32 824 Integratiebeleid

Nr. 52 BRIEF VAN DE MINISTERS VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE EN VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 3 april 2014

Eind 2013 liep, na een periode van twee jaar, het samenwerkingsprogramma «Aanpak uitbuiting (Roma) kinderen» af. Wij hebben u bij eerdere gelegenheden gekend in de start van dit programma en de toezegging gedaan om uw Kamer na afronding op de hoogte te stellen van de resultaten1. Met deze brief voldoen wij aan deze toezegging.

Op 12 december 2013 hebben wij gezamenlijk besloten om de samenwerking in programmaverband voor drie jaar voort te zetten. De hoofdlijnen van het vervolgprogramma treft u eveneens in deze brief aan.

Terugblik op het programma Aanpak uitbuiting (Roma) kinderen 2011–2013

Aanleiding en problematiek

Eind jaren zeventig is het verblijf van een aantal illegaal in Nederland verblijvende families met een Roma-achtergrond op basis van humanitaire redenen gelegaliseerd. In totaal ging het naar schatting om 550 personen. Deze groep wordt veelal aangeduid als de «Generaal Pardongroep» uit de jaren zeventig.

Op verzoek van het Rijk hebben elf gemeenten deze families opgenomen. Die oorspronkelijke groep (hierna: Generaal Pardongroep) is anno 2011 uitgegroeid tot naar schatting een kleine drieduizend personen, die verspreid wonen over tientallen gemeenten.

Deze gemeenten werden en worden geconfronteerd met een veelvoud aan hardnekkige problemen. Deze problemen verschillen per gemeente en per familie, maar kenmerken zich door hun complexiteit. Het gaat onder meer om een extreem hoge mate van schoolverzuim, overlast in de woonomgeving en in het publieke domein, zeer geringe arbeidsparticipatie en grote uitkeringsafhankelijkheid, en een oververtegenwoordiging in criminaliteit.

Binnen een groot aantal van de multi-probleem families is sprake van groepsdruk en slachtofferschap, vooral waar het uitbuiting van kinderen en jonge vrouwen betreft die door leden van de eigen familie worden ingezet voor het plegen van criminaliteit (winkeldiefstal, inbraken en zakkenrollerij). Ook het op jonge leeftijd uithuwelijken van meisjes baart zorgen. Een deel van hen is – tegen betaling van een bruidsschat – uitgehuwelijkt en trouwt kort daarna in Nederland of daarbuiten. Deze jong getrouwde meisjes raken in veel gevallen betrokken bij criminele activiteiten om de voor hen betaalde bruidsschat terug te kunnen betalen. Op deze manier zijn zij tegelijk dader en slachtoffer. Door hun huwelijk en vertrek uit Nederland verdwijnen deze meisjes gemakkelijk uit beeld van de politie, dan wel jeugdzorg. Hun ouders werken niet altijd mee aan hun opsporing.

Er is in het algemeen geen intrinsieke motivatie om onderwijs te volgen. Als gevolg van het hoge schoolverzuim door kinderen uit multi-probleemgezinnen met een Roma achtergrond vindt deze groep later ook moeilijker een baan. Een deel van hen belandt daardoor al te gemakkelijk in het grijze of zwarte circuit of in de criminaliteit.

Deze multi-problematiek doet zich in hoge mate voor bij een deel van de Generaal Pardongroep, maar er zijn ook families bekend die zich al vóór het generaal pardon in Nederland hebben gevestigd en waarbij deze multi-problematiek eveneens speelt. Daarnaast zijn er mensen met een Roma-achtergrond afkomstig uit Midden- en Oost-Europa die zich meer recent in Nederland hebben gevestigd en waarbij zich gelijkluidende problemen voordoen.

De complexiteit van de problematiek heeft tot gevolg dat gemeenten, verenigd in het VNG Platform Roma gemeenten, er niet in geslaagd zijn op lokaal niveau tot een effectieve aanpak te komen en het Rijk om ondersteuning bij de aanpak van de problematiek hebben gevraagd. Hierbij is in het bijzonder de aandacht gevestigd op de zorgen rondom het toekomstperspectief van kinderen die in deze families opgroeien.

