HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1 Begripsbepalingen
In deze regeling wordt verstaan onder:
- a. aanvraagtijdvak:
-
door de minister vastgesteld tijdvak waarin aanvragen voor subsidie op grond van deze
regeling kunnen worden ontvangen;
- b. aanvrager:
-
organisatie zonder winstoogmerk met rechtspersoonlijkheid, die ingeschreven staat
in het Handelsregister en die de in het activiteitenplan aangegeven activiteiten verricht;
- c. Caribisch Nederland:
-
eilanden Bonaire, Sint Eustatius en Saba;
- d. Europees Nederland:
-
Nederland met uitzondering van Caribisch Nederland;
- e. landelijk bereik:
-
bovenregionaal effect dat het niveau van lokaal en regionaal overstijgt voor wat betreft
Europees Nederland, en voor Caribisch Nederland een heel eiland bestrijkt;
- f. minister:
-
Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;
- g. project:
-
geheel van activiteiten gericht op het tegengaan van de gevolgen van armoede van kinderen
in Nederland gedurende de projectperiode, dat wordt uitgevoerd door of namens de aanvrager
en dat wordt gesubsidieerd op grond van deze regeling;
- h. natura:
-
activiteiten, goederen of diensten;
- i. opgroeien in armoede:
-
woonachtig zijn in een huishouden met een laag (besteedbaar) inkomen waardoor er geen
financiële ruimte is voor activiteiten, goederen of diensten voor het kind om mee
te doen op het gebied van sport, cultuur, school of sociale activiteiten.
Artikel 2 Doel subsidie
De minister stelt in de jaren 2017 tot en met 2021 middelen beschikbaar ten behoeve
van activiteiten van landelijke en bovenregionale betekenis, die een duurzame bijdrage
leveren aan het tegengaan van armoedeproblematiek van kinderen in Europees Nederland.
Voorts stelt de minister voor dezelfde periode middelen beschikbaar ten behoeve van
activiteiten die een duurzame bijdrage leveren aan het tegengaan van armoedeproblematiek
van kinderen voor elk van de drie openbare lichamen van Caribisch Nederland. De middelen
komen volledig ten goede aan in Nederland woonachtige kinderen in de leeftijd van
0 tot 18 jaar die in armoede opgroeien.
Artikel 3 Toepassing Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS
Op deze regeling is de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS van toepassing voor
zover daar in deze regeling niet van wordt afgeweken.
Artikel 4 Aanvraagtijdvak 2017
Subsidieaanvragen voor 2017 worden ingediend van 29 mei 2017, 09:00 uur tot en met
12 juni 2017, 17:00 uur.
Artikel 5 Aanvraagtijdvak 2018
Subsidieaanvragen voor 2018 worden ingediend van 1 mei 2018, 09:00 uur tot en met
15 mei 2018, 17:00 uur.
Artikel 6 Aanvraagtijdvak 2019
Subsidieaanvragen voor 2019 worden ingediend van 29 april 2019, 09:00 uur tot en met
13 mei 2019, 17:00 uur.
Artikel 7 Aanvraagtijdvak 2020
Subsidieaanvragen voor 2020 worden ingediend van 28 april 2020, 09:00 uur tot en met
12 mei 2020, 17:00 uur.
Artikel 8 Aanvraagtijdvak 2021
Subsidieaanvragen voor 2021 worden ingediend van 26 april 2021, 09:00 uur tot en met
10 mei 2021, 17:00 uur.
Artikel 9 Subsidieplafond 2017
Voor subsidieverlening op grond van deze regeling is voor het aanvraagtijdvak, genoemd
in artikel 4, een bedrag van € 5.000.000 beschikbaar, waarvan € 4.000.000 ten behoeve
van kinderen in Europees Nederland en € 1.000.000 ten behoeve van kinderen in Caribisch
Nederland.
Artikel 10 Subsidieplafond 2018
Voor subsidieverlening op grond van deze regeling is voor het aanvraagtijdvak, genoemd
in artikel 5, een bedrag van € 5.000.000 beschikbaar, waarvan € 4.000.000 ten behoeve
van kinderen in Europees Nederland en € 1.000.000 ten behoeve van kinderen in Caribisch
Nederland.
