35 420 Noodpakket banen en economie

Nr. 466 BRIEF VAN DE MINISTERS VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT EN FINANCIËN EN DE STAATSSECRETARISSEN VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID EN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 21 december 2021

Vanwege de onzekerheid rondom de nieuwe variant van het coronavirus heeft het kabinet op 18 december jl. een stevigere lockdown aangekondigd. Deze lockdown loopt van 19 december 2021 tot en met 14 januari 2022. Het kabinet is zich ervan bewust dat deze plotselinge verdere aanscherping van de maatregelen een grote teleurstelling is voor de hele samenleving. We begrijpen ook dat deze maatregelen veel vragen van werkenden en ondernemers die keer op keer worden geconfronteerd met beperkingen.

Het steunpakket in het vierde kwartaal van 2021 is ruim ingestoken – ruimer dan bij de lockdown vorig jaar winter – en ademt mee met mogelijke omzetverliezen ten gevolge van de huidige lockdown. Tegelijkertijd beseft het kabinet dat de contactbeperkende maatregelen die afgelopen zaterdag zijn genomen en direct ingingen, voor veel ondernemers als een verrassing kwamen. Ondernemers hebben door het abrupte karakter van de maatregelen weinig kans gehad om zich aan te kunnen passen aan de veranderde situatie.Met de tijdelijke verruiming van de steunmaatregelen in het vierde kwartaal van 2021 biedt het kabinet werkenden en ondernemers daarom extra ondersteuning en zekerheid.Hiermee komt het kabinet ondernemers tegemoet, maar hier kleven ook nadelen aan. Zo worden er door deze verruimingen ook meer niet-corona gerelateerde omzetschommelingen opgevangen met steun. Ook neemt het risico op fraude en misbruik toe. Verder verstoort steun de economische dynamiek, wat op lange termijn schade veroorzaakt. Het kabinet zoekt een balans tussen steun en de negatieve gevolgen. Daarom kiest het kabinet ervoor om de steun tijdelijk te verruimen voor het vierde kwartaal van 2021 en het steunpakket in het eerste kwartaal van 2022 grotendeels in stand te houden zoals aangekondigd in de brief van 14 december 20211.

Voor de langere termijn is er alles aan gelegen om nieuwe beperkingen en sluitingen te voorkomen; dat is de beste vorm van steun. Het kabinet werkt dan ook aan een aanpak die, met inbegrip van alle onzekerheden en verschillende scenario’s, op langere termijn duurzaam kan zijn. Met name de inzet van maatregelen (basismaatregelen, coronatoegangsbewijs op basis van 2/3G) en instrumenten (testen en traceren, vaccinatiestrategie) dienen bij te dragen aan het voorkomen van nieuwe beperkingen en sluitingen, en de zorg toegankelijk te houden voor iedereen. De hardnekkigheid van het coronavirus betekent dat we moeten nadenken over de rol van coronasteun op de (middel)lange termijn. Het kabinet komt uiterlijk in maart 2022 met een visie op de aanpak hiervan.

Deze brief schetst de verruimingen in het steunpakket, de budgettaire gevolgen ervan en biedt een vooruitblik op de langere termijn.

Aanpassing steunmaatregelen

De tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging Werkgelegenheid (NOW)

Het kabinet heeft besloten de NOW-5 (november en december 2021) (Kamerstuk 35 420, nr. 449) en de NOW-6 (eerste kwartaal van 2022) (Kamerstuk 35 420, nr. 461) te verruimen ten opzichte van de eerdere communicatie over de NOW-5 en NOW-6 in de brieven van 26 november en 14 december jl. (Kamerstuk 35 420, nrs. 458 en 462) De grens op het maximaal te vergoeden omzetverlies wordt in beide tranches verhoogd van 80% naar 90%. Dit betekent dat bij de berekening van de hoogte van de subsidie gerekend wordt met een percentage van maximaal 90% omzetverlies. Het verhogen van deze begrenzing past beter bij de huidige situatie die voor sommige ondernemingen tot een omzetverlies van meer dan 80% kan leiden. Omdat het subsidietijdvak, en daarmee het uitkeren van de voorschotten voor de NOW-5, reeds is begonnen, zal de verruiming voor deze tranche (NOW-5) pas bij de uiteindelijke subsidievaststelling kunnen worden meegenomen bij de berekening van de hoogte van de subsidie. Voor de NOW-6 in het eerste kwartaal van 2022 zal bij het verlenen van de voorschotten wel rekening gehouden worden met deze verruiming. De meerkosten van het verhogen van het maximaal omzetverliespercentage worden ingeschat op € 28 miljoen voor de NOW-5 en € 44 miljoen voor de NOW-6. De exacte budgettaire gevolgen zijn met onzekerheid omgeven en hangen af van de precieze impact van de coronamaatregelen. Als blijkt dat bedrijven een hoog omzetverlies hebben, dan komen zij ook in aanmerking voor een hogere compensatie en kunnen de kosten hoger uitvallen door het mee-ademende karakter van de regeling. Zoals in de brief van 14 december jl. al is aangekondigd worden de precieze en volledige voorwaarden die zullen gelden voor de NOW-6 in januari 2022 door het kabinet gecommuniceerd.

