TOELICHTING
Doel en doelgroep subsidieregeling
De Subsidieregeling praktijkleren in de derde leerweg is opgesteld als uitvloeisel
van het steun- en herstelpakket dat de economische en maatschappelijke gevolgen van
het coronavirus beoogt te beperken. De subsidieregeling heeft tot doel de directe
en duurzame inzetbaarheid van werkzoekenden en werkenden op de arbeidsmarkt te verbeteren
door kortdurende bij- en omscholing via praktijkleren in het mbo in de derde leerweg
bij een erkend leerbedrijf te subsidiëren.
Onder de doelgroep vallen:
-
a. werknemers die werkloos dreigen te raken maar niet in aanmerking komen voor dienstverlening
op grond van artikel 30a, eerste lid, onderdeel b, van de Wet SUWI. Dit betekent dat
deze werknemers werkloos dreigen te raken over meer dan vier maanden;
-
b. personen die in aanmerking komen voor ondersteuning bij arbeidsinschakeling op grond
van de artikelen 30a van de Wet SUWI en 73 van de Werkloosheidswet. Dit omvat werkenden
waarbij redelijkerwijs is aan te tonen dat binnen vier maanden hun dienstbetrekking
zal beëindigen en redelijkerwijs valt aan te nemen dat zij recht zullen hebben op
een werkloosheidsuitkering alsook personen die recht hebben op een werkloosheidsuitkering.
Voorts omvat dit onderdeel personen die recht hebben op een uitkering of arbeidsondersteuning
op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA), de Ziektewet (ZW)
en Wajongers;
-
c. personen die in aanmerking komen voor ondersteuning bij arbeidsinschakeling op grond
van artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van de Participatiewet;
-
d. personen als bedoeld in artikel 38b, eerste en tweede lid, of artikel 38f, vijfde
lid, van de Wet financiering sociale verzekeringen. Dit zijn personen die in de doelgroep
tijdelijke impuls banenafspraak vallen.
Wat praktijkleren in het mbo voor werkzoekenden en werkenden inhoudt
Bij praktijkleren in het mbo voor werkzoekenden en werkenden wordt werken bij een
bedrijf of organisatie die als erkend leerbedrijf een praktijkplaats biedt, gecombineerd
met het doen van (een deel van) een mbo-opleiding. Het kan gaan om een mbo-opleiding:
-
• gericht op het behalen van een praktijkverklaring. Dit betreft praktijkleren op maat,
waarbij in de praktijk van het leerbedrijf delen (werkprocessen) uit mbo-opleidingen
worden geleerd op basis van de mogelijkheden van de student en het bedrijf. De praktijkverklaring,
waarin de in het leerbedrijf geleerde werkprocessen zijn vermeld, maakt deel uit van
de mbo-verklaring (voor 1 augustus 2021 instellingsverklaring). Als aanvullende lessen
of examens zijn behaald, krijgen die ook een plek in de mbo-verklaring;
-
• gericht op het behalen van een certificaat. Hierbij doet de student een onderdeel
van een mbo-opleiding, waaraan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW)
een certificaat heeft verbonden vanwege de arbeidsmarktrelevantie voor werkzoekenden
en werkenden. Bij een certificaattraject gaat het om uitvoering van een afgerond takenpakket
dat deel uitmaakt van een beroep. Dit leert de kandidaat door het uitvoeren van een
aantal werkprocessen in het leerbedrijf, aangevuld met bijbehorende lessen en een
examen;
-
• gericht op het behalen van een diploma. Hierbij gaat het om een mbo-opleiding die
kan worden ingekort vanwege opgedane werkervaring en/of een eerder afgeronde opleiding.
Bij een diplomagericht traject voert de student werkprocessen uit in het leerbedrijf,
aangevuld met relevante lessen en examens.
Deze mbo-opleidingen worden uitgevoerd in de zogenaamde derde leerweg. Deze leerweg
wordt niet door het Ministerie van OCW bekostigd en is een aanvulling op de mogelijkheid
om een diplomagerichte mbo-opleiding te volgen via de beroepsbegeleidende leerweg
(bbl) of de beroepsopleidende leerweg (bol), waarvoor roc’s, aoc’s en vakinstellingen
bekostiging ontvangen van het Ministerie van OCW. De derde leerweg kent, anders dan
de andere twee leerwegen in het mbo, geen wettelijk vastgestelde urennorm voor begeleide
onderwijstijd en beroepspraktijkvorming. Daarnaast geldt de wettelijke studieduur
niet. Ook kan in de derde leerweg een deel van een mbo-opleiding worden gedaan. Door
deze kenmerken biedt de derde leerweg meer mogelijkheden voor maatwerk, wat juist
voor werkzoekenden en werkenden waardevol is.