Artikel 11 Subsidieplafond 2019
Voor subsidieverlening op grond van deze regeling is voor het aanvraagtijdvak, genoemd
in artikel 6, een bedrag van € 5.000.000 beschikbaar, waarvan € 4.000.000 ten behoeve
van kinderen in Europees Nederland en € 1.000.000 ten behoeve van kinderen in Caribisch
Nederland.
Artikel 12 Subsidieplafond 2020
Voor subsidieverlening op grond van deze regeling is voor het aanvraagtijdvak, genoemd
in artikel 7, een bedrag van € 5.000.000 beschikbaar, waarvan € 4.000.000 ten behoeve
van kinderen in Europees Nederland en € 1.000.000 ten behoeve van kinderen in Caribisch
Nederland.
Artikel 13 Subsidieplafond 2021
Voor subsidieverlening op grond van deze regeling is voor het aanvraagtijdvak, genoemd
in artikel 8, een bedrag van € 5.000.000 beschikbaar, waarvan € 4.000.000 ten behoeve
van kinderen in Europees Nederland en € 1.000.000 ten behoeve van kinderen in Caribisch
Nederland.
Artikel 14 Wijze van verdeling beschikbare middelen
-
1. Voor het bepalen van het bereiken van het subsidieplafond worden de subsidieaanvragen
op volgorde van binnenkomst behandeld, waarbij alleen een volledige subsidieaanvraag
in behandeling wordt genomen.
-
2. Een subsidieaanvraag is volledig als het aanvraagformulier volledig is ingevuld,
is ondertekend door een tekenbevoegde persoon van aanvrager en de gevraagde documenten
zijn bijgevoegd.
-
3. Wanneer de aanvrager in de gelegenheid is gesteld om zijn aanvraag aan te vullen,
geldt als datum van binnenkomst en behandeling de datum van ontvangst van de volledige
subsidieaanvraag.
HOOFDSTUK 2. SUBSIDIEVERLENING
Artikel 15 Subsidieaanvraag
-
1. Aanvragen voor Europees Nederland worden ingediend bij DUS-I door middel van het
door de minister vastgestelde aanvraagformulier dat beschikbaar is op www.dus-i.nl/kansenvoorallekinderen.
-
2. Aanvragen voor Caribisch Nederland worden ingediend bij de Rijksdienst Caribisch
Nederland Unit SZW door middel van het door de minister vastgestelde aanvraagformulier
dat beschikbaar is op www.rijksdienstcn.com.
-
3. Aanvragen die buiten het aanvraagtijdvak zijn ontvangen worden niet in behandeling
genomen.
-
4. De aanvraag bedraagt per project minimaal € 25.000 en maximaal € 200.000 per aanvraagtijdvak
voor Europees Nederland, en minimaal € 10.000 en maximaal € 50.000 per aanvraagtijdvak
voor Caribisch Nederland, waarbij per aanvrager voor Europees Nederland maximaal € 200.000,–
per aanvraagtijdvak en voor Caribisch Nederland maximaal € 100.000 per aanvraagtijdvak
kan worden aangevraagd.
-
5. In het activiteitenplan geeft de aanvrager aan:
-
a. op welke wijze de subsidiabele activiteiten, zijnde activiteiten op het gebied van
sport, cultuur, school of sociale activiteiten, een duurzame bijdrage van landelijke
en bovenregionale betekenis leveren aan het tegengaan van armoedeproblematiek van
kinderen en deze kinderen in staat stellen mee te doen op het gebied van sport, cultuur,
school of sociale activiteiten;
-
b. op welke wijze de subsidiabele activiteiten voor de aanvrager additioneel zijn aan
wat de aanvrager nu al doet en op welke wijze het additioneel is aan wat de kinderen
nu al krijgen;
-
c. op welke wijze gemeenten, openbare lichamen en andere relevante partijen zijn betrokken;
-
d. waarom subsidiëring vanuit de rijksoverheid noodzakelijk is;
-
e. de wijze van verstrekking in natura;
-
f. hoe de verstrekking in natura bijdraagt aan een gelijkwaardige en essentiële ontwikkeling
van het kind;
-
g. op welke wijze blijkt dat kinderen opgroeien in armoede;
-
h. dat het project in Europees Nederland landelijk of bovenregionaal is en in Caribisch
Nederland eilandelijk;
-
i. op welke regio’s in Europees Nederland of op welk Caribisch eiland het is gericht;
-
j. hoeveel kinderen die opgroeien in armoede zullen worden bereikt en beschrijft hoe
gezorgd wordt dat de diensten en producten ook daadwerkelijk bij de beoogde doelgroep
van kinderen terecht komen;
-
k. hoe de activiteiten, goederen of diensten die in natura zullen worden verstrekt aan
de kinderen financieel worden onderbouwd.
