen voor Werken aan Uitvoering (WaU) en middelen voor het uitvoeren van de aanbevelingen uit het rapport van het Aanjaagteam Bescherming Arbeidsmigranten (cie. Roemer).

5. Departementspecifieke informatie

5.1 Sociale fondsen SZW

Deze paragraaf beschrijft de financiering van de premie-uitgaven onder het uitgavenplafond Sociale Zekerheid. Onderdeel daarvan zijn de door de Minister van SZW vast te stellen premiepercentages voor de volks- en werknemersverzekeringen. Daarnaast wordt een overzicht gegeven van de exploitatiesaldi en vermogensposities van de sociale fondsen van UWV en SVB.

5.1.1 Premiepercentages 2023

Premievaststelling

De voorgenomen premiepercentages voor 2023 zijn opgenomen in tabel 126. Deze premiestelling heeft het kabinet beoordeeld binnen het lastenkader voor huishoudens en bedrijven en de koopkrachtontwikkeling. Het saldo van de premie-inkomsten en de premiegefinancierde uitgaven (het exploitatiesaldo van de fondsen) is onderdeel van het EMU-saldo van de overheid als geheel.

AOW

Het premiepercentage voor de Algemene ouderdomswet (AOW) wordt op hetzelfde niveau vastgesteld als in 2022. Bij het Ouderdomsfonds zijn de premieopbrengsten niet voldoende om de uitgaven te dekken. De inkomsten van het Ouderdomsfonds worden daarom aangevuld door middel van rijksbijdragen (zie ook artikel 12). De AOW-premie wordt gecombineerd geheven met de loon- en inkomstenbelasting. Uit het Ouderdomsfonds worden de uitgaven op grond van de AOW betaald. Die uitgaven bestaan zowel uit het ouderdomspensioen (de AOW-uitkering) als de inkomensondersteuning in aanvulling op het ouderdomspensioen (de IOAOW).

Anw

Het premiepercentage voor de Algemene Nabestaandenwet (Anw) wordt op hetzelfde niveau vastgesteld als in 2022.

AWf

Het Algemeen Werkloosheidsfonds (AWf) financiert de WW-uitkeringen van marktwerkgevers. Als gevolg van de Wet arbeidsmarkt in balans (Wab) zijn er vanaf 2020 twee premietarieven binnen het AWf: een laag tarief voor vaste dienstverbanden en een hoog tarief voor flexibele dienstverbanden. Het lage tarief wordt voor 2023 geraamd op 2,64 procent en het hoge tarief op 7,64 procent. Het (gewogen) gemiddelde van de AWf-werkgeverspremie bedraagt dan 3,89 procent.

Ufo

Alleen overheidswerkgevers betalen de Ufo-premie. De Ufo-premie wordt voor 2023 gelijk gehouden op 0,68 procent.

Uniforme opslag kinderopvang

De premieopslag kinderopvang voor 2023 blijft met 0,5 procent gelijk aan die in 2022. De premieopslag kinderopvang wordt door werkgevers betaald door middel van een opslag op de Aof-premie.

Aof

De Aof-premie bedraagt gemiddeld 6,80 procent. Vanaf 2022 kent de Aof-premie twee verschillende tarieven: een tarief voor kleine werkgevers (tot 25 maal de gemiddelde premieplichtige loonsom) en een tarief voor grotere werkgevers. In 2023 betalen kleine werkgevers een premie van 5,46 procent en grote werkgevers een premie van 7,11 procent.

Whk

De gemiddelde premie voor de Werkhervattingskas (Whk), waaruit de uitkeringen voor gedeeltelijk arbeidsgeschikten (WGA) en uitkeringen op grond van de Ziektewet worden betaald, is door UWV voor 2023 vastgesteld op 1,53 procent.

Tabel 126 Premiepercentages sociale verzekeringen (%)

Premie

Fonds

Uitgaven

Betaald door

2022

2023

AOW

Ouderdomsfonds

AOW

Werknemer

17,90

17,90

Anw

Nabestaandenfonds

Anw

Werknemer

0,10

0,10

      

Awf-laag

Algemeen Werkloosheidsfonds

WW, ZW

Werkgever

2,70

2,64

Awf-hoog

Algemeen Werkloosheidsfonds

WW, ZW

Werkgever

7,70

7,64

Ufo

Uitvoeringsfonds voor de overheid

WW, ZW, WGA overheid

Werkgever

0,68

0,68

      

Aof-laag

Arbeidsongeschiktheidsfonds

WGA, IVA, WAO, WAZ, WAZO, ZW

Werkgever

5,49

5,46

Aof-hoog

Arbeidsongeschiktheidsfonds

WGA, IVA, WAO, WAZ, WAZO, ZW

Werkgever

7,05

7,11

Aof

Uniforme opslag kinderopvang

Kinderopvang

Werkgever

0,50

0,50

Whk

Werkhervattingskas (rekenpremie)

WGA, ZW

Werkgever

1,52

1,53

5.1.2 Sociale fondsen

Exploitatiesaldi

De premiegefinancierde uitgaven worden uit de sociale fondsen betaald. Op basis van de eerdergenoemde premiepercentages voor 2022 en 2023, de verwachte ontwikkeling van de premiegrondslagen en de uitkeringslasten zijn de uitgaven en ontvangsten van de sociale fondsen geraamd in tabel 127 en 128. Hierbij is rekening gehouden met de bijdragen aan de fondsen vanuit het Rijk en de onderlinge betalingen van de fondsen. Het saldo tussen betaalde en ontvangen onderlinge betalingen is voor de sociale verzekeringen negatief, omdat uit enkele van deze fondsen ook premies voor de zorgverzekering worden betaald. Tegenover deze negatieve saldi staan dus positieve saldi bij de zorgfondsen.

In de onderstaande tabellen worden de arbeidsongeschiktheidsfondsen (het Aof en de Whk) samen weergegeven.

Het exploitatiesaldo van de fondsen is het verschil tussen de inkomsten en de uitgaven. Voor 2023 bedraagt dit saldo naar verwachting bijna € 8 miljard voor alle fondsen samen. Het positieve saldo wordt met name veroorzaakt door de arbeidsongeschiktheidsfondsen en het werkloosheidsfonds. Het exploitatiesaldo van de fondsen maakt onderdeel uit van het totale EMU-saldo.

Het exploitatiesaldo van het Anw-fonds is negatief doordat de rijksbijdrage op nul is vastgesteld. Hierdoor wordt het vermogensoverschot in het Anw-fonds langzaam teruggebracht (zie ook tabel 129).

Tabel 127 Overzicht sociale verzekeringen 2022 (bedragen x € 1 mln)
 

AOW

Anw

AO

WW

Totaal

Premies

24.358

165

20.727

8.784

54.035

Bijdragen van het Rijk

20.033

0

256

99

20.388

Ontvangen onderlinge betalingen

0

0

1.344

423

1.767

Saldo Interest

‒ 26

‒ 2

53

27

52

Totaal Ontvangsten

44.365

163

22.380

9.333

76.242

      

Uitkeringen/ Verstrekkingen

44.118

302

14.125

3.372

61.917

Uitvoeringskosten

148

9

870

547

1.573

Betaalde onderlinge betalingen

552

18

2.280

839

3.690

Totaal Uitgaven

44.818

329

17.275

4.758

67.180

      

Exploitatiesaldo

‒ 453

‒ 166

5.105

4.575

9.062

Bron: SZW en CPB (MEV 2023).

Tabel 128 Overzicht sociale verzekeringen 2023 (bedragen x € 1 mln)
 

AOW

Anw

AO

WW

Totaal

Premies

25.162

171

22.211

9.175

56.718

Bijdragen van het Rijk

23.832

0

261

83

24.176

Ontvangen onderlinge betalingen

0

0

1.596

488

2.084

Saldo Interest

‒ 40

‒ 4

97

70

124

Totaal Ontvangsten

48.954

167

24.164

9.816

83.102

      

Uitkeringen/ Verstrekkingen

48.201

326

16.626

4.075

69.228

Uitvoeringskosten

150

11

918

686

1.765

Betaalde onderlinge betalingen

603

21

2.666

891

4.182

Totaal Uitgaven

48.954

358

20.210

5.653

75.175

      

Exploitatiesaldo

0

‒ 191

3.954

4.164

7.927

Bron: SZW en CPB (MEV 2023).

In tabel 129 wordt voor de jaren 2022 en 2023 de verwachte vermogenspositie van de verschillende fondsen weergegeven. De vermogens van de fondsen worden vergeleken met de normen. Een vermogen gelijk aan de norm geeft aan dat het fonds gemiddeld genomen over het jaar over voldoende liquiditeiten beschikt om de uitkeringen te financieren. De middelen van de fondsen worden aangehouden op een rekening-courant bij het Rijk. Indien er sprake is van een vermogenstekort zal het Rijk niet alleen tijdelijk gedurende het jaar maar ook langduriger deze tekorten moeten aanvullen via de rekening-courant.

Het vermogensoverschot van de fondsen stijgt naar verwachting in 2023 naar bijna € 32 miljard. Dat opgebouwde vermogen komt vooral door de exploitatieoverschotten in de arbeidsongeschiktheidsfondsen. Bij het werkloosheidsfonds is voor het eerst sinds 2010 weer sprake van een vermogensoverschot, de tekorten uit het verleden zijn dan weer ingelopen. Zoals hierboven beschreven daalt het vermogen in het Anw-fonds doordat de rijksbijdrage op nul is gesteld. Dankzij de jaarlijkse rijksbijdrage aan het tekort van het Ouderdomsfonds blijft de vermogenspositie van het Ouderdomsfonds door de jaren heen neutraal, al kunnen er in individuele jaren relatief beperkte tekorten of overschotten zijn.

Tabel 129 Vermogenspositie sociale fondsen (bedagen x € 1 mln)
 

ultimo 2022

ultimo 2023

 

Feitelijk vermogen

Normvermogen

Vermogens-overschot

Feitelijk vermogen

Normvermogen

Vermogens-overschot

Ouderdomsfonds

1.171

1.171

‒ 0

1.171

1.277

‒ 106

Anw-fonds

2.798

42

2.755

2.607

47

2.560

Arbeidsongeschiktheidsfondsen

24.994

724

24.270

28.948

827

28.121

WW-fondsen

‒ 1.666

1.879

‒ 3.545

2.498

1.879

619

Totaal sociale fondsen

27.297

3.816

23.481

35.224

4.031

31.193

Bron: CPB (MEV 2023).

5.2 Koopkracht en specifieke inkomensaspecten

5.2.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe de koopkracht zich naar verwachting ontwikkelt in 2023 en welke beleidsmatige veranderingen daarop van invloed zijn.

Het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid maakt koopkrachtramingen om de effecten van voorgenomen beleid in beeld te brengen (met inbegrip van de algemene economische ontwikkeling, zoals lonen, prijzen, et cetera). Koopkracht geeft in algemene zin aan hoe het besteedbaar inkomen van huishoudens zich ontwikkelt. Dat is het inkomen dat huishoudens nog kunnen uitgeven na het betalen van belastingen en premies en het ontvangen van toeslagen. De plaatjes zeggen iets over de verandering van de koopkracht ten opzichte van vorig jaar, gecorrigeerd voor verandering in het prijsniveau. Als de koopkracht gedurende een jaar niet verandert, betekent het dat een huishouden in staat is het bestedingspatroon van het voorgaande jaar te handhaven.

De ramingen geven uitsluitend een beeld van de koopkracht wanneer er niets verandert in de persoonlijke omstandigheden van huishoudens (ook wel statische koopkracht genoemd). Hierdoor worden de verdelingseffecten van beleid zichtbaar. Statische koopkrachtplaatjes zijn dan ook primair bedoeld om de effecten van overheidsbeleid op het inkomen van verschillende groepen in beeld te brengen, bij een gegeven macro-economische ontwikkeling. Koopkrachtplaatjes zijn minder geschikt om de daadwerkelijke veranderingen in de portemonnee van individuele huishoudens te voorspellen. Ze onderschatten de verschillen tussen huishoudens flink, omdat veranderingen in het persoonlijk leven niet worden meegenomen. In werkelijkheid kan iemand echter werkloos worden of meer geld gaan verdienen, gaan samenwonen of scheiden of ineens voor een eenmalige uitgave staan: allemaal factoren die voor een huishouden vaak een stuk meer invloed hebben op het feitelijke niveau van het besteedbaar inkomen dan het beleid van het kabinet.

Door de uitzonderlijk hoge prijsstijgingen - vooral op de energiemarkt - waar we op dit moment mee te maken hebben, is een breder blikveld nodig om de voorgenomen koopkrachtmaatregelen voor 2023 op waarde te kunnen schatten. Ten eerste moet het koopkrachtbeeld voor 2023 in samenhang worden bezien met het beeld van 2022. Een bescheiden koopkrachtplus in 2023 is immers niet genoeg om het historische verlies van 2022 goed te maken. Ook is er door de gestegen energierekening sprake van inflatie-ongelijkheid. Huishoudens met een lager inkomen besteden een relatief groot aandeel van hun inkomen aan energie, waardoor stijgende energieprijzen deze groep relatief hard raken. De inflatie verschilt daardoor aanzienlijk tussen huishoudens en inkomensgroepen, terwijl dit verschil in normale omstandigheden beperkt is7. Het inflatiecijfer wordt voor lagere inkomensgroepen onderschat en voor hogere inkomensgroepen overschat.8 Dit betekent dat de koopkrachtontwikkeling voor lagere inkomensgroepen wordt overschat en voor hogere inkomensgroepen onderschat in de reguliere koopkrachtplaatjes. Het koopkrachtplaatje toont daarom een sterkere positieve koopkrachtontwikkeling voor lagere inkomensgroepen. Een analyse waarin de inflatie-ongelijkheid van de hogere energieprijzen wordt meegenomen via inkomenseffecten laat een gelijkmatige verdeling over inkomensgroepen zien. Deze analyse komt terug in de brief over koopkracht. Naast de inflatie-ongelijkheid door de hogere energieprijzen is ook de Stresstest kosten van levensonderhoud van het CPB en het effect op de armoedeontwikkeling inzichtelijk gemaakt.

In dit hoofdstuk wordt de verwachte koopkrachtontwikkeling voor 2023 toegelicht. De externe factoren die het koopkrachtbeeld beïnvloeden (conjunctuur) worden beschreven in paragraaf 5.2.2. Vervolgens wordt in paragraaf 5.2.3 ingegaan op de belangrijkste beleidswijzigingen die het koopkrachtbeeld beïnvloeden. In paragraaf 5.2.4 worden de koopkrachtontwikkelingen voor 2023 weergegeven voor verschillende uitsplitsingen van huishoudens (naar inkomen, inkomensbron, huishoudtype en gezinssamenstelling). In paragraaf 5.2.5 wordt de koopkrachtontwikkeling van oudsher ook weergegeven voor een aantal gestileerde voorbeeldhuishoudens.

Verder presenteert paragraaf 5.2.6 de armoedecijfers en wordt in paragraaf 5.2.7 ingegaan op de ontwikkeling van financiële prikkels bij werkaanvaarding. Ook wordt er stilgestaan bij de veranderingen in marginale en gemiddelde druk als gevolg van kabinetsmaatregelen.

Een uitgebreidere lijst met maatregelen die de koopkracht van verschillende huishoudens raken en een nadere toelichting, is te vinden in paragraaf 5.2.8. De hier gepresenteerde effecten en maatregelen hebben alleen betrekking op Europees Nederland. Paragraaf 5.2.9 bevat een overzicht van de maatregelen die de inkomens op Bonaire, Sint-Eustatius en Saba (Caribisch Nederland) raken.

5.2.2 Externe factoren die het koopkrachtbeeld beïnvloeden

De belangrijke algemene ontwikkelingen die leiden tot het koopkrachtbeeld in 2023 zijn:

  • Een gemiddelde contractloonstijging van 3,7% in de markt;

  • Per 1 januari 2023 wordt een bijzondere verhoging van het bruto wettelijk minimumloon met 8,05% doorgevoerd. Inclusief de reguliere indexatie voor de gemiddelde cao-loonstijging neemt het minimumloon tussen juli 2022 en januari 2023 toe met 10,15%. Over het hele jaar 2023 is de verwachte stijging van het brutominimumloon 12,1% ten opzichte van 2022. Door de koppeling werkt dit ook door naar uitkeringen;

  • Stijging van de consumentenprijzen met 2,6%;

  • Een tabelcorrectiefactor van 6,3%;

  • De stijgende gemiddelde pensioenpremie voor werknemers van 7,6% naar 7,9%;

  • De aanvullende pensioenen worden gemiddeld genomen met 2,5% geïndexeerd;

  • Een toename van de gemiddelde nominale zorgpremie van € 1.514 naar € 1.6499.

5.2.3 Belangrijkste beleidsmatige mutaties

De torenhoge inflatie vraagt om stevige maatregelen. Het kabinet heeft daarom bovenop de aangekondigde maatregelen uit de Voorjaarsnota een historisch groot pakket samengesteld. Het pakket bevat een incidenteel deel waarmee in 2023 de kwetsbare groepen worden beschermd en de middengroep perspectief wordt geboden. Het structurele deel van het pakket heeft als uitgangspunt dat werken moet lonen. Het pakket bevat niet alleen maatregelen die het inkomen raken, maar ook maatregelen die direct aangrijpen op de kosten van energieverbruik. Naast de externe factoren en los van reguliere indexaties zijn de belangrijkste beleidsmatige wijzigingen die het totale koopkrachtbeeld van 2023 beïnvloeden:

Incidenteel pakket 2023

  • De verlaging van de energiebelasting uit 2022 wordt in 2023 doorgezet en geïntensiveerd. De energiebelasting op gas daalt met 6,31 cent/m3 en op elektriciteit met 7,06 cent/kWh. De vermindering energiebelasting stijgt met € 284,39 tot € 777,66;

  • Een energietoeslag van € 1.300 voor huishoudens tot 120% van het sociaal minimum;

  • De maximale zorgtoeslag wordt in 2023 verhoogd met € 432 voor alleenstaanden en € 463 voor paren tot respectievelijk € 1.850 en € 3.165;

  • Het vervroegen van de inkomensafhankelijke huurverlaging naar 1 juli 2023. Dit verlaagt de huren voor de huurders met een inkomen onder 120% van het sociaal minimum wonend in een sociale huurwoning die wordt verhuurd door een woningcorporatie. Gemiddeld wordt hun huur verlaagd met € 57 per maand;

  • Het verlengen van de verlaging van de accijns op brandstof. De verlaging bedraagt per liter voor ongelode benzine 22,46 cent, diesel 15,48 cent en voor LPG 5,31 cent en geldt in de periode januari tot en met juni 2023. In de tweede helft van het jaar wordt de verlaging van de accijnzen afgebouwd.

Structureel pakket

  • Per 1 januari 2023 wordt een bijzondere verhoging van het bruto wettelijk minimumloon met 8,05% doorgevoerd. Inclusief de reguliere indexatie voor de gemiddelde cao-loonstijging neemt het minimumloon tussen juli 2022 en januari 2023 toe met 10,15%. De koppeling met de AOW blijft behouden en de afbouw van de IOAOW wordt versneld. De IOAOW wordt per 1 januari 2023 verlaagd naar € 5 bruto per maand en per 1 januari 2025 afgeschaft. Net als in het coalitieakkoord wordt de doorwerking op de grenzen van de arbeidskorting teruggedraaid;

  • Een structurele verhoging van de huurtoeslag met € 16,94 per maand;

  • Het maximale bedrag dat ouders ontvangen aan kindgebonden budget (WKB) voor hun eerste kind, tweede kind en het extra bedrag voor alleenstaande ouders (alleenstaande ouderkop) worden in 2023 verhoogd met € 356. Het maximale WKB bedrag dat ouders ontvangen voor een derde kind of verder wordt verhoogd met € 468. Hiermee wordt dit bedrag gelijk aan het bedrag voor een tweede kind. Deze verhogingen worden na 2023 afgebouwd, totdat een verhoging van € 39 (eerste kind, tweede kind en alleenstaande ouderkop) en € 151 (vanaf het derde kind) resteert vanaf 2028;

  • In het coalitieakkoord is besloten om de arbeidskorting met € 384 op knikpunten 1 en 2, en met € 434 op knikpunt 3 te verhogen. Aanvullend op de verhogingen uit het coalitieakkoord worden het tweede en derde knikpunt verhoogd met € 89. De maximale arbeidskorting bedraagt in 2023 € 5.052. Het afbouwpercentage wordt verhoogd naar 6,51%;

  • In 2023 wordt het tarief in de eerste schijf met 0,14%-punt verlaagd naar 36,93%. De eerste schijf loopt door tot een inkomen van € 73.034 in 2023. Omdat AOW-gerechtigden geen AOW-premie betalen komt het te betalen tarief uit op 19,03% tot een inkomen van € 37.149;

  • In 2023 wordt de zelfstandigenaftrek in totaal met € 1.280 verlaagd van € 6.310 naar € 5.030.

5.2.4 Algemeen koopkrachtbeeld (boxplottabel en puntenwolk)

Voor de toetsing van koopkrachtmaatregelen voor 2023 is gebruik gemaakt aan een breed scala van instrumenten. Uitgezonderd de voorbeeldhuishoudens is bij alle instrumenten gerekend met een microsimulatiemodel op basis van een representatieve steekproef van ongeveer 100.000 huishoudens. Samen vormen zij een betrouwbare afspiegeling van alle huishoudens in Nederland. In de berekeningen worden alle verschi­llende componenten van het inkomen (uit arbeid, onderneming, uitkeringen, toeslagen, pensioen, inkomen uit vermogen en eigen woning, aanmerkelijk belang en eventueel ontvangen alimentatie) meegenomen10.

Door verschillen tussen huishoudens vallen de effecten van conjunctuur en beleid niet voor alle huishoudens hetzelfde uit. Een deel van deze verschillen is zichtbaar in de boxplottabel (figuur 8) en de puntenwolk (figuur 9). In deze figuren en in de armoedecijfers (5.2.6) wordt uitgegaan van een gemiddeld inflatiecijfer, waardoor de inflatie-ongelijkheid als gevolg van de hoge energieprijzen hierin geen rol speelt. In de brief over koopkracht wordt het brede scala aan instrumenten toegelicht.

Anders dan andere jaren moet het koopkrachtbeeld voor 2023 in samenhang worden bezien met 2022. Een bescheiden koopkrachtplus in 2023 is immers niet genoeg om het historische verlies van 2022 goed te maken. Daarbij komt dat de inflatiecijfers van 2022 vooruitlopen op wat huishoudens daadwerkelijk ervaren. Dat komt doordat de inflatiecijfers energieprijzen bevatten die het CBS waarneemt op de markt voor overstappers. In werkelijkheid ervaart een deel van de huishoudens die tarieven (nog) niet, omdat hun contract nog niet is afgelopen of omdat energieleveranciers een lager tarief rekenen aan zittende klanten met een variabel tarief dan aan overstappers met een variabel tarief. Een deel van de inflatie die het CBS rapporteert voor 2022 zullen huishoudens dus pas in 2023 ervaren, waardoor het resulterende koopkrachtverlies zich zal manifesteren in 2023. Uitsluitend het koopkrachtbeeld van 2023 bevat dus onvoldoende informatie om de situatie van huishoudens goed te beoordelen.

Figuur 8 Boxplot verwachte koopkrachtontwikkeling 2023

Figuur 8 presenteert de koopkrachtontwikkeling in een boxplot. De boxplot toont de raming bij de Miljoenennota (SZW begroting 2023, MEV 2023). De mediaan van alle huishoudens is 3,7%.

De boxplottabel11 toont onder meer de mediane statische koopkrachtontwikkeling voor de verschillende huishoudgroepen. De mediaan laat het middelste huishouden zien in een naar koopkrachtontwikkeling gerangschikte verdeling. Dat wil zeggen dat de helft van de huishoudens een lagere koopkrachtontwikkeling heeft en de helft een hogere. De boxplottabel laat doorgaans duidelijk de spreiding van de koopkrachtontwikkeling zien binnen de verschillende groepen: het dikke blauwe balkje om elke mediaan heen omvat de koopkrachtontwikkeling voor de helft van de huishoudens. De andere helft van de huishoudens heeft een koopkrachtontwikkeling die hierbuiten valt. Dit zijn de twee staarten van de boxplot. Het uiteinde van de staarten laten de laagste en de hoogste koopkrachtontwikkeling zien voor elke groep. Ten slotte wordt de verwachte koopkrachtontwikkeling van het eerste en derde kwart (de 50% rond de mediaan) weergegeven om hiermee de spreiding van de verwachte koopkrachtontwikkeling beter inzichtelijk te maken. De mediane koopkrachtontwikkeling voor 2022 komt uit op ‒ 6,8% en voor 2023 op 3,7%.

De mediane koopkrachtontwikkeling oogt in 2023 sterk nivellerend, hier past een stevige kanttekening bij. De onderliggende spreiding als gevolg van de grote stijging van de energieprijzen wordt onvoldoende in deze figuur geillustreerd. Daarbij gaat het allereerst om spreiding tussen verschillende inkomensgroepen. Deze tekortkoming wordt veroorzaakt door de manier waarop inflatie in de koopkrachtberekeningen wordt verwerkt: een belangrijke aanname is dat alle huishoudens hetzelfde bestedingspatroon hebben, en dus een vergelijkbaar aandeel van hun inkomen besteden aan verschillende productcategorieën. In werkelijkheid is er door de hogere energieprijzen sprake van inflatieongelijkheid: huishoudens met een lager inkomen besteden een relatief groot aandeel van hun inkomen aan energie, waardoor stijgende energieprijzen deze groep relatief hard raken. Nu de inflatie voor een belangrijk deel wordt veroorzaakt door stijgende energieprijzen, wordt de koopkrachtontwikkeling van lagere inkomens overschat. Lagere inkomens zijn daarom gemiddeld genomen slechter af dan de mediane koopkrachtontwikkeling (van bijvoorbeeld +7,5% voor de laagste inkomensgroep en +8,5% voor uitkeringsgerechtigden) doet vermoeden. Daarnaast is er ook sprake van forse spreiding binnen inkomensgroepen die niet tot uiting komt in reguliere koopkrachtberekeningen. De mate waarin de energierekening stijgt, verschilt van huishouden tot huishouden. Deze beperkingen van koopkrachtplaatjes zijn ook in andere jaren van toepassing, maar door de hoge inflatie zijn de verschillen vele malen groter dan in andere jaren. In de koopkrachtbrief wordt daarom nader toegelicht hoe de stijging van de energierekening inzichtelijk is gemaakt.

De puntenwolk (figuur 9) laat zien waar de concentratie van koopkrachteffecten zit en geeft een beeld van de statische spreiding. Ieder punt betreft een huishouden uit de steekproef. Ook in de puntenwolk kan geen rekening gehouden worden met inflatie-ongelijkheid als gevolg van de hogere energieprijzen.

Figuur 9 Puntenwolk koopkrachtontwikkeling 2023 (statische koopkrachteffecten huishoudens naar bruto huishoudinkomen inclusief speciale effecten)

Figuur 9 presenteert de koopkrachtontwikkeling in 2023 in een puntenwolk. De koopkracht van alle huishoudens is weergegeven als punten. De koopkrachtontwikkeling is uitgesplitst naar werkenden, uitkeringsgerechtigden en gepensioneerden.

5.2.5 Koopkrachtontwikkeling voorbeeldhuishoudens

We berekenen in Nederland al 50 jaar koopkrachtplaatjes. De eerste jaren werd één voorbeeldhuishouden doorgerekend: Jan Modaal. In de loop der tijd is deze set uitgebreid. De voorbeeldhuishoudens zijn versimpelde voorbeelden van herkenbare huishoudtypen die eenvoudig te interpreteren en makkelijker na te rekenen zijn. Weinig huishoudens voldoen precies aan de definitie, maar het gaat erom dat de voorbeeldhuishoudens representatief zijn voor veel soortgelijke huishoudens met een vergelijkbare koopkrachtontwikkeling.

Om die reden worden ook alleen generieke (inkomens)regelingen meegenomen waarop in principe alle vergelijkbare huishoudens aanspraak kunnen maken, zoals de zorgtoeslag en het kindgebondenbudget. Specifieke inkomensbestanddelen, zoals de huurtoeslag, de kinderopvang­ toeslag, fiscale aftrekposten zoals de hypotheekrenteaftrek, en vermogen blijven in de voorbeeldhuishoudens buiten beeld.

Daarmee doen de voorbeeldhuishoudens minder recht aan de complexe realiteit, zoals de steekproef van echt bestaande huishoudens dat doet. Anderzijds maakt juist de versimpeling dat de voorbeeldberekeningen makkelijk verifieerbaar zijn en daarom voor de meeste mensen goed toe te passen. Daarnaast geeft de eerder gepresenteerde boxplottabel (figuur 8) geen zicht op specifieke groepen zoals mensen in de bijstand, minimumloonverdieners, AOW’ers zonder aanvullend pensioen of alleenstaande ouders. Die groepen maken weliswaar een klein aandeel uit van de totale bevolking, maar beleidsmatig zijn ze wel relevant. SZW presenteert daarom naast de koopkrachtontwikkeling op basis van een representatieve steekproef, ook de koopkrachtontwikkeling voor twintig voorbeeldhuishoudens. Deze wordt weergegeven in onderstaande tabel. Voor huishoudens met kinderen wordt in de berekeningen uitgegaan van twee kinderen tussen 6 en 11 jaar oud

Tabel 130 Koopkrachtontwikkeling voorbeeldhuishoudens 2022 en 2023 in %
 

Raming 2022

Raming 2023

Actieven:

  

Alleenverdiener met kinderen

  

modaal

‒ 7,1%

7,3%

2 x modaal

‒ 7,0%

3,5%

   

Tweeverdieners

  

modaal + ½ x modaal met kinderen

‒ 6,5%

4,2%

2 x modaal + ½ x modaal met kinderen

‒ 6,6%

1,6%

2½ x modaal + modaal met kinderen

‒ 7,1%

2,1%

modaal + modaal zonder kinderen

‒ 6,9%

3,2%

2 x modaal + modaal zonder kinderen

‒ 6,8%

2,3%

   

Alleenstaande

  

minimumloon

‒ 6,8%

12,2%

modaal

‒ 6,9%

3,6%

2 x modaal

‒ 6,8%

1,8%

   

Alleenstaande ouder

  

minimumloon

‒ 6,2%

12,7%

modaal

‒ 7,5%

7,1%

 

0,0%

0,0%

Inactieven:

  

Sociale minima

  

paar met kinderen

‒ 1,3%

10,4%

alleenstaande

2,2%

8,7%

alleenstaande ouder

‒ 0,8%

11,8%

   

AOW (alleenstaand)

  

(alleen) AOW

1,0%

7,4%

AOW +10000

‒ 6,9%

6,2%

   

AOW (paar)

  

(alleen) AOW

‒ 1,0%

6,8%

AOW +10000

‒ 6,9%

5,7%

AOW +30000

‒ 7,1%

2,8%

5.2.6 Armoede

Naar aanleiding van de aanpak Geldzorgen, Armoede en Schulden wordt de ontwikkeling van het aantal personen en kinderen in armoede in beeld gebracht. In deze berekeningen (zie tabel 131) wordt het aantal personen en kinderen onder de armoedegrens in beeld gebracht op basis van het niet-veel-maar-toereikendbudget van het SCP. Het aantal personen en kinderen onder de armoedegrens neemt in de raming af in 2023 ten opzichte van 2022, en ook ten opzichte van 2021. Dit is het gevolg van het beleidspakket dat erop gericht is de positie van lagere (midden-)inkomens en kwetsbare huishoudens met kinderen in 2023 zo veel mogelijk te stutten.

Tabel 131 Personen en kinderen in armoede (niet-veel-maar-toereikend budget)
 

2021

2022

2023

Personen in armoede (in %)

5,7

6,7

5,1

Kinderen in armoede (in %)

7,2

9,3

6,9

5.2.7 Financiële prikkels voor werkaanvaarding

Naast een evenwichtig inkomensbeeld streeft het kabinet een activerend arbeidsmarktbeleid na. Dat houdt onder andere in dat (meer) werken loont en niet leidt tot een armoedeval (verlies aan inkomen). Hierbij wordt onderscheid gemaakt naar verschillende drempels die mensen kunnen ervaren bij het aanvaarden van (meer) werk. De verschuivingen in onderstaande tabel komen met name voort uit de minimumloonsverhoging (waardoor het inkomen op of gerelateerd aan het minimumloon in 2023 hoger ligt dan in 2022) en het voorkomen van de doorwerking op de inkomensgrenzen van de arbeidskorting. Hierdoor komt een minimumloonverdiener in 2023 in een ander opbouwtraject van de arbeidskorting dan in 2022 (en heeft deze een hogere arbeidskorting).

De werkloosheidsval laat de inkomensvooruitgang zien bij het aanvaarden van werk vanuit een bijstandsuitkering. Een hoger percentage betekent dat werken meer lonend is geworden. Uit onderstaande tabel blijkt dat het voor alleenstaanden (met of zonder kinderen) in 2023 meer loont om vanuit de bijstand te gaan werken dan in 2022. Dit hangt met name samen met de bijzondere minimumloonsverhoging en de verhoging van de arbeidskorting in 2023.

De doorgroeival brengt in beeld welk deel van het extra inkomen een huishouden inlevert aan belastingen, minder toeslagen of kosten kinderopvang wanneer er een loonsverhoging of promotie plaatsvindt. Dit wordt de marginale druk genoemd. Hoe lager de marginale druk, hoe groter de prikkel om meer te gaan werken of verdienen. Op het inkomenstraject tussen 100% en 150% van het minimumloon (van circa € 25.500 naar circa € 35.000) worden veel heffingskortingen en toeslagen afgebouwd, wat in sommige voorbeelden leidt tot een hoge marginale druk.

De herintredersval toont de marginale druk wanneer de niet-werkende partner uit een kostwinnersgezin (weer) drie dagen aan het werk gaat.

De deeltijdval brengt in beeld hoeveel een huishouden inlevert als een in deeltijd werkende partner een dag meer gaat werken. Ook de deeltijdval wordt gemeten in termen van marginale druk.

Tabel 132 Arbeidsmarktprikkels
 

2022

2023

Verschil

Werkloosheidsval (inkomensvooruitgang bij aanvaarden werk vanuit een bijstandsuitkering)

   

Alleenverdiener met kinderen

3%

5%

2%

Alleenstaande

30%

34%

4%

Alleenstaande ouder (gaat 4 dagen werken)

11%

13%

2%

 

Doorgroeival (marginale druk bij hogere beloning werk (van 100% WML naar 150% WML))

Alleenverdiener met kinderen

79%

77%

‒ 2%

Alleenstaande

68%

69%

1%

Alleenstaande ouder (werkt 4 dagen)

41%

42%

1%

    

Herintredersval (marginale druk bij aanvaarden werk niet-werkende partner)

Hoofd minimumloon, partner 3 dagen werk (0,6 x WML)

50%

46%

‒ 4%

Hoofd modaal partner 3 dagen werk (0,5x modaal)

26%

31%

5%

Hoofd 2x modaal partner 3 dagen werk (0,5x modaal)

23%

26%

3%

    

Deeltijdval minstverdienende partner (marginale druk bij dag extra werk)

Hoofd minimumloon, partner van 3 naar 4 dagen werk (0,8x WML)

46%

47%

2%

Hoofd modaal partner van 3 naar 4 dagen werk (2/3x modaal)

29%

24%

‒ 5%

Hoofd 2x modaal partner van 3 naar 4 dagen werk (2/3x modaal)

35%

30%

‒ 5%

Naast het monitoren van de verschillende armoedevallen in specifieke voorbeeldsituaties is het ook relevant om te kijken naar de gemiddelde marginale druk, die werknemers over het algemeen hebben. Voor de berekening hiervan is gebruik gemaakt van de eerdergenoemde steekproef. In tabel 133 is de ontwikkeling van de gemiddelde marginale druk voor werknemers weergegeven voor een brutoloonstijging van 3,0%. Dit verschilt van de situatie in tabel 132 waar het gaat om meer uren werken (behalve bij de doorgroeival). De marginale druk geeft hier aan hoeveel procent van de brutoloonstijging niet resulteert in een hoger besteedbaar inkomen. Hierbij wordt rekening gehouden met alle fiscale en inkomensafhankelijke regelingen waar een huishouden mee te maken heeft.

Tabel 133 Gemiddelde marginale druk naar inkomenscategorie voor werknemers

Bruto inkomen

     
 

2020

2021

2022

2023

Omvang (2022, in %)

< WML

18,20%

18,00%

18,60%

18,60%

18%

1x ‒ 1,5x WML

48,90%

47,70%

49,00%

49,90%

23%

1,5x ‒ 2x WML

51,50%

51,30%

51,40%

54,90%

21%

2x ‒ 3x WML

53,70%

54,00%

54,00%

55,40%

23%

>3x WML

54,90%

56,80%

57,70%

59,20%

16%

In 2023 ligt de gemiddelde marginale druk vooral voor de inkomens tussen 1,5x en 2x WML hoger dan in 2022. Dit komt doordat het afbouwpunt van toeslagen verschuift door de verhoging van het minimumloon. Daarnaast zorgt de (incidentele) verhoging van de toeslagen er ook voor dat het recht op de toeslag tot een hoger inkomen doorloopt. Hierdoor ontstaat een nieuwe groep toeslagontvangers, die door de afbouw daarvan een hogere marginale druk krijgt.

Figuur 10 geeft de gemiddelde marginale druk weer, evenals de extremen (5- en 95-procentpercentielen). Hiermee wordt uitvoering gegeven aan de motie van het lid Ester (Kamerstukken I 2017/18, 34 775, nr. O). In Nederland maakt de inkomstenbelasting het grootste deel van de marginale druk uit. Ook de uitgebreide inkomensondersteuning in de vorm van toeslagen met een inkomensafhankelijke afbouw, zoals de zorgtoeslag, verhoogt de marginale druk. Een hoger inkomen betekent dan immers extra afbouw van deze toeslag. Zeker voor groepen met een huishoudinkomen tussen het minimumloon en modaal speelt dit een belangrijke rol.

Figuur 10 Gemiddelde en extreme marginale druk naar inkomensniveau 2023

Figuur 10 presenteert de marginale belastingdruk voor de verschillende hoogtes van het persoonlijke inkomen.

In de paragraaf is tot nu toe met name aandacht besteed aan de marginale druk. De marginale druk geeft aan welk deel van extra verdiend inkomen, bijvoorbeeld door extra uren werk, niet resulteert in een hoger besteedbaar inkomen. In het vervolg van deze paragraaf wordt ingegaan op de gemiddelde druk. De gemiddelde druk laat zien welk deel van het totale bruto inkomen niet in het besteedbaar inkomen terecht komt.

In figuur 11 wordt, naar aanleiding van de motie van de leden Bruins en Omtzigt (Kamerstukken II 2017/18, 34 785, nr. 59), de gemiddelde belastingdruk op huishoudniveau voor alleenstaanden, alleenverdieners en tweeverdieners in 2023 weergegeven.

Net als in de Begroting van vorig jaar is voor deze vraag aangesloten bij het advies van de werkgroep Koopkracht12 om voor alle toeslagen en kinderbijslag zowel de toeslag als de bijbehorende kosten mee te nemen in de berekening13. De bijbehorende kosten moeten immers gemaakt worden om voor de toeslag in aanmerking te komen. Door zowel de toeslag als de kosten (huur en kosten van kinderen) mee te nemen zijn de gemiddelde drukcijfers tussen de verschillende huishoudtypes beter vergelijkbaar. Het meenemen van deze kosten verhoogt de gemiddelde druk vooral voor de huishoudens met een laag inkomen en voor huishoudens met kinderen.

De gemiddelde belastingdruk zoals weergegeven in figuur 11 ligt in 2023 iets lager dan in 2022. Dat komt vooral door de hogere toeslagen, maar ook de hogere arbeidskorting en de verlaging van tarief eerste schijf. Het verschil is het grootst voor de lage inkomens, ca ‒ 3%punt, maar ook voor de hogere inkomens daalt de gemiddelde druk met circa 1%-punt. Figuur 11 geeft inzicht in de gemiddelde belastingdruk van zowel alleenverdieners als tweeverdieners waar in de motie Stoffer en Van der Staaij/Omtzigt (Kamerstukken II 2021/22, 35 925 XV, nr. 103 en Kamerstukken II 2021/22, 35 925, nr. 48 (79)) om wordt gevraagd. De gemiddelde druk van tweeverdieners ligt ruim onder die van alleenverdieners. Dit verschil heeft de aandacht van het kabinet. Vanwege de huidige extreme situatie van en zeer hoge inflatie en krapte op de arbeidsmarkt, heeft het kabinet ervoor gekozen om de onderkant te ondersteunen en tegelijkertijd werken lonend te houden. Dat betekent echter dat er dit jaar nog geen ruimte is om het verschil in belastingdruk tussen alleen- en tweeverdieners te verkleinen.

Figuur 11 Gemiddelde belastingdruk naar huishoudtype 2023

Figuur 11 presenteert de gemiddelde belastingdruk voor alle huishoudens. De gemiddelde belastingdruk voor alle huishoudens is weergegeven als punten.

5.2.8 Maatregelen inkomensbeeld

In deze paragraaf wordt een nadere toelichting gegeven op de maatregelen die de koopkracht van verschillende huishoudens raken. In de tabel staan de maatregelen die voor 2023 van belang zijn. Hierbij is ook aangegeven in hoeverre deze maatregelen al dan niet in de puntenwolk en in de boxplot­ tabel in paragraaf 5.2.4 zijn opgenomen. In alle voorstellen voor wetgeving en beleidsmaatregelen waarbij koopkrachteffecten voor specifieke groepen aan de orde zijn, worden deze betreffende effecten ook vermeld.

Tabel 134 Overzicht van beleidsmaatregelen met inkomenseffecten in 2023

Thema

Beleidsmaatregel

Inkomenseffect

In puntenwolk zichtbaar

1. Fiscaal generiek

   
 

Verhogen arbeidskorting en afbouwpercentage

+

Ja

 

Verlagen tarief eerste schijf box 1

+

Ja

 

Versobering uitbetaling heffingskortingen aan de minstverdienende partner

Ja

 

Versnelde afbouw zelfstandigenaftrek

Ja

 

Verhogen tarief box 3 naar 32% en verhogen heffingsvrij vermogen tot circa € 57000

+/-

Ja

 

Fiscale maatregelen met een effect op de inflatie

+/-

Ja (via inflatie)

2. Energie en brandstof

   
 

Verlaging energiebelasting

+

Ja (via inflatie)

 

Reservering voor gerichte verlaging energierekening

+

Nee

 

Energietoeslag

+

Ja

 

Fonds voorkomen afsluitingen

 

Nee

 

Verlenging van verlaging brandstofaccijns

+

Ja (via inflatie)

 

Uitstellen schuif energiebelasting op elektriciteit naar gas uit CA naar 2024

+/-

Ja (via inflatie)

3. Kinderen

   
 

Verhoging kindgebonden budget

+

Ja

 

Loslaten koppeling gewerkte uren bij de kinderopvangtoeslag

+

Nee

4. Zorg

   
 

Verhoging zorgtoeslag

+

Ja

 

Bevriezing van het eigen risico in de zorgverzekering

+

Ja

 

Aanpassing GVS

Nee

5. Wonen

   
 

Beperking hypotheekrenteaftrek

Ja

 

Geleidelijk afschaffen aftrek wegens geen of geringe eigenwoningschuld

Ja

 

Huurverlaging

+

Ja (via inflatie)

 

Verhogen huurtoeslag

+

Ja

6. Sociale zekerheid

 

Verhoging wettelijk minimumloon (WML) met doorwerking op aan het WML gekoppelde regelingen behoudens de arbeidskorting

+

Ja

 

Enveloppe flankerend beleid SZW

+

Nee

 

Afbouw dubbele algemene heffingskorting in de sociale zekerheid

Ja

 

Aanpassing AOW-gerechtigde leeftijd

+/-

Nee

 

Tijdelijke vrijlatingsregeling (breed offensief)

+

Nee

 

Verlaging IOAOW

Ja

 

Wijziging kostendelersnorm

+

Nee

7. Onderwijs

   
 

Verhogen beurs uitwonende studenten

+

Nee

De maatregelen uit de bovenstaande tabel worden hieronder verder toegelicht:

1. Fiscaal generiek

Verhogen arbeidskorting

Werkenden met een inkomen uit arbeid hebben recht op arbeidskorting. In het coalitieakkoord is besloten om de arbeidskorting met € 384 op knikpunten 1 en 2, en met € 434 op knikpunt 3 te verhogen. Aanvullend op de verhogingen uit het coalitieakkoord worden het tweede en derde knikpunt verhoogd met € 89. De arbeidskorting loopt daarmee in het eerste knikpunt (€ 10.742) op tot € 884, in het tweede knikpunt (€ 23.203) tot € 4.605 en in het derde knikpunt (€ 37.697) tot € 5.052. Bij een arbeidsinkomen boven € 37.697 wordt de arbeidskorting geleidelijk afgebouwd. Dit afbouwpercentage wordt verhoogd van 5,86% in 2022 naar 6,51% in 2023. Het inkomenseffect van deze maatregel is voor werkenden in doorsnee 1,4% met 1,1% voor de hoogste inkomensgroep tot 1,9% voor de laagste inkomensgroep.

Verlaging tarief eerste schijf box 1 

In 2023 wordt het tarief in de eerste schijf met 0,14%-punt verlaagd naar 36,93%. De eerste schijf loopt door tot een inkomen van € 73.034 in 2023. Omdat AOW-gerechtigden geen AOW-premie betalen komt het te betalen tarief tot een inkomen van € 37.149 voor hen uit op 19,03%. Voor inkomen tussen € 37.150 en € 73.074 is het belastingtarief voor personen vanaf de AOW-leeftijd ook 36,93%. Alle belastingplichtigen betalen belasting in de eerste schijf. Het mediane inkomenseffect voor alle huishoudens van deze maatregel is +0,1%.

Versobering uitbetaling heffingskortingen aan de minstverdienende partner

De minstverdienende partner die niet genoeg belastbaar inkomen heeft om heffingskortingen te verzilveren, krijgt deze toch uitbetaald als de partner genoeg belasting betaalt. Om de arbeidsparticipatie te bevorderen wordt sinds 2009 stapsgewijs over een periode van vijftien jaar de uitbetaling van de algemene heffingskorting aan de minstverdienende partner afgebouwd. Het gevolg hiervan is dat de minstverdienende partner een grotere prikkel ervaart om (meer) te gaan werken. De minstverdienende partner geboren vóór 1 januari 1963 is uitgezonderd van de maatregel. Sinds 2019 wordt ook de overdraagbaarheid van de arbeidskorting en de inkomensafhankelijke combinatiekorting afgebouwd, waarbij is aangesloten bij het afbouwpad van de overdraagbaarheid van de algemene heffingskorting. Er zijn ongeveer 340.000 huishoudens die te maken hebben met de afbouw van de overdraagbaarheid van heffingskortingen. In 2023 is de afbouw van de overdraagbaarheid volledig en is er geen uitbetaling aan de minstverdienende partner meer mogelijk. De betreffende alleenverdienershuishoudens ondervinden een mediaan inkomenseffect van ‒ 0,4%.

Versnelde afbouw zelfstandigenaftrek

Sinds 2020 wordt de zelfstandigenaftrek in stappen verlaagd. In 2023 wordt de zelfstandigenaftrek in totaal met € 1.280 verlaagd van € 6.310 naar € 5.030. De zelfstandigenaftrek wordt verder verlaagd tot deze in 2027 €900 bedraagt. Dit betekent een mediaan inkomenseffect van ‒ 0,3% voor huishoudens met een zelfstandige.

Verhogen tarief box 3 naar 32% en verhogen heffingsvrij vermogen tot circa € 57.000

Het tarief in box 3 van de Inkomstenbelasting wordt vanaf 2023 jaarlijks met 1%-punt per jaar verhoogd naar 34% in 2025. Hierdoor komt het box 3-tarief in 2023 uit op 32%. Daarnaast wordt het heffingsvrij vermogen in 2023 verhoogd tot € 57.000. De aanpassingen in box 3 per 2023 (tarief naar 32% en heffingsvrij vermogen naar € 57.000) hebben een beperkt inkomenseffect dat kleiner is dan ‒ 0,1%.

Fiscale maatregelen met een effect op de inflatie

Vanaf 1 januari 2023 gelden er een aantal nieuwe fiscale maatregelen die effecten hebben op de prijzen die de consument betaalt. Zo wordt het btw-tarief op de levering en installatie van zonnepanelen doorgezet. Daarnaast wordt de vliegbelasting, de verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken en de tabaksaccijns verhoogd.

2. Energie en brandstof

Verlaging energiebelasting

De verlaging van de energiebelasting uit 2022 wordt doorgezet en geïntensiveerd. De energiebelasting op gas daalt met 6,31 cent/m314 en op elektriciteit met 7,06 cent/kWh15 en de vermindering energiebelasting stijgt met € 284,39 tot € 777,66. In de energiebelasting worden huishoudens tegemoetgekomen via de belastingvermindering en lagere tarieven. De btw-verlaging uit 2022 wordt niet doorgezet, maar een deel van deze middelen wordt ingezet om de lasten op energie verder te verlagen, en daarmee het dempende effect van het pakket uit 2022 voort te zetten.

Reservering voor gerichte verlaging energierekening

Een deel van het budget voor het verlagen van de energierekening (ruim € 700 miljoen) wordt gereserveerd voor gerichte steun via de energierekening. Er wordt op dit moment onder andere een tariefplafond verkend waarbij de steun via de energierekening wordt gericht op huishoudens die door het regulier instrumentarium te weinig worden bereikt. De afbakening van de doelgroep wordt onderzocht waarbij onder andere wordt gekeken naar WOZ- waarde als proxy voor draagkracht en energielabel als proxy voor noodzakelijk energieverbruik. Als deze verkenning niet tot resultaat leidt valt het budget terug aan verlichting via de belastingvermindering in de energiebelasting.

Energietoeslag

Aan gemeenten worden opnieuw middelen beschikbaar gesteld om een energietoeslag van € 1.300 uit te keren aan huishoudens met een laag inkomen. Gemeentes hebben beleidsvrijheid om zelf het uit te keren bedrag en de doelgroep die voor de energietoeslag in aanmerking komt te definiëren. Het inkomenseffect voor de huishoudens die deze toeslag ontvangen is in doorsnee 6,6%.

Fonds voorkomen van afsluitingen

Er wordt € 50 miljoen op de Aanvullende Post gereserveerd om een fonds op te richten dat gericht is op het voorkomen van afsluitingen als gevolg van betalingsachterstanden.

Verlenging van verlaging brandstofaccijns

De verlaging van de brandstofaccijns in 2022 wordt verlengd. De verlaging bedraagt per liter voor ongelode benzine 22,46 cent, diesel 15,48 cent en voor LPG 5,31 cent en geldt in de periode januari tot en met juni 2023. In de tweede helft van het jaar wordt de verlaging van de accijnzen afgebouwd naar respectievelijk 8,65 cent, 5,55 cent en 2,04 cent.

Uitstellen schuif energiebelasting op elektriciteit naar gas uit coalitieakkoord naar 2024

De geplande schuif in de energiebelasting tussen elektriciteit en gas uit het coalitieakkoord wordt in 2023 vervangen door hiervoor genoemde maatregelen om de energiebelasting te verlagen. Vanaf 2024 wordt de schuif doorgevoerd volgens het in het coalitieakkoord opgenomen pad (dus met de waardes van de schuif zoals ze voor 2024 zijn opgenomen).

3. Kinderen

Verhoging kindgebonden budget

Om de koopkracht voor gezinnen te verstevigen wordt per 2023 het kindgebonden budget geïntensiveerd. Het maximale bedrag dat ouders ontvangen voor een eerste kind, tweede kind en het extra bedrag voor alleenstaande ouders (alleenstaande ouder-kop) worden in 2023 verhoogd met € 356. Het maximale bedrag dat ouders ontvangen voor een derde kind of verder wordt verhoogd met € 468. Hiermee wordt dit bedrag gelijk aan het bedrag voor een tweede kind. In de jaren 2024 t/m 2028 worden alle verhoogde bedragen stapsgewijs verlaagd met in totaal € 317. Structureel resteert vanaf 2028 daardoor een verhoging van respectievelijk € 39 en € 151. Het mediane inkomenseffect voor de groep ouders die hierdoor meer kindgebonden budget krijgt is 1,3%.

Loslaten koppeling gewerkte uren in de kinderopvangtoeslag

De koppeling gewerkte uren (KGU) wordt per 2023 losgelaten. Indien een ouder en diens eventuele partner werken, is er recht op kinderopvangtoeslag, onafhankelijk van hoeveel uren er per maand gewerkt wordt. Voor ouders die vanwege de KGU momenteel niet voor alle afgenomen opvanguren kinderopvangtoeslag ontvangen, heeft deze maatregel een positief inkomenseffect.

4. Zorg

Verhoging zorgtoeslag

Via de zorgtoeslag wordt een inkomensafhankelijke tegemoetkoming verstrekt die het voor huishoudens met lage en middeninkomens mogelijk moet maken de nominale zorgpremie en het verplicht eigen risico voor de zorgverzekering te betalen. De zorgtoeslag wordt in 2023 incidenteel verhoogd met € 432 voor alleenstaanden en € 463 voor paren om huishoudens met lage en lagere middeninkomens tegemoet te komen in de hoge energieprijzen. Huishoudens waarvan het inkomen net boven de oude maximum inkomensgrens was, ontvangen een deel van dit bedrag. De verhoging leidt tot een positief mediaan inkomenseffect van 1,5% voor huishoudens met zorgtoeslag.

Bevriezing van het eigen risico in de zorgverzekering

Het verplicht eigen risico van de zorgverzekering blijft in 2023 bevroren op € 385 per jaar per volwassen verzekerde. De bevriezing van het eigen risico en het effect daarvan op de zorguitgaven leidt tot een hogere nominale premie, inkomensafhankelijke bijdrage en zorgtoeslag. De combinatie hiervan kan positief of negatief uitpakken voor huishoudens, afhankelijk van de vraag of zij het eigen risico in 2022 volledig betaalden.

Aanpassingen GVS

De vergoedingslimieten voor GVS-geneesmiddelen worden herberekend. De bijbetalingen voor GVS worden wederom gemaximeerd op € 250. Dit betreft (een groot deel van de) extramurale geneesmiddelen (Apotheekzorg). Door de GVS-modernisering worden de vergoedingslimieten van clusters op populatieniveau onderling vervangbare geneesmiddelen geactualiseerd (herberekend). Hierdoor zal het GVS weer functioneren zoals het bedoeld is, namelijk als instrument voor kostenbeheersing van de farmaceutische zorg. Een herberekening zorgt er immers voor dat voor het overgrote deel van de geneesmiddelen de vergoedings­limiet daalt. Dit kan bijbetalingen voor patiënten betekenen. Een fabrikant kan voorkomen dat patiënten overstappen naar een vergelijkbaar geneesmiddel zonder bijbetaling door de prijs van het geneesmiddel op of onder de vergoedingslimiet te brengen.

5. Wonen

Beperking hypotheekrenteaftrek en andere fiscale aftrekposten

De hypotheekrenteaftrek wordt aangepast voor bestaande en nieuwe hypotheken. In 2014 is begonnen het maximale aftrektarief in de vierde schijf stapsgewijs te verlagen. Dit gebeurde in stappen van ½%-punt per jaar. Vanaf 1 januari 2020 is er sprake van een versneld afbouwpad van 3,0%- punt per jaar om vanaf 2023 gelijk te zijn aan het tarief in de eerste schijf van box 1. Voor alle hypotheken wordt in 2023 de aftrek inkomstenbelasting daardoor mogelijk tegen maximaal het tarief van de eerste schijf. Voor andere aftrekposten wordt sinds 2020 het maximale tarief ook beperkt en daarbij is het afbouwpad van de hypotheekrente aangehouden. Huishoudens met een inkomen in het toptarief en een hypotheek en/of andere aftrekposten (1,1 miljoen huishoudens) ondervinden hiervan in doorsnee een inkomenseffect van ‒ 0,3%.

Geleidelijk afschaffen aftrek wegens geen of geringe eigenwoningschuld

Met ingang van 2019 wordt de aftrek wegens geen of geringe eigenwoningschuld (regeling Hillen) in gelijke stappen in dertig jaren uitgefaseerd. Dit betekent dat per 2023 nog 83,33% van het verschil tussen het eigenwoningforfait en de daarop drukkende aftrekbare kosten in aanmerking worden genomen. Het inkomenseffect van deze maatregel is beperkt en kleiner dan ‒0,1%.

Huurverlaging

Huurverlaging 2023, voor lagere inkomens die huren van woningcorporaties.

  • Voorzien wordt in een specifieke huurverlaging in 2023 voor de groep huurders met een inkomen niet hoger dan 120% van het voor het huishouden toepasselijke minimuminkomensijkpunt als bedoeld in artikel 17 van de Wet op de huurtoeslag, en een maandhuur voor hun sociale huurwoning van een woningcorporatie boven € 562,65 (prijspeil 2022). De huur van deze groep huurders wordt verlaagd naar € 562,65 (prijspeil 2022). De huurverlaging gaat per 1 juli in. Het bedrag van € 562,65 (prijspeil 2022) is het geïndexeerde bedrag van € 550 (prijspeil 2020) zoals dat in de prestatieafspraken is overeengekomen en wordt jaarlijks conform de indexering van de aftoppingsgrenzen van de huurtoeslag geïndexeerd. Ruim 510.000 huishoudens komen naar verwachting in aanmerking voor een huurverlaging van gemiddeld € 57 per maand. Circa 90% van de huishoudens die in aanmerking komen voor de beoogde huurverlaging ontvangen huurtoeslag. Een huurverlaging leidt tot een verlaging van de huurtoeslag. Het ingeschatte effect op de netto maandlasten voor huurders is naar verwachting gemiddeld € 20 tot € 25 per maand. De huurverlaging heeft een permanente doorwerking op de huurhoogte: na de huurverlaging in 2023 tot het voorziene huurbedrag kan de woningcorporatie de betreffende woningen vanaf 2024 weer in haar reguliere huurverhogingsregime meenemen. De woningcorporatie is daarbij gehouden aan de maximale huurprijsverhogingsruimte zoals door de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening wordt vastgelegd. Doel van de huurverlaging is het gericht verbeteren van de betaalbaarheid van deze groep huurders. De huurverlaging was voorzien voor 2024, in de augustusbesluitvorming is besloten deze een jaar te vervroegen.

Generieke huurmatiging in het gehele gereguleerde huursegment

  • Naast de bovengenoemde specifieke huurverlaging voor huurders met lage inkomens die in een corporatiewoning wonen, geldt er een generiek systeem van huurmatiging voor alle huurders in het gereguleerde huursegment (woningcorporaties en particuliere verhuur). De maximaal toegestane huurverhoging wordt jaarlijks vastgelegd door de minister van VRO in een ministeriële regeling. Voorheen was deze huurverhoging inflatievolgend, de koppeling met inflatie is losgelaten. In de jaren 2023, 2024 en 2025 wordt de maximaal toegestane huurverhoging voor gereguleerde huurwoningen gekoppeld aan de loonontwikkeling (CAO-loonindexcijfers van de maanden november t-2 tot en met oktober t-1). De huurverhoging gaat dan ook per 1 juli 2023 in. Omdat de huren minder hard stijgen dan de lonen, verbetert de huurquote; het deel van het besteedbaar inkomen dat mensen aan huur kwijt zijn.

Generieke huurmatiging in het vrije segment (aanpassing van de wet Nijboer).

  • De toegestane huurverhoging in het vrije segment is in het derde lid van artikel 10 Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte (wet Nijboer), tijdelijk tot 1 mei 2024 gereguleerd en gemaximeerd tot ‘inflatie + 1%’. Omdat de inflatie erg hoog is, heeft de Minister VRO een wetwijziging in voorbereiding. Deze wordt naar verwachting in september aan de Kamer aangeboden.

Verhogen huurtoeslag

  • De huurtoeslag wordt verhoogd door verlaging van de opslag op de eigen bijdrage (van € 16,94 naar € 0). Met deze maatregel gaan vrijwel alle huurtoeslagontvangers € 16,94 extra huurtoeslag per maand ontvangen, € 203 per jaar. Dit is een structurele verhoging van de huurtoeslag (niet alleen in 2023). Huishoudens met huurtoeslag hebben hiervan in doorsnee een inkomenseffect van 0,8%.

6. Sociale zekerheid

Verhoging wettelijk minimumloon

Het bruto wettelijk minimumloon wordt per 1 januari 2023 bijzonder verhoogd met 8,05%. Hiermee wordt de volledige verhoging van 7,5% in drie stappen, zoals bij de Voorjaarsnota besloten, naar voren gehaald en wordt het bruto wettelijk minimumloon verder verhoogd met 0,55%. Inclusief de reguliere indexatie stijgt het minimumloon tussen 1 juli 2022 en 1 januari 2023 met 10,15%. De minimumloonsverhoging werkt door in alle aan het minimumloon gekoppelde regelingen, waaronder de bijstand, de AOW en lopende loongerelateerde uitkeringen zoals de WIA en de WW. Doordat de afbouwpunten in de huurtoeslag, zorgtoeslag en het kindgebonden budget meeschuiven blijven huishoudens met het maximale toeslagbedrag hierop recht hebben. Doorwerking op de inkomensgrenzen in de arbeidskorting wordt voorkomen, dit zou er anders toe leiden dat de hoogte van de arbeidskorting zou schuiven bij werknemers die geen direct effect van de minimumloonsverhoging ondervinden. In 2023 is het inkomenseffect in doorsnee 1,0%.