Meerwaarde praktijkleren in het mbo voor werkzoekenden en werkenden
Praktijkleren in het mbo:
-
a. past goed bij mensen die praktisch zijn ingesteld en biedt daarmee ook goede mogelijkheden
voor bij- en omscholing van laagopgeleide mensen. Dit zijn tevens de mensen die door
de coronacrisis relatief hard geraakt zijn;
-
b. leidt gericht op voor een (deel van een) beroep en draagt zodoende bij aan het omscholingsvraagstuk,
dat mede door de coronacrisis is ingegeven;
-
c. kent, omdat scholing gecombineerd wordt met werken, geen ‘lock-in-effect’ (als je
scholing volgt, zoek je niet naar werk, wat leidt tot een langere uitkeringsduur);
-
d. is gestoeld op een landelijke infrastructuur, waarbij gebruik kan worden gemaakt van
meer dan 400 mbo-opleidingen en 250.000 erkende leerbedrijven met door het Ministerie
van OCW vastgestelde waarborgen voor kwaliteit;
-
e. biedt de mogelijkheid tot modulair opleiden; en
-
f. resulteert in documenten die herkenbaar zijn voor zowel werkgevers als onderwijsinstellingen,
wat arbeidstoeleiding, overstappen naar een andere sector en doorontwikkeling op een
later moment ten goede komt (civiele waarde voor de arbeidsmarkt).
De subsidie
De subsidie die met onderhavige regeling wordt verstrekt, is een tegemoetkoming in
de kosten van het bedrijf of de organisatie voor het als erkend leerbedrijf realiseren
van een praktijkplaats. Denk hierbij aan kosten voor begeleiding, de verminderde arbeidsproductiviteit
van de kandidaat die nog in opleiding is en eventuele verletkosten als sprake is van
aanvullende lessen of examens die elders plaatsvinden. Om een praktijkplaats te kunnen
bieden dient het bedrijf of de organisatie door de Samenwerkingsorganisatie Beroepsonderwijs
Bedrijfsleven (SBB) erkend te zijn als leerbedrijf voor (het deel van) de mbo-opleiding
dat de kandidaat gaat doen.
De subsidie is niet bedoeld om de kosten van de mbo-instelling voor de uitvoering
van de mbo-opleiding te vergoeden.
Voorwaarden voor subsidiëring
Voorwaarde voor het verstrekken van de vergoeding aan het bedrijf of de organisatie
voor het als erkend leerbedrijf realiseren van een praktijkplaats, is dat er sprake
is van een praktijkovereenkomst (POK) en dat de opleiding moet zijn aangevangen in
de periode vanaf 1 januari 2021 tot en met 31 december 2022. In de POK worden afspraken
gemaakt tussen de mbo-instelling, het erkend leerbedrijf die een praktijkplaats realiseert
en de student (kandidaat) over de inrichting van de beroepspraktijkvorming.
De duur van de opleiding waarvoor een vergoeding wordt verstrekt, is gemaximeerd op
40 weken vanaf de startdatum zoals opgenomen in de praktijkovereenkomst. Geen vergoeding
wordt verstrekt aan het erkende leerbedrijf als een kandidaat een hele kalenderweek
niet aanwezig is op de praktijkplaats. Voor het realiseren van een praktijkleerplaats
van 40 weken kan het erkende leerbedrijf een vergoeding van maximaal € 2.700 krijgen.
Als de kandidaat minder dan 40 weken aanwezig is geweest op de praktijkplaats, wordt
de hoogte van de vergoeding naar rato vastgesteld. Indien een langere duur van de
mbo-opleiding gewenst is, kan dit worden afgesproken in de POK, maar kunnen de kosten
gemoeid met de langere duur van de opleiding niet gefinancierd worden uit de middelen
voor praktijkleren in het mbo uit het steun- en herstelpakket.