In de eerdere brieven is aangekondigd dat het kabinet de mogelijkheid verkent om een (jaar)omzetverliesdrempel in te voeren. Op dit moment wordt onderzocht of een dergelijk aanvullend criterium om voor NOW-subsidie in aanmerking te komen uitvoerbaar is. In het licht van de actuele ontwikkelingen zal het kabinet deze eventuele (jaar)omzetverliesdrempel voor de NOW in ieder geval niet invoeren voor de NOW-6 in het eerste kwartaal van 2022. Het onderzoek naar de uitvoerbaarheid zal wel worden gecontinueerd, ten behoeve van de mogelijke invoering van de (jaar)omzetverliesdrempel op een later moment.

Tegemoetkoming Vaste Lasten (TVL)

Aangezien de nieuwe maatregelen per 19 december zijn ingegaan, is de verwachting dat een substantieel deel van de getroffen ondernemingen een verlies hebben waarmee ze de huidige omzetverliesdrempel van 30% in het vierde kwartaal van 2021 niet halen. Dit zal vooral gelden voor ondernemingen in sectoren die door de beperkende maatregelen tot 19 december jl. niet of beperkt omzetverlies hadden, maar nu plotseling hard worden geraakt door de lockdown, zoals niet-essentiële detailhandel en niet-essentiële dienstverlening. Vanwege de korte aankondigingsperiode in combinatie met deze onvoorziene omstandigheid heeft het kabinet besloten de omzetverliesdrempel van de TVL in het vierde kwartaal van 2021 eenmalig te verlagen van 30% naar 20%. Hiermee komt het kabinet ook die bedrijven tegemoet die door deze acute maatregelen worden geraakt in deze laatste weken van het kwartaal. Wel wordt de regeling daarmee minder gericht en neemt hiermee de ondoelmatigheid van de regeling toe. Door het verlagen van deze grens zullen ook meer ondernemers met reguliere omzetfluctuaties die niet aan coronabeperkingen gerelateerd zijn steun uit publieke middelen ontvangen. Het verlaagt tevens prikkels voor ondernemers om, ondanks de beperkende maatregelen, zo veel mogelijk omzet te genereren en drukt zo de economische activiteit. In het eerste kwartaal van 2022 blijft de omzetverliesdrempel de eerder aangekondigde 30%.

Een voorraadvergoeding voor de horeca en detailhandel wordt niet opnieuw ingevoerd. Een dergelijke regeling is niet goed uitvoerbaar en maakt het niet goed mogelijk om tijdig steun te verlenen. Omdat de hiertoe gehanteerde SBI-codes in de praktijk niet voldoende eenduidig zijn voor fijnmazige subsidieverlening, hebben eerdere vergoedingen geleid tot zeer forse aantallen bezwaar- en beroepsprocedures die in de uitvoering zeer arbeidsintensief zijn. Het risico bestaat daarmee dat herintroductie van deze opslagen voor een verdere toename van het al zeer forse aantal bezwaar- en beroepszaken zorgt, waardoor de snelle uitbetaling van voorschotten vertraagd zou worden. Daarbij geldt voor de horeca dat afhaal veelal mogelijk is en dat daar vaak snel op kan worden overgeschakeld. Daarnaast geldt voor de gehele niet-essentiële detailhandel dat per direct click & collect mogelijk is. Hiermee zijn er meer mogelijkheden om de voorraden te verkopen dan de vorige winter.

