24 515 Preventie en bestrijding van stille armoede en sociale uitsluiting

Nr. 601 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 18 mei 2021

De vaste Kamercommissie SZW heeft mij verzocht om over de voortgang van een aantal moties te rapporteren. Aan dat verzoek geef ik hierbij gehoor. Tevens maak ik graag van de gelegenheid gebruik om ook de stand van zaken te melden over de andere moties die tijdens het VAO armoede en schulden van 25 februari jongsleden (Handelingen II 2020/21, nr. 59, item 10) zijn ingediend.

Moties commissiebrief

Over de motie van het lid Van Kent c.s. over vastgestelde termijnen voor re-integratietrajecten waar nodig verlengen (Kamerstuk 35 669, nr. 13), heb ik u in mijn brief van 13 april 2021 (Kamerstuk 35 420, nr. 254) geïnformeerd.

De motie van het lid Jasper van Dijk c.s. vraagt om een landelijke vrijstelling van giften voor mensen in de bijstand (Kamerstuk 24 515, nr. 580). Indien gemeenten een standaardvrijstelling voor giften hanteren, creëert dit duidelijkheid voor hun burgers. Een standaardvrijstelling past echter niet geheel binnen de bedoeling van de wet, omdat de wet vraagt om een individuele afweging per gift of deze verantwoord is met het oog op bijstandsverlening.

De motie van het lid Renkema vraagt een hervorming van de Participatiewet (Pw) waarbij vertrouwen de basis is (Kamerstuk 24 515, nr. 588). Beide moties worden betrokken bij de verkenning rondom hardheden in de Participatiewet. Binnenkort krijgt u een brief met de opbrengsten van de rondetafelgesprekken met gemeenten. Deze rondetafelgesprekken vormen de eerste stap in een traject om onevenredige hardheden binnen de uitvoering van de Pw te voorkomen. Hierbij zal ook worden ingegaan op welke wijze het vervolg wordt opgepakt. Ik laat het aan een nieuw kabinet over om besluiten te nemen over wetswijzigingen.

Ook op de motie van het lid Jasper van Dijk over het aanvullen van de jongerenuitkering tot een volwaardige uitkering (Kamerstuk 24 515, nr. 583) laat ik besluitvorming over een wetswijziging aan een nieuw kabinet. Een aanvulling van de jongerennorm tot de volledige norm voor volwassenen zou voor alleenstaande jongeren leiden tot een hoger bedrag aan uitkering dan het Wettelijk Jeugd Minimumloon voor deze leeftijdsgroep. Dat betekent dat de prikkel om werk te zoeken of een opleiding te gaan volgen afneemt. Ook gaat dit voorbij aan de onderhoudsplicht van ouders. Op dit moment is maatwerk door gemeenten reeds mogelijk als ouders niet kunnen bijdragen. De uitkering kan in dat geval via de bijzondere bijstand worden aangevuld.

De gewijzigde motie van het lid Jasper van Dijk over het uitsluiten van daklozen, mantelzorgers en kwetsbare jongeren van de kostendelersnorm (Kamerstuk 24 515, nr. 599) wil ik betrekken bij de verkenning van alternatieven voor de kostendelersnorm die al toegezegd is. De in de motie gevraagde vrijstelling vraagt wetswijziging. Op voorhand lijkt het lastig om de groep mantelzorgers goed af te bakenen. Dat kan risico’s op oneigenlijk gebruik meebrengen. Ik laat het aan het nieuwe kabinet om hierover een besluit te nemen.

Overige moties

Tijdens het VAO armoede en schulden van 25 februari jongstleden is nog een aantal andere moties ingediend. De voortgang is als volgt.

De leden Gijs van Dijk (PvdA) en Bruins (CU) hebben de regering verzocht te borgen dat doorverkochte vorderingen altijd herleidbaar zijn tot de oorspronkelijke vordering en dat schuldhulpverleners kunnen nagaan wat de geschiedenis van deze vordering is (Kamerstuk 24 515, nr. 587).

Met het wetsvoorstel Kwaliteit Incassodienstverlening (Wki) worden kwaliteitseisen gesteld aan de verrichter of aanbieder van buitengerechtelijke incassowerkzaamheden. De herleidbaarheid van de vorderingen is een van de kwaliteitseisen waaraan een incassodienstverlener moet voldoen (art. 13, lid 2). Dit geldt ook voor incassodienstverleners die de vordering door verkoop in eigendom hebben verkregen (de rechthebbende opvolgers). Dat betekent dat als de Wki er straks is de herleidbaarheid is geregeld voor toekomstige verkochte vorderingen. Opkopers moeten zich namelijk bij de koop hiervan vergewissen. Het wetsvoorstel is op 16 februari 2021 door de Minister van Rechtsbescherming aan de Tweede Kamer (Kamerstuk 35 733) toegestuurd. De verdere uitwerking van de kwaliteitseisen vindt in de lagere regelgeving plaats. Met het wetsvoorstel Wki is mede uitvoering gegeven aan deze motie.

Aan de motie van de leden van Brenk (50Plus) en Peters (CDA) waarin de Minister wordt verzocht een ambtelijke afvaardiging in gesprek te laten gaan met de werkgroep bestaanszekerheid van KBO Brabant ten einde zich goed te laten informeren (Kamerstuk 24 515, nr. 589), wordt invulling gegeven. Een gesprek wordt gepland samen met VWS.