Voor het realiseren van een praktijkplaats waar een kandidaat een (deel van een) mbo-opleiding
doet in de derde leerweg, kan het erkende leerbedrijf eenmalig subsidie ontvangen.
Omdat de Stimuleringsregeling voor leren en ontwikkelen in mkb-ondernemingen en specifiek
voor de grootbedrijven in de landbouw-, horeca- of recreatiesector (SLIM-regeling)
ook voorziet in subsidie voor praktijkleren in het mbo in de derde leerweg, is bepaald
dat een subsidieaanvraag wordt afgewezen indien voor eenzelfde gerealiseerde praktijkplaats
en kandidaat reeds subsidie is verleend op basis van de SLIM-regeling. Titel 3.20
van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies (ook wel de regeling omscholing naar
kansrijke beroepen in de ict en techniek) voorziet in een subsidie die, in het geval
van een overstap naar een ander beroepssegment en daadwerkelijke omscholing, ook ingezet
kan worden voor een mbo-opleiding in de derde leerweg en de praktijkondersteuning
die een (leer)bedrijf biedt. Daarom is bepaald dat een subsidieaanvraag wordt afgewezen
indien voor hetzelfde omscholingstraject en voor dezelfde kandidaat/werknemer reeds
subsidie is verleend op basis van titel 3.20 van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies.
Gegevensverwerking
Op grond van artikel 6, eerste lid, onderdeel e, van de Algemene verordening gegevensbescherming
(AVG), is de verwerking van persoonsgegevens rechtmatig indien het noodzakelijk is
voor de vervulling van een taak van algemeen belang of van een taak in het kader van
de uitoefening van het openbaar gezag dat aan de verwerkingsverantwoordelijke is opgedragen.
In het kader van deze regeling heeft de Minister van SZW dergelijke taken van algemeen
belang. Uit artikel 3, derde en vierde lid van de Kaderwet SZW-subsidies volgt dat
deze taken bij de minister zijn belegd. Artikel 3, derde en vierde lid, van de Kaderwet
SZW-subsidies vormt daarmee de grondslag van de gegevensverwerking.
De uitvoering van deze taken is gemandateerd aan Rijksdienst voor Ondernemend Nederland
van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (RVO). RVO verwerkt alle persoonsgegevens
die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de taken in dit kader als verwerker,
ten behoeve van de minister als verwerkingsverantwoordelijke. Hieruit volgt dat RVO
gebonden is aan de wettelijke grondslagen voor de rechtmatige verwerking van persoonsgegevens
die gelden voor de Minister van SZW. De verwerking door RVO wordt uitgewerkt in verwerkersafspraken,
op grond van artikel 28, derde lid, Algemene verordening gegevensbescherming.
De volgende categorieën persoonsgegevens worden door RVO verwerkt:
-
• Wettelijk identificatienummer (zoals burgerservicenummer of onderwijsnummer student);
-
• Identificatiegegevens (zoals naam student, naam leerbedrijf en naam contactpersoon
leerbedrijf);
-
• Contactgegevens (zoals telefoonnummer en e-mailadres contactpersoon leerbedrijf);
-
• Adresgegevens (zoals correspondentie- en vestigingsadres leerbedrijf);
-
• Financiële gegevens (zoals IBAN en BIC leerbedrijf);
-
• Bedrijfsgegevens (zoals Kamer van Koophandel nummer);
-
• Gegevens praktijkplaats (zoals Crebo, betrokken onderwijsinstelling, start- en einddatum
beroepspraktijkvorming en aantal weken begeleiding).
Onder deze persoonsgegevens valt het burgerservicenummer, evenals de geslachtsnaam
van de student. Verdere gegevens zien op de inschrijving en het onderwijs.
Onderhavige subsidieregeling is een persoonsgebonden subsidie. Een erkend leerbedrijf
kan subsidie aanvragen na afloop van het opleidingstraject: de prestatie is geleverd.
De gegevensverwerking is noodzakelijk om de rechtmatigheid van de subsidieaanvraag
te kunnen beoordelen en zodoende de juiste subsidie te kunnen verstrekken aan de subsidieaanvrager.
Omdat de subsidie is gekoppeld aan een specifieke opleiding (leerweg) in combinatie
met een specifieke praktijkplaats voor een specifieke student, zijn persoonsgegevens
van deze student benodigd. Verwerkt worden persoonsgegevens benodigd