-
6. Door het indienen van een aanvraag stemt de aanvrager er mee in dat het subsidiedossier
met uitzondering van persoonsgegevens openbaar wordt gemaakt.
Artikel 16 Projectsubsidie
-
1. De minister kan subsidie verlenen voor de financiering van projecten.
-
2. De subsidiabele periode voor een project bedraagt maximaal één jaar.
-
3. De beschikking tot het verlenen van subsidie betreft de subsidiabele activiteiten,
zoals vastgelegd in het activiteitenplan, bedoeld in artikel 15.
-
4. De beschikking bevat het maximumbedrag van de subsidie. Bij de bepaling van dit bedrag
wordt uitgegaan van het totaal van de kosten van de activiteiten waarvoor subsidie
wordt aangevraagd, zoals door de aanvrager geraamd in zijn aanvraag tot subsidie,
met dien verstande dat bepaalde, in de beschikking te vermelden, activiteiten en kostenposten
buiten beschouwing kunnen worden gelaten dan wel op een lager bedrag kunnen worden
bepaald, voor zover de desbetreffende uitgaven redelijkerwijs niet noodzakelijk geacht
worden voor de uitvoering van het activiteitenplan, dan wel uit andere hoofde worden
vergoed.
-
5. In de beschikking tot verlening van subsidie worden voorts bepaald:
-
a. de activiteiten waarvoor subsidie wordt verleend;
-
b. de periode waarbinnen de subsidiabele activiteiten worden uitgevoerd;
-
c. over welke activiteiten wordt verantwoord ten behoeve van de subsidievaststelling;
-
d. in welke periode deze activiteiten worden uitgevoerd;
-
e. de wijze van voorschotverlening.
-
6. Aan de beschikking tot verlening van subsidie kunnen nadere verplichtingen worden
verbonden.
Artikel 17 Weigeringsgronden
HOOFDSTUK 3. SUBSIDIABELE ACTIVITEITEN
Artikel 18 Subsidiabele activiteiten
-
1. Voor subsidie in Europees Nederland komen in aanmerking activiteiten van landelijke
betekenis die betrekking hebben op het leveren van diensten of producten aan kinderen
die in armoede opgroeien en hen in staat stellen om mee te doen op het gebied van
sport, cultuur, school of sociale activiteiten.
-
2. Voor subsidie in Europees Nederland komen slechts producten en of diensten in aanmerking
die marktconform zijn ingekocht.
-
3. Voor Caribisch Nederland komen in aanmerking activiteiten van eilandelijke betekenis
die betrekking hebben op het leveren van diensten of producten aan kinderen die in
armoede opgroeien en hen in staat stellen om mee te doen op het gebied van sport,
cultuur, school of sociale activiteiten.
-
4. Voor Caribisch Nederland komen in aanmerking producten en of diensten die marktconform
zijn ingekocht of geproduceerd.
Artikel 19 Niet subsidiabel
Uitgesloten van subsidie zijn:
-
a. kosten gemaakt buiten de projectperiode;
-
b. kosten die geen verband houden met de uitvoering van het activiteitenplan of een onderdeel
daarvan;
-
c. kosten voor producten en of diensten die niet marktconform zijn ingekocht of geproduceerd;
-
d. kosten van de activiteiten als omschreven in het activiteitenplan, die de mededinging
ongunstig kunnen beïnvloeden;
-
e. kosten van het project die, naar het oordeel van de minister, qua prijsniveau niet
in een redelijke verhouding staan tot de overeengekomen prestaties;
-
f. kosten die reeds op andere wijze zijn of worden vergoed;
-
g. andere kosten die organisaties moeten maken om de in natura verstrekking uit te voeren,
die door de aanvrager vanuit het reguliere budget worden betaald of gefinancierd uit
andere (externe) bronnen.
HOOFDSTUK 4. SUBSIDIEVERSTREKKING EN VERANTWOORDING
Artikel 20 Intrekking subsidie
-
1. Onverminderd artikel 4:48 van de Algemene wet bestuursrecht kan de beschikking tot subsidieverlening geheel worden ingetrokken, of ten nadele
van de subsidie-ontvanger worden gewijzigd, indien binnen drie maanden na het verlenen
van de subsidiebeschikking geen aanvang is gemaakt met de uitvoering van de activiteiten
in het activiteitenplan.