Deze wijziging van TVL Q4 2021 zal nog door de Europese Commissie moeten worden goedgekeurd. De regeling staat reeds open voor aanvragen; ondernemingen kunnen hun aanvragen gewoon indienen. Ondernemers met omzetverlies tussen de 20% en 30% kunnen pas een goedkeuring van RVO op hun aanvraag krijgen als de Europese Commissie de regeling goedkeurt. Het budgettaire beslag van de eenmalige verlaging van de omzetverliesdrempel komt naar schatting neer op € 475 miljoen.

Schrijnende gevallen

Er zijn al veel inspanningen gepleegd om oplossingen te zoeken voor bedrijven die door omstandigheden geen gebruik konden maken van het steunpakket; ook de Kamer heeft hier meerdere keren aandacht voor gevraagd. Binnen de TVL is daarom bijvoorbeeld in 2021 een extra keuze-referentiekwartaal toegevoegd om ondernemers hierin tegemoet te komen. Binnen de NOW is tevens een mogelijkheid gecreëerd om starters toegang tot de regeling te geven. In een aantal situaties heeft dat nog niet tot een afdoende oplossing geleid. Het kabinet blijft oog houden voor schrijnende gevallen en zal bezien in hoeverre deze groep – voor zover deze valt af te bakenen – in het kader van de diverse steunmaatregelen beter kan worden bereikt. Het kabinet zal de Kamer hierover informeren in het eerste kwartaal van 2022.

Belastingen

In de Kamerbrief van 26 november (Kamerstuk 35 420, nr. 458) heeft het kabinet aangekondigd dat het uitstel van betaling van belastingen wordt verlengd tot en met 31 januari 2022. Dat biedt ondernemers de mogelijkheid tot extra liquiditeit gedurende de periode van de beperkende maatregelen. Het kabinet zal in januari opnieuw bezien hoe de belastingverplichtingen zich verhouden tot de beperkende maatregelen.

Ondersteuning aan zelfstandig ondernemers

Het kabinet begrijpt dat er wederom een groot beroep wordt gedaan op het incasseringsvermogen van zelfstandig ondernemers die ook tijdens eerdere lockdowns al hard geraakt waren. Daarom vindt het kabinet het van groot belang om zelfstandig ondernemers die te maken hebben met de huidige beperkingen ondersteuning te blijven bieden. Het kabinet heeft 14 december jl. dan ook bekendgemaakt het vereenvoudigde Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 (Bbz) met drie maanden te verlengen (vanaf 1 januari 2022 tot 1 april 2022). Dat zorgt ervoor dat de regeling uitvoerbaar blijft voor gemeenten en dat aan ondernemers de komende tijd tijdig (inkomens)ondersteuning kan worden geboden.

Gemeenten kunnen naast het Bbz ook andere vormen van inkomensondersteuning bieden, zoals reguliere bijzondere bijstand die beschikbaar is voor mensen (niet alleen zelfstandigen) die te maken krijgen met noodzakelijke kosten die zij niet meer zelf kunnen dragen en die aan de voorwaarden voldoen. Naast inkomensondersteuning is ook aanvullende ondersteuning in de vorm van heroriëntatie op ondernemerschap beschikbaar. Het gaat hierbij onder andere om coaching, scholing en schuldhulpverlening. Ook kan de dienstverlening van de regionale mobiliteitsteams (RMT’s) ingezet worden voor (onder andere) de doelgroep zelfstandig ondernemers.

Het kabinet is gemeenten erkentelijk voor al het werk dat zij voor de uitvoering van het vereenvoudigde Bbz en andere maatregelen hebben verzet en nog zullen verzetten. Graag benadrukt het kabinet dat het gemeenten de ruimte geeft om soepel en ruimhartig om te gaan bij het ondersteunen van hun inwoners. Hierbij valt bijvoorbeeld te denken aan het soepel omgaan met de levensvatbaarheidstoets bij het vereenvoudigde Bbz. Dit zorgt voor een snellere afhandeling van de aanvragen van zelfstandig ondernemers en ontlast tegelijkertijd de gemeenten bij de uitvoering. Het kabinet blijft in nauw contact met VNG, Divosa en gemeenten om te bezien of deze instrumenten ter ondersteuning hiervoor voldoende zijn en zal indien nodig hierin aanpassingen doorvoeren. Daarnaast wil het kabinet van de gelegenheid gebruik maken om eventuele onduidelijkheden weg te nemen over de gegevens die gemeenten kunnen verzoeken om aan te leveren bij een aanvraag voor het vereenvoudigd Bbz. Gemeenten kunnen alleen die informatie uitvragen die relevant is voor de beoordeling van de aanvraag. Dat betekent dus dat er bijvoorbeeld alleen informatie over vermogen mag worden uitgevraagd indien dat echt noodzakelijk is voor die beoordeling. Dit kan in sommige gevallen van belang zijn bij de levensvatbaarheidstoets. Aangezien er geen sprake is van een vermogenstoets in het vereenvoudigd Bbz, mag er voor dat doel dan ook geen informatie over het vermogen worden opgevraagd. Te veel vermogen is geen reden op zich om de toekenning van het vereenvoudigd Bbz af te wijzen.