Afbouw dubbele algemene heffingskorting in de sociale zekerheid

Sinds januari 2012 wordt de dubbele algemene heffingskorting (AHK) in de sociale zekerheid (exclusief AOW) afgebouwd. In de structurele situatie hebben uitkeringsgerechtigden, evenals alleenverdieners in de fiscaliteit, recht op eenmaal de algemene heffingskorting. In 2023 wordt de dubbele AHK in de sociale zekerheid afgebouwd volgens het basispad, met 5%-punt naar 1,6 maal AHK per 1 januari 2023 en 1,575 maal AHK per 1 juli 2023. Per saldo resulteert nog steeds een negatief mediaan inkomenseffect van gemiddeld ‒0,3% voor bijstandsgerechtigden.

Aanpassing AOW-gerechtigde leeftijd

In 2013 is gestart met het stapsgewijs verhogen van de AOW-gerechtigde leeftijd. In 2019, 2020 en 2021 was de AOW-gerechtigde leeftijd 66 jaar en 4 maanden. In 2022 is de stapsgewijze verhoging hervat, de AOW- leeftijd in 2022 was 66 en 7 maanden. In 2023 wordt de AOW-leeftijd verhoogd met 3 naar 67 jaar en 10 maanden. Hierdoor krijgen burgers op latere leeftijd een AOW-uitkering. Of dit een positief of negatief inkomenseffect te weeg brengt is afhankelijk van de individuele situatie.

Tijdelijke vrijlatingsregeling (breed offensief)

Het kabinet wil bevorderen dat werken voor mensen met beperkingen loont. In het conceptwetsvoorstel tot wijziging van de Participatiewet is daarom voorzien in een tijdelijke vrijlatingsregeling voor de duur van één jaar met de mogelijkheid van verlenging van die termijn. Het gaat hier om een vrijlatingsregeling die specifiek van toepassing is op inkomsten uit werkzaamheden die met toepassing van loonkostensubsidie worden verricht. Mensen die werken met loonkostensubsidie én zijn aangewezen op een aanvullende algemene bijstandsuitkering omdat zij in deeltijd werken, gaan er hierdoor in inkomen op vooruit.

Verlagen IOAOW

Gelijktijdig met de bijzondere minimumloonsverhoging die doorwerkt in de hoogte van de AOW-uitkering, wordt de Inkomensondersteuning AOW (IOAOW, extra kop op de AOW voor alle AOW-gerechtigden) verlaagd en afgeschaft. De IOAOW wordt per 1 januari 2023 verlaagd naar € 5 bruto per maand en per 1 januari 2025 afgeschaft. Gepensioneerden hebben hiervan in doorsnee een inkomenseffect van ‒ 0,8%.

Wijziging kostendelersnorm

De leeftijdsgrens van de kostendelersnorm wordt verhoogd naar 27 jaar vanaf 1 januari 2023. Dit zorgt ervoor dat jongvolwassenen van 21 tot 27 jaar (bijvoorbeeld kinderen van de bijstandsgerechtigde) niet langer meetellen als kostendeler voor de bijstandsuitkering van huisgenoten. De regering wil met deze wetswijziging ervoor zorgen dat ouders met een bijstandsuitkering geen inkomensonzekerheid ervaren zodra inwonende kinderen 21 jaar worden en wil zo bijdragen aan het voorkomen van dak- en thuisloosheid onder jongeren.

7. Onderwijs

Verhogen beurs uitwonende studenten

In het hoger onderwijs wordt per september 2023/2024 de basisbeurs opnieuw ingevoerd. De basisbeurs in het hoger onderwijs bedraagt € 274,90 voor uitwonenden en € 110,30 voor thuiswonenden. Als onderdeel van dit traject wordt de aanvullende beurs in het hoger onderwijs verlaagd tot € 401,34, eveneens per september 2023/2024. In aanvulling wordt de basisbeurs voor uitwonende studenten gedurende het collegejaar 2023/2024 verhoogd met ongeveer € 165. Dit om tegemoet te komen aan de koopkrachtproblematiek van uitwonende studenten, en voor zowel uitwonende ho- als mbo-studenten.

5.2.9 Maatregelen Caribisch Nederland

Voor Caribisch Nederland beschikt SZW niet, zoals voor Europees Nederland, over betrouwbare ramingen van de contractloonontwikkeling, de indexatie van de pensioenen en de inflatie. Hierdoor is het niet mogelijk om de koopkrachtontwikkeling kwantitatief te visualiseren, zoals dat voor de Europees-Nederlandse situatie wordt gedaan.

De volgende beleidsmaatregelen zijn relevant voor het inkomen van inwoners van Caribisch Nederland in 2023:

Verhoging WML, AOV, onderstand en AWW

Om toe te werken naar het sociaal minimum op Caribisch Nederland moeten de inkomens worden verhoogd en de kosten van levensonderhoud worden verlaagd. Het kabinet zet in 2023 een volgende stap door onder andere de plaatselijke niveaus van het wettelijk minimumloon en de minimumuitkeringen (onderstand, AOV, AWW) in Caribisch Nederland te verhogen. De precieze verhoging is nog niet bekend en wordt voor het eind van 2022 bekend gemaakt. De AOV wordt per 2023 verhoogd tot het ijkpunt sociaal minimum. De exacte verhoging van de onderstand en de AWW is mede afhankelijk van de beleidsmatige stijging van het minimumloon. Dit is nog onderwerp van gesprek met de openbare lichamen en de sociale partners op de eilanden.

Verhoging kinderbijslag met $ 20 per maand

Om toe te werken naar bestaanszekerheid op Caribisch Nederland moeten de inkomens worden verhoogd en de kosten van levensonderhoud worden verlaagd. Het kabinet zet in 2023 een volgende stap door onder andere de kinderbijslagvoorziening BES te verhogen met $ 10 per kind per maand. Daarnaast wordt de kinderbijslag met nog eens $ 10 per maand verhoogd om de koopkracht voor gezinnen te verstevigen als gevolg van de hoge inflatie. Hiermee wordt het bedrag aan kinderbijslag per 2023 $ 119 per maand.

Invoering dubbele kinderbijslag intensieve zorg

Het kabinet is voornemens om ouders op Caribisch Nederland met een kind dat intensieve zorg behoeft per 1 juli 2023 recht te geven op dubbele kinderbijslag intensieve zorg. Hiermee wordt het bedrag dat deze ouders ontvangen voor de kinderbijslagvoorziening BES verdubbeld. Dit is navolging van Europees Nederland waar deze verdubbeling al langer geldt.

Verlaging eigen bijdrage kinderopvang

Om de koopkracht voor gezinnen te verstevigen als gevolg van de hoge inflatie wordt de eigen bijdrage voor de kinderopvang verlaagd met $ 25 per maand voor de dagopvang en $ 10 per maand voor de buitenschoolse opvang.

Energietoelage 2023

In 2023 wordt aan huishoudens met een inkomen tot 130% van het sociaal minimum, net als in 2022, een energietoelage van ca $ 1.300 uitgekeerd.

5.3 Horizontale overzichtconstructie integratiebeleid etnische minderheden

Tabel 135 Overzichtconstructie Integratiebeleid etnische minderheden

Nr. hoofdstuk

Ministerie

Artikel

Onderdeel

Doelstelling

Inburgering

    

XV

SZW

13

-

Faciliteren dat inburgeringsplichtigen hun inburgeringsexamen halen.

Arbeid en werkgelegenheid

    

VI

J&V

31

31.2

Om de legitimiteit van het politiewerk te waarborgen, specifieke veiligheids-problemen in de wijk aan te kunnen pakken en om in contact te blijven met verschillende gemeenschappen en daarmee het politiewerk te verbeteren wordt de diversiteit bij de politie verder vergroot. Het diversiteitsbeleid van de politie is gericht op een betere verbinding met de samenleving; een meer inclusieve werkcultuur; meer divers samengestelde teams; en een beter werkproces voor de aanpak van discriminatie.

VII

BZK

7

7.1

Het Ministerie van BZK draagt bij aan een overheid die de maatschappelijke opgaven gezamenlijk adresseert en aanpakt door in haar werkwijze grenzeloos samenwerken centraal te zetten. Dit vergt ook investeringen in het menselijk kapitaal van de overheid en de Rijksdienst in het bijzonder. Daarom wordt er verder vormgegeven aan het Strategisch Personeelsbeleid Rijk 2025, waarin het accent onder andere ligt op aantrekkelijk werkgeverschap, inclusiviteit en permanent ontwikkelen van medewerkers.

Jeugd (en veiligheid)

    

XV

SZW

13

-

Het versterken van maatschappelijke en economische zelfredzaamheid, zodat de maatschappelijke samenhang toeneemt en tegenstellingen worden tegengegaan.

Emancipatie

    

VIII

OCW

25

-

Het versterken van maatschappelijke zelfredzaamheid van bi-culturele LHBTI’s en bijdragen aan de sociale acceptatie op grond van seksuele oriëntatie en/of gender-identiteit in bi-culturele kringen.

Participatie

    

VII

BZK

3

3.1

Een vrij toegankelijke, vraaggerichte woningmarkt met steun voor degenen die dat nodig hebben.

VII

BZK

7

7.2

Uitvoeren van pensioenregelingen voor (voormalige) Nederlandse ambtenaren uit de voormalig overzeese gebiedsdelen en hun nagelaten betrekkingen.

XV

SZW

13

-

Het versterken van maatschappelijke en economische zelfredzaamheid, zodat de maatschappelijke samenhang toeneemt en tegenstellingen worden tegengegaan.

Toelichting

In het interdepartementaal overzicht integratiebeleid etnische minderheden zijn doelstellingen opgenomen uit de departementale begrotingen met specifieke maatregelen en algemene maatregelen, waarbij expliciete beleidsdoelstellingen op het terrein van het integratiebeleid etnische minderheden zijn geformuleerd in de begroting, in beleidsnota’s of in de integratiemonitor. Het overzicht is ingedeeld naar een aantal beleids-terreinen om de samenhang tussen de beleidsmaatregelen van de verschillende ministeries inzichtelijker te maken: Inburgering, Arbeid en werkgelegenheid, Jeugd (en veiligheid), Emancipatie en Participatie. Voor elk beleidsterrein is weergegeven waar de specifieke en algemene maatregelen in de Rijksbegroting zijn te vinden. De maatregelen op andere begrotingshoofdstukken dan die van SZW worden uitgevoerd onder verantwoordelijkheid van de bewindslieden van de genoemde ministeries.

6. Bijlagen

Bijlage 1: Rechtspersonen met een wettelijke taak en zelfstandige bestuursorganen

Deze bijlage bevat in tabel 136 een overzicht van de rechtspersonen met een wettelijke taak (RWT) en zelfstandige bestuursorganen (ZBO) die onder de verantwoordelijkheid van het moederdepartement vallen. In tabel 137 zijn de bijdragen aan de RWT's en ZBO’s opgenomen die onder de verantwoordelijkheid van een ander ministerie vallen. De opgenomen bedragen zijn de in de beleidsartikelen verantwoorde uitgaven van de begrotings- en de premiegefinancierde regelingen in de budgettaire tabellen onder de instrumenten «Inkomensoverdrachten», «Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s» en «Subsidies».

Tabel 136 Overzicht Rechtspersonen met een Wettelijke Taak en Zelfstandige Bestuursorganen (vallend onder ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid)

Naam organisatie

RWT/ZBO

Begrotingsartikel

Begrotingsramingen (x € 1 mln)

Uitgevoerde evaluatie ZBO onder Kaderwet

Volgende evaluatie ZBO

Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV)

ZBO en RWT

1,2,3,4,5,6,11

28.653,1

evaluatie

2026

inclusief

Bureau Keteninformatisering Werk en Inkomen (BKWI)

Sociale Verzekeringsbank (SVB)

ZBO en RWT

2,6,8,9,10,11,13

53.421,6

evaluatie

2026

Inlichtingenbureau (IB)

RWT

11

13,7

evaluatie

2026

Tabel 137 Overzicht Rechtspersonen met een Wettelijke Taak en Zelfstandige Bestuursorganen (vallend onder andere ministeries)

Naam organisatie

Ministerie

RWT/ZBO

Begrotingsartikel

Begrotingsramingen (x € 1 mln)

ZonMw

VWS

ZBO en RWT

2

0,2

Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA)

J&V

ZBO en RWT

13

30,9

Bijlage 2: Specifieke uitkeringen

Als het Rijk bijdragen onder voorwaarden ten behoeve van een bepaald openbaar belang aan provincies en gemeenten verstrekt, is op basis van artikel 15a lid 1 Financiële-verhoudingswet sprake van een specifieke uitkering. In deze bijlage is voor het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (XV) aangegeven welke specifieke uitkeringen voor 2022 t/m 2027 uitgekeerd worden en welke voornemens er zijn voor specifieke uitkeringen. De voornemens worden aangeduid met een «V» onder het kopje SiSa nummer (Single information Single audit). Indien nodig wordt er onder de tabel een toelichting gegeven.

Tabel 138 Overzicht specifieke uitkeringen (SPUK's) (bedragen x € 1 mln.)

SiSa nr.

Onderdeel

Toelichting

2022

2023

2024

2025

2026

2027

G2

Naam

SPUK Participatiewet

6.021,6

6.014,9

6.250,6

6.382,6

6.536,5

6.694,3

Korte duiding

Ter beschikking stellen van middelen aan gemeenten voor de inkomensvoorziening en de loonkostensubsidies vanuit de Participatiewet, waarin begrepen zijn de IOAW, IOAZ en algemene bijstand voor zelfstandigen.

      

Juridische grondslag

Artikel 69 Participatiewet en artikel 48 Bbz

      

Maatschappelijke effecten

Zie toelichting onder artikel 2

      

Ontvangende partijen

Gemeenten

      

Artikel

2 Bijstand, Participatiewet en Toeslagenwet

      
         

SiSa nr.

Onderdeel

Toelichting

2022

2023

2024

2025

2026

2027

G3

Naam

SPUK Bbz

‒ 3,1

‒ 6,2

‒ 5,1

‒ 4,1

‒ 3,0

‒ 2,3

Korte duiding

Ter beschikking stellen van middelen aan gemeenten voor de kapitaalverstrekkingen aan zelfstandigen op grond van het Besluit bijstand zelfstandigen.

      

Juridische grondslag

Artikel 49 en 50 Bbz

      

Maatschappelijke effecten

Zie toelichting onder artikel 2

      

Ontvangende partijen

Gemeenten

      

Artikel

2 Bijstand, Participatiewet en Toeslagenwet

      
         

SiSa nr.

Onderdeel

Toelichting

2022

2023

2024

2025

2026

2027

G4

Naam

SPUK Tozo

77,7

‒ 24,0

‒ 47,8

‒ 47,8

‒ 47,8

Korte duiding

Ter beschikking stellen van middelen aan gemeenten voor de algemene bijstand en kapitaalverstrekkingen aan zelfstandigen op grond van de Tozo.

      

Juridische grondslag

Artikel 19 Tozo

      

Maatschappelijke effecten

Zie toelichting onder artikel 2

      

Ontvangende partijen

Gemeenten

      

Artikel

2 Bijstand, Participatiewet en Toeslagenwet

      
         

SiSa nr.

Onderdeel

Toelichting

2022

2023

2024

2025

2026

2027

G10

Naam

SPUK Wet inburgering 2021

118,9

184,1

194,5

185,1

181,0

180,6

Korte duiding

Ter beschikking stellen van middelen aan gemeenten voor de financiering van inburgeringsvoorzieningen.

      

Juridische grondslag

Wet inburgering artikel 40

      

Maatschappelijke effecten

Zie toelichting onder artikel 13

      

Ontvangende partijen

Gemeenten

      

Artikel

13 Integratie en maatschappelijke samenhang

      
         

SiSa nr.

Onderdeel

Toelichting

2022

2023

2024

2025

2026

2027

G11

Naam

SPUK Onzichtbare Jongeren in Beeld

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

Korte duiding

Om jongeren in kwetsbare wijken een alternatief te bieden voor criminaliteit en anderzijds jongeren die buiten beeld zijn in beeld te krijgen, is met een specifieke uitkering samen met de gemeente Amsterdam het project ‘Van onzichtbaar naar perspectief. Onzichtbare jongeren in beeld’ opgestart om beide groepen te begeleiden naar werk, opleiding of een combinatie daarvan.

      

Juridische grondslag

Beschikking

      

Maatschappelijke effecten

Het kabinet zet in op het bieden van een alternatief aan jongeren voor criminaliteit met het doel ondermijning tegen te gaan

      

Ontvangende partijen

Gemeente Amsterdam

      

Artikel

2 Bijstand, Participatiewet en Toeslagenwet

      
         

SiSa nr.

Onderdeel

Toelichting

2022

2023

2024

2025

2026

2027

G12

Naam

SPUK Kwijtschelden schulden

0,0

24,0

14,0

8,5

4,3

0,0

Korte duiding

Compensatie van gemeenten voor het kwijtschelden van publieke schulden in het kader van de hersteloperatie Kinderopvangtoeslag.

      

Juridische grondslag

Artikel 7.3 Wet hersteloperatie toeslagen

      

Maatschappelijke effecten

Het kabinet zet zich in om gedupeerde ouders van de toeslagenaffaire en hun kinderen te helpen en te voorkomen dat zoiets ooit nog kan gebeuren. Om gedupeerden en ex-partners met een schone lei te laten starten, is onder andere besloten tot het kwijtschelden van openstaande gemeentelijke schulden.

      

Ontvangende partijen

Gemeenten

      

Artikel

7 Kinderopvang

      
         

SiSa nr.

Onderdeel

Toelichting

2022

2023

2024

2025

2026

2027

V

Naam

SPUK onderwijsroute

15,0

15,0

15,0

14,0

0,0

0,0

Korte duiding

Tijdelijke aanvulling op de SPUK Wet inburgering 2021 waarmee gemeenten t/m 2025 de onderwijsroute kunnen aanbieden.

      

Juridische grondslag

PM (nog niet gepubliceerd)

      

Maatschappelijke effecten

Zie toelichting onder artikel 13

      

Ontvangende partijen

Gemeenten

      

Artikel

13 Integratie en maatschappelijke samenhang

      
         

Totaal

  

6.230

6.232

6.445

6.538

6.671

6.825

Bijlage 3: Verdiepingshoofdstuk

Dit onderdeel bevat het verdiepingshoofdstuk van de SZW-begroting. In deze paragraaf wordt voor alle artikelen op de SZW-begroting de mutatie van uitgaven en ontvangsten tussen de ontwerpbegroting 2022 en de huidige ontwerpbegroting 2023 gedetailleerd toegelicht. Dit gebeurt zowel voor de begrotingsgefinancierde als voor de premiegefinancierde regelingen.

De opbouw van deze tabellen is gelijk aan elkaar. Bij de begrotingsgefinan­cierde en bij de premiegefinancierde regelingen worden, conform de RBV, de mutaties in de nota van wijziging, in de amendementen, de twee incidentele suppletoire begrotingen, de eerste suppletoire begroting (Voorjaarsnota) en de nieuwe mutaties (Miljoenennota) vermeld.

1. Arbeidsmarkt

Tabel 139 Uitgaven beleidsartikel 1 (bedragen x € 1.000)
 

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Stand ontwerpbegroting 2022

4.546.625

1.771.792

1.132.752

995.862

1.006.439

 

Mutaties Nota van Wijziging begroting 2022

‒ 697.703

‒ 436.830

0

0

0

 

Mutaties 1e Incidentele suppletoire begroting

1.809.000

0

0

0

0

 

Mutaties 1e suppletoire begroting 2022

243.574

‒ 295.307

‒ 27.645

101.425

‒ 240.032

 
       

Nieuwe mutaties:

      

1. Loon- en prijsbijstelling 2022

11.100

3.083

3.123

5.747

4.440

 

2. Overboekingen met andere departementen

‒ 4.201

0

0

0

0

 

3. Budgettair neutrale herschikkingen

‒ 3.384

785

‒ 1.632

‒ 1.122

‒ 947

 

4. Kasschuiven

‒ 71.908

‒ 67.636

‒ 12.298

‒ 50.998

121.849

 

5. Afrekening UWV 2021

7

0

0

0

0

 

6. Bijstelling NOW 3

‒ 2.900.896

0

0

0

0

 

7. Bijstelling NOW 4

‒ 281.740

133.227

0

0

0

 

8. Bijstelling NOW 5

0

125.888

0

0

0

 

9. Bijstelling NOW 6

‒ 581.001

145.630

0

0

0

 

10. CA permanente scholing via leerrechten

0

125.000

125.000

125.000

125.000

 

11. LKV verlaging

0

0

0

0

‒ 28.757

 

12. Subsidie SLIM

0

0

0

‒ 10.200

‒ 10.200

 

13. LIV en Jeugd-LIV WML verhogen

0

0

124.000

0

0

 
       

Stand ontwerpbegroting 2023

2.069.473

1.505.632

1.343.300

1.165.714

977.792

714.350

  • 1. De loon- en prijsbijstelling 2022 is overgeheveld om de uitgaven op prijspeil 2022 te brengen.

  • 2. Er zijn 8 overboekingen met andere departementen. De grootste mutatie is de overboeking naar het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport voor het subsidieprogramma mentale vitaliteit (- € 3,0 miljoen).

  • 3. Er is sprake van diverse budgettair neutrale herschikkingen binnen de SZW-begroting.

  • 4. Om beter aan te sluiten bij het kasritme worden middelen voor de subsidieregelingen leren en ontwikkelen in het MKB (SLIM) (- € 6 miljoen) en voor Nederland leert door (- € 26,3 miljoen) doorgeschoven van 2022 naar 2023. Voor de Maatwerkregeling duurzame inzetbaarheid en eerder uittreden (MDIEU) worden er middelen doorgeschoven van 2022 (- € 39,6 miljoen) tot en met 2025 naar 2026 en 2027.

  • 5. In 2021 is de Tijdelijke Overbruggingsregeling voor Flexibele Arbeidskrachten (TOFA) bevoorschot aan UWV, dit blijkt € 7 duizend te laag te zijn geweest. Dit is in 2022 nabetaald.

  • 6. Op basis van informatie uit het vaststellingentraject blijkt dat de meeste bedrijven een hoger voorschot hebben aangevraagd voor de NOW 3 dan waar zij achteraf recht op hebben. Op basis van deze signalen is de raming neerwaarts bijgesteld met € 2.900,9 miljoen in 2022.

  • 7. In 2022 heeft SZW de raming verlaagd met € 281,7 miljoen, omdat het minder uitbetalingen verwacht voor de NOW 4. Echter in 2023 verwacht SZW nog een aanvullend bedrag te verstrekken aan UWV van € 133,2 miljoen, waarvoor de raming opwaaarts wordt bijgesteld.

  • 8. Op basis van het aantal ontvangen aanvragen voor de NOW 5 wordt nog een nabetaling van € 125,9 miljoen verwacht in 2023, bovenop het bedrag dat reeds in eerdere jaren beschikbaar is gesteld aan UWV.

  • 9. In 2022 heeft SZW de raming verlaagd met € 581,0 miljoen, omdat het minder uitbetalingen verwacht voor de NOW 6. Echter in 2023 verwacht SZW nog een aanvullend bedrag te verstrekken aan UWV van € 145,6 miljoen, waarvoor de raming opwaarts wordt bijgesteld.

  • 10. In het coalitieakkoord is 4 x € 125 miljoen uitgetrokken voor permanente scholing via leerrechten. Deze middelen worden ingezet voor een compartiment binnen STAP voor praktisch geschoolden (t/m mbo4) en een programma leercultuur (€ 1,25 miljoen). De uitvoeringskosten voor het extra compartiment zitten (nu nog) in deze reeks en worden geschat op € 12,5 miljoen.

  • 11. Per 2025 wordt de hoogte van het LKV Ouderen, LKV Arbeidsgehandicapten en LKV Herplaatsen Arbeidsgehandicapten verlaagd. Deze maatregel wordt genomen ter dekking van een per saldo tegenvaller bij uitkeringsregelingen die ontstond na verwerking van uitvoeringsinformatie en de meest recente raming van het CPB. In het voorjaar wordt de precieze invulling bekeken. Omdat het budgettair effect neerslaat in jaar t+1, wordt het budget vanaf 2026 met ‒ € 28,2 miljoen verlaagd.

  • 12. Vanaf 2025 wordt het budget voor stimulering LLO in het MKB met circa € 10 miljoen verlaagd.

  • 13. Door de verhoging van het WML in 2023 nemen de uitgaven aan het LIV en J-LIV in 2024 (budgettair effect in jaar t + 1) naar verwachting toe met € 124,0 miljoen.

Tabel 140 Ontvangsten beleidsartikel 1 (bedragen x € 1.000)
 

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Stand ontwerpbegroting 2022

988.799

504.868

100.238

62.155

25.683

 

Mutaties Nota van Wijziging begroting 2022

‒ 974.989

‒ 102.694

‒ 40.207

40.673

38.347

 

Mutaties 1e suppletoire begroting 2022

1.687.818

‒ 388.294

‒ 46.151

‒ 88.948

‒ 50.150

 
       

Nieuwe mutaties:

      

1. Terugontvangsten

3.055

0

0

0

0

 

2. Bijstelling ontvangsten NOW 1

1.010.972

69.000

0

0

0

 

3. Bijstelling ontvangsten NOW 2

916.571

72.243

0

0

0

 

4. Bijstelling ontvangsten NOW 3

88.114

51.382

0

0

0

 

5. Bijstelling ontvangsten NOW 5

242.886

0

0

0

0

 
       

Stand ontwerpbegroting 2023

3.963.226

206.505

13.880

13.880

13.880

13.880

  • 1. Er zijn diverse terugontvangsten bij artikel 1, onder andere van de subsidie Nederland leert door is er een terugontvangst van toegekende subsidies (€ 3,0 miljoen).

  • 2. Op basis van de ontvangen informatie van UWV is de raming van de terugontvangsten NOW 1 opwaarts bijgesteld. Dit leidt tot € 1.011,0 miljoen meer ontvangsten in 2022.

  • 3. Op basis van de ontvangen informatie van UWV is de raming van de terugontvangsten NOW 2 opwaarts bijgesteld. Dit leidt tot € 916,6 miljoen meer ontvangsten in 2022.

  • 4. Op basis van de ontvangen informatie van UWV is de raming van de terugontvangsten NOW 3 opwaarts bijgesteld. Dit leidt tot € 88,1 miljoen meer ontvangsten in 2022.

  • 5. Op basis van de ontvangen informatie van UWV is de raming van de terugontvangsten NOW 5 opwaarts bijgesteld. Dit leidt tot € 242,9 miljoen meer ontvangsten in 2022.

Tabel 141 Uitgaven premiegefinancierd artikel 1 (bedragen x € 1.000)
 

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Stand ontwerpbegroting 2022 reëel

448.429

454.181

460.013

465.926

471.923

 

Mutaties 1e suppletoire begroting 2022

‒ 43.367

‒ 65.818

‒ 72.920

‒ 80.098

‒ 87.237

 
       

Nieuwe mutaties:

      

1. Loon- en prijsbijstelling 2022

11.441

10.970

10.934

10.898

10.863

 

2. Ramingsbijstelling TV na 2 jaar ziekte

‒ 5.575

‒ 3.554

‒ 3.542

‒ 3.529

‒ 3.516

 

3. Ramingsbijstelling TV MKB

‒ 9.327

‒ 9.655

‒ 9.655

‒ 9.655

‒ 9.655

 

4. Latere start TV MKB bij ziekte

0

‒ 12.338

0

0

0

 

5. WML verhoging TV na 2 jr ziekte

0

4.000

6.000

6.000

6.000

 

Stand ontwerpbegroting 2023 reëel

401.601

377.786

390.830

389.542

388.378

 
       

Stand ontwerpbegroting 2022 nominaal

8.677

17.545

27.320

38.073

49.420

 

Mutaties 1e suppletoire begroting 2022

2.764

7.290

27.779

48.406

52.712

 
       

Nieuwe mutaties:

      

6. Bijstellingen grondslag en indexatiepercentages

0

429

‒ 14.730

‒ 31.657

‒ 32.875

 

7. Overheveling loon- en prijsbijstelling 2022

‒ 11.441

‒ 10.970

‒ 10.934

‒ 10.898

‒ 10.863

 

Stand ontwerpbegroting 2023 nominaal

0

14.294

29.435

43.924

58.394

 
       

Stand ontwerpbegroting 2023 nominaal

401.601

392.080

420.265

433.466

446.772

460.109

  • 1. De loon- en prijsbijstelling 2022 is overgeheveld om de uitgaven op prijspeil 2022 te brengen.

  • 2. Op basis van uitvoeringsinformatie zijn de uitgaven zeer beperkt neerwaarts bijgesteld. Het volume compensatie met terugwerkende kracht komt naar verwachting wat lager uit door een hoger afwijzingspercentage. Het volume compensatie op basis van nieuwe gevallen komt licht hoger omdat er sprake is van iets meer aanvragen op maandbasis. De gemiddelde hoogte van de compensatie voor nieuwe gevallen is beperkt neerwaarts bijgesteld.

  • 3. De uitgavenraming is op basis van uitvoeringsinformatie relatief fors neerwaarts bijgesteld. De regeling is pas kort in werking (sinds 1-1-2021; het onderdeel bedrijfseinde wegens ziekte is nog niet in werking getreden) en kent een lange ingroeiperiode (tenminste 18 maanden). De realisaties over het eerste tertaal van 2022 laten op maandbasis een terugval zien, waardoor uitgaven veel lager uitkomen dan verwacht op basis van de eerdere ingroei in 2021. De gemiddelde prijs voor de inwerkinggetreden onderdelen is marginaal opwaarts bijgesteld op basis van de realisaties. Op basis van 16 maanden aan realisaties lijkt het volume dan ook op een lager niveau uit te gaan komen nadat de ingroeiperiode geheel is doorlopen. Dit betekent een bijstelling van ruim ‒ € 9 miljoen voor 2022 en bijna ‒ € 10 miljoen voor 2023 en verder. Deze bijstelling komt neer op ongeveer 50% van de eerder geraamde totale uitgaven aan de inwerkinggetreden onderdelen bedrijfseinde wegens pensionering of overlijden.

  • 4. Het onderdeel bedrijfseinde wegens ziekte werkgever treedt pas op zijn vroegst op 1 januari 2024 in werking. De uitgaven in 2023 komen daarom lager uit dan eerder geraamd (- € 12,3 miljoen).

  • 5. De verhoging van het minimumloon per 1 januari 2023 leidt vanaf die datum tot hogere transitievergoeding, omdat deze wordt berekend op basis van het geldende loon per datum einde dienstverband. Hierdoor vallen de uitgaven van de compensatieregeling transitievergoeding hoger uit.

  • 6. Nominale ontwikkeling als gevolg van bovenstaande mutaties van de uitkeringen (grondslag) en als gevolg van aanpassing van de indexcijfers.

  • 7. Zie bij mutatie nummer 1.

2. Bijstand, Participatiewet en Toeslagenwet

Tabel 142 Uitgaven beleidsartikel 2 (bedragen x € 1.000)
 

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Stand ontwerpbegroting 2022

7.388.951

7.458.109

7.700.806

7.891.360

8.019.305

 

Mutaties Nota van Wijziging begroting 2022

333

0

0

0

0

 

Mutaties amendement 2022

270

280

290

290

300

 

Mutaties 1e Incidentele suppletoire begroting 2022

15.674

0

0

0

0

 

Mutaties 1e suppletoire begroting 2022

‒ 140.656

‒ 490.984

‒ 517.893

‒ 588.817

‒ 574.687

 
       

Nieuwe mutaties:

      

1. Loon- en prijsbijstelling 2022

110.675

110.830

114.326

116.128

118.156

 

2. Macromutaties

‒ 137.025

‒ 191.375

‒ 148.874

‒ 118.434

‒ 85.711

 

3. Overboekingen met andere departementen

‒ 5.011

‒ 5.705

‒ 5.670

‒ 5.671

‒ 3.171

 

4. Budgettair neutrale herschikkingen

7.609

2.357

2.740

250

250

 

5. Kasschuiven

‒ 2.433

1.953

120

120

120

 

6. Ramingsbijstelling

‒ 8.350

‒ 12.060

‒ 12.682

‒ 15.031

‒ 14.893

 

7. CA plan armoede en schulden

0

47.500

39.500

33.000

15.000

 

8. CA plan arbeidsmarktinfrastructuur

0

1.563

600

1.300

1.300

 

9. Energietoeslag CN

2.600

7.000

0

0

0

 

10. Bijstelling Bbz

‒ 3.323

357

170

170

170

 

11. Raming TW verhoging WML

0

‒ 74.170

‒ 58.911

‒ 48.183

‒ 42.383

 
       

Stand ontwerpbegroting 2023

7.229.314

6.855.655

7.114.522

7.266.482

7.433.756

7.630.851

  • 1. De loon- en prijsbijstelling 2022 is overgeheveld om de uitgaven op prijspeil 2022 te brengen.

  • 2. De raming van het macrobudget Participatiewetuitkeringen is aangepast op basis van de laatste ontwikkelingen in de werkloosheid. Het CPB heeft zijn beeld over de werkloze beroepsbevolking positief bijgesteld. Hierdoor dalen de uitgaven aan bijstandsuitkeringen.

  • 3. Er zijn 13 overboekingen met andere departementen. De grootste mutatie is de overboeking naar het Ministerie van Justitie en Veiligheid voor doorontwikkeling clustering rijksincasso (- € 4,5 miljoen).

  • 4. Er is sprake van diverse budgettair neutrale herschikkingen binnen de SZW-begroting, waaronder een subsidie voor de programmaraad Divosa 2022-2023 (€ 1,3 miljoen), een bijdrage aan de subsidie hoofdzaak (€ 1,4 miljoen) en de energietoeslag voor inwoners van Caribisch Nederland (€ 0,4 miljoen).

  • 5. Om beter aan te sluiten bij het kasritme worden middelen van subsidies en opdrachten doorgeschoven van 2022 (- € 2,4 miljoen) naar 2023 en verder.

  • 6. De mutatie betreft een samenstelling van doorwerkingen van uitvoeringsgegevens op het terrein van onder andere de Bijstand Zelfstandigen en de Toeslagenwet. Ook is de raming van de aanpassing van de kostendelersnorm vanaf 2023 minimaal bijgesteld naar aanleiding van uitvoeringsgegevens. Dit leidt samen tot een meevaller van € 8,4 miljoen in 2022.

  • 7. Van de in het coalitieakkoord opgenomen middelen voor arbeidsmarkt, armoede en schulden wordt in 2023 € 47,5 miljoen aan programmagelden voor preventie, armoede en schulden beschikbaar gesteld, aflopend naar € 15,0 miljoen vanaf 2026 structureel.

  • 8. Van de in het coalitieakkoord opgenomen middelen voor arbeidsmarktinfrastructuur wordt in 2023 € 1,6 miljoen beschikbaar gesteld, aflopend naar € 1,3 miljoen vanaf 2025 structureel.

  • 9. Naar analogie van Europees Nederland is voor Caribisch Nederland de energietoeslag in 2022 verhoogd met € 500 tot € 1.300 voor huishoudens met een laag inkomen (€ 2,6 miljoen). In 2023 wordt eveneens een energietoeslag van € 1.300 uitgekeerd aan lage inkomens (€ 7,0 miljoen).

  • 10. De gerealiseerde uitgaven Bijstand zelfstandigen vallen dit jaar lager uit dan geraamd. De uitgaven vanaf 2023 zijn licht opwaarts bijgesteld omdat het aantal uitgegeven kapitaalverstrekkingen in 2021 iets hoger was dan eerder verwacht.

  • 11. De vervroeging van de wettelijk minimumloon (WML) stijging zorgt ook voor een besparing op de TW, omdat de uitkeringen bij de moederwetten stijgen en er hierdoor minder TW-aanvullingen nodig zijn. Dit leidt tot lagere lasten van ‒ € 74,2 miljoen in 2023 aflopend tot ‒ € 42,4 miljoen in 2026.

Tabel 143 Ontvangsten beleidsartikel 2 (bedragen x € 1.000)
 

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Stand ontwerpbegroting 2022

18.215

18.232

75.540

75.137

74.415

 

Mutaties Nota van Wijziging begroting 2022

0

0

‒ 32.600

‒ 6.950

‒ 6.850

 

Mutaties 1e suppletoire begroting 2022

216.755

‒ 298

‒ 2.447

‒ 4.945

‒ 5.443

 
       

Nieuwe mutaties:

      

1. Afrekening UWV 2021

27.621

0

0

0

0

 

2. Afrekening SVB 2021

568

0

0

0

0

 

3. Bijstelling Bbz

452

298

‒ 77

‒ 27

26

 
       

Stand ontwerpbegroting 2023

263.611

18.232

40.416

63.215

62.148

61.807

  • 1. Over 2021 zijn er diverse afrekeningen van regelingen die bevoorschot zijn aan UWV, op sommige ontvangt SZW geld terug. De grootste afrekening is van de Toeslagenwet (€ 27,3 miljoen).

  • 2. Over 2021 zijn er diverse afrekeningen van regelingen die bevoorschot zijn aan de SVB, op sommige ontvangt SZW geld terug. De grootste betreft de afrekening van de Aanvullende Inkomensvoorziening Ouderen (AIO) (€ 0,5 miljoen).

  • 3. De gerealiseerde ontvangsten Bijstand zelfstandigen vallen dit jaar hoger uit dan geraamd. De ontvangsten vanaf 2023 zijn licht bijgesteld op basis van de realisatiecijfers over 2021.

3. Arbeidsongeschiktheid

Tabel 144 Uitgaven beleidsartikel 3 (bedragen x € 1.000)
 

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Stand ontwerpbegroting 2022

17.714

3.286

784

796

804

 

Mutaties 1e suppletoire begroting 2022

‒ 3.840

‒ 2.539

‒ 13

‒ 13

‒ 12

 
       

Nieuwe mutaties:

      

1. Loon- en prijsbijstelling 2022

29

30

31

32

32

 

2. Budgettair neutrale herschikkingen

‒ 1.500

‒ 21

‒ 21

‒ 21

‒ 21

 

3. Kasschuif

‒ 5.375

‒ 1.613

5.375

1.613

0

 

4. Overboekingen met andere departementen

0

10.750

0

0

0

 
       

Stand ontwerpbegroting 2023

7.028

9.893

6.156

2.407

803

808

  • 1. De loon- en prijsbijstelling 2022 is overgeheveld om de uitgaven op prijspeil 2022 te brengen.

  • 2. Er is sprake van diverse budgettair neutrale herschikkingen binnen de SZW-begroting.

  • 3. Om beter aan te sluiten bij het kasritme worden middelen van Individuele plaatsing en steun doorgeschoven van 2022 (- € 5,4 miljoen) naar 2023 tot en met 2025. Deze kasschuiven zijn nodig omdat er gewerkt wordt met 3 betaalmomenten.

  • 4. Er is een overboeking van het Gemeentefonds voor de Regeling vergoeding Individuele plaatsing en steun (€ 10,8 miljoen in 2023).

Tabel 145 Uitgaven premiegefinancierd artikel 3 (bedragen x € 1.000)
 

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Stand ontwerpbegroting 2022 reëel

10.923.991

11.201.288

11.421.149

11.574.587

11.677.160

 

Mutaties 1e suppletoire begroting 2022

18.165

71.493

115.492

122.350

130.974

 
       

Nieuwe mutaties:

      

1. Loon- en prijsbijstelling 2022

310.429

319.818

327.346

331.886

335.106

 

2. Ramingsbijstelling

44.873

51.288

40.650

‒ 22.573

‒ 44.948

 

3. Korte termijnmaatregelen SMB

1.400

39.500

53.400

61.200

63.900

 

4. Dekking SMB en uitvoeringstegenvaller

‒ 6.000

0

0

0

0

 

5. Verhoging WML

0

3.401

10.337

14.754

17.821

 

Stand ontwerpbegroting 2022 reëel

11.292.858

11.686.788

11.968.374

12.082.204

12.180.013

 
       

Stand ontwerpbegroting 2022 nominaal

266.567

530.693

824.492

1.134.097

1.451.492

 

Mutaties 1e suppletoire begroting 2022

43.862

536.155

737.946

933.182

1.079.251

 
       

Nieuwe mutaties:

      

6. Bijstellingen grondslag en indexatiepercentages

0

730.583

675.018

604.325

580.326

 

7. Overheveling loon- en prijsbijstelling 2022

‒ 310.429

‒ 319.818

‒ 327.346

‒ 331.886

‒ 335.106

 

Stand ontwerpbegroting 2023 nominaal

0

1.477.613

1.910.110

2.339.718

2.775.963

 
       

Stand ontwerpbegroting 2023

11.292.858

13.164.401

13.878.484

14.421.922

14.955.976

15.484.399

       
  • 1. De loon- en prijsbijstelling 2022 is overgeheveld om de uitgaven op prijspeil 2022 te brengen.

  • 2. Op basis van de uitvoeringsinformatie van UWV zijn de geraamde uitgaven aan de arbeidsongeschiktheidsregelingen bijgesteld. De IVA-uitgaven zijn meerjarig naar beneden bijgesteld. Dit komt voornamelijk door een lager aantal uitkeringen. De WGA-uitgaven zijn meerjarig naar boven bijgesteld. Dit komt voornamelijk door een hoger aantal uitkeringen. De WAO-uitgaven zijn meerjarig naar beneden bijgesteld. Dit komt voornamlijk door een lager aantal uitkeringen. De WAZ is slechts beperkt bijgesteld.

  • 3. Het kabinet neemt op korte termijn drie tijdelijke maatregelen om urgente problematiek te verminderen ten aanzien van de mismatch tussen vraag naar en het aanbod van sociaal-medische beoordelingen bij UWV. Door deze maatregelen komen de uitgaven aan uitkeringslasten cumulatief € 135 miljoen hoger uit. Deze maatregelen worden gedekt binnen de uitvoeringskosten van UWV op de SZW-begroting.

  • 4. Overgebleven middelen uit het re-integratiebudget UWV worden ingezet als één van de dekkingsbronnen voor de hierboven genoemde maatregelen en de uitvoeringstegenvaller van het ministerie.

  • 5. Per 1 januari 2023 wordt het wettelijk minimumloon (WML) beleidsmatig met 8,05% verhoogd. Dit zorgt ervoor dat het maximum dagloon voor WIA instromers vanaf 2023 toeneemt en dat mensen vanaf 2026 gemiddeld met een hoger loon de WIA instromen. Hierdoor stijgen de WIA uitkeringslasten.

  • 6. Nominale ontwikkeling als gevolg van bovenstaande mutaties van de uitkeringen (grondslag) en als gevolg van aanpassing van de indexcijfers.

  • 7. Zie bij mutatie nummer 1.

4. Jonggehandicapten

Tabel 146 Uitgaven beleidsartikel 4 (bedragen x € 1.000)
 

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Stand ontwerpbegroting 2022

3.553.766

3.570.977

3.590.379

3.650.346

3.665.168

 

Mutaties 1e suppletoire begroting 2022

147.839

153.406

173.085

176.311

186.820

 
       

Nieuwe mutaties:

      

1. Loon- en prijsbijstelling 2022

104.770

105.130

106.309

107.245

108.009

 

2. Ramingsbijstelling Wajong

‒ 74.050

‒ 66.052

‒ 70.462

‒ 74.395

‒ 72.060

 

3. Afrekening Wajong 2021

8.593

0

0

0

0

 

4. Re-integratie Wajong

‒ 6.000

0

0

0

0

 
       

Stand ontwerpbegroting 2023

3.734.918

3.763.461

3.799.311

3.859.507

3.887.937

3.918.221

  • 1. De loon- en prijsbijstelling 2022 is overgeheveld om de uitgaven op prijspeil 2022 te brengen.

  • 2. Op basis van de realisatiegegevens van UWV is de raming van de uitkeringslasten Wajong voor 2022 naar beneden bijgesteld. Dit naar aanleiding van een modelaanpassing en door een hogere stijging in de uitstroom ten opzichte van de instroom bij de oude Wajongregelingen. Bij de oude Wajongregelingen neemt de prijs toe door een lager percentage personen met arbeidsvermogen. Hierdoor zijn er relatief meer personen met een volledige Wajong-uitkering.

  • 3. In 2021 is de Wajong bevoorschot aan UWV, dit blijkt € 8,6 miljoen te laag te zijn geweest.

  • 4. Dit betreft vrijvallende middelen bij re-integratie Wajong.

Tabel 147 Ontvangsten beleidsartikel 4 (bedragen x € 1.000)
 

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Stand ontwerpbegroting 2022

0

0

0

0

0

 

Mutaties 1e suppletoire begroting 2022

0

0

0

0

0

 
       

1. Afrekening UWV 2021

4.900

0

0

0

0

 
       

Stand ontwerpbegroting 2023

4.900

0

0

0

0

0

  • 1. In 2021 is de Wajong re-integratie bevoorschot aan UWV, dit blijkt € 4,9 miljoen te hoog te zijn geweest.

5. Werkloosheid

Tabel 148 Uitgaven beleidsartikel 5 (bedragen x € 1.000)
 

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Stand ontwerpbegroting 2022

282.534

143.424

142.147

143.215

110.838

 

Mutaties Nota van Wijziging begroting 2022

‒ 11.121

10.050

4.850

0

0

 

Mutaties 1e suppletoire begroting 2022

‒ 9.594

5.686

‒ 9.167

‒ 13.089

‒ 10.280

 
       

Nieuwe mutaties:

      

1. Loon- en prijsbijstelling 2022

3.416

3.734

3.737

3.677

2.841

 

2. Ramingsbijstelling

‒ 8.218

‒ 10.316

‒ 14.046

‒ 17.636

‒ 12.614

 

3. Budgettaire neutrale herschikking

‒ 345

0

0

0

0

 

4. CA plan arbeidsmarktinfrastructuur

0

71.900

0

0

0

 

5. CA plan scholing WW

0

13.100

13.100

13.100

13.100

 

6. Afrekening UWV 2021

1.052

0

0

0

0

 

7. IOW besparing vereenv. claimbeoordeling 60+

0

0

‒ 300

‒ 6.200

‒ 9.800

 
       

Stand ontwerpbegroting 2023

257.724

237.578

140.321

123.067

94.085

62.059

  • 1. De loon- en prijsbijstelling 2022 is overgeheveld om de uitgaven op prijspeil 2022 te brengen.

  • 2. Op basis van uitvoeringsinformatie van UWV is de IOW voor 2022 en verder neerwaarts bijgesteld, voornamelijk op basis van nieuwe werkloosheidsvoorspellingen van het CPB.

  • 3. Er is sprake van een budgettair neutrale herschikking binnen de SZW-begroting.

  • 4. Van de in het coalitieakkoord opgenomen middelen voor arbeidsmarktinfastructuur wordt in 2023 € 71,9 miljoen beschikbaar gesteld.

  • 5. Van de in het coalitieakkoord opgenomen middelen voor scholing WW wordt vanaf 2023 € 13,1 miljoen structureel beschikbaar gesteld.

  • 6. In 2021 is de kassiersfunctie crisisdienstverlening bevoorschot door UWV, dit blijkt € 1,1 miljoen te laag te zijn geweest.

  • 7. Door de vereenvoudigde claimbeoordeling van 60-plussers komen er naar verwachting minder 60-plussers in de WW. Hierdoor is er een besparing vanaf 2022 op de WW. De besparing op de WW leidt vertraagd tot een besparing op de IOW.

Tabel 149 Ontvangsten beleidsartikel 5 (bedragen x € 1.000)
 

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Stand ontwerpbegroting 2022

0

0

0

0

0

 
       

Nieuwe mutaties:

      

1. Afrekening UWV 2021

10.425

0

0

0

0

 
       

Stand ontwerpbegroting 2023

10.425

0

0

0

0

0

  • 1. Over 2021 zijn er diverse afrekeningen van regelingen die bevoorschot zijn aan UWV, de grootste afrekening is van de IOW (€ 5,5 miljoen).

Tabel 150 Uitgaven premiegefinancierd artikel 5 (bedragen x € 1.000)
 

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Stand ontwerpbegroting 2022 reëel

4.229.344

4.368.755

4.672.366

4.905.973

4.963.576

 

Mutaties 1e suppletoire begroting 2022

‒ 1.059.538

‒ 997.193

‒ 923.926

‒ 997.239

‒ 957.134

 
       

Nieuwe mutaties:

      

1. Loon- en prijsbijstelling 2022

93.649

99.602

111.566

116.213

119.045

 

2. Ramingsbijstelling

‒ 483.062

‒ 385.847

‒ 337.674

‒ 253.508

‒ 172.814

 

3. WW besparing vereenv. claimbeoordeling 60+

‒ 1.200

‒ 29.000

‒ 45.700

‒ 18.200

0

 

4. WML verhoging

0

16.797

51.362

67.043

64.898

 

Stand ontwerpbegroting 2023 reëel

2.779.193

3.073.114

3.527.994

3.820.282

4.017.571

 
       

Stand ontwerpbegroting 2022 nominaal

105.136

219.827

361.943

516.651

664.334

 

Mutaties 1e suppletoire begroting 2022

‒ 11.487

54.386

61.142

79.566

116.132

 
       

Nieuwe mutaties:

      

5. Bijstellingen grondslag en indexatiepercentages

0

91.284

18.416

6.285

15.829

 

6. Overheveling loon- en prijsbijstelling 2022

‒ 93.649

‒ 99.602

‒ 111.566

‒ 116.213

‒ 119.045

 

Stand ontwerpbegroting 2023 nominaal

0

265.895

329.935

486.289

677.250

 
       

Stand ontwerpbegroting 2023

2.779.193

3.339.009

3.857.929

4.306.571

4.694.821

5.076.582

  • 1. De loon- en prijsbijstelling 2022 is overgeheveld om de uitgaven op prijspeil 2022 te brengen.

  • 2. Op basis van uitvoeringsinformatie van UWV en nieuwe werkloosheidsvoorspellingen van het CPB verwachten we minder WW-uitkeringen de komende jaren. Dit heeft geleid tot een neerwaartse ramingsbijstelling.

  • 3. Door vereenvoudigde claimbeoordeling van 60-plussers komen er naar verwachting minder 60-plussers in de WW. Hierdoor is er een besparing vanaf 2022.

  • 4. Per 1 januari 2023 wordt het wettelijk minimumloon (WML) beleidsmatig met 8,05% verhoogd. Dit zorgt ervoor dat het maximum dagloon voor WW instromers vanaf 2023 toeneemt. Hierdoor stijgen de WW uitkeringslasten.

  • 5. Nominale ontwikkeling als gevolg van bovenstaande mutaties van de uitkeringen (grondslag) en als gevolg van aanpassing van de indexcijfers.

  • 6. Zie bij mutatie nummer 1.

Tabel 151 Ontvangsten premiegefinancierd artikel 5 (bedragen x € 1.000)
 

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Stand ontwerpbegroting 2022 reëel

234.300

236.106

236.106

236.106

230.868

 

Mutaties 1e suppletoire begroting 2022

‒ 16.000

‒ 16.000

‒ 16.000

‒ 16.000

‒ 16.000

 
       

Nieuwe mutaties:

      

1. Loon- en prijsbijstelling 2022

6.328

6.381

6.381

6.381

6.229

 

2. Ramingsbijstelling

‒ 19.117

‒ 3.117

‒ 3.117

‒ 3.117

‒ 3.117

 

Stand ontwerpbegroting 2023 reëel

205.511

223.370

223.370

223.370

217.980

 
       

Stand ontwerpbegroting 2022 nominaal

5.856

11.940

18.378

24.985

31.059

 

Mutaties 1e suppletoire begroting 2022

472

3.037

5.882

8.678

10.958

 
       

Nieuwe mutaties:

      

3. Bijstellingen grondslag en indexatiepercentages

0

1.699

1.517

1.329

1.220

 

4. Overheveling loon- en prijsbijstelling 2022

‒ 6.328

‒ 6.381

‒ 6.381

‒ 6.381

‒ 6.229

 

Stand ontwerpbegroting 2023 nominaal

0

10.295

19.396

28.611

37.008

 
       

Stand ontwerpbegroting 2023

205.511

233.665

242.766

251.981

254.988

255.296

  • 1. De loon- en prijsbijstelling 2022 is overgeheveld om de ontvangsten op prijspeil 2022 te brengen.

  • 2. Overheidswerkgevers zijn eigenrisicodragers voor de WW. De WW-uitgaven worden door UWV verhaald op deze werkgevers. De raming van de ontvangsten uit verhaal is op basis van uitvoeringsinformatie voor alle jaren naar beneden bijgesteld.

  • 3. Nominale ontwikkeling als gevolg van bovenstaande mutaties van de uitkeringen (grondslag) en als gevolg van aanpassing van de indexcijfers.

  • 4. Zie bij mutatie nummer 1.

6. Ziekte en verlofregelingen

Tabel 152 Uitgaven beleidsartikel 6 (bedragen x € 1.000)
 

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Stand ontwerpbegroting 2022

36.626

63.469

63.207

63.047

62.882

 

Mutaties 1e suppletoire begroting 2022

1.006

388

416

388

370

 
       

Nieuwe mutaties:

      

1. Loon- en prijsbijstelling 2022

654

915

904

900

895

 

2. Budgettair neutrale herschikkingen

‒ 515

‒ 7.166

‒ 294

‒ 294

‒ 294

 

3. Uitstel TSB regeling

‒ 27.136

0

0

0

0

 
       

Stand ontwerpbegroting 2023

10.635

57.606

64.233

64.041

63.853

63.754

  • 1. De loon- en prijsbijstelling 2022 is overgeheveld om de uitgaven op prijspeil 2022 te brengen.

  • 2. Er is sprake van diverse budgettair neutrale herschikkingen binnen de SZW-begroting.

  • 3. De ingangsdatum van de regeling Tegemoetkoming Stoffengerelateerde Beroepsziekten (TSB) is uitgesteld van 1 juli 2022 naar 1 januari 2023. De middelen die voor 2022 gereserveerd waren, worden daarom ingezet als dekking voor de uitvoeringstegenvaller van het ministerie.

Tabel 153 Ontvangsten beleidsartikel 6 (bedragen x € 1.000)
 

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Stand ontwerpbegroting 2022

0

0

0

0

0

 
       

1. Afrekening SVB 2021

1.080

0

0

0

0

 
       

Stand ontwerpbegroting 2023

1.080

0

0

0

0

0

  • 1. Over 2021 zijn er diverse afrekeningen van regelingen die bevoorschot zijn aan de SVB, de grootste afrekening is van de regeling CSE (€ 0,7 miljoen).

Tabel 154 Uitgaven premiegefinancierd artikel 6 (bedragen x € 1.000)
 

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Stand ontwerpbegroting 2022 reëel

3.636.657

3.921.108

3.992.696

4.054.721

4.111.473

 

Mutaties 1e suppletoire begroting 2022

167.134

277.576

295.229

305.211

318.062

 
       

Nieuwe mutaties:

      

1. Loon- en prijsbijstelling 2022

110.240

121.757

124.349

126.442

128.465

 

2. Ramingsbijstelling

21.922

91.383

90.207

90.124

84.513

 

3. WML verhoging

0

55.025

68.830

74.730

75.506

 

Stand ontwerpbegroting 2023 reëel

3.935.953

4.466.849

4.571.311

4.651.228

4.718.019

 
       

Stand ontwerpbegroting 2022 nominaal

90.136

193.949

303.884

419.864

541.473

 

Mutaties 1e suppletoire begroting 2022

20.104

119.941

176.611

249.870

327.924

 
       

Nieuwe mutaties:

      

4. Bijstellingen grondslag en indexatiepercentages

0

102.664

61.527

55.279

62.912

 

5. Overheveling loon- en prijsbijstelling 2022

‒ 110.240

‒ 121.757

‒ 124.349

‒ 126.442

‒ 128.465

 

Stand ontwerpbegroting 2023 nominaal

0

294.797

417.673

598.571

803.844

 
       

Stand ontwerpbegroting 2023 nominaal

3.935.953

4.761.646

4.988.984

5.249.799

5.521.863

5.733.332

  • 1. De loon- en prijsbijstelling 2022 is overgeheveld om de uitgaven op prijspeil 2022 te brengen.

  • 2. Afgezien van de loon- en prijsbijstellingen, dalen de ZW uitgaven voor het lopende jaar als gevolg van een lager aantal uitkeringsjaren. Dit komt voornamelijk door een afname van de uitkeringsjaren bij de vangnetten eindedienstverbanders en zieke werklozen. Vanaf 2023 is er sprake van een stijging van de ZW uitgaven als gevolg van een groter aantal werkenden. De WAZO uitgaven nemen meerjarig toe als gevolg van een verwachte toename van het aantal geboorten en de stijging van het wettelijk minimumloon. Daarnaast nemen de uitgaven toe omdat, op basis van de prognose van het UWV, de verwachte jaaruitkering voor de Wet betaald ouderschapsverlof (WBO) naar boven is bijgesteld.

  • 3. Per 1 januari 2023 wordt het wettelijk minimumloon (WML) beleidsmatig met 8,05% verhoogd. Dit zorgt ervoor dat het gemiddelde loon in Nederland toeneemt en dat het maximum dagloon voor de ZW, WAZO, WIEG en WBO stijgt. Hierdoor stijgen de uitkeringslasten van deze regelingen.

  • 4. Nominale ontwikkeling als gevolg van bovenstaande mutaties van de uitkeringen (grondslag) en als gevolg van aanpassing van de indexcijfers.

  • 5. Zie bij mutatie nummer 1.

7. Kinderopvang

Tabel 155 Uitgaven beleidsartikel 7 (bedragen x € 1.000)
 

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Stand ontwerpbegroting 2022

3.857.977

3.844.465

3.847.070

3.888.754

3.947.795

 

Mutaties 1e Incidentele suppletoire begroting 2022

78.000

0

0

0

0

 

Mutaties 1e suppletoire begroting 2022

172.831

239.195

285.920

283.229

263.018

 
       
       

Nieuwe mutaties:

      

1. Loon- en prijsbijstelling 2022

21.439

21.181

22.119

30.246

32.070

 

2. Ramingsbijstelling KOT

136.647

166.508

164.208

255.815

228.332

 

3. Kasschuif

‒ 3.000

0

3.000

0

0

 

4. Budgettair neutrale herschikkingen

3.687

1.841

3.000

3.000

3.000

 

5. Overboekingen met andere departementen

‒ 2.670

‒ 800

7.000

6.600

6.600

 

6. Afrekening SVB 2021

122

0

0

0

0

 

7. CA verhoging KOT in 2025

0

0

132.202

1.662.202

1.978.202

 

8. CA verhoging KOT in 2025 CN

0

0

805

805

805

 

9. KOT stelselwijziging

0

10.000

0

0

0

 

10. KOT herstel box 3

967

967

967

0

0

 

11. Aanpassing raming KOT uitgaven en ontvangsten

0

0

0

‒ 41.000

‒ 133.000

 

12. KOT uitgaven ivm Oekraïense ontheemden

0

33.200

0

0

0

 

13. Kwijtschelden gem. schulden ex-partners

0

0

0

8.500

4.250

 

14. Verhoging KOT vergoeding

0

0

6.282

80.070

102.313

 

15. Verhoging KOT vergoeding CN

0

600

600

0

0

 
       

Stand ontwerpbegroting 2023

4.266.000

4.317.157

4.473.173

6.178.221

6.433.385

6.603.981

  • 1. De loon- en prijsbijstelling 2022 is overgeheveld om de uitgaven op prijspeil 2022 te brengen.

  • 2. Op basis van uitvoeringsinformatie zijn de uitgaven Kinderopvangtoeslag naar boven bijgesteld. Zowel het aantal kinderen dat naar de kinderopvang gaat als het gemiddelde aantal uren per kind zijn hoger uitgekomen dan verwacht. Dit werkt meerjarig door in een hoger gebruik en daarmee ook hogere uitgaven kinderopvangtoeslag.

  • 3. Om beter aan te sluiten bij het kasritme worden middelen voor huisvesting kinderopvang BES doorgeschoven van 2022 naar 2024. In 2022 worden verplichtingen aangegaan tegenover de eilanden voor verbetering huisvesting kinderopvang op CN. De bijbehorende uitgaven vinden echter pas in latere jaren plaats.

  • 4. Er is sprake van diverse budgettair neutrale herschikkingen binnen de SZW-begroting. Onder meer betreft het herschikking van budget naar de juiste instrumenten voor het programma Best 4 Kids ter ondersteuning van kinderopvang BES.

  • 5. Er zijn 5 overboekingen met andere departementen. De grootste mutatie is de overboeking van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap voor kinderopvang CN (vanaf 2024 € 6,6 miljoen structureel per jaar). Daarnaast zijn middelen overgeboekt naar het Ministerie van Financiën voor de uitvoeringskosten van de Tijdelijke tegemoetkomingsregeling KO (€ 2,4 miljoen in 2022 en € 1,0 miljoen in 2023).

  • 6. Er is een nabetaling aan de SVB. De SVB heeft in 2021 € 0,1 miljoen meer aan kinderopvangtoeslag buitenland uitgegeven dan was bevoorschot. Het verschil is achteraf aan de SVB nabetaald.