Landelijk programma

Naar aanleiding van dit verzoek is halverwege 2011 besloten tot de start van een landelijk programma «Aanpak uitbuiting Roma kinderen» onder regie van de minister van VenJ, in nauwe samenwerking met de minister van SZW. Vanuit het VNG Platform Roma gemeenten hebben vier gemeenten in het programma geparticipeerd als «proeftuingemeente», te weten Nieuwegein, Ede, Lelystad en Veldhoven. Ook de politie, het Openbaar Ministerie, de Raad voor de Kinderbescherming en Jeugdzorg Nederland, en de departementen van Buitenlandse Zaken, Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, en Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zijn betrokken. De wens kinderen, ongeacht hun herkomst, te beschermen, en de plicht kinderen te behoeden voor exploitatie is voor alle aan dit programma verbonden partijen een belangrijke drijfveer voor deelname geweest.

In het programma is samengewerkt om de beschikbare beleidsinstrumenten effectiever in te zetten voor de aanpak van de beschreven problemen. Ook is gewerkt aan het verzamelen van meer kennis over Roma cultuur en achtergrond bij de betrokken partners.

Het onderwerp «criminaliteit onder Roma» is complex en precair. Stigmatisering ligt op de loer en dient te allen tijde te worden vermeden. De aandacht vanuit de media brengt met zich mee dat de beeldvorming ten aanzien van Roma in brede zin keer op keer negatief wordt beïnvloed. Vooral het beeld dat iedere Roma crimineel zou zijn, is voor velen een doorn in het oog. Wij hechten er dan ook grote waarde aan om enerzijds de ernst van de problematiek te duiden en anderzijds voortdurend te waken voor stigmatisering.

Programma sporen

Om kinderuitbuiting tegen te gaan en toekomstperspectief te creëren, is het programma de afgelopen twee jaar uitgevoerd langs drie hoofdsporen:

  • I. Kennis vergroten en borgen

  • II. Werken in proeftuinen

  • III. Aanpakken in Europa

In deze paragraaf worden de behaalde resultaten per spoor weergegeven.

I. Kennis vergroten en borgen

Publicatie Politieacademie

Gezinnen met een Roma achtergrond isoleren zich als groep vaak van de samenleving. Door deze geslotenheid is het voor professionals moeilijk om goed inzicht te krijgen in de problematiek. De Politieacademie heeft daarom in opdracht van het ministerie van VenJ een rapport geschreven dat beoogt professionals van kennis te voorzien waarmee zij de problematiek in een juiste context kunnen plaatsen. Duidelijk wordt gemaakt hoe wetenschap, beleid en praktijk elkaar kunnen versterken. Er wordt aangegeven hoe je mensen kunt wijzen op hun rechten en plichten en hoe je de samenwerking als professionals kunt stroomlijnen. Er is een interventiemodel als hulpmiddel ontwikkeld. Het rapport is binnen het RIEC gebruikt om een analyse te kunnen maken van een familiestructuur. Ook de proeftuingemeenten, bureau Jeugdzorg en de veiligheidshuizen halen informatie uit het onderzoek. En ook buiten onze landgrenzen is er belangstelling. De Belgische Federale politie gebruikt de publicatie. In juli 2013 heeft u de publicatie samen met de kabinetsreactie van de ministers van VenJ en SZW ontvangen.2

Barrièremodel

De publicatie van de Politieacademie heeft een kennisfundament gelegd. Vervolgens is deze kennis naar de praktijk vertaald. In de proeftuinen is een aantal aanpakken ontwikkeld (zie ook onder II) en zijn concrete interventies uitgeprobeerd. Waar deze succesvol blijken te zijn, is het belangrijk dat deze informatie beschikbaar komt voor andere partners. Hiervoor is het barrièremodel ontwikkeld. Dit model maakt inzichtelijk welke signalen kunnen wijzen op gevallen van uitbuiting van (Roma)kinderen. Vervolgens wordt per signaal aangegeven welke interventies door welke organisatie kunnen worden ingezet.

