29 861 Arbeidsmigratie en sociale zekerheid

Nr. 81 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 30 juni 2022

Uw Kamer heeft verzocht om voorafgaand aan het Tweeminutendebat Arbeidsmigratie inzicht te geven in de mate van snelheid rondom de uitvoering van de aanbevelingen van het Aanjaagteam Bescherming Arbeidsmigranten (hierna: Aanjaagteam) en specifiek de manieren om, in aanvulling op de aanbevelingen die al uitgevoerd worden, versneld eerder maatregelen te treffen.Middels deze brief voldoe ik aan deze toezegging.

Inleiding

De urgentie om de schrijnende situaties op te lossen waarin arbeidsmigranten nog altijd te vaak verkeren voel ik net zo sterk als uw Kamer. Elke keer dat er nieuwe misstanden aan het licht komen voelen wij allemaal opnieuw de frustratie dat dit soort situaties zich in Nederland blijven voordoen.

Met uw Kamer blijf ik zoeken naar manieren om zo snel mogelijk tot verbetering te komen. Zo ook vooruitlopend op het stelsel van verplichte certificering, dat per 2025 ingevoerd zal worden. In deze brief zal ik het tijdspad van de aanbevelingen van het Aanjaagteam nader toelichten en ingaan op de voorstellen die uw Kamer heeft gedaan om versneld stappen te zetten. Voor de meest recente stand van zaken van de aanbevelingen van het Aanjaagteam verwijs ik naar mijn brief aan uw Kamer van 11 mei jl.1

Het advies van het Aanjaagteam: korte, middellange en lange termijn

In het advies «Geen tweederangsburgers» constateerde het Aanjaagteam onder leiding van de heer Roemer dat de Nederlandse wet- en regelgeving er niet voldoende in slaagt om arbeidsmigranten te beschermen.2 Daarbij heeft het Aanjaagteam goed nagedacht over een pakket maatregelen dat zowel op de korte als lange termijn uitgevoerd kan worden. Hierdoor zijn er al resultaten op de korte termijn bereikt en werken we aan verdere resultaten op de middellange en lange termijn. Een sluitend systeem ontstaat als de aanbevelingen in samenhang worden geïmplementeerd, wat nodig is om te zorgen dat misstanden bij arbeidsmigranten effectief worden aangepakt.

Het vorige en huidige kabinet hebben de aanbevelingen, net als uw Kamer, omarmd. Ook in demissionaire status is doorgewerkt aan de uitvoering van de aanbevelingen. Uw Kamer is het meest recent op 11 mei jl. geïnformeerd over de uitvoering daarvan.3

Op alle punten zet het kabinet, voor zover dat binnen zijn invloedssfeer ligt, in op zo snel mogelijke uitvoering van de aanbevelingen van het Aanjaagteam. Bij de meeste aanbevelingen is het tijdspad (veel) korter dan de invoering van een verplicht certificeringsstelsel voor de uitzendsector. Zo wordt deze zomer de laatste hand gelegd aan de technische voorzieningen om de verblijfadressen van niet-ingezetenen in de BRP te registreren, is het wetsvoorstel Goed Verhuurderschap aan uw Kamer aangeboden waarmee gemeenten kunnen verplichten om huur-en werkcontracten te scheiden, en is de VNG een ondersteuningsprogramma voor gemeenten gestart. De informatievoorziening aan arbeidsmigranten is middels www.workinnl.nl sterk verbeterd en deze zomer initieer ik een publiekscampagne om werkgevers op hun verantwoordelijkheden te wijzen en werknemers te informeren over hun rechten en plichten. De Arbeidsinspectie gaat niet wachten op de inwerkingtreding van het certificeringsstelsel om verder uit te breiden in capaciteit, maar zal in 2023 – zodra de werving vanuit het vorige regeerakkoord is afgerond – al aan de slag gaan met het werven en opleiden van extra inspecteurs. Tot slot wordt verbetering van de positie van arbeidsmigranten ook bereikt via maatregelen op andere terreinen, zoals bijvoorbeeld het verhogen van het minimumloon, de acties die het kabinet voorstelt voor de regulering van de arbeidsmarkt, en de uitvoering van de brede woonagenda van de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening.

Naast regulering door de overheid hebben werkgevers, uitleners en inleners zelf een duidelijke verantwoordelijkheid om arbeidskrachten goed te behandelen. Het kabinet ondersteunt de oproep van de ABU, VNO-NCW en MKB Nederland, oftewel uitzendbureaus en inleners, om zo snel mogelijk het advies van het Aanjaagteam zelf op te pakken en niet te wachten op wetgeving. Het gaat er uiteindelijk om dat werkgevers, uitleners en inleners hun verantwoordelijkheid nemen. Dat is niet alleen een wettelijke, maar vooral een morele verantwoordelijkheid.

