32 043 Toekomst pensioenstelsel

Nr. 590 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR ARMOEDEBELEID, PARTICIPATIE EN PENSIOENEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 30 juni 2022

Op 2 februari jl. heb ik de Commissie Parameters (hierna commissie) benoemd. De commissie, bestaande uit onafhankelijke experts, is gevraagd om met het oog op het nieuwe pensioenstelsel en de transitie daarnaartoe, een oordeel uit te brengen over zowel economische als risico-neutrale economische scenario’s. De commissie is ook gevraagd om te bezien of er, met het oog op het nieuwe pensioenstelsel, aanleiding is om het advies uit 2019 over de minimale en maximale parameters en de UFR-methode aan te passen.

Het benoemingsbesluit van de commissie heb ik eerder dit jaar met uw Kamer gedeeld.1 In de toelichting bij dit besluit is de commissie gevraagd om haar rapport op 3 juni 2022 op te leveren. Op 23 juni jl. heeft de voorzitter van de commissie mij per brief (bijgevoegd) laten weten dat de commissie langer nodig heeft om haar werkzaamheden af te ronden. De commissie acht het haalbaar om in het vierde kwartaal van dit jaar een advies aan mij uit te brengen. Ik heb de commissie verzocht om waar mogelijk vroeg in het vierde kwartaal op te leveren.

Zoals aangegeven in de Kamerbrief van 16 mei jl. is het vaststellen van de wetgeving in het wetsvoorstel Toekomst pensioenen in beginsel niet afhankelijk van de economische scenario’s en parameters die ten grondslag liggen aan de transitieberekeningen.2 Dit zijn externe factoren waar sociale partners en pensioenfondsen rekening mee moeten houden bij hun decentrale besluitvorming. Dit zijn echter niet de enige factoren die van invloed zijn op de daadwerkelijke uitwerking van de transitie. Andere factoren zoals de financiële positie van het fonds op het moment van invaren, fondsspecifieke aspecten (zoals de samenstelling van het deelnemersbestand) en de afspraken op fondsniveau die worden gemaakt omtrent de invaardoelstellingen, zijn van groot belang voor de daadwerkelijke uitwerking van de transitie.

Vanwege deze fondsspecifieke factoren, die in de toekomst kunnen variëren, zijn de uiteindelijke transitie-effecten op het moment van het vaststellen van de wet- en regelgeving inherent onzeker. Het vaststellen van de wet- en regelgeving zou daarom niet van afhankelijk moeten zijn van de economische scenario’s waarmee fondsen moeten rekenen. Het is wel van belang dat er waarborgen zijn in wet- en regelgeving die ervoor zorgen dat sociale partners en pensioenfondsen robuuste besluiten nemen.

In het conceptbesluit Toekomst pensioenen zijn daarom regels voorgesteld die waarborgen dat de sociale partners en pensioenfondsen op voorhand inzicht geven hoe zij omgaan met onzekere economische en financiële omstandigheden tussen de besluitvorming over het invaren en het invaarmoment zelf.3 Tevens bieden de invaarmethoden ruimte om te sturen op bepaalde doelstellingen die sociale partners en fondsbesturen hebben afgesproken.

Uiteraard geldt wel dat er op fondsniveau pas een goede afweging van de transitie kan worden gemaakt als alle relevante wet- en regelgeving, waaronder de parameters en economische scenario’s, zijn vastgesteld.

Ik ben voornemens om wanneer het advies van de commissie aan mij wordt toegestuurd, de bijbehorende lagere regelgeving die daaruit volgt zo snel mogelijk openbaar te maken door middel van een voorhang bij beide Kamers. Hiermee kunnen de sector en decentrale sociale partners zo snel als mogelijk duidelijkheid krijgen over de bijbehorende conceptregelgeving. Het advies zal worden verwerkt in het Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen (de wijzigingen zullen betrekking hebben op paragraaf 8a Parameters van dit besluit).

Voor de volledigheid merk ik op welke toepassingen de door de commissie opgeleverde economische scenariosets kennen in het nieuwe pensioenstelsel:

  • 1. Voor de balans tussen de premie en de pensioendoelstelling. Dit is een nieuwe toepassing die wettelijk wordt vereist voor de solidaire premieregeling. De pensioenuitvoerder berekent de kans dat met de premie de beoogde pensioendoelstelling wordt behaald. Deze berekening wordt bij de opdrachtaanvaarding en periodiek, uiterlijk iedere vijf jaar, gedaan aan de hand van een uniforme scenario-analyse.