De opzet van het barrièremodel is klaar en wordt nu gevuld op basis van de ervaringen die zijn opgedaan in de proeftuingemeenten. Naar verwachting komt het instrument in juli 2014 beschikbaar. Het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid (CCV) ontwikkelt en beheert het instrument in opdracht van VenJ.

II. Werken in proeftuinen

De verantwoordelijkheid voor de aanpak van multi-probleemgezinnen is lokaal belegd. Dat geldt ook voor gezinnen met een Roma achtergrond3. Vanwege de complexe problematiek bij veel van deze gezinnen, is met de gemeenten Nieuwegein, Lelystad, Ede en Veldhoven afgesproken dat zij als proeftuin fungeren voor het ontwikkelen van vernieuwend beleid en instrumentarium. Deze gemeenten hebben een aantal families geselecteerd waar zij vanaf september 2012 mee aan de slag zijn gegaan. Een aantal ervaringen en aanpakken wordt hieronder toegelicht.

Verscherpte aandacht voor uitbuiting door gedwongen criminaliteit

Gedurende de proeftuinperiode is in één van de proeftuingemeenten een aantal winkeldiefstallen nader onderzocht op uitbuiting. In alle gevallen was er sprake van winkeldiefstal waarbij de diefstal door een minderjarig kind werd gepleegd. Eén casus heeft uiteindelijk geleid tot een veroordeling van de meerderjarige persoon die hierbij aanwezig was4. Een op het eerste oog simpele winkeldiefstal bleek een vorm van uitbuiting en in dit geval zelfs een vorm van mensenhandel te zijn. Omdat deze zaak zich voordeed in een proeftuingemeente heeft de politie door gerechercheerd. De kans is groot dat een soortgelijke casus in een niet proeftuingemeente zou zijn afgedaan als winkeldiefstal door een minderjarige.

Inmiddels hebben politie en het OM meerdere zaken in onderzoek waarbij sprake is van potentieel slachtofferschap van uitbuiting door het gedwongen plegen van criminaliteit door minderjarigen. Deze zaken beperken zich overigens niet tot kinderen uit gezinnen met een Roma-achtergrond of de proeftuingemeenten.

Protocol dreigende uithuwelijking / in huwelijk treding

De proeftuingemeenten hebben te maken met verschillende gevallen van uithuwelijking van jonge meisjes. Insteek van de hulpverlening is (onvrijwillige) uithuwelijking en daarmee meestal schooluitval en zwangerschap te voorkomen. In één van de proeftuingemeenten is mede op basis van drie casus een protocol ontwikkeld. In het protocol hebben organisaties afspraken met elkaar gemaakt om signalen van uithuwelijking zo snel mogelijk op te pakken. Ook biedt het protocol een handelingsperspectief voor gevallen waar het huwelijk al heeft plaatsgevonden.

Protocol «uitschrijving leerplichtige kinderen»

Het schoolverzuim onder Roma is hoog5. De proeftuingemeenten constateerden dat steeds meer ouders uit multi-probleemgezinnen met een Roma achtergrond hun leerplichtige kinderen uitschreven uit de Gemeentelijke Basisadministratie (GBA). Als reden voor uitschrijving gaven zij «emigratie naar het buitenland» op, terwijl het vermoeden bestond dat de kinderen nog in Nederland verbleven. Op deze wijze probeerden ouders mogelijk de leerplicht te ontduiken of aan een (dreigende) jeugdzorgmaatregel te ontkomen. Samen met de Raad voor de Kinderbescherming en Bureau Jeugdzorg heeft één van de proeftuingemeenten een ketenaanpak ontwikkeld bij uitschrijving van leerplichtige kinderen en deze vastgelegd in een protocol. Dit protocol wordt sinds 1 januari 2013 in de proeftuingemeenten gebruikt.