Voorstellen voor snellere stappen

Ik begrijp de vraag van uw Kamer om te blijven zoeken naar manieren om zo snel mogelijk tot verbetering te komen. Ik heb de afgelopen weken dan ook nog een keer extra onderzocht of er nog aanbevelingen van het Aanjaagteam rondom de regulering van de uitzendsector te versnellen zijn. Uit deze zoektocht komt naar voren dat alle «quick fixes» die er te bedenken zijn én daadwerkelijk de situatie van arbeidsmigranten kunnen verbeteren, al uitgevoerd zijn of worden. Dat leidt tot de conclusie dat er nu geen extra maatregelen voorhanden zijn die op de korte termijn tot een extra positief effect kunnen leiden.

Uw Kamer heeft tijdens het debat van 1 juni jl. (Kamerstuk 29 325, nr. 130) een aantal specifieke voorstellen gedaan die ik hieronder één voor éen zal appreciëren. In dat debat heb ik aangegeven dat een aantal zaken besproken zullen worden in de hoofdlijnenbrief certificering uitzendbranche. Deze brief ontvangt uw Kamer op korte termijn.

In volgorde van spreker geef ik nadere duiding bij een aantal voorstellen van uw Kamer:

Verzoek van dhr. El Yassini (VVD)

Dhr. El Yassini vroeg in hoeverre de Faillissementswet, specifiek art. 106a, gebruikt kan worden om civielrechtelijke bestuursverboden op te leggen.

Op grond van artikel 106a van de Faillissementswet kan de rechtbank op verzoek van de curator of het openbaar ministerie een bestuursverbod opleggen. Dit betreft het zogenoemde «civielrechtelijk bestuursverbod». Curatoren maakten tot voor kort maar zelden gebruik van deze mogelijkheid, vooral omdat de kosten van het verzoek ten laste komen van de faillissementsboedel. Dit was aanleiding om in 2020 een pilot te starten die is gericht op het stimuleren van het aanvragen van civielrechtelijke bestuursverboden door curatoren. In deze pilot selecteert de Arbeidsinspectie casussen van bestuurders die zich schuldig maken aan faillissementsfraude en overtreding van de arbeidswetten. Als de curator in een geselecteerde casus overgaat tot een verzoek aan de rechtbank om een civielrechtelijk bestuursverbod op te leggen, wordt dit door de overheid bekostigd. Het doel hiervan is om te tegen te gaan dat de betreffende bestuurder zijn activiteiten via een andere rechtspersoon kan voortzetten. Voor de pilot is tot en met het jaar 2022 een budget gereserveerd, ten laste van de begroting van mijn ministerie. De pilot wordt eind 2022 geëvalueerd. Aan de hand van de bevindingen zal worden bezien of, en op welke wijze, de pilot zal worden voortgezet.

Daarnaast vroeg dhr. El Yassini naar de mogelijkheden om arbeidsmigranten te verplichten op dag één te registreren.

De Staatssecretaris van BZK zal uw Kamer uiterlijk in september informeren over verschillende ontwikkelingen met betrekking tot de Basisregistratie Personen (BRP), waaronder de uitkomsten van het onderzoek naar verplichte registratie. In deze brief zal ook worden ingegaan op de door het lid El Yassini (VVD) gemaakte punten.

Verzoek van dhr. De Jong (PVV)

Dhr. De Jong vroeg in het kader van bestuurdersverboden of ook kan worden opgenomen dat een dergelijk verbod niet bijvoorbeeld maar voor vijf jaar geldt, maar bijvoorbeeld levenslang of voor een onbepaalde tijd.

Een levenslang bestuursverbod zal een rechterlijke toetsing naar verwachting niet doorstaan. Uw Kamer ontvangt op korte termijn een brief over maatregelen waarmee bestuurders en feitelijk leidinggevenden die ernstige missstanden veroorzaken, kunnen worden aangepakt.

Verzoek van dhr. Van Kent (SP)

Dhr. Van Kent vroeg in hoeverre het mogelijk is om alle boetes die met uitbuiting en verhuursituaties te maken hebben te verhogen.

Boetes moeten voldoende afschrikwekkend, doeltreffend én evenredig zijn ten opzicht van het vergrijp waarvoor ze worden ingesteld. Boetes zijn één onderdeel van het proces van handhaving en toezicht, waarbij pakkans en goede samenwerking tussen diensten ook van belang zijn. Het boetebeleid is onderdeel van de verschillende wetgeving, die elk binnen een aantal jaar na invoering wordt geëvalueerd. Daarbij wordt altijd gekeken of een verhoging van boetes daadwerkelijk tot minder overtredingen zou leiden. En daarbij wordt uiteraard ook gekeken naar de relevante jurisprudentie, reflecties vanuit toezichthouders en handhaving. Na de zomer zal ik u over dit onderwerp nader informeren.

