20 361 Suriname

32 043 Toekomst pensioenstelsel

Nr. 201 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 29 oktober 2021

Met de motie van het lid Van Weyenberg (D66) c.s. van 15 oktober 2020 over de onvolledige AOW-opbouw van Surinaamse Nederlanders is de regering verzocht een adviescommissie van wijzen in te stellen die nagaat of een juridische grondslag kan worden gevonden die ruimte geeft om gericht en uitsluitend de groep toenmalig rijksgenoten die leefde in Suriname in de periode 1957 tot 1975 en nu langere tijd woonachtig is in Nederland, tegemoet te komen voor hun onvolledige AOW-opbouw.1

In de brief van 5 februari 2021 heeft de Minister van SZW u geïnformeerd over de wijze waarop hij invulling zou geven aan deze motie.2 Enerzijds door het instellen van een commissie van wijzen die onderzoekt of een er een juridische grondslag is die ruimte geeft om gericht en alleen deze groep tegemoet te komen. Daarnaast is de Raad van State gevraagd om met een voorlichting te komen waarin wordt ingegaan op de inpasbaarheid van een dergelijke regeling in de wetgeving en daarbij tevens in te gaan op de mogelijke relatie met het Statuut van het Koninkrijk.

Op 1 juli 2021 is het eindrapport van de adviescommissie onder voorzitterschap van Dr. J.J. Sylvester, aan u toegezonden.3 Bijgaand ontvangt u ter informatie de voorlichting van de Raad van State, No.W12.21.0290/III/Vo4.

Het is aangewezen om het vervolgproces over een mogelijke onverplichte tegemoetkomingsregeling voor de onvolledige AOW opbouw van Surinaamse Nederlanders, aan het volgende kabinet over te laten.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, A.D. Wiersma


X Noot
1

Kamerstuk 29 389, nr. 103

X Noot
2

Kamerstukken 20 361 en 32 043, nr. 195

X Noot
3

Kamerstukken 20 361 en 32 043, nr. 197

X Noot
4

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

Naar boven