35 228 Parlementaire ondervraging ongewenste beïnvloeding uit onvrije landen

Nr. 28 MOTIE VAN HET LID VAN TOORENBURG

Voorgesteld 14 januari 2021

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de parlementaire ondervragingscommissie POCOB met grote urgentie spreekt over de zorgwekkende invloed van salafistische aanjagers via het informeel onderwijs;

overwegende dat ook de AIVD in zijn jaarverslagen constateert dat radicaal-islamitische aanjagers zich sterk weten te positioneren binnen het aanbod van onderwijs voor jonge moslims;

constaterende dat de POCOB en de AIVD erop wijzen dat her en der in het informele islamitische onderwijs onverdraagzame en antidemocratische denkbeelden aan kinderen worden overgedragen, waardoor zij van de Nederlandse samenleving vervreemden en mogelijk zelfs belemmerd worden in hun deelname aan de maatschappij;

overwegende dat de Wereldgezondheidsorganisatie in 1999 «kindermishandeling» opnieuw, ruimer, heeft gedefinieerd;

overwegende dat het kinderen vervreemden van de samenleving waarin zij opgroeien en het hen belemmeren in hun deelname aan de maatschappij onder de definitie van «kindermishandeling» van de WHO 1999 valt;

overwegende dat de overheid een verdragsrechtelijke taak heeft alles in het werk te stellen kindermishandeling tegen te gaan;

verzoekt de regering, te onderzoeken hoe signalen van deze vorm van kindermishandeling in het informele onderwijs kunnen worden opgepakt, en hoe vervolgens effectief kan worden ingegrepen,

en gaat over tot de orde van de dag.

Van Toorenburg

Naar boven