  • 2. Voor het vaststellen van de risicohouding en het toetsen van de risicohouding aan het beleggingsbeleid. Het gaat hierbij om het toetsen of het beleggingsbeleid past bij de vastgestelde risicohoudingen in de nieuwe pensioencontracten. Dit is een nieuwe toepassing die vanaf de werking van een nieuw pensioencontract dient te gelden (dus na het invaren).

  • 3. Voor de communicatie van de verwachte pensioenuitkeringen in scenario’s aan deelnemers (dit is ook van toepassing in het huidige pensioenstelsel).

  • 4. Voor de fiscale premiegrens. De premiegrens is tot 2037 vastgezet; alleen bij een verschil van meer dan 5%-punt zal de premiegrens tijdens de compensatieperiode worden aangepast.

Daarnaast ontwikkelt de commissie risico-neutrale scenario’s, deze zijn nieuw en benodigd voor het berekenen van netto-profijteffecten en invaren met de vba-methode. De netto-profijteffecten dienen in kaart gebracht te worden bij gebruik van het transitie-ftk (uiterlijk 1 september 2023) en voor berekeningen van de transitie-effecten (uiterlijk 1 juli 2025). Ook indien gekozen wordt voor invaren met de vba-methode zijn deze risico-neutrale scenario’s benodigd (uiterlijk 1 juli 2025).

Gegeven deze toepassingen hebben de scenariosets dan ook vooral betrekking op de decentrale besluitvorming die uiterlijk op 1 september 2023 (inzake transitie-ftk) en uiterlijk op 1 januari 2025 (inzake transitieplan) en juli 2025 (inzake implementatieplan) afgerond moet zijn. Deze besluitvorming vindt per definitie plaats na het vaststellen van de wet- en regelgeving.

Aanvullende berekeningen

Daarnaast heb ik geconstateerd dat bij uw Kamer een behoefte bestaat voor een aantal gevoeligheidsdoorrekeningen, ondanks de eerder uitgevoerde doorrekeningen door het CPB4 en de Pensioenfederatie5. Bij de aanbieding van het wetsvoorstel Wet toekomst pensioenen zijn reeds een aantal transitie-berekeningen van DNB bijgevoegd en aangeboden aan uw Kamer.6 Tevens is DNB ten behoeve van de nota naar aanleiding van verslag gevraagd om antwoord te geven op een aantal rekenvragen van uw Kamer, de berekeningen zijn daarbij meegestuurd.

Ik ben voornemens om aanvullend op alle berekeningen die reeds zijn uitgevoerd DNB te vragen om een aantal gevoeligheidsanalyses en berekeningen uit te laten voeren waarin de volgende aspecten worden meegenomen. In de berekeningen wordt ingegaan op de pensioenverwachting ten opzichte van het huidige ftk-contract in termen van vervangingsratio en netto profijt voor verschillende generaties. Hierbij wordt gekeken naar de gevolgen voor reeds ingegane pensioenuitkeringen van een 80-jarige, van een net gepensioneerde en de verwachte vervangingsratio voor een 35-jarige. Hierbij zal onder meer in beeld worden gebracht wat de effecten zijn van verschillende inflatieschokken (bijvoorbeeld 2%-punt tot 6%-punt hoger voor bepaalde periode) en van een structureel hogere of lagere rente. Daarnaast zal ik in overleg met DNB bezien of andere schokken meegenomen kunnen worden in de berekeningen, bijvoorbeeld aandelenschokken. Deze berekeningen worden uiterlijk eind augustus naar uw Kamer gestuurd.

De Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen, C.J. Schouten


X Noot
1

Kamerstuk 32 043, nr. 574.

X Noot
2

Kamerstuk 32 043, nr. 586.

X Noot
3

Concept-artikelen 44 en 46 van het concept-besluit Toekomst pensioenen.

X Noot
5

Kamerstuk 32 043, nr. 519.

X Noot
6

Kamerstuk 36 067, nr. 5 (diverse bijlagen).

Naar boven