-
2. De beschikking tot subsidieverlening kan in afwijking van het eerste lid gedeeltelijk
worden ingetrokken indien er geen aanleiding is de subsidie geheel in te trekken.
-
3. Indien de beschikking tot subsidieverlening geheel of gedeeltelijk wordt ingetrokken,
wordt het subsidiebedrag dat tot dat moment is uitgekeerd geheel of gedeeltelijk van
de aanvrager teruggevorderd.
HOOFDSTUK 5. SLOTBEPALINGEN
Artikel 22 Inwerkingtreding en vervaldatum
-
1. Deze regeling treedt in werking op de eerste dag na de datum van uitgifte van de
Staatscourant waarin zij wordt geplaatst, en vervalt 5 jaar na de inwerkingtreding.
-
2. Deze regeling blijft van toepassing op tijdig aangevraagde en toegekende subsidieaanvragen.
Artikel 23 Citeertitel
Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling kansen voor alle kinderen 2017.
TOELICHTING
Algemeen
Het kabinet vindt het van groot belang dat alle kinderen in Nederland inclusief Caribisch
Nederland kansrijk kunnen opgroeien, ook kinderen in een gezin met een laag inkomen.
Kinderen die opgroeien in een gezin met weinig geld, staan vaak aan de zijlijn. Het
niet kunnen meedoen vanwege het gebrek aan financiële middelen, zorgt vaak voor een
gevoel van uitsluiting en onzekerheid. Schaamte en stigmatisering kunnen van invloed
zijn op de persoonlijke en psychische ontwikkeling van een kind en vergroten de kans
op achterstand en ongelijkheid.1 Het kan ook leiden tot onwenselijke economische en maatschappelijke gevolgen wanneer
het talent van deze kinderen in de toekomst onvoldoende benut kan worden. In 2014
leefden meer dan 400 duizend kinderen in een huishouden met een laag inkomen.2 Een derde daarvan kan door geldproblemen niet op muziekles of bij een sportclub.
Veel van hen kunnen hun verjaardag niet vieren, mee op schoolreisje of schoolboeken
kopen.3
Inzet van het kabinet
Op 20 september 20164 maakte het kabinet bekend structureel 100 miljoen euro extra beschikbaar te stellen
voor kinderen die opgroeien in armoede.5,6 Een belangrijk deel van de beschikbare middelen is bestemd voor gemeenten omdat zij
primair verantwoordelijk zijn voor het armoedebeleid. Ook is reeds middels subsidie
een ander deel verstrekt aan een aantal fondsen: Stichting Leergeld, het Jeugdsportfonds/het
Jeugdcultuurfonds, Stichting Jarige Job en het Nationaal Fonds Kinderhulp. Dit vanwege
hun expertise met een landelijke aanpak met verstrekkingen in natura waarbij hun bereik
onder kinderen heel groot is7.
€ 4 miljoen hiervan is bestemd voor Europees Nederland. € 1 miljoen wordt ter beschikking
gesteld aan de openbare lichamen van Bonaire, Sint Eustatius en Saba. Daarmee komt
het totale jaarlijkse bedrag voor deze regeling uitkomt op € 5 miljoen.
Doel van de regeling
Het doel van deze subsidieregeling is om meer kinderen die in een huishouden met een
laag inkomen opgroeien te bereiken en kansen te bieden om mee te doen. Door de regeling
open te stellen voor bovenregionale en landelijke projecten en initiatieven wil het
kabinet een dekkend pakket bieden ter bestrijding van kinderarmoede door kinderen
uit lage inkomensgezinnen kansen te bieden. Het geld is bestemd voor benodigdheden
voor kinderen (0 tot 18 jaar) die zij missen door gebrek aan geld. Dat gaat dan onder
meer om schoolspullen, sportattributen, lidmaatschap van (muziek)-verenigingen, zwemles,
vakantie activiteiten of een abonnement op de bibliotheek. Om er zeker van te zijn
dat de middelen direct bij de kinderen terecht komen, dient de ondersteuning in natura
te worden aangeboden.