Terugbetaling Tozo-leningen

In de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (Tozo), die heeft gelopen tot 1 oktober 2021, is geregeld dat zelfstandig ondernemers per 1 januari 2022 dienen te starten met het aflossen van de lening voor bedrijfskapitaal Tozo. Veel zelfstandig ondernemers zijn vanwege de huidige aangescherpte coronabeperkingen nog niet in staat om vanaf die datum aan hun aflossings- en renteverplichtingen te voldoen. Om deze reden besluit het kabinet om twee wijzigingen in de terugbetaling van deze leningen door te voeren die hierna worden toegelicht.

Als eerste heeft het kabinet besloten om een wijziging door te voeren zodat de verplichting om de Tozo-lening terug te betalen aanvangt op 1 juli 2022 in plaats van 1 januari 2022 en dat gedurende de periode van dit uitstel geen rente wordt opgebouwd.

Zoals beschreven in de Kamerbrief van 14 december jl.2 was het al mogelijk om individueel uitstel van de terugbetalingsverplichting te verlenen op grond van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De VNG en diverse gemeenten hebben het kabinet verzocht om het mogelijk te maken generiek uitstel te kunnen verlenen aan deze doelgroep, zonder dat er steeds een individuele afweging moet worden gemaakt. Gelet op de aangescherpte contactbeperkende maatregelen en de signalen van gemeenten en ondernemers komt het kabinet aan het verzoek tegemoet.

De tweede wijziging betreft een verlenging van de looptijd van de Tozo-lening. Voor alle Tozo-leningen wordt de looptijd (de periode vanaf het moment van verstrekking tot het moment waarop deze moet zijn terugbetaald) met één jaar verlengd van 5 jaar tot 6 jaar.

Bovengenoemde gewijzigde voorwaarden gelden voor alle verstrekte Tozo-leningen. Gemeenten hoeven dus voor bestaande Tozo-leningen geen generiek besluit te nemen over het uitstel, maar kunnen volstaan met het informeren van de ondernemer over de aanstaande wijzigingen. Gemeenten die al wel beschikkingen hebben verstuurd naar individuele aanvragers over het terugbetalen per 1 januari 2022 van de Tozo-lening, zullen hier wel op moeten acteren. De wijzigingen zullen met terugwerkende kracht in werking treden.

Zelfstandig ondernemers die eerder dan nodig rente en aflossing willen betalen, kunnen dit blijven doen. De rentestop over de periode 1 januari 2022 tot 1 juli 2022 geldt ook voor hen.

Cultuur

Door de aangekondigde maatregelen gaat ook het laatste deel van de culturele sector dicht: musea en opengestelde monumenten sluiten hun deuren en matinées kunnen niet langer uitgevoerd worden. Dit is een nieuwe klap voor deze sector. Het kabinet maakt aanvullend € 5,6 miljoen vrij voor de periode van de verplichte sluiting (19 december–14 januari) ter ondersteuning van musea via het Mondriaan Fonds. Daarnaast zal gebruik gemaakt kunnen worden van de eerder aangekondigde suppletieregeling. Het Fonds Podiumkunsten werkt deze regeling uit, die tot 85% van de reguliere capaciteit aan kaarten zal vergoeden, zoals aangekondigd in de brief van 14 december 2021. Het fonds zal de sector hier op de korte termijn over berichten.