Parallel daaraan besteedt de gemeente veel aandacht aan de verbetering van de kwaliteit van de processen-verbaal van de leerplichtambtenaar en de toepassing van alternatieve sancties bij verzuim (zoals het opleggen van de «last onder dwangsom» en het «korten op de kinderbijslag door de Sociale VerzekeringsBank»). De kwaliteit van de processen-verbaal van leerplichtambtenaren is verbeterd door het gebruik van model-formats van het OM. Bij rechtszaken wordt een zogenaamd «sfeerverslag» toegevoegd om de rechter meer inzicht te geven in de context.

In de proeftuinen is zicht verkregen op de inschrijving van leerplichtige kinderen op een basisschool of middelbare school. Kinderen die niet staan ingeschreven worden actief benaderd door Leerplicht. In het kader van de taalontwikkeling wordt deelname aan Vroeg- en Voorschoolse Educatie (VVE) gestimuleerd.

Het voorkomen van schoolverzuim vergt langdurige, blijvende aandacht om terugval te voorkomen. De proeftuingemeenten ervaren dat het beschikbare instrumentarium om schoolgang af te dwingen nog steeds tekort schiet, waardoor schooluitval binnen deze groep nog altijd groot is. Wij gaan hierover met de minister van OCW in gesprek.

Bestuurlijk dossier en circulaire

Alle vier de proeftuinen signaleerden hiaten in de wet Gemeentelijke Basisadministratie (GBA)6. Zij vermoedden dat bij het in- en uitschrijven in de GBA en het uitgeven van identiteitspapieren te weinig controle en toezichtmiddelen bestonden om misbruik te voorkomen. Eén van de proeftuingemeenten heeft daarom in samenwerking met het RIEC een «bestuurlijk dossier» opgesteld, waarmee knelpunten en kwetsbaarheden in de (uitvoering van de wet) GBA en de burgerlijke stand zijn benoemd, zodat medewerkers van de burgerlijke stand een overzicht hebben van signalen die kunnen wijzen op uitbuiting van kinderen. Hiermee wordt geprobeerd het ongewild faciliteren hiervan door de lokale overheid tegen te gaan. In de proeftuinen is gebleken dat de ambtenaren die belast zijn met de uitvoering van de GBA en de ambtenaren van de burgerlijke stand zo over voldoende bevoegdheden beschikken om misbruik te signaleren. Toch gaat het niet altijd goed. Daarom brachten de ministeries van BZK en VenJ in december 2013 een circulaire uit om dit proces te verbeteren7.

Maatschappelijke Kosten en Baten Analyse

Om kennisverbetering onder hulpverleners en gemeenten te bewerkstelligen zijn wij ook aangesloten bij het project Integrale Aanpak van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Dit project heeft als doel kennis en ervaring te delen over de integrale aanpak van multi-probleemgezinnen. Een beproefd instrument binnen dit project is de Maatschappelijke Kosten en Baten Analyse (MKBA) (door 40 gemeenten uitgevoerd). Momenteel wordt in één van de proeftuingemeenten de MKBA uitgevoerd in het kader van het programma «Aanpak uitbuiting (Roma) kinderen». Er wordt gekeken of de instrumenten die zijn ingezet meerwaarde hebben voor de toekomst.

III. Aanpakken in Europa

Binnen zowel de Raad van Europa als de Europese Unie is er veel aandacht voor Roma als grootste minderheid van Europa. Van oudsher ligt de focus binnen beide organisaties vooral op aanpak van discriminatie en toegang tot voorzieningen. Doel van het spoor «Europa» in het kader van het programma is om ook aandacht te vragen voor de thema’s kinderuitbuiting en criminaliteit.

Sociale inclusie

In de brief van 21 december 2011 bent u door de toenmalig minister voor Immigratie, Integratie en Asiel geïnformeerd over de Nederlandse reactie op het verzoek van de Europese Commissie om een nationale Romastrategie op te stellen8. De Nederlandse regering zet in op sociale inclusie van Roma op vijf terreinen namelijk onderwijs, arbeidsmarkt, huisvesting, gezondheidszorg en veiligheid en kent géén doelgroepenbeleid gericht op Roma en dus ook geen nationale Romastrategie.