De organisaties die de subsidie kunnen aanvragen en de werkwijze
Het bestrijden van kinderarmoede is primair de verantwoordelijkheid van gemeenten
en openbare lichamen (bijzondere gemeenten van Nederland). Maatschappelijke organisaties
zetten zich in om de kinderarmoede te bestrijden en werken hiervoor samen met gemeenten
en openbare lichamen. Niet alle kinderen zullen voldoende in beeld zijn bij gemeenten
en openbare lichamen of deze kinderen, of de ouders/verzorgers, kunnen of durven niet
aan te kloppen voor ondersteuning. Leeftijd, schaamte, gezondheid of gezinsomstandigheden
kunnen de weg naar gemeentelijke ondersteuning belemmeren. Kinderen mogen hier niet
de dupe van zijn.
Op landelijk en bovenregionaal niveau zijn diverse partijen, publiek en privaat, actief
om armoede onder kinderen terug te dringen. Zij leveren een waardevolle bijdrage aan
het bereiken van kinderen in armoede. Met deze regeling richten we ons op maatschappelijke
organisaties, onderwijsinstellingen of partijen in de jeugdzorg die een belangrijke
en aanvullende rol kunnen vervullen. Zij kunnen armoede onder specifieke groepen kinderen
signaleren. Het is essentieel dat ze landelijk of bovenregionaal werken (dus hun activiteiten
niet beperken tot een gemeente of 1 regio) aangezien kennis, goede voorbeelden en
initiatieven breed worden ingezet. Voor Caribisch Nederland wordt de eis van een bovenregionaal
bereik vanwege de schaalgrootte en geografische ligging niet gesteld. Wel dient het
bereik eilandelijk te zijn. Dat betekent dat de activiteiten zich niet beperken tot
slechts een deel van het eiland en dat er geen kinderen die leven in armoede worden
uitgesloten.
De doelgroep: opgroeien in armoede
De doelgroep bestaat uit kinderen in de leeftijdsgroep van 0 tot 18 jaar die in armoede
opgroeien. Het is aan de subsidieaanvrager om in de aanvraag aan te tonen dat de te
bereiken kinderen in armoede opgroeien. Daarbij kan de aanvrager kiezen uit een van
de onderstaande manieren die, naar het oordeel van de minister, voldoende indicatie
geven voor het bereiken van kinderen die daadwerkelijk in armoede leven:
-
1. Om de doelgroep voor Europees Nederland te bepalen kan gebruik gemaakt worden van
bijvoorbeeld de lage inkomensgrens van CBS. Deze inkomensgrens is gebaseerd op de
hoogte van de bijstand in 1979. Deze wordt alleen aangepast aan de inflatie en geeft
daarmee een gelijkblijvend koopkrachtniveau in de tijd aan. Kinderen in een gezin
dat een inkomen heeft lager dan deze inkomensgrens komen in aanmerking voor de verstrekkingen.
Denkbaar is dat de aanvrager in zijn administratie bewijsstukken heeft liggen die
inzicht geven in de hoogte van het inkomen van de ouders.
-
2. Ook kan een projectaanvrager zich richten op die kinderen die binnen een bepaalde
gemeente al zijn aangemerkt als kinderen die in armoede leven. Hiervoor is afstemming
nodig met gemeenten omdat zij al werken met een bepaalde inkomensgrens die zij hanteren
voor het bepalen van de doelgroep voor hun eigen gemeentelijk armoedebeleid. In dit
kader valt te denken aan voorzieningen die gemeenten verstrekken zoals bijvoorbeeld
stadspassen of een kindpakket.
-
3. Ook komen kinderen in aanmerking die leven in een gezin met een laag besteedbaar inkomen,
bijvoorbeeld door schuldenproblematiek, en hierdoor (tijdelijk) in armoede opgroeien
maar (nog) niet in aanmerking komen voor gemeentelijke ondersteuning omdat hun ouders
bijvoorbeeld niet voldoen aan de inkomens- of vermogenseisen. Uitgangspunt is immers
dat alle kinderen, ook voor wie dat niet vanzelfsprekend is, mee kunnen doen.
-
4. Voor Caribisch Nederland betreft dit als richtlijn een inkomen van maximaal 150% van
het minimumloon of een vergelijkbare situatie. Bij vergelijkbare gevallen kan worden
gedacht aan kinderen die (al dan niet tijdelijk) in een opvangsituatie leven in plaats
van een gezinssituatie. Ook worden kinderen in een gezinssituatie met een laag besteedbaar
inkomen (bijvoorbeeld door schuldenproblematiek) niet bij voorbaat uitgesloten.