Gemeenten

Voor gemeenten is in eerdere Kamerbrieven al extra steun voor 2022 aangekondigd. Zo wordt de regeling voor meerkosten in de Jeugdzorg en WMO voor 2022 verlengd. Daarnaast krijgen gemeenten € 30 miljoen voor de extra kosten die zij maken voor het organiseren van de gemeenteraadsverkiezingen in 2022. Op sommige terreinen zijn eerder al specifieke afspraken gemaakt. Zo is voor het ov de beschikbaarheidsvergoeding verlengd tot en met september 2022. Gemeenten en provincies ontvingen samen in 2021 ook nog € 51,5 miljoen om lokale en regionale voorzieningen te ondersteunen, zoals musea, theaters en filmhuizen. Dit komt bovenop de al eerder verstrekte compensatie voor 2021 van € 50 miljoen voor lokale cultuur aan gemeenten. Het kabinet houdt een vinger aan de pols om te zien wat de impact van de maatregelen betekent voor de medeoverheden.

Sport

Door de verzwaring van de maatregelen tot en met 14 januari wordt ook de sportsector nog steeds hard en breed getroffen. Voor de amateursport zijn de compensatieregelingen (TASO en TVS) reeds doorgezet tot en met januari, onder voorwaarde dat de maatregelen van kracht blijven. Ook de gemeenten hebben reeds de mogelijkheid om de ijsbanen en zwembaden te ondersteunen. Hiervoor is totaal reeds € 25 miljoen beschikbaar tot 31 december, en maximaal € 55 miljoen voor januari 2022. Voor topsport wordt per tak van sport en type evenement gemonitord of de generieke steunmaatregelen afdoende zijn, of aanvullende steun noodzakelijk is.

De onvoorspelbaarheid van de coronacrisis en de daarbij horende maatregelen sluiten onvoorziene effecten van de lockdown op de sportsector niet uit. Het kabinet heeft hier continu aandacht voor en blijft hierover in gesprek met de sector.

Dierentuinen

Het kabinet reserveert € 10 miljoen voor de «Tijdelijke regeling subsidie dierentuinen COVID-19» om het dierenwelzijn en de maatschappelijke waarde van dierentuinen te waarborgen voor de verplichte sluiting tot 14 januari 2022. Het kabinet heeft in eerdere perioden reeds € 39 miljoen beschikbaar gesteld voor de eerste openstelling van de regeling voor de periode van 18 maart 2020 tot en met 30 september 2020. Vervolgens heeft het kabinet en € 52,8 miljoen voor de tweede openstelling beschikbaar gesteld voor de periode van 9 tot en met 18 november 2020 en 15 december 2020 tot en met 19 mei 2021.

Schulden van ondernemers

Ondanks het economisch steunpakket dat beschikbaar is, is er een groep ondernemers die met schulden te maken heeft of naar verwachting zal krijgen. Het gaat dan zowel om (onhoudbare) zakelijke schulden als om schulden waarvoor zij persoonlijk aansprakelijk zijn. Het beschikbare hulpaanbod voor ondernemers met zakelijke en persoonlijke schulden is in afzonderlijke regelingen en in verschillende domeinen geregeld, maar kent ook samenhang en overlap. Daarom is het van belang dat de dienstverlening voor die groep ondernemers meer in samenhang kan worden aangeboden en ontsloten. Het doel is dat zij beter en sneller worden geholpen bij het oplossen van hun schulden.

In samenspraak met betrokken partijen zoals de VNG, NVVK, MKB-NL en de KVK blijft het kabinet zich inzetten om zoveel mogelijk ondernemers met financiële problemen te bereiken en hen de juiste hulp te bieden. Dit zal vorm krijgen via een gezamenlijke intentieverklaring. Hierover heeft de Staatssecretaris van SZW uw Kamer bij brief van 10 december 2021 geïnformeerd.3 Een gericht en samenhangend pakket aan ondersteuningsmiddelen en de samenwerkingsafspraken tussen de professionals zullen onder andere onderdeel zijn van de intentieverklaring. Hierover is de Staatssecretaris van SZW met partijen in overleg. Hier komt het kabinet in januari op terug. Daarnaast verkent de Minister voor Rechtsbescherming samen met de rechtspraak en de branchevereniging voor bewindvoerders de mogelijkheden voor een pilot, waarbij voor ondernemers die willen stoppen of een doorstart maken en privé een restschuld overhouden een versneld traject van de Wet schuldsanering natuurlijke personen (Wsnp) ingezet kan worden.

Verder zal de Minister van Financiën met banken in gesprek gaan over schrijnende gevallen, om te bezien wat zij voor deze gevallen kunnen betekenen. Daarbij is het uitgangspunt dat banken maatwerk kunnen bieden, zoals zij ook sinds vorige zomer doen.