Werkgroep universele rechten van het kind

Op Nederlands initiatief is een werkgroep geïnstalleerd die aandacht vraagt voor de naleving van universele rechten van het kind door ouders uit multi-probleemfamilies met een Roma-achtergrond. De werkgroep bestaat uit zeven EU-lidstaten (Tsjechië, Kroatië, België, Roemenië, Polen, Bulgarije en Nederland).

Monitor Inclusie Roma

De Europese Commissie heeft lidstaten gevraagd om, in het kader van monitoren van de voortgang op de Romastrategieën c.q. sociale inclusie Roma, een nulmeting uit te voeren. De minister van SZW heeft deze monitor laten uitvoeren. Via deze monitor is onderzocht in hoeverre Roma in Nederland integreren op de terreinen onderwijs, arbeidsmarkt, huisvesting, en veiligheid. Onlangs heeft het kabinet deze nulmeting met een kabinetsstandpunt naar uw Kamer gestuurd.9

Raadsaanbeveling

De Europese Commissie heeft een concept raadsaanbeveling en een mededeling over maatregelen voor de bevordering van integratie van Roma gepubliceerd. Naar aanleiding hiervan is een BNC fiche opgesteld dat begin september 2013 naar uw Kamer is gestuurd.10 De raadsaanbeveling is op 9 december 2013 vastgesteld in de Raad Werkgelegenheid, Sociaal beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken.11

Verder kan worden gemeld dat aandacht is gevraagd voor de problematiek onder Roma in de Raadsconclusies over de EU mensenhandel strategie (onder noemer «kwetsbare groepen»).

Raad van Europa

Er is onder Nederlands gastheerschap (Platform Roma gemeenten) in maart 2012 een tweedaagse bijeenkomst georganiseerd over schooluitval bij jonge kinderen. Hierbij is de link gelegd tussen schoolverzuim en uithuwelijking en uitbuiting. Dit heeft bijgedragen tot de agendering van kinderuitbuiting en uithuwelijking in de Commissie van de Raad van Europa betreffende Roma aangelegenheden (CAHROM). Er worden nu concrete maatregelen ter voorkoming en bestrijding van schooluitval uitgewerkt ter advisering aan nationale en lokale besturen van de lidstaten.

Aan alle lidstaten is gevraagd om wetgeving en jurisprudentie te inventariseren over mensenhandel, mede in relatie tot het slachtofferschap van kinderen. Dit is gevraagd mede ter voorbereiding op een kleinschalige expertmeeting, te organiseren door de Roma-unit samen met de unit mensenhandel van de Raad van Europa.

Vooruitblik vervolgprogramma 2014–2016

In de periode 2011–2013 is door alle betrokken partijen intensief gewerkt aan het voorkomen en bestrijden van uitbuiting van kinderen in multi-probleemgezinnen met een Roma achtergrond. Enerzijds is er, zoals hiervoor geschetst, veel ervaring met en kennis over de aanpak van deze problematiek opgedaan. Anderzijds heeft juist die kennis en ervaring zichtbaar gemaakt dat er nog vervolgstappen nodig zijn om de problematiek, ook voor de langere termijn, aan te pakken:

  • 1. Handelingsverlegenheid komt nog altijd voor. Gemeenten en hulpverleners voelen zich nog niet altijd voldoende gesterkt om over te gaan tot daadwerkelijke aanpak van de multi-problematiek in de gezinnen. Bij gemeentelijke partners die Roma problematiek ervaren, zal de aanpak daarvan meer vanzelfsprekend onderdeel moeten gaan uitmaken van regulier beleid. Wat daar aan randvoorwaarden voor nodig is, moet geregeld zijn.

  • 2. De ingezette aanpak begint haar vruchten af te werpen in de proeftuingemeenten, maar moet nog verder ontwikkeld en daarnaast ook breder verspreid en geborgd worden.