De minister bekijkt gedurende de uitvoering van deze subsidieregeling of op deze wijze
de goede groepen worden bereikt, namelijk kinderen in armoede in Caribisch Nederland.
Het activiteitenplan
De subsidieaanvraag moet worden onderbouwd met een activiteitenplan waarin de volgende
punten duidelijk naar voren moeten komen:
-
a. op welke wijze de subsidiabele activiteiten een duurzame bijdrage van landelijke en
bovenregionale betekenis leveren aan het tegengaan van armoedeproblematiek van kinderen;
-
b. op welke wijze de subsidiabele activiteiten voor de aanvrager additioneel zijn aan
wat de aanvrager nu al doet en op welke wijze het additioneel is wat de kinderen nu
al krijgen;
-
c. op welke wijze gemeenten, openbare lichamen en andere relevante partijen zijn betrokken;
-
d. waarom subsidiëring vanuit de rijksoverheid noodzakelijk is;
-
e. de wijze van verstrekking in natura;
-
f. hoe de verstrekking in natura bijdraagt aan een gelijkwaardige en essentiële ontwikkeling
van het kind;
-
g. op welke wijze blijkt dat kinderen opgroeien in armoede;
-
h. dat het project in Europees Nederland landelijk of bovenregionaal is en in Caribisch
Nederland eilandelijk;
-
i. op welke regio’s in Europees Nederland of welk openbaar lichaam in Caribisch Nederland
het gericht is;
-
j. hoeveel kinderen die opgroeien in armoede zullen worden bereikt en een beschrijving
hoe gezorgd wordt dat de diensten en producten ook daadwerkelijk bij de beoogde doelgroep
kinderen terecht komen.
-
k. hoe de activiteiten, goederen of diensten die in natura zullen worden verstrekt aan
de kinderen financieel worden onderbouwd.
Ook dient er een financiële onderbouwing van de subsidieaanvraag te worden bijgevoegd
op basis van het aantal producten of diensten en de (gemiddelde) prijs per product
of dienst. Enkel het bedrag dat er daadwerkelijk voor betaald is kan worden gesubsidieerd
vanuit deze subsidie. Verder dient er een liquiditeitsplanning te zijn die de behoefte
van de organisatie aan liquide middelen weergeeft.
De producten/activiteiten waar de subsidieaanvraag betrekking op heeft moeten aanvullend
zijn op reeds bestaande activiteiten van de aanvrager zelf en andere partijen zoals
(bijzondere) gemeenten en organisaties. De subsidieaanvrager dient in het activiteitenplan
duidelijk aan te geven hoe de subsidieaanvrager garandeert dat dit ook zo is.
De aanvraag
Voor de beoordeling van de subsidieaanvragen zal het beoordelingssysteem in volgorde
van binnenkomstprincipe van toepassing zijn. Bij dit principe wordt degene die het
eerst subsidie aanvraagt ook de eerstrechthebbende, net zo lang tot dat het subsidieplafond
is bereikt. De aanvragen kunnen voor Europees Nederland via Sub.reg.kinderarmoede@minszw.nl
en voor Caribisch Nederland via KansenvoorallekinderenCN@minszw.nl digitaal worden
ingediend. Ook kan er schriftelijk worden ingediend. Indien de aanvraag schriftelijk
wordt ingediend, dient dit aangetekend te gebeuren, zodat ook in die situatie een
datum en tijdstip van ontvangst wordt vastgelegd. Het moment van ontvangst is bepalend
voor de registratie, niet het moment van versturen.
Artikelsgewijs
Artikel 1 Begripsbepalingen
In dit artikel zijn enkele begripsbepalingen opgenomen.
Zo is er een onderscheid gemaakt tussen ‘Europees Nederland’ en ‘Caribisch Nederland’
om zodoende conform de wens van het kabinet specifiek subsidie beschikbaar te stellen
voor de kinderen woonachtig op de eilanden Bonaire, Sint Eustatius en Saba.