  • 7. Van de in het coalitieakkoord opgenomen middelen voor vergoeding van de kinderopvang naar 95% wordt vanaf 2024 € 132,0 miljoen oplopend naar € 1.978,0 miljoen in 2026 beschikbaar gesteld. De kinderopvangtoeslag wordt in 2025 verhoogd, waardoor alle werkende ouders aanspraak maken op 95% vergoeding van de opvangkosten tot aan de maximum uurprijs. Omdat de KOT in de maand vooraf aan de ouders wordt uitgekeerd, zijn er in (december) 2024 ook meeruitgaven.

  • 8. Van de in het coalitieakkoord opgenomen middelen voor de vergoeding van de kinderopvang naar 95% wordt ook voor CN vanaf 2024 € 0,8 miljoen structureel beschikbaar gesteld.

  • 9. Vanuit de in het coalitieakkoord opgenomen middelen voor kosten die samenhangen met de bredere stelselwijziging in de kinderopvangtoeslag wordt voor 2023 € 10,0 miljoen beschikbaar gesteld. Het betreft implementatiekosten en transitiekosten in aanloop naar een stelsel van directe financiering.

  • 10. Met de herstelactie Box 3 wordt een deel van de verzamelinkomens van de groep bezwaarmakers naar beneden bijgesteld. Een lager verzamelinkomen kan een hoger recht op toeslagen met zich meebrengen. Deze mutatie betreft het verwachte effect van de herstelactie Box 3 op de uitgaven KOT (€ 1,0 miljoen van 2022 tot en met 2024).

  • 11. In het coalitieakkoord is afgesproken om vanaf 2025 de kinderopvangtoeslag voor alle werkende ouders op 95% te zetten en om directe financiering in te voeren. Met directe financiering kan beter worden aangesloten op de actuele opvangsituatie van ouders, zoals het aantal uren gebruik van kinderopvang. Dit leidt tot minder nabetalingen (er zijn ook minder terugvorderingen, zie hiervoor mutatie 2 bij de ontvangsten).

  • 12. Deze uitgaven komen voort uit de toestroom van Oekraïense ontheemden. De ontheemden maken, indien zij werken, aanspraak op kinderopvangtoeslag. De uitgaven zijn voor de eerste twee kwartalen van 2023.

  • 13. De gemeentelijke schulden van ex-partners van gedupeerden worden bij de hersteloperatie toeslagen kwijtgescholden. Gemeenten worden met een vertraging gecompenseerd voor de kwijtscheldingen (€ 8,5 miljoen in 2025 en € 4,3 miljoen 2026).

  • 14. Het vergoedingspercentage in de kinderopvangtoeslag wordt per 2025 verhoogd van 95% naar 96%. Dit leidt tot hogere uitgaven.

  • 15. Om de koopkracht te versterken op Caribisch Nederland wordt de eigen bijdrage voor kinderopvang verlaagd in 2023 en 2024.

Tabel 156 Ontvangsten beleidsartikel 7 (bedragen x € 1.000)
 

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Stand ontwerpbegroting 2022

1.584.673

1.598.163

1.609.436

1.625.109

1.638.950

 

Mutaties Nota van Wijziging begroting 2022

‒ 1.487

‒ 744

0

0

0

 

Mutaties 1e suppletoire begroting 2022

‒ 18.371

21.625

6.523

‒ 4.708

‒ 2.854

 
       

Nieuwe mutaties:

      

1. Ramingsbijstelling KOT

1.611

4.640

8.386

5.136

5.392

 

2. Aanpassing raming KOT uitgaven en ontvangsten

0

0

0

‒ 41.000

‒ 133.000

 

3. Kwijtschelden schulden ex-partners

0

‒ 1.600

‒ 1.600

0

0

 

4. Werkgeversbijdrage

114.485

143.682

138.194

134.460

134.460

 
       

Stand ontwerpbegroting 2023

1.680.911

1.765.766

1.760.939

1.718.997

1.642.948

1.568.937

  • 1. De ontvangsten Kinderopvangtoeslag zijn meerjarig naar boven bijgesteld. Dit hangt samen met de opwaartse bijstelling van de uitgaven Kinderopvangtoeslag op basis van uitvoeringsinformatie. Als gevolg van de hogere uitgaven nemen, met vertraging, ook de terugontvangsten toe.

  • 2. In het coalitieakkoord is afgesproken om vanaf 2025 de kinderopvangtoeslag voor alle werkende ouders op 95% te zetten en om directe financiering in te voeren. Met directe financiering kan beter worden aangesloten op de actuele opvangsituatie van ouders, zoals het aantal uren gebruik van kinderopvang. Dit leidt tot minder terugvorderingen en daarmee ook lagere ontvangsten (er zijn ook minder nabetalingen, zie hiervoor mutatie 11 bij de uitgaven).

  • 3. De schulden van ex-partners van gedupeerden worden bij de hersteloperatie toeslagen kwijtgescholden. Hierdoor treedt een derving op ontvangsten KOT. De ontvangsten KOT zijn hierop bijgesteld (- € 1,6 miljoen in 2023 en 2024).

  • 4. De werkgeversbijdrage kinderopvang is een vast percentage van de totale loonsom. De loonsom is naar boven bijgesteld, mede door de verhoging van het wettelijk minimumloon. Dit leidt tot hogere ontvangsten werkgeversbijdrage.

8. Oudedagsvoorziening

Tabel 157 Uitgaven beleidsartikel 8 (bedragen x € 1.000)
 

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Stand ontwerpbegroting 2022

25.274

26.213

27.376

28.806

30.544

 

Mutaties amendement 2022

260

1.520

1.610

1.700

1.800

 

Mutaties 1e suppletoire begroting 2022

1.582

3.229

6.403

8.963

9.560

 
       

Nieuwe mutaties:

      

1. Loon- en prijsbijstelling 2022

1.098

1.273

1.464

1.637

1.741

 

2. Budgettair neutrale herschikking

‒ 250

0

0

0

0

 

3. Verhoging AOV CN

0

4.600

2.000

0

0

 
       

Stand ontwerpbegroting 2023

27.964

36.835

38.853

41.106

43.645

46.256

  • 1. De loon- en prijsbijstelling 2022 is overgeheveld om de uitgaven op prijspeil 2022 te brengen.

  • 2. Er is sprake van een budgettair neutrale herschikking binnen de SZW-begroting.

  • 3. Om de koopkracht te versterken op Caribisch Nederland wordt de AOV in 2023 versneld verhoogd tot het ijkpunt sociaal minimum.

Tabel 158 Ontvangsten beleidsartikel 8 (bedragen x € 1.000)
 

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Stand ontwerpbegroting 2022

0

0

0

0

0

 
       

1. Afrekening SVB 2021

165

0

0

0

0

 
       

Stand ontwerpbegroting 2023

165

0

0

0

0

0

  • 1. In 2021 heeft de SVB voor de overbruggingsregeling AOW een te hoge bevoorschotting ontvangen van € 0,2 miljoen ten opzichte van de gerealiseerde uitkeringslasten.

Tabel 159 Uitgaven premiegefinancierd artikel 8 (bedragen x € 1.000)
 

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Stand ontwerpbegroting 2022 reëel

43.435.922

43.717.862

44.224.639

45.219.799

46.276.232

 

Mutaties amendement 2022

0

‒ 2.377

‒ 2.404

‒ 2.458

‒ 2.515

 

Mutaties 1e suppletoire begroting 2022

‒ 171.115

‒ 489.906

‒ 841.279

‒ 1.210.624

‒ 1.231.528

 
       

Nieuwe mutaties:

      

1. Loon- en prijsbijstelling 2022

889.970

891.564

897.270

912.846

934.233

 

2. Kasschuif

‒ 36.882

36.882

0

0

0

 

3. IOAOW WML verhoging

0

‒ 496.464

‒ 151.381

0

0

 

Stand ontwerpbegroting 2023 reëel

44.117.895

43.657.561

44.126.845

44.919.563

45.976.422

 
       

Stand ontwerpbegroting 2022 nominaal

724.893

1.715.583

2.775.957

3.967.072

5.225.385

 

Mutaties 1e suppletoire begroting 2022

165.077

1.805.363

3.295.000

4.571.328

5.220.986

 
       

Nieuwe mutaties:

      

4. Bijstellingen grondslag en indexatiepercentages

0

1.913.782

1.251.374

549.905

572.942

 

5. Overheveling loon- en prijsbijstelling 2022

‒ 889.970

‒ 891.564

‒ 897.270

‒ 912.846

‒ 934.233

 

Stand ontwerpbegroting 2023 nominaal

0

4.543.164

6.425.061

8.175.459

10.085.080

 
       

Stand ontwerpbegroting 2023

44.117.895

48.200.725

50.551.906

53.095.022

56.061.502

59.139.199

  • 1. De loon- en prijsbijstelling 2022 is overgeheveld om de uitgaven op prijspeil 2022 te brengen.

  • 2. De SVB is voornemens in het najaar van 2022 te starten met de implementatie van het data-initiatief AOW. De hoogte van de AOW-uitkeringen die onjuist is vastgesteld, wordt hierbij hersteld. Om beter aan te sluiten bij het verwachte kasritme van de uitgaven aan de implementatie wordt een deel van de geraamde middelen voor de implementatie van 2022 naar 2023 doorgeschoven.

  • 3. In plaats van de stapgewijze afschaffing van de IOAOW kiest het kabinet ervoor de IOAOW per 2023 te verlagen naar € 5 per maand. Per 2025 wordt de IOAOW geheel afgeschaft. Deze maatregel maakt onderdeel uit van het pakket aan koopkrachtmaatregelen. Onderdeel van het pakket is dat de AOW-uitkering meestijgt met de bijzondere verhoging van het minimumloon.

  • 4. Nominale ontwikkeling als gevolg van bovenstaande mutaties van de uitkeringen (grondslag) en als gevolg van aanpassing van de indexcijfers.

  • 5. Zie mutatie nummer 1.

9. Nabestaanden

Tabel 160 Uitgaven beleidsartikel 9 (bedragen x € 1.000)
 

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Stand ontwerpbegroting 2022

1.152

1.181

1.214

1.229

1.242

 

Mutaties amendement 2022

80

90

90

90

90

 

Mutaties 1e suppletoire begroting 2022

215

367

522

622

627

 
       

1. Loon- en prijsbijstelling 2022

68

76

84

89

89

 
       

Stand ontwerpbegroting 2023

1.515

1.714

1.910

2.030

2.048

2.059

  • 1. De loon- en prijsbijstelling 2022 is overgeheveld om de uitkeringslasten op prijspeil 2022 te brengen.

Tabel 161 Uitgaven premiegefinancierd artikel 9 (bedragen x € 1.000)
 

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Stand ontwerpbegroting 2022 reëel

304.890

297.390

291.422

282.063

273.644

 

Mutaties 1e suppletoire begroting 2022

‒ 8.552

‒ 6.939

‒ 9.406

‒ 11.335

‒ 12.316

 
       

Nieuwe mutaties:

      

1. Loon- en prijsbijstelling 2022

5.533

5.423

5.267

5.055

4.880

 

Stand ontwerpbegroting 2023 reëel

301.871

295.874

287.283

275.783

266.208

 
       

Stand ontwerpbegroting 2022 nominaal

4.949

8.613

12.394

16.074

19.515

 

Mutaties 1e suppletoire begroting 2022

584

11.979

20.010

25.838

27.542

 
       

Nieuwe mutaties:

      

2. Bijstellingen grondslag en indexatiepercentages

0

15.340

9.253

3.097

3.062

 

3. Overheveling loon- en prijsbijstelling 2022

‒ 5.533

‒ 5.423

‒ 5.267

‒ 5.055

‒ 4.880

 

Stand ontwerpbegroting 2023 nominaal

0

30.509

36.390

39.954

45.239

 
       

Stand ontwerpbegroting 2023

301.871

326.383

323.673

315.737

311.447

309.710

  • 1. De loon- en prijsbijstelling 2022 is overgeheveld om de uitgaven op prijspeil 2022 te brengen.

  • 2. Nominale ontwikkeling als gevolg van bovenstaande mutaties van de uitkeringen (grondslag) en als gevolg van aanpassing van de indexcijfers.

  • 3. Zie mutatie nummer 1.

10. Tegemoetkoming ouders

Tabel 162 Uitgaven beleidsartikel 10 (bedragen x € 1.000)
 

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Stand ontwerpbegroting 2022

6.479.308

6.421.035

6.413.812

6.389.566

6.386.298

 

Mutaties Nota van Wijziging begroting 2022

0

300

670

810

830

 

Mutaties 1e suppletoire begroting 2022

‒ 2.661

43.698

66.057

69.496

63.361

 
       

Nieuwe mutaties:

      

1. Loon- en prijsbijstelling 2022

293.214

443.509

443.481

443.531

444.061

 

2. Ramingsbijstelling WKB

‒ 42.665

‒ 37.445

‒ 9.683

3.714

‒ 1.715

 

3. Budgettair neutrale herschikking

150

0

0

0

0

 

4. Overboeking met ander departement

0

1.000

2.000

2.000

2.000

 

5. Afrekening SVB 2021

7.407

0

0

0

0

 

6. WKB herstel box 3

567

567

567

0

0

 

7. WKB uitgaven ivm Oekraïense ontheemden

7.777

9.333

0

0

0

 

8. AKW uitgaven ivm Oekraïense ontheemden

6.918

8.301

0

0

0

 

9. WKB verhoging WML

3.119

39.627

23.722

7.786

7.902

 

10. WKB intensivering

64.529

731.754

484.608

247.970

133.796

 

11. Verhoging AKW CN

0

600

600

600

600

 
       

Stand ontwerpbegroting 2023

6.817.663

7.662.279

7.425.834

7.165.473

7.037.133

7.024.456

  • 1. De loon- en prijsbijstelling 2022 is overgeheveld om de uitgaven op prijspeil 2022 te brengen.

  • 2. De verwerking van de meest recente raming van het CPB leidt tot een meevaller op de WKB, die zich concentreert in de jaren 2022 en 2023. Deze meevaller is het gevolg van de verdere daling van de werkloosheid en stijging van de huishoudinkomens. Deze factoren zorgen voor een lager recht op toeslagen.

  • 3. Er is sprake van een budgettair neutrale herschikking binnen de SZW-begroting.

  • 4. Er is een overboeking van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport voor de extra uitgaven WKB ten behoeve van mensen die vanwege huiselijk geweld in de noodopvang verblijven en een zelfstandige aanspraak op toeslagen krijgen (€ 1,0 miljoen in 2023 en vanaf 2024 € 2,0 miljoen).

  • 5. In 2021 is de AKW bevoorschot door de SVB, dit is € 7,4 miljoen te laag geweest.

  • 6. Met de herstelactie Box 3 wordt (een deel) van de verzamelinkomens van de groep bezwaarmakers naar beneden bijgesteld. Een lager verzamelinkomen kan een hoger recht op toeslagen met zich meebrengen. Deze mutatie betreft het verwachte effect van de herstelactie Box 3 op de uitgaven WKB (€ 0,6 miljoen 2022 t/m 2024).

  • 7. Deze uitgaven komen voort uit de toestroom van Oekraïense ontheemden. De ontheemden maken, indien zij werken, aanspraak op kindgebonden budget. De uitgaven zijn t/m tweede kwartaal 2023.

  • 8. Deze uitgaven komen voort uit de toestroom van Oekraïense ontheemden. De ontheemden maken, indien zij werken, aanspraak op kinderbijslag. De uitgaven zijn t/m tweede kwartaal 2023.

  • 9. De inkomensafbouwgrenzen in de WKB zijn gekoppeld aan het wettelijk minimumloon (WML). Zodoende zorgt de stijging van het WML in 2023 voor het opschuiven van de inkomensafbouwgrenzen in de WKB, waarmee ook de uitgaven aan de WKB toenemen (€ 3,1 miljoen in 2022).

  • 10. Om de koopkracht van gezinnen te verstevigen wordt de WKB in 2023 geïntensiveerd. Dit leidt tot meer uitgaven vanaf 2022 (voorschotten voor januari 2023 worden verstrekt in december 2022).

  • 11. Om de koopkracht te versterken op Caribisch Nederland wordt de kinderbijslag met 10 dollar extra verhoogd per 2023. Dit leidt tot meer uitgaven vanaf 2023.

Tabel 163 Ontvangsten beleidsartikel 10 (bedragen x € 1.000)
 

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Stand ontwerpbegroting 2022

188.276

183.997

180.941

179.854

179.111

 

Mutaties 2e Incidentele suppletoire begroting

‒ 744

‒ 372

0

0

0

 

Mutaties 1e suppletoire begroting 2022

17.675

35.573

23.640

14.205

13.868

 
       

Nieuwe mutaties:

      

1. Ramingsbijstelling WKB

‒ 47

7.795

6.165

5.597

3.132

 

2. Afrekening SVB 2021

820

0

0

0

0

 

3. Kwijtschelden schulden ex-partners

0

‒ 1.250

‒ 1.250

0

0

 
       

Stand ontwerpbegroting 2023

205.980

225.743

209.496

199.656

196.111

195.416

  • 1. De bijstelling op de ontvangsten heeft verschillende oorzaken. Enerzijds zorgt de loon- en prijsbijstelling 2022 tot hogere ontvangsten. Tegelijkertijd leidt de verwerking van de meest recente raming van het CPB tot lagere ontvangsten. Tot slot is de verwachting dat de hogere huishoudinkomens in 2022 tijdelijk kunnen leiden tot hogere ontvangsten in 2023-2025, omdat bij een deel van de huishoudens pas bij het definitief toekennen van de toeslagen zal blijken dat zij meer toeslag hebben ontvangen dan waar zij recht op hadden. Per saldo resteert een opwaartse mutatie van de ontvangsten.

  • 2. In 2021 is de WKB buitenland bevoorschot door de SVB, dit is € 0,8 miljoen te hoog geweest.

  • 3. De schulden van ex-partners van gedupeerden worden bij de hersteloperatie toeslagen kwijtgescholden. Hierdoor treedt een derving op ontvangsten WKB. De ontvangsten WKB zijn hierop bijgesteld (- € 1,3 miljoen in 2023 en 2024).

11. Uitvoering

Tabel 164 Uitgaven beleidsartikel 11 (bedragen x € 1.000)
 

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Stand ontwerpbegroting 2022

661.821

586.126

593.747

587.350

586.805

 

Mutaties Nota van Wijziging begroting 2022

4.000

‒ 300

‒ 670

‒ 810

‒ 830

 

Mutaties 1e Incidentele suppletoire begroting 2022

5.000

0

0

0

0

 

Mutaties 1e suppletoire begroting 2022

‒ 30.066

26.988

‒ 3.126

‒ 3.260

‒ 4.535

 
       

Nieuwe mutaties:

      

1. Loon- en prijsbijstelling 2022

17.767

21.264

21.576

21.361

21.341

 

2. Ramingsbijstelling UWV

0

‒ 1.152

‒ 1.165

‒ 720

‒ 499

 

3. Kasschuiven

‒ 3.999

3.409

1.490

‒ 900

0

 

4. Overboekingen met andere departementen

2.909

4.492

4.503

2.499

‒ 21

 

5. Budgettair neutrale herschikkingen

3.228

4.422

550

550

550

 

6. Afrekening UWV 2021

43.727

0

0

0

0

 

7. CA plan arbeidsmarktinfrastructuur

0

10.520

4.000

5.120

5.120

 

8. CA plan scholing WW

0

900

900

900

900

 

9. Middelen WAU

0

2.550

4.743

4.743

4.743

 

10. Overboekingen tussen premie en begroting

‒ 450

‒ 1.000

‒ 1.000

‒ 1.000

‒ 1.000

 

11. Uitvoeringskosten STAP

‒ 6.200

0

0

0

0

 

12. Ramingsbijstelling SVB

0

‒ 468

‒ 468

‒ 468

‒ 468

 
       

Stand ontwerpbegroting 2023

697.737

657.751

625.080

615.365

612.106

612.825

  • 1. De loon- en prijsbijstelling 2022 is overgeheveld om de uitgaven op prijspeil 2022 te brengen.

  • 2. De uitvoeringskosten voor UWV zijn bijgesteld naar aanleiding van wijzigingen in de ramingen van onder andere de Wajong en IOW. Het uitvoeringsbudget daalt hierdoor licht vanaf 2023.

  • 3. Om beter aan te sluiten bij het kasritme worden middelen van het Nationaal Groeifonds doorgeschoven van 2022 (- € 1,2 miljoen) naar 2023 en verder. Verder worden middelen van Stroomlijning Ketenbeslag Derdenbeslag doorgeschoven van 2022 (- € 3,0 miljoen) naar 2023.

  • 4. Er zijn 4 overboekingen met andere departementen. De grootste mutatie is de overboeking van het Nationaal Groeifonds voor Skills (uit te voeren door UWV) (€ 3,9 miljoen).

  • 5. Er is sprake van diverse budgettair neutrale herschikkingen binnen de SZW-begroting.

  • 6. Over 2021 zijn er diverse afrekeningen van uitvoeringskosten van regelingen die UWV uitvoert en die bevoorschot zijn aan UWV, de grootste afrekening zijn de uitvoeringskosten van de Wajong, deze was te laag bevoorschot (€ 37,6 miljoen).

  • 7. Van de in het coalitieakkoord opgenomen middelen voor arbeidsmarktinfrastructuur wordt in 2023 € 10,5 miljoen beschikbaar gesteld, aflopend naar € 5,1 miljoen in 2026.

  • 8. Van de in het coalitieakkoord opgenomen middelen voor scholing WW wordt vanaf 2023 € 0,9 miljoen structureel beschikbaar gesteld.

  • 9. Voor Werk Aan Uitvoering wordt aan de SVB in 2023 € 2,6 miljoen beschikbaar gesteld, oplopend naar € 4,7 miljoen structureel vanaf 2024.

  • 10. Er zijn diverse budgettair neutrale herschikkingen op artikel 11 tussen premie- en begrotingsgefinancierde budgetten.

  • 11. In 2022 zijn de kosten voor uitvoering STAP lager dan geraamd, het budget wordt met circa € 6 miljoen verlaagd.

  • 12. De uitvoeringskosten voor SVB zijn bijgesteld naar aanleiding van wijzigingen in de raming van bijdrage Basis Registratie Personen (BRP). Het uitvoeringsbudget daalt hierdoor licht vanaf 2023.

Tabel 165 Ontvangsten beleidsartikel 11 (bedragen x 1.000)
 

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Stand ontwerpbegroting 2022

0

0

0

0

0

 
       

Nieuwe mutaties:

      

1. Terugontvangst 2021 UWV

44.991

0

0

0

0

 

2. Terugontvangsten 2021 SVB

36.881

0

0

0

0

 
       

Stand ontwerpbegroting 2023

81.872

0

0

0

0

0

  • 1. Over 2021 zijn er diverse afrekeningen van de uitvoeringskosten van regelingen die UWV uitvoert en die bevoorschot zijn aan UWV, de grootste afrekening zijn de uitvoeringskosten crisisdienstverlening, deze was te hoog bevoorschot (€ 17,8 miljoen).

  • 2. Over 2021 zijn er diverse afrekeningen van de uitvoeringskosten van regelingen die de SVB uitvoert en die bevoorschot zijn aan de SVB, deze waren in totaal te hoog bevoorschot (€ 36,9 miljoen).

Tabel 166 Uitgaven premiegefinancierd artikel 11 (bedragen x € 1.000)
 

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Stand ontwerpbegroting 2022 reëel

2.017.799

2.052.368

2.086.140

2.109.761

2.117.403

 

Mutaties 1e suppletoire begroting 2022

‒ 29.672

‒ 6.493

‒ 47.858

‒ 65.112

‒ 55.733

 
       

Nieuwe mutaties:

      

1. Loon- en prijsbijstelling 2022

69.267

74.732

74.455

74.689

75.310

 

2. Overboekingen met ander departementen

‒ 1.369

‒ 19.820

‒ 19.820

‒ 19.820

‒ 19.820

 

3. Kasschuif

‒ 1.710

1.710

0

0

0

 

4. Ramingsbijstelling

0

25.911

14.729

26.226

34.713

 

5. WAU middelen

0

25.450

37.557

39.557

39.557

 

6. Overboeking tussen premie en begroting

700

1.000

1.000

1.000

1.000

 

7. Vrijval uitvoeringskosten

0

‒ 22.472

‒ 15.172

‒ 15.172

‒ 15.172

 

8. Dekking SMB

‒ 62.700

‒ 7.600

‒ 7.600

‒ 17.600

‒ 18.800

 

Stand ontwerpbegroting 2023 reëel

1.992.315

2.124.786

2.123.431

2.133.529

2.158.458

 
       

Stand ontwerpbegroting 2022 nominaal

52.127

104.704

160.650

218.587

275.604

 

Mutaties 1e suppletoire begroting 2022

20.500

43.324

66.707

89.299

114.234

 
       

Nieuwe mutaties:

      

9. Bijstellingen grondslag en indexatiepercentages

0

27.502

19.221

20.756

23.237

 

10. Overheveling loon- en prijsbijstelling 2022

‒ 72.627

‒ 74.732

‒ 74.455

‒ 74.689

‒ 75.310

 

Stand ontwerpbegroting 2023 nominaal

0

100.798

172.123

253.953

337.765

 
       

Stand ontwerpbegroting 2023

1.992.315

2.225.584

2.295.554

2.387.482

2.496.223

2.610.916

  • 1. De loon- en prijsbijstelling 2022 is overgeheveld om de uitgaven op prijspeil 2022 te brengen.

  • 2. Er zijn 6 overboekingen met andere departementen. De grootste overboeking is naar het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties voor de bijdrage centrale financiering van Generieke Digitale Infrastructuur (GDI) (- € 19,3 miljoen vanaf 2023 structureel).

  • 3. Om beter aan te sluiten bij het kasritme worden middelen voor Stroomlijning Ketenbeslag Derden doorgeschoven van 2022 (- € 1,7 miljoen) naar 2023. De uitgaven worden pas in 2023 gedaan.

  • 4. De uitvoeringskosten voor UWV zijn bijgesteld naar aanleiding van wijzigingen in de ramingen door volumeontwikkelingen van onder andere de WW en de ZW. Het uitvoeringsbudget stijgt hierdoor vanaf 2023.

  • 5. Voor Werk Aan Uitvoering wordt in 2023 € 25,5 miljoen beschikbaar gesteld, oplopend naar € 39,6 miljoen structureel vanaf 2025.

  • 6. Er zijn diverse budgettair neutrale herschikkingen op artikel 11 tussen premie- en begrotingsgefinancierde budgetten, ook is er een herschikking tussen artikel 11 premiegefinancierd en artikel 99 begrotingsgefinancierd.

  • 7. De uitvoeringskosten voor UWV zijn bijgesteld naar aanleiding van wijzigingen in de raming van bijdrage Basis Registratie Personen (BRP), Generieke Digitale Infrastructuur (GDI) en Wettelijke Minumum Loon (WML). Het uitvoeringsbudget daalt hierdoor in 2023 met ‒ € 22,5 miljoen.

  • 8. Betreft de dekking uit het budget van de uitvoeringskosten UWV van incidenteel € 135,0 miljoen, voor de tijdelijke maatregelen Sociaal Medisch Beoordelen (SMB) bij het UWV.

  • 9. Nominale ontwikkeling als gevolg van bovenstaande mutaties van de uitkeringen (grondslag) en als gevolg van aanpassing van de indexcijfers.

  • 10. Zie mutatie nummer 1.

12. Rijksbijdragen

Tabel 167 Uitgaven beleidsartikel 12 (bedragen x € 1.000)
 

2021

2022

2023

2024

2025

2026

Stand ontwerpbegroting 2022

22.837.601

23.067.420

23.515.402

24.455.463

25.455.914

 

Mutaties 1e suppletoire begroting 2022

‒ 2.567.500

‒ 1.021.800

‒ 1.178.800

‒ 1.334.800

‒ 1.489.600

 
       

Nieuwe mutaties:

      

1. Macromutaties

20.365

2.055.278

2.191.592

2.109.703

2.238.275

 

2. Afrekening UWV 2021

3.012

0

0

0

0

 
       

Stand ontwerpbegroting 2023

20.293.478

24.100.898

24.528.194

25.230.366

26.204.589

27.197.575

  • 1. De ramingen van de rijksbijdragen zijn op basis van uitvoeringsgegevens en van macro-economische gegevens van het CPB bijgesteld.

  • 2. Over 2021 zijn er diverse afrekeningen van regelingen die bevoorschot zijn door UWV, de grootste afrekening is van de programmakosten Zelfstandig en Zwanger (ZEZ) regeling (€ 1,8 miljoen).

Tabel 168 Ontvangsten beleidsartikel 12 (bedragen x € 1.000)
 

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Stand ontwerpbegroting 2022

0

0

0

0

0

 
       

Nieuwe mutaties:

      

1. Terugontvangsten UWV 2021

823

0

0

0

0

 
       

Stand ontwerpbegroting 2023

823

0

0

0

0

0

  • 1. Over 2021 zijn er diverse afrekeningen van regelingen die bevoorschot zijn door UWV, de grootste afrekening is van de uitvoeringskosten Zelfstandig en Zwanger (ZEZ) regeling (€ 0,7 miljoen).

13. Integratie en maatschappelijke samenhang

Tabel 169 Uitgaven beleidsartikel 13 (bedragen x € 1.000)
 

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Stand ontwerpbegroting 2022

373.769

320.793

284.441

261.600

257.358

 

Mutaties 1e suppletoire begroting 2022

46.154

51.292

41.392

36.731

33.235

 
       

Nieuwe mutaties:

      

1. Loon- en prijsbijstelling 2022

5.900

10.675

9.315

8.989

8.826

 

2. Overboekingen met ander departementen

‒ 36.634

1.186

2.626

1.845

1.845

 

3. Budgettair neutrale herschikkingen

525

0

0

0

0

 

4. Kasschuif

‒ 2.260

0

0

0

0

 

5. Middelen onderwijsroute

0

6.000

15.000

14.000

0

 

6. Bijstelling opdrachten

‒ 9.000

0

0

0

0

 
       

Stand ontwerpbegroting 2023

378.454

389.946

352.774

323.165

301.264

298.333

  • 1. De loon- en prijsbijstelling 2022 is overgeheveld om de uitgaven op prijspeil 2022 te brengen.

  • 2. Er zijn 11 overboekingen met andere departementen. De grootste mutatie is de overboeking van het Gemeentefonds voor de decentralisatie-uitkering maatschappelijke begeleiding (€ 35,0 miljoen).

  • 3. Er is sprake van diverse budgettair neutrale herschikkingen binnen de SZW-begroting.

  • 4. Om beter aan te sluiten bij het kasritme worden middelen van Werk aan Uitvoering (WAU) voor DUO doorgeschoven van 2022 (- € 2,3 miljoen) naar 2027.

  • 5. Er wordt aanvullend budget beschikbaar gesteld voor de onderwijsroute om de periode te overbruggen tot de onderwijsroute structureel is uitgewerkt.

  • 6. Het bedrag van € 9,0 miljoen komt dit jaar niet tot besteding. Daarom wordt dit ingeleverd.

Tabel 170 Ontvangsten beleidsartikel 13 (bedragen x € 1.000)
 

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Stand ontwerpbegroting 2022

1.000

1.000

1.000

1.000

1.000

 
       

Nieuwe mutaties:

      

1. Afrekening SVB 2021

383

0

0

0

0

 
       

Stand ontwerpbegroting 2023

1.383

1.000

1.000

1.000

1.000

1.000

  • 1. Deze mutatie volgt uit de afrekening met de SVB over 2021 betreffende de Remigratiewet (€ 0,4 miljoen).

96. Apparaat kerndepartement

Tabel 171 Uitgaven niet-beleidsartikel 96 (bedragen x € 1.000)
 

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Stand ontwerpbegroting 2022

473.679

458.227

452.386

447.761

444.002

 

Mutaties Nota van Wijziging begroting 2022

3.300

0

0

0

0

 

Mutaties 1e Incidentele suppletoire begroting 2022

3.300

0

0

0

0

 

Mutaties 1e suppletoire begroting 2022

6.011

15.059

15.405

7.745

6.126

 
       

Nieuwe mutaties:

      

1. Loon- en prijsbijstelling 2022

13.006

12.526

12.382

12.173

12.088

 

2. Overboekingen met andere departementen

669

‒ 3.567

‒ 3.567

‒ 3.819

‒ 3.973

 

3. Budgettair neutrale herschikkingen

10.327

2.215

1.632

1.122

947

 

4. Dienstverlening RSO

‒ 1.302

0

0

0

0

 

5. Middelen WAU

3.000

8.948

7.508

7.508

7.508

 

6. Middelen apparaat

0

5.000

5.000

4.973

4.520

 

7. Bestedingsplan

0

1.017

380

380

380

 

8. Herijking meerjarenbegroting uitvoering subsidies

‒ 3.700

‒ 900

0

0

2.200

 

9. Verwerking CAO RSO

0

3.079

4.279

4.279

4.279

 
       

Stand ontwerpbegroting 2023

508.290

501.604

495.405

482.122

478.077

476.563

  • 1. De loon- en prijsbijstelling 2022 is overgeheveld als compensatie voor het gestegen prijsniveau in 2022.

  • 2. Er zijn 14 overboekingen met andere departementen. De grootste mutatie is de overboeking naar het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties voor de bijdrage in de centrale financiering van Generieke Digitale Infrastructuur (GDI) (- € 4,0 miljoen vanaf 2023 structureel).

  • 3. Er is sprake van diverse budgettair neutrale herschikkingen binnen de SZW-begroting.

  • 4. De RSO verwacht in 2022 lagere uitgaven, die aan de opdrachtgevers worden teruggegeven door aanpassing van de declaraties. Zie bij de ontvangsten mutatie nummer 1.  

  • 5. Voor Werk Aan Uitvoering wordt in 2022 € 3,0 miljoen beschikbaar gesteld, oplopend naar € 7,5 miljoen structureel vanaf 2024.

  • 6. Voor apparaat kerndepartement wordt in 2023 € 5,0 miljoen beschikbaar gesteld voor werkzaamheden gerelateerd aan het coalitieakkoord, aflopend naar € 4,5 miljoen structureel vanaf 2026.

  • 7. Voor het bestedingsplan arbeidsmarktinfrastructuur wordt in 2023 € 1,0 miljoen beschikbaar gesteld, aflopend naar € 0,4 miljoen structureel vanaf 2024.

  • 8. De meerjarenbegroting uitvoering subsidies van de directie UVB is herijkt. Dit leidt tot een verlaging van de uitgaven en ontvangsten in 2022 en 2023 en een verhoging van de uitgaven en ontvangsten in 2026 en 2027, zie ook bij ontvangsten mutatie nummer 3.

  • 9. De nieuwe CAO per 1 april 2022 leidt voor de RSO met veel medewerkers in de lage lonen tot een stijging van de loonkosten. Deze stijging zal zeer waarschijnlijk leiden tot een stijging van het tarief waardoor de ontvangsten ook zullen stijgen en in overeenstemming zullen zijn met de uitgaven, zie ook bij ontvangsten mutatie nummer 4.

Tabel 172 Ontvangsten niet-beleidsartikel 96 (bedragen x € 1.000)
 

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Stand ontwerpbegroting 2022

79.893

79.910

78.459

79.159

75.759

 

Mutaties 1e suppletoire begroting 2022

1.358

1.358

1.358

1.358

1.358

 
       

Nieuwe mutaties:

      

1. Dienstverlening RSO

‒ 1.302

0

0

0

0

 

2. Herijking ontvangsten uitvoering subsidies

‒ 600

120

120

120

120

 

3. Herijking meerjarenbegroting uitvoering subsidies

‒ 3.700

‒ 900

0

0

2.200

 

4. Verwerking CAO RSO

0

3.079

4.279

4.279

4.279

 
       

Stand ontwerpbegroting 2023

75.649

83.567

84.216

84.916

83.716

83.916

  • 1. De RSO verwacht in 2022 lagere uitgaven, die aan de opdrachtgevers worden teruggegeven door aanpassing van de declaraties. Dit leidt tot een verlaging van de uitgaven en ontvangsten, zie bij de uitgaven mutatie nummer 5.  

  • 2. De meerjarenbegroting uitvoering subsidies van de directie UVB is herijkt. Dit leidt tot minder ontvangsten (- € 0,6 miljoen) in 2022 en meer ontvangsten in de jaren 2023 t/m 2027.

  • 3. De meerjarenbegroting uitvoering subsidies van de directie UVB is herijkt. Dit leidt tot een verlaging van de uitgaven en ontvangsten in 2022 en 2023 en een verhoging van de uitgaven en ontvangsten in 2026 en 2027, zie ook bij uitgaven mutatie nummer 9.

  • 4. De nieuwe CAO per 1 april 2022 leidt voor de RSO met veel medewerkers in de lage lonen tot een stijging van de loonkosten. Deze stijging zal zeer waarschijnlijk leiden tot een stijging van het tarief waardoor de ontvangsten ook zullen stijgen en in overeenstemming zullen zijn met de uitgaven, zie ook bij uitgaven mutatie nummer 9.

99. Nog onverdeeld

Tabel 173 Uitgaven niet-beleidsartikel 99 (bedragen x € 1.000)
 

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Stand ontwerpbegroting 2022

101.443

91.834

72.242

69.636

74.698

 

Mutaties Nota van Wijziging begroting 2022

40.000

0

0

0

0

 

Mutaties 1e Incidentele suppletoire begroting 2022

200.000

0

0

0

0

 

Mutaties 2e Incidentele suppletoire begroting 2022

‒ 195.600

0

0

0

0

 

Mutaties 1e suppletoire begroting 2022

15.344

76.138

105.124

101.404

122.108

 
       

Nieuwe mutaties:

      

1. Verdeling loon- en prijsbijstelling 2022

‒ 52.332

‒ 54.523

‒ 53.118

‒ 55.049

‒ 54.175

 

2. Budgettair neutrale herschikkingen

‒ 19.532

‒ 4.433

‒ 5.975

‒ 3.485

‒ 3.485

 

3. Diverse reserveringen/vrijval

‒ 25.140

154.102

133.916

60.572

75.905

 

4. Overboekingen met andere departementen

‒ 17.532

‒ 10.323

‒ 11.400

‒ 12.800

‒ 13.700

 

5. Overboeking tussen premie en begroting

‒ 250

0

0

0

0

 
       

Stand ontwerpbegroting 2023

46.401

252.795

240.789

160.278

201.351

189.749

  • 1. Toedeling van de loon- en prijsbijstelling 2022 naar de begrotingsartikelen om de budgetten op prijspeil 2022 te brengen.

  • 2. Er is sprake van diverse budgettair neutrale herschikkingen binnen de SZW-begroting.

  • 3. Er is sprake van diverse reserveringen die later overgeboekt worden naar het desbetreffende artikel, de grootste reservering is voor het gemeentelijke deel van de aanpak van armoede en schulden uit het coalitieakkoord.

  • 4. Er zijn 8 overboekingen met andere departementen. De grootste mutatie betreft een overboeking naar het Gemeentefonds voor de decentrale uitkering dichterbij dan je denkt (- € 16,7 miljoen).

  • 5. Er is een budgettair neutrale herschikking tussen artikel 99 en artikel 11 tussen premie- en begrotingsgefinancierde budgetten.

Bijlage 4: Moties en toezeggingen

Afgehandelde moties

Tabel 174 Overzicht van door de bewindspersonen afgehandelde moties, vergaderjaar 2014-2015

ID1

Omschrijving

Vindplaats

Stand van zaken

754

Motie-Vermey/Van Ojik over de toegankelijkheid van de kinderopvang voor zzp’ers

Kamerstukken II, 2014-2015, 34 000 XV, nr. 25

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 08-07-2021 (Kamerstukken II, 2020-2021, 31 066, nr. 871)

X Noot
1

Dit is een identificatienummer voor de administratie binnen het Ministerie van SZW.

Tabel 175 Overzicht van door de bewindspersonen afgehandelde moties, vergaderjaar 2016-2017

ID

Omschrijving

Vindplaats

Stand van zaken

1026

Motie-Gijs van Dijk/Jasper van Dijk over komen tot een socialere incasso

Kamerstukken II, 2016-2017, 24 515, nr. 393

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 12-07-2022 (Kamerstukken II, 2021-2022, 24 515, nr. 643)

Tabel 176 Overzicht van door de bewindspersonen afgehandelde moties, vergaderjaar 2018-2019

ID

Omschrijving

Vindplaats

Stand van zaken

1143

Motie-Wiersma c.s. over het monitoren van het gebruik van geboorteverlof met aandacht voor inkomensgroepen, lastendruk en belemmeringen

Kamerstukken II, 2018-2019, 34 967, nr. 17

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 11-05-2022 (Kamerstukken II, 2021-2022, 34 967, nr. 20)

1188

Motie-Van Weyenberg/Van Brenk over bevorderen van re-integratie van mensen met de diagnose kanker

Kamerstukken II, 2018-2019, 35 000 XV, nr. 60

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 23-11-2021 (Kamerstukken II, 2021-2022, 29 544, nr. 1083)

1269

Gewijzigde motie-Slootweg over een advies over een adequate dekking in het nieuwe stelsel

Kamerstukken II, 2018-2019, 34 996, nr. 7

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 30-03-2022 (Kamerstukken II, 2021-2022, 36 067, nr. 5)

Tabel 177 Overzicht van door de bewindspersonen afgehandelde moties, vergaderjaar 2019-2020

ID

Omschrijving

Vindplaats

Stand van zaken

1304

Motie-Palland over terugvordering van onterecht verstrekte uitkeringen

Kamerstukken II, 2019-2020, 17 050, nr. 584

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 12-08-2021 (Kamerstukken II, 2021-2022, 26 448, nr. 652)

1305

Motie-Wiersma over verbetervoorstellen voor het aan het licht brengen van ten onrechte verstrekte uitkeringen

Kamerstukken II, 2019-2020, 17 050, nr. 585

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 12-08-2021 (Kamerstukken II, 2021-2022, 26 448, nr. 652)

1307

Motie-Van Meenen/De Pater-Postma over een arbeidsmarktvisie voor de kinderopvang

Kamerstukken II, 2019-2020, 31 322, nr. 400

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 29-11-2021 (Kamerstukken II, 2021-2022, 31 322, nr. 400)

1312

Motie-Omtzigt/Bruins inzake dat de regering ook voornemens is nabetalingen in het buitenland te verrichten

Kamerstukken II, 2019-2020, 35 010, nr. 21

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 13-12-2021 (Kamerstukken II, 2021-2022, 35 010, nr. 26)

1359

Gewijzigde-motie Peters/ Jasper van Dijk over onderzoek naar de invoering van een uitzonderingsjaar

Kamerstukken II, 2019-2020, 35 300 XV, nr. 52

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 13-09-2021 (Kamerstukken II, 2021-2022, 24 515, nr. 610)

1429

Motie-Ester (ChristenUnie) c.s. over het voorkomen van negatieve gevolgen van de voorgenomen harmonisering

Kamerstukken I, 2019-2020, 35 213, nr. K

Afgehandeld met brief aan de Eerste Kamer d.d. 10-12-2021 (Kamerstukken I, 2021-2022, 35 213, nr. W)

1437

Motie-Van Weyenberg en Gijs van Dijk over de Europese wet- en regelgeving over tewerkstellingsvergunningen voor werknemers van buiten de EU

Kamerstukken II, 2019-2020, 35 359, nr. 12

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 22-11-2021 (Kamerstukken II, 2021-2022, 29 861, nr. 75)

1444

Motie-Van Brenk over beleid gericht op het begeleiden van werk naar werk en verkrijgen van werk

Kamerstukken II, 2019-2020, 35 420, nr. 54

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 06-07-2021 (Kamerstukken II, 2020-2021, 26 448, nr. 652)

1448

Motie-Özütok inzake verzoek regering te faciliteren dat het in Nederland toegepaste flankerend beleid op het tegengaan van armoede ook op Bonaire, Sint Eustatius en Saba wordt toegepast

Kamerstukken II, 2019-2020, 35 300 IV, nr. 59

Zoals eerder gemeld, wordt de motie telkens betrokken bij nieuw beleid. Dit gebeurt mede langs de lijn van de inzet van de middelen voor CN die op grond van het Coalitieakkoord beschikbaar zijn gesteld, conform kabinetsbesluitvorming d.d. 20 mei 2022. Hiermee is de motie afgedaan

1457

Motie-Van Meenen/Becker over betere controle op de kwaliteit van inburgeringscursussen

Kamerstukken II, 2019-2020, 35 483, nr. 45

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 18-10-2021 (Kamerstukken II, 2021-2022, 32 824, nr. 349)

1458

Motie-Van Meenen/Paternotte over inzetten van het ELIP-budget voor inburgeraars in de "ondertussen"-groep

Kamerstukken II, 2019-2020, 35 483, nr. 46

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 17-12-2021 (Kamerstukken II, 2021-2022, 32 824, nr. 351)

1461

Motie-Wörsdörfer over het ontwikkelen van kansrijke beleidsinterventies ter preventie van schulden

Kamerstukken II, 2019-2020, 24 515, nr. 534

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 12-07-2022 (Kamerstukken II, 2021-2022, 24 515, nr. 643)

1472

Gewijzigde motie-Gijs van Dijk/Van Weyenberg over afspraken over sectorale minimumtarieven voor zzp'ers

Kamerstukken II, 2019-2020, 31 311, nr. 224

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 08-07-2021 (Kamerstukken II, 2020-2021, 29 544, nr. 1071)

1479

Motie-Smeulders/Gijs van Dijk over de aanbeveling over een pensioenkompas onderdeel maken van het periodiek bestuurlijk overleg

Kamerstukken II, 2019-2020, 32 043, nr. 533

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 30-03-2022 (Kamerstukken II, 2021-2022, 36 067, nr. 5)

1481

Motie-Van Weyenberg over de uitgebreide wettelijke partnerdefinitie zo snel mogelijk wettelijk verankeren

Kamerstukken II, 2019-2020, 32 043, nr. 537

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 30-03-2022 (Kamerstukken II, 2021-2022, 36 067, nr. 5)

1488

Motie-Gijs van Dijk over onderzoek naar de mate waarin sancties in verhouding staan tot de verwijtbaarheid

Kamerstukken II, 2019-2020, 35 374, nr. 15

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 23-11-2021 (Kamerstukken II, 2021-2022, 17 050, nr. 601)

Tabel 178 Overzicht van door de bewindspersonen afgehandelde moties, vergaderjaar 2020-2021

ID

Omschrijving

Vindplaats

Stand van zaken

1493

Motie-lid Segers (CU) c.s. over een waarborgfonds dat garant staat voor saneringskredieten

Kamerstukken II, 2020-2021, 35 570, nr. 24

Afgedaan met bijeenkomst d.d. 8 december 2021. Op 8 december 2021 was de startbijeenkomst van het Waarborgfonds, in aanwezigheid van de NVVK, Schuldhulpmaatje, het Jongeren Perspectief Fonds, een aantal kredietbanken en onze staatssecretaris. Met het Waarborgfonds wordt het financieel risico dat gemeenten lopen bij het verstrekken van saneringskredieten gedekt. Op die manier wordt de inzet van saneringskredieten gestimuleerd.

1498

Gewijzigde motie-Van Brenk over voorkomen van coronabesmettingen in de werksituatie

Kamerstukken II, 2020-2021, 35 420, nr. 114

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 24-09-2021 (Kamerstukken II, 2021-2022, 25 883, nr. 419)

1502

Gewijzigde motie-Bruins/ Palland over monitoren of de gereserveerde middelen voor sw-bedrijven zich verhouden tot de instroom

Kamerstukken II, 2020-2021, 35 420, nr. 124

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 11-11-2021 (Kamerstukken II, 2021-2022, 35 644, nr. 14)

1505

Motie-Palland/Tielen over voorbereiden van deeltijd-WW of een variant hiervan

Kamerstukken II, 2020-2021, 35 420, nr. 130

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 23-11-2021 (Kamerstukken II, 2021-2022, 35 420, nr. 422)

1506

Motie-Palland c.s. over de situatie van grensondernemers monitoren

Kamerstukken II, 2020-2021, 35 420, nr. 132

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d.14-12-2021(Kamerstukken II, 2021-2022, 35 420, nr. 462)

1508

Motie-Van Weyenberg c.s. over het instellen van een commissie van wijzen die nogmaals nagaat of er een juridische grondslag gevonden kan worden

Kamerstukken II, 2020-2021, 29 389, nr. 103

Op 1 juli 2021 is het rapport van de adviescommissie verstuurd naar de Tweede Kamer (Kamerstukken II, 2020–2021, 20 361, nr. 197). Op 29 oktober 2021 is de voorlichting van de Raad van State over de oplossingen in het rapport naar de Tweede Kamer verstuurd (Kamerstukken II, 2021–2022, 20 361, nr. 201)

1509

Motie-Kuzu c.s. over een actieve rol in het informeren van alle ouderen over de AOW en AIO-rechten

Kamerstukken II, 2020-2021, 29 389, nr. 104

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 11-12-2020 (Kamerstukken II, 2020-2021, 26 448, nr. 641)

1510

Motie-Van Gerven/Van Kent over het laten bestaan van de koppeling tussen het minimumloon en de AOW-uitkering

Kamerstukken II, 2020-2021, 29 389, nr. 106

Afgedaan tijdens coalitieakkoord d.d. 15-12-2021

1516

Motie Smeulders/Gijs van Dijk over faciliteren van experimenten met pensioenopbouw door zelfstandigen

Kamerstukken II, 2020-2021, 35 555, nr. 12

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 30-03-2022 (Kamerstukken II, 2021-2022, 36 067, nr. 5)

1517

Motie Gijs van Dijk/Smeulders over een inventarisatie of mensen met een zwaar beroep daadwerkelijk eerder kunnen stoppen met werken

Kamerstukken II, 2020-2021, 35 555, nr. 13

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 14-07-2021 (Kamerstukken II, 2020-2021, 29 544, nr. 1072)

1518

Motie-Gijs van Dijk/Smeulders over de mogelijkheid voor werkgevers om gespaarde verlofdagen onder te brengen bij een derde partij

Kamerstukken II, 2020-2021, 35 555, nr. 14

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 15-03-2022 (Kamerstukken II, 2021-2022, 35 555, nr. 21)

1519

Motie-Nijkerken-de Haan over goede ondersteuning voor ouders bij wie sprake is van een tijdelijke Wlz-indicatie

Kamerstukken II, 2020-2021, 35 598, nr. 14

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 02-07-2021 (Kamerstukken II, 2020-2021, 31 322, nr. 434)

1528

Motie-Nijkerken-de Haan c.s. over financiering van loonkostensubsidie op basis van realisatie

Kamerstukken II, 2020-2021, 35 570 XV, nr. 32

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 18-10-2021 (Kamerstukken II, 2021-2022, 30 545, nr. 197)

1530

Motie-Nijkerken-de Haan c.s. over inzicht in knelpunten bij de inhuur van zzp'ers

Kamerstukken II, 2020-2021, 35 570 XV, nr. 34

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 20-09-2021 (Kamerstukken II, 2021-2022, 31 311, nr. 240)

1534

Motie-Renkema over de inzet van ervaringswerkers als het gaat om armoede

Kamerstukken II, 2020-2021, 35 570 XV, nr. 38

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 04-12-2021 (Kamerstukken II, 2020-2021, 24 515, nr. 574)

1535

Motie-Palland/Peters over de eerste effecten van de coronacrisis voor jongeren in kaart brengen

Kamerstukken II, 2020-2021, 46 570 XV, nr. 40

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 05-07-2021 (Kamerstukken II, 2020-2021, 35 883, nr. 1)

1537

Motie-Palland over de definitie van «zelfstandige» actualiseren en verduidelijken

Kamerstukken II, 2020-2021, 35 570 XV, nr. 42

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 20-09-2021 (Kamerstukken II, 2021-2022, 31 311, nr. 240)

1538

Motie-Palland/Peters over de toereikendheid van het sociaal minimum onderzoeken

Kamerstukken II, 2020-2021, 35 570 XV, nr. 43

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 22-03-2021 (Kamerstukken II, 2020–2021, 32 140 nr. 86)

1542

Motie-Peters/Jasper van Dijk over het monitoren van de financiële situatie van sw-bedrijven

Kamerstukken II, 2020-2021, 35 570, nr. 47

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 11-11-2021 (Kamerstukken II, 2021-2022, 35 644, nr. 14)

1544

Motie-Van Weyenberg/Jasper van Dijk over extra ondersteuning voor stichting C-support

Kamerstukken II, 2020-2021, 35 570 XV, nr. 55

Motie was al deels afgedaan met Kamerbrief van 25-06-2021 (Kamerstukken II, 2020-2021, 25 883, nr. 416). Op 20 september 2021 is ook de handreiking Long Covid in de brief van VWS (mede namens de Staatssecretaris SZW) afgedaan. De motie wordt daarmee als afgedaan beschouwd. (Kamerstukken II, 2021-2022, 25 295, nr. 1453)

1547

Motie-Van Beukering-Huijbregts c.s. over maatschappelijk verantwoorde incasso en deurwaardersactiviteiten

Kamerstukken II, 2020-2021, 35 570 XV, nr. 58

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 10-05-2021 (Kamerstukken II, 2021-2022, 24 515, nr. 612)

1548

Motie-Van Beukering-Huijbregts c.s. over een handreiking voor gemeenten over beschikbare instrumenten voor het bestrijden van kinderarmoede

Kamerstukken II, 2020-2021, 35 570 XV, nr. 59

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 12-07-2022 (Kamerstukken II, 2021-2022, 24 515, nr. 643)

1551

Gewijzigde motie-Gijs van Dijk c.s. over het starten van de werkgarantie per 1 december

Kamerstukken II, 2020-2021, 35 570 XV, nr. 79

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 20-09-2021 (Kamerstukken II, 2021-2022, 35 420, nr. 363)

1552

Motie-Gijs van Dijk/Bruins over uitbreiding van de noodstopprocedure voor boetes

Kamerstukken II, 2020-2021, 35 570 XV, nr. 63

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 12-07-2022 (Kamerstukken II, 2021-2022, 24 515, nr. 643)

1553

Motie-Bruins/Peters over uitbreiding van de no-riskpolis naar mensen met een langdurige bijstandsuitkering

Kamerstukken II, 2020-2021, 35 570 XV, nr. 65

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 12-07-2021 (Kamerstukken II, 2021-2022, 29 544, nr. 1069)

1556

Motie-Stoffer/Smeulders over een landelijk expertisecentrum voor rouwverwerking

Kamerstukken II, 2020-2021, 35 570 XV, nr. 68

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 31-05-2022 (Kamerstukken II, 2021-2022, 25 883, nr. 434)

1557

Motie-Kuzu c.s. over het informeren van mensen over inkomensondersteunende regelingen

Kamerstukken II, 2020-2021, 35 570 XV, nr. 70

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 12-07-2022 (Kamerstukken II, 2021-2022, 24 515, nr. 643)

1574

Motie-Van Kent over financiële afhankelijkheid van productiewerk in re-integratietrajecten

Kamerstukken II, 2020-2021, 35 644, nr. 5

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 03-05-2022 (Kamerstukken II, 2021-2022, 35 644, nr. 5)

1575

Motie-Slootweg/Van Kent over middelen om de tekorten bij sw-bedrijven eenmalig aan te vullen

Kamerstukken II, 2020-2021, 35 644, nr. 6

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 11-11-2021 (Kamerstukken II, 2021-2022, 35 644, nr 14)

1576

Motie-Bruins over opties uitwerken voor een begeleidingsbonus

Kamerstukken II, 2020-2021, 35 664, nr. 8

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 12-07-2021 (Kamerstukken II, 2021-2022, 35 644, nr. 12)

1578

Gewijzigde motie-Gijs van Dijk/Palland over steun voor grensondernemers

Kamerstukken II, 2020-2021, 35 669, nr. 7

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 14-12-2021 (Kamerstukken II, 2021-2022, 35 420 nr. 462

1581

Motie-Van Kent c.s. over vastgestelde termijnen voor re-integratietrajecten waar nodig verlengen

Kamerstukken II, 2020-2021, 35 669, nr. 13

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 13-04-2021 (Kamerstukken II, 2020-2021, 35 420, nr. 254)

1588

Motie-Palland over onderzoek naar de toepassing van werkerscoöperaties

Kamerstukken II, 2020-2021, 35 240, nr. 8

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 20-09-2021 (Kamerstukken II, 2021-2022, 31 311, nr. 240)

1602

Motie-Tielen over een routekaart met tijdplanning naar de Kamer sturen

Kamerstukken II, 2020-2021, 29 861, nr. 65

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 17-12-2021 (Kamerstukken II, 2021-2022, 29 861, nr. 77)

1603

Motie-Tielen over bezien hoe verloning onderdeel kan zijn van certificeringscriteria

Kamerstukken II, 2020-2021, 29 861, nr. 66

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 05-07-2022 (Kamerstukken II, 2021-2022, 29 861, nr. 92)

1605

Motie-Jasper van Dijk c.s. over een landelijke vrijstelling van giften voor mensen in de bijstand

Kamerstukken II, 2020-2021, 24 515, nr. 580

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 21-06-2022 (Kamerstukken II, 2021-2022, 34 352, nr. 54)

1607

Motie-Jasper van Dijk over het aanvullen van de jongerenuitkering tot een volwaardige uitkering

Kamerstukken II, 2020-2021, 24 515, nr. 583

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 21-06-2022 (Kamerstukken II, 2021-2022, 34 352, nr. 54)

1610

Motie-Renkema over een hervorming van de Participatiewet waarbij vertrouwen de basis is

Kamerstukken II, 2020-2021, 24 515, nr. 588

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 21-06-2021 (Kamerstukken II, 2021-2022, 34 352, nr. 54)

1611

Motie-Van Brenk/Peters over in gesprek gaan met de werkgroep bestaanszekerheid van KBO Brabant

Kamerstukken II, 2020-2021, 24 515, nr. 589

Gesprek tussen KBO-Brabant en ambtelijke delegatie BZK, SZW en VWS heeft plaatsgevonden op 8-6-2021. Er wordt verder geen actie ondernomen

1612

Motie-Peters/Bruins over het aanpassen van de Nadere regels kwijtschelding gemeentelijke en waterschapsbelastingen

Kamerstukken II, 2020-2021, 24 515, nr. 590

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 21-06-2021 (Kamerstukken II, 2020-2021, 24 515, nr. 605)

1614

Motie-Van Beukering-Huijbregts over het samenvoegen van het minnelijk traject en de Wsnp

Kamerstukken II, 2020-2021, 24 515, nr. 594

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 14-03-2022 (Kamerstukken II, 2021-2022, 24 515, nr. 615)

1616

Motie-Wörsdörfer over mogelijkheden en belemmeringen in kaart brengen voor werkgevers van mensen met schulden

Kamerstukken II, 2020-2021, 24 515, nr. 596

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 12-07-2022 (Kamerstukken II, 2021-2022, 24 515, nr. 643)

1617

Motie-Wörsdörfer over scenario’s voor kleine ondernemers die schuldeiser zijn

Kamerstukken II, 2020-2021, 24 515, nr. 597

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 14-03-2022 (Kamerstukken II, 2021-2022, 24 515, nr. 615)

1620

Gewijzigde motie-lid Asscher c.s. over bezien of nieuwe en gerichte steunmaatregelen nodig zijn SZW

Kamerstukken II, 2020-2021, 25 295, nr. 592

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 13-10-2020 (Kamerstukken II, 2020-2021, 25 295, nr. 596)

1622

Motie-Azarkan c.s. over onderzoek naar oversterfte onder mensen met een migratieachtergrond

Kamerstukken II, 2019-2020, 25 295, nr. 367

Motie is overdragen naar VWS

1626

Motie-Segers over waarborgen dat alle uitvoeringsorganisaties voldoende ruimte krijgen voor maatwerk en de menselijke maat

Kamerstukken II, 2020-2021, 28 362, nr. 52

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 04-07-2022 (Kamerstukken II, 2021-2022, 29 362, nr. 308)

1628

Motie-Van Baarle/Den Haan over geen verlaging van de capaciteitsinzet van het team arbeidsdiscriminatie bij de Inspectie SZW

Kamerstukken II, 2020-2021, 29 544, nr. 1048

Afgehandeld met de beantwoording van Kamervragen d.d. 01-06-2021 die door BZK naar de Tweede Kamer zijn gestuurd (Aanhangsel Handelingen 2020-2021, nr. 2987)

1629

Motie-Van Baarle/Den Haan over zwaardere straffen en hogere boetes bij het bestrijden van discriminatie en racisme

Kamerstukken II, 2020-2021, 29 544, nr. 1050

Afgehandeld met brief van BZK aan de Tweede Kamer d.d. 14-12-2021 (Kamerstukken II, 2021-2022,30 950, nr. 282)

1630

Motie-Van Baarle/Den Haan over hulpmiddelen voor een inclusieve werving en selectie door werkgevers

Kamerstukken II, 2020-2021, 29 544, nr. 1051

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 14-07-2022 (Kamerstukken II, 2021-2022, 29 544, nr. 1119)

1633

Motie-Tielen over onderzoek naar de ervaringen met regionale mobiliteitsteams

Kamerstukken II, 2020-2021, 29 544, nr. 1056

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 20-09-2021 (Kamerstukken II, 2021-2022, 35 420, nr. 363)

1634

Motie-Den Haan c.s. over arbeidsmarktbeleid op kwetsbare groepen richten

Kamerstukken II, 2020-2021, 29 544, nr. 1058

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 13-07-2021 (Kamerstukken II, 29 544, nr. 1070)

1636

Motie-Van Kent over het opvoeren van het aantal inspecties bij maaltijdbezorgers

Kamerstukken II, 2020-2021, 29 544, nr. 1060

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 02-05-2022 (Kamerstukken II, 25 883 en 29 544, nr. 431)

1638

Motie-Gijs van Dijk c.s. over het niet verrekenen van de min-uren van werknemers

Kamerstukken II, 2020-2021, 35 420, nr. 281

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 26-10-2021 (Kamerstukken II, 2021-2022, 35 420, nr. 413)

1639

Motie-Amhaouch/Palland over maatwerk voor zelfstandige ondernemers in de grensstreek

Kamerstukken II, 2020-2021, 35 420, nr. 295

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 14-12-2021 (Kamerstukken II, 2021-2022, 35 420, nr. 462)

1640

Motie-Amhaouch/Palland over verdere vermindering van de administratieve lasten van de NOW

Kamerstukken II, 2020-2021, 35 420, nr. 296

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 01-07-2021 (Kamerstukken II, 2021-2022, 35 420 nr. 344)

1641

Motie-Van Baarle/Simons over tijdelijk beleid tegen ongelijkheid op de arbeidsmarkt tussen Nederlanders met een migratieachtergrond en Nederlanders zonder migratieachtergrond

Kamerstukken II, 2020-2021, 35 420, nr. 300

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 17-11-2021 (Kamerstukken II, 2021-2022, 29 544, nr. 1081)

1642

Gewijzigde motie-Maatoug c.s. over gebruik maken van uitzonderingsmogelijkheden om de kostendelersnorm niet van toepassing te laten zijn in knellende gevallen

Kamerstukken II, 2020-2021, 35 420, nr. 297

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 28-09-2021(Kamerstukken II, 2021-2022, 2021Z16541)

1646

Motie-Wiersma over het tegengaan van misbruik van werkvergunningen en referentschap door statelijke actoren

Kamerstukken II, 2020-2021, 35 680, nr. 17

Motie is overgedragen aan J&V

1647

Motie-Palland over een tussenstap naar een deeltijd-WW-regeling

Kamerstukken II, 2020-2021, 35 830 XV, nr. 9

Conform de motie is de Tweede Kamer voor de begrotingsbehandeling SZW 2022 geïnformeerd over de verschillende varianten voor een structureel crisisinstrument. Daarmee is deze motie uitgevoerd

1649

Motie-Wuite c.s. over voorbereidingen om het minimumloon en uitkeringen in Caribisch Nederland te verhogen

Kamerstukken II 2020-2021, 35 420, nr. 330

Ten behoeve van politieke besluitvorming zijn relevante stakeholders in Caribisch Nederland geconsulteerd over de mogelijkheid en wenselijkheid om het wettelijk minimumloon (en daarmee impliciet de uitkeringen) per 1 januari 2022 te verhogen. Het ministerie heeft daarnaast ramingen opgesteld voor verschillende scenario’s. Deze motie is met de uitvoering van motie 1689 afgedaan

1651

Motie-Grinwis/Leijten over een telefoonnummer van een ter zake kundige medewerker op alle relevante brieven van overheidsinstanties

Kamerstukken II, 2020-2021, 35 510, nr. 73

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 04-07-2022 (Kamerstukken II, 2021-2022, 29 362, nr. 308)

1652

De gewijzigde motie-Van Baarle over een effectievere en zichtbaardere naming-and-shaming van onherroepelijk veroordeelde bedrijven

Kamerstukken II, 2020-2021, 29 544, nr. 1049

Afgehandeld met brief van BZK aan de Tweede Kamer d.d. 14-12-2021 (Kamerstukken II, 2021-2022, 30 950, nr. 282)

1653

Motie-Stoffer/Eerdmans over onderzoek naar een migratiequotum

Kamerstukken II, 2020-2021, 32 824, nr. 330

Motie is overgedragen aan BZ

1654

Motie-Pieter Heerma over lokale initiatieven voor maatschappelijke diensttijd

Kamerstukken II, 2020-2021, 32 824, nr. 331

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 22-12-2021 (Kamerstukken II, 2021-2022, 32 824, nr. 52)

1655

Motie-Belhaj over jongvolwassenen in het praktijkonderwijs hun leertraject laten afronden

Kamerstukken II, 2020-2021, 32 824, nr. 336

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 17-12-2021 (Kamerstukken II, 2021-2022, 32 824, nr. 351)

1657

Gewijzigde motie van het lid Van den Hil c.s. over de problemen in de financiële ondersteuning van ggz-patiënten na een dwangopname in kaart brengen (t.v.v. 35667-28)

Kamerstukken II, 2020-2021, 35 667, nr. 42

Bij de beantwoording van Kamervragen van de leden De Kort en Van den Hil (Kamerstukken II, 2020-2021, 2021D27161) heeft de minister aangegeven dat met de inwerkingtreding van het amendement Kwint (Kamerstukken II, 2020-2021, 35 667, nr. 37) waardoor personen bij gedwongen opname net als personen bij vrijwillige opname recht op algemene bijstand behouden, de problematiek zoals geschetst in de motie Van den Hil c.s. is verholpen. De wijziging van de Participatiewet is per 1 januari 2022 in werking getreden. Daarmee is het onderliggende probleem welke ten grondslag ligt aan de motie verholpen.