  • 3. Politie heeft haar focus de afgelopen programmaperiode vooral gericht op kennisversterking en opleiding binnen de eigen organisatie. De prioriteit moet nu komen te liggen bij het aanscherpen en toepassen van de kennis in de praktijk.

  • 4. Er bestaat lokaal nog geen volledig beeld van de aard en omvang van de problematiek. Meer focus op familiestructuren en onderlinge verbanden is nodig.

  • 5. Op Europees niveau is de problematiek geagendeerd. Nu moet de stap worden gezet naar betere samenwerking bij de aanpak.

Om bovenstaande punten te kunnen oppakken hebben de ministers van VenJ en SZW besloten om het programma nog drie jaar te laten doorlopen. Zij stellen daartoe gezamenlijk € 500.000,– per jaar beschikbaar voor drie jaar (2014 t/m 2016). Aan het einde van deze periode moeten gemeenten zelfstandig in staat zijn om met het beschikbare instrumentarium en in samenwerking met betrokken partners multi-problematiek in Roma gezinnen effectief aan te pakken.

Perspectief bieden en handhaven

Voor het vervolgprogramma blijft het uitgangspunt dat enerzijds perspectief moet worden geboden en anderzijds regels moeten worden gehandhaafd. Het bieden van perspectief moet leiden tot een volwaardige deelname aan de Nederlandse samenleving. In de praktijk gaat het er om kinderen de kans te geven om zich te ontwikkelen en een opleiding te volgen en af te ronden, waardoor ze een goede startpositie op de arbeidsmarkt hebben.

Er zal worden doorgebouwd op de ervaringen die in de eerste programmaperiode zijn opgedaan. Net als in de eerste programmaperiode, zal de nadruk met name op de aanpak op lokaal niveau liggen. Hier worden de ervaringen opgedaan, en hier moet de aanpak uiteindelijk geborgd worden en uitvoering krijgen.

Activiteitenplan vervolgprogramma

Gezien het grote aantal partijen dat betrokken is bij de aanpak van de Roma problematiek, is enige tijd nodig om met alle partijen overeenstemming te bereiken over de concrete invulling van het vervolgprogramma. De komende periode zullen hier afspraken over worden gemaakt, uitmondend in een activiteitenplan op basis van onderstaande bouwstenen.

Bouwstenen van het vervolgprogramma zijn:

  • 1. Tegengaan handelingsverlegenheid bij professionals op lokaal niveau door doorontwikkeling instrumentarium, bredere verspreiding en borging instrumenten en «best practices».

    In het AO Integratie van 12 maart 2014 is aandacht gevraagd voor het tegengaan van handelingsverlegenheid bij professionals in het Romadossier. Om professionals te ondersteunen bij het tegengaan van deze handelingsverlegenheid zal een aantal instrumenten die in het vorige programma zijn ontwikkeld worden ingezet, zoals het barrièremodel en protocollen. Deze instrumenten zullen worden vervolmaakt in samenwerking met gemeenten en andere partners en ze zullen gereed worden gemaakt voor landelijke verspreiding. Daarnaast is gesignaleerd dat bepaalde maatregelen en instrumenten nog ontwikkeld moeten worden, zoals aanvullende instrumenten om schoolverzuim tegen te gaan. Ook deze zullen samen met gemeenten en andere partners in de komende programmaperiode gerealiseerd worden. In het vervolg programma komt een overzicht waarin wordt aangegeven welke instrumenten door wie wanneer (door)ontwikkeld zullen worden.

  • 2. Bredere verspreiding en borging instrumenten en best practices ten behoeve van professionals

    Naast het (door)ontwikkelen van instrumenten, is het ook van belang dat alle gemeenten die te maken hebben met Roma problematiek, bekend zijn met deze instrumenten en met de kennis die in onderzoeken is opgedaan. Dit zal de komende periode gebeuren via bijeenkomsten, het online beschikbaar stellen van materiaal en het gericht benaderen van gemeenten. Deze activiteiten – te onderscheiden in de categorieën perspectief bieden, opsporing en handhaving – worden in het vervolgprogramma geconcretiseerd. Wat het terrein van perspectief bieden betreft, zal de VNG ondersteuning bieden bij de borging van ervaringen en aanpakken. Waar het handhaving betreft, zijn hierover afspraken gemaakt met het CCV.