De subsidie voor Europees Nederland dient een landelijke of bovenregionale uitwerking
te hebben. Het ministerie stelt deze eis van landelijke of bovenregionale uitwerking
omdat het wil dat de aanpakken die in het kader van deze regeling tot stand komen
onderscheidend zijn van het reguliere gemeentelijk armoedebeleid en verder reiken
dan de eigen gemeentelijke grenzen. Beoogde aanpakken dienen niet beperkt te zijn
tot 1 gemeente of 1 regio maar grensoverstijgend te zijn en beschikbaar voor kinderen
uit meerdere regio’s. Immers, individuele gemeenten krijgen al via het gemeentefonds
financiële middelen om meer kinderen in armoede te bereiken. Daartoe zijn ook bestuurlijke
afspraken gemaakt tussen SZW en de VNG. Voor Caribisch Nederland is de bovenregionale
uitwerking vanzelfsprekend niet van toepassing, maar dient het bereik zicht per eiland
over het gehele eiland uit te strekken.
Onder verstrekking in natura moet onder meer worden begrepen: schoolspullen, sportattributen,
lidmaatschap van (muziek)-verenigingen, zwemles, vakantie activiteiten of bijvoorbeeld
een abonnement op de bibliotheek.
Artikel 2 Doel subsidie
Voor het doel van deze subsidieregeling wordt verwezen naar het algemene deel van
de toelichting.
Artikel 3 Toepassing Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS
De Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS is van toepassing verklaard voor deze regeling.
Artikelen 4 – 8 Aanvraagtijdvak 2017 – 2021
De genoemde tijden betreffen lokale tijd. Aanvragen voor het grondgebied van Caribisch
Nederland dienen aldaar te worden aangevraagd, en dus geldt voor het tijdvak de lokale
tijd daar. De inschrijfperiode betreft in 2017 de periode van 29 mei 09:00 uur lokale
tijd tot en met 12 juni, 17:00 uur lokale tijd. Voor 2018 betreft de periode: 1 mei,
09:00 uur tot en met 15 mei 2018, 17:00 uur. Voor 2019 is de periode 29 april, 09:00
uur tot en met 13 mei 2019, 17:00 uur. Voor 2020 is het tijdvak 28 april, 09:00 uur
tot en met 12 mei 2020, 17:00 uur. En voor 2021 betreft het 26 april 09:00 uur tot
en met 10 mei 2021, 17:00 uur. Aanvragen die buiten deze periode worden ingediend,
worden niet in behandeling genomen.
Artikelen 9 – 13 Subsidieplafond 2017 – 2021
Het subsidieplafond voor onderhavige subsidie betreft in totaal 5 miljoen euro per
kalenderjaar. Dit wordt verdeeld door 4 miljoen euro beschikbaar te stellen voor kinderen
die leven op het Europees Nederlands grondgebied en 1 miljoen euro voor kinderen die
leven op het Caribische grondgebied. De verdeling in Caribisch Nederland geschiedt
voor een deel gelijkelijk over de eilanden, en voor het overige bij benadering naar
rato van het inwoneraantal. Dit betekent dat ongeveer € 550.000 bestemd is voor Bonaire,
ongeveer € 250.000 voor Sint Eustatius en ongeveer € 200.000 voor Saba. Indien het
jaarbudget voor een van de eilanden niet wordt uitgeput, komt dit budget in het zelfde
jaar beschikbaar voor aanvragen van de andere eilanden die voldoen aan de vereisten
van deze regeling. De betaling van subsidies in Caribisch Nederland zal in dollars
worden gedaan.
Artikel 14 Wijze van verdeling beschikbare middelen
De aanvragen, mits volledig, worden op volgorde van binnenkomst in behandeling genomen,
en zolang de middelen niet zijn uitgeput. De middelen kunnen niet verschuiven van
Europees Nederland naar Caribisch Nederland en v.v.
Artikel 15 Subsidieaanvraag
De aanvrager van een subsidie is een rechtspersoon zonder winstoogmerk en ingeschreven
in het Handelsregister.
Subsidieaanvragen kunnen worden ingediend door organisaties die zich inzetten om de
gevolgen van kinderarmoede te verminderen door kinderen in natura goederen, diensten
en activiteiten te bieden die direct bij hen terecht komen.
In artikel 15 zijn onder meer de minimum en maximum subsidiebedragen vermeld. Voor
Europees Nederland is dit vastgesteld per project op minimaal € 25.000 en maximaal
€ 200.000 per kalenderjaar en minimaal € 10.000 en maximaal € 50.000 voor Caribisch
Nederland. Voor Europees Nederland zijn er twee arrangementen: 1. van minimaal € 25.000
tot maximaal € 125.000 en 2. van minimaal € 125.000 tot maximaal € 200.000.