Tabel 179 Overzicht van door de bewindspersonen afgehandelde moties, vergaderjaar 2021-2022

ID

Omschrijving

Vindplaats

Stand van zaken

1659

Motie-Marijnissen/Segers over in Europees verband in gesprek gaan over regulering van arbeidsmigratie

Kamerstukken II, 2021-2022, 35 925, nr. 21

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 27-11-2021 (Kamerstukken II, 2021-2022, 29 861, nr. 75)

1662

Motie Dassen c.s. over plannen voor de 5,8 miljard euro uit het coronaherstelfonds voorbereiden

Kamerstukken II, 2021-2022, 35 925, nr. 41

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 01-11-2021 (Kamerstukken II, 2021-2022, 21501-07, nr. 1790)

1663

Motie-Den Haan c.s. over een methode ontwikkelen om periodiek inzicht te kunnen geven in demografische ontwikkelingen

Kamerstukken II, 2021-2022, 35 925, nr. 55

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 07-01-2022 (Kamerstukken II, 2021-2022, 35 925, nr. 142)

1664

Motie-Van der Staaij/Eerdmans over een analyse naar de gevolgen van de voorstellen van de Europese Commissie voor huishoudens, MKB-bedrijven en overheidsuitgaven

Kamerstukken II, 2021-2022, 35 925, nr. 49

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer door EZK d.d. 26 oktober 2021 (Kamerstukken II, 2021-2022, 32 813, nr. 905)

1665

Motie-Tielen/Ceder over het organiseren van een jaarlijkse Dag van de Uitvoering

Kamerstukken II, 2021-2022, 26 448, nr. 657

Eerste editie van de Dag van de Publieke Dienstverlening heeft plaatsgevonden op 23 juni 2022. Deze wordt geëvalueerd waarna voorbereidingen worden gestart voor de organisatie van de dag in 2023. Motie is daarmee afgedaan

1669

Motie-Den Haan over seniorenorganisaties nauwer betrekken bij de uitwerking van het pensioenakkoord

Kamerstukken II, 2021-2022, 32 043, nr. 564

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 30-03-2022 (Kamerstukken II, 2021-2022, 36 067, nr. 5)

1670

Gewijzigde motie-Gijs van Dijk/Maatoug over het toegankelijker maken van de regeling om eerder te stoppen met werken

Kamerstukken II, 2021-2022, 32 043, nr. 565

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 20-05-2022 (Kamerstukken II, 2021-2022, 25 883, nr. 433)

1671

Motie-Van Kent c.s. over de aanbevelingen van het Aanjaagteam bescherming arbeidsmigranten uitvoeren

Kamerstukken II, 2021-2022, 29 861, nr. 71

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 17-12-2021 (Kamerstukken II, 2021-2022, 29 861, nr. 77)

1673

Motie-Simons/Maatoug over het verbreden van de juridische definitie van «arbeidsuitbuiting»

Kamerstukken II, 2021-2022, 29 861, nr. 73

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer van J&V d.d. 17-11-2021 Voortgangsbrief programma Samen tegen mensenhandel (Kamerstukken II, 2021-2022,28 638, nr. 205)

1674

Motie-Maatoug (GL)/Grinwis (CU) over opties uitwerken voor een verbeterd vangnet voor zzp’ers

Kamerstukken II, 2021-2022, 35 420, nr. 378

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 12-11-2021 (Kamerstukken II, 2021-2022, 31 311, nr. 242)

1675

Motie-Grinwis (CU), de Jong (D66), Palland (CDA), Maatoug (GL), Aartsen (VVD), van Dijk (PvdA), van Kent (SP), Azarkan (DENK), van der Plas (BBB), Eerdmans (Ja21) over het gericht benaderen van kleine ondernemers over de eindafrekening van de loonsteun

Kamerstukken II, 2021-2022, 35 420, nr. 392

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 01-11-2021 (Kamerstukken II, 2021-2022, 35 420, nr. 417)

1676

Motie-Van Aartsen c.s. over een actieplan probleemschulden

Kamerstukken II, 2021-2022, 35 420, nr. 382

Afgehandeld met brief van Financiën aan de Tweede Kamer d.d. 11-10-2021 (Kamerstukken II, 2021-2022, 35 420, nr. 412)

1682

Motie-Van Gurp (GroenLinks) inzake hoger doorbetalingspercentage bij verlof

Kamerstukken I, 2021-2022, 35 613, nr. G

Afgehandeld met brief aan de Eerste Kamer d.d. 08-03-2022 (Kamerstukken I, 2021-2022, 35 613, nr. H)

1683

Motie-Kuzu dat bedrijven vaccinatieplicht niet kunnen opleggen als voorwaarde voor hun werknemers

Kamerstukken II, 2021-2022, 25 295, nr. 1441

Dit punt wordt betrokken bij de verdere behandeling van het CTB wetsvoorstel in een op dat moment daarvoor geschikte Kamerbrief. Uitgangspunt daarbij is dat vaccinatie altijd een vrijwillige persoonlijke keuze is. Deze motie hoeft verder niet behandeld te worden. Afgehandeld

1685

Motie-Kwint over de overheid zelf melding bij de SVB laten doen van de uithuisplaatsing van kinderen

Kamerstukken II, 2021-2022, 35 845, nr. 13

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 13-12-2021 (Kamerstukken II, 2021-2022, 35 925 XVI, nr. 161)

1688

Motie-Omtzigt c.s. over een commissie instellen die de normen voor het bestaansminimum vastlegt

Kamerstukken II, 2021-2022, 35 845, nr. 1687

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 12-07-2022 (Kamerstukken II, 2021-2022, 24 515, nr. 643)

1689

Motie-van het lid J. Wuite c.s. ter vervanging van die gedrukt onder nr. 12

Kamerstukken II, 2021-2022, 35 925, nr. 26

Deze motie is gestand gedaan met publicatie in de Staatscourant d.d. 13-12-2021 (Stcrt. 2021, nr. 47536) van Ministeriële Regeling van 16-11-2021, tot wijziging van bedragen en vaststelling van percentages en bedragen ten gevolge van de consumentenprijsindexcijfers voor 2022 voor Caribisch Nederland en tot vaststelling van de premiepercentages voor de werknemersverzekeringen en volksverzekeringen BES

1690

Motie-Gijs van Dijk c.s. over het indexeren van pensioenfondsen met een beleidsdekkingsgraad van 105%

Kamerstukken II, 2021-2022, 35 987, nr. 27

Afgehandeld met publicatie van AMvB in het Staatsblad (Stb. 2022, 211). Inwerkingtreding AMvB is per 1 juli 2022

1692

Gewijzigde motie-Belhaj c.s. over nieuwkomers die in het oude inburgeringsstelsel instromen maximaal laten profiteren van de voordelen van de Wet inburgering 2021

Kamerstukken II, 2021-2022, 35 925 XV, nr. 19

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 14-07-2022 (Kamerstukken II, 2021-2022, 32 824, nr. 365) in paragraaf 12 (ondersteuning inburgeraars Wi2013)

1694

Motie-Gijs van Dijk over verbetering van de arbeidsvoorwaarden voor NT2-docenten

Kamerstukken II, 2021-2022, 35 925 XV, nr. 18

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 04-07-2022 (Kamerstukken II, 2021-2022, 32 824, nr. 365)

1696

Motie-Kuiken c.s. over risicogericht toezicht op informeel onderwijs

Kamerstukken II, 2021-2022, 35 228, nr. 24

Motie is overgedragen aan OCW

1697

Motie-Van Toorenburg over signalen van kindermishandeling in het informele onderwijs oppakken

Kamerstukken II, 2021-2022, 35 228, nr. 28

Motie is overgedragen aan OCW

1699

Motie-Tielen/Palland over het inzichtelijk maken van de verschillen in de wig voor verschillende inkomensgroepen en contractvormen

Kamerstukken II, 2021-2022, 35 925 XV, nr. 42

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 24-06-2022 (Kamerstukken II, 2021-2022, 29 544, nr. 1111)

1705

Motie-Kat c.s. over in het Landelijk Platformoverleg Schuldenbewind bezien of de gestelde eisen aan bewindvoerders voldoende zijn

Kamerstukken II, 2021-2022, 35 925 XV, nr. 50

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 12-07-2022 (Kamerstukken II, 2021-2022, 24 515, nr. 643)

1706

Motie-Kat c.s. over de inzet van het adviesrecht door gemeentes bevorderen

Kamerstukken II, 2021-2022, 35 925 XV, nr. 51

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 12-07-2022 (Kamerstukken II, 2021-2022, 24 515, nr. 643)

1713

Motie-Ceder/Palland over een grotere rol voor sociaal ontwikkelbedrijven bij het aan het werk helpen van mensen die langs de kant staan

Kamerstukken II, 2021-2022, 25 925 XV, nr. 63

De motie is conform het dictum uitgevoerd. De motie is afgedaan met brief (SZW) d.d. 03-05-2022 (Kamerstukken II, 2021-2022, 35 644, nr. 15)

1714

Motie-Ceder c.s. over een landelijk schuldendashboard

Kamerstukken II, 2021-2022, 35 925 XV, nr. 64

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 12-07-2022 (Kamerstukken II, 2021-2022, 24 515, nr. 643)

1715

Motie-Ceder c.s. over het borgen van de kennis, expertise en infrastructuur van de Ambachtsacademie

Kamerstukken II, 2021-2022, 35 925 XV, nr. 65

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 13-04-2022 (Kamerstukken II, 2021-2022, 30 012, nr. 143)

1717

Motie-Van Baarle over acties uit het Actieplan arbeidsmarktdiscriminatie doorzetten

Kamerstukken II, 2021-2022, 35 925 XV, nr. 66

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 01-03-2022 (Kamerstukken II, 2021-2022, 35 673, nr. 8)

1719

Motie-Den Haan c.s. over belemmeringen voor mensen met een WW-uitkering wegnemen zodat zij vrijwilligerswerk in de zorg kunnen doen

Kamerstukken II, 2021-2022, 35 925 XV, nr. 70

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 12-04-2022 (Kamerstukken II, 2021-2022, 31 765, 25 295, nr. 637)

1721

Motie-Marijnissen over maatregelen uitwerken die de vermogensongelijkheid verkleinen

Kamerstukken II, 2021-2022, 35 788, nr. 122

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 15-07-2022 met verzending van het IBO Vermogensverdeling door Financiën aan de Kamer (Kamerstukken II, 2021-2022, 35 925 IX, nr. 38)

1722

Motie-Marijnissen over voorstellen om koopkrachtvooruitgang voor gepensioneerden te realiseren

Kamerstukken II, 2021-2022, 35 788, nr. 124

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 17-06-2022 (Kamerstukken II, 2021-2022, 29 544, nr. 1109)

1723

Motie-Paternotte en Pieter Heerma over een aanpak tegen arbeidsmarkttekorten voor de sectoren wonen, zorg, onderwijs, klimaat, (internationale) veiligheid en kinderopvang

Kamerstukken II, 2021-2022, 35 788, nr. 128

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 11-07-2022 (Kamerstukken II, 2021-2022, 29 544, nr. 1116)

1724

Motie-Pieter Heerma c.s. over voorstellen om de koopkracht voor groepen die erop achteruit dreigen te gaan te verbeteren

Kamerstukken II, 2021-2022, 35 788, nr. 133

Is afgedaan in de Voorjaarsnota die door Financiën naar de Kamer is gestuurd (Kamerstukken II, 2021-2022, 36 120, nr. 1)

1726

Motie-Den Haan c.s. over een inventarisatie hoe wordt gezorgd dat ook gepensioneerden er in koopkracht niet op achteruit gaan

Kamerstukken II, 2021-2022, 35 788, nr. 150

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 17-06-2022 (Kamerstukken II, 2021-2022, 29 544, nr. 1109)

1728

Motie-Tielen c.s. over de doelstellingen van het coronabeleid zo verbreden dat het beleid gericht blijft op de samenleving in haar geheel

Kamerstukken II, 2021-2022, 25 295, nr. 1719

Afgehandeld met de VWS/SZW-brief aan de Tweede Kamer d.d. 01-04-2022 (Kamerstukken II, 2021-2022, 25 295, nr. 1827)

1729

Motie-Bikker c.s. over een gesprek met gemeenten, sociale partners en het maatschappelijk middenveld over perspectief voor de lange termijn

Kamerstukken II, 2021-2022, 25 295, nr. 1728

Afgehandeld met de VWS/SZW-brief aan de Tweede Kamer d.d. 01-04-2022 (Kamerstukken II, 2021-2022, 25 295, nr. 1827)

1731

Motie-Faber-Van de Klakhorst c.s. de AOW-uitkering niet te ontkoppelen van het minimumloon, zodat bij de verhoging van het minimumloon óók de AOW uitkering in gelijke mate verhoogd wordt

Kamerstukken I, 2021-2022, 35 788, nr. D

Is afgedaan in de Voorjaarsnota die door Financiën naar de Kamer is verstuurd (Kamerstukken II, 2021-2022, 36 120, nr. 1)

1732

Motie-Van Rooijen c.s. constaterende dat de koppeling tussen het minimumloon en de AOW in het coalitieakkoord wordt losgelaten; verzoekt de regering om de AOW te blijven koppelen aan de voorgenomen extra stijging van het minimumloon

Kamerstukken I, 2021-2022, 35 788, nr. E

Antwoord is meegenomen in de Voorjaarsnota die verzonden is door Financiën (Kamerstukken II, 2021-2022, 36 120, nr. 1)

1733

Motie-Van der Linden c.s. verzoekt de regering de AOW evenveel te laten meestijgen met het minimumloon en de bijstand

Kamerstukken I, 2021-2022, 35 788, nr. G

Is meegenomen in de Voorjaarsnota die is verstuurd door Financiën (Kamerstukken II, 2021-2022, 36 120, nr. 1)

1734

Motie-Schalk c.s. verzoekt de regering het wetsvoorstel 35845 over het Niet-indexeren basiskinderbijslagbedrag over de jaren 2022, 2023 en deel over 2024 of totdat de beoogde dekking is gerealiseerd, in te trekken

Kamerstukken I, 2021-2022, 35 788, nr. P

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 30-05-2022 (Kamerstukken II, 2021-2022, 35 845, nr. F)

1737

Motie-Nijboer/Maatoug over de energiecompensatie voor 1 april uitkeren

Kamerstukken II, 2021-2022, 35 925 XV, nr. 95

Het wetsvoorstel dat de uitkering mogelijk maakt is 15 maart ingediend bij de Tweede Kamer. De minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen staat gemeenten toe al uit te keren. Afgehandeld met brief (SZW) d.d. 15-03-2022 (Kamerstukken II, 2021-2022, 36 057, nr. 5)

1738

Motie-Nijboer over een nationaal actieplan om mensen aan duurzaam en fatsoenlijk betaald werk te helpen

Kamerstukken II, 2021-2022, 35 925 XV, nr. 96

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 11-07-2022 (Kamerstukken II, 2021-2022, 29 544, nr. 1116)

1740

Nader gewijzigde motie-Den Haan over burgers en deelnemers laagdrempelige informatie verstrekken over de nieuwe Pensioenwet

Kamerstukken II, 2021-2022, 35 925 XV, nr. 99

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 30-03-2022 (Kamerstukken II, 2021-2022, 36 067, nr. 5)

1742

Motie-Van Beukering-Huijbregts over voor 1 juli duidelijkheid over de mogelijkheid om voltijdsbonussen in cao's op te nemen

Kamerstukken II, 2021-2022, 35 925 XV, nr. 1105

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 11-07-2022 (Kamerstukken II, 2021-2022, 29 544, nr. 1116)

1750

Nader gewijzigde motie-Kathmann/Maatoug over met plannen komen om voldoende banen voor mensen met een arbeidsbeperking te realiseren

Kamerstukken II, 2021-2022, 34 352, nr. 237

De Tweede Kamer is op 07-07-2022 geïnformeerd over de uitkomst van de gesprekken met BZK en OCW (Kamerstukken II, 2021-2022, 34 352, nr. 255)

1751

Motie-Podt/Maatoug over het betrekken van lessen van de lopende pilots bij de verkenning van de Participatiewet

Kamerstukken II, 2021-2022, 34 352, nr. 238

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 21-06-2022 (Kamerstukken II, 2021-2022, 34 352, nr. 54)

1757

Motie-Tony van Dijck over nieuw overleg met de VNG om te voorkomen dat de uitvoering van de eenmalige energietoeslag in het gedrang komt

Kamerstukken II, 2021-2022, 35 925 XV, nr. 1223

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 19-05-2022 (Kamerstukken II, 2021-2022, 24 515, 36 057, nr. 8)

1758

Motie-Grinwis/Van Weyenberg over overleg met gemeenten om knelpunten te inventariseren bij de uitkering van de eenmalige tegemoetkoming

Kamerstukken II, 2021-2022, 35 925 XV, nr. 123

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 28-04-2022 (Kamerstukken II, 2021-2022, 35 925 XV, nr. 151)

1759

Motie-Van Weyenberg/Grinwis over het op korte termijn verruimen van de subsidievoorwaarden

Kamerstukken II, 2021-2022, 35 925 XV, nr. 124

Motie is overgedragen aan BZK

1761

Motie-Azarkan over de ACM laten monitoren of energie- en benzineprijzen in de toekomst weer dalen naar het eerdere niveau

Kamerstukken II, 2021-2022, 35 925 XV, nr. 126

Motie is overgedragen aan EZK

1762

Motie-Azarkan over monitoren hoe het verschil in brandstofprijzen zich ontwikkelt

Kamerstukken II, 2021-2022, 35 925 XV, nr. 127

Motie is overgedragen aan Financiën

1763

Motie-Inge van Dijk/Grinwis over zo snel mogelijk via diverse landelijke mediakanalen communiceren van een overzicht van de bestaande ondersteunende regelingen

Kamerstukken II, 2021-2022, 35 925 XV, nr. 131

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 12-07-2022 (Kamerstukken II, 2021-2022, 24 515, nr. 643)

1764

Gewijzigde motie-Heinen/Inge van Dijk over bij het belastingplan 2023 bezien of de onbelaste reiskostenvergoeding eerder kan worden verhoogd

Kamerstukken II, 2021-2022, 35 925 XV, nr. 133

Motie is overgedragen aan Financiën

1765

Gewijzigde motie-Van Raan c.s. over een gesprek met energieleveranciers over hoe kan worden omgegaan met energieschulden

Kamerstukken II, 2021-2022, 35 925 XV, nr. 135

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 12-07-2022 (Kamerstukken II, 2021-2022, 24 515, nr. 643)

1766

Motie-Den Haan c.s. over zo veel mogelijk huishoudens die aanvullende maatregelen nodig hebben proactief benaderen

Kamerstukken II, 2021-2022, 35 925 XV, nr. 137

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 12-07-2022 (Kamerstukken II, 2021-2022, 24 515, nr. 643)

1772

Gewijzigde motie-Léon de Jong over geen negatieve financiële gevolgen door het ontvangen van energietoeslag

Kamerstukken II, 2021-2022, 24 515, nr. 623

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 19-05-2022 (Kamerstukken II, 24 515, 36 057, nr. 8)

1773

Motie-Kathmann over gemeenten oproepen om het Kwaliteitskader schuldhulpverlening voortvarend en breed toe te passen

Kamerstukken II, 2021-2022, 24 515, nr. 625

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 12-07-2022 (Kamerstukken II, 2021-2022, 24 515, nr. 643)

1774

Motie-Kat/Ceder over het faciliteren en stimuleren dat alle gemeenten zich aansluiten bij de nationale schuldhulproute en werken met saneringskredieten

Kamerstukken II, 2021-2022, 24 515, nr. 628

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 12-07-2022 (Kamerstukken II, 2021-2022, 24 515, nr. 643)

1775

Motie-Kat/Ceder over jongvolwassenen informeren over de financiële verantwoordelijkheden die horen bij volwassenheid

Kamerstukken II, 2021-2022, 24 515, nr. 629

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 12-07-2022 (Kamerstukken II, 2021-2022, 24 515, nr. 643)

1776

Motie-Palland c.s. over onderzoek naar landelijke invoering van de schuldpauzeknop

Kamerstukken II, 2021-2022, 24 515, nr. 631

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 12-07-2022 (Kamerstukken II, 2021-2022, 24 515, nr. 643)

1777

Motie-Ceder/Kat over een gecombineerde aanpak armoede en gezondheid bij schuldenproblematiek

Kamerstukken II, 2021-2022, 24 515, nr. 637

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 12-07-2022 (Kamerstukken II, 2021-2022, 24 515, nr. 643)

1779

Motie-Den Haan over pensioenfondsen vragen te indexeren waar dat kan

Kamerstukken II, 2021-2022, 32 043, nr. 578

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 16-05-2022 (Kamerstukken II, 2021-2022, 32 043, nr. 586)

1791

Motie-Palland over zorgen dat ouderparticipatiecrèches in het nieuwe stelsel kunnen voortbestaan

Kamerstukken II, 2021-2022, 31 322, nr. 453

Opc's zullen in het nieuwe stelsel mogelijk blijven. Daarvoor is geen aparte wijziging in wet- of regelgeving nodig. Hierop hoeft dus geen verdere actie te worden ondernomen

1798

Motie-Van Esch over gezondheidsbescherming en -bevordering opnemen in de adviezen van het MIT

Kamerstukken II, 2021-2022, 25 295, nr. 1912

Motie is afgedaan met mail aan Jolande Sap (kwartiermaker Maatschappelijk Impact Team) op 8 juli 2022

Lopende moties

Tabel 180 Overzicht van door de bewindspersonen nog af te handelen moties, vergaderjaar 2014-2015

ID

Omschrijving

Vindplaats

Stand van zaken

771

Motie-Van Ojik/Kerstens over het eventueel verhogen van de heffing

Kamerstukken II, 2014-2015, 33 981, nr. 40

Deze motie vraagt de heffing te verhogen als werkgevers ervoor kiezen de heffing te betalen in plaats van meer mensen met een beperking in dienst te nemen. Het wetsvoorstel Vereenvoudiging Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperking is in voorbereiding. Door de plannen om het systeem van de banenafspraak te vereenvoudigen is deze motie naar alle waarschijnlijkheid niet opportuun. Als de uitwerking van het nieuwe systeem in wetgeving is opgenomen, wordt de afhandeling van deze motie nader overwogen. Planning: 4e kwartaal 2024

785

Motie-Elzinga (SP) c.s. inzake evaluatie van de wet twee jaar na de inwerkingtreding van quotumheffing

Kamerstukken I, 2014-2015, 33 981, nr. F

De quotumregeling is vanaf 1 januari 2018 voor de overheidswerkgevers geactiveerd. 2018 is een overgangsjaar, omdat het kabinet heeft besloten om over de eventuele quotumtekorten over 2018 geen heffing op te leggen aan de werkgevers die niet de afgesproken aantallen hebben gehaald. Vanwege de plannen om het systeem van de banenafspraak te vereenvoudigen, is op 1 januari 2020 de wetswijziging voor deactivering en uitstel quotumheffing in werking getreden. De quotumheffing wordt daarin opgeschort tot 1 januari 2022. Als de uitwerking van het nieuwe systeem duidelijk is en in wetgeving is opgenomen, de afhandeling van de motie nader overwegen. Planning: 4e kwartaal 2024

Tabel 181 Overzicht van door de bewindspersonen nog af te handelen moties, vergaderjaar 2015-2016

ID

Omschrijving

Vindplaats

Stand van zaken

869

Motie-Nijkerken-de Haan/ Kerstens om de resterende financiële middelen mobiliteitsbonus vanaf 2021 specifiek aan te wenden voor de doelgroep in de vorm van een bonus/korting voor de werkgever

Kamerstukken II, 2015-2016, 34 194, nr. 17

Bij Koninklijk Besluit van 13 oktober 2020 (Stb. 2020, 377) is de einddatum van 1 januari 2021 geschrapt waardoor het LKV banenafspraak na die datum blijft doorlopen. De Tweede Kamer is hierover geïnformeerd bij brief van 2 juli 2020 over de resultaten wet banenafspraak 2019 (Kamerstukken II, 2019-2020, 34 352, nr. 196). In het wetsvoorstel Breed Offensief wordt de grondslag van de horizonbepaling geschrapt. Dit wetsvoorstel is aangenomen door de Tweede Kamer. Zie ook toezegging 3413. De planning van het schrappen van de horizonbepaling is afhankelijk van de behandeling van het wetsvoorstel Breed Offensief in de Eerste Kamer in de tweede helft van 2022

Tabel 182 Overzicht van door de bewindspersonen nog af te handelen moties, vergaderjaar 2017-2018

ID

Omschrijving

Vindplaats

Stand van zaken

1040

Motie-Wiersma c.s. over een woonlandbeginsel voor de gezinsbijslagen

Kamerstukken II, 2017-2018, 21 501-31, nr. 469

De EPSCO Raad van 21 juni 2018 is een algemene oriëntatie over de herziening van Verordening 883/2004 overeengekomen. Indexatie van gezinsbijslagen of alternatieven daarvoor vormden geen onderdeel van deze algemene oriëntatie vanwege grote bezwaren hiertegen van de huidige Europese Commissie en een meerderheid van de lidstaten. Nederland heeft tegen de algemene oriëntatie gestemd. Nederland heeft samen met Denemarken, Duitsland, Oostenrijk en Ierland een brief over het belang van indexatie van gezinsbijslagen gezonden aan het voorzitterschap, de Europese Commissie en aan alle lidstaten. Op dit moment (30-06-2021) is de herziening van Verordening 883/2004 in de triloogfase. Indexatie van gezinsbijslagen vormt geen onderdeel van de besprekingen

1063

Motie-Strik overwegende, dat het kabinet zegt in te zetten op een inclusieve samenleving en dat onder meer vertaalt in maatregelen om de arbeidsparticipatie te verbeteren van mensen met een beperking, arbeidsongeschikten en Wajongers

Kamerstukken I, 2017-2018, 34 775, nr. G

De motie vraagt om een evaluatie (te houden binnen maximaal drie jaar) naar de inkomenseffecten en arbeidsparticipatie van vier maatregelen uit het regeerakkoord van 2017. De eerste twee maatregelen zijn geschrapt (Kamerstukken I, 2018-2019, 34 775, AK; Kamerstukken II, 2018-2019, 32 716, nr. 37). De vierde maatregel ging 2018 inwerking en de derde op 1 januari 2020. Binnen drie jaar na inwerkingtreding van de laatste maatregel betekent in dit geval dat we de evaluatie in 2022 houden. SZW is met UWV in gesprek over het evalueren van maatregel 3 en maatregel 4 en over de mogelijkheden van onderzoeken. De verwachting is de Kamer hier eind 2022 of begin 2023 over te informeren

Tabel 183 Overzicht van door de bewindspersonen nog af te handelen moties, vergaderjaar 2018-2019

ID

Omschrijving

Vindplaats

Stand van zaken

1148

Motie-Nijkerken-de Haan c.s. over opheffen van het onderscheid tussen markt en overheid

Kamerstukken II, 2018-2019, 34 352, nr. 126

Op 1 januari 2020 is de wetswijziging voor deactivering en uitstel quotumheffing in werking getreden. De quotumheffing wordt daarin opgeschort tot 1 januari 2022. In de Kamerbrief van juli 2022 is opgenomen dat de minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen met betrokkenen in gesprek is gegaan over de toekomst banenafspraak. In deze brief is ook opgenomen dat er een besluit zal worden genomen over het wetsvoorstel vereenvoudigde banenafspraak wanneer de uitvoeringstoetsen geactualiseerd zijn. Het opheffen van het onderscheid tussen markt en overheid is onderdeel van dit wetsvoorstel. Planning: eind 2022

1159

Motie-Ziengs/Stoffer over een eenvoudiger certificering voor bedrijven

Kamerstukken II, 2018-2019, 34 675, nr. 19

Stand van zaken is aan de Kamer meegedeeld in brief van I&W van 1 februari 2021; wanneer de wijzigingen van de Arboregelgeving zijn gepubliceerd, zal worden vastgesteld in hoeverre een toegespitst certificaat kan bijdragen aan de asbestdakenopgave. Motie is daarmee nog niet afgedaan omdat regelgeving op dit vlak nog moet worden aangepast; dit vindt naar verwachting eerst in de loop van 2023 plaats

1217

Motie-Kuzu over de uitwerking van de maatregel voor uitbreiding van de ketenregeling

Kamerstukken II, 2018-2019, 35 074, nr. 48

Planning: brief naar de Tweede Kamer na de zomer van 2022

1220

Motie-Bruins/Pieter Heerma over overleg met sociale partners over één laagdrempelige calamiteitenregeling

Kamerstukken II, 2018-2019, 35 074, nr. 52

In het coalitieakkoord is een deeltijd-WW regeling opgenomen. Deze regeling kent naar verwachting samenloop met de calamiteitenregeling qua doelstelling en doelgroep. We bezien wat dit betekent voor de implementatie van de calamiteitenregeling

1233

Motie–Gijs van Dijk over omlaag krijgen van het aantal afwijkende medische oordelen

Kamerstukken II, 2018-2019, 29 544, nr. 889

Het wetsvoorstel waarbij het medisch advies van de bedrijfsarts over de belastbaarheid van de zieke werknemer leidend wordt bij de RIV-toets door UWV is begin oktober 2020 naar de Tweede Kamer gestuurd. De Kamer heeft het wetsvoorstel op 2 februari 2021 controversieel verklaard

1245

Gewijzigde motie-Renkema/Van Weyenberg over een externe evaluatie

Kamerstukken II, 2018-2019, 25 834, nr. 159

De minister heeft in het Commissiedebat van 24 juni 2021 aangegeven de externe evaluatie van het asbeststelsel een half jaar na ingang van de regelgeving, naar verwachting in 2023, te willen uitvoeren

1262

Motie-Wiersma/Heerema over de Handreiking Taakdelegatie UWV herzien

Kamerstukken II, 2018-2019, 29 544, nr. 905

In de Kamerbrief van 9 april 2021 (Kamerstukken II, 2020-2021, 26 448, nr. 645) is aangegeven dat de NVVG het voortouw neemt in de ontwikkeling van een ‘Handreiking Taakdelegatie in het publieke domein’. Waar nodig zal UWV het eigen professioneel en juridisch kader voor het werken met taakdelegatie hierna herzien, verduidelijken en uitbreiden, waarmee uitvoering wordt gegeven aan de motie. In de WIA-brief inzake Sociaal medische beoordelen/hardheden die in de zomer 2022 wordt verstuurd, wordt de Kamer geïnformeerd over de voortgang. Planning brief Tweede Kamer: 3e kwartaal 2022 vóór Prinsjesdag

1288

Motie-Van Hul inzake een doelstelling voor een leven lang ontwikkelen voor mensen met flexcontracten

Kamerstukken II, 2018-2019, 30 012, nr. 114

Planning: brief naar de Tweede Kamer na de zomer van 2022

Tabel 184 Overzicht van door de bewindspersonen nog af te handelen moties, vergaderjaar 2019-2020

ID

Omschrijving

Vindplaats

Stand van zaken

1349

Motie-Tielen over opdrachtgevers rechtszekerheid bieden bij het inhuren van een zelfstandige opdrachtnemer

Kamerstukken II, 2019-2020, 25 300 XV, nr. 48

Op 20-09-2021 is er voortgang gemeld over deze motie in de Zevende Voortgangsbrief werken als zelfstandige (Kamerstukken II, 2021-2022, 31 311, nr. 240). De motie is daarmee gedeeltelijk afgedaan. Planning: wordt meegenomen in de volgende Voortgangsbrief werken als zelfstandige, eind van het jaar 2022 naar de Tweede Kamer

1350

Motie-Tielen over vernieuwende initiatieven in de bestaande ondersteuning voor een leven lang leren

Kamerstukken II, 2019-2020, 35 300 XV, nr. 39

Planning: brief naar de Tweede Kamer na de zomer van 2022

1371

Motie-Van Brenk/Van Kooten-Arissen over jobcoaching en re-integratiedienstverlening beter op elkaar afstemmen

Kamerstukken II, 2019-2020, 35 300 XV, nr. 69

Een onderzoek naar de rol van jobcoaching bij dreigende baanbeëindiging is nagenoeg afgerond. In de eerste helft van 2022 heeft UWV het onderzoek naar bijdrage van jobcoaching bij dreigende baanbeëindiging afgerond. UWV ontwikkelt op basis van de opgedane inzichten een structurele en integrale verbeteraanpak voor externe jobcoaching. De Tweede Kamer is bij de Stand van de uitvoering (Kamerstukken II, 2021-2022, 26 448, nr. 682) hierover geïnformeerd

1386

Motie-Palland/Smeulders over de toepassing van de WAS uitbreiden naar de sector personenvervoer

Kamerstukken II, 2019-2020, 29 544, nr. 971

Planning: brief naar de Tweede Kamer in oktober 2022

1387

Motie-Smeulders/Palland over verbetering van de mogelijkheden voor werknemersorganisaties in het kader van de WAS

Kamerstukken II, 2019-2020, 29 544, nr. 972

Planning: brief naar de Tweede Kamer in oktober 2022

1392

Motie-Van Weyenberg c.s. over varianten om de wendbaarheid van het contract voor onbepaalde tijd te vergroten

Kamerstukken II, 2019-2020, 29 544, nr. 986

Planning: brief naar de Tweede Kamer voor het einde van het jaar 2022

1406

Motie-Van Beukering-Huijbrechts c.s. over borging van privacy betrekken bij de evaluatie

Kamerstukken II, 2019-2020, 35 316, nr. 12

De wijziging van de wet gemeentelijke schuld hulpverlening in verband met vroeg signalering wordt na 4 jaar geëvalueerd. De borging van de privacy wordt daarbij betrokken. De Tweede Kamer wordt voor eind 2025 geïnformeerd. Planning: eind december 2025

1423

Motie-Palland over de wet monitoren, er jaarlijks over rapporteren en na drie jaar evalueren

Kamerstukken II, 2019-2020, 35 358, nr. 16

Planning: Eerste rapportage naar de Tweede Kamer na de zomer van 2022

1432

Motie-Gijs van Dijk/Smeulders over het aan banden leggen van premieshoppen in Europees verband

Kamerstukken II, 2019-2020, 35 359, nr. 14

Motie wordt gezien als ondersteuning voor bestaand beleid. In de Kamerbrief d.d. 07-06-2020 met het onderwerp: «Update brief betreffende premieshoppen en A1-verklaringen» is aangegeven hoe dit beleid eruitziet. Planning: eind 2024

1449

Motie-Özütok en Diertens inzake verzoek de regering samen met de autoriteiten van Bonaire, Sint Eustatius en Saba te onderzoeken hoe de economische zelfstandigheid van vrouwen kan worden versterkt en de Kamer hierover te informeren

Kamerstukken II, 2019-2020, 35 300 IV, nr. 60

Stand van zaken wordt betrokken bij voortgangsrapportage ijkpunt bestaanszekerheid die na het zomerreces 2022 wordt verzonden

1450

Motie-Özütok inzake verzoek regering om Bonaire, Sint Eustatius en Saba in staat te stellen de kosten voor dag- en buitenschoolse kinderopvang in voorkomen gevallen te compenseren

Kamerstukken II, 2019-2020, 35 300 IV, nr. 61

In februari heeft de Raad van State zijn advies opgeleverd op het wetsvoorstel KO BES. Dit advies wordt momenteel verwerkt in het Nader Rapport. Daarnaast zijn er gesprekken gaande over de doorvertaling van de inkomensonafhankelijke kinderopvangvergoeding uit het coalitieakkoord voor CN. De verwachting is dat het wetsvoorstel na de zomer naar de Tweede Kamer wordt verstuurd. De Tweede Kamer is op 18 november 2021 geïnformeerd over de voortgang van het programma BES(t) 4 kids daarin staat dat het wetsvoorstel KO BES in de loop van 2022 aan de Tweede Kamer zal worden aangeboden

1459

Motie-Gijs van Dijk/Jasper van Dijk over het aantal beschikbaar gestelde stage- en werkervaringsplekken vanaf 2021

Kamerstukken II, 2019-2020, 35 483, nr. 47

De Kamer zal naar verwachting voor het kerstreces 2022 worden geïnformeerd

1467

Motie-Peters/Van Brenk over tegengaan van het niet-gebruik van de AIO

Kamerstukken II, 2019-2020, 24 515, nr. 545

UWV en SZW werken uit hoe gegevensuitwisseling op een proportionele manier toegepast kan worden teneinde een gerichte benadering van de doelgroep met potentieel recht op AIO gericht te benaderen. Hiervoor bereidt SZW regelgeving voor op grond waarvan dit in een pilot wordt uitgetest. In de stand van de uitvoering Sociale Zekerheid is op 22 juni 2022 verslag gedaan over de voortgang (Kamerstukken II, 2021-2022, 26 448, nr. 682)

1475

Motie-Tielen c.s. over een aan werkgevers en werknemers gelijkwaardige positie voor zelfstandigen

Kamerstukken II, 2019-2020, 31 311, nr. 231

Planning: brief naar de Tweede Kamer na de zomer van 2022

1480

Motie-Smeulders/Gijs van Dijk over de Stichting van de Arbeid vragen de witte vlek te blijven monitoren

Kamerstukken II, 2019-2020, 32 043, nr. 534

Planning: brief naar de Tweede Kamer voor de zomer van 2024

1489

Motie-Jasper van Dijk/ Tielen over intensivering van de controle op uitbetaling van uitkeringen in het buitenland

Kamerstukken II, 2019-2020, 26 448, nr. 635

In de brief Stand van de Uitvoering van juli 2021 is aangegeven hoe invulling wordt gegeven aan deze motie. In het kader van de doorlichting van de socialezekerheidswetten op misbruikrisico’s en het opstellen van een afwegingskader voor de WW, ZW, WIA, worden de misbruikrisico’s geïnventariseerd en geprioriteerd. In de gesprekken over beheersmaatregelen op basis van dat afwegingskader zal deze motie worden meegenomen. Planning: naar verwachting is dit voor beide wetten in de tweede helft van 2022 afgerond

Tabel 185 Overzicht van door de bewindspersonen nog af te handelen moties, vergaderjaar 2020-2021

ID

Omschrijving

Datum/Vindplaats

Stand van zaken

1504

Motie-Bruins/Rog over onderzoeken of de maatschappelijke diensttijd bijdraagt aan vermindering van de jeugdwerkloosheid

Kamerstukken II, 2020-2021, 35 420, nr. 126

Motie is overgedragen naar VWS

1527

Motie-Nijkerken-de Haan/Tielen over startbanen voor jonge mensen die aan hun loopbaan willen beginnen

Kamerstukken II, 2020-2021, 35 570 XV, nr. 31

De motie wordt afgedaan met de brief aan de Tweede Kamer in het najaar met een toelichting op de plannen om de overgang van school naar werk te verbeteren

1529

Motie-Nijkerken-de Haan c.s. over gebruik van de subsidieregeling voor het MIP voor vernieuwende opleidingsinitiatieven

Kamerstukken II, 2020-2021, 35 570 XV, nr. 33

Planning: brief naar de Tweede Kamer na de zomer van 2022

1540

Motie-Peters c.s. over het onderzoeken van de effecten van de zoektermijn voor ex-gedetineerden

Kamerstukken II, 2020-2021, 35 570 XV, nr. 45

Divosa heeft met subsidie van SZW een handreiking Maatwerk Participatiewet bij verblijf in en uitstroom uit instellingen gemaakt. Deze staat sinds december 2021 online. Meenemen in eerstvolgende voortgangsbrief Armoede- en schulden. Planning: in najaar 2022

1541

Motie-Peters c.s. over een inkomen en een woning voor voormalige ggz-patiënten

Kamerstukken II, 2020-2021, 35 570 XV, nr. 46

Divosa heeft met subsidie van SZW een handreiking Maatwerk Participatiewet bij verblijf in en uitstroom uit instellingen gemaakt. Deze staat sinds december 2021 online. Meenemen in eerstvolgende voortgangsbrief Armoede- en schulden. Planning: in najaar 2022

1543

Motie-Van Weyenberg/Smeulders over aandacht voor mentale gezondheid bij het thuiswerken

Kamerstukken II, 2020-2021, 35 570 XV, nr. 54

In de brieven van 21 december 2021 en 21 maart 2022 over thuiswerken/hybride werken is de Kamer nader geïnformeerd over de stand van zaken van de besteding van deze middelen. In de brief van 20 juni 2022 over hybride werken is opgenomen dat er een subsidieregeling is opengesteld, met onder andere middelen die vanuit deze motie zijn vrijgemaakt. In najaar 2022 wordt de Kamer nader geïnformeerd over de stand van zaken/afhandeling van deze motie

1560

Motie-Stoffer over uitspreken dat de EU geen richtlijnen dient uit te vaardigen op terreinen waar de EU niet bevoegd is

Kamerstukken II, 2020-2021, 21 501-31, nr. 588

Het kabinet bewaakt bij ieder EU-richtlijnvoorstel dat het richtlijnvoorstel niet ziet op terreinen waar de EU niet bevoegd is. Het kabinet staat hierbij stil in het BNC-fiche waarin de kabinetsappreciatie over het voorstel uiteen wordt gezet

1568

Motie-Omtzigt c.s. over een voorstel voor doorlichting van wetten en regelingen door een externe partij

Kamerstukken II, 2020-2021, 35 510, nr. 13

Onderzoek is in de afrondende fase. In de zomer van 2022 ontvangt de Kamer het eindrapport

1569

Motie-Ploumen/Jetten over een inventarisatie van wetgeving die hardvochtig uitpakt

Kamerstukken II, 2020-2021, 35 510, nr. 24

Inventarisatie naar hardvochtige effecten in SZW-wetgeving loopt. BZK heeft in februari een loket geopend waar burgers hun voorbeelden van hardvochtige effecten kunnen aandragen. De Tweede Kamer wordt in de zomer van 2022 geïnformeerd over voortgang

1571

Motie-Van Brenk over als regel in wetgeving een hardheidsclausule opnemen

Kamerstukken II, 2020-2021, 35 510, nr. 37

Deze loopt mee in inventarisatie naar hardvochtige effecten, zie 1569

1577

Motie-Gijs van Dijk over alle kwetsbare jongeren in de bijstand een leer-werkaanbod aanbieden

Kamerstukken II, 2020-2021, 35 669, nr. 5

Is als afspraak opgenomen in de Werkagenda Aanpak Jeugdwerkloosheid, ondertekend op 6 juli 2021 door onder andere sociale partners, VNG, onderwijskoepels, Divosa, SBB OCW en SZW. Er is ook gekeken met WBJA of het juridisch haalbaar is om banen specifiek open te stellen voor starters. Dit is geen reële optie in verband met leeftijdsdiscriminatie

1586

Motie-Renkema over het stimuleren van inhoudelijke affiniteit en ervaring binnen de raad van toezicht

Kamerstukken II, 2020-2021, 35 240, nr. 5

Planning: brief naar de Kamer voor het eind van het jaar 2022

1587

Motie-Palland c.s. over het delen van aanvullende vormen van medezeggenschap

Kamerstukken II, 2020-2021, 35 240, nr. 7

Planning: brief naar de Kamer voor het eind van het jaar 2022

1590

Motie-Belhaj c.s. over hulp bij verzoeken tot afstand van de Marokkaanse nationaliteit

Kamerstukken II, 2020-2021, 35 475, nr. 6

De Kamer is op 9 mei 2022 per brief geïnformeerd over de voortgang van deze motie. Enkele vervolgstappen ten aanzien van de uitvoering volgen na de zomer. De verwachting is dat de Kamer hierover in Q1 2023 wordt geïnformeerd

1597

Motie-Gijs van Dijk over het maximumaantal opvolgende uitzendcontracten in de wet beperken

Kamerstukken II, 2020-2021, 29 861, nr. 60

Planning: begin 2025 indiening wetsvoorstel bij de Tweede Kamer

1598

Motie-Gijs van Dijk/Jasper van Dijk over een landelijke pilot van de Bouwplaats-ID mogelijk maken

Kamerstukken II, 2020-2021, 29 861, nr. 61

Planning: brief naar de Tweede Kamer eind september 2022

1604

Motie-Becker over reflecteren op de uitvoeringsketen inburgering

Kamerstukken II, 2020-2021, 35 483, nr. 69

In het commissiedebat van 30 mei jl. heeft de minister toegezegd om de Kamer na de zomer te informeren. De bedoeling is om de Kamer in september 2022 te informeren

1618

Motie-Wörsdörfer/Kuzu over consumentenbescherming bij telemarketing op basis van algoritmen

Kamerstukken II, 2020-2021, 24 515, nr. 598

Motie wordt opgepakt samen met EZK en Financiën. Planning: 4e kwartaal 2022

1623

Motie-Tielen over een toegankelijkheidstoets op verlofregelingen

Kamerstukken II, 2020-2021, 35 613, nr. 17

Planning: brief naar de Tweede Kamer na de zomer van 2022

1624

Motie Palland/Van Weyenberg over het monitoren van effecten van het wetsvoorstel

Kamerstukken II, 2020-2021, 35 613, nr. 18

Wordt afgedaan met de Monitor Arbeid, zorg en kinderopvang, planning april 2024 naar de Tweede Kamer

1627

Motie-Oomen-Ruijten c.s. uitvoering van het keuzerecht op een eenmalige uitkering tot verschillende complexe situaties kan leiden, zoals bijvoorbeeld ten aanzien van de samenloop met fiscale regelingen en huur- en zorgtoeslagen

Kamerstukken I, 2020-2021, 35 555, nr. H

Stand van zaken is gemeld in een brief aan de Eerste Kamer d.d. 12-10-2021 (Kamerstukken I, 2021-2022, 35 555, nr. 20). Het wetsvoorstel bedrag ineens, RVU en verlofsparen is op 30-06-2022 aangeboden aan de Tweede Kamer. Bericht aan de Eerste Kamer volgt na het zomerreces 2022

1635

Motie-Pieter Heerma/Van Weyenberg over het gebruik van open hiring uitbreiden

Kamerstukken II, 2020-2021, 29 544, nr. 1059

In de brief over het actieplan Dichterbij dan je denkt is aangegeven hoe we het gebruik van open hiring willen uitbreiden, zie Kamerstukken II, 2021-2022, 29 544, nr. 1094. Bij de uitwerking van het actieplan zullen we specifiek aandacht besteden voor de rol van de overheid als werkgever. Kamer wordt met de evaluatie van het actieplan geïnformeerd over de uitvoering van de motie. Planning: 1e kwartaal 2023

1637

Motie-Azarkan over moslimhaat of moslimdiscriminatie erkennen als specifieke vorm van discriminatie en racisme

Kamerstukken II, 2020-2021, 30 950, nr. 242

De uitvoering van deze motie ligt bij BZK. Beoogd wordt de Kamer na de zomer 2022, in Q4 te informeren

1643

Motie-Van Weyenberg/ Maatoug over een brede adviescommissie om vast te stellen in welke sectoren en beroepen arbeidsmigranten nodig zijn

Kamerstukken II, 2020-2021, 35 680, nr. 10

Planning: brief naar de Tweede Kamer in oktober 2022

1644

Gewijzigde motie-Van Baarle over een evaluatie van de wetswijziging binnen drie jaar na inwerkingtreding

Kamerstukken II, 2020-2021, 35 680, nr. 16

Planning: evaluatie begin 2025 naar de Tweede Kamer

1645

Motie-Van Baarle over een specificering dan wel aanscherping van de huisvestingsvoorwaarde in de Wav

Kamerstukken II, 2020-2021, 35 680, nr. 13

Planning: brief naar de Tweede Kamer voor het einde van het jaar 2022

1648

Motie-Gijs van Dijk/Ceder over een oplossing voor de nadelige gevolgen van een loonloze periode

Kamerstukken II, 2020-2021, 35 830 XV, nr. 10

In het najaar 2022 volgt een Kamerbrief over daglonen waarin deze motie ook wordt betrokken

1650

Motie-Van den Berg c.s. over een werkloosheidsvoorziening in Caribisch Nederland

Kamerstukken II, 2020-2021, 35 420, nr. 334

Minister APP heeft tijdens werkbezoek CN toegezegd dat er deze kabinetsperiode een werkloosheidsvoorziening zal worden ingevoerd. Minister APP is akkoord met de contourennotitie WW-voorziening CN. In de tweede helft van 2022 zal een inhoudelijk voorstel voor consultatie aan betrokken partijen in CN worden voorgelegd.

1656

Motie-Ceder over praktische belemmeringen voor nieuwkomers bij het aangaan van werk

Kamerstukken II, 2020-2021, 32 824, nr. 341

De Kamer zal naar verwachting na de zomer van 2022, in Q4 worden geïnformeerd

Tabel 186 Overzicht van door de bewindspersonen nog af te handelen moties, vergaderjaar 2021-2022

ID

Omschrijving

Datum/Vindplaats

Stand van zaken

1658

Motie-Azarkan Constaterende dat discriminatie jegens Aziatische Nederlanders enorm is toegenomen

Kamerstukken II, 2021-2022, 30 950, nr. 236

Motie is in uitvoering, het onderzoek is gestart in januari 2022 en wordt december 2022 afgerond. Daarna zal de Kamer worden geïnformeerd

1661

Motie-Eerdmans over een wettelijke regeling voor zelfstandig ondernemerschap die de rechtspositie van zzp'ers in alle relevante aspecten vastlegt

Kamerstukken II, 2021-2022, 35 925, nr. 47

Planning: brief naar de Tweede Kamer na de zomer van 2022

1666

Motie-Gijs van Dijk/Maatoug over het principe «niet terugvorderen, tenzij»

Kamerstukken II, 2021-2021, 26 448, nr. 658

Wordt betrokken bij de herziening van het handhavingsbeleid zoals aangekondigd in de Kamerbrief van 23 november 2021. Planning: derde kwartaal 2023

1667

Motie-Van Kent/Palland over verlaging van de arbeidsongeschiktheidsdrempel naar 15%

Kamerstukken II, 2021-2022, 26 448, nr. 659

Deze motie wordt betrokken in de uitwerking van het coalitieakkoord (hardheden in de WIA wegnemen). Het plan van aanpak wordt opgenomen in de brief over Sociaal medisch beoordelen/hardheden WIA die in de zomer van 2022 zal worden verstuurd. In die brief wordt ook ingegaan op het vraagstuk rond verlaging van de drempel en de manier waarop dat wordt meegenomen. Planning brief Tweede Kamer: 3e kwartaal 2022 vóór Prinsjesdag.