Verlenging sluiting buitenschoolse opvang

Het kabinet heeft besloten de sluiting van de bso met twee weken te verlengen tot en met 9 januari. Ook voor deze sluitingsperiode geldt de uitzondering dat de bso openblijft voor noodopvang aan kinderen van minimaal één ouder ouder/verzorger met een cruciale beroepsgroep en kinderen in een kwetsbare positie. Het gaat hierbij expliciet om kinderen van ouders die een contract hebben met de bso. De bso gaat in principe weer open op maandag 10 januari. De kinderdagopvang voor kinderen van 0–4 jaar en de gastouderopvang voor kinderen blijven open.

Van de bso wordt in deze tijden een extra inspanning gevraagd om noodopvang te blijven bieden aan ouders die hier recht op hebben. Aan ouders die normaliter bso gebruiken, vragen wij de gehele factuur aan de kinderopvang te blijven voldoen, ook als zij op dit moment niet van opvang gebruik kunnen maken. De kinderopvangsector blijft daarmee in staat goede noodopvang te verzorgen. Voor ouders betekent het doorbetalen dat het recht op kinderopvangtoeslag blijft bestaan en dat de plek in de bso, wanneer deze weer regulier opengaat, behouden blijft.

Een deel van de factuur heeft betrekking op de eigen bijdrage die ouders betalen. De inzet van het kabinet is om deze kosten zoveel mogelijk tegemoet te komen; vergelijkbaar met de tegemoetkomingen van de vorige sluitingsperiodes. Dat betekent dat ouders met bso een tegemoetkoming ontvangen die bij benadering overeenkomt met de eigen bijdrage vanaf 21 december jl. tot en met 9 januari 2022. Dit geldt óók voor ouders in cruciale beroepen die noodgedwongen gebruik moeten maken van de noodopvang. De kosten voor de tegemoetkoming over deze periode zijn circa € 28 miljoen.

Caribisch Nederland

De eerdere Europees Nederlandse steun- en herstelpakketten zijn, rekening houdend met de lokale situatie, vertaald naar Caribisch Nederland. Voor Caribisch Nederland wordt waar nodig en mogelijk een vergelijkbare benadering gekozen als in Europees Nederland. Dit uitgangspunt geldt nog steeds. De situatie in Caribisch Nederland geeft op dit moment geen aanleiding tot nadere maatregelen. Echter, mochten de lokale omstandigheden wijzigen, dan zal het kabinet niet aarzelen vergelijkbare maatregelen te nemen. Uw Kamer zal in dat geval nader worden geïnformeerd over de besluitvorming en de precieze uitwerking.

Budgettair beslag

De budgettaire gevolgen van de verruiming van het steunpakket worden in (een nota van wijziging op de) incidentele suppletoire begrotingen aan uw Kamer voorgelegd. Normaliter wordt nieuw beleid pas in uitvoering genomen nadat de Staten-Generaal de begrotingswetten heeft geautoriseerd. Het is niet in het belang van het Rijk om uitvoering van het beleid dat ten grondslag ligt aan de begrotingswetten uit te stellen. Verplichtingen en uitgaven zoals vermeld in deze brief zullen naar verwachting vanaf januari 2022 worden aangegaan c.q. gedaan. In geval het kabinet al verplichtingen aangaat en uitgaven doet voor het moment van de autorisatie door de Staten-Generaal, dan beroept het kabinet zich op artikel 2.27, tweede lid, van de Comptabiliteitswet 2016. Onderstaande bedragen komen bovenop de reeds eerder aangekondigde omvangrijke steunmaatregelen die bovendien grotendeels mee zullen ademen met de aanvullende beperkingen die nu zijn aangekondigd.