  • 3. Rol politie organisatie.

    Op het gebied van handhaving vormt ook de ondersteuning van politie professionals een belangrijk onderdeel. Met het driejarig project Kennisversterking Roma (2011–2013) en het verschijnen van de publicatie «Aanpak multi-problematiek bij gezinnen met een Roma-achtergrond», is een kennisfundament voor professionals gelegd waarop kan en moet worden voortgebouwd. De opgedane kennis bij de politie ten aanzien van (Roma)-probleemgezinnen dient breed beschikbaar te komen binnen de politie, zodat deze de komende periode in de praktijk waar nodig, effectief zal worden toegepast. Praktijkervaringen die hiermee worden opgedaan moeten op hun beurt leiden tot aanscherping van de kennis en effectiever optreden. Er zal daarbij aangesloten worden bij de strategische uitgangspunten van de Nationale politie (betere lokale verankering, meer legitimiteit, slagvaardiger optreden). Er zullen nadrukkelijk verbindingen worden gelegd met themagerichte programma’s.

  • 4. Ondersteuning van gemeenten en projecten vanuit het programma

    Het zwaartepunt van het beleid ligt op lokaal niveau. Daarom zullen wij vanuit het Rijk bestaande en nieuwe initiatieven die passen binnen de programmadoelstelling en de bovengenoemde bouwstenen, faciliteren. Wij zullen daartoe, onder voorwaarden en binnen het daarvoor beschikbare budget, financiële middelen beschikbaar stellen aan concrete projecten.

    Wanneer een gemeente een projectvoorstel indient, is het noodzakelijk dat er aan een aantal randvoorwaarden voldaan is. Gemeenten zullen in hun aanpak een aantal zaken helder en duidelijk moeten bepalen om de slagingskans van de aanpak te vergroten. In de eerste plaats is bestuurlijk commitment een noodzakelijke voorwaarde. Dit geldt niet alleen voor de burgemeester maar ook voor het college van burgemeester en wethouders, de gemeenteraad en het lokale gezag driehoek (gemeente, politie, OM). Ten tweede moet de ambtelijke organisatie beschikken over voldoende capaciteit, doorzettingsmacht en creativiteit bij het oplossen van knelpunten. Wanneer er sprake is van bestuurlijk en ambtelijk commitment dan zal dit in combinatie met duidelijke afspraken met en tussen de samenwerkingspartners bijdragen aan een daadkrachtige aanpak.

  • 5. Nader onderzoek naar omvang van de problematiek op lokaal niveau

    Een deel van de problematiek is in de afgelopen programmaperiode blootgelegd, bijvoorbeeld door middel van de bovengenoemde onderzoeken Monitor Inclusie Roma en Aanpak multi-problematiek bij gezinnen met een Roma-achtergrond: een Kennisfundament voor professionals, maar het beeld is behalve bij een beperkt aantal gemeenten op lokaal niveau nog niet volledig. Nadere analyse is daarom noodzakelijk. Van de gemeenten die actief zullen participeren in het programma zal worden gevraagd dat zij binnen hun gemeenten een gedegen probleemanalyse maken.

  • 6. Betrokkenheid Roma gemeenschap

    In het AO over Integratie van 12 maart 2014 is er aandacht gevraagd voor de dialoog met Roma. Aangezien het zwaartepunt van de uitvoering van het beleid op lokaal niveau ligt, is al vanaf 200912 het uitgangspunt dat Roma betrokken worden bij de uitvoering van het beleid op lokaal niveau. Op rijksniveau vindt ook dialoog met Roma plaats over beleid en het in te zetten instrumentarium. Zowel in het verleden als nu vinden er op rijksniveau ook gesprekken plaats met Roma. Dit zal in het vervolgprogramma meer aandacht krijgen. Het adagium is «Niet over de Roma zonder de Roma». Naast de dialoog op verschillende overheidsniveaus (lokaal en nationaal) is met verwijzing naar het eerder genoemde kabinetsstandpunt over de nulmeting Roma monitor van belang dat de Roma hun eigen verantwoordelijkheid nemen en in eigen kring het normen- en waardendebat oppakken.