1668

Motie-Van Kent over democratische controle uitoefenen op het Inlichtingenbureau

Kamerstukken II, 2021-2022, 26 448, nr. 660

De motie loopt mee in het onderzoek naar de herijking van de governance IB/BKWI die op dit moment plaatsvindt. De uitkomsten van het onderzoek worden in 2022 verwacht en aangeboden aan de Kamer

1677

Gewijzigde motie Van der Staaij/Omtzigt over uitspreken dat een volgend kabinet concrete maatregelen moet nemen om de belastingkloof tussen een- en tweeverdieners te verkleinen

Kamerstukken II, 2021-2022, 35 925, nr. 48 (79)

Wordt meegenomen in Begroting 2023

1678

Motie-Leijten/Peters over meer gedupeerden van verhoging van de AOW-leeftijd in kaart brengen

Kamerstukken II, 2021-2022, 35 666, nr. 4

Bij aanvang van de regeling zijn de mogelijke doelgroepen onderzocht. Ook liggen er reeds een aantal onderzoeken die in de afgelopen 10 jaar zijn uitgevoerd met betrekking tot de OBR en het AOW-hiaat. De SVB heeft in 2016 een onderzoek aan de Kamer gepresenteerd over het niet-gebruik. En specifiek over ZZP’ers met een private arbeidsongeschiktheidsverzekering ligt er een onderzoek van SEO van eind 2019. Er zijn geen nieuwe groepen naar voren gekomen noch bij de start, noch bij de evaluatiemomenten

1679

Motie-Peters/Leijten over een compensatieregeling voor zelfstandigen die al ziek waren voor de verhoging van de AOW-leeftijd en geen toegang hebben tot de overbruggingsregeling

Kamerstukken II, 2021-2022, 35 666, nr. 5

Het is de bedoeling op korte termijn, nog in het najaar, hierover een brief aan de TK te zenden

1681

Motie-Maatoug/Gijs van Dijk over het inzetten van de webmodule in één sector, bijvoorbeeld de gezondheidszorg, inzet webmodule in nabije toekomst

Kamerstukken II, 2021-2022, 29 544, nr. 1078

Planning: wordt meegenomen in de volgende Voortgangsbrief werken als zelfstandige, eind van het jaar 2022 naar de Tweede Kamer

1684

Motie-Kwint over fors verlagen van de standaardboete bij de SVB

Kamerstukken II, 2021-2022, 35 845, nr. 12

Wordt meegenomen in de herijking van het handhavingsinstrumentarium. Planning: derde kwartaal 2023

1686

Motie-Van Baarle over het effect op kinderarmoede en lage inkomens monitoren

Kamerstukken II, 2021-2022, 35 845, nr. 15

Planning: september 2022

1691

Motie-Palland c.s. over zo spoedig mogelijk zekerheid bieden over borging, kwaliteit en continuïteit van de onderwijsroute

Kamerstukken II, 2021-2022, 35 925 XV, nr. 20

Op 29 juni jl. is de Tweede Kamer per brief geïnformeerd over de stand van zaken van de onderwijsroute (Kamerstukken II, 2021-2022, 32 824, nr. 364). In deze brief is aangegeven dat de besluitvorming over de inrichting en toekomst van de onderwijsroute uiterlijk in Q2 van 2023 moet zijn afgerond. Voor de periode t/m 2025 zijn aanvullende middelen beschikbaar gesteld aan gemeenten

1693

Motie-Becker over het monitoren van de invulling van de module Arbeidsmarkt en Participatie door gemeenten

Kamerstukken II, 2021-2022, 35 925 XV, nr. 17

De Kamer wordt naar verwachting in Q1 2023 hierover geïnformeerd

1695

Motie-Becker over een heldere juridische definitie van «problematisch gedrag»

Kamerstukken II, 2021-2022, 35 228, nr. 8

De Kamer zal in Q4 geïnformeerd worden over deze motie. Het advies van de LA dat door OCW is aangevraagd wordt hierbij betrokken

1698

Motie van het lid Bisschop over de bevoegdheden uitbreiden van de Taskforce Problematisch gedrag en ongewenste buitenlandse financiering

Kamerstukken II, 2021-2022, 35 228, nr. 25

Inzet is om de Kamer hier, conform de toezegging in de planningsbrief SZW, na de zomer van 2022 over te informeren

1700

Motie-Tielen over inzichtelijk maken hoe de STAP-regeling en de O&O-fondsen elkaar versterken

Kamerstukken II, 2021-2022, 35 925 XV, nr. 43

Planning: brief naar de Tweede Kamer na de zomer van 2022

1701

Motie-Tielen over de ontwikkeling van door betrokken partijen goed met elkaar afgestemde skillspaspoorten

Kamerstukken II, 2021-2022, 35 925 XV, nr. 44

Voorstel is eind mei ingediend bij NGF-commissie na akkoord van M SZW, M APP, M OCW, M PVO. Informeren van de Tweede Kamer over opvolging via de Kamerbrief Actieplan LLO. Planning: medio september 2022 brief naar Tweede Kamer, waarmee de motie wordt afgedaan

1702

Motie-Tielen over een brede publiekscampagne die bijdraagt aan een gelijkwaardiger positie van vrouwen op de arbeidsmarkt

Kamerstukken II, 2021-2022, 35 925 XV, nr. 45

Planning: brief naar de Tweede Kamer november 2022

1703

Gewijzigde motie-De Kort over gemeenten oproepen meer bijstandsgerechtigden zonder startkwalificatie naar praktijkopleidingen toe te leiden

Kamerstukken II, 2021-2022, 35 925 XV nr. 46

Er wordt bezien de motie af te kunnen doen met een brief over Dichterbij dan je denkt, waar praktijkleren een van de vier routes is om mensen aan de slag te helpen, dan wel in reactie op de motie De Kort hoe mensen te helpen die langdurig in de bijstand zitten (als praktijkleren een initiatief is die uit het onderzoek naar voren komt), dan wel meenemen in de verdere uitwerking van de nieuwe arbeidsmarktinfrastructuur waar praktijkleren ook onderdeel van is. Planning: 4de kwartaal 2022

1704

Motie-De Kort c.s. over het organiseren van meer transparantie in de kaartenbak van bijstandsgerechtigden

Kamerstukken II, 2021-2022, 35 925 XV nr 47

De werking van de arbeidsmarkt wordt verbeterd door de matching tussen werkzoekenden en werkgevers te verbeteren. Om hier invulling aan te geven zijn VNG, UWV en SZW het Programma Verbeteren Uitwisseling Matchingsgegevens (VUM) gestart. Transparantie in de kaartenbakken van werkzoekenden wordt gerealiseerd door landelijke standaardisatie van 1) matchingsgegevens (onder andere werkzoekendenprofielen) en 2) gegevensuitwisseling. Naast uitwisseling tussen UWV en gemeenten onderling wordt ook uitwisseling met private partijen voorzien. Het programma heeft inmiddels geresulteerd in eerste versies de standaarden en is gestart met de pilotfase. Het wetgevingsproces is in voorbereiding

1707

Motie-Kat c.s. over voortzetting van het Informatiepunt Wajong voor 2022

Kamerstukken II, 2021-2022, 35 925 XV nr. 52

SZW heeft conform de aangenomen motie Kat c.s. de subsidie aan Ieder(in) met een jaar verlengd, teneinde het informatiepunt Wajong in 2022 voort te zetten

1708

Motie-Van Beukering-Huijbregts c.s. over het ondersteunen van de wervingscampagne voor personeel en verminderen van de regeldruk in de kinderopvang

Kamerstukken II, 2021-2022, 35 925 XV nr. 54

Ondersteunen wervingscampagne: subsidie voor deze campagne is inmiddels toegekend door SZW. Verminderen regeldruk: de evaluatie van de Wet IKK waarin onbedoelde effecten van de kwaliteitseisen van IKK, zoals regeldruk, worden meegenomen, is onlangs afgerond. Het eindrapport wordt uiterlijk eind 2022 naar beide Kamers verzonden. Daarnaast geldt voor de kwaliteitseisen dat toezichtspartijen rekening kunnen houden met verzachtende omstandigheden vanwege personeelstekort

1709

Motie-Van Beukering-Huijbregts/Gijs van Dijk over het aanpassen van het concurrentiebeding

Kamerstukken II, 2021-2022, 35 925 XV, nr. 56

Tussenstand uitvoering motie in brief aan de Tweede Kamer d.d. 25-02-2022 (Kamerstukken II, 2021-2022, 29 544, nr. 1089). Planning vervolg uitvoering motie medio oktober 2022 naar de Kamer

1710

Motie-Palland/Ceder over onderzoeken ten behoeve van een nieuwe nota Gezinsbeleid

Kamerstukken II, 2021-2022, 35 925 XV, nr. 59

In intern overleg. De Kamer zal naar verwachting na het zomerreces 2022 worden geïnformeerd

1711

Motie-Maatoug c.s. over de krapte op de arbeidsmarkt aanpakken met hulp van regionale mobiliteitsteams

Kamerstukken II, 2021-2022, 35 925 XV, nr. 61

De uitbreiding van de doelgroep van de RMT’s treedt 1 juni in werking. De Kamer wordt hier bij de eerste gelegenheid over geïnformeerd. Planning: september 2022

1712

Motie-Maatoug/Simons over een bevoegdheid voor de Inspectie SZW tot bestuursrechtelijke stillegging bij een vermoeden van ernstige benadeling

Kamerstukken II, 2021-2022, 35 925 XV, nr. 62

De inzet is om de Tweede Kamer te informeren over de uitvoering van de motie in oktober 2022

1716

Motie-Van Baarle/Peters over maatwerkafspraken met de VNG over de kostendelersnorm voor schuldenproblematiek en schuldhulpverlening: met jongeren

Kamerstukken II, 2021-2011, 35 925 XV, nr. 77

Maatwerkmogelijkheden zijn reeds besproken met gemeenten, VNG en Divosa bij Bestuurlijk Overleg VNG SZW in November 2021. In Coalitieakkoord is voorts afgesproken dat de kostendelersnorm wordt gewijzigd zodat jongvolwassenen tot 27 jaar niet meetellen als kostendelers voor hun huisgenoten. Planning: begin 2023

1718

Motie-Den Haan c.s. over een convenant om arbeidsparticipatie van 45-plussers te bevorderen

Kamerstukken II, 2021-2022, 35 925 XV, nr. 69

Kan worden geïnterpreteerd als staand beleid. In de intentieverklaring over de Regionale Mobiliteitsteams (RMT’s) zijn afspraken gemaakt over aanvullende dienstverlening om de arbeidsparticipatie van een aantal doelgroepen te bevorderen, waaronder de doelgroep oudere werknemers en werkzoekenden. De Kamer wordt bij de evaluatie geïnformeerd over de inzet van de RMT’s voor de doelgroep 45-plussers

1720

Motie-Grinwis/Maatoug over verlenging van de verruimde regels voor de Bbz

Kamerstukken II, 2021-2022, 35 420, nr. 447

Op 12 november 2021 is een brief aan de Kamer gestuurd met een eerste inventarisatie van de lessen uit de invoering van de Tozo en de tijdelijke Bbz voor een verbeterd vangnet voor zzp’ers. Daarin is tevens aangekondigd dat in 2022 samen met gemeenten en ondernemers verder invulling gegeven zal worden aan deze motie. Daar wordt de komende maanden aan gewerkt, met als streven de Kamer voor eind 2022 te informeren

1725

Motie-Segers c.s. over onderzoek door een breed samengestelde commissie naar de ontwikkeling van radicalisering en politieke polarisatie

Kamerstukken II, 2021-2022, 35 788, nr. 136

De adviescommissie ‘versterken weerbaarheid democratische rechtsorde’ is op 15-7 jl. ingesteld inclusief voorzitter. De Kamer is hierover op 15-7 geïnformeerd via een Kamerbrief. De overige leden worden na de zomer benoemd. De Kamer zal naar verwachting in maart 2023 geïnformeerd worden over de voortgang

1727

Motie-Den Haan en Hermans over bij uitvoeringstoetsen ook duidelijk het burgerperspectief voor ogen houden

Kamerstukken II, 2021-2022, 35 788, nr. 151

Vanuit het programma Werk aan Uitvoering is met de departementen besproken dat op basis van de eerder aangenomen motie Den Haan/Hermans er een goed werkende doenvermogentoets wordt uitgewerkt op basis van de toets en begrippenkader van de WRR. Alle departementen gaan nu afzonderlijk hiervoor zorgdragen bij hun uitvoeringstoetsen, en het programma Werk aan Uitvoering zal dit gaan monitoren. Daarnaast is de doenvermogentoets onderdeel van het Integraal Afwegingskader (IAK) en moet dus ‘verplicht’ worden langsgelopen

1730

Motie-Azarkan inzake een plan te ontwikkelen om moslimhaat te bestrijden

Kamerstukken II, 2021-2022, 35 788, nr. 92

De Kamer wordt hier na de zomer 2022, in Q4 over geïnformeerd. Deze motie zal worden meegenomen in het Nationaal Programma van de NCDR

1735

Motie-Van Kent over een voorstel waardoor uitkeringsgerechtigden alleen de netto-uitkering terugbetalen

Kamerstukken II, 2021-2022, 35 925 XV, nr. 91

Werkgroep van SZW/UWV en FIN/BD onderzoekt mogelijke oplossingsrichtingen. Geen voorstel voor de zomer (gevraagd in motie), maar een update van de voortgang in de stand van de uitvoering juni 2022. Nog geen verdere planning bekend.

1736

Motie-Van Baarle over interdepartementale samenhang in de aanpak om tot kansengelijkheid te komen

Kamerstukken II, 2021-2022, 35 925 XV, nr. 94

Het Ministerie van BZK organiseert de interdepartementale samenhang om tot kansengelijkheid te komen bij het Rijk. Hiervoor worden onder andere cursussen, trainingen en kennissessies georganiseerd. Daarnaast heeft elk ministerie een ambassadeursnetwerk Diversiteit en Inclusie (D&I). De ambassadeurs zetten zich meer specifiek in voor hun ministerie en/of departement. Ook hierbij staat het delen van kennis en kunde centraal om tot kansengelijkheid te komen bij het Rijk

1739

Motie-Den Haan over acties om bewustwording van de waarde van oudere werknemers aan de werkgeverskant te stimuleren

Kamerstukken II, 2021-2022, 35 925 XV, nr. 98

De minister van SZW heeft in het commissiedebat Arbeidsmarktbeleid van 13 april 2022 toegezegd, onder andere naar aanleiding van deze motie, dat in de uitvoering van het actieplan «Dichterbij dan je denkt» ook aandacht zal zijn voor het aan het werk helpen van oudere werkzoekenden in de praktijk. Dat gebeurt op twee manieren: via de communicatiestrategie en via het stimuleren van de arbeidsmarktregio’s om in hun regionale invulling van het actieplan ook aandacht te hebben voor seniore werkzoekenden. In de seniorenkansenvisie die na de zomer naar de Kamer wordt gestuurd zal ook aandacht zijn voor acties die bewustwording aan de kant van de werkgevers stimuleren van de waarde van seniore werknemers. Planning brief aan Tweede Kamer: 3e kwartaal 2022 na Prinsjesdag

1741

Motie-Stoffer c.s. over het verkleinen van de kloof in belastingdruk tussen een- en tweeverdieners

Kamerstukken II, 2021-2022, 35 925 XV, nr. 103

Wordt meegenomen in de SZW-begroting 2023

1743

Motie-Van Baarle over standaard een doenvermogentoets bij wetsvoorstellen en beleidsvoornemens die uitvoeringsorganisaties of dienstverlening raken

Kamerstukken II, 2021-2022, 35 387, nr. 8

Vanuit het programma Werk aan Uitvoering is met de departementen besproken dat er een goed werkende doenvermogentoets wordt uitgewerkt op basis van de toets en begrippenkader van de WRR. Alle departementen gaan nu afzonderlijk hiervoor zorgdragen bij hun uitvoeringstoetsen, en het programma Werk aan Uitvoering zal dit gaan monitoren. Daarnaast is de doenvermogentoets onderdeel van het Integraal Afwegingskader (IAK) en moet dus ‘verplicht’ worden langsgelopen

1744

Motie-Inge van Dijk/Van der Graaf over een doenvermogentoets bij voorstellen voor nieuwe wet- en regelgeving

Kamerstukken II, 2021-2022, 35 387, nr. 10

Vanuit het programma Werk aan Uitvoering is met de departementen besproken dat er een goed werkende doenvermogentoets wordt uitgewerkt op basis van de toets en begrippenkader van de WRR. Alle departementen gaan nu afzonderlijk hiervoor zorgdragen bij hun uitvoeringstoetsen, en het programma Werk aan Uitvoering zal dit gaan monitoren. Daarnaast is de doenvermogentoets onderdeel van het Integraal Afwegingskader (IAK) en moet dus ‘verplicht’ worden langsgelopen

1745

Motie-Inge van Dijk c.s. over ten minste drie pilots bij uitvoeringsorganisaties om de ruimte voor professionals in de uitvoering te vergroten

Kamerstukken II, 2021-2022, 35 387, nr. 11

Bij de uitvoering van de motie van Dijk zullen initiatieven worden betrokken die op verschillende elementen zijn gericht: ontwikkeling van de kennis van de mogelijkheden die de Awb biedt, meer praktische initiatieven die gericht zijn op het maatwerk toepassen in de praktijk, en tot slot het cultuurelement: welke omstandigheden zijn nodig om de ruimte voor de professional maximaal te maken

1746

Motie-Inge van Dijk/Van der Graaf over bij uitvoeringsorganisaties aandringen op het in het jaarverslag opnemen van een top drie van gesignaleerde problemen in de uitvoering en de aanpak daarvan

Kamerstukken II, 2021-2022, 35 387, nr. 12

Via individuele standen van de uitvoering of brieven/ rapportage met knelpunten wordt per uitvoeringsorganisatie, toezichthouder of domein inzicht gegeven in de relevante ontwikkelingen - wat goed gaat, wat extra aandacht behoeft en waar burgers en ondernemers in de knel komen door knellende wet- en regelgeving of de dienstverlening. Met inachtneming van de aangenomen motie Van Dijk/ Van der Graaf kan worden gekozen voor een aparte rapportage of worden aangesloten bij de bestaande producten zoals het jaarverslag

1747

Gewijzigde motie-Strolenberg/Van der Graaf over een jaarlijkse stand-van-zakenbrief omtrent de aanbevelingen van de commissie-Bosman

Kamerstukken II, 2021-2022, 35 387, nr. 13

Er is toegezegd de Kamer jaarlijks per brief op de hoogte houden over de voortgang van het programma WaU en de Werkagenda van de publieke dienstverlening. De TCU is hier onderdeel van en zal daarbinnen worden meegenomen

1748

Nader-gewijzigde motie-Van Kent/Palland over het optrekken van de vermogensgrenzen voor kwijtschelding van lokale belastingen

Kamerstukken II, 2021-2022, 34 352, nr. 234

BZK voorziet na de zomer de nieuwe regeling kwijtschelding lokale belastingen te publiceren. Hierin is gevolg gegeven aan de motie en zal de mogelijkheid tot verhoging van de vermogensgrenzen (binnen grenzen) worden geïntroduceerd

1749

Motie-Kathmann c.s. over de onderbesteding van de nader gewijzigde motie-Kathmann/Maatoug over met plannen komen om voldoende banen voor mensen met een arbeidsbeperking te realiseren RMT's ook inzetten voor de doelgroep uit het breed offensief

Kamerstukken II, 2021-2022, 34 352, nr. 235

Kan worden geïnterpreteerd als voorgenomen beleid in relatie tot het verbreden van de doelgroep (motie 1711). Kamer zal bij gelegenheid worden geïnformeerd. Planning: september 2022

1752

Motie-Podt over het uitvoeren van maatschappelijke kosten-batenanalyses in het sociaal domein

Kamerstukken II, 2021-2022, 34 352, nr. 239

Op dit moment lopen meerdere onderzoeken naar potentiële brede baten bij activering. Zo kijkt het CPB op basis van de experimenten Participatiewet naar mogelijke brede baten op het terrein van onder andere gezondheid en schulden. Naar verwachting verschijnen dit najaar de resultaten van dit onderzoek. Daarnaast start in 2022, in opdracht van meerdere departementen, ook een onderzoek naar financieringsconstructies in het sociaal domein

1753

Motie-Léon de Jong over bestaande sociale werkvoorzieningen inzetten voor het realiseren van (beschut) werk

Kamerstukken II, 2021-2022, 34 352, nr. 241

Motie wordt uitgevoerd (doorlopende activiteit). Bij een eerstvolgende Kamerbrief over beschut werk volgt een terugkoppeling

1754

Gewijzigde motie-De Kort over in gesprek gaan met partijen in de arbeidsmarktregio’s om langdurig bijstandsgerechtigden naar werk te begeleiden

Kamerstukken II, 2021-2022, 34 352, nr. 244

Aan extern bureau is opdracht gegeven voor een quick scan onder de arbeidsmarktregio’s naar initiatieven om langdurig bijstandsgerechtigden aan werk te helpen. In september 2022 volgt oplevering rapport op basis waarvan regio-gesprekken zullen plaatsvinden al dan niet in samenwerking met VNG/Divosa. Daarnaast vinden separaat gesprekken plaats met kraptesectoren over sectorale initiatieven. Eind derde kwartaal wordt de Tweede Kamer geïnformeerd over stand van zaken

1755

Motie-Palland/Ceder over onderzoek naar een verdere vereenvoudiging van loonwaardemeting

Kamerstukken II, 2021-2022, 34 352, nr. 243

Aan het College van deskundigen Uniforme loonwaardebepaling is gevraagd te adviseren over verdere vereenvoudiging loonwaardebepaling. Advies volgt najaar 2022. Voor de begrotingsbehandeling 2023 wordt de Tweede Kamer geïnformeerd

1756

Motie-Ceder over onderzoeken welke maatregelen nodig zijn voor toekomstbestendige sociale ontwikkelbedrijven

Kamerstukken II, 2021-2022, 34 352, nr. 245

Motie wordt uitgevoerd. In Kamerstuk 34 352, nr. 255 is aan de Kamer toegelicht hoe dit gebeurt. Ook is met de Kamer gecommuniceerd dat het gevraagde onderzoek naar inschatting in het voorjaar van 2023 afgerond zal zijn. Aan de Kamer is toegezegd in het tweede of derde kwartaal van volgend jaar de Kamer te informeren over de handelingsperspectieven die de Minister voorstaat en welke randvoorwaarden daarbij horen. Planning: 01-10-2023

1760

Motie-Van Weyenberg c.s. over met bewindvoerders, schuldhulpverleners en schuldeisers bespreken of termijnbedragen tijdelijk aangepast kunnen worden

Kamerstukken II, 2021-2022, 35 925 XV, nr. 125

Reactie op motie wordt meegenomen in Kamerbrief over de aanpak energiearmoede. Planning: september 2022

1767

Gewijzigde motie-Kathmann/Maatoug over onderzoeken of en hoe een onafhankelijk medische oordeel (financieel) toegankelijker kan worden voor zieke werknemers

Kamerstukken II, 2021-2022, 26 448, nr. 670

Er wordt nagedacht over de invulling/plan van aanpak

1768

Motie-Van Baarle over het aankaarten van situaties waarin uitkeringsgerechtigden er vanwege TARGET2 financieel op achteruit zijn gegaan

Kamerstukken II, 2021-2022, 26 448, nr. 671

UWV is in voorbereiding om de klant via drie kanalen van extra voorlichting te voorzien. Implementatie van de wijzigingen staat gepland voor eind juli. Voor het afronden van de motie moet dit nog gemeld worden aan de Kamer. Planning is om dit mee te geven in Stand van de Uitvoering van december.

1769

Motie-Van Kent over een protocol waarbij moeilijk objectiveerbare ziektes door het UWV bij keuringen worden erkend en serieus genomen

Kamerstukken II, 2021-2022, 26 448, nr. 674

Gesprekken over een mogelijk protocol worden op dit moment gevoerd met onder andere UWV en NVVG. Naar verwachting kunnen we na de zomer de Kamer informeren over het plan van aanpak

1770

Motie-Omtzigt over het verlies van de sterk gestegen arbeidskorting voor mensen met een arbeidsongeschiktheidsuitkering meenemen in studies

Kamerstukken II, 2021-2022, 26 448, nr. 676

Wordt meegenomen in de SZW-begroting 2023

1771

Motie-Maatoug/Kathmann over de informatievoorziening over de loonheffingskorting bij twee banen verbeteren

Kamerstukken II, 2021-2022, 35 962, nr. 12

Planning: brief naar de Tweede Kamer december 2022

1778

Motie-Den Haan over vroegtijdig inzetten op duurzame inzetbaarheid, leven lang leren en scholing voor ouderen

Kamerstukken II, 2021-2022, 31 042, nr. 577

Planning: brief naar de Tweede Kamer na de zomer van 2022

1780

Gewijzigde motie-Nijboer/Maatoug over met pensioenfondsen in gesprek gaan vanwege het uitkeren van torenhoge bonussen

Kamerstukken II, 2021-2022, 32 043, nr. 582

Een stand van zaken is gemeld in brief aan de Tweede Kamer d.d. 15-07-2022. Planning: brief naar de Tweede Kamer in oktober 2022

1781

Motie-Smals c.s. over de positie van zelfstandigen breder in de polder versterken

Kamerstukken II, 2021-2022, 29 544, nr. 1096

Planning: brief naar de Tweede Kamer voor de zomer van 2023

1782

Motie-Kathmann over een minimumsalaris van €14 per uur als voorwaarde bij gemeentelijke aanbestedingen

Kamerstukken II, 2021-2022, 29 544, nr. 1097

Via de VNG is middelgrote gemeente Venray bereid gevonden te bezien wat de effecten zijn. Begin september is er een eerste bijeenkomst gepland om te starten en te bespreken hoe dit aan te pakken. Op dat moment is meer duidelijk over het verdere tijdspad, dat is namelijk afhankelijk van de capaciteit bij de gemeente Venray

1783

Motie-Léon de Jong over werken laten lonen en inkomensbelemmeringen wegnemen

Kamerstukken II, 2021-2022, 29 544, nr. 1102

In de augustusbesluitvorming wordt invulling gegeven aan deze motie

1784

Motie-Van Baarle over de mogelijkheid voor opdrachtgevers om overeenkomsten te ontbinden wanneer opdrachtnemers zich schuldig hebben gemaakt aan discriminatie

Kamerstukken II, 2021-2022, 29 544, nr. 1103

Wordt meegenomen in de Voortgangsrapportage Actieplan Arbeidsmarktdiscriminatie. Planning: voor de zomer van 2023 naar de Tweede Kamer

1785

Motie-Van Beukering-Huijbregts c.s. over een betere bescherming voor werknemers met slechts gedeeltelijk onvoorspelbare werktijden

Kamerstukken II, 2021-2022, 29 544, nr. 1104

Planning: brief naar de Tweede Kamer voor het einde van het jaar 2022

1786

Nader gewijzigde motie-Ceder/Kat over onderzoeken welke (financiële) effecten het afschaffen van de opslag uit de Regeling wanbetalers heeft

Kamerstukken II, 2021-2022, 24 515, nr. 635

Het voortouw voor de uitvoering van deze motie ligt bij VWS. De minister van VWS zal de Tweede Kamer in oktober informeren over de uitkomsten

1787

Gewijzigde motie-Kathmann/Nijboer over een overleg met Schiphol en KLM over een loonsverhoging voor medewerkers

Kamerstukken II, 2021-2022, 29 544, nr. 1098

Planning: brief naar de Tweede Kamer na de zomer van 2022

1788

Motie-Van Kent over onderzoeken welke begrippen togevoegd, gewijzigd of verhelderd moeten worden voor helderheid

Kamerstukken II, 2021-2022, 35 335, nr. 19

Planning: brief naar de Tweede Kamer september 2023

1789

Gewijzigde motie-Kathmann/Maatoug over rechten voor ouders bij een fusie of overname van een kinderopvangorganisatie

Kamerstukken II, 2021-2022, 31 322, nr. 451

De vraag of en hoe ouders betere rechten kunnen krijgen bij een fusie of overname in de kinderopvang zal betrokken worden bij een breder onderzoek naar financieringswijzen in de kinderopvang dat deze zomer wordt gestart

1790

Motie-Van den Hil/Ceder over het betrekken van alle veldpartijen bij de hervorming van de kinderopvangsector

Kamerstukken II, 2021-2022, 31 322, nr. 452

Er worden gesprekken gevoerd met de veldpartijen over de hervorming van de kinderopvangsector

1792

Gewijzigde motie-Sahla/Maatoug over oplossingen voor geïdentificeerde knelpunten bij samenwerking tussen de kinderopvang en het onderwijs

Kamerstukken II, 2021-2022, 31 322, nr. 454

We gaan binnenkort in gesprek met OCW om een planning en opzet voor de verzochte lijst met knelpunten en oplossingen vast te stellen

1793

Motie-Léon de Jong over zorgen dat personeelstekorten binnen de kinderopvang niet resulteren in het afwijken van geldende kwaliteits- en veiligheidsnormen

Kamerstukken II, 2021-2022, 31 322, nr. 455

Nu de evaluatie van de kwaliteitseisen van de Wet IKK (Innovatie en Kwaliteit Kinderopvang) is afgerond, start in de zomer een vervolgtraject om te onderzoeken of er en zo ja, welke aanpassingen in de kwaliteitseisen mogelijk zijn. In het najaar van 2022 wordt de Kamer geïnformeerd over de voortgang en kaders van het vervolgtraject

1794

Motie-Kathmann/Maatoug over een verbod op flitsbezorging door jongeren onder de 16 jaar

Kamerstukken II, 2021-2022, 25 883, nr. 437

Bij de eerder toegezegde kabinetsreactie op het onderzoek naar modernisering van de kinderarbeid die de Tweede Kamer na de zomer ontvangt, betrekt Minister SZW ook een verbod op de flitsbezorging door jongeren onder de 16 jaar

1795

Gewijzigde motie-Van Kent/Kathmann over een onderzoek naar de bouwplaats-ID

Kamerstukken II, 2021-2022, 25 883, nr. 441

Planning: brief naar de Tweede Kamer voor het einde van het jaar 2022

1796

Gewijzigde motie-Kathmann/Maatoug over punten om te betrekken in het actieplan verhoging dekkingsgraad cao's

Kamerstukken II, 2021-2022, 21 501-31, nr. 673

Het actieplan vindt zijn grondslag in de Europese Richtlijn toereikende minimumlonen. De Richtlijn moet formeel worden aangenomen. Daarna nog 2 jaar om te implementeren. Pas daarna komt het actieplan aan bod. Planning: oktober 2025 naar de Tweede Kamer

1797

Motie-Van den Hil/Tielen over de aard en omvang in beeld brengen van de groep die niet meer van werk naar werk begeleid kan worden

Kamerstukken II, 2021-2022, 25 295, nr. 1889

Wordt uitgewerkt en het loopt mee in de uitwerking van het brede post-COVID vraagstuk. Er is daarbij ook overleg met VWS en er komt na de zomer (medio september) een gezamenlijke Kamerbrief en de bedoeling is dat daarin de uitwerking van de motie komt

1799

Motie-El Yassini c.s. over niet meewerken aan het plan van de Europese Commissie om arbeidsmigratie uit Marokko, Tunesië en Egypte te bevorderen

Kamerstukken II, 2021-2022, 29 861, nr. 82

Planning: brief naar de Tweede Kamer voor de zomer van 2023

1800

Motie-Piri c.s. over het aanpakken van malafide uitzendbureaus hoog op de agenda zetten in de EU

Kamerstukken II, 2021-2022, 29 861, nr. 85

Tijdens een hoogambtelijk bezoek van de ELA op 7 juli jl. heeft Nederland de aanpak van malafide uitzendbureaus aangedragen om in Europees verband tussen de lidstaten op te pakken en de onderlinge samenwerking op dit thema te bevorderen. De ELA heeft gezegd terug te komen met de mogelijkheden om het thema in ELA-verband te bespreken, bijvoorbeeld tijdens één van de bestaande werkgroepen of een themabijeenkomst

1801

Motie-Maatoug c.s. over voldoende publieke waarborgen in het toezicht op de certificerende instelling

Kamerstukken II, 2021-2022, 29 861, nr. 86

Planning: indiening wetgeving verplichte certificering voorjaar 2023

1802

Motie-Maatoug c.s. over in kaart brengen in hoeverre in cao's afspraken worden gemaakt over toegang tot de werkvloer voor vakbonden

Kamerstukken II, 2021-2022, 29 861, nr. 87

Planning: brief naar de Tweede Kamer voor de begrotingsbehandeling van SZW eind november 2022

1803

Motie-Palland/Ceder over criteria ontwikkelen om de bredewelvaartsbenadering te concretiseren in het arbeidsmigratiebeleid

Kamerstukken II, 2021-2022, 29 861, nr. 89

Planning: brief naar de Tweede Kamer in oktober 2022

1804

Gewijzigde motie-Ceder/El-Yassini over het herhaaldelijk starten van een uitzendbureau na grove overtredingen niet zonder meer mogelijk doen zijn

Kamerstukken II, 2021-2022, 29 861, nr. 90

Planning: indiening wetgeving verplichte certificering voorjaar 2023

1805

Motie-Van Baarle c.s. over een uitputtend overzicht van de gemeentelijke eisen aan de energietoelage

Kamerstukken II, 2021-2022, 36 064, nr. 6

Het gevraagde overzicht zal worden meegezonden met de brief over de voortgang van de energietoeslag in het derde kwartaal van 2022, die de minister op 30 juni jl. aan de TK heeft toegezegd.

1806

Motie-Stoffer/Maatoug over het monitoren van de armoede- en schuldenproblematiek als gevolg van de energieprijzen

Kamerstukken II, 2021-2022, 36 064, nr. 8

Het CBS zal naar verwachting in november de monitor energiearmoede uitbrengen. De minister van EZK heeft toegezegd, dat deze met appreciatie van het kabinet aan de Kamer aangeboden zal worden. In september start TNO een kennis- en ondersteuningsprogramma energiearmoede in opdracht van EZK, BZK, SZW en een aantal provincies. De Tweede Kamer wordt hier in het 4de kwartaal over geïnformeerd

1807

Motie-Eerdmans/Omtzigt over een breed onderzoek naar de financiële risico’s van inflatie voor middeninkomens

Kamerstukken II, 2021-2022, 36 064, nr. 9

In afstemming met ASEA aan ASEA overgedragen

1808

Nader gewijzigde motie-Podt over voorkomen dat studenten altijd maximaal moeten lenen voordat zij in aanmerking komen voor individuele bijzondere bijstand

Kamerstukken II, 2021-2022, 36 064, nr. 10

De minister zal ambtelijk worden geadviseerd om de motie niet uit te voeren, omdat deze oproept tot een contra-legem wetsuitvoering. De Tweede Kamer zal hiervan na het zomerreces in kennis moeten worden gesteld

1809

Motie-Maatoug/Kathmann over onderzoeken in hoeverre het geheel van de sociale zekerheid en de instrumenten tegen een volgende crisis opgewassen zijn

Kamerstukken II, 2021-2022, 35 925, nr. 55

Aanvang beantwoording start in september 2022. Doel aparte brief met als planning verzending in 1e kwartaal 2023

Afgehandelde toezeggingen

Tabel 187 Overzicht van door de bewindspersonen afgehandelde toezeggingen, vergaderjaar 2012-2013

ID

Omschrijving

Datum/Vindplaats

Stand van zaken

2831

De Minister zegt op verzoek van D66 toe na een te jaar kijken naar het aantal verleende twv’s en in hoeverre deze repeterend worden toegekend

17-4-2013 Plenaire behandeling van de Herziening van de Wet arbeid Vreemdelingen (33 475)

Afgehandeld met de wijziging van de Wet arbeid vreemdelingen, inwerkingtreding 01-01-2022 (Stb. 2021, nr. 505)

Tabel 188 Overzicht van door de bewindspersonen afgehandelde toezeggingen, vergaderjaar 2015-2016

ID

Omschrijving

Datum/Vindplaats

Stand van zaken

3413

Na drie jaar vindt een evaluatie naar de werking van de no-riskpolis plaats. Op basis daarvan zal worden bezien of er aanleiding is voor wetgeving met het oog op de situatie na 2020. Wanneer de tussentijdse evaluatie aanleiding geeft tot continuering van de uniforme no-riskpolis zal daarvoor een nieuwe wettelijke basis moeten worden getroffen. Voorts is met sociale partners en VNG afgesproken dat na drie jaar de stand van zaken wat betreft de premiekorting doelgroep banenafspraak zal worden bezien en dat na vijf jaar de mobiliteitsbonus verdwijnt voor de doelgroep van de banenafspraak. De dan resterende financiële middelen kunnen dan voor andere arbeidsmarktinstrumenten in de belasting- en premiesfeer worden ingezet

28-9-2015 Stemmingen naar aanleiding van ingediende amendementen, moties en wetsvoorstel plenaire behandeling wijziging Participatiewet, de Ziektewet, de Wet werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen en de Wet financiering sociale verzekeringen in verband met harmonisatie van instrumenten ter bevordering van arbeidsdeelname van arbeidsbeperkten (34 194)

Bij Koninklijk Besluit van 13 oktober 2020 (Stb. 2020, 377) is de einddatum van 1 januari 2021 geschrapt waardoor het LKV (Loonkostenvoordeel) banenafspraak na die datum blijft doorlopen. De Tweede Kamer is hierover geïnformeerd bij brief van 2 juli 2020 over de resultaten wet banenafspraak 2019. In het wetsvoorstel Breed Offensief wordt de grondslag van de horizonbepaling geschrapt. De wetsbehandeling van Breed Offensief heeft op 27 juni 2022 plaatsgevonden, waarna het wetsvoorstel is aangenomen. Daarmee is deze toezegging afgedaan

Tabel 189 Overzicht van door de bewindspersonen afgehandelde toezeggingen, vergaderjaar 2016-2017

ID

Omschrijving

Datum/Vindplaats

Stand van zaken

3525

De SER zal de eerdere adviesaanvraag over loondoorbetaling bij ziekte en langdurige werkloosheid uitbreiden naar een breder advies over de arbeidsmarkt

21-9-2016 Algemene Politieke Beschouwingen Tweede Kamer

Deze toezegging is afgedaan met de oplevering van het rapport van de Commissie van Regulering van Werk en de kabinetsreactie daarop

Tabel 190 Overzicht van door de bewindspersonen afgehandelde toezeggingen, vergaderjaar 2017-2018

ID

Omschrijving

Datum/Vindplaats

Stand van zaken

3765

Ik ben voornemens om de gesprekken met GGD GHOR Nederland en de VNG over de aangescherpte eisen toezicht en handhaving voort te zetten en ga hier actief mee aan de slag. Begin 2019 informeer ik uw Kamer over de resultaten hiervan

Uitgaande brief 13-07-2018 – Stand van zaken maatregelen aanbevelingen Commissie Gunning

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 15-04-2022 (Kamerstukken II, 2021-2022, 31 322, nr. 443)

Tabel 191 Overzicht van door de bewindspersonen afgehandelde toezeggingen, vergaderjaar 2018-2019

ID

Omschrijving

Datum/Vindplaats

Stand van zaken

3781

Rechtshandelingen door tussenpersonen. In het kader van de registratie van tussenpersonen zal worden gekeken naar het al dan niet kunnen doen van rechtshandelingen door tussenpersonen op grond van een machtiging

11-10-2018 Verzoek van het lid Jasper van Dijk (SP) tijdens de RvW van 2 oktober 2018 om een debat naar aanleiding van bericht fraude bij arbeidsmigranten

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 22-06-2022 (Kamerstukken II, 2021-2022, 26 448, nr. 682)

3858

Minister gaat in overleg met collega’s van het kabinet over de balans tussen dienstverlening, handhaving en efficiency en hoe hierop gereflecteerd kan worden. Daarbij wordt ook de relatie met beleid, sturing, politieke verantwoordelijkheid en toezicht gelegd

Brief stand van de uitvoering

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d 05-03-2021 (Kamerstukken II, 2020-2021, 29 362, nr. 290).

3864

De Staatssecretaris zegt toe dat er aandacht zal worden gegeven aan de Harrie Helpt – training. Ook bij de praktijkdagen wordt dit onder de aandacht gebracht

10-4-2019 30-leden debat over het sluiten van Sociale werkplaatsen afbraak van de Sociale Werkvoorziening voor mensen met een beperking

De wetsbehandeling van Breed Offensief heeft op 27 juni 2022 plaatsgevonden, waarna het wetsvoorstel is aangenomen. Door de verwijzing in de memorie van toelichting naar de Harrie-Helpt trainingen is deze toezegging afgedaan.

3876

De Minister heeft op verzoek van de Commissie toegezegd samen met de Pensioenfederatie, het Verbond en DNB informatie na te zenden over de verdeling van regelingen met kapitaalopbouw en regelingen op risicobasis

27-5-2019 Notaoverleg naar aanleiding van Initiatiefnota van de leden Omtzigt en Bruins over het nabestaandenpensioen 13 juli 2018 (34 996)

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 23-05-2022 (Kamerstukken II, 2021-2022, 36 067, nr. 9)

3890

Bij de uitwerking van het nieuwe contract komt bijzondere aandacht voor de wijze waarop het reeds opgebouwde nabestaandenpensioen kan worden overgedragen

19-6-2019 Debat Pensioenen

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 30-03-2022 (Kamerstukken II, 2021-2022, 36 067, nr. 5)

3917

De minister heeft toegezegd het CPB en SCP te vragen het werkgelegenheidseffect van een verhoging van het WML te onderzoeken (in Kansrijk Arbeidsmarktbeleid) en de Kamer hierover later te informeren

1-7-2019 Notaoverleg inzake het Initiatiefwetsvoorstel van Jasper van Dijk (SP) Eerlijker loon

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 11-11-2020 (Kamerstukken II, 2020-2021, 29 544, nr. 1036)

Tabel 192 Overzicht van door de bewindspersonen afgehandelde toezeggingen, vergaderjaar 2019-2020

ID

Omschrijving

Datum/Vindplaats

Stand van zaken

3923

De staatssecretaris voert overleg met de GGD GHOR en de VNG over de informatie-uitwisseling tussen de GGD regio’s en de gemeenten. Er wordt bekeken of dit goed gaat, of er meer nodig is, en zo ja wat er dan nodig is

4-9-2019 VAO Kinderopvang

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 02-07-2021 (Kamerstukken II, 2020-2021, 31 322, nr. 434)

3924

De staatssecretaris gaat met de toezichtpartijen en de brancheorganisaties in gesprek over een meer flexibele inzet van de toezichthouder, en houdt de Kamer op de hoogte van de ontwikkelingen

Uitgaande brief 03-09-2019 - Toezicht kinderopvang

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 16-12-2021 verzamelbrief kinderopvang (Kamerstukken II, 2021-2022, 31 322, nr. 439)

3954

Verkenning naar de verrijking van meldingen van vermoedens van niet-naleving cao met extra informatie

2-10-2019 Evaluatie Wet aanpak schijnconstructies (Kamerstukken II, 2019-2020, 34 108, nr. 32)

Afgehandeld met publicatie van de AMvB in het Staatsblad (Stb. 2021, 258)

3959

Informeren Kamer vormgeving adviesgesprekken

11-11-2019 Stimuleren leren en ontwikkelen bij individuen en bedrijven (Kamerstukken II, 2019-2020, 30 012, nr. 123)

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 25-02-2022 (Kamerstukken II, 2021-2022, 30 012, nr. 142)

3969

De minister zegt toe om in gesprek te gaan met de voorzitter van VNO NCW over het gebruik van zorgverlof (D66)

28-11-2019 Voorzetting Begrotingsbehandeling SZW

Het gesprek tussen de toenmalige minister SZW en de toenmalige voorzitter VNONCW heeft geen doorgang kunnen vinden. In maart 2020 kregen we te maken met COVID, waardoor er geen aandacht en tijd was voor een gesprek over arbeid en zorg. Zo’n gesprek zou dan ook overschaduwd worden door de specifieke corona-situatie en niet gericht kunnen worden op het gebruik van zorgverlof in ‘normale omstandigheden

3970

De minister zegt toe om te onderzoeken wat de omvang is van het probleem ten aanzien van het concurrentiebeding en of er meer voorwaarden kunnen worden gesteld aan gebruik van het concurrentiebeding (D66, PvdA en VVD)

28-11-2019 Voorzetting Begrotingsbehandeling SZW

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 25-06-2021 (Kamerstukken II, 2020-2021, 29 544, nr. 1064)

3992

De minister zal de Tweede Kamer informeren over de uitwerking van de scenario’s voor de crisis en de toepassing van deeltijd-WW of werktijdverkorting

15-1-2020 AO Arbeidsmarktbeleid

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 23-11-2021 (Kamerstukken II, 2021-2022, 35 420, nr. 422).

4012

De staatssecretaris zegt toe dat bij de uitvoering van experimenten (uitbreiding van het aantal signalen voor vroegsignalering) de Kamer wordt geïnformeerd. Daarbij zal altijd een toets van de Autoriteit Persoonsgegevens plaatsvinden

5-3-2020 TK Behandeling Wijziging wet Gemeentelijke Schuldhulpverlening ten behoeve van uitwisseling persoonsgegevens

Afgedaan. De Kamer is op 18 mei 2021 geïnformeerd over de experimenten (Kamerstukken II, 2020-2021, 24 515, nr. 601). De Autoriteit Persoonsgegevens heeft op 22 juli 2021 advies gegeven. De Tijdelijke regeling signaal betalingsachterstanden is op 9 november 2021 gepubliceerd (Stcrt. 2022, 45719). Twee experimenten vroegsignalering schulden zijn gestart op 1 januari 2022. De Kamer is geïnformeerd bij de begrotingsbehandeling 2022 d.d. 26-11-2021 (Kamerstukken II, 2021-2022, 35 925 XV, nr. 24)

4020

De minister heeft toegezegd aan het eind van het jaar de Kamer verder te informeren over de verkenning van bestuursrechtelijke bestuursverboden in de uitzendbranche

25-5-2020 TK de Initiatiefnota van de leden Segers en Marijnissen over een Actieplan arbeidsmigratie, de brief Aanpak misstanden arbeidsmigranten en de brief Integrale aanpak misstanden arbeidsmigranten

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 17-12-2021 (Kamerstukken II, 2021-2022, 29 861, nr. 77)

4021

De staatssecretaris zegt toe diverse regelingen op het gebied van werk, zoals de korting op sociale verzekeringen en de no-riskregeling, meer bekendheid te geven bij werkgevers en bij mensen met een beperking

19-12-2019 TK Plenair debat over voortgang van de implementatie van het VN-verdrag inzake de rechten van personen met een handicap

In de nota naar aanleiding van het verslag bij het wetsvoorstel Breed Offensief is ingegaan op de diverse regelingen op het gebied van werk. Behandeling van het wetsvoorstel heeft plaatsgevonden op 27 juni 2022, waarna het wetsvoorstel door de Tweede Kamer is aangenomen. Daarmee is deze toezegging afgedaan

4187

De staatssecretaris van SZW zegt, naar aanleiding van opmerkingen van het lid Kox (SP, mede namens CDA, GroenLinks, PvdA, ChristenUnie, PvdD, SGP en OSF), bereid te zijn een kwantitatief streefcijfer in het kader van de reductie van kinderarmoede vast te stellen en zegt toe de tweejaarlijkse rapportages hierover naar de Kamer te sturen. (T02973)

26-5-2020 Plenaire behandeling motie Kox ‘Reductie Kinderarmoede’

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 08-07-2021 (Kamerstuk I, 2020-2021, 35 570 XV / 35 570 IV, nr. I)

4026

De staatssecretaris zegt toe met staatssecretaris Blokhuis (VWS) contact op te nemen om in gesprek te gaan met de gemeenten over signalen dat sekswerkers geen toegang hebben tot regelingen, zoals de Participatiewet

18-6-2020 AO Armoede en Schuldenbeleid

Afgehandeld met brief van VWS aan de Tweede Kamer d.d. 06-07-2021 (Kamerstukken II, 2020-2021, 35 715, nr. 5)

4035

De minister zegt toe bereid te zijn om een verkenning te laten uitvoeren naar de rol die een overheidsinspectie kan spelen bij het toezicht in het nieuwe stelsel. Deze wordt voor de inwerkingtreding van de wet naar de Kamer gestuurd

29-6-2020 WGO Inburgering

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 18-10-2021 (Kamerstukken II, 2021-2022, 32 824, nr. 349)

4044

De staatssecretaris zegt toe de door mw. Van der Graaf (ChristenUnie) aangedragen problematiek rondom sekswerkers en benodigde (financiële) hulp te bespreken met de staatssecretaris van VWS (Blokhuis)

24-6-2020 Voortzetting AO Armoede- en Schuldenbeleid

Afgehandeld met brief van VWS aan de Tweede Kamer d.d. 06-07-2021 (Kamerstukken II, 2020-2021, 35 715, nr. 5)

4046

De staatssecretaris zegt toe om bij de minister van BZK onder de aandacht te brengen dat vanuit de Tweede Kamer is gevraagd om een eerdere reactie op de motie over kwijtschelding gemeentelijke lasten en de vermogensnorm dan pas in het najaar

24-6-2020 Voortzetting AO Armoede- en Schuldenbeleid

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer (BZK) d.d. 21-06-2021 (Kamerstukken II, 2020-2021, 24 515, nr. 605)

4047

De staatssecretaris zegt toe na te vragen of kwijtschelding van gemeentelijke lasten voor mensen op bijstandsniveau niet mogelijk is als je bent ingeschreven bij de Kamer van Koophandel

24-6-2020 Voortzetting AO Armoede- en Schuldenbeleid

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer (BZK) d.d. 21-06-2021 (Kamerstukken II, 2020-2021, 24 515, nr. 605)

4061

Wetstraject uitwerking pensioenakkoord wordt opgestart. De beoogde inwerkingtredingsdatum is 1 januari 2022

6-7-2020 Uitgaande brief Uitwerking pensioenakkoord

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 30-03-2022 (Kamerstukken II, 2021-2022, 36 067, nr. 5)

4062

Over de witte vlek, ik neem de aanbeveling van de Stichting van de Arbeid over om de uitzonderingsbepaling voor het uitzendwezen in de Pensioenwet op te heffen en in lijn te brengen met hetgeen wettelijk is bepaald voor de andere sectoren, en zal de Pensioenwet in die richting aanpassen

6-7-2020 Uitgaande brief Uitwerking pensioenakkoord

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 30-03-2022 (Kamerstukken II, 2021-2022, 36 067, nr. 5)

4063

De vier situaties genoemd in de brief van 6 juli 2020 zullen wettelijk worden vastgelegd als zijnde partnerrelaties in de Pensioenwet (uniformering partnerbegrip)

6-7-2020 Uitgaande brief Uitwerking pensioenakkoord

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 30-03-2022 (Kamerstukken II, 2021-2022, 36 067, nr. 5)

4064

Ik kan mij vinden in het advies van de Stichting over het nabestaandenpensioen en ben dan ook voornemens om het advies over te nemen. De wijzigingen van wet- en regelgeving die hierna worden benoemd, worden meegenomen in het wetstraject ter verbetering van het twee pijlerpensioenstelsel

6-7-2020 Uitgaande brief Uitwerking pensioenakkoord

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 30-03-2022 (Kamerstukken II, 2021-2022, 36 067, nr. 5)

4065

Bij indiening van het wetsvoorstel vernieuwing pensioenstelsel zal in gesprek met relevante partijen een ingroeipad naar het nieuwe stelsel worden vastgelegd

6-7-2020 Uitgaande brief Uitwerking pensioenakkoord

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 30-03-2022 (Kamerstukken II, 2021-2022, 36 067, nr. 5)

4073

Minister bevestigt dat voor pensioenfondsen in het nieuwe stelsel het ook mogelijk blijft om in WVP-regelingen een vaste uitkering aan te bieden

14-7-2020 Plenair debat inzake pensioenen

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 30-03-2022 (Kamerstukken II, 2021-2022, 36 067, nr. 5)

4075

De minister zegt toe om ten behoeve van het wetgevingstraject extra onderzoek te doen naar de arbeidsmarkteffecten en eventuele schrijnende gevallen van het plan om huidige werknemers in bestaande DC-staffels te laten vallen

14-7-2020 Plenair debat inzake pensioenen

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 30-03-2022 (Kamerstukken II, 2021-2022, 36 067, nr. 5)

4079

Minister zegt toe om twee elementen mee te nemen in de uitwerking van het nabestaandenpensioen (mensen die ZZP’er worden en zieke uittreders)

14-7-2020 Plenair debat inzake pensioenen

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 30-03-2022 (Kamerstukken II, 2021-2022, 36 067, nr. 5)

4080

Minister zegt toe om de partnerdefinitie te bespreken met de pensioensector om ongewenste effecten van de partnerdefinitie (waarbij samenwonende onterecht als partner worden gezien) te voorkomen

14-7-2020 Plenair debat inzake pensioenen

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 30-03-2022 (Kamerstukken II, 2021-2022, 36 067, nr. 5)

Tabel 193 Overzicht van door de bewindspersonen afgehandelde toezeggingen, vergaderjaar 2020-2021

ID

Omschrijving

Datum/Vindplaats

Stand van zaken

4094

De staatssecretaris zegt de Kamer toe een brief te sturen over fraude in de sociale zekerheid

3-9-2020 TK Plenaire behandeling Wijziging van de Participatiewet in verband met het uitsluiten van fraudevorderingen bij de vermogenstoets

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 12-11-2021 (Kamerstukken II, 2020-2021, 17 050, nr. 596)

4093

De minister zegt toe te bezien of het opportuun is om de termijn voor een betalingsregeling te verlengen

Uitgaande brief 29-09-2020 Kamervragen van het lid Tielen (VVD) over terugvordering door UWV

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 23-11-2021 (Kamerstukken II, 2021-2022, 17 050, nr. 601)

4097

Minister zegt toe specifieke aandacht te besteden aan de kleine werkgevers in de uitwerking van het aanvalsplan witte vlek

Uitgaande brief 12-11-2020 Verzamelbrief pensioenonderwerpen (Kamerstukken II, 2020-2021, 32 043, nr. 550)

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 08-02-2022 (Kamerstukken II, 2021-2022, 32 043, nr. 573)

4101

De staatssecretaris zegt toe dat de Tweede Kamer per brief wordt geïnformeerd over de clustering Rijksincasso en de deelname daaraan door de Belastingdienst.

10-12-2020 AO Armoede en Schuldenbeleid

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 12-07-2022 (Kamerstukken II, 2021-2022, 24 515, nr. 643)

4120

Opstarten breed maatschappelijk gesprek en de Kamer informeren over de uitkomsten

Uitgaande brief 16-11-2020 Zesde voortgangsbrief werken als zelfstandige (Kamerstukken II, 2020-2021, 31 311, nr. 236)

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 20-09-2021 (Kamerstukken II, 2021-2022, 31 311, nr. 240)

4122

Toezegging om de uitkomsten van de pilot webmodule te bespreken met de Tweede Kamer alvorens de evaluatiecriteria eventueel worden aangepast

17-11-2020 TK Begrotingsbehandeling SZW 1e termijn Kamer 17 november

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 20-09-2021 (Kamerstukken II, 2021-2022, 31 311, nr. 240)

4126

De minister zal in gesprek gaan met online vacatureplatforms

Uitgaande brief 21-01-2021 Verkennend Onderzoek discriminatiemogelijkheden online platforms

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 14-07-2022 (Kamerstukken II, 2021-2022, 29 544, nr. 1119)

4130

De minister heeft toegezegd om de stukken die in het kader van het Besluit op een Wob-verzoek over de totstandkoming van de NOW-regeling van de NOS zijn overlegd, aan de Tweede Kamer te verzenden, evenals een verwijzing naar de regeling Tweede tijdelijke Noodmaatregel overbrugging voor werkgelegenheid

17-11-2020 TK Begrotingsbehandeling SZW 1e termijn Kamer 17 november

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 19-11-2021 (Kamerstukken II, 2020-2021, 35 420, nr. 190).

4131

De minister heeft toegezegd om binnen de crisisdienstverlening zoveel mogelijk aan te sluiten bij de bestaande opleidingstrajecten in sectoren zoals de techniek en bouw

17-11-2020 TK Begrotingsbehandeling SZW 1e termijn Kamer 17 november

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 20-09-2021 (Kamerstukken II, 2021-2022, 35 420, nr. 363)

4132

De minister heeft toegezegd om de Tweede Kamer in de komende weken te informeren over de kickstart van de crisisdienstverlening middels een brief

17-11-2020 TK Begrotingsbehandeling SZW 1e termijn Kamer 17 november

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 25-02-2022 (Kamerstukken II, 2021-2022, 34 352, nr. 231)

4145

(EK) Eerste Kamer ontvangt te zijner tijd ter kennisname de taakopdracht voor het technische advies over de scenariosets voor het nieuwe stelsel

9-3-2021 EK mondeling overleg over toekomst Pensioenstelsel

Afgehandeld met brief aan de Eerste Kamer d.d. 16-02-2022 (Kamerstukken I, 2021-2022, 32 043, nr. AZ)

4146

(EK) Delen van informatie over internationale benchmark beleggingskosten

9-3-2021 EK mondeling overleg over toekomst Pensioenstelsel

Afgehandeld met brief aan de Eerste Kamer d.d. 14-07-2021 (Kamerstukken I, 2020-2021, 32 043, nr. AR)

4147

(EK) In de nadere uitwerking meenemen wat het nieuwe pensioenstelsel betekent voor pensioenopbouw van DGA’s

9-3-2021 EK mondeling overleg over toekomst Pensioenstelsel

Afgehandeld met brief aan de Eerste Kamer d.d. 30-03-2022 (Kamerstukken I, 2021-2022, 32 043, nr. BB)

4150

De minister heeft toegezegd schriftelijk antwoord te geven op de vraag van DENK en CDA hoe vaak bedrijven onherroepelijk veroordeeld zijn voor discriminatie en hoe dit zichtbaar wordt gemaakt

20-5-2021 VAO Arbeidsmarktbeleid (naar aanleiding van AO 7/12)

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 17-06-2021 (Kamerstukken II, 2020-2021, 29 544, nr. 1062)

4153

De Kamer wordt geïnformeerd over de manier waarop na corona de verruimingen om recht te doen aan de nieuwe praktijk van thuiswerken in de fiscale afspraken met buurlanden wordt vormgegeven (bijvoorbeeld worden bepaalde verruimingen permanent gemaakt)

9-6-2021 Commissiedebat Raad WSB (Raad 14/6)

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 17-12-2022 (Kamerstukken II, 2021-2022, 26 834, nr. 54)

4155

De minister stuurt op verzoek van de VVD de Kamer na het reces een overzicht van al het sociaal beleid dat in zijn ambtstermijn is gemaakt op EU-niveau

9-6-2021 Commissiedebat Raad WSB (Raad 14/6)

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 29-09-2021 (Kamerstukken II, 2021-2022, 21 501-31, nr. 627)

4156

Ik informeer uw Kamer later dit voorjaar over de stand van zaken en het vervolg van het verbetertraject

Uitgaande brief 08-04-2021 Verplichting gegevenslevering door kinderopvangorganisaties en eerder signaleren

Deze toezegging is afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 08-07-2021 voortgang verbetertraject kinderopvangtoeslag (Kamerstukken II, 2021-2022, 31 066, nr. 871)

4158

Ook zie ik na de implementatie van bovengenoemde verbetermaatregelen nog verdere potentie voor verbeteringen in de dienstverlening richting ouders en in het reduceren van het aantal (hoge) terugvorderingen binnen de kinderopvangtoeslag. Daarom zal ik, samen met de staatssecretaris van Toeslagen en Douane, in 2021 vervolg geven aan het verbetertraject kinderopvangtoeslag. Ik ben voornemens uw Kamer hier in het voorjaar van 2021 nader over te informeren

Uitgaande brief 18-12-2020 Verzamelbrief Kinderopvang december 2020

Deze toezegging is afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d 08-07-2021 voortgang verbetertraject kinderopvangtoeslag (Kamerstukken II, 2021-2022, 31 066, nr. 871)

4162

De minister heeft toegezegd de Kamer te informeren over gesprekken met het UWV over mogelijke oplossingen in het kader van de dagloonsystematiek

17-6-2021 WGO Jaarverslagen

Afgehandeld met brief (SZW) aan de Tweede Kamer d.d. 10-03-2022 (Kamerstukken II, 2021-2022, 34 351, nr. 34)

4165

Toezegging om beleidsopties tot hervorming van het concurrentiebeding te gaan uitwerken, en dat deze uiterlijk eind 2021 naar de Kamer worden verzonden

25-6-2021 Uitgaande brief Concurrentiebeding

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 25-02-2022 (Kamerstukken II, 2021-2022, 29 544, nr. 1089)

4166

De landsadvocaat gaat onderzoeken of de beperking van het aantal weken dat een asielzoekers in procedure mag werken in Nederland (24 weken per jaar) in strijd is met de Opvangrichtlijn

16-6-2021 Plenaire behandeling Wijziging wet arbeid vreemdelingen in verband met het toekomstbestendig maken van de wetgeving op het terrein van arbeidsmigratie (35 680)

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 10-12-2021 (Kamerstukken II, 2021-2022, 35 680, nr. 21)

4168

De Tweede Kamer zal in het najaar in een brief worden geïnformeerd over wat er in Europa gebeurt ten aanzien van doordetachering van derdelanders

16-6-2021 Plenaire behandeling Wijziging wet arbeid vreemdelingen in verband met het toekomstbestendig maken van de wetgeving op het terrein van arbeidsmigratie (35 680)

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 22-11-2021 (Kamerstukken II, 2021-2022, 29 861, nr. 75)

4170

Naar aanleiding van het eerste gesprek met AcICT brengt UWV nu in kaart welke mogelijkheden er zijn om op korte termijn een beperkt deel van de voor STAP beschikbare middelen te reserveren voor groepen die minder makkelijk zelf de weg naar het STAP-budget weten te vinden. Hier zal ook het definitieve advies van AcICT bij betrokken worden en uw Kamer wordt hier nader over geïnformeerd

29-6-2021 Uitgaande brief Schriftelijk overleg voortgang subsidieregeling STAP-budget

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 15-10-2021 (Kamerstukken II, 2021-2022, 30 012, nr. 141)

4171

Het definitieve advies van AcICT zal, voorzien van een uitgebreide reactie, naar verwachting na het zomerreces aan uw Kamer gestuurd kunnen worden. In de reactie zal ook ingegaan worden op de maatregelen die naar aanleiding van het advies van AcICT verder nog worden genomen worden en het tijdpad dat daarbij hoort

Uitgaande brief 29-06-2021 Schriftelijk overleg voortgang subsidieregeling STAP-budget

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 15-10-2021 (Kamerstukken II, 2021-2022, 30 012, nr. 141)

4174

Om te beginnen zal ik uw Kamer dit najaar per brief informeren over de uitkomst van het eerste aanvraagtijdvak dat van 1 juni 2021 tot en met 30 juli 2021 is opengesteld voor activiteitenplannen voor duurzame inzetbaarheid en eerder uittreden. Ook zal ik in die brief aangeven wanneer komende jaren de voortgangsrapportages aan uw Kamer verstuurd zullen worden

Uitgaande brief 01-07-2021 Beantwoording vragen schriftelijk overleg inzake brief over de stand van zaken uitwerking pensioenakkoord

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 17-11-2021 (Kamerstukken II, 2021-2022, 25 883, nr. 422)

4176

De Minister heeft toegezegd om samen met zijn collega van JenV te bekijken hoe het gat tussen de strafrechtelijke en bestuursrechtelijke aanpak van arbeidsuitbuiting verkleind kan worden

7-7-2021 Commissiedebat Arbeidsmigratie

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer van J&V d.d. 17-11-2021 Voortgangsbrief programma Samen tegen mensenhandel (Kamerstukken II, 2021-2022, 28 638, nr. 205)

4178

De minister zegt de Eerste Kamer toe in een brief nader in te gaan op de vraag of het mogelijk is dat pensioenfondsen een RVU-uitkering uitvoeren

12-1-2022 Plenaire behandeling wetsvoorstel 35555 (Wet bedrag ineens RVU sparen)

Afgehandeld met brief aan de Eerste Kamer d.d 14-07-2021 (Kamerstukken I, 2020-2021, 35 555, nr. K)

4179

Bij indiening van het wetsvoorstel vernieuwing pensioenstelsel zullen ook nadere adviezen en onderzoeken, zo die nog mochten worden uitgevoerd, worden meegestuurd. Dit geldt ook voor eventuele algemeen juridische beleidsadviezen van de Landsadvocaat. Daarnaast zullen in lijn met de nieuwe afspraken bij indiening van het wetsvoorstel ook de beslisnota’s die zijn gebruikt ten behoeve van de besluitvorming openbaar worden gemaakt

1-7-2021 Uitgaande brief Beantwoording schriftelijk overleg inzake brief over de stand van zaken uitwerking pensioenakkoord

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 30-03-2022 (Kamerstukken II, 2021-2022, 36 067, nr. 5)

4182

(EK T3185) Toezegging Kamer te informeren over uitkomsten snelle inventarisatie Cao-afspraken over de mogelijkheid tot RVU

12-1-2021 Plenaire behandeling wetsvoorstel 35555 (Wet bedrag ineens RVU sparen)

Afgehandeld met brief aan de Eerste Kamer d.d. 14-07-2021 (Kamerstukken I, 2020-2021, 35 555, nr. K)

4186

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Stienen (D66), toe de Kamer rond het Kerstreces te informeren welke partij de leerbaarheidstoets zal gaan afnemen. (35.483) (T03100)

2-12-2020 Plenaire behandeling wet 35484 Wet Inburgering

Afgehandeld met brief aan de Eerste Kamer d.d. 17-12-2021 (Kamerstukken I, 2021-2022, 35 4834, nr. J)

4188

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Moonen (D66), toe de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap te verzoeken het servicedocument, met hernieuwde afspraken voor extra mogelijkheden voor het vinden van stageplaatsen of het op een andere wijze invulling geven aan de beroepspraktijkvorming, ook naar de Eerste Kamer te zenden (T03067)

10-11-2020 Plenaire behandeling 4e suppletoire Begroting

Afgehandeld met brief aan de Eerste Kamer (OCW) d.d. 19-10-2021 (Kamerstukken I, 2021-2022, 35 542, nr. L)

Tabel 194 Overzicht van door de bewindspersonen afgehandelde toezeggingen, vergaderjaar 2021-2022

ID

Omschrijving

Datum/Vindplaats

Stand van zaken

4191

Onderzoek van Kantar over het nabestaandenpensioen en keuzes in het uitkeringsritme aan de Kamer zenden

15-9-2021 Tweeminutendebat Pensioenen

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 29-09-2021 (Kamerstukken II, 2021-2022, 32 043, nr. 571)

4196

In november ontvangt u van mij een brief met de bevindingen van het eerste aanvraagtijdvak MDIEU

15-11-2021 Uitgaande brief Beantwoording inbreng Schriftelijk overleg onderzoek naar CAO-afspraken RVU (29 544 nr. 1072)

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 17-11-2021 (Kamerstukken II, 2021-2022, 25 883, nr. 422)

4198

Herhalen cao-onderzoek naar RVU-afspraken, zodat kan worden gerapporteerd over de resultaten na een jaar RVU-vrijstelling.