De motie van de leden Peters (CDA) en Bruins (CU) waarin de regering wordt verzocht de nadere regels kwijtschelding gemeentelijk en waterschapsbelasting vóór 1 mei 2021 aan te passen en daarin te bepalen dat de vermogensnorm voor kwijtschelding verruimd kan worden tot maximaal de vermogensnorm in de Participatiewet (Kamerstuk 24 515, nr. 590) zal in gezamenlijkheid met het Ministerie van Binnenlandse Zaken, het Ministerie van Infrastructuur en Milieu en het Ministerie van Financiën worden opgepakt. De Kamer zal hierover op korte termijn worden geïnformeerd.

De motie van het lid Kuzu (DENK) waarin de regering wordt verzocht te bezien of de Finse aanpak in Nederland toepasbaar is om dakloosheid terug te dringen en welke middelen hiervoor nodig zijn en de Kamer hierover te informeren (Kamerstuk 24 515, nr. 592) is overgedragen aan VWS. Dit valt onder de brede programma aanpak Dak- en Thuisloosheid «Een (t)huis, Een Toekomst», waarover de Kamer voor het zomerreces nader zal worden geïnformeerd.

De moties van het lid Van Beukering-Huijbregts (D66) en het lid Wörsdörfer (VVD) worden op dit moment in samenhang opgepakt. Daarbij gaat het respectievelijk om de motie waarin de regering wordt verzocht om in 2021 het samenvoegen van het minnelijke traject en de WSNP te verkennen en daarbij in ieder geval de NVVK, de BBW, de Recofa werkgroep en de VNG te betrekken (Kamerstuk 24 515, nr. 594); en de motie waarin de regering wordt verzocht een aantal scenario’s en juridische (on)mogelijkheden op een rij te zetten over hoe te voorkomen dat kleine ondernemers die schuldeisers zijn, zelf in problematische schulden komen door schuldsaneringstrajecten van anderen (Kamerstuk 24 515, nr. 597). De Tweede Kamer heeft verzocht over beide moties in de zomer van 2021 te rapporteren. Beide verzoeken worden op dit moment in een extern uitgezet onderzoek verkend. Het onderzoek zal naar verwachting in september 2021 gereed zijn en naar uw Kamer worden gestuurd.

Aan de motie van het lid Van Beukering-Huijbregts (D66) waarin de regering wordt verzocht de voorgenomen verhoging van de tarieven van gerechtsdeurwaarders uit te stellen en pas per 1 juli 2021 door te voeren (Kamerstuk 24 515, nr. 595), is invulling gegeven. Door de Minister voor Rechtsbescherming is 6 april een brief aan de Tweede Kamer gestuurd waarin de doorvoering per 1 juli conform de motie is aangekondigd. (Kamerstukken 29 279 en 24 515, nr. 645)

Opvolging van de motie van het lid Wörsdörfer (VVD) waarin de regering wordt verzocht met werkgevers bestaande mogelijkheden en belemmeringen om werknemers met schulden een helpende hand te bieden, in kaart te brengen en waar mogelijk, in overleg met de werkgevers, met voorstellen te komen om bestaande belemmeringen op te heffen (Kamerstuk 24 515, nr. 596), is al eerder toegezegd. In 2017 is het project «Financieel fitte werknemers» gestart door Wijzer in Geldzaken samen met het Nibud, het Ministerie van SZW, Divosa en de NVVK. Werkgevers worden geïnformeerd over hoe zij medewerkers met geldzorgen en grote gebeurtenissen kunnen helpen. Dit gebeurt via de website www.financieelfittewerknemers.nl, presentaties voor groepen werkgevers in diverse gemeenten en contacten met individuele werkgevers en branches. Op de website staan ook materialen voor werkgevers, zoals de gesprekshandreiking die het Nibud dit voorjaar heeft gemaakt met subsidie van SZW, en een groot aantal praktijkvoorbeelden van werkgevers. Daarnaast heeft MKB-Nederland na gesprekken met SZW een subsidieverzoek ingediend, om dit onderwerp onder de aandacht te kunnen brengen van meer werkgevers.

Over de motie van de leden Wörsdörfer (VVD) en Kuzu (DENK), waarin de regering wordt verzocht om in overleg met in elk geval de ACM, AFM en het bedrijfsleven te inventariseren hoe telemarketing op basis van algoritmes zich verhoudt tot het bestaande kader voor consumentenbescherming en welke risico’s ten aanzien van het ontstaan van problematische schulden nog onvoldoende geadresseerd worden, en de Kamer daarover voor de zomer te informeren (Kamerstuk 24 515, nr. 598), worden gesprekken gevoerd met Financiën en EZK. Inzet is de motie voor de zomer af te doen en de Kamer hierover te informeren.

Tenslotte had de voormalig Staatssecretaris bij de Kamerbehandeling van de wijziging van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening (Kamerstuk 35 316, Handelingen II 2019/20, nr. 60, item 9) toegezegd de Kamer te informeren over experimenten waarin uitbreiding van het aantal signalen voor vroegsignalering van schulden wordt onderzocht. Naar aanleiding daarvan kan ik u melden dat de gemeenten Amsterdam, Dordrecht, Purmerend en Rotterdam een experiment voorbereiden over vroegsignalering op basis van betalingsachterstanden op gemeentebelastingen. Onder leiding van de NVVK bereiden de gemeenten Amsterdam, Arnhem, Breda, Hollands Kroon, Nijmegen en Tilburg samen met Aegon en de Rabobank een experiment voor over vroegsignalering van schulden op basis van hypotheekachterstanden. Daarbij zal een toets van de Autoriteit Persoonsgegevens plaatsvinden.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, W. Koolmees

Naar boven