Verzoek van mevr. Palland (CDA)

Mevr. Palland vroeg in hoeverre het mogelijk is dat intermediairs die proberen de regels hier te ontlopen door in Duitsland huisvesting te regelen en de mensen hier te laten werken aan te pakken met het nieuwe certificeringssysteem.

Het Aanjaagteam heeft aanbevolen om ook eisen over huisvesting, zoals het certificaat van de Stichting Normering Flexwonen (SNF), mee te nemen in het certificeringsstelsel. Het kabinet werkt dat nu uit. In lijn met de eisen van de SNF, valt huisvesting tot maximaal 50 km over de Nederlandse grens ook onder de scope van de controles. Deze norm geldt voor zowel Nederlandse uitleners als voor buitenlandse uitleners die (direct of via een derde partij) hun medewerkers huisvesting aanbieden in Nederland of binnen 50 km over de Nederlandse grens. Dit loopt verder mee in de uitwerking van het certificeringsstelsel.

Verzoek van mevr. Piri (PvdA)

Mevr. Piri vroeg naar de mogelijkheden die art. 12 Waadi biedt om per AMvB zaken geregeld kunnen worden en of deze route gebruikt kan worden om bijvoorbeeld een waarborgsom en/of een verplichte VOG te vereisen.

Mijn ministerie heeft, als onderdeel van de uitwerking van het stelsel van verplichte certificering, onderzocht of artikel 12 Waadi een manier biedt om versneld eisen te stellen aan uitzendbureaus. Dit artikel biedt een grondslag om bij AMvB eisen te stellen aan sectoren of segmenten van de arbeidsmarkt ten aanzien van terbeschikkingstelling van arbeidskrachten. Ik ben tot de conclusie gekomen dat dit artikel geen reële route biedt om versneld eisen te stellen. Daar ligt een viertal redenen aan ten grondslag. Ten eerste biedt dit artikel geen grondslag om bij AMvB aan de hele uitzendbranche eisen te stellen, waardoor er een risico bestaat dat problemen zich van het ene segment van de branche naar het andere verplaatsen. Ten tweede bemoeilijken regels per sector of segment de handhaving, waardoor juist bij kwaadwillenden een substantieel risico bestaat op ontduiking van de regels door te doen alsof ze tot een andere sector/segment behoren. Ten derde kan een AMvB weliswaar sneller worden vastgesteld dan een wetswijziging, maar moet desondanks een uitvoeringsproces worden opgetuigd om te registreren, verifiëren, en voor inleners inzichtelijk te maken of een uitlener aan een VOG- en/of waarborgsomeis voldoet.

Tevens moeten toezicht en handhaving bij uit- en inleners worden ingeregeld.

Het opzetten en inregelen daarvan – voor Nederlandse en buitenlandse ondernemingen – is een proces dat op zichzelf, afgezien van de regelgeving, al een lange doorlooptijd kent. Dat leidt tot de vierde reden: het opstellen van de regelgeving, het inregelen van de uitvoering, en het opstarten van handhaving is een intensief traject dat onvermijdelijk ten koste zal gaan van het opzetten van het certificeringsstelsel. Om die redenen acht ik een AMvB op grond van artikel 12 Waadi geen optie die op korte termijn een reële bijdrage kan leveren aan het aanpakken van de problematiek in de uitzendsector.

Conclusie

Het is voor mij onacceptabel dat een te groot deel van de arbeidsmigranten in Nederland nog als tweederangsburgers behandeld wordt. Nogmaals wil ik onderstrepen dat het kabinet misstanden met arbeidsmigranten serieus aanpakt. Ik verwacht deze inzet ook van werkgevers, uitleners en inleners, omdat de verbetering van de positie van arbeidsmigranten een gezamenlijke verantwoordelijkheid is van alle partijen.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, C.E.G. van Gennip


X Noot
1

Kamerstuk 29 861, nr. 78.

X Noot
2

Het advies «Geen tweederangsburgers. Aanbevelingen om misstanden bij arbeidsmigranten in Nederland tegen te gaan», Kamerstuk 29 861, nr. 53.

X Noot
3

Kamerstuk 29 861, nr. 78. Voor eerdere brieven zie o.a. Kamerbrief stand van zaken implementatie aanbevelingen arbeidsmigratie maart 2021, Kamerstuk 29 861, nr. 69, Kamerstuk 29 861, nr. 77, en bijlage «Jaarrapportage Arbeidsmigranten 2021»; Registratie: Kamerstukken 27 859 en 29 861, nr. 153; Huisvesting: Bijlage bij Kamerstuk 32 847, nr. 878; Kamerstuk 29 861, nr. 77; Kamerstuk 27 926, nr. 343; Dak-en thuislozen: Kamerstuk 29 325, nr. 130.

Naar boven