15-11-2021 Uitgaande brief Beantwoording inbreng Schriftelijk overleg onderzoek naar CAO-afspraken RVU (29 544 nr. 1072)

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 20-05-2022 (Kamerstukken II, 2021-2022, 25 883, nr. 433)

4199

Naar aanleiding van de motie Gijs van Dijk en Maatoug zal ik laten onderzoeken bij enkele sectoren die RVU al toepassen, wat de beweegredenen zijn voor werknemers die wel aanspraak kunnen doen op een RVU-regeling, maar ervoor kiezen om dit niet te doen. In dit onderzoek zal ik de genoemde knelpunten laten meenemen

17-11-2021 Uitgaande brief Voortgang Maatwerkregeling Duurzame inzetbaarheid en eerder uittreden (MDIEU)

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 20-05-2022 (Kamerstukken II, 2021-2022, 25 883, nr. 433)

4203

SZW, EZK en FIN sturen de monitoringsrapportages gelijktijdig naar de Kamer in het eerste kwartaal van 2022

9-12-2021 Corona-debat

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 14-03-2022 (Kamerstukken II, 2020-2021, 35 420, nr. 474)

4204

De staatssecretaris heeft toegezegd te zorgen dat alles voorbereid wordt in de uitvoering bij gemeenten om meer steun te bieden (TOZO/TONK) als dit nodig blijkt.

8-12-2021 Vervolgdebat over nieuwe steunpakketten Corona

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer (EZK) d.d. 21-12-2021 (Kamerstukken II, 2021-2022, 35 420, nr. 466)

4205

De staatssecretaris heeft toegezegd om gemeenten te wijzen op de mogelijkheid om coulant te zijn in het bieden van betalingsregelingen en na te gaan of dit ook daadwerkelijk gebeurt

8-12-2021 Vervolgdebat over nieuwe steunpakketten Corona

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer (EZK) d.d. 21-12-2021 (Kamerstukken II, 2021-2022, 35 420, nr. 466)

4206

De staatssecretaris heeft toegezegd om aan de brief over krapte (verzending gepland januari 2022) toe te voegen wat de Rijksoverheid en het kabinet zelf kunnen doen

8-12-2021 Vervolgdebat over nieuwe steunpakketten Corona

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 17-12-2021 (Kamerstukken II, 2021-2022, 29 544, nr. 1086)

4207

Bij EZK nagaan wat de uitkomsten zijn van het onderzoek van de ACM naar mogelijke prijsafspraken tussen Supermarkten ten aanzien van het loon (en de Kamer daarover informeren). Bevindingen bespreken met sociale partners en de Tweede Kamer daarover informeren

30-11-2021 Begrotingsbehandeling SZW 30 november t/m 1 december 2021

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 04-07-2022 (Kamerstukken II, 2021-2022, 29 544, nr. 1113)

4209

Waar we dat kunnen moedigen we diversiteit in (pensioen)besturen aan. Thema komt op veel plekken terecht, waar wij dit kunnen aanmoedigen doen wij dat. Ik zeg toe om te kijken of dit punt voldoende in de monitor zit

30-11-2021 Begrotingsbehandeling SZW 30 november t/m 1 december 2021

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 15-07-2022 (Kamerstukken II, 2021-2022, 32 043, nr. 592)

4213

De staatssecretaris zegt brief toe voor de stemmingen over zijn opvatting motie Van Baarle om het wetsvoorstel dat voorziet in een meldplicht van discriminerende verzoeken voor uitzendbureaus zo spoedig mogelijk naar de Kamer te sturen

30-11-2021 Begrotingsbehandeling SZW 30 november t/m 1 december 2021

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 06-12-2021 (Kamerstukken II, 2021-2022, 29 544, nr. 1089)

4219

De minister zegt toe aan Léon de Jong (PVV) dat zij met gemeenten, sociale partners en Sw-bedrijven in gesprek gaat over de sw-infrastructuur. Zij informeert de Kamer hierover vóór de zomer

23-2-2022 Commissiedebat Participatiewet/Breed offensief

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 03-05-2022 (Kamerstukken II, 2021-2022, 35 644, nr. 15)

4223

De minister betrekt de jongerenuitkeringen en de vierweken zoektermijn voor jongeren bij de uitwerking van de hardheden van de Participatiewet. De Minister vult aan dat zij de uitbreiding van de experimenteerruimte betrekt bij het beleidsplan ‘Hardheden van de Participatiewet’

23-2-2022 Commissiedebat Participatiewet/Breed offensief

Afgehandeld met brief naar de Tweede Kamer d.d. 21-06-2022 (Kamerstukken II, 2021-2022, 34 352, nr. 54)

4225

De minister zegt toe toe om een visiebrief op het begrip integratie, samen met betrokken ministers, vóór het commissiedebat integratie d.d. 30 maart 2022, aan de Tweede Kamer te sturen

17-2-2022 Hoofdlijnendebat Sociale Zaken en Werkgelegeneheid

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 05-04-2022 (Kamerstukken II, 2021-2022, 32 824, nr. 357)

4228

Ik verwacht een nieuw Actieplan Arbeidsmarktdiscriminatie voor het zomerreces aan u aan te kunnen bieden

1-3-2022 Uitgaande brief Behandeling wetsvoorstel toezicht gelijke kansen bij werving en selectie en onderzoek en anoniem + bijlage (Kamerstukken II, 2021-2022, 35 673, nr. 8 )

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 14-07-2022 (Kamerstukken II, 2021-2022, 29 544, nr. 1119)

4229

Toezegging om de Kamer op een later moment te informeren over de proportionaliteit van de maatregel verplichte gegevensdeling kinderopvangorganisaties. Dit gebeurt op een later moment omdat de maatregel pas op een later moment wordt ingevoerd, in verband met het regelen van een wettelijke grondslag, zoals door de Kamer is verzocht. Daarnaast moet het proces momenteel nader uitgewerkt en neergezet worden. Ook zal gekeken moeten worden of het proces na de inwerkingtreding mogelijk ook nog aanpassingen behoeft in de praktijk

Kamerstukken II, 2020-2021, 35 574, nr. 10

Afgehandeld met memorie van toelichting Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Overige fiscale maatregelen 2022). Kamerstuknummer 35 928, nr. 3. (pagina 8-16)

4231

De minister heeft toegezegd om in de brief over de toekomst van de arbeidsmarkt ook terug te komen op het waarborgen van werknemersrechten en de verplichte AOV voor zelfstandigen

13-4-2022 Commissiedebat Arbeidsmarktbeleid

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 05-07-2022 (Kamerstukken II, 2021-2022, 29 861 nr. 92)

4238

De Minister zegt toe voor de zomer de Kamer te informeren over de verdere uitwerking van de toezicht op de inburgering

20-4-2022 Commissiedebat Inburgering en Integratie

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 04-07-2022 (Kamerstukken II, 2021-2022, 32 824, nr. 365) in paragraaf 17 (Uitkomsten van de verkenning naar publiek toezicht)

4239

De minister zegt toe in de zomer te rapporteren over de arbeidsvoorwaarden van NT2 docenten bij de voortgangsbrief Uitvoering en Inburgering. Dit naar aanleiding van een opmerking van mevrouw Kathmann

20-4-2022 Commissiedebat Inburgering en Integratie

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 04-07-2022 (Kamerstukken II, 2021-2022, (Kamerstukken II, 2021-2022, 32 824, nr. 365) in paragraaf 2 (arbeidsvoorwaarden docenten Nt2)

4240

De minister zegt toe na de zomer terug te komen op de juridische houdbaarheid van de oplossingsrichting bij de uitvoeringskwestie Wet Inburgering 2021. Dat is naar aanleiding van een vraag van mevrouw Becker

20-4-2022 Commissiedebat Inburgering en Integratie

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 09-06-2022 (Kamerstukken II, 2021-2022, 32 824 nr. 363)

4247

De minister zegt toe dat zij bij de schriftelijke voorbereiding van de Wtp terugkomt op hoe het advies van de Commissie Parameters, waar de scenario’s voor invaren onderdeel van zijn, zich verhoudt tot de behandeling van de Wet toekomst pensioenen in de Kamer

31-3-2022 Commissiedebat Pensioenonderwerpen

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 16-05-2022 (Kamerstukken II, 2021-2022, 32 043, nr. 586)

4248

De minister zegt toe om navraag te doen bij de minister van BZK over de stand van zaken rond de Berichtenbox en DigiD, de Kamer wordt daarover voor de zomer geïnformeerd

31-3-2022 Commissiedebat Pensioenonderwerpen

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 15-07-2022 (Kamerstukken II, 2021-2022, 32 043 nr. 592)

4249

De minister zegt toe dat zij voor het moment van schriftelijke inbreng de Kamer een overzicht stuurt met daarin de pensioenmogelijkheden voor zzp’ers en mogelijke verbeteringen

31-3-2022 Commissiedebat Pensioenonderwerpen

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 16-05-2022 (Kamerstukken II, 2021-2022, 32 043, nr. 586)

4250

De minister zegt toe om in gesprek te gaan met sociale partners over hoe om te gaan met het hoofdzakelijkheidsbeginsel en informeert de Kamer daarover voor de zomer

31-3-2022 Commissiedebat Pensioenonderwerpen

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 15-07-2022 (Kamerstukken II, 2021-2022, 32 043, nr. 592)

4262

De minister neemt in de brief over de aanpak van de krapte op de arbeidsmarkt het makkelijker switchen tussen banen/sectoren voor werknemers mee

21-4-2022 Commissiedebat Kinderopvang

In de Kamerbrief aanpak arbeidsmarktkrapte die 24 juni jl. aan de Kamer is gestuurd wordt onder meer ingegaan op de plannen van het kabinet voor het verbeteren van de match en leven lang ontwikkelen. Met deze twee actielijnen wordt het makkelijker om te wisselen van baan en sector

4265

Naar aanleiding van het commissiedebat Arbeidsmarktbeleid van 13 april 2022 heb ik toegezegd uw Kamer blijvend te informeren over de resultaten van de aanvraagtijdvakken STAP-budget

13-4-2022 Commissiedebat Arbeidsmarktbeleid

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 20-05-2022 (Kamerstukken II, 2021-2022, 30 012, nr. 146)

4266

Aan SGP en GL is toegezegd dat in het reeds aangekondigde onderzoek naar rouwverlof aandacht zal worden besteed aan het verlof naar aanleiding van een miskraam of doodgeboren kind in Nieuw-Zeeland.

12-4-2022 WGO Wet betaald ouderschapsverlof

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 31-05-2022 (Kamerstukken II, 2021-2022, 25 883, nr. 434)

4268

Voor de zomer laat de minister aan de Kamer weten wanneer de tegemoetkomingsregeling beroepsziekten in werking kan treden

12-5-2022 Commissiedebat Gezond en Veilig werken

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 27-06-2022 (Kamerstukken II, 2021-2022, 25 883, nr. 442)

4270

Voor de zomer stuurt het kabinet een brief aan de Kamer over de contouren van het actieplan grensoverschrijdend gedrag

12-5-2022 Commissiedebat Gezond en Veilig werken

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 27-06-2022 (Kamerstukken II, 2021-2022, 34 843, nr. 58)

4278

De minister SZW stuurt voor de zomer/voor het tweeminutendebat een overzicht aan de Kamer met mogelijke maatregelen om misstanden tegen te gaan in aanloop naar het certificeringsstelsel per 1 januari 2025

1-6-2022 Commissiedebat Arbeidsmigratie (voortzetting)

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 30-06-2022 (Kamerstukken II, 2021-2022, 29 861, nr. 81)

4297

In aanvulling daarop ga ik graag in gesprek met de Stichting van de Arbeid en de Pensioenfederatie, om te bezien of er ook een soortgelijk stappenplan gemaakt kan worden om het aantal jongeren in verantwoordingsorganen en belanghebbendenorganen te vergroten

21-11-2021 Uitgaande brief Beantwoording Kamervragen van het lid Beukering-Huijbregts (D66) over het stappenplan 'OR zoekt jonge collega's'

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 15-07-2022 (Kamerstukken II, 2021-2022, 32 043, nr. 592)

Lopende toezeggingen

Tabel 195 Overzicht van door de bewindspersonen nog af te handelen toezeggingen, vergaderjaar 1996-1997

ID

Omschrijving

Datum/Vindplaats

Stand van zaken

3

Kabinetsstandpunt over bekrachtiging van protocol bij ILO-verdrag nr. 81 (Arbeidsinspectie)

Uitgaande brief 29-10-1996 kabinetsstandpunt over bekrachtiging van protocol bij ILO-verdrag nr. 81 (Arbeidsinspectie) Kamerstukken II, 1996-1997, 25 478, nr. 4

De eerder geformuleerde tekst is nog steeds actueel. Inmiddels is de klacht van de FNV met betrekking tot onder meer ILO-Conventie 81 door de ILO afgehandeld. De ILO heeft geoordeeld dat Nederland voldoet aan het desbetreffende verdrag. In haar rapport heeft de ILO een aantal aanbevelingen gedaan. Reactie van het kabinet op het ILO-rapport is aan de Tweede Kamer gezonden (Kamerstukken II, 29 427, nr. 103). Er zal dus conform wat eerder is gemeld een kabinetsstandpunt worden voorbereid over goedkeuring van het Protocol nr. 81 bij dit Verdrag Nr. 81

Tabel 196 Overzicht van door de bewindspersonen nog af te handelen toezeggingen, vergaderjaar 2010-2011

ID

Omschrijving

Datum/Vindplaats

Stand van zaken

2382

De Tweede Kamer ontvangt een brief over de beleidsregels UWV inzake de nieuwe weigerings-/intrekkingsgrond, binnen een half jaar nadat het wetsvoorstel door beide Kamers is aanvaard

6-10-2010 Plenaire behandeling Wetsvoorstel Aanpassing Wet arbeid vreemdelingen; introductie van de referent in de Vreemdelingenwet 2000 en verkorting van de wachttermijn voor seizoenswerkers

Planning: brief naar de Tweede Kamer voor het einde van het jaar 2022

Tabel 197 Overzicht van door de bewindspersonen nog af te handelen toezeggingen, vergaderjaar 2011-2012

ID

Omschrijving

Datum/Vindplaats

Stand van zaken

3145

De mobiliteitsbonussen voor oudere werklozen en arbeidsgehandicapten dient te worden geëvalueerd. Deze toezegging is ook opgenomen in de evaluatie agenda

19-06-2012 Plenaire behandeling wetsvoorstel Wijziging van de Wet financiering sociale verzekeringen in verband met bonussen voor werkgevers voor het in dienstnemen en in dienst houden van oudere werknemers en arbeidsgehandicapte werknemers (33 284) Evaluatie mobiliteitsbonussen

De evaluatie van het LIV is naar de Tweede Kamer gestuurd met de brief d.d. 22 november 2019 (Kamerstukken II, 2019-2020, 32 043, nr. 505). De evaluatie van de loonkostenvoordelen met de kabinetsreactie zal in de zomer van 2022 naar de Tweede Kamer worden gestuurd

Tabel 198 Overzicht van door de bewindspersonen nog af te handelen toezeggingen, vergaderjaar 2013-2014

ID

Omschrijving

Datum/Vindplaats

Stand van zaken

2935

De minister zal de Tweede Kamer informeren over verplichte inschrijving door werkzoekenden bij een uitzendbureau en de mogelijkheid van een uitzendbureau om inschrijving te weigeren

20-3-2014 AO SUWI-onderwerpen

De Tweede Kamer wordt in de brief Stand van de Uitvoering van december 2022 geïnformeerd

3249

Jaarlijkse rapportage aan het parlement over de premieontwikkeling bij de pensioenfondsen (33.610/33.847)

20-5-2014 Plenaire behandeling Novelle Wet verlaging maximumopbouw- en premie-percentages pensioen en maximering pensioengevend inkomen en het Belastingplan 2014 (33.847) (EK)

Op 24-05-2022 is de jaarlijkse rapportage aan de Eerste Kamer verstuurd (Kamerstukken I, 2021-2022, 33 610, nr. T). Planning: volgende rapportage naar de Eerste Kamer voor de zomer van 2023

Tabel 199 Overzicht van door de bewindspersonen nog af te handelen toezeggingen, vergaderjaar 2014-2015

ID

Omschrijving

Datum/Vindplaats

Stand van zaken

3295

De staatssecretaris zegt toe haar best te doen om ervoor te zorgen dat de resultaten van het onderzoek naar de prestatieladder sociaal ondernemen meelopen in de evaluatie van de Wet.

24-3-2015 (EK) Plenaire behandeling Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten (33 981)

Gelet op de aard van het evaluatieonderzoek Wet Banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten kon deze toezegging niet ingepast worden in het evaluatieonderzoek. SZW neemt dit mee in een ander traject. Planning: 4e kwartaal 2022

3296

De staatssecretaris zegt toe om als dit aan de orde is te kijken of er, mede in het licht van de noodzaak de effectieve inzet van middelen steeds inzichtelijk te maken, mogelijk extra middelen beschikbaar gesteld kunnen worden voor re-integratie en scholing voor de doelgroep

24-3-2015 (EK) Plenaire behandeling Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten (33 981)

De quotumregeling is vanaf 1 januari 2018 voor de overheidswerkgevers geactiveerd. 2018 is een overgangsjaar, omdat het kabinet heeft besloten om over de eventuele quotumtekorten over 2018 geen heffing op te leggen aan de werkgevers die niet de afgesproken aantallen hebben gehaald. Dat betekent dat eind 2020 twee jaren met quotumheffing zijn verstreken. Maar door de plannen om het systeem van de banenafspraak te vereenvoudigen, is deze toezegging naar alle waarschijnlijkheid niet meer opportuun. Als de uitwerking van het nieuwe systeem duidelijk is en in wetgeving is opgenomen, zal de afhandeling van de toezegging nader worden overwogen. Dit moet ook worden bezien in relatie tot de envelop voor armoede, schulden en de arbeidsmarkt uit het coalitieakkoord. Planning: eind 2022

Tabel 200 Overzicht van door de bewindspersonen nog af te handelen toezeggingen, vergaderjaar 2015-2016

ID

Omschrijving

Datum/Vindplaats

Stand van zaken

3404

De staatssecretaris wil een duurzame oplossing vinden voor de beroepspensioenregelingen. Daarom wil de staatssecretaris in overleg met de pensioensector en sociale partners kijken naar de wijze van verplichtstelling van beroepspensioenfondsen, in het bijzonder in relatie tot beroepsgenoten in loondienst en zelfstandigen, en mede in relatie tot de voorgenomen wijziging van de vormgeving van verplichtstelling van bedrijfstak-pensioenfondsen

Uitgaande brief 10-12-2015 Beantwoording van de Kamervragen van het lid Vermeij over de representativiteit van beroepspensioenfondsen

Planning: brief naar de Tweede Kamer in december 2022

Tabel 201 Overzicht van door de bewindspersonen nog af te handelen toezeggingen, vergaderjaar 2016-2017

ID

Omschrijving

Datum/Vindplaats

Stand van zaken

3561

Het kabinet zal nader bestuderen of er aanpassingen nodig zijn om in de mogelijkheid van maatwerk in de governance van het algemeen pensioenfonds voor buitenlandse regelingen tot wasdom te laten komen en, zo ja, wat de effecten daarvan zijn

Uitgaande brief 21-12-2016 Grensoverschrijdende pensioenregelingen

Planning: wordt meegenomen in de evaluatie van het APF (Algemeen Pensioen Fonds), die in september 2022 naar de Kamer wordt gestuurd (voor Prinsjesdag)

Tabel 202 Overzicht van door de bewindspersonen nog af te handelen toezeggingen, vergaderjaar 2017-2018

ID

Omschrijving

Datum/Vindplaats

Stand van zaken

3665

De Minister van Algemene Zaken zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Strik (Groen Links), toe het dictum van de gewijzigde motie Strik c.s. over te nemen en maximaal drie jaar na invoering een evaluatie te houden van de effecten van de maatregelen om de arbeidsparticipatie te verbeteren van mensen met een beperking, arbeidsongeschikten en Wajongers op de feitelijke inkomenspositie en de arbeidsparticipatie van deze groepen

Parlementaire agenda 04-12-2017 Algemene Politieke Beschouwingen EK

De motie vraagt om een evaluatie (te houden binnen maximaal drie jaar) naar de inkomenseffecten en arbeidsparticipatie van vier maatregelen uit het regeerakkoord van 2017. De eerste twee maatregelen zijn geschrapt (Kamerstukken I, 2018-2019, 34 775, nr. AK; Kamerstukken II, 2018-2019, 32 716, nr. 37). De vierde maatregel ging 2018 inwerking en de derde op 1 januari 2020. Binnen drie jaar na inwerkingtreding van de laatste maatregel betekent in dit geval dat we de evaluatie in 2022 houden

3671

Bij de voorziene evaluatie van het wetsvoorstel waardeoverdracht klein pensioen wordt aandacht besteed aan de ervaringen en de zorgen van de deelnemers

7-11-2017 Tweede Kamer Plenaire behandeling Wet overdacht Klein Pensioen

Die evaluatie moet klaar zijn over vier jaar. De Tweede Kamer wordt eind 2022 geïnformeerd over de evaluatie

3799

De staatssecretaris beziet bij de evaluatie van de Wet IKK welke stappen op basis van de evaluatie moeten worden gezet. Dan ook bezien of en zo ja op welke kwaliteitseisen de Pilots IKK gewenst zijn

Uitgaande brief 08-03-2018 Verzamelbrief Kinderopvang

De evaluatie van de Wet IKK is afgerond. SEO Economisch Onderzoek heeft de evaluatie uitgevoerd. Het komende half jaar wordt gebruikt om de vervolgstappen samen met de sector in beeld te brengen en de Kamers hierover te informeren. Hierbij wordt ook gekeken naar de mogelijkheid van pilots en voor welke kwaliteitseisen deze wenselijk zouden zijn

Tabel 203 Overzicht van door de bewindspersonen nog af te handelen toezeggingen, vergaderjaar 2018-2019

ID

Omschrijving

Datum/Vindplaats

Stand van zaken

3737

Experimenten individuele leerrekening

20-12-2018 Begrotingsdebat

De experimenten zijn samen met James vormgegeven. Het onderzoek is aanbesteed en wordt inmiddels uitgevoerd door Ecorys

3753

Het kabinet zal een formeel standpunt innemen over de initiatiefwet Wet gelijke beloning vrouwen en mannen van Ploumen (PvdA), Özütok (Groen Links), Jasper van Dijk (SP) en Van Brenk (50Plus)

19-9-2018 Algemeen Politieke Beschouwingen woensdag 19 september en vrijdag 21 september 2018

De behandeling van het wetsvoorstel was op 2 februari 2021 (1e termijn). Afhankelijk van de voortzetting van verdere behandeling komt het kabinet (bewindspersoon SZW) aan het woord

3762

De Minister zegt toe deze wet tot implementatie van de IORP-II richtlijn te evalueren, maar pas in 2022, omdat deze wet pas in 2019 in werking treedt

17-10-2018 Voortzetting Plenaire behandeling Wijziging van de Pensioenwet, de Wet verplichte beroepspensioenregeling en de Wet op het financieel toezicht in verband met de implementatie van Richtlijn 2016/2341/EU van het Europees Parlement en de Raad van 14 december 2016 betreffende de werkzaamheden van en het toezicht op instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening (IBPV’s) (PbEU 2016, L 354)) (34 934)

Over drie jaar wordt de wet tot implementatie van de IORP-II-richtlijn geëvalueerd en wordt de Kamer daarover geïnformeerd

3780

Breed extern onderzoek misbruikrisico’s bij UWV. De minister heeft tijdens het debat aangekondigd dat SZW en UWV samen hebben besloten een breed extern onderzoek te laten doen naar misbruikrisico’s bij het UWV

11-10-2018 Verzoek van het lid Jasper van Dijk (SP) tijdens de RvW van 2 oktober 2018 om een debat naar aanleiding van bericht fraude bij arbeidsmigranten

Algemene resultaten van het 1e onderzoek (misbruikrisico’s WW) zijn in de brief Stand van de Uitvoering van 19 december 2019 (Kamerstukken II, 2019-2020, 26 448, nr. 630) met de Kamer gedeeld. In een technische briefing is de Kamer op 5 maart 2020 uitgebreid geïnformeerd over dit onderzoek en het toepassen van het afwegingskader. In 2020 heeft de doorlichting van de Ziektewet en de Wet WIA plaatsgevonden. De Tweede Kamer is in Stand van de Uitvoering juli 2021 geïnformeerd over huidige stand: dit jaar WAO en TW, 2022 WAZO en Wajong, 2023 IOW. In 2021 vinden gesprekken over eventuele aanvullende beheersmaatregelen plaats voor WW, ZW en naar verwachting WIA. Planning: juni 2023

3785

Capaciteit en herprioritering Handhaving UWV. De minister zal de Tweede Kamer informeren als uit het brede externe onderzoek naar misbruikrisico’s blijkt dat er meer capaciteit dan wel een herprioritering van middelen nodig is bij UWV

11-10-2018 Verzoek van het lid Jasper van Dijk (SP) tijdens de RvW van 2 oktober 2018 om een debat naar aanleiding van bericht fraude bij arbeidsmigranten

Afronding van de gezamenlijke besluitvorming UWV/SZW over beheersmaatregelen WW bevindt zich in een eindstadium. De voorstellen voor de ZW en WIA worden in de tweede helft van 2022 van UWV verwacht

3817

De staatssecretaris zegt toe om in contact te treden met FNV Vrouw in verband met de jonge moeders met een afstand tot de arbeidsmarkt ten behoeve van een passend werkbezoek

4-12-2018 Stemmingen naar aanleiding van de Begrotingsbehandeling SZW

Toezegging is gedaan tijdens begrotingsbehandeling november 2018. Initiatief lag bij 50PLUS. Afspraak was aanvankelijk ingepland maar verviel met van kracht worden coronamaatregelen. Er zal contact worden opgenomen met 50PLUS voor inplannen nieuwe afspraak. Planning: vierde kwartaal 2022

3837

De staatssecretaris zegt toe dat op alle mogelijke niveaus en op alle mogelijke manieren er bij de Marokkaanse autoriteiten op aan wordt gedrongen dat zij hun medewerking hervatten. Zodra daar meer over gezegd kan worden, wordt dit met de Kamer gedeeld

6-2-2019 Verzoek van lid De Jong (PVV) tijdens de RvW van 6 maart 2018 om een debat naar aanleiding van bericht «vrij spel voor Turkse fraudeurs’ (Telegraaf van 23 februari 2018) gecombineerd met het verzoek van het lid Brenk tijdens de RvW van 4 september 2018 om een debat inzake het bericht «Turkije gaat weekend-scholen financieren in Nederland»

Na overleg met BZ is besloten dat deze toezegging bij SZW ligt. Dus SZW zal de Kamer informeren over de stand van zaken met betrekking tot de medewerking van Marokko aan de uitvoering van vermogensonderzoeken in het buitenland

3875

Toezegging om de effecten van het wetsvoorstel voor seizoensgebonden sectoren, waaronder de agrarische sector, onderdeel te laten zijn van de wetsevaluatie. De effecten van de wijzigingen in de berekening van de transitievergoeding op de ontslagkosten van werkgevers zullen ook onderdeel uitmaken van de evaluatie van de WAB

20-5-2019 EK Plenaire behandeling Wet Arbeidsmarkt in Balans (WAB)

In de parlementaire WAB-stukken is aangegeven dat de wet 5 jaar na inwerkingtreding wordt geëvalueerd, dus in 2025. Deze elementen worden meegenomen bij de evaluatie

4189

De staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zegt de Kamer toe de voortgangsrapportages over de uitvoering van het pakket maatregelen inzake het ijkpunt voor de bestaanszekerheid voor Caribisch Nederland, die aan de Tweede Kamer zijn toegezegd, ook aan de Eerste Kamer toe te zenden, om te beginnen voor de zomer van 2019. (T02659)

16-10-2018 Mondeling overleg EK over bestaansrecht Caribisch Nederland

De voortgangsrapportage ijkpunt 2022 wordt kort na het zomerreces aan beide Kamers verzonden

Tabel 204 Overzicht van door de bewindspersonen nog af te handelen toezeggingen, vergaderjaar 2019-2020

ID

Omschrijving

Datum/Vindplaats

Stand van zaken

3949

We streven ernaar uw Kamer in de loop van 2020 te informeren over het tijdstip en de wijze waarop met de openbaarmaking van de inspectieresultaten van Arbo en Atw kan worden gestart

2-10-2019 Evaluatie Wet aanpak schijnconstructies (Kamerstukken II, 2019-2020, 34 108, nr. 32)

Planning: brief naar de Tweede Kamer in oktober 2022

3950

Er zal verkend worden in hoeverre het aangewezen is de regelgeving aan te passen zodat een vakbond gegevens kan vorderen over een of meerdere schakels in een keten, zonder dat er sprake is van een machtiging van een werknemers

2-10-2019 Evaluatie Wet aanpak schijnconstructies (Kamerstukken II, 2019-2020, 34 108, nr. 32)

Planning: brief naar de Tweede Kamer in oktober 2022

3953

Verkenning naar de mogelijkheid persoonsgegevens te verwerken met het oog op niet-verwijtbaarheid

2-10-2019 Evaluatie Wet aanpak schijnconstructies (Kamerstukken II, 2019-2020, 34 108, nr. 32)

Planning: brief naar de Tweede Kamer in oktober 2022

3960

Tussenevaluatie en eindevalutie ten behoeve van SLIM-regeling (Stimuleringsregeling leren en ontwikkelen in mkb-ondernemingen en specifiek voor de grootbedrijven in de landbouw-, horeca- en recreatiesector) worden gedeeld met de Kamer

11-11-2019 Stimuleren leren en ontwikkelen bij individuen en bedrijven (Kamerstukken II, 2019-2020, 30 012, nr. 123)

Planning: er komt een tussenevaluatie in 2023, de eindevaluatie volgt in 2025

3974

De staatssecretaris zegt toe in gesprek te gaan met de schuldeiserscoalitie over het bevorderen van het maatschappelijk verantwoord gedrag van webshops. Deze schuldeiserscoalitie wordt uitgenodigd om de deelnemers aan de brede schuldenaanpak hun aanpak toe te lichten. Daarnaast gaat de staatssecretaris een gesprek organiseren via de aanspreekpunten voor webwinkels over gedragscodes

28-11-2019 Voorzetting Begrotingsbehandeling SZW

Verwachting: najaar 2022

3993

De minister gaat in overleg met sociale partners de opties verkennen of het verlagen van werkgeverslasten mensen zou kunnen helpen aan het werk te komen en informeert de Kamer hierover voor de zomer

15-1-2020 AO Arbeidsmarktbeleid

Wordt meegenomen in de uitwerking van een ‘seniorenkansenbeleidsvisie’, die de minister aan de Tweede Kamer heeft toegezegd in het tweeminutendebat van 22 februari jl. Planning: september 2022

4033

De minister zegt toe dat in de eindevaluatie na vijf jaar per route de arbeidsparticipatie van de deelnemers in kaart zal worden gebracht

29-6-2020 WGO Inburgering

De Kamer wordt hierover naar verwachting in 2026 geïnformeerd

4034

De minister zegt toe dat in de evaluatie na drie jaar zal worden gekeken naar het aantal afschalingen of lage inschalingen om te kijken of de prestatiebekostiging een perverse prikkel heeft

29-6-2020 WGO Inburgering

Deze toezegging wordt meegenomen als onderdeel van de evaluatie naar de betaalbaarheid. De evaluatie naar de betaalbaarheid zal drie jaar na inwerkingtreding van het stelsel worden opgeleverd. Daarna zal de Kamer worden geïnformeerd (2024)

4037

De minister zegt toe dat het besluit inburgering en de regeling inburgering, zodra deze gereed zijn, met de Kamer gedeeld worden met de toezegging dat deze gewijzigd kunnen worden als de Kamer dat wil. Als er grote wijzigingen zijn in het stelsel naar aanleiding van de evaluatie na vijf jaar, zal de lagere regelgeving opnieuw aan uw Kamer worden gestuurd

29-6-2020 WGO Inburgering

Het eerste deel van deze toezegging is afgehandeld met brief verzonden d.d. 21 december 2020 (concept-besluit en concept-regeling, Kamerstukken II, 2020-2021, 35 483, nr. 66), brief d.d. 1 februari 2021 (naar aanleiding van Tweede Kamer schriftelijke vragen), kenmerk Kamerstukken II, 2020-2021, 35 483, nr. 67, d.d. 3 februari 2021 tijdens een mondelinge behandeling (AO). Het tweede deel van de toezegging is een toezegging op de lange termijn (na evaluatie van nieuwe inburgeringsstelsel). Streefdatum afhandeling eind 2026

4040

De minister zegt toe dat in de evaluatie na drie jaar ook de vraag wordt meegenomen hoe de financiële verdeling uitpakt voor plattelandsgemeenten

29-6-2020 WGO Inburgering

Deze toezegging wordt meegenomen als onderdeel van de evaluatie naar de betaalbaarheid. De evaluatie naar de betaalbaarheid zal drie jaar na inwerkingtreding van het stelsel worden opgeleverd. Daarna zal de Kamer worden geïnformeerd (2024)

4052

Minister heeft toegezegd met Mariette Hamer in gesprek te gaan over het creëren van een positie voor ZZP’ers bij de SER en representatie ZZP in brede zin

17-6-2020 AO ZZP

Deze toezegging is de uitleg van de motie Tielen (over een aan werkgevers en werknemers gelijkwaardige positie voor zelfstandigen). Gesprekken op ambtelijk niveau in het kader van uitvoering motie lopen, Kamer is daar d.d. 11-11-2021 (Kamerstukken II, 2021-2022, 35 891, nr. 6) over geïnformeerd. Planning: brief naar de Tweede Kamer na de zomer van 2022

4068

In de kabinetsreactie op het advies ‘Prikken voor elkaar’ van de Commissie Vermeij is ten aanzien van de maatregel ‘Voorwaardelijke toegang tot de kinderopvang’ aangegeven dat het kabinet deze maatregel en de bijbehorende vraagstukken verder zal uitwerken. Het streven is om uw Kamer in het najaar van 2020 te informeren over de stand van zaken

1-7-2020 Uitgaande brief Verzamelbrief Kinderopvang

Tijdens het Eerste Kamer debat over het initiatiefvoorstel-Raemakers en Van Meenen (19 april jl.) heeft de minister toegezegd het advies van de Commissie Vermeij weer op te pakken en samen met de staatssecretaris van VWS te kijken naar het vervolg van dit traject. Beide Kamers worden hier vlak na de zomer over geïnformeerd. Tevens heeft de minister toegezegd om samen met de staatssecretaris van VWS te gaan kijken welke rol kinderopvangorganisaties kunnen spelen in de communicatie richting ouders over vaccineren, waarbij specifiek aandacht is voor wijken waar ouders met een lage SES wonen. De minister gaat hierover in gesprek met de brancheorganisaties voor de kinderopvang. Bij het aan de slag gaan met de communicatie wordt ook gekeken naar de mogelijkheid tot het opstellen van een handreiking over de juridische mogelijkheden voor kinderopvangorganisaties om een weigeringsbeleid te voeren

4086

De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Van der Linden (FVD), toe bij de eindevaluatie van de NOW-regeling mee te nemen hoeveel geld er is uitgekeerd aan bedrijven die reeds failliet waren verklaard en aan bedrijven die na de uitkering failliet zijn verklaard

6-7-2020 EK Plenaire behandeling 3e incidentele suppletoire begroting SZW 2020 inzake noodpakket banen en economie 2.0 (35 473)

Deze toezegging wordt meegenomen in de evaluatie over de NOW die in 2023 wordt opgeleverd

Tabel 205 Overzicht van door de bewindspersonen nog af te handelen toezeggingen, vergaderjaar 2020-2021

ID

Omschrijving

Datum/Vindplaats

Stand van zaken

4088

De staatssecretaris heeft toegezegd om de vraag over wat de stand van zaken is met betrekking tot de medewerking van Marokko aan de uitvoering van vermogensonderzoeken in het buitenland, door te geleiden naar de minister van BZ

3-9-2020 TK Plenaire behandeling Wijziging van de Participatiewet in verband met het uitsluiten van fraudevorderingen bij de vermogenstoets

Na overleg met BZ is besloten dat deze toezegging bij SZW ligt. Dus SZW zal de Kamer informeren over de stand van zaken met betrekking tot de medewerking van Marokko aan de uitvoering van vermogensonderzoeken in het buitenland

4092

De Kamer informeren of en wanneer het onderdeel «compensatie bij bedrijfsbeëindiging wegens ziekte van de werkgever» in werking kan treden

Uitgaande brief 16-10-2020 Regelingen compensatie transitievergoeding (Kamerstukken II, 2020-2021, 34 699, nr. 9)

Planning: brief naar de Tweede Kamer januari 2023

4113

De staatsecretaris gaat met de minister van Financiën in gesprek over de oplopende betalingsachterstanden bij webwinkels en betrekt daarbij het gebruik van algoritmes

10-12-2020 AO Armoede en Schuldenbeleid

Verwachting: najaar 2022

4115

Om te zien of het bieden van een kosteloos ontwikkeladvies doelmatig en effectief is, wordt een evaluatie opgestart. De verwachting is dat in 2021 de eerste resultaten beschikbaar zijn en het eindrapport in 2022 wordt opgeleverd. De uitkomsten van de evaluatie zullen met uw Kamer gedeeld worden

Uitgaande brief 16-11-2020 Aanbiedingsbrief rapport ontwikkeladvies

Planning: eindrapport gaat in de loop van 2022 naar de Kamer

4117

Streven is het wetsvoorstel verplichte meldcode in mei 2021 in te dienen bij de Tweede Kamer

Uitgaande brief 03-12-2020 Arbeidsmarktdiscriminatie (Kamerstukken II, 2020-2021, 29 544, nr. 1033)

Planning: brief naar de Tweede Kamer oktober 2022 (na Prinsjesdag)

4119

Concreet betekent dit dat de Kamer uiterlijk in 2022 op basis van onderzoek inzicht krijgt in hoeverre het genoemde hoofddoel ‘ontwikkeling kind’ van het kinderopvangbeleid is gerealiseerd, met hoeveel inzet van middelen dit gepaard is gegaan en welke verbeteringen en besparingen mogelijk zijn

Uitgaande brief 14-09-2020 Evaluatie- en onderzoeksplanning Kinderopvang

Een van de deelonderzoeken die van belang is voor de periodieke evaluatie (wetsevaluatie Innovatie en Kwaliteit Kinderopvang) heeft door covid vertraging opgelopen. De Kamer is hierover in augustus 2021 geïnformeerd. Het syntheseonderzoek zal in 2023 gereed zijn

4121

Evaluatie pilot webmodule en besluitvorming over invoering webmodule

Uitgaande brief 16-11-2020 Zesde voortgangsbrief werken als zelfstandige (Kamerstukken II, 2020-2021, 31 311, nr. 236)

De toezegging wordt pas afgedaan bij besluitvorming over de webmodule. Planning: wordt meegenomen in de volgende Voortgangsbrief werken als zelfstandige, eind van het jaar 2022 naar de Tweede Kamer

4125

De minister zal de Kamer per brief informeren over de evaluatie rondom het onderwerp medezeggenschap. In deze brief zal de minister tevens ingaan op de vraag waar het nog niet goed gaat in de medezeggenschap, waarbij hij het thema veiligheid in brede zin zal meenemen

9-2-2021 TK Stemmingen naar aanleiding van de ingediende moties bij het Nota-overleg Smeulders over Samen de baas: een pleidooi voor meer zeggenschap in de zorg, in het onderwijs en bij de politie

Planning: brief naar de Kamer na het zomerreces 2022

4129

Met BZK in gesprek over AVG-problematiek bij delen persoonsgegeven werknemers van pensioenfondsen met O&O-fondsen, met het oog op scholing en VWNW en de Kamer hierover schriftelijk te informeren

28-1-2021 TK Plenair debat inzake steunpakketten

Planning: brief naar de Tweede Kamer najaar 2022 (na Prinsjesdag)

4138

De staatssecretaris heeft toegezegd om de Eerste Kamer te informeren over de aanvullende vragen over de «vrijheid van vestiging» in relatie tot de Europese Commissie en haar oordeel over de TOZO en de coördinatieverordening

17-11-2020 TK Begrotingsbehandeling SZW 1e termijn Kamer 17 november

De toezegging loopt tot nader order zolang er discussie over is in de Tweede Kamer. De Cie heeft daarbij gevraagd op de hoogte te blijven van toekomstige ontwikkelingen. In dit verband is de Eerste Kamer ook geïnformeerd over de Kamervragen over de Uitspraak van de Rb Limburg over de Tozo en grensondernemers en de brief aan de Tweede Kamer d.d. 24-5-2022 met de antwoorden op deze vragen

4151

Er zal worden bezien welke verdere maatregelen nodig zijn om de misstanden in de Aziatische horecasector aan te pakken en of de regeling in aangescherpte vorm zou kunnen herleven voor nieuwe aanvragen of definitief komt te vervallen

Uitgaande brief 04-06-2021 Aanpassing van de regeling voor de Aziatische horecasector

Planning: brief naar de Tweede Kamer in oktober 2022

4154

De minister doet navraag naar de ontwikkelingen bij Schiphol rondom het aanvragen van het Europees Globaliseringsfonds en de rol van gemeenten daarbij en informeert de Kamer daarover

9-6-2021 Commissiedebat Raad WSB (Raad 14/6)

De gesprekken met Schiphol en gemeente Haarlemmermeer hebben plaatsgevonden. Planning brief aan Tweede Kamer: eind 3e kwartaal 2022

4159

De minister van Sociale Zaken zegt toe samen met de gemeenten te bezien hoe meer beschutte werkplekken kunnen worden gecreëerd

17-6-2021 WGO Jaarverslagen

Met gemeenten, VNG, Cedris, Divosa en sociaal ontwikkelbedrijven is gesproken over hoe de huidige ambities voor beschut werk kunnen worden gerealiseerd. Een beter verdeelmodel voor de begeleidingsmiddelen voor beschut werk en een hoger begeleidingsbudget werden als belangrijkste randvoorwaarden genoemd. Om gemeenten en sociaal ontwikkelbedrijven tegemoet te komen wordt een onderzoek gestart naar de financiering van beschut werk. Dit kan helpen om preciezer zicht te krijgen op of vanuit het Rijk extra (financiële) maatregelen nodig zijn om beschut werk verder te stimuleren. Daarnaast heeft Significant APE onderzoek gedaan naar een beter verdeelmodel voor beschut werk. Hierover volgt op korte termijn besluitvorming. Ter uitwerking van de ambitie uit het coalitieakkoord is met gemeenten, VNG, Cedris, Divosa en sociaal ontwikkelbedrijven gesproken over welke randvoorwaarden er nodig zijn om in de beoogde uitbreiding te voorzien. Deze gesprekken worden de komende tijd verder gevoerd. Planning vierde kwartaal 2022

4163

De minister heeft toegezegd eind 2021 de tussenrapportage effectmeting WGA-dienstverlening aan de Kamer te sturen

17-6-2021 WGO Jaarverslagen

De tussenrapportage effectmeting maakt onderdeel uit van de bredere midterm review op de effectiviteit van de WGA-dienstverlening. De midterm review en bijbehorende tussenrapportage wordt na het zomerreces van 2022 aan de Kamer aangeboden.

4164

De minister of zijn opvolger hebben toegezegd overheidsinstellingen die achterblijven bij de banenafspraak te laten onderzoeken en gaat met collega’s in gesprek

17-6-2021 WGO Jaarverslagen

De onderzoeksopzet is met BZK en OCW uitgewerkt. Vervolgens is het onderzoek aanbesteed en is het onderzoek in april 2022 gestart. Planning informeren van Kamer: eind 2022

4167

Toezegging dat Tweede Kamer in een brief of rapport wordt geïnformeerd over hoe het gaat met het stimuleren van taal door werkgevers bij arbeidsmigranten

16-6-2021 Plenaire behandeling Wijziging wet arbeid vreemdelingen in verband met het toekomstbestendig maken van de wetgeving op het terrein van arbeidsmigratie (35 680)

Planning: wordt meegenomen in de Jaarrapportage arbeidsmigratie die in december 2022 naar de Tweede Kamer gaat

4169

De minister heeft toegezegd dat de wet na 3 jaar zal worden geëvalueerd, dat hierbij ook zal worden gekeken naar de maximale duur van een twv en dat hierbij een onafhankelijke commissie zal worden ingeschakeld

16-6-2021 Plenaire behandeling Wijziging wet arbeid vreemdelingen in verband met het toekomstbestendig maken van de wetgeving op het terrein van arbeidsmigratie (35 680)

Planning: brief naar Tweede Kamer begin 2025

4172

Zodra de doorontwikkelagenda voor de Subsidieregeling STAP-budget en de planning daarvan gereed is, wordt deze met uw Kamer gedeeld

29-6-2021 Uitgaande brief Schriftelijk overleg voortgang subsidieregeling STAP-budget

Stand van zaken is gedaan in brief aan de Tweede Kamer d.d. 25-02-2022 (Kamerstukken II, 2021-2022, 30 012, nr. 142). Planning: brief naar de Tweede Kamer na de zomer van 2022

4175

Er zal een (beschouwende) brief naar de Kamer worden gestuurd over de relatie tussen arbeidsmigratie en de verschraling van arbeidsvoorwaarden

7-7-2021 Commissiedebat Arbeidsmigratie

Het vraagstuk zal aan sociale partners voor advies worden voorgelegd. Vervolgens zal de Tweede Kamer worden geïnformeerd. Planning: brief naar de Kamer in september 2022

4177

Bij de uitwerking van het certificeringsstelsel zal ook worden gekeken naar (de door ABU voorgestelde) ‘uitbestedingsverklaring’, waarbij een inlenende partij een verklaring bij de jaarrekening moet voegen waarin vermeld wordt met welke uitzenders er samengewerkt wordt, en rol voor de medezeggenschap. De Kamer wordt bij de jaarrapportage Arbeidsmigratie eind 2021 geïnformeerd over dit onderwerp

7-7-2021 Commissiedebat Arbeidsmigratie

Wordt meegenomen bij nadere uitwerking verplichte certificering voor uitzendbureaus. Planning: brief naar de Tweede Kamer na de zomer van 2022

4180

Ik zal de komende periode in gesprek gaan met de vertrouwensinspecteurs en alle relevante gremia om na te gaan wat nodig is voor een duurzame en goede implementatie van de meld-, overleg- en aangifteplicht. Het doel is om hernieuwd aandacht geven aan de bewustwording en het kennen van de meld-, en overleg- en aangifteplicht en eventuele handelingsverlegenheid die kan optreden om in contact te treden met de vertrouwensinspecteurs, weg te nemen

2-7-2021 Uitgaande brief Verzamelbrief Kinderopvang

De vragen voor de uitvraag zijn vastgesteld door IvhO en worden uitgezet onder de toezichthouders. Zodra de antwoorden verzameld en geanalyseerd zijn, kan een beeld worden gevormd over de kennis van de meld- overleg en aangifteplicht bij houders en medewerkers in de kinderopvang. Dit zal worden gebruikt om kennis te vergroten onder houders en medewerkers

4183

De komende tijd wil ik, samen met VWS en in overleg met OCW, benutten om nader inzicht te krijgen in de ontwikkelingen en de goede voorbeelden op dit gebied

14-9-2020 Uitgaande brief kamervragen leden Westerveld (GL) en Kwint (SP) over «Private equity in de kinderopvang»

De gesprekken met OCW, VWS en het veld (onder andere kinderopvangorganisaties, brancheorganisaties, gemeenten) hebben tot meer inzichten in de praktijk van plusopvang en mooie voorbeelden opgeleverd. Een vervolgstap is een uitgebreider onderzoek naar plusopvang in Nederland. Het gaat hierbij om kinderdagverblijven, peuteropvang, gastouderopvang en buitenschoolse opvang waar extra zorg en ondersteuning wordt aangeboden aan kinderen bijvoorbeeld vanwege een verstandelijke of fysieke handicap, ontwikkelachterstand of gedragsproblemen. Doel van het onderzoek is meer inzicht te verkrijgen in de mate waarin plusopvang in Nederland voorkomt en hoe dit wordt georganiseerd en gefinancierd. De resultaten worden in de zomer van 2022 verwacht en zullen met de Tweede Kamer worden gedeeld

4216

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zegt de Eerste Kamer, naar aanleiding van vragen van het lid Van Gurp (GroenLinks), toe de Kamer jaarlijks schriftelijk te informeren over de monitoring van de Wet Inburgering 20.. (T03101)

1-12-2020 EK Plenaire behandeling Wet Inburgering

Het eerste rapport (over 2022) zal eind 2023 worden gepubliceerd. Daarna zal de Kamer worden geïnformeerd

Tabel 206 Overzicht van door de bewindspersonen nog af te handelen toezeggingen, vergaderjaar 2021-2022

ID

Omschrijving

Datum/Vindplaats

Stand van zaken

4192

Voor wat betreft het onderwerp meer duidelijkheid over de afbakening tussen arbeidsrelaties, zal op korte termijn nog een onderzoek van SEO aan uw Kamer worden aangeboden waarin meer inzicht wordt gegeven in potentiële criteria (en de samenhang daartussen) voor het beoordelen van de gezagsverhouding tussen werkverschaffer en werkende

20-9-2021 Uitgaande brief Zevende voortgangsbrief ‘werken als zelfstandige’

Planning: brief en rapport naar de Tweede Kamer na de zomer van 2022

4193

Ten aanzien van (semi-)publieke sectoren zal daarom worden verkend of in deze sectoren op basis van goed opdrachtgeverschap (verdere) afspraken over het werken met en als zelfstandige(n) behulpzaam zijn

20-9-2021 Uitgaande brief Zevende voortgangsbrief ‘werken als zelfstandige’

Planning: wordt meegenomen in de volgende Voortgangsbrief werken als zelfstandige, eind van het jaar 2022 naar de Tweede Kamer

4194

In het kader van het breed maatschappelijk gesprek afgesproken om verder door te spreken over de mogelijkheid van een webmodule voor tussenkomst omdat een webmodule voor tussenkomst waardevol zou kunnen zijn

20-9-2021 Uitgaande brief Zevende voortgangsbrief ‘werken als zelfstandige’

Planning: wordt meegenomen in de volgende Voortgangsbrief werken als zelfstandige, eind van het jaar 2022 naar de Tweede Kamer

4195

(EK T3288) Het meenemen van diverse onderwerpen in de evaluatie van de Wet Betaald ouderschapsverlof (35.613)

5-10-2021 EK Plenaire behandeling wijziging van de wet arbeid en zorg, de wet flexibel werken en andere wetten in verband met implementatie van Richtlijn (EU) 2019/1158 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 betreffende het evenwicht tussen werk en privéleven voor ouders en mantelzorgers en tot intrekking van Richtlijn 2010/18/EU van de Raad (PbEU 2019, L 188) (Wet betaald ouderschapsverlof)

Planning: wordt opgepakt bij inwerkingtreding wet op 02-08-2022

4197

In het tweede kwartaal van 2022 wordt de eerste voortgangsrapportage van het evaluatieonderzoek van de MDIEU opgeleverd

15-11-2021 Uitgaande brief Beantwoording inbreng Schriftelijk overleg onderzoek naar CAO-afspraken RVU (29 544, nr. 1072)

De Tweede Kamer wordt na de zomer van 2022 over de voortgangsrapportage geïnformeerd

4200

Ik zal uw Kamer voor de zomer informeren over de stand van zaken van het tweede aanvraagtijdvak voor activiteitenplannen van de MDIEU-regeling

17-11-2021 Uitgaande brief Voortgang Maatwerkregeling Duurzame inzetbaarheid en eerder uittreden (MDIEU)

Planning: brief naar de Tweede Kamer na de zomer van 2022

4201

De Tweede Kamer wordt geïnformeerd over de uitkomsten van de uitvoeringstoets van UWV over de reservering van budget voor het aanvragen van STAP via de Werkpleinen ter ondersteuning van minder digitaal vaardige aanvragers

15-10-2021 Uitgaande brief Kabinetsreactie Advies Adviescollege ICT-toetsing programma STAP-budget

Planning: brief naar de Tweede Kamer na de zomer van 2022

4202

De Staatssecretaris zegt toe een adviesaanvraag te doen aan de Landsadvocaat waarin hij het vraagstuk voorlegt van de definitie van problematisch gedrag, gekoppeld aan het vraagstuk van toezicht op informele scholing

19-11-2021 Uitgaande brief verzoek afdoening moties

Toezegging wordt overgedragen aan OCW

4208

De staatssecretaris zegt toe in gesprek te gaan over goed werkgeverschap, en welke instrumenten en/of handvatten daarbij horen. Hierbij worden ook de opvolging van commissie Borstlap en sociale partners betrokken

30-11-2021 Begrotingsbehandeling SZW 30 november t/m 1 december 2021

Planning: brief naar de Tweede Kamer voor de begrotingsbehandeling van SZW eind november 2022

4210

Toezegging van Van Ark aan de Eerste Kamer om te komen tot een kwantitatief streefcijfer om kinderarmoede te reduceren (SO EK 09-04-2020, 35 300 IV, nr. G)

13-10-2021 Debat tijdens Begrotingsbehandeling Koninkrijksrelaties (IV) en het BES-fonds (H)

Voor CN gold tot voor kort dat er niet voldoende harde data waren over het aantal kinderen dat opgroeit in armoede. Die statistieken heeft het CBS thans inzichtelijk gemaakt. Vervolgactie is om met de openbare lichamen in gesprek te gaan over het vaststellen van een indicatieve streefwaarde. Planning: eind 2022

4211

Staatssecretaris Knops heeft namens de staatssecretaris van SZW toegezegd om in de verkenning voor de invoering van de dubbele kinderbijslag intensieve zorg in CN ook de mogelijkheid van indicatiestelling door een lokale kinderarts te bezien (schriftelijke antwoorden op Begrotingsdebat KR d.d. 14-10-2021)

13-10-2021 Debat tijdens Begrotingsbehandeling Koninkrijksrelaties (IV) en het BES-fonds (H)

Deze toezegging wordt afgedaan met de voortgangsrapportage ijkpunt bestaanszekerheid die kort na het zomerreces 2022 verzonden wordt aan de Eerste en Tweede Kamer

4212

Staatssecretaris Knops heeft namens de staatssecretaris van SZW, de staatssecretaris van EZK en de minister van IenW toegezegd dat de Kamer voor april 2022 een overzicht van het kabinet ontvangt van de verschillende uitkeringen en de huidige financiering van de sociale zekerheid (SZW) en nutsvoorzieningen (EZK en IenW). (schriftelijke antwoorden op Begrotingsdebat KR d.d. 14-10-2021)

13-10-2021 Debat tijdens Begrotingsbehandeling Koninkrijksrelaties (IV) en het BES-fonds (H)

Met de voortgangsrapportage ijkpunt ontvangen de Eerste en Tweede Kamer kort na het zomerreces 2022 het gevraagde overzicht

4214

Het bestuursrechtelijk bestuursverbod komt aan bod in het traject van de verplichte certifcering van uitzendbureaus. Het streven is om de uitwerking daarvan medio 2022 gereed te hebben

17-12-2021 Uitgaande brief Jaarrapportage arbeidsmigranten 2021

Planning: brief naar de Tweede Kamer na de zomer van 2022

4220

De minister zegt toe aan Hilde Palland (CDA) dat zij de commissie, na afstemming met BZK, in het tweede kwartaal informeert over de voorgenomen verdeling van de begeleidingsmiddelen voor de mensen die vallen onder de banenafspraak via het Gemeentefonds. Het CDA had de vraag gesteld of deze middelen niet op basis van realisaties loonkostensubsidie kunnen worden verdeeld

23-2-2022 Commissiedebat Participatiewet/Breed offensief

Werk in uitvoering. Planning: najaar 2022

4221

De minister zegt toe aan Daan de Kort (VVD) dat zij met de Minister van BZK het gesprek gaat voeren over het achterblijven van de overheid bij het realiseren van banen in het kader van de banenafspraak, en het belang van ICT hierbij. In een reguliere voortgangsbrief besteedt de Minister aandacht aan de uitkomsten van dit gesprek

23-2-2022 Commissiedebat Participatiewet/Breed offensief

Gesprek met BZK over het uitvoeren van de toezegging loopt. De Tweede Kamer wordt eind 2022, in de brief met de resultaten van de banenafspraak over 2021, hierover geïnformeerd

4224

De minister wil doorspreken met SP en CDA over de toekomst van de Sw-infrastructuur, aan de hand van de initiatiefnota van die twee partijen over deze thematiek (‘Aan de slag met sociale ontwikkelbedrijven’). Er wordt gezocht naar een datum voor dit overleg

23-2-2022 Commissiedebat Participatiewet/Breed offensief

Het initiatief voor het overleg ligt bij de leden Palland en Van Kent. Het vinden van een moment in de agenda van de minister is een aangelegenheid van het secretariaat. Volgens de laatste stand van zaken is er nog geen afspraak gepland. Wel is met het secretariaat contact opgenomen met het verzoek om contact op te nemen met de leden Palland en Van Kent zodat de afspraak tot stand kan komen

4226

Toegezegd aan de Kamer om het CBS te vragen de witte vlek te onderzoeken voor werknemers met een migratieachtergrond (verdieping op huidig onderzoek)

8-2-2022 Uitgaande brief Witte vlek op pensioenbeleid (Kamerstukken II, 2021-2022, 32 043 nr. 573)

Planning: brief naar de Tweede Kamer eind september 2022 (na Prinsjesdag)

4227

Het kabinet zal uw Kamer op de hoogte houden van de voortgang van de opzet van de pilot ontwikkeladviezen in het kader van het Nationaal Groeifonds

25-2-2022 Uitgaande brief Voortgang STAP en diversen (Kamerstukken II, 2021-2022, 30 212, nr. 142)

Planning: brief naar de Tweede Kamer na de zomer van 2022

4230

Aan PvdA is nog toegezegd dat de ontwikkeling van de jurisprudentie betreffende het belemmeringsverbod nevenarbeid gemonitord wordt en na twee jaar geëvalueerd wordt, waarna de Kamer geïnformeerd wordt

12-4-2022 Plenaire behandeling Implementatie Wet EU-richtlijn 2019/1152 betreffende transparante en voorspelbare arbeidsvoorwaarden (35 962)

Planning: brief naar de Kamer mei 2024

4232

De minister van SZW zegt aan lid Den Haan toe dat zij in de aanpak in de praktijk van het actieplan ‘Dichterbij dan je denkt’ de kansen voor oudere werknemers meeneemt

13-4-2022 Commissiedebat Arbeidsmarktbeleid

Werk in uitvoering – loopt mee in implementatie actieplan Dichterbij dan je denkt. Planning: eind 2022

4233

De minister heeft toegezegd de Tweede Kamer na de zomer te informeren of er een toename is in eigen risicodragerschap en welke bedrijven dat doen

13-4-2022 Commissiedebat Arbeidsmarktbeleid

Wij hebben aan UWV gevraagd om een analyse te maken. In de analyse wordt bekeken of er een toename is geweest van het eigenrisicodragerschap in de afgelopen vijf jaar. Daarbij hebben wij aan UWV gevraagd of zij in hun analyse een onderscheid kunnen maken tussen kleine, middelgrote en grote bedrijven. De analyse zal uiterlijk in augustus 2023 door UWV naar ons worden verstuurd. Wij zullen vervolgens bekijken in welke Kamerbrief deze analyse kan worden meegenomen

4234

Voor de zomer informeert het kabinet uw Kamer over de uitkomsten van de verkenning over de invulling van deze extra middelen (uit het coalitieakkoord)

8-4-2022 Uitgaande brief Verloop openstelling eerste aanvraagtijdvak STAP-budget

Planning: brief naar de Tweede Kamer na de zomer van 2022

4235

Voor de zomer ontvangt uw Kamer een brief die ingaat op het actieplan leren en ontwikkelen van dit kabinet

8-4-2022 Uitgaande brief Verloop openstelling eerste aanvraagtijdvak STAP-budget

Planning: brief naar de Tweede Kamer na de zomer van 2022

4236

De Minister SZW zegt toe voor de zomer de Kamer te informeren over het financieel waarborgen van de onderwijsroute

20-4-2022 Commissiedebat Inburgering en Integratie

De Tweede Kamer is op 29 juni jl. geïnformeerd over de stand van zaken van de onderwijsroute en de financiering voor de periode t/m 2023 (Kamerstukken II, 2021-2022, 32 824, nr. 364)

4237

De Minister zegt toe na de zomer de Kamer te informeren over het onderzoek naar de uitvoeringsketen. Dat is naar aanleiding van een vraag van mevrouw Becker

20-4-2022 Commissiedebat Inburgering en Integratie

Beoogd wordt de Kamer in september 2022 te informeren

4241

De minister zegt toe na de zomer de Kamer te informeren over de herbezinning op de terminologie rondom integratie. Dat is naar aanleiding van een opmerking van meneer van Baarle