Per aanvrager kan maximaal € 200.000 per aanvraagtijdvak worden aangevraagd voor Europees
Nederland en € 100.000 voor Caribisch Nederland. De activiteiten waarvoor subsidie
wordt gevraagd zijn van additionele aard, die bovenop de reeds bestaande bedrijfsvoering
komen en dienen voor de te bereiken kinderen van toegevoegde waarde te zijn.
In het vijfde lid wordt beschreven wat er (minimaal) in het activiteitenplan moet
zijn opgenomen. De financiële onderbouwing zoals genoemd in sub k, kan worden aangetoond
door middel van concurrerende offertes voor de aanschaf van de goederen of bewijzen
van een eventuele aanbestedingsprocedure.
Artikelen 16 en 17 Projectsubsidie en Weigeringgronden
De looptijd van een project dat gesubsidieerd wordt, is maximaal 1 jaar. De voorschotverlening
vindt gespreid plaats.
Artikel 18 Subsidiabele activiteiten
In artikel 18 zijn de te subsidiëren activiteiten genoemd.
Voor subsidie komen in aanmerking kosten van activiteiten waaronder moet worden begrepen
producten en diensten die bij kinderen die in armoede opgroeien terecht komen. Deze
producten en diensten moeten een duidelijke bijdrage leveren aan een gelijkwaardige
en essentiële ontwikkeling van het kind. De producten en diensten moeten in natura
bij de kinderen terecht komen. Met in natura wordt bedoeld dat het geld direct ten
behoeve van de kinderen moet worden besteed bijvoorbeeld in de vorm van: materiaal
(fiets, tablet, (sport)kleding, studieboeken, schoolspullen, etc) of lidmaatschappen,
diensten (sportclublidmaatschap, muziekles, bijles, etc). De subsidie dient voor 100%
neer te slaan in de vorm van activiteiten, voorzieningen, diensten en of goederen
die in natura bij kinderen in armoede terechtkomen. Deze activiteiten, diensten en
of goederen moeten een duidelijke bijdrage leveren aan een gelijkwaardige en essentiële
ontwikkeling van het kind. De producten en diensten dienen marktconform (op basis
van meerdere offertes) te zijn ingekocht, waar dus geen hogere prijs voor mag worden
gerekend dan die op de markt gebruikelijk is. Inkoop tegen een lagere prijs is natuurlijk
wel toegestaan. In Caribisch Nederland komen, gelet op de specifieke situatie daar,
ook producten en diensten die marktconform zijn geproduceerd voor subsidie in aanmerking.
Overige kosten die organisaties maken om de in natura verstrekking bij de kinderen
te krijgen, kunnen niet vanuit deze subsidieregeling worden bekostigd. Deze kosten
dienen subsidieaanvragers vanuit hun reguliere budget te betalen of te financieren
uit andere externe bronnen. Zo kunnen arbeidskosten dus niet gefinancierd worden,
alleen de kosten die nodig zijn om het eindproduct te maken zijn subsidiabel. Voor
Caribisch Nederland geldt dat de minister gedurende de uitvoering van deze subsidieregeling
beziet wat het beste werkt voor de lokale, kleinschalige en unieke situatie op de
eilanden van Caribisch Nederland waar het gaat om het aanbieden van producten en diensten
(inkoop en/of productie in eigen beheer).
Artikel 19 Niet subsidiabel
Artikel 19 betreft een afbakening van de reikwijdte van de subsidie.
Artikel 20 Intrekking subsidie
Indien niet wordt voldaan aan de voorwaarden wordt de subsidie op grond van dit artikel
ingetrokken.
Artikel 21 Evaluatie
Deze regeling zal na afloop onder verantwoordelijkheid van de minister worden geëvalueerd.
Artikel 22 Inwerkingtreding en vervaldatum
Deze regeling treedt in werking op de eerste dag na de publicatie ervan in de Staatscourant.
Hiermee wordt afgeweken van de vaste verandermomenten, omdat dit in het belang is
van de aanvragers die het hele subsidieproces daardoor eerder in gang kunnen zetten.
De regeling vervalt na verloop van vijf jaar.
Artikel 23 Citeertitel
Indien naar deze regeling wordt verwezen wordt de volgende naam gebruikt: Subsidieregeling
kansen voor alle kinderen 2017.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
J. Klijnsma