Maatregelen (in mln. euro's)

 

Uitgaven

 

Verlagen omzetverliesdrempel TVL

475

Omzetcap van 80% naar 90% NOW-5

28

Omzetcap van 80% naar 90% NOW-6

44

Tegemoetkoming eigen bijdrage KO

28

Cultuur

5,6

Tijdelijke regeling subsidie dierentuinen COVID-19

10

Totaal

590,6

Tot slot

De afgelopen weken nam het aantal besmettingen en nieuwe ziekenhuisopnames af. Helaas zijn de vooruitzichten door de nieuwe omikronvariant verslechterd. De plotselinge verwachte toename van besmettingen en nieuwe ziekenhuisopnames noopt opnieuw tot zware contactbeperkende maatregelen. Ondernemers worden hierdoor geraakt en zullen naar verwachting de komende periode minder of geen omzet kunnen draaien. Het kabinet is zich ervan bewust dat de huidige situatie een enorme teleurstelling is en ondernemers hard raakt. Het kabinet heeft bewondering voor de flexibiliteit van ondernemers en werkenden om met deze situatie om te gaan. Met het huidige steunpakket poogt het kabinet om ondernemers en werkenden waar mogelijk te ondersteunen.

Tegelijkertijd beseft het kabinet dat de contactbeperkende maatregelen die afgelopen zaterdag zijn genomen en direct ingingen, voor veel ondernemers als een verrassing kwamen. Ondernemers hebben door het abrupte karakter van de maatregelen weinig kans gehad om zich aan te kunnen passen. Met de verruiming van de steunmaatregelen in voornamelijk het vierde kwartaal van 2021 biedt het kabinet werkenden en ondernemers daarom extra ondersteuning en zekerheid.

De optelsom van de steunmaatregelen in het vierde kwartaal van 2021 kende daarbij al een ruimere maatvoering dan de steunmaatregelen in eerdere pakketten. Daarmee komt het kabinet ondernemers tegemoet. Er kleven echter ook nadelen aan een ruim steunpakket. Zo worden door de nieuwe verruimingen ook sneller gewone omzetschommelingen opgevangen met steun en neemt het risico op fraude en misbruik toe. Ook verstoort steun de economische dynamiek, wat op lange termijn schade toebrengt.

Het kabinet kijkt ook vooruit en denkt, in gezamenlijkheid met onder andere sociale partners, na over een visie op de aanpak van corona op de (middel)lange termijn. Belangrijke onderdelen hierbij zijn een langetermijnvisie op onder meer het vaccinatiebeleid en het verlichten van de druk op de zorg. Beleid dat de vaccinatiegraad verhoogt, is en blijft de beste steunmaatregel. Dit zorgt er immers voor dat er minder contactbeperkingen nodig zijn, waardoor ondernemers op eigen kracht omzet kunnen genereren. Het bereiken van een hogere vaccinatiegraad kan scherpe keuzes vergen. Verschillende landen hebben nieuw beleid aangekondigd om de vaccinatiegraad verder te verhogen en veilige opening te faciliteren, waaronder 2G, financiële prikkels en een vaccinatieplicht.

Een ander onderdeel daarvan is ook een visie op het steunbeleid op de lange termijn. Het ruimhartige steunpakket houdt bedrijvigheid en banen in stand. Tegelijkertijd bestaan er ook economische nadelen aan deze vorm en omvang van steun, die naarmate corona langer bij ons blijft ook steeds groter zullen worden. Ook leggen de steunmaatregelen een groot beslag op de overheidsfinanciën. Daarom kan het steunbeleid volgens het kabinet niet oneindig zijn. Om bedrijven in staat te stellen zich aan te passen, neemt het kabinet zich voor om het komende kwartaal duidelijkheid te bieden over het beleid omtrent de verdeling van risico’s. Dit biedt de mogelijkheid om de komende tijd een andere balans te vinden tussen ondernemersrisico en de inzet van publieke middelen. Zo kunnen ondernemers weer doen waar ze goed in zijn en wat ze het liefste doen: ondernemen. Het gesprek over dit perspectief wil het kabinet de komende periode voeren met uw Kamer, maar het kabinet neemt daarbij ook graag de uitgestoken hand aan van de sociale partners, om over dit perspectief in gesprek te gaan. Het doel is om begin 2022, voor het einde van het eerste kwartaal, een langetermijnvisie over de vormgeving van het steunpakket met uw Kamer te delen. In de tussentijd blijven wij de ontwikkelingen op het gebied van het coronavirus nauwgezet volgen.

De Minister van Economische Zaken en Klimaat, S.A. Blok

De Minister van Financiën, W.B. Hoekstra

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, A.D. Wiersma

De Staatssecretaris van Financiën, J.A. Vijlbrief


X Noot
1

Kamerstuk 35 420, nr. 462.

X Noot
2

Kamerstuk 35 420, nr. 462.

X Noot
3

Kamerstukken 35 420 en 25 295, nr. 450.

Naar boven