20-4-2022 Commissiedebat Inburgering en Integratie

Beoogd wordt de Kamer voor 1 oktober 2022 hierover te informeren

4242

De minister zegt toe de Kamer in het najaar 2022 een rapportage te sturen met eerste inzichten van meetbare resultaten van de Werkagenda VIA. Dat is naar aanleiding van een vraag van mevrouw Becker

20-4-2022 Commissiedebat Inburgering en Integratie

De Kamer zal in Q4 2022 worden geïnformeerd

4243

De minister zegt toe in 2022 met een voorstel aan de Kamer te komen hoe om te gaan met de 24-weken eis inclusief effect op sociale premies en uitkeringen. Het eerste deel is naar aanleiding van een vraag van mevrouw Podt en het tweede deel van mevrouw Becker

20-4-2022 Commissiedebat Inburgering en Integratie

Planning: brief naar de Tweede Kamer voor het einde van het jaar 2022

4244

De minister zegt toe na de zomer de Kamer te informeren over inburgering na de AOW-leeftijd. Dat is naar aanleiding van een vraag van mevrouw Podt

20-4-2022 Commissiedebat Inburgering en Integratie

Beoogd wordt de Kamer uiterlijk 1 oktober 2022 te informeren

4245

Na de zomer komt de minister met een wetsvoorstel verhoging WML. (Groenlinks)

13-4-2022 Commissiedebat Arbeidsmarktbeleid

De Tweede Kamer wordt in het najaar van 2022 geïnformeerd

4246

De minister informeert de Tweede Kamer vlak na de zomer over een onderzoek bij één middelgrote gemeente naar of er verschillen zijn in de betaling tussen mensen die worden ingehuurd en eigen werknemers. (PVV)

13-4-2022 Commissiedebat Arbeidsmarktbeleid

De Tweede Kamer wordt in het najaar van 2022 geïnformeerd

4251

Minister komt na de zomer met een schriftelijke reactie op misstanden in de pakketbranche

13-4-2022 Commissiedebat Arbeidsmarktbeleid

Planning: brief naar de Tweede Kamer na de zomer van 2022 (na Prinsjesdag)

4252

Minister informeert de Kamer voor de zomer over de uitkomst van gesprekken met de VNG over het signaal van FNV dat bijstandsgerechtigden toestemming moeten vragen voor aanspraak op STAP-budget

13-4-2022 Commissiedebat Arbeidsmarktbeleid

Planning: brief naar de Tweede Kamer voor de begrotingsbehandeling van SZW eind november 2022

4253

In de evaluatie van het STAP-budget over twee jaar neemt minister het effect op duurzaam werk mee

13-4-2022 Commissiedebat Arbeidsmarktbeleid

Planning: brief naar de Tweede Kamer voorjaar 2024

4254

In de reactie op het ARK-rapport van de Algemene Rekenkamer over handhaving schijnzelfstandigheid gaat minister ook in op de webmodule onder andere in culturele sector

13-4-2022 Commissiedebat Arbeidsmarktbeleid

Planning: wordt meegenomen in de volgende Voortgangsbrief werken als zelfstandige, eind van het jaar 2022 naar de Tweede Kamer

4255

Minister informeert de Tweede Kamer in het voorjaar van 2024 over de resultaten van de pilot waarin wordt bijgehouden hoe we in onze aanbestedingen omgaan met overtreders van arbeidswetten, als het gaat om arbeidsmarktdiscriminatie

13-4-2022 Commissiedebat Arbeidsmarktbeleid

Planning: brief naar de Tweede Kamer in voorjaar 2024

4256

Binnen enkele weken komt de minister met een reactie op het SER-advies over vertegenwoordiging van zelfstandigen in de SER naar de Kamer

13-4-2022 Commissiedebat Arbeidsmarktbeleid

Planning: brief naar de Tweede Kamer na de zomer van 2022

4257

De minister zegt toe (aan D66) om al snel de eerste ervaringen met het nieuwe stelsel op te halen bij gemeenten

20-4-2022 Commissiedebat Inburgering en Integratie

Beoogd wordt om in het najaar (om en nabij oktober) een eerste inzicht in te kunnen geven. Een en ander is wat later dan in het WGO voorzien, door de complicatie met de nieuwe wet waardoor pas in april gemeenten daadwerkelijk konden beginnen met het uitvoeren van hun taken

4258

Daarom wil ik de rol van de verschillende financieringsvormen in de kinderopvang gaan onderzoeken. Daarbij wil ik ook onderzoek doen naar de mogelijke effecten en de voor- en nadelen van bijvoorbeeld een beperking op de financieringsvormen, een winstnormering of regulering van de uurprijs die kinderopvangaanbieders mogen vragen aan ouders. Ik zal dit binnenkort in gang zetten en uw Kamer informeren over de uitkomsten wanneerdeze bekend zijn

19-4-2022 Uitgaande brief Kamervragen over private equiety in de kinderopvang

Het onderzoek wordt momenteel voorbereid en uitgezet

4259

De minister neemt koopkrachtplaatjes mee in de brief over de stelselherziening

21-4-2022 Commissiedebat Kinderopvang

De Tweede Kamer zal in een volgende brief over stelselherziening geïnformeerd worden

4260

Het onderzoek over de financieringsvormen en –stromen komt naar de Kamer en kan worden besproken in het eerste kwartaal van 2023

21-4-2022 Commissiedebat Kinderopvang

We zijn bezig met de voorbereidingen om de offerte voor het onderzoek uit te zetten

4261

De minister kijkt bij de monitoring van kwaliteitseisen extra goed naar de gevolgen van de maatregelen die zijn afgekondigd naar aanleiding van de personeelstekorten en de minister brengt deze kwaliteitseisen in kaart

21-4-2022 Commissiedebat Kinderopvang

Met de Landelijke Kwaliteitsmonitor (LKK) worden verschillende factoren gemeten en worden voorspellers voor kwaliteit benoemd. In overleg met de onderzoekers zal worden gekeken in hoeverre zij in hun metingen ook de effecten van (maatregelen tegen) personeelstekort kunnen meenemen

4263

De minister gaat de mogelijkheid en wenselijkheid van een screeningstraject voor een VOG in de kinderopvang en het basisonderwijs onderzoeken

21-4-2022 Commissiedebat Kinderopvang

Er zijn verkennende gesprekken gevoerd met OCW. Dit zal zo snel mogelijk een gevolg krijgen

4264

De minister gaat samen met de ministers van OCW en VWS in gesprek over de ‘plusopvang’ (kinderen met een beperking) en informeert de Kamer hierover

21-4-2022 Commissiedebat Kinderopvang

Het College voor de Rechten van de Mens wil ook graag met de nieuwe bewindspersonen van VWS, OCW en SZW in gesprek over hun concrete aanbevelingen op hun notitie «Naar een inclusievere kinderopvang». Voordat de bewindspersonen met het College spreken, vindt er een Bewindsliedenoverleg plaats, waarin de resultaten van een verkenning naar plusopvang worden besproken

4267

De minister heeft toegezegd na de zomer een hoofdlijnenvisie gezond en veilig werken aan de Kamer te sturen

12-5-2022 Commissiedebat Gezond en Veilig werken

De Tweede Kamer wordt eind 2022 geïnformeerd

4269

De minister informeert de Kamer deze zomer over de herziening van artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht

12-5-2022 Commissiedebat Gezond en Veilig werken

De Tweede Kamer wordt hierover in september 2022 na Prinsjesdag geïnformeerd

4271

Bij de kabinetsreactie op het onderzoek naar modernisering van de regels over kinderarbeid gaat de minister in op flitsbezorging door 16-minners

12-5-2022 Commissiedebat Gezond en Veilig werken

De Tweede Kamer wordt hierover in september 2022 na Prinsjesdag geïnformeerd

4272

Na de zomer informeert de minister de Kamer over de uitwerking van de motie-Van Kent over long covid

12-5-2022 Commissiedebat Gezond en Veilig werken

Planning: eind december 2022 reactie naar Tweede Kamer

4273

Minister SZW komt in de volgende monitoringsbrief terug op de (wijzigingen in aantallen personen in het bbz (light)

12-5-2022 Commissiedebat Coronasteunpakketten

Zie ook toezegging 4274. Het proces van het schrijven van de brief start half augustus

4274

Minister SZW stuurt een integrale voortgangsrapportage in Q3 samen met Financiën en EZK (impliciet: volgende voortgangsrapportages zijn gebundeld). In het tweede kwartaal sturen Financiën en EZK samen een brief

12-5-2022 Commissiedebat Coronasteunpakketten

Het proces van het schrijven van de brief start half augustus

4275

Na de zomer informeert minister SZW de Kamer over de uitwerking van de motie-Van Weyenberg/Maatoug over een adviescommissie inclusief brede welvaartsbenadering

1-6-2022 Commissiedebat Arbeidsmigratie (voortzetting)

Planning: brief naar de Tweede Kamer voor het einde van het jaar 2022

4276

Na de zomer informeert minister SZW de Kamer over de uitwerking van het coalitieakkoord als het gaat om circulaire arbeidsmigratie

1-6-2022 Commissiedebat Arbeidsmigratie (voortzetting)

Planning: brief naar de Tweede Kamer voor het einde van het jaar 2022

4277

Na de zomer informeert minister SZW de Kamer over A1-constructies: welke fiscale constructies bestaan er om arbeidsmigranten goedkoper in te zetten dan Nederlandse werknemers, wat is het beeld daarvan

1-6-2022 Commissiedebat Arbeidsmigratie (voortzetting)

Planning: brief naar de Tweede Kamer voor het einde van het jaar 2022

4279

De minister zegt aan het lid Omtzigt toe dat zij met pensioenuitvoerders in gesprek gaat om aandacht te vragen voor de communicatie rond afkoop en de consequenties daarvan voor deelnemers

1-6-2022 Plenaire behandeling Wijziging van de Pensioenwet, de Wet inkomstenbelasting 2001 en enige andere wetten in verband met aanpassing van de regeling voor waardeoverdracht en afkoop klein pensioen en invoering van afkoop klein nettopensioen en nettolijfrente (36 004)

Planning: brief naar de Tweede Kamer in het najaar 2022

4280

De minister zegt aan het lid Maatoug toe om bij de Belastingdienst na te gaan in hoeverre hun dienstverlening voldoende is voorbereid op dit wetsvoorstel

1-6-2022 Plenaire behandeling Wijziging van de Pensioenwet, de Wet inkomstenbelasting 2001 en enige andere wetten in verband met aanpassing van de regeling voor waardeoverdracht en afkoop klein pensioen en invoering van afkoop klein nettopensioen en nettolijfrente (36 004)

Planning: brief naar de Tweede Kamer in het najaar 2022

4281

De minister zegt aan het lid Smals en aan het lid Goudzwaard toe om bij de evaluatie van de ‘Wet waardeoverdracht klein pensioen’ mee te nemen in hoeverre afkoop van pensioen na de pensioeningangsdatum ook mogelijk zou moeten zijn

1-6-2022 Plenaire behandeling Wijziging van de Pensioenwet, de Wet inkomstenbelasting 2001 en enige andere wetten in verband met aanpassing van de regeling voor waardeoverdracht en afkoop klein pensioen en invoering van afkoop klein nettopensioen en nettolijfrente (36 004)

Planning: eerste evaluatie uitvoeren en daarna brief naar de Tweede Kamer voor de zomer van 2023

4282

Minister heeft op 12 februari 2021 toegezegd meer bekendheid te zullen geven aan de Wet flexibel werken als de situatie na corona weer is genormaliseerd

10-2-2021 Uitgaande brief aanbiedingsbrief met reactie, evaluatie Wet flexibel werken (Kamerstukken II, 2020-2021, 29 544, nr. 1041)

Minister Van Gennip heeft deze toezegging herhaald op 28 juni 2022 bij debat over de Wet Werken waar je wilt (WWJW) en de toezegging gekoppeld aan de inwerkingtreding van de WWJW. Planning: brief naar de Tweede Kamer voorjaar 2023

4283

Minister Van Gennip heeft toegezegd bij de evaluatie van de Wet werken waar je wilt (WJW) aandacht te zullen besteden aan de effecten op de verkeersdrukte

28-6-2022 Plenaire behandeling Voorstel van wet van de leden Van Weyenberg en Maatoug tot wijziging van de Wet flexibel werken in verband met het bevorderen van flexibel werken naar arbeidsplaats (Wet werken waar je wilt) (35 714)

Planning: wordt meegenomen bij de evaluatie van de wet. Brief naar de Tweede Kamer januari 2026

4284

Er worden aanvullende berekeningen aan DNB gevraagd Commissie Parameters

30-6-2022 Uitgaande brief Commissie Parameters en aanvullende berekeningen (Kamerstukken II, 2021-2022, 32 043, nr. 590)

Planning: brief naar de Tweede Kamer na de zomer van 2022

4285

Daarbij wordt altijd gekeken of een verhoging van boetes daadwerkelijk tot minder overtredingen zou leiden. Na de zomer zal ik u over dit onderwerp nader informeren

30-6-2022 Uitgaande brief Tweeminutendebat arbeidsmigratie (Kamerstukken II, 2021-2022, 29 861, nr. 81)

Planning: brief naar de Tweede Kamer na de zomer van 2022

4286

Het verbod huisuitzetting bij einde werkcontract voor de gehele uitzendsector doen gelden

5-7-2022 Tweeminutendebat Arbeidsmigratie

Planning: brief naar de Tweede Kamer na de zomer van 2022

4287

De minister van SZW heeft toegezegd in het eerste kwartaal van 2023 de Kamer te informeren bij het monitoren van de Onderwijsroute over het gebruik en de aantallen

6-7-2022 Commissiedebat Inburgering en Integratie

Staat voor 1e kwartaal 2023 gepland

4288

De minister heeft toegezegd de mogelijkheden te bekijken voor een onderzoek naar weerbaarheid van jongvolwassen tegen ongewenste beïnvloeding en neemt daarbij het onderwerp visitatielessen op Turkse weekendscholen mee

6-7-2022 Commissiedebat Inburgering en Integratie

De uitwerking van dit onderzoek loopt mee in de agenda Veerkracht en Weerbaarheid. De agenda wordt in Q4 aan de Kamer aangeboden

4289

De minister heeft toegezegd terug te komen op vrijstellingen bij Wi2021 voor ISK en vmbo-basis en -kader bij de voortgangsbrief Inburgering

6-7-2022 Commissiedebat Inburgering en Integratie

Deze brief zal naar verwachting nog voor het WGO in de eerste week van september a.s. aan de Tweede Kamer worden verzonden (zie toezegging 4295)

4290

De minister heeft toegezegd terug te komen bij de voortgangsbrief Inburgering op de positie van vrouwelijke na-reizigers - als het gaat om arbeidsparticipatie

6-7-2022 Commissiedebat Inburgering en Integratie

Er wordt nog bezien of dit een plek gaat krijgen in de volgende uitvoeringsbrief in december 2022 of dat dit in een andere brief (najaar) zal worden meegenomen

4291

De minister zegt toe om na de zomer samen met minister APP de reactie te sturen op het rapport van de Ombudsman over onder andere financieel ontzorgen van statushouders en landelijke afspraken met nutsbedrijven

6-7-2022 Commissiedebat Inburgering en Integratie

Naar verwachting zal dit in Q4, november plaats vinden

4292

De minister heeft toegezegd de Kamer te informeren bij de voortgangsbrief Inburgering over de uitkomst van het overleg met DUO en Blik op Werk over het taalaanbod voor Wi2013

6-7-2022 Commissiedebat Inburgering en Integratie

De reactie is voorzien in eerstvolgende voortgangsbrief Inburgering aan de Tweede Kamer. Het staat nu eind 2022 ingepland

4293

De minister zegt toe dat er een overzicht van best practices uit andere landen gemaakt zal worden, waaronder het Franse voorbeeld omscholing naar techniek, en zal de Kamer voor de begrotingsbehandeling, middels de Voortgangsbrief VIA, hierover informeren

6-7-2022 Commissiedebat Inburgering en Integratie

De Kamer zal voor de begrotingsbehandeling, middels de Voortgangsbrief VIA, hierover worden geïnformeerd, naar verwachting in november 2022

4294

De minister zegt toe te zullen onderzoeken in hoeverre de niveaus van statushouders ook doorwerken in het soort werk dat zij vinden

6-7-2022 Commissiedebat Inburgering en Integratie

Deze toezegging zal worden meegenomen bij de monitoring van de wet

4295

De minister zegt toe met een Kort briefje te komen voor de behandeling wetsvoorstel ISK (in de week van 6 september)

6-7-2022 Commissiedebat Inburgering en Integratie

Deze brief zal naar verwachting nog voor het WGO in de eerste week van september a.s. aan de Tweede Kamer worden verzonden (zie toezegging 4289)

4296

Naar aanleiding van de opmerking van Kamerlid Palland over hoe te voorkomen dat we te generiek zijn in de maatregelen en hoe we ervoor kunnen zorgen dat het STAP-budget ook benut wordt voor doelgroepen, gericht op de kraptesectoren, zodat het zo kansrijk mogelijk is, zegt de minister toe te kijken hoe we bij het STAP-budget wat meer kunnen focussen op de groepen die het het meeste nodig hebben/al wat langer aan de kant staan

21-6-2022 Mondelinge vraag van het lid Palland (CDA) aan de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over het bericht ‘Jongere razendsnel aan de bak, ’stigma voor wie al meer dan halfjaar zoekt’ (Telegraaf.nl, 17 juni 2022)

Planning: brief naar de Tweede Kamer na de zomer van 2022

4298

We werken aan een convenant voor de aanpak van arbeidsmarktdiscriminatie uit, gericht op het maken van afspraken met brancheorganisaties, sectoren, individuele organisaties, maatschappelijke partijen en belangengroepen. Streven is uw Kamer over de voortgang hiervan voor de behandeling van de SZW-begroting te informeren

14-7-2022 Uitgaande brief Actieplan Arbeidsdiscriminatie (Kamerstukken II, 2021-2022, 29 544, nr. 1119)

Planning: brief naar de Tweede Kamer voor de begrotingsbehandeling van SZW eind november 2022

4299

Eind deze zomer komt er een sectorbrief krapte arbeidsmarkt kinderopvang

29-6-2022 WGO Jaarverantwoording 2021/Jaarverslag en Slotwet

Planning: eind van de zomer brief naar de Tweede Kamer

4300

Toevoegen van mensen met een arbeidsbeperking aan het emancipatiebeleid. Naar aanleiding van de oproep van Kamerlid Palland om samen met de coördinerend minister op emancipatiebeleid van gedachten te wisselen over het toevoegen van mensen met een arbeidsbeperking aan het emancipatiebeleid, zegt de minister toe dat zij samen met minister Schouten dit bespreekt met minister Dijkgraaf en dat het ook in de kansenbrief voor senioren terugkomt

21-6-2022 Mondelinge vraag van het lid Palland (CDA) aan de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over het bericht ‘Jongere razendsnel aan de bak, ’stigma voor wie al meer dan halfjaar zoekt’ (Telegraaf.nl, 17 juni 2022)

Brief aan Tweede Kamer: eind vierde kwartaal 2022

4301

Actieplan Leven Lang Ontwikkelen wordt nu opgezet. Dit wordt na de zomer met de Kamer gedeeld en dan wordt ook ingegaan op de intersectorale inzet

29-6-2022 WGO Jaarverantwoording 2021/Jaarverslag en Slotwet

Planning: brief naar de Tweede Kamer na de zomer van 2022

Bijlage 5: Subsidieoverzicht

Tabel 207 Subsidies uit hoofde van subsidieregelingen (bedragen x 1.000 euro)

Artikel

Naam subsidie (regeling)

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Laatste evaluatie

Volgende evaluatie (jaartal)

Einddatum subsidie

1

Eerlijk, gezond en veilig werk

93

0

0

0

0

0

0

 

2023

2022

1

Actieprogramma DILLO

0

6.141

5.435

10.750

13.161

27.219

10.409

 

2025

2028

1

Stimuleringsregeling LLO in het MKB

2.514

23.535

57.165

51.211

140.932

75.985

52.045

 

2023

2024

1

STAP

0

178.168

305.601

306.051

305.775

320.700

195.700

 

2024

2026

1

STAP ontwikkeladvies

0

6.550

0

0

0

0

0

 

2024

2022

1

NOW

9.669.471

1.208.260

404.746

0

0

0

0

 

2023

2021

1

Loonkosten Caribisch Nederland

15.580

0

0

0

0

0

0

 

2023

2021

1

NL leert door

95.335

34.284

38.261

0

0

0

0

 

2024

2021

1

TOFA

0

7

0

0

0

0

0

 

2023

2020

1

MDI&EU

27.270

50.572

127.386

228.803

155.006

251.208

149.095

 

2022

2025

2

Armoedeschulden

1.044

618

0

0

0

0

0

2020

2019

2

Europees fonds meestbehoeftigen

98

63

0

0

0

0

0

2021

20221

2028

2

Regionale kansen kinderen

83

36

0

0

0

0

0

2018

2022

2022

4

Scholing jonggehandicapten2

13.291

13.300

13.300

13.300

13.300

13.300

0

2018

2022

2024

5

Praktijkleren in de derde leerweg

0

12.000

16.500

4.500

0

0

0

 

n.t.b.

2023

 

TOTAAL

9.824.779

1.533.534

968.394

614.615

628.174

688.412

407.249

   
X Noot
1

Jaarlijks wordt de ‘Annual Implementation Report’ met de Europese Commissie gedeeld.

X Noot
2

De volledige naam: Subsidieregeling voor scholing en re-integratie van personen met arbeidsbeperkingen en ernstige scholingsbelemmeringen (ESB-regeling). In mei 2020 is besloten om de regeling te verlengen tot 2024.

Tabel 208 Incidentele subsidies (bedragen x 1.000 euro)

Artikel

Naam subsidie

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Laatste evaluatie

Volgende evaluatie (jaartal)

Einddatum subsidie

1

Arbeidsmarkt

2.473

3.234

3.301

3.232

2.795

2.795

2.795

2020

2027

 

2

Bijstand, Participatiewet en Toeslagenwet

41.391

46.603

27.505

19.943

17.922

14.970

14.970

2020

2027

 
 

Subsidies algemeen: alle kinderen doen mee

9.694

12.725

12.070

10.000

10.000

10.000

10.000

   
 

Overige subsidies algemeen

22.622

30.693

12.315

6.764

4.808

1.856

1.856

   
 

SBCM

2.800

2.800

2.800

2.800

2.800

2.800

2.800

   
 

NIBUD

275

385

320

379

314

314

314

   
 

Waarborgfonds

6.000

0

0

0

0

0

0

   

5

Werkloosheid

7.319

7.271

8.694

600

0

0

0

2016

2023

 
 

Algemeen

754

785

505

600

0

0

0

   
 

Coördinatie crisisdienstverlening

6.565

6.486

8.189

0

0

0

0

   

7

Kinderopvang

6.632

10.252

11.897

14.391

14.716

15.345

15.445

2015

2023

 
 

Algemeen

1.411

1.300

1.300

2.050

2.050

2.050

2.050

   
 

Caribisch Nederland

5.221

8.952

10.597

12.341

12.666

13.295

13.395

   

13

Integratie en maatschappelijke samenhang

17.967

14.180

10.101

8.095

7.608

7.608

7.608

2017

2023

 
 

Kennisinfrastructuur

2.882

2.936

2.367

2.367

2.367

2.367

2.367

   
 

Vluchtelingenwerk

1.070

1.151

1.086

1.086

1.086

1.086

1.086

   
 

Overig

10.531

6.138

3.993

1.987

1.500

1.500

1.500

   
 

Integratie en participatie

3.484

3.955

2.655

2.655

2.655

2.655

2.655

   

98

Algemeen

2.764

0

0

0

0

0

0

   
 

TOTAAL

78.546

81.540

61.498

46.261

43.041

40.718

40.818

   

Bijlage 6: Uitwerking Strategische Evaluatie Agenda

Thema 1: Gezonde en veilige arbeidsomstandigheden

Thema

Type onderzoek

Looptijd

Begrotingsartikel

Periodieke rapportage gezonde en veilige arbeidsomstandigheden

Ex-post evaluatie

2028

1

De periodieke rapportage naar Gezond en veilig werken is een synthese-onderzoek waarmee de werking van het beleid op dit thema wordt geëvalueerd. In aanloop naar de periodieke rapportage zal worden nagegaan welke evaluaties ter voorbereiding uitgevoerd dienen te worden, ook op basis van de inzichtbehoeften. Op basis van de inzichtbehoeften wordt bepaald wanneer deze periodieke rapportage plaatsvindt.

    

Evaluatie programma preventie beroepsziekten

Ex-post evaluatie

2022-2023

1

Met de evaluatie worden de resultaten van het programma Preventie beroepszieken in kaart gebracht: wat heeft het programma opgeleverd bij externe partijen die hebben deelgenomen aan het programma of op een andere wijze betrokken zijn geweest. Tevens wordt onderzocht wat het bereik is geweest van de communicatie-uitingen naar sectoren en bedrijfsgrootte.

    

Evaluatie beleidsmaatregel asbeststelsel

Ex-post evaluatie

2024

1

Het betreft een evaluatie van enkele beleidsmaatregelen betreffende het Asbeststelsel. Het onderzoek richt zich op de vordering/uitvoering van enkele in de Kamerbrief van september 2018 aangekondigde beleidsmaatregelen rondom asbest. De evaluatie vindt naar verwachting een half jaar na inwerkingtreding plaats.

    

Toekomstverkenning arbeid & gezondheid

Ex-ante evaluatie

2024

1

Heeft als doel om inzicht te verkrijgen in welke ontwikkelingen in de komende 10-20 jaar naar alle waarschijnlijkheid de gezondheid en veiligheid van werkenden in Nederland zullen beïnvloeden. Dit zal helpen bij het (nader) invullen van onze meerjarige onderzoeksprogrammering, en biedt input voor de beleidsontwikkeling op het terrein van gezond en veilig werken.

    

Arbobalans

Ex-durante monitoring

2024

1

De Arbobalans geeft een breed overzicht van de kwaliteit van de arbeid in Nederland en van de ontwikkelingen hierin. Aan de hand van recente monitors en onderzoeken schetst de Arbobalans een beeld van de omvang en de gevolgen van blootstelling aan arbeidsrisico’s, van de betrokken risicoberoepen en -sectoren, en van maatregelen die in bedrijven op dit gebied worden getroffen. In de Arbobalans worden ziekteverzuim, arbeidsongevallen en beroepsziekten belicht. De Arbobalans presenteert de meest recente landelijke cijfers op het terrein van gezond & veilig werken, grotendeels gebaseerd op de landelijke enquêtes NEA, WEA en ZEA in de afgelopen jaren.

Thema 2: Leven lang ontwikkelen

Thema

Type onderzoek

Looptijd

Begrotingsartikel

Periodieke rapportage leven lang ontwikkelen

Ex-post evaluatie

2027

1

De rapportage onderzoekt de doeltreffendheid en doelmatigheid van het beleid op het thema leven lang ontwikkelen. Daarbij is in het bijzonder aandacht voor het bereik van de regelingen onder verschillende groepen werkenden (waaronder flexwerkers en praktisch opgeleiden) en voor de mate waarin de regelingen stimuleren tot intersectorale mobiliteit.

    

Evaluatie NL leert door

Ex-durante en ex-post evaluatie

2022-2024

1

Met de evaluatie worden de doeltreffendheid en effecten van de drie subsidieregelingen die onder NL Leert Door vallen onderzocht. Op deze manier wordt duidelijk of de regelingen bijgedragen hebben aan het doel van NL Leert Door, namelijk het behoud van werk en expertise. De inzichten die de evaluatie oplevert, kunnen daarnaast benut worden voor toekomstig beleid en nieuwe subsidieregelingen op het terrein van scholing en leven lang ontwikkelen.

    

Evaluatie expeditie-regeling

Ex-post evaluatie

2024-2025

1

De Expeditie-regeling is onderdeel van het meerjarig investeringsprogramma Duurzame inzetbaarheid & Leven lang ontwikkelen (DI&LLO). De regeling is begin mei 2022 gepubliceerd. De eerste trajecten starten eind 2022. Het gaat om trajecten van 1-4 jaar. In 2024 is een tweede aanvraagtijdvak gepland. De evaluatie van de regeling is voorzien voor 2023-2025. De evaluatie moet zicht geven op het proces en de doeltreffendheid van de regeling. Tussentijdse resultaten worden gebruikt in de voorbereiding op het volgende tijdvak. De evaluatie als geheel wordt gebruikt bij de keuze om de regeling voort te zetten.

    

Evaluatie SLIM-regeling

Ex-ante, ex-durante en ex-post onderzoek

2021-2025

1

De SLIM-regeling beoogt dat mkb-bedrijven meer investeren in een leerrijke omgeving en een cultuur waarin het «up-to-date» houden van vakkennis en vaardigheden vanzelfsprekend is. De nulmeting en procesevaluatie hebben in 2021 plaatsgevonden. Met de nulmeting is de huidige stand van zaken van de leercultuur en deelname aan scholing en ontwikkeling bij de aanvragers in beeld gebracht. Een procesevaluatie is uitgevoerd naar het aanvraag- en beoordelingsproces om te leren van de ervaringen van het eerste jaar van de uitvoering om zo nodig de regeling tussentijds aan te kunnen passen. Bij de tussen- (2023) en eindevaluatie (2025) wordt gekeken naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van de regeling.

    

Evaluatie subsidieregeling STAP-budget

Ex-ante, ex durante en ex-post onderzoek

2024-2027

1

Twee jaar na implementatie vindt er een evaluatie plaats naar de doeltreffendheid en doelmatigheid van de subsidieregeling Stimulering ArbeidsmarktPositie (STAP-budget) en na vijf jaar wordt een uitgebreide evaluatie uitgevoerd. In de evaluatie wordt aandacht besteed aan het gebruik van het STAP-budget (verdeeld naar leeftijd, opleidingsniveau en arbeidsmarktpositie) en de invloed ervan op de arbeidsmarktpositie. Ook wordt gekeken naar de verdeling ervan over type scholingsactiviteiten en of het scholingsaanbod voldoende aansluit op de behoefte van de arbeidsmarkt. Daarnaast worden ook financieringsaspecten geëvalueerd. Voor de jaren 2024 t/m 2026 zal na evaluatie worden bezien of en hoe de middelen voor STAP nog verder kunnen worden gericht op doelgroepen en/of doelen.

Thema 3: Arbeidsverhoudingen en arbeidsvoorwaarden

Thema

Type onderzoek

Looptijd

Begrotingsartikel

Periodieke rapportage arbeidsverhoudingen en arbeidsvoorwaarden

Ex-post evaluatie

2027

1

De rapportage onderzoekt de doeltreffendheid en doelmatigheid van het beleid op het thema arbeidsverhoudingen en arbeidsvoorwaarden. Thema-specifieke inzichtbehoeften worden komend jaar bepaald.

    

Nulmeting compensatie transitievergoeding bij bedrijfsbeëindiging

Ex-ante evaluatie

2022

1

De Compensatieregeling bij bedrijfsbeëindiging regelt dat werkgevers verstrekte transitievergoedingen (onder voorwaarden) gecompenseerd krijgen vanuit UWV, met het doel te voorkomen dat werkgevers (of erfgenamen) die als gevolg van pensionering of overlijden de onderneming moeten beëindigen en de werknemers moeten ontslaan of het privévermogen moeten aanspreken. Met de nulmeting wordt inzichtelijk wat de vermogenspositie van ondernemers is voor de inwerkingtreding van de Compensatieregeling. De verzamelde gegevens voor de nulmeting kunnen vervolgens worden gebruikt bij de evaluatie in 2025 van de Wet arbeidsmarkt in balans (WAB).

    

Evaluatie meldingsplicht Wet arbeidsvoorwaarden gedetacheerde werknemers in de Europese Unie (WagwEU)

Ex-post evaluatie

2021-2022

1

De meldingsplicht voor ondernemingen uit de Europese Economische Ruimte en Zwitserland die werknemers naar Nederland detacheren en zelfstandigen die in Nederland werkzaamheden verrichten in bepaalde sectoren op grond van de Wet arbeidsvoorwaarden gedetacheerde werknemers in de Europese Unie (WagwEU) is op 1 maart 2020 in werking getreden. Op grond van artikel 19 van de WagwEU moet binnen twee jaar na inwerkingtreding van de meldingsplicht een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van de meldingsplicht in de praktijk aan de Tweede Kamer worden gestuurd.

    

Inventariseren onderliggende problemen bij niet effectueren arbeidsrechten door werknemers

Overig onderzoek

2022

1

In verschillende adviezen (Commissie Borstlap, WRR-rapport: het betere werk, Aanjaagteam Bescherming Arbeidsmigranten, Brede Maatschappelijke Heroverwegingen) wordt gesignaleerd dat een gedeelte van de werkenden niet in een positie is om de naleving van hun rechten op te eisen. Betere gegevens over omvang en de aard van dit probleem zijn noodzakelijk voor de inrichting van mogelijke maatregelen en het beoordelen van de effectiviteit en efficiëntie van beleid. Het onderzoek moet hier inzicht in bieden.

    

Monitoring en evaluatie Implementatiewet herziene detacheringsrichtlijn

Ex-durante monitoring en evaluatie

2021-2023

1

Op 30 juli 2020 is de Implementatiewet herziene detacheringsrichtlijn in werking getreden. De wet implementeert de herziene detacheringsrichtlijn die een betere bescherming van gedetacheerde werknemers beoogt te bewerkstelligen. Bij motie heeft de Tweede Kamer verzocht om de wet jaarlijks te monitoren en daarbij in het bijzonder aandacht te besteden aan gebruik van detachering in sectoren waar geen algemeen verbindend verklaarde cao geldt. Daarnaast verzoekt de motie de regering om de wet na drie jaar te evalueren.

    

Evaluatie Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag (WML)

Ex-post evaluatie

2023

1

In de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag (WML) is opgenomen dat de Minister van SZW elke vier jaar beziet of er omstandigheden zijn die een bijzondere aanpassing aan de hoogte van het wettelijk minimumloon en de daaraan gekoppelde uitkeringen wenselijk maken. De evaluatie staat gepland voor 2023, waarbij de periode 2019 tot en met 2022 wordt geëvalueerd.

    

Ex-ante onderzoek EU-richtlijn platformwerk

Ex-ante evaluatie

2022-2023

1

De Europese richtlijn betreffende de verbetering van de arbeidsvoorwaarden bij platformwerk bevat een weerlegbaar rechtsvermoeden van werknemerschap. Indien dit van toepassing is betekent dit dat de platformwerker recht heeft op dezelfde arbeidsvoorwaarden als werknemers. Middels dit onderzoek wordt inzicht verkregen in de gevolgen van de implementatie van het richtlijnvoorstel voor platformwerkers. Daarbij is aandacht voor de wensen van platformmedewerkers en de risico's die zij signaleren.

    

Nulmeting regulering uitzendsector

Ex-ante evaluatie

2022-2023

1

De nulmeting is bedoeld om de huidige situatie in de uitzendsector (inclusief naleving en werking vrijwillige certificaat) in kaart te brengen voor de evaluatie van het wetsvoorstel verplichte certificering bij ter beschikking stellen van arbeid na inwerkingtreding.

    

Onderzoek belemmering toegang tot de arbeidsmarkt asielzoekers

Overig onderzoek

2022-2023

1

De 24-weken-eis bepaalt dat vreemdelingen die een verblijfsvergunning hebben aangevraagd en van wie de aanvraag ten minste zes maanden in behandeling is, binnen een tijdsbestek van 52 weken maximaal 24 weken mogen werken. De 24-weken-eis dient te voorkomen dat arbeid de terugkeer van vreemdelingen naar hun land van herkomst belemmert of gevolgen heeft voor de verblijfsrechtelijke positie van de vreemdeling. Het onderzoek geeft inzicht in de belemmeringen (waaronder de 24-weken-eis) die er zijn voor asielzoekers bij het toetreden tot de arbeidsmarkt en het relatieve belang van de verschillende belemmeringen. Daarnaast geeft het onderzoek inzicht in de effectiviteit van de 24-weken-eis.

    

Positie van kinderen van arbeidsmigranten

Overig onderzoek

2022-2023

1

Op 11 februari 2021 is de motie Smeulders/Bruins aangenomen, die de regering verzoekt nader onderzoek en aanbevelingen te doen inzake de positie van kinderen van arbeidsmigranten. Kinderen van arbeidsmigranten zitten, net als hun ouders, in een kwetsbare situatie. Er zijn verschillende signalen dat het opvoeden en opgroeien van deze kinderen niet altijd goed gaat, bijvoorbeeld vanwege (taal) achterstanden, slechte huisvesting en het regelmatig moeten verhuizen. Deze problematiek is nog onvoldoende in beeld. Onderzoek moet inzicht geven in deze problematiek en aanbevelingen opleveren inzake de positie van kinderen van arbeidsmigranten.

    

Quickscan naar instrumenten en methodieken voor de waardebepaling

Overig onderzoek

2022-2023

1

In het kader van het Europees richtlijnvoorstel over loontransparantie (waarover op dit moment de EU onderhandelingen lopen) heeft dit onderzoek als doel in beeld te brengen welke systemen en methodieken werkgevers gebruiken om hun beloningen en promoties vast te stellen, hoe dergelijke systemen op een objectieve en genderneutrale manier kunnen worden toegepast en op welke manieren werkgevers ondersteund kunnen worden bij het implementeren en toepassen van neutrale en gendergelijke systemen om de waarde van werk te bepalen.

    

Nulmeting evaluatie Wet toezicht gelijke kansen bij werving en selectie

Ex-ante evaluatie

2023-2024

1

Doel van de Wet toezicht gelijke kansen bij werving en selectie is om werkgevers bewuster te maken van arbeidsmarktdiscriminatie. Het wetsvoorstel verplicht werkgevers en intermediairs om een werkwijze te hebben die gericht is op het voorkomen van discriminatie bij werving en selectie van werknemers. Werkgevers met 25 of meer werknemers moeten deze werkwijze schriftelijk vastleggen. Met de nulmeting wordt inzichtelijk gemaakt wat de stand van zaken is voor de inwerkingtreding van de wet. De verzamelde gegevens kunnen gebruikt worden bij de evaluatie van de wet, vijf jaar na inwerkingtreding.

    

Evaluatie Wet arbeid vreemdelingen

Ex-post evaluatie

2025

1

Op 1 januari 2022 is een wijziging van de Wet arbeid vreemdelingen (WAV) in werking getreden. De wijziging heeft tot doel om de regelgeving flexibel en toekomstbestendig te maken en om de positie van de werknemer te versteken en oneerlijke concurrentie tegen te gaan. De Kamer heeft in een motie verzocht om binnen drie jaar na inwerkingtreding van de wijziging van de WAV een evaluatie van het wijzigingsvoorstel te doen toekomen aan de Tweede Kamer.

    

Evaluatie Wet arbeidsmarkt in balans (WAB)

Ex-post evaluatie

2023-2025

1

Op 1 januari 2020 is (een groot gedeelte van) de Wet arbeidsmarkt in balans in werking getreden, waarmee het kabinet streeft naar een nieuwe balans op de arbeidsmarkt. De regering wil de kloof tussen vaste contracten en flexibele contracten kleiner maken. De wet wordt uiterlijk in 2025 geëvalueerd.

Thema 4: Arbeid, zorg en de ontwikkeling van het kind

Thema

Type onderzoek

Looptijd

Begrotingsartikel

Kinderopvang

   

Periodieke rapportage kinderopvang

Ex-post evaluatie

2020-2023

7

Met de periodieke rapportage wordt de doelmatigheid en doeltreffendheid van het kinderopvangbeleid onderzocht en richt zich op het doel 'bevorderen ontwikkeling kind'. De periodieke rapportage bestrijkt de periode 2015-2022 en wordt in 2023 opgeleverd.

    

Effectonderzoek toezicht en handhaving kinderopvang

Ex-post evaluatie

2021-2022

7

Onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van toezicht en handhaving in de kinderopvang, waarbij ook inzicht wordt verkregen in factoren die hierbij een rol spelen. Het onderzoek richt zich op het eerstelijnstoezicht.

    

Evaluatie Wet innovatie en kwaliteit kinderopvang (IKK)

Ex-post evaluatie

2020-2023

7

Dit onderzoek betreft de evaluatie van de Wet innovatie en kwaliteit kinderopvang die per 1 januari 2018 van kracht is. De evaluatie is gebaseerd op bestaand onderzoek en heeft de volgende onderdelen: beleidstheorie, inventarisatie evaluaties, interviews en een synthese en conclusies.

    

Tegemoetkomingsregelingen kinderopvang

Ex-post evaluatie

2023

7

De Tijdelijke tegemoetkomingsregeling kinderopvang en de Tijdelijke tegemoetkomingsregeling kinderopvang zonder overheidsvergoeding zorgden voor een tegemoetkoming aan ouders in de eigen bijdrage die ouders hebben doorbetaald gedurende de sluiting van de kinderopvang vanwege covid. De tweede genoemde regeling is bedoeld voor ouders die de kinderopvang zelf betalen en geen overheidsvergoeding ontvangen. De regelingen hadden tot doel dat kinderopvangorganisaties gefinancierd bleven en ouders hun plek behielden voor het moment dat de kinderopvang weer regulier open kon gaan.

    

Landelijke kwaliteitsmonitor kinderopvang

Ex-durante evaluatie

2021-2025

7

In het kader van de Landelijke Kwaliteitsmonitor Kinderopvang worden jaarlijks metingen verricht bij kinderopvangorganisaties en gastouders om inzicht te krijgen in de kwaliteit van de kinderopvang in Nederland. Voor het rapport van 2022 worden de metingen van 2021 en 2022 samengenomen om, ondanks de belemmeringen vanwege de nasleep van covid, een continue dataverzameling te garanderen.

    

Tegemoetkoming ouders

   

Periodieke rapportage tegemoetkoming ouders

Ex-post evaluatie

2022-2025

10

In de periodieke rapportage wordt onderzocht in hoeverre de financiële tegemoetkoming aan ouders of verzorgers voor de kosten van kinderen doeltreffend en doelmatig is. In de aanloop naar de start zal worden nagegaan in hoeverre de aanbevelingen uit de beleidsdoorlichting van 2018 zijn opgevolgd. Aan de hand daarvan zal de aanpak van de periodieke rapportage worden vastgesteld om te komen tot een afbakening die de meest relevante inzichten oplevert.

    

Onderzoek alleenstaande ouders

Overig onderzoek

2022-2023

10

Het doel van dit onderzoek is om de knelpunten van de huidige inkomensondersteuning aan alleenstaande ouders in kaart te brengen. Deze knelpunten en de mogelijke oplossingen kunnen bijdragen aan het formuleren van een alternatief voor de invulling van inkomensondersteuning aan alleenstaande ouders.

    

Onderzoek nieuwe regeling voor kinderen

Ex-ante evaluatie

2023-2024

10

Het doel van het onderzoek is om verschillende mogelijkheden ten aanzien van een (mogelijk) alternatief voor het kindgebondenbudget in kaart te brengen.

    

Potentiële nieuwe kindregeling en de uitvoerder

Ex-post evaluatie

2023-2024

10

Na onderzoeken naar inkomensondersteuning en alternatieven voor kindgebonden budget kan vervolgonderzoek inzicht geven naar een mogelijke uitvoerder bij een nieuw stelsel kindregelingen.

    

Arbeid en zorg

   

Periodieke rapportage verlofregelingen

Ex-post evaluatie

2024

6

De periodieke rapportage staat gepland voor 2024. De rapportage onderzoekt de doeltreffendheid en doelmatigheid van het beleid op het onderwerp Arbeid en zorg. Onderwerp en thema specifieke inzichtbehoeften worden komend jaar bepaald. De wet betaald ouderschapsverlof wordt ingevoerd in 2022. Gezien de planning kan de evaluatie van de wet betaald ouderschapsverlof niet in zijn totaliteit meegenomen worden in de periodieke rapportage. Hier wordt voor zover mogelijk rekening mee gehouden in de planning van de periodieke rapportage.

    

Verdiepend onderzoek niet-gebruik geboorteverlof

Overig onderzoek

2023

6

Uit de evaluatie van de Wet invoering extra geboorteverlof (WIEG) is gebleken dat lage inkomensgroepen om financiële redenen geen of minder verlof opnemen. Dit aanvullende onderzoek geeft inzicht in de samenstelling van de groep en de achterliggende beweegredenen om geen of minder verlof op te nemen.

    

Evaluatie Wet betaald ouderschapsverlof

Ex-post evaluatie

2027

6

De Wet betaald ouderschapsverlof (Wazo Wbo) geeft werknemers vanaf 2 augustus 2022 recht op een uitkering gedurende 9 weken bij opname van ouderschapsverlof. Deze beleidswijziging dient ter implementatie van Richtlijn (EU) 2019/1158. Hiermee wordt beoogd het evenwicht tussen werk en privéleven en de gelijke behandeling van vrouwen en mannen te helpen verwezenlijken, door de arbeidsparticipatie van vrouwen te bevorderen en het verschil tussen vrouwen en mannen met betrekking tot inkomsten en loon weg te nemen. De wet wordt binnen vijf jaar na inwerkingtreding geëvalueerd, waarbij oog is voor doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk.

Thema 5: Pensioen en oudedag

Thema

Type onderzoek

Looptijd

Begrotingsartikel

Oudedagsvoorziening

   

Periodieke rapportage oudedagsvoorziening

Ex-post evaluatie

2028/2029

8

De rapportage onderzoekt de doeltreffendheid en doelmatigheid van alle aspecten van het beleid op het thema oudedagsvoorziening. De scope en afbakening van deze rapportage zullen vooraf met de Kamer worden gedeeld.

    

Witte vlekken op pensioengebied

Ex-durante evaluatie

2023

8

Dit tweejaarlijks onderzoek naar de witte vlek op pensioengebied levert op welk deel van de werknemers in Nederland geen pensioenregeling via de werkgever heeft. Uit het onderzoek blijkt ook welke sectoren of andere kenmerken relevant zijn bij de aanpak van de witte vlek.

    

Onderzoek niet-gebruik AIO

Overig onderzoek

2023

8

Met dit onderzoek wordt beoogd meer inzicht te krijgen in het niet-gebruik van de aanvullende inkomensvoorziening ouderen (AIO). Door gegevensuitwisseling tussen het UWV en SVB kan de groep potentieel AIO-gerechtigden die geen gebruik maken van de AIO worden onderzocht.

    

Onderzoek life event AOW-leeftijd

Overig onderzoek

2023

8

Met dit project wordt beoogd het life-event «met AOW gaan» verder te onderzoeken en daarbij speciaal te kijken naar de gevolgen op het terrein van sociale zekerheid en fiscaliteit.

    

Evaluatieonderzoek automatische waardeoverdracht kleine pensioenen

Ex-post evaluatie

2023

8

De doelstelling van de Wet waardeoverdracht klein pensioen was tweeledig: het behoud van de pensioenbestemming van kleine ouderdomspensioenen en het beperken van de uitvoeringskosten voor pensioenuitvoerders. Hoe meer kleine pensioenen overgedragen kunnen worden, des te beter aan deze doelstellingen tegemoet gekomen kan worden. De evaluatie richt zich op de vraag of het systeem van automatische waardeoverdracht werkt zoals verwacht.

    

Experimenten pensioenopbouw onder zelfstandigen

Ex-durante monitoring en evaluatie

2023-2027

8

Op basis van experimenteerwetgeving wordt proefondervindelijk bekeken of en op welke wijze bredere toegankelijkheid in de tweede pijler kan worden gecreëerd voor zelfstandigen om tot een betere pensioenopbouw te komen. Deze experimenteerfase is onderdeel van de Wet toekomst pensioen en wordt gemonitord en geëvalueerd.

    

Evaluatie Wet bedrag ineens

Ex-durante en ex-post evaluatie

2028

8

De Wet bedrag ineens wordt op grond van de wet twee keer geëvalueerd; de eerste keer twee jaar na inwerkingtreding, de tweede keer drie jaar later. Ervan uitgaande dat inwerkingtreding januari 2023 plaatsvindt, vindt de evaluatie plaats in 2025 en 2028.

    

Gezond naar pensioen

   

Periodieke rapportage gezond naar pensioen

Ex-post evaluatie

2026

1 en 8

De rapportage onderzoekt de doeltreffendheid en doelmatigheid van alle aspecten van het beleid op het thema gezond naar pensioen. De scope en afbakening van deze rapportage zullen vooraf met de Kamer worden gedeeld.

    

Monitoring Regeling vervroegd uittreden (RVU)

Ex-durante evaluatie

2021-2025

8

Sinds 1 januari 2021 is het mogelijk voor bepaalde groepen werknemers om vanaf 3 jaar voor de AOW-leeftijd vervroegd uit te treden met een regeling vervroegd uittreden (RVU) zonder dat hierover RVU-heffing afgedragen moet worden door de werkgever. Hiertoe is een tijdelijke drempelvrijstelling in de RVU gerealiseerd. Werknemers die gebruik maken van de RVU zouden ook een WW-uitkering kunnen aanvragen. De monitor RVU is bedoeld om te bepalen hoe het gebruik van de WW binnen de RVU-groep zich verhoudt tot de geraamde effecten. Daarnaast zal in de monitor ook een globaal beeld gegeven worden onder welke cao de werknemers die naast de RVU een WW-uitkering ontvangen vielen en welke afspraken over RVU's in de cao's worden gemaakt (onder andere afbakening doelgroep en duur/hoogte RVU).

    

Monitoring en evaluatie maatwerkregeling duurzame inzetbaarheid en eerder uittreden

Ex-durante en ex-post evaluatie

2026

1

De tijdelijke subsidieregeling voor duurzame inzetbaarheid en eerder uittreden wordt gedurende de looptijd gemonitord. De onderzoeksvragen hierbij gaan over het bereik van de regeling, de effectiviteit van de vormgeving en de efficiëntie van de uitvoering. Het eindrapport na de looptijd biedt inzicht in de doeltreffendheid en doelmatigheid van de regeling.

    

Monitor voortgang transitieproces Wet toekomst pensioenen

Ex-durante monitoring

2023-2027

8

Het wetsvoorstel Wet toekomst pensioenen leidt tot een ingrijpende vernieuwing van het arbeidsvoorwaardelijke pensioen. De regering vindt het belangrijk dat de overstap naar het nieuwe pensioenstelsel zorgvuldig verloopt. Gedurende de transitiefase wordt de voortgang van de transitie gemonitord en worden beide Kamers periodiek (ten minste jaarlijks) over de voortgang geïnformeerd.

    

Monitoring en evaluatie van de Wet toekomst pensioenen

Ex-durante en ex-post evaluatie

2023-2038

8

Het wetsvoorstel Wet toekomst pensioenen kent een drieledige doelstelling: 1. eerder perspectief op een koopkrachtig pensioen; 2. een transparanter en meer persoonlijk pensioenstelsel, en 3. betere aansluiting bij ontwikkelingen in de samenleving en op de arbeidsmarkt. De wet treedt in werking op 1 januari 2023 en wordt geëvalueerd in drie etappes waarbij gerapporteerd wordt over de doeltreffendheid en de effecten van de wet in de praktijk. Binnen vijf jaar na inwerkingtreding volgt het eerste verslag, binnen vier jaar na het einde van de transitieperiode volgt het tweede verslag en in het jaar 2038 volgt het derde verslag.

    

Monitor AOW-leeftijdsverhoging

Ex-durante evaluatie

Jaarlijks

8

Monitor naar het effect van het verhogen van de AOW-leeftijd op de arbeidsparticipatie, gebruik van uitkeringen, gezondheid en duurzame inzetbaarheid.

Thema 6: Armoede en schulden

Thema

Type onderzoek

Looptijd

Begrotingsartikel

Periodieke rapportage armoede en schulden

Ex-post evaluatie

2026

2

De periodieke rapportage naar armoede en schulden is een synthese-onderzoek waarmee de werking van het beleid op dit thema wordt geëvalueerd. In aanloop naar de periodieke rapportage zal worden nagegaan welke evaluaties ter voorbereiding uitgevoerd dienen te worden, ook op basis van de inzichtbehoeften.

    

Evaluatie besluit breed moratorium Wet gemeentelijke schuldhulpverlening

Ex-post evaluatie

2021-2022

2

Het Besluit breed moratorium is in 2017 ingevoerd, maar wordt weinig ingezet. Dit zou kunnen liggen aan onbekendheid en onervarenheid of aan het ontbreken van urgentie, omdat schuldeisers goed meewerken, maar afgaande op signalen uit de praktijk lijkt ook de uitvoerbaarheid onvoldoende. Het breed moratorium heeft voorwaarden en ook een aantal informatievereisten. Deze zijn deels afgeleid van de Wet schuldsanering natuurlijke personen (Wsnp). Nu de toegankelijkheid van de Wsnp wordt verbeterd, ligt het voor de hand de voorwaarden voor het breed moratorium ook opnieuw te bekijken. De evaluatie heeft als doel voorwaarden en informatieverplichtingen van het breed moratorium te beoordelen om de regeling als geheel waar mogelijk te vereenvoudigen en ook toegankelijker maken.

    

Evaluatie intensivering armoede- en schuldenaanpak

Ex-post evaluatie

2022

2

Regioplan voert op dit moment een monitorings- en evaluatieonderzoek uit naar de intensiveringsaanpak van de armoede- en schuldenaanpak als gevolg van corona. Het doel van de monitor is om zicht te houden op de voortgang van de initiatieven die in dit kader zijn gestart. Met de evaluatie moet inzicht worden ingegeven in de doeltreffendheid van de versnelling- en intensiveringsaanpak.

    

Schuldenproblematiek in beeld

Ex-durante monitoring

2024

2

Dit onderzoek betreft een vervolgonderzoek naar geregistreerde problematische schulden van huishoudens en is een vervolg op het in de zomer van 2020 gepubliceerde onderzoek naar de geregistreerde problematische schulden van huishoudens in de jaren 2015-2018. In het bijzonder geeft het onderzoek inzicht in de ontwikkeling van probleemschulden sinds corona.

Thema 7: Bijstand en participatie

Thema

Type onderzoek

Looptijd

Begrotingsartikel

Periodieke rapportage bijstand en participatie

Ex-post evaluatie

2026/2027

2

De periodieke rapportage naar bijstand en participatie is een synthese-onderzoek waarmee de werking van het beleid op dit thema wordt geëvalueerd. In aanloop naar de periodieke rapportage zal worden nagegaan welke evaluaties ter voorbereiding uitgevoerd dienen te worden, ook op basis van de inzichtbehoeften. Op basis van de inzichtbehoeften wordt bepaald wanneer deze periodieke rapportage plaatsvindt.

    

Brede baten-onderzoek van re-integratie

Ex-post evaluatie

2021-2022

2

Om brede baten van toeleiding naar werk te onderzoeken en de effectiviteit van de investering in re-integratie te bepalen is bij voorkeur een gestructureerd onderzoeksprogramma nodig, gericht op de gehele doelgroep bijstandsgerechtigden. Op dit moment wordt met CPB gewerkt aan een onderzoeksvoorstel om de data afkomstig uit de experimenten Participatiewet te verrijken.

    

Meerjarig tekorten en overschotten gebundelde uitkering (BUIG)

Ex-post evaluatie

2021-2022

2 en 13

Onderzoek naar de mogelijke oorzaken van meerjarige tekorten en overschotten op het bijstandsbudget. Aanleiding is het signaleren van de onwenselijke situatie (door zowel Rijk als gemeenten) dat er gemeenten zijn die meerjarig in een tekortsituatie zitten en de vraag van de toetsingscommissie vangnet of er bij het bepalen van de hoogte van het vangnet rekening kan worden gehouden met het deel van het tekort dat niet door beleid en uitvoering te beïnvloeden is.

    

Verdiepend onderzoek naar de financiering van beschut werk

Overig onderzoek

2022

2

Toezegging naar aanleiding van de evaluatie van beschut werk (2019). Het onderzoek ziet toe op het verkrijgen van inzicht in de kosten voor beschut werk in het algemeen en één beschutte werkplek in het bijzonder en hoe deze kosten zich ontwikkelen. Dit zodat op basis daarvan kan worden beoordeeld of het huidig budget voor beschut werk toereikend is.

    

Prestaties overheidswerkgevers en inkoop van diensten

Overig onderzoek

2022

2

Onderzoek naar de prestaties op het gebied van de banenafspraak binnen de verschillende overheidssectoren en de impact van inkoop van diensten daarop.

    

Verdiepend onderzoek niet-gebruik bijstand

Overig onderzoek

2022-2023

2

Vervolgonderzoek in samenwerking met de gemeenten naar de oorzaken van niet-gebruik van de bijstand.

    

Monitoring actieplan dichterbij dan je denkt

Ex-durante monitoring

2022-2023

2

Monitoring van het actieplan «Dichterbij dan je denkt» welke op korte termijn de krapte op de arbeidsmarkt wil benutten om meer mensen uit het onbenut arbeidspotentieel aan het werk te helpen. De monitor zal voornamelijk kwalitatief van aard zijn en zal gericht zijn op enerzijds rapporteren over de inzet en resultaten en anderzijds op de geleerde lessen.

    

Evaluatie REACT-EU

Ex-post evaluatie

2022-2024

meerdere

Met de evaluatie wordt onderzocht in hoeverre de middelen van REACT-EU (ESF programma 2014-2020, Recovery Assistance for Cohesion and the Territories of Europe) bijdragen aan het verbeteren van de arbeidsmarktpositie van kwetsbare werkenden en werkzoekenden. De evaluatie bestaat uit een effect- en procesevaluatie en heeft een doorlooptijd van 2 jaar (2022-2024).

    

Monitor uitvoering uniforme loonwaardebepaling

Ex-durante monitoring

Jaarlijks

2

De manier waarop de loonwaarde van een werknemer wordt vastgesteld, de loonwaardebepaling, kan momenteel per arbeidsmarktregio verschillen en dat is onwenselijk. De Uniforme Loonwaarde Methodiek komt mogelijk in plaats van de huidige methodieken. Wetgeving is nog niet aangekomen door de Kamer. Na invoering zal in 2021/2022 een monitor starten van stichting Blik op Werk (Toezichthouder) in samenwerking met de Nederlandse Arbeidsinspectie over de uitvoering uniforme loonwaardebepaling.

Thema 8: Jonggehandicapten

Thema

Type onderzoek

Looptijd

Begrotingsartikel

Periodieke rapportage jonggehandicapten

Ex-post evaluatie

2024-2025

4

In deze periodieke rapportage wordt onderzocht in hoeverre de inkomensondersteuning en de dienstverlening ten behoeve van de arbeidsparticipatie en arbeidsondersteuning van de Wajongers doelmatig en doeltreffend is. In de aanloop naar de periodieke rapportage van 2024-2025 zal worden nagegaan in hoeverre de aanbevelingen uit de vorige beleidsdoorlichting (2017) zijn opgevolgd. Aan de hand van de opvolging van die eerdere aanbevelingen zal de aanpak van de periodieke rapportage ingevuld worden.

    

Effectevaluatie Wajong-dienstverlening

Ex-post evaluatie

2020-2023

4 en 11

In het kader van de effectevaluatie Wajong dienstverlening zijn als onderdeel van het gezamenlijke UWV-SZW-kennisprogramma ‘Onbeperkt aan het werk’ diverse onderzoeken uitgevoerd. Eind 2022/begin 2023 verschijnt de eindrapportage waarin alle resultaten, waaronder de resultaten van de bruto-effectmeting en diverse kwalitatieve evaluaties, worden samengebracht.

    

Willen, kunnen en doen. Gedrag en gedragsbeïnvloeding van mensen met een AG-uitkering

Ex-durante evaluatie

2021-2023

3, 4 en 6

Het doel van dit onderzoek is het verkrijgen van inzicht in het perspectief van de klant (willen, kunnen en doen) bij re-integratie en de factoren die hierop van invloed zijn. In het bijzonder kijkt het onderzoek naar de invloed van wet- en regelgeving (inclusief prikkels) en de dienstverlening op het willen, kunnen en doen. Op basis van dit inzicht moet het onderzoek bijdragen aan handelingsperspectieven (beïnvloedingsmogelijkheden) voor UWV met als doel om de effectiviteit van de dienstverlening te vergroten.

    

Kwalitatief onderzoek vereenvoudiging Wajong

Ex-durante evaluatie

2022-2023

4

De wijzigingen in de Wajong hadden onder andere tot doel de Wajong te vereenvoudigen. Met dit onderzoek zoomen we in op de beleving van mensen in de Wajong en in hoeverre zij de wijzigingen ook als een vereenvoudiging ervaren.

    

Monitor effect wetsvoorstel Wajong maatregelen

Ex-durante monitoring

2021-2024

4

Vanaf 2021 wordt er jaarlijks gemonitord hoe het met Wajongers gaat na het ingaan van de Wet vereenvoudiging Wajong. Hierbij wordt gekeken naar de arbeidsparticipatie, de inkomens van Wajongers en indien mogelijk naar de studiedeelname.

    

Evaluatie Wet vereenvoudiging Wajong

Ex-post evaluatie

2024-2025

4

In 2025 staat de evaluatie van de Wet vereenvoudiging Wajong gepland. Met deze evaluatie onderzoeken we in hoeverre de doelen van deze wet zijn gerealiseerd.

    

Evaluatie pilot generieke werkgeversvoorziening

Ex-post evaluatie

2022-2026

3 en 4

De evaluatie van het experiment generieke werkgeversvoorziening is door SZW en UWV bij een extern onderzoeksbureau belegd. De inzet daarbij is de resultaten in termen van inclusieve participatie en innovatie op de werkvloer, samen met de ervaringen van werkgevers en werknemers, zo goed mogelijk in kaart te brengen. Gelet op de looptijd van het experiment van drie jaar worden de resultaten van de eindevaluatie uiterlijk op 1 juli 2026 aan de Tweede Kamer aangeboden. In 2022 zal er een tussentijdse evaluatie plaatsvinden ten behoeve van besluitvorming over het verlengen van het experiment na 2022.

Thema 9: Werkloosheid werknemers

Thema

Type onderzoek

Looptijd

Begrotingsartikel

Periodieke rapportage werkloosheid werknemers

Ex-post evaluatie

2021-2023

5

De publicatie van deze periodieke rapportage was in de begroting 2022 aangekondigd voor 2022. Het onderzoek is echter vertraagd en wordt naar verwachting begin 2023 aangeboden aan uw Kamer. In dit onderzoek zal de wisselwerking tussen beleid en uitvoering een centrale rol spelen en wordt er gekeken naar de activerende dienstverlening van het UWV. Het plan van aanpak is opgenomen in een Kamerbrief (Kamerstukken II 2020/21, 31 865, nr. 193).

    

Effectiviteit WW-dienstverlening

Ex-post evaluatie

2022

5 en 11

De herinvoering van persoonlijke dienstverlening aan WW-gerechtigden in 2017 was een belangrijke stap en doet recht aan de behoefte vanuit de maatschappij aan meer persoonlijk contact tussen de overheid en de burger. Echter, naast wenselijkheid dient beleid altijd zoveel mogelijk gebaseerd te zijn op wetenschappelijke inzichten in wat effectief is. Door nauwkeurig de effecten van de dienstverlening in kaart te brengen kan beter worden bepaald wat werkt voor wie en wanneer. Dit biedt niet alleen de juiste en volledige verantwoording van de investering in persoonlijke dienstverlening naar de Kamer, maar ook nuttige aanknopingspunten voor de doorontwikkeling van de dienstverlening in de toekomst. Het eindrapport zal ingaan op de lange termijneffecten van de dienstverlening alsmede de vraag in hoeverre de dienstverlening kosteneffectief is.

    

Analyse vereenvoudiging WW vanuit perspectieven burgers, uitvoering en werkgevers

Ex-durante evaluatie

2022-2023

5

De mogelijkheid van vereenvoudiging van de WW wordt onderzocht en als eerste stap binnen dit traject wordt onderzoek verricht naar de knelpunten die op het gebied van de WW worden ervaren door zowel werknemers en werkgevers als door UWV. De onderzoeksopzet is aan de Kamer aangeboden (Kamerstukken II 2021/22, 26 448, nr. 667) en de resultaten worden in het eerste kwartaal van 2023 verwacht.

    

Onderzoek sollicitatieplicht

Ex-post evaluatie

2023-2026

5

Effectiviteitsonderzoek naar de werking van de sollicitatieverplichting in de praktijk. Op dit moment wordt de laatste hand gelegd aan de opzet voor het onderzoek.

Thema 10: Ziekte en arbeidsongeschiktheid werknemers

Thema

Type onderzoek

Looptijd

Begrotingsartikel

Periodieke rapportage ziekte en arbeidsongeschiktheid voor werknemers

Ex-post evaluatie

2025

3 en 6

In deze periodieke rapportage wordt onderzocht in hoeverre de inkomensondersteuning en de dienstverlening ten behoeve van de arbeidsparticipatie en arbeidsondersteuning van mensen in de Ziektewet (ZW) en de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) doelmatig en doeltreffend is. De onderzoeken in deze SEA bieden input voor deze periodieke rapportage.

    

Willen, kunnen en doen. Gedragsbeïnvloeding van mensen met een AG-uitkering

Overig onderzoek

2021-2023

3, 4 en 6

Het doel van dit onderzoek is het verkrijgen van inzicht in het perspectief van de klant (willen, kunnen en doen) bij re-integratie en de factoren die hierop van invloed zijn. In het bijzonder kijkt het onderzoek naar de invloed van wet- en regelgeving (inclusief prikkels) en de dienstverlening op het willen, kunnen en doen. Op basis van dit inzicht moet het onderzoek bijdragen aan handelingsperspectieven (beïnvloedingsmogelijkheden) voor UWV met als doel om de effectiviteit van de dienstverlening te vergroten.

    

Toekomstgericht onderzoek hardheden in stelsel ziekte en arbeidsongeschiktheid

Overig onderzoek

2023

3

Onderdeel van de aanpak waarmee invulling wordt gegeven aan één van de ambities uit het coalitieakkoord, namelijk het wegnemen van ‘hardheden’ uit de WIA, is het aankondigen van een commissie die de opdracht krijgt om integraal te bezien of, en zo ja welke, fundamentele hervormingen er nodig zijn om het stelsel van ziekte en arbeidsongeschiktheid op de lange termijn menselijk, eerlijk, uitvoerbaar en betaalbaar te houden. De commissie en de opdracht die zij krijgt moet nog vorm krijgen.

    

ZW/WIA 35-min: de doelgroep in beeld

Overig onderzoek

2023

3

Over de doelgroepen ZW/WIA 35-min is weinig bekend. We weten echter wel dat de arbeidsparticipatie van deze groepen achterblijft. Dit onderzoek, dat als doel heeft om ten eerste meer (cijfermatig) inzicht in deze doelgroepen te krijgen, is bovendien een eerste stap om te komen tot effectiever beleid voor deze doelgroepen. Daarbij willen we in dit onderzoek de omvang en kenmerken van de doelgroepen vaststellen, hoe ze zich verhouden tot andere groepen (bijvoorbeeld WGA-gerechtigden) en hoe hun arbeidsmarkt- en uitkeringspatronen eruit zien.

    

Onderzoek effectiviteit hybride markt werkhervatting gedeeltelijk arbeidsgeschikten (WGA)

Ex-post evaluatie

2022-2023

3

Het idee achter het hybride stelsel is dat de verschillende partijen in dat stelsel (UWV, eigenrisicodragers zonder/met een private verzekeraar en/of een private uitvoerder) elkaar scherp houden en gestimuleerd worden om effectieve middelen in te zetten voor re-integratie en activering voor de ZW- en WGA-doelgroepen. In dit onderzoek houden we de dienstverlening van (ex-)werknemers door de verschillende partijen die actief zijn op de hybride markt tegen het licht. Hoe ziet die dienstverlening eruit, met welk doel wordt die dienstverlening ingezet en wat kunnen we zeggen over de effecten van die dienstverlening? Daarbij worden ook de ervaringen van werknemers meegenomen ten aanzien van de re-integratie naar duurzame werkhervatting.

    

Onderzoek effectiviteit hybride markt Ziektewet

Ex-post evaluatie

2024

6

In 2003 is voor werkgevers de mogelijkheid geherintroduceerd om het Ziektewet-risico voor eigen rekening te nemen voor hun zieke ex-werknemers. Doel hiervan was het sociale zekerheidsstelsel meer activerend te maken. Na de evaluatie in 2005/2006 is er geen onderzoek meer gedaan naar de doeltreffendheid en doelmatigheid van het ZW-eigenrisicodragerschap. In het kennisonderzoek willen wij daarom de werking van eigenrisicodragen (ERD) ZW gaan onderzoeken en – als daar aanleiding toe is – de mogelijke verbeteringen van de vormgeving van ERD ZW bezien.

    

Effectiviteit werkhervatting gedeeltelijk arbeidsgeschikten (WGA)-dienstverlening

Ex-durante en ex-post evaluatie

2019-2025

3 en 11

Het Programma Doorontwikkeling WGA-dienstverlening bestaat uit diverse initiatieven met als doel het verbeteren van de dienstverlening aan mensen met een WGA-uitkering teneinde de kans op werkhervatting te vergroten. De initiatieven moeten meer zicht bieden op de effectiviteit van WGA-dienstverlening (‘welke interventies hebben welk effect’). De effectevaluatie onderzoekt de effectiviteit van de initiatieven. Eind 2021 is een eerste tussenrapportage gereedgekomen. In 2022 is daarnaast een midterm review effectiviteit WGA-dienstverlening gereedgekomen. Deze midterm review bevat een overzicht van de inzichten ten aanzien van de ontwikkelingen in de WGA-populatie, de effectiviteit van de re-integratie WGA-ers en eerste resultaten van de effectevaluatie. Op basis van deze midterm review worden in het kader van het gezamenlijke kennisprogramma «onbeperkt aan het werk» vervolgonderzoeken geïnitieerd. De effectevaluatie loop door tot 2024 en resulteert in 2025 tot een eindrapport.

    

Evaluatie scholingsexperiment

Ex-ante evaluatie

2024-2025

3

SZW en UWV willen de dienstverlening aan personen met een uitkering op basis van de Werkhervattingsregeling gedeeltelijk arbeidsgeschikten (WGA) die publiek verzekerd zijn, intensiveren en verbeteren. Een van de initiatieven is om scholing als ondersteunende dienstverlening (op weg) naar werk (beter) aan te laten sluiten op de kenmerken van de WGA-populatie. UWV wil samen met SZW tijdens het ‘experiment scholing WGA’ in de periode 2020 tot en met 2024 onderzoeken of en hoe een leerwerkpakket de arbeidsmarktpositie van de WGA-er kan versterken. Daarbij wordt gekeken of deze dienstverlening resulteert in (meer) werkhervattingen dan wel het verbeteren van de positie van de WGA’er op de participatieladder als werk nog niet in beeld is. In het voorjaar van 2022 zijn in vier regio’s pilots gestart, die worden geflankeerd door onderzoek.

Thema 11: Inkomensondersteuning nabestaanden en wezen

Thema

Type onderzoek

Looptijd

Begrotingsartikel

Periodieke rapportage nabestaanden en wezen

Ex-post evaluatie

2026/2028

9

De periodieke rapportage naar nabestaanden en wezen is een synthese-onderzoek waarmee de werking van het beleid op dit thema wordt geëvalueerd. In aanloop naar de periodieke rapportage zal worden nagegaan welke evaluaties ter voorbereiding uitgevoerd dienen te worden, ook op basis van de inzichtbehoeften. Op basis van de inzichtbehoeften wordt bepaald wanneer deze periodieke rapportage plaatsvindt.

    

Onderzoek naar mogelijk niet-gebruik van de wezenuitkering

Overig onderzoek

2022-2024

9

Als vervolg op de beleidsdoorlichting 2019 is er onderzoek gedaan naar de wezenuitkering waarbij is gesignaleerd dat er mogelijk niet-gebruik is van de wezenuitkering. Aanvullend onderzoek is er op gericht informatie te verkrijgen op de dienstverlening rondom deze wezenuitkering.

    

Onderzoek van de kostenbehoefte van wezen

Overig onderzoek

2022-2024

9

Uit onderzoek in 2021 lijkt dat de hoogte van het bedrag van de wezenuitkering niet voldoende samen hangt met de kostenbehoefte van de wezen naar leeftijd. Wanneer deze kosten in kaart zijn gebracht, kan de hoogte van de wezenuitkering worden heroverwogen. Als de wezenuitkering goed past bij de dagelijkse kosten van een wees, wordt bestaanszekerheid in ieder geval gerealiseerd en is de doelmatigheid van de wezenuitkering optimaal.

    

Onderzoek naar de situatie van oudere wezen

Ex-ante evaluatie

2022-2024

9

Bij vormgeving van wetgeving en beleid is nog onvoldoende bekend over de specifieke groep oudere wezen die vallen binnen het beleid rondom wezen. Dit onderzoek heeft als doel meer inzicht in deze doelgroep en achtergronden hiervan te verzamelen.

    

Onderzoek naar het verkennen van de afbakening van de doelgroep

Ex-ante evaluatie

2022-2024

9

Er zijn kinderen die na het overlijden van hun moeder geen wees zijn, omdat zij wel een tweede ouder hebben die hen erkend heeft. Deze tweede ouder is echter volledig en vaak al jarenlang uit beeld. Deze wezen hebben geen verzorger en dus ook geen financieel vangnet. Dit onderzoek beoogt in kaart te brengen of mogelijke aanvullende criteria geformuleerd kunnen worden waardoor het criterium erkenning niet meer doorslaggevend is voor het toekennen van de wezenuitkering, én waarbij tegelijkertijd de uitvoering niet complexer zal worden.

Thema 12: Integratie en maatschappelijke samenhang

Thema

Type onderzoek

Looptijd

Begrotingsartikel

Periodieke rapportage integratie

Ex-post evaluatie

2023

13

Via deze studie wordt op basis van reeds beschikbare inzichten een beeld geschetst van het gevoerde integratiebeleid en de mate van doelbereik, doeltreffendheid en doelmatigheid van het gevoerde beleid, of van delen daarvan.

    

Synthese monitoringsrapporten en evaluatie VIA

Ex-post evaluatie

2025

13

Op basis van verschillende rapporten van de monitoring wordt getracht een overkoepelend inzicht te verkrijgen in de ontwikkeling van arbeidsmarktkansen en posities van mensen met een migratieachtergrond. Dit wordt gecombineerd met een ex-post evaluatie van het uitgevoerde beleid.

    

Longitudinaal onderzoek cohort statushouders

Ex-durante monitoring

2020-2022

13

Via dit onderzoek wordt gemonitord wat (de ontwikkeling in) de positie is van statushouders die sinds 2014 een verblijfsstatus asiel hebben verkregen.

    

Ontwikkelingen in evenredigheid

Ex-durante monitoring

2022

13

Met het evenredigheidsonderzoek wordt gekeken naar de stand en ontwikkeling van de integratie van migranten en hun kinderen en hoe de ontwikkeling in evenredigheid eruit ziet voor wat betreft de structurele integratie.

    

Evaluatie projecten vergroten sociaal netwerk gesloten gemeenschappen

Ex-post evaluatie

2021-2022

13

Impactmeting van project gericht op het vergroten van het sociaal netwerk van vrouwen en LHBTI+’ers uit gesloten gemeenschappen, waarbij deze doelgroep onder meer voorlichting krijgt over het aanbod van vrijwilligerswerk en cursussen.

    

Evaluatie project rond ondersteuning geloofsverlaters

Ex-post evaluatie

2021-2022

13

Impactmeting van project gericht op opvang en ondersteuning van geloofsverlaters. In diverse regio’s en steden worden gespreksgroepen en cursussen georganiseerd en wordt een platform geboden aan geloofsverlaters.

    

Evaluatie voorlichting recht op zelfbeschikking

Ex-post evaluatie

2021-2022

13

Impactmeting van project gericht op voorlichting aan inburgeringsplichtige vrouwen en LHBTI+’ers uit nieuwkomersgroepen over praktijken die het recht op zelfbeschikking beperken zoals onder meer huwelijksdwang en eergerelateerd geweld.

    

Evaluatie decentrale uitkeringen 7 Roma pilots

Ex-post evaluatie

2022

13

Zeven gemeenten participeren in een pilot gericht op verbetering van de onderwijsparticipatie en toeleiding naar de arbeidsmarkt van Roma- en Sinti jongeren. Met de evaluatie wordt gekeken naar de effecten van de pilots met als doel om onderwijs en arbeidsmarktparticipatie van Roma- en Sinti jongeren te bevorderen.

    

Evaluatie fondsen op naam en ondersteuningsfunctie

Ex-post evaluatie

2022

13

Evaluatie van het effect en de werkzame elementen van de projecten die tot stand zijn gekomen uit de Fondsen op Naam Nederlandse invulling van de VN decade tegen racisme.

    

Monitoring actieplan ons voetbal is van iedereen

Ex-durante monitoring

2020-2023

13

Het actieplan «Ons voetbal is van iedereen» is gericht op een effectieve aanpak van racisme en discriminatie in het gehele voetbal langs drie lijnen: voorkomen, signaleren en sanctioneren. Door middel van monitoring en evaluatie worden de vorderingen van het aanvalsplan periodiek gevolgd en wordt bekeken of de geleverde inspanningen het gewenste effect hebben en welke lessen we daaruit kunnen trekken.

    

Evaluatie vervolgtraject preventieve aanpak anti-zwart racisme

Ex-post evaluatie

2023

13

Evaluatie van de werkzame elementen in de aanpak die (anti-zwart) racisme binnen de eigen bubbel bespreekbaar moet maken.

    

Derde evaluatie kennisplatform integratie & samenleving (KIS)

Ex-ante evaluatie

2025

13

In deze evaluatie zal onderzocht worden in hoeverre en op welke wijze het kennisplatform integratie en samenleving (KIS) aan de doelstellingen heeft voldaan. Daarnaast wordt er om advies gevraagd over mogelijke doorontwikkeling van KIS.

    

Evaluatie United Nations (UN) decade for people of African descent

Ex-post evaluatie

2023-2025

13

Impactmeting van de gezamenlijke Nederlandse invulling van de VN decade (het door de VN uitgeroepen VN decennium voor mensen van Afrikaanse afkomst).

    

Monitoring VIA

Ex-durante monitoring

2022-2025

13

Doorontwikkeling en update van het in 2021 ontwikkelde monitorinstrument. Er wordt gekeken naar zowel outcomevariabelen op de arbeidsmarkt als de activiteiten van de relevante stakeholders (inclusief de Werkagenda).

    

Monitor integratie en samenleven

Ex-durante monitoring

2022-2026

13

De jaarrapporten bevatten een beschrijving van de positie en ontwikkelingen van bevolkingsgroepen met verschillende achtergronden, plus aantal verdiepende en verklarende hoofdstukken die per jaar kunnen verschillen.

    

Monitor marktwerking Wet inburgering 2021

Ex-durante monitoring

2022-2027

13

Onderzoek naar ontwikkelingen en werking van de markt van inburgeringsaanbod.

    

Monitoring en evaluatie Wet inburgering 2021

Ex-durante monitoring

2024-2027

13

Diverse deelonderzoeken naar de werking van onderdelen en aspecten van de Wet inburgering 2021 uitmondend in een tussenevaluatie in 2025 en een wetsevaluatie in 2027 gericht op het vaststellen van doeltreffendheid en doelmatigheid van het stelsel.

    

Onderzoek perspectief inburgeraar

Overig onderzoek

2023-2028

13

Onderzoek naar de ervaringen van inburgeraars met de Wet inburgering 2021. Er worden 3 metingen voorzien waarvan de eerste in 2023; deze fungeert ook als invoeringstoets.

    

Jaarlijkse monitor Wet inburgering 2021

Ex-durante monitoring

2023-2028

13

Kwantitatief onderzoek op basis van de Statistiek Wet inburgering, kwalitatieve duiding en kwalitatief onderzoek op actuele deelonderwerpen.

Thema 13: Uitvoering SUWI-stelsel

Thema

Type onderzoek

Looptijd

Begrotingsartikel

Periodieke rapportage uitvoering SUWI-stelsel

Ex-post evaluatie

2025-2026

11

De periodieke rapportage naar de uitvoering van het SUWI-stelsel is een synthese-onderzoek die wordt gecombineerd met de evaluatie van de Wet SUWI en de beoordeling van de doelmatigheid en doeltreffendheid van de zbo’s UWV en SVB conform artikel 39 van de Kaderwet zbo’s.

    

Synthese-onderzoek niet-gebruik

Ex-post evaluatie

2022-2023

11

Er bestaan diverse onderzoeken naar niet-gebruik bij sociale regelingen. Mogelijk zijn er overeenkomsten en specifieke verschillen in factoren die niet-gebruik bepalen. Daarnaast is het mogelijk dat er onderzoeksmethodes zijn ingezet waarmee niet-gebruik achterhaald kan worden. Het syntheseonderzoek heeft als doel om de rode draad te vinden in alle onderzoeken die al zijn uitgevoerd naar niet-gebruik bij sociale regelingen.

    

Effectiviteit WW-dienstverlening

Ex-post evaluatie

2022

5 en 11

De herinvoering van persoonlijke dienstverlening aan WW-gerechtigden in 2017 was een belangrijke stap en doet recht aan de behoefte vanuit de maatschappij aan meer persoonlijk contact tussen de overheid en de burger. Echter, naast wenselijkheid dient beleid altijd zoveel mogelijk gebaseerd te zijn op wetenschappelijke inzichten in wat effectief is. Door nauwkeurig de effecten van de dienstverlening in kaart te brengen kan beter worden bepaald wat werkt voor wie en wanneer. Dit biedt niet alleen de juiste en volledige verantwoording van de investering in persoonlijke dienstverlening naar de Kamer, maar ook nuttige aanknopingspunten voor de doorontwikkeling van de dienstverlening in de toekomst. Het eindrapport zal ingaan op de lange termijneffecten van de dienstverlening alsmede de vraag in hoeverre de dienstverlening kosteneffectief is.

    

Effectevaluatie Wajong-dienstverlening

Ex-post evaluatie

2020-2023

4 en 11

In het kader van de effectevaluatie Wajong dienstverlening zijn als onderdeel van het gezamenlijke UWV-SZW-kennisprogramma ‘Onbeperkt aan het werk’ diverse onderzoeken uitgevoerd. Eind 2022/begin 2023 verschijnt de eindrapportage waarin alle resultaten, waaronder de resultaten van de bruto-effectmeting en diverse kwalitatieve evaluaties, worden samengebracht.

    

Internationale verkenning handhavings- en sanctiebeleid

Overig onderzoek

2022-2023

meerdere

Het doel van het voorgenomen onderzoek is om inzicht te verkrijgen in hoe het handhavingsbeleid van de sociale zekerheid eruitziet in een aantal voor Nederland relevante landen en wat de voor- en nadelen van dit specifieke beleid (kunnen) zijn. Dit inzicht kan van meerwaarde zijn voor de gedachtevorming over het Nederlandse handhavingsinstrumentarium; voorbeelden uit andere landen kunnen inspiratie bieden of juist een onderbouwing zijn voor de gekozen richting.

    

Governance BKWI en IB

Overig onderzoek

2022

11

Doel van het onderzoek is om te onderzoeken of de governance van het BKWI en IB nog past bij de (toekomstige) functie en rollen van de organisaties die gegevensuitwisseling binnen SUWI tot stand brengen.

    

Evaluatie regionale mobiliteitsteams

Ex-durante monitoring en evaluatie

2021-2023

5 en 11

Met een lerende evaluatie wordt gekeken naar wat werkt bij de tijdelijke crisisdienstverlening via regionale mobiliteitsteams, waarom dit werkt en wat beter zou kunnen. De essentie van een lerende evaluatie is dat gedurende de looptijd van de evaluatie de aanpak bijgestuurd kan worden als bevindingen daartoe aanleiding geven in plaats van achteraf. Aanvullend hierop is er ook sprake van periodieke monitoring van het gebruik van de crisisdienstverlening.

    

Cliëntenparticipatie domein SZI

Overig onderzoek

2022-2023

11

Doel van deze verkenning is inzicht krijgen in de beelden en verwachtingen van verscheidene belanghebbenden ten aanzien van (1) de functie en het doel van cliëntenparticipatie binnen het SZI domein en (2) de wijze waarop SZW en overige stakeholders kunnen bijdragen aan de ontwikkeling hiervan. Hiermee wordt opvolging gegeven aan de aanbeveling uit de beleidsdoorlichting afgerond in 2021 om onderzoek te doen naar het doel van cliëntenparticipatie binnen het SUWI-stelsel.

    

Monitoring actieplan dichterbij dan je denkt

Ex-durante monitoring

2022-2023

2

Monitoring van het actieplan «Dichterbij dan je denkt» welke op korte termijn de krapte op de arbeidsmarkt wil benutten om meer mensen uit het onbenut arbeidspotentieel aan het werk te helpen. De monitor zal voornamelijk kwalitatief van aard zijn en gericht zijn op enerzijds rapporteren over de inzet en resultaten en anderzijds op de geleerde lessen.

    

Effectiviteit werkhervatting gedeeltelijk arbeidsgeschikten (WGA)-dienstverlening

Ex-durante en ex-post evaluatie

2019-2025

3 en 11

Het Programma Doorontwikkeling WGA-dienstverlening bestaat uit diverse initiatieven met als doel het verbeteren van de dienstverlening aan mensen met een WGA-uitkering teneinde de kans op werkhervatting te vergroten. De initiatieven moeten meer zicht bieden op de effectiviteit van WGA-dienstverlening (‘welke interventies hebben welk effect’). De effectevaluatie onderzoekt de effectiviteit van de initiatieven. Eind 2021 is een eerste tussenrapportage gereedgekomen. In 2022 is daarnaast een midterm review effectiviteit WGA-dienstverlening gereedgekomen. Deze midterm review bevat een overzicht van de inzichten ten aanzien van de ontwikkelingen in de WGA-populatie, de effectiviteit van de re-integratie WGA-ers en eerste resultaten van de effectevaluatie. Op basis van deze midterm review worden in het kader van het gezamenlijke kennisprogramma «onbeperkt aan het werk» vervolgonderzoeken geïnitieerd. De effectevaluatie loop door tot 2024 en resulteert in 2025 tot een eindrapport.

Thema 14: Corona

Thema

Type onderzoek

Looptijd

Begrotingsartikel

Evaluatie intensivering armoede- en schuldenaanpak

Ex-post evaluatie

2022-2023

2

Regioplan voert op dit moment een monitorings- en evaluatieonderzoek uit naar de intensiveringsaanpak van de armoede- en schuldenaanpak als gevolg van corona. Het doel van de monitor is om zicht te houden op de voortgang van de initiatieven die in dit kader zijn gestart. Met de evaluatie moet inzicht worden ingegeven in de doeltreffendheid van de versnelling- en intensiveringsaanpak.

    

Economische analyses steunpakketten en corona door het CPB

Ex-post evaluatie

2022

meerdere

Het CPB heeft in 2021 onderzoek gedaan naar de macro-economische effecten van de opeenvolgende steunpakketten in 2020 die door het kabinet tijdens de coronacrisis zijn ingezet. In 2022 vindt er verdieping plaats. Het doel is om te identificeren welke bedrijven relatief succesvol waren in 2020 en waarom. Hiervoor brengt het CPB de verschillen tussen veerkracht van bedrijven in 2020 in kaart worden en welke factoren daarin een rol speelden. Daarbij ligt de focus op verschillende ICT die mogelijk hebben bijgedragen aan bedrijfsprestaties tijdens 2020.

    

Tegemoetkomingsregelingen kinderopvang

Ex-post evaluatie

2023

7

De Tijdelijke tegemoetkomingsregeling kinderopvang en de Tijdelijke tegemoetkomingsregeling kinderopvang zonder overheidsvergoeding zorgden voor een tegemoetkoming aan ouders in de eigen bijdrage die ouders hebben doorbetaald gedurende de sluiting van de kinderopvang vanwege covid. De tweede genoemde regeling is bedoeld voor ouders die de kinderopvang zelf betalen en geen overheidsvergoeding ontvangen. De regelingen hadden tot doel dat kinderopvangorganisaties gefinancierd bleven en ouders hun plek behielden voor het moment dat de kinderopvang weer regulier open kon gaan.

    

Evaluatie van de tijdelijke subsidieregeling loonkosten en inkomensverlies Caribisch Nederland

Ex-post evaluatie

2023

2

Het steunpakket voor Caribisch Nederland zal integraal geëvalueerd worden. De tijdelijke subsidieregeling loonkosten en inkomensverlies maakt onderdeel uit van de evaluatie. Het doel van de evaluatie is om zicht te krijgen op het functioneren van het steunpakket voor Caribisch Nederland en daarvan te leren.

    

Evaluatie regionale mobiliteitsteams

Ex-durante monitoring en evaluatie

2021-2023

5 en 11

Met een lerende evaluatie wordt gekeken naar wat werkt bij de tijdelijke crisisdienstverlening via regionale mobiliteitsteams, waarom dit werkt en wat beter zou kunnen. De essentie van een lerende evaluatie is dat gedurende de looptijd van de evaluatie de aanpak bijgestuurd kan worden als bevindingen daartoe aanleiding geven in plaats van achteraf. Aanvullend hierop is er ook sprake van periodieke monitoring van het gebruik van de crisisdienstverlening.

    

Evaluatie van de NOW op doeltreffendheid en doelmatigheid

Ex-post evaluatie

2023

1

De eindevaluatie van de Noodmaatregel overbrugging werkgelegenheid (NOW) op doeltreffendheid en doelmatigheid is voorzien in 2023. Het Ministerie van SZW stelt samen met het het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK) een evaluatieplan op. In deze evaluatie zal mogelijk de verbinding worden gelegd tussen onderzoeken naar de NOW die momenteel lopen of zijn afgerond.

    

Evaluatie van de Tozo op doeltreffendheid en doelmatigheid

Ex-post evaluatie

2022-2023

2

Een samenhangend geheel van deelevaluaties is gericht op inzicht in de werking, het doelbereik, de doeltreffendheid en doelmatigheid van de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (Tozo) en, waar mogelijk, de Tijdelijke ondersteuning voor noodzakelijke kosten (TONK). Belangrijke onderdelen zijn een procesevaluatie naar de Tozo (2021), een effectmeting van het CPB naar de Tozo (2022), onderzoek van de Inspectie naar de ervaringen van Tozo-gerechtigden (2022) en een onderzoek in gemeenten naar de ervaringen met de Tozo en TONK (2023). Het eindrapport van de Tozo op doeltreffendheid en doelmatigheid is voorzien in 2023.

    

Procesevaluatie van het aanvullend sociaal pakket

Ex-durante evaluatie

2021-2023

meerdere

Betreft een integrale procesevaluatie naar de totstandkoming van het aanvullend sociaal pakket (ASP). Doel van de evaluatie is om inzicht te geven in wat goed en beter kon gaan tijdens de totstandkoming van het ASP, zodat hier richting de toekomst van geleerd kan worden. Daarnaast moet dit onderzoek duidelijk maken of een effectevaluatie van het ASP als geheel haalbaar is. De verschillende maatregelen in het ASP worden/zijn afzonderlijk geëvalueerd. Dit zijn de crisisdienstverlening naar werk (RMT's), intensivering re-integratiedienstverlening gemeenten, aanpak jeugdwerkloosheid, aanpak van armoede en problematische schulden, scholingsbudget WW en werkgeversdienstverlening, en het NL leert door programma.

    

Kennistraject sociale impact corona

Ex-durante evaluatie

2021-n.t.b.

2 en 13

Als reactie op het rapport van de commissie Halsema zijn de VNG en de ministeries SZW, VWS, OCW, BZK en J&V, samen met tal van partners, zoals ZonMw en het Verwey-Jonker Instituut, een kennistraject gestart om de sociaaleconomische en maatschappelijke impact van corona te volgen en te duiden. Eerste concrete resultaten zijn het Landelijk dashboard sociale impact corona (Landelijk Dashboard Sociale Impact Corona - Nederland (waarstaatjegemeente.nl)), het CBS Dashboard Stapeling en (multi)problematiek tijdens de coronacrisis (Stapeling en (multi)problematiek tijdens de coronapandemie) en de TNO systeemanalyse sociale impact van de coronacrisis. Ambitie is om gezamenlijk het traject voort te zetten door de verschillende monitors te blijven actualiseren en verdiepend onderzoek uit te voeren, bijvoorbeeld door de kwetsbare groepen die zijn geïdentificeerd beter in beeld te hebben en intensiteit van problemen te achterhalen.

    

Praktijkgericht onderzoek naar aanpak jeugdwerkloosheid

Overig onderzoek

2022-2023

2

Het betreft een lerend onderzoek naar de praktijkervaringen in de regio’s met de maatregelen uit de aanpak jeugdwerkloosheid, specifiek gericht op schoolverlaters met een grotere kans op werkloosheid. Daarnaast wordt gekeken naar relevante en recent wetenschappelijke inzichten over de meest effectieve interventies in het voorkomen en bestrijden van werkloosheid onder kwetsbare jongeren.

    

Evaluatie NL leert door

Ex-durante en ex-post evaluatie

2022-2024

1

Met de evaluatie worden de doeltreffendheid en effecten van de drie subsidieregelingen die onder NL Leert Door vallen onderzocht. Op deze manier wordt duidelijk of de regelingen bijgedragen hebben aan het doel van NL Leert Door, namelijk het behoud van werk en expertise. De inzichten die de evaluatie oplevert, kunnen daarnaast benut worden voor toekomstig beleid en nieuwe subsidieregelingen op het terrein van scholing en leven lang ontwikkelen.

    

Schuldenproblematiek in beeld

Ex-durante monitoring

2024

2

Dit onderzoek betreft een vervolgonderzoek naar geregistreerde problematische schulden van huishoudens en is een vervolg op het in de zomer van 2020 gepubliceerde onderzoek naar de geregistreerde problematische schulden van huishoudens in de jaren 2015-2018. In het bijzonder geeft het onderzoek inzicht in de ontwikkeling van probleemschulden sinds corona.

Bijlage 7: Rijksuitgaven Caribisch Nederland

Op verzoek van de motie Hachchi c.s. (Kamerstukken II 2011/12, 33 000 IV, nr. 28) wordt jaarlijks een overzicht van alle rijksuitgaven aan Caribisch Nederland (met uitzondering van de vrije uitkering ofwel het BES-fonds) toegevoegd aan de begroting van Koninkrijksrelaties (IV).

Naar aanleiding van de voorlichting van de Afdeling Advisering van de Raad van State en het Interdepartementale Beleidsonderzoek Koninkrijksrelaties (IBO) volgt het kabinet de aanbeveling op om het overzicht Rijksuitgaven aan Caribisch Nederland aanzienlijk uit te breiden (Kamerstukken II 2019/20, 35 300 IV, nr. 11). Doel hiervan is om de rol van het Ministerie van BZK te verstevigen en een meer integrale afweging van de Rijksuitgaven aan Caribisch Nederland te bevorderen.

In de begroting Koninkrijksrelaties (IV) is het totale overzicht van de Rijksuitgaven Caribisch Nederland te vinden. Hieronder is de uitsplitsing van de Rijksuitgaven aan Caribisch Nederland voor de departementale begroting Sociale Zaken en Werkgelegenheid (XV) weergegeven. De in tabel 209 opgenomen bedragen zijn een opsomming van de in de verschillende beleidsartikelen verantwoorde uitgaven. In onderstaand overzicht en de bijbehorende toelichtingen wordt aangegeven of het uitgaven zijn ten behoeve van eilandelijke taken of rijkstaken, of er sprake is van incidentele of structurele bekostiging en wordt een toelichting gegeven op de wijze van financiering welke gekoppeld is aan de beoogde beleidsdoelen. Een toelichting op de budgettaire ontwikkeling en de beleidsrelevante kerncijfers is te vinden in het desbetreffende beleidsartikel.

Tabel 209 Departementaal overzicht Rijksuitgaven Caribisch Nederland (bedragen x € 1.000)

Artikel/ instrument

Taak1

Bijdrage2

realisatie

ontwerpbegroting t+1

   

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Totaal uitgaven

  

68.484

76.708

96.518

94.040

89.194

89.643

92.471

          

Artikel 1 Arbeidsmarkt

15.580

0

0

0

0

0

0

Subsidies (regelingen)

R

I

15.580

0

0

0

0

0

0

Artikel 2 Bijstand, Participatiewet en Toeslagenwet

4.347

12.536

14.532

8.507

9.153

9.254

9.298

Inkomensoverdrachten

R

S

4.347

12.536

14.532

8.507

9.153

9.254

9.298

Artikel 3 Arbeidsongeschiktheid

668

753

756

781

794

803

808

Inkomensoverdrachten

R

S

668

753

756

781

794

803

808

Artikel 5 Werkloosheid

294

111

111

109

109

110

111

Inkomensoverdrachten

R

S

294

111

111

109

109

110

111

Artikel 6 Ziekte en verlofregelingen

4.958

4.331

3.098

3.079

3.123

3.162

3.186

Inkomensoverdrachten

R

S

4.958

4.331

3.098

3.079

3.123

3.162

3.186

Artikel 7 Kinderopvang

7.930

15.978

23.503

24.262

16.900

16.800

16.900

Subsidies (regelingen)

E

S

5.221

8.952

10.597

12.341

12.666

13.295

13.395

Opdrachten

E

S

73

1.548

4.406

4.921

1.234

2.505

2.505

Bijdrage aan medeoverheden

E

I

2.636

5.478

8.500

7.000

3.000

1.000

1.000

Artikel 8 Oudedagsvoorziening

22.009

26.962

36.077

38.399

40.745

43.298

45.909

Inkomensoverdrachten

R

S

22.009

26.962

36.077

38.399

40.745

43.298

45.909

Artikel 9 Nabestaanden

1.209

1.515

1.714

1.910

2.030

2.048

2.059

Inkomensoverdrachten

R

S

1.209

1.515

1.714

1.910

2.030

2.048

2.059

Artikel 10 Tegemoetkoming ouders

4.433

5.290

6.709

6.856

6.903

6.931

6.963

Inkomensoverdrachten

R

S

4.433

5.290

6.709

6.856

6.903

6.931

6.963

Artikel 11 Uitvoering

0

9.232

10.018

10.137

9.437

7.237

7.237

Bekostiging

R

S

0

9.232

10.018

10.137

9.437

7.237

7.237

Artikel 98 Algemeen

7.056

0

0

0

0

0

0

Bekostiging

R

S

7.056

0

0

0

0

0

0

X Noot
1

R = Rijk, E = eilandelijk.

X Noot
2

S = structureel, I = incidenteel.

Toelichting

Artikel 1 Arbeidsmarkt

Subsidies (regelingen)

Dit betreft een rijkstaak: incidentele subsidieregeling compensatie loonkosten in verband met de Covid-19 crisis.

De tijdelijke subsidieregeling loonkosten en inkomensverlies Caribisch Nederland voorzag in een subsidie voor loonkosten en inkomensverlies in verband met buitengewone omstandigheden samenhangend met het coronavirus. De subsidie was van toepassing tot en met 12 oktober 2021. Hierdoor zijn er geen middelen gereserveerd vanaf 2022.

Artikel 2 Bijstand, Participatiewet en Toeslagenwet

Inkomensoverdrachten

Dit betreft een structurele rijkstaak: inkomensregeling Onderstand.

De rijksoverheid biedt aan inwoners van Caribisch Nederland inkomensondersteuning in de vorm van Onderstand. Het betreft zowel algemene als bijzondere onderstand. Laatstgenoemde component heeft betrekking op uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten die de belanghebbende zelf niet kan voldoen. In 2022 en 2023 zijn de uitgaven voor de onderstand hoger omdat op dit artikel ook de incidentele energietoeslag wordt verantwoord.

Artikel 3 Arbeidsongeschiktheid

Inkomensoverdrachten

Dit betreft een structurele rijkstaak: inkomensregeling Ongevallenverzekering.

Werknemers in de private sector van Caribisch Nederland die door een bedrijfsongeval geheel of gedeeltelijk arbeidsongeschikt zijn geraakt, krijgen op basis van de Ongevallenverzekering een uitkering (ongevallengeld). De uitkering is gekoppeld aan het laatstverdiende loon van de werknemer.

Artikel 5 Werkloosheid

Inkomensoverdrachten

Dit betreft een structurele rijkstaak: inkomensregeling, eenmalige uitkering op basis van de Cessantiawet BES.

Werknemers in Caribisch Nederland die werkzaam zijn in de private sector ontvangen bij beëindiging van de dienstbetrekking anders dan door de schuld van de werknemer op grond van de Cessantiawet een eenmalige uitkering, te betalen door de werkgever. Als de werkgever wegens faillissement of surseance van betaling niet in staat is om de uitkering (tijdig) te betalen, neemt SZW deze verplichting over.

Artikel 6 Ziekte en verlofregelingen

Inkomensoverdrachten

Dit betreft een structurele rijkstaak: inkomensregeling Ziekteverzekering.

Werknemers in de private sector van Caribisch Nederland die door ziekte of zwangerschap met loonderving geconfronteerd worden, ontvangen een uitkering (ziekengeld) op grond van de Ziekteverzekering. De uitkering is gerelateerd aan het laatstverdiende loon van de werknemer.

Artikel 7 Kinderopvang

Subsidies (regelingen)

Dit betreft een eilandelijke taak: structurele subsidie voor het bevorderen van de kwaliteit kinderopvang.

Daarnaast is er de Tijdelijke subsidieregeling kinderopvang Caribisch Nederland die vanuit het Rijk aan kinderopvangorganisaties in Caribisch Nederland ter beschikking worden gesteld om financiële toegankelijkheid van de kinderopvang en buitenschoolse opvang te verbeteren en tegelijkertijd de kwaliteit van de opvang te verbeteren. Deze regeling eindigt op zijn vroegst per 1 januari 2024, nadat de nieuwe wet Kinderopvang Caribisch Nederland gefaseerd in werking is getreden.

Opdrachten

Dit betreft een eilandelijke taak: structurele opdrachten ten behoeve van kinderopvang.

Het gaat onder andere om middelen voor onderzoek, centrale uitvoeringskosten en het programmabureau BES(t)4 Kids.

Bijdragen aan medeoverheden

Dit betreft een eilandelijke taak: kinderopvang.

Dit betreft middelen voor de bijzondere uitkering aan de eilanden voor de versterking van kinderopvang en voor- en naschoolse opvang in Caribisch Nederland in het kader van het programma BES(t) 4 kids.

Artikel 8 Oudedagsvoorziening

Inkomensoverdrachten

Dit betreft een structurele rijkstaak: Inkomensregeling algemene oudedagsvoorziening.

Personen die in Caribisch Nederland verzekerde jaren hebben opgebouwd voor de AOV en die de AOV-gerechtigde leeftijd hebben bereikt, ontvangen een aan de verzekerde jaren gerelateerd ouderdomspensioen op grond van de AOV. Naast het ouderdomspensioen wordt op Sint Eustatius en Saba een tegemoetkoming verstrekt die recht doet aan de prijsverschillen tussen de eilanden. Tevens kent de AOV een partnertoeslag.

Artikel 9 Nabestaanden

Inkomensoverdrachten

Dit betreft een structurele rijkstaak: Inkomensregeling algemene weduwen en wezenverzekering.

Inwoners van Caribisch Nederland die geconfronteerd zijn met het overlijden van hun partner of ouder(s), hebben op grond van de AWW recht op een uitkering. De hoogte van de uitkering is leeftijdgerelateerd.

Artikel 10 Tegemoetkoming ouders

Inkomensoverdrachten

Dit betreft een structurele rijkstaak: algemene kinderbijslagvoorziening.

De kinderbijslagvoorziening BES biedt ouders of verzorgers die op Bonaire, Sint Eustatius en Saba wonen een tegemoetkoming voor de kosten van opvoeding en verzorging van kinderen die nog geen 18 jaar zijn.

Artikel 11 Uitvoering

Bekostiging

Dit betreft een structurele rijkstaak: kosten voor de unit Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW).

De RCN-unit SZW is een bij de Rijksdienst Caribisch Nederland gepositioneerd onderdeel van het departement dat namens de minister is belast met uitkeringsverstrekking, vergunningverlening en arbeidsinspectie in Caribisch Nederland. Tot de begroting 2022 zijn deze uitgaven opgenomen op artikel 98 Algemeen.

Artikel 98 Algemeen

Bekostiging

Dit betreft een structurele rijkstaak: kosten voor de unit Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW).

De RCN-unit SZW is een bij de Rijksdienst Caribisch Nederland gepositioneerd onderdeel van het departement dat namens de minister is belast met uitkeringsverstrekking, vergunningverlening en arbeidsinspectie in Caribisch Nederland. Met ingang van de begroting van 2022 zijn deze uitgaven toebedeeld aan artikel 11 Uitvoering.

Bijlage 8: NGF-bijlage

De NGF-bijlage bevat het project Skills waarvan de bijdrage vanuit het Nationaal Groeifonds is overgeboekt naar SZW.

Tabel 210 Nationaal Groeifonds (NGF) projecten SZW (bedragen x € 1.000)
 

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Totaal uitgaven NGF-Projecten

0

2.920

5.840

5.840

1.620

0

0

        

Subtotaal uitgaven project Skills

       

uitgaven beleidsartikel 11

0

2.920

5.840

5.840

1.620

0

0

Toelichting

Project Skills

Het kabinet heeft in juli 2022 de voorwaardelijke toekenning voor het Nationaal Groeifonds investeringsvoorstel Leeroverzicht en Skills (voorheen NPLO en Skills) omgezet in een definitieve toekenning.

Dit voorstel bestaat uit twee programma's. OCW is trekker van het programma Leeroverzicht. SZW is trekker van het Skills deel, met het programma Vaardig met Vaardigheden van OCW, SZW, UWV, SBB, CBS en TNO.

Resultaat is de ontwikkeling en het open beschikbaar stellen van een gemeenschappelijke skillstaal met de naam CompetentNL. CompetentNL kan door publieke en private afnemers worden gebruikt om fijnmaziger te beschrijven wat iemand al kan, wat iemand nodig heeft bij het uitvoeren van een baan en wat iemand met een bepaalde scholingsinterventie (te beginnen met het middelbaar beroepsonderwijs, mbo) kan leren.

Voor Vaardig met Vaardigheden (Skills) is een budget van in totaal € 25 miljoen beschikbaar uit het NGF. Hiervan is € 16,2 miljoen toegekend aan SZW en het resterende deel aan OCW.

SZW zorgt voor het beschikbaar stellen van de financiële middelen aan UWV, CBS en TNO. Financiering van SBB verloopt via het Ministerie van OCW.

Bijlage 9: Lijst van afkortingen

Lijst van afkortingen

ABU

Algemene Bond Uitzendondernemingen

AcICT

Adviescollege ICT-toetsing

ACM

Autoriteit Consument & Markt

AFM

Autoriteit Financiële Markten

AG-uitkering

Arbeidsongeschiktheidsuitkering

AIO

Aanvullende Inkomensvoorziening Ouderen

AKW

Algemene Kinderbijslagwet

AMvB

Algemene maatregel van bestuur

Anw

Algemene Nabestaandenwet / Nabestaandenfonds

AO

Arbeidsongeschiktheid, of Algemeen Overleg

Aof

Arbeidsongeschiktheidsfonds

AOV

Algemene Ouderdomsverzekering Caribisch Nederland, of Arbeidsongeschiktheidsverzekering

AOW

Algemene Ouderdomswet / Ouderdomsfonds

APF

Algemeen Pensioenfonds

API

Application Programming Interface

APP

Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen

Arbo

Arbeidsomstandigheden

ASP

Aanvullend sociaal pakket

ATW

Arbeidstijdenwet

AVG

Algemene Verordening Gegevensbescherming

avv

Algemeen verbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten

Awb

Algemene wet bestuursrecht

AWf

Algemeen Werkloosheidsfonds

Awir

Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen

AWW

Algemene Weduwen- en Wezenverzekering Caribisch Nederland, of Algemene Weduwen en Wezenwet

AZC

Asielzoekerscentrum

Bbz

Besluit bijstandsverlening zelfstandigen

BD

Belastingdienst

BES

Bonaire, Sint-Eustatius en Saba (samen Caribisch Nederland)

BIKK

Bijdrage in kosten kortingen

BKWI

Bureau Keteninformatisering Werk en Inkomen

BmGS

Bedrijven met Gevaarlijke Stoffen

BMS

Brede Maatschappelijke Samenwerking burn-outklachten

BNC

Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen

Brzo

Besluit risico’s zware ongevallen

BUIG

Bundeling Uitkeringen Inkomensvoorzieningen Gemeenten

BZ

(Ministerie van) Buitenlandse Zaken

BZK

(Ministerie van) Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

CA

Coalitieakkoord

cao

Collectieve arbeidsovereenkomst

CASS

Administratief Centrum voor de sociale zekerheid van de Rijnvarenden

CBS

Centraal Bureau voor de Statistiek

CIO

Chief Information Office

CJIB

Centraal Justitieel Incassobureau

CMD

Common Mental Disorders

CN

Caribisch Nederland (Bonaire, Sint Eustatius, Saba)

COA

Centraal Orgaan opvang Asielzoekers

CPB

Centraal Planbureau

CSE

Chronic solvent-induced encephalopathy, een aandoening van het centrale zenuwstelsel als gevolg van de langdurige blootstelling aan oplosmiddelen

CTB

Coronatoegangsbewijs

CTE

Chronische Toxische Encephalopathie

Ctgb

College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden

D&I

Diversiteit en Inclusie

DC

Defined Contribution

DGA

Directeur-grootaandeelhouder

DI

Duurzame inzetbaarheid

Divosa

Vereniging van directeuren van gemeentelijke sociale diensten

DKIZ

Dubbele kinderbijslag voor thuiswonende kinderen met intensieve zorg

DMS

Document Management Systeem

DNB

De Nederlandsche Bank

DU

Decentralisatieuitkering

DUO

Dienst Uitvoering Onderwijs

EBB

Enquête Beroepsbevolking

EER

Europese Economische Ruimte

EK

Eerste Kamer

ELA

European Labour Authority

ELIP

Einde lening inburgeringsplichtig

EMU

Economische en Monetaire Unie

EPA

Ernstige psychische aandoeningen

EPSCO

Raad Werkgelegenheid, Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken

ERD ZW

Eigenrisicodragen Ziektewet

ESB-regeling

Subsidieregeling scholing en re-integratie van personen met arbeidsbeperkingen en Ernstige Scholingsbelemmeringen

ESF

Europees Sociaal Fonds

EU

Europese Unie

EZK

(Ministerie van) Economische Zaken en Klimaat

FIN

(Ministerie van) Financiën

G&VW

Gezond en Veilig Werken

GDI

Generieke Digitale Infrastructuur

GGD

Gemeentelijke of Gemeenschappelijke Gezondheidsdienst

Ggz

Geestelijke gezondheidszorg

GHOR

Geneeskundige Hulpverleningsorganisaties in de Regio

havo

Hoger algemeen voortgezet onderwijs

I&W

(Minsterie) van Infrastructuur en Waterstaat

IAK

Integraal afwegingskader

IB

Inlichtingenbureau

IBO

Interdepartementaal Beleidsonderzoek

IBPV

Instelling voor bedrijfspensioenvoorziening

ICF

Inspectie Control Framework

IHH

Informatiehuishouding

IKK

Innovatie en Kwaliteit Kinderopvang

ILO

International Labour Organization

IOAOW

Inkomensondersteuning AOW-gerechtigden

IOAW

Inkomensvoorziening Oudere en gedeeltelijk Arbeidsongeschikte werkloze Werknemers

IOAZ

Inkomensvoorziening Oudere en gedeeltelijk Arbeidsongeschikte gewezen Zelfstandigen

IORP

Europese Pensioenfondsrichtlijn

IOW

Inkomensvoorziening Oudere Werklozen

IPS

Individuele Plaatsing en Steun

IUSD

Integratie-uitkering sociaal domein

IVA

Inkomensvoorziening voor volledig en duurzaam arbeidsongeschikten

J&V

(Ministerie van) Justitie en Veiligheid

Jeugd-LIV

Tegemoetkoming verhoging minimumjeugdloon, of Minimumjeugdloonvoordeel

KBO

Katholieke Bond van Ouderen

KBV

Kinderbijslagvoorziening

KGU

Koppeling gewerkte uren

KIS

Kennisplatform Integratie en Samenleving

KO

Kinderopvang

KOOP

Kennis- en exploitatiecentrum Officiële Overheidspublicaties

KOT

Kinderopvangtoeslag

KPI

Kritieke prestatie indicatoren

KWIV

Kwaliteitsraamwerk Informatievoorziening

LCR

Landelijke Cliëntenraad

LHBTI+ers

Lesbisch, homoseksueel, biseksueel, transgender, intersekse en andere (non-binbaire) seksuele en genderidentiteiten

LIV

Lage-inkomensvoordeel

LKK

Landelijke Kwaliteitsmonitor Kinderopvang

LKS

Loonkostensubsidie

LKV

Loonkostenvoordeel

LLO

Leven Lang Ontwikkelen

LRK

Landelijk Register Kinderopvang en peuterspeelzalen

mbo

middelbaar beroepsonderwijs

MCKW

Mobiliteitscentrum Kolenketen Westhaven

MDIEU

Maatwerkregeling duurzame inzetbaarheid en eerder uittreden

MEV

Macro-economische Verkenning

MIP

Meerjarig investeringsprogramma

MIT

Maatschappelijk Impact Team

Mkb

Midden- en kleinbedrijf

NCDR

Nationaal Coördinator Discriminatie en Racisme

NEA

Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden

NGF

Nationaal Groeifonds

Nibud

Nationaal instituut voor budgetvoorlichting

NL

Nederland

NLA

Nederlandse Arbeidsinspectie

NOW

Tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging voor Werkgelegenheid

NT2

Nederlands als tweede taal

NVVG

Nederlandse Vereniging voor Verzekeringsgeneeskunde

NVVK

Branchevereniging voor schuldhulpverlening, sociaal bankieren en bewindvoering

O&O-fonds

Opleidings- en Ontwikkelingsfonds

OBR

Overbruggingsregeling AOW

OCW

(Ministerie van) Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

OPS

Organo Psycho Syndroom

OV

Ongevallenverzekering Caribisch Nederland

Pgb

Persoonsgebonden budget

PGV

Stichting Projectenbureau Publieke Gezondheid van de Vereniging van Publieke Gezondheid en Veiligheid Nederland

PIP

Plan Inburgering en Participatie

PLOOI

Platform Open Overheidsinformatie

POC KOT, of POK

Parlementaire ondervragingscommissie Kinderopvangtoeslag

PRK

Personenregister Kinderopvang

pSG

Plaatsvervangend secretaris-generaal

PVO

Primair en voortgezet onderwijs

PWRI

Pensioenfonds Werk en (Re-)Integratie

RBK

Register Buitenlandse Kinderopvang

RBV

Rijksbegrotingsvoorschriften

RCN

Rijksdienst Caribisch Nederland (unit Sociale Zaken en Werkgelegenheid)

REACT-EU

Recovery Assistance for Cohesion and the Territories of Europe

RI&E

Risico Inventarisatie & Evaluatie

RIVM

Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu

RIV-toets

Toets op het re-integratieverslag

RMT

Regionaal mobiliteitsteam

RSO

Rijksschoonmaakorganisatie

RVO

Rijksdienst Voor Ondernemend Nederland

RVU

Regelingen voor vervroegde uittreding

RvW

Regeling van Werkzaamheden

RWT

Rechtspersoon met een Wettelijke Taak

SBB

Samenwerkingsorganisatie Beroepsonderwijs Bedrijfsleven

SBCM

Stichting Beheer Collectieve Middelen

SCP

Sociaal en Cultureel Planbureau

SDG

Duurzame ontwikkelingsdoelstelling (Sustainable Development Goals)

SEA

Strategische Evaluatie Agenda

SER

Sociaal-economische Raad

SES

Sociaal-economische status

SG

Secretaris-generaal

SiSa

Single information Single audit

SLIM

Stimuleringsregeling leren en ontwikkelen in mkb-ondernemingen

SPUK

Specifieke Uitkering

Sr

Wetboek van Strafrecht

SSO

Shared Service Organisatie

STAP

Stimulering Arbeidsmarktpositie

STAP OA

Stimulering Arbeidsmarktpositie Ontwikkeladvies

Stb.

Staatsblad

Stcrt.

Staatscourant

SUWI

Structuur Uitvoeringsorganisatie Werk en Inkomen

SVB

Sociale Verzekeringsbank

Sw

Sociale werkvoorziening

SZ

Sociale Zekerheid

SZI

(Directoraat Generaal) Sociale Zekerheid en Integratie

SZW

(Ministerie van) Sociale Zaken en Werkgelegenheid

TAS

Regeling Tegemoetkoming Asbestslachtoffers

TCU

Tijdelijke Commissie Uitvoeringsorganisaties

TK

Tweede Kamer

TNO

Organisatie voor Toegepast Natuurwetenschappelijk Onderzoek

Tofa

Tijdelijke Overbruggingsregeling Flexibele Arbeidskrachten

TOGS

Tegemoetkoming Ondernemers Getroffen Sectoren COVID-19

TONK

Tijdelijke Ondersteuning Noodzakelijke Kosten

Tozo

Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers

TSB

Tegemoetkoming Stoffengerelateerde Beroepsziekten

TTKO

Tijdelijke tegemoetkoming kinderopvang

TV

Transitievergoeding

TVL

Tegemoetkoming Vaste Lasten

TW

Toeslagenwet

Twv

Tewerkstellingsvergunning

Ufo

Uitvoeringsfonds voor de overheid

UN

United Nations

UWV

Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen

VAO

Verslag van een algemeen overleg

VIA

Verdere Integratie op de Arbeidsmarkt

vmbo

voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs

VN

Verenigde Naties

VNG

Vereniging Nederlandse Gemeenten

VOG

Verklaring Omtrent het Gedrag

VOI

Veranderopgave inburgering

VrIP

Vroege Integratie en Participatie

VUM

Verbeteren Uitwisseling Matchingsgegevens

Vut

Vervroegde uittreding

VWNW

Van Werk Naar Werk

vwo

Voorbereidend wetenschappelijk onderwijs

VWS

(Ministerie van) Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Waadi

Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs

Wab

Wet arbeidsmarkt in balans

WagwEU

Wet arbeidsvoorwaarden gedetacheerde werknemers in de Europese Unie

Wajong

Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten

Wamil

Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening militairen

WAO

Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering

Was

Wet aanpak schijnconstructies

WaU

Werk aan Uitvoering

Wav

Wet arbeid vreemdelingen

WAZ

Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering Zelfstandigen

WAZO

Wet Arbeid en Zorg

WBJA

Wetgeving, Bestuurlijke en Juridische Aangelegenheden

Wbo

Wet betaald ouderschapsverlof

WEA

Werkgevers Enquête Arbeid

WEB

Wet Educatie Beroepsonderwijs

WGA

Regeling Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten

WGO

Wetgevingsoverleg

Whk

Werkhervattingskas

Wi

Wet inburgering

WIA

Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen

WIEG

Wet Invoering Extra Geboorteverlof

WKB

Wet op het Kindgebonden Budget

Wko

Wet kinderopvang

Wlz

Wet langdurige zorg

Wml

Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag / Wettelijk minimumloon

Wob

Wet openbaarheid van bestuur

WOL

Werken op locatie

Woo

Wet open overheid

WOR

Wet op de Ondernemingsraden

Wps

Wetsvoorstel pensioenverdeling bij scheiding

WRR

Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid

WSB

Werkgelegenheid en Sociaal Beleid

Wsnp

Wet schuldsanering natuurlijke personen

Wsw

Wet sociale werkvoorziening

Wtl

Wet tegemoetkomingen loondomein

Wtp

Wet toekomst pensioenen

WVP

Wet verbeterde premieregeling

WW

Werkloosheidswet

WWJW

Wet werken waar je wilt

ZBO

Zelfstandig Bestuursorgaan

ZEA

Zelfstandigen Enquête Arbeid

ZEZ

Regeling Zelfstandig En Zwanger

ZonMw

Nederlandse organisatie voor gezondheidsonderzoek en zorginnovatie

ZV

Ziekteverzekering Caribisch Nederland

ZW

Ziektewet

zzp

Zelfstandige zonder personeel


X Noot
3

Deze bepaling is ook opgenomen in de OPS-regeling (zie artikel 3, lid 1, d, e, f, g en h, artikel 5, artikel 6, lid 2 en artikel 11, 1a).

X Noot
4

Midterm review effectiviteit activerende dienstverlening aan mensen in de WIA

X Noot
5

Het aandeel van de bevolking van 15 tot 75 jaar met betaald werk voor ten minste een uur per week.

X Noot
6

Het aandeel van de bevolking van 15 tot 75 jaar zonder betaald werk, die recent naar werk hebben gezocht en daarvoor direct beschikbaar zijn. Bij betaald werk gaat het om werkzaamheden ongeacht de arbeidsduur.

X Noot
7

Schulenberg, R. (2021) Inflatie verschilt weinig tussen inkomensgroepen. , 3 november.

X Noot
8

CPB (2022) Centraal Economisch Plan, p. 13.

X Noot
9

In de begroting is gerekend met de raming van de nominale zorgpremie van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Deze raming valt in 2023 € 79 hoger uit dan de raming van het CPB. Een onderbouwing van de raming van het Ministerie van VWS is opgenomen in de begroting van het Ministerie van VWS.

X Noot
10

Het model berekent uit dit bruto inkomen vervolgens het netto inkomen (het bruto inkomen min de sociale premies en belastingen, rekening houdend met de specifieke aftrekposten van het huishouden). Door het netto inkomen te verrekenen met de zorgkosten, eventuele toeslagen, kinderbijslag en de netto kosten van kinderopvang, wordt het besteedbaar inkomen bepaald. Ten slotte kan de procentuele verandering van het besteedbaar inkomen tussen jaar en worden berekend, gecorrigeerd voor inflatie. Dat is de koopkrachtmutatie die wordt gerapporteerd.

X Noot
11

De cijfers in de hier gepresenteerde boxplot wijken op enkele punten licht af (maximaal +0,2%- punt) van de koopkrachtcijfers die het CPB presenteert door gebruik van raming van de nominale zorgpremie en inkomensafhankelijke bijdrage Zvw van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en door opwaartse bijstelling van de intensivering van de bedragen kindgebonden budget per kind vanaf het derde kind ten opzichte van MEV-raming CPB.

X Noot
12

De werkgroep Koopkracht bestaat uit vertegenwoordigers van CPB, CBS, Nibud, de wetenschap, SZW en FIN, en is in juli 2021 bijeenkomen.

X Noot
14

Bij een verbruik van 0 – 170.000 m3.

X Noot
15

Bij een verbruik van 0 – 10.000 kWh.

Naar boven