  • 7. Voortzetting Europese aandacht

    In de afgelopen programmaperiode is een begin gemaakt met het verkrijgen van erkenning voor de problematiek. Uiteraard worden de hierboven beschreven activiteiten gecontinueerd. Het komt er nu op aan wat is opgebouwd voort te zetten. In het verlengde van voortzetting van het programma is verbreding van bestuurlijke aandacht voor de problemen die gepaard gaan met uitbuiting nodig in geheel Europa. Wij zullen ook op Europees niveau een vorm van tweesporenbeleid stimuleren: kansen bieden waar mogelijk, maar handhaven waar dat moet. Inmiddels is binnen de Nederlandse context door de integrale aanpak van multi-probleem gezinnen met een Roma achtergrond en dankzij het kennisfundament, expertise opgebouwd die binnen Europa een rol kan spelen.

    Het is noodzakelijk om de stap te zetten van erkenning van het bestaan van de problematiek op Europees niveau naar concrete samenwerking in de aanpak hiervan. Het gaat hierbij in ieder geval om uitwisseling van best practices en het delen en verspreiden van opgedane kennis en expertise naar andere landen, met name de landen in Midden- en Oost-Europa met een grote Roma minderheid.

    Daarnaast is het nodig om beter zicht te krijgen op de grensoverschrijdende aspecten van de problematiek, met name op het gebied van criminaliteit. Op basis van deze kennis kan dan een effectieve aanpak op Europees of bilateraal niveau ontwikkeld worden.

  • 8. Monitoren en evalueren van de resultaten

    Nu er twee jaar in programmaverband is samengewerkt, is er via de MKBA die in één van de proeftuingemeenten is uitgevoerd een model ontwikkeld om te bepalen óf en welke interventies succesvol zijn en of de baten opwegen tegen de kosten (financiële middelen en capaciteit). Het model komt in het voorjaar van 2014 beschikbaar en zal ook ingezet worden in andere gemeenten om te kunnen bepalen of de aanpak werkt.

    Aan het einde van de volledige programmaperiode (eind 2016) zal een evaluatie worden uitgevoerd van het volledige programma om inzicht te krijgen in de behaalde resultaten, de werkzaamheid van instrumenten en de mate waarin deze lokaal geborgd zijn.

De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher


X Noot
1

Kamerstuk 29 911, nr. 85

Kamerstuk 32 824, nr. 30

Brief van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Kabinetsreactie Monitor Inclusie Roma, 2 december 2013, Kamerstuk 32 824, nr. 46

X Noot
2

Kamerstuk 32 824, nr. 30

X Noot
3

Kamerstuk 31 700 XVIII, nr. 90

X Noot
5

Brief van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Kabinetsreactie Monitor Inclusie Roma, 2 december 2013, Kamerstuk 32 824, nr. 46.

X Noot
6

Sinds 1-1-2014 de wet basisregistratie personen (BRP).

X Noot
7

Circulaire Handelswijze bij vermoedens van huwelijksdwang en achterlating, onttrekking van kinderen aan overheidstoezicht en aangifte van geboorte en medische verklaring (d.d. 18 december 2013, datum inwerkingtreding 6 januari 2014)

X Noot
8

Kamerstuk 21 501-20, nr. 599

X Noot
9

Brief van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Kabinetsreactie Monitor Inclusie Roma, 2 december 2013, Kamerstuk 32 824, nr. 46

X Noot
10

Kamerstuk 22 112, nr. 1675

X Noot
11

Raad van de Europese Unie, 16790/13

X Noot
12

Kamerstuk 31 700 XVIII, nr. 90, pag. 2 en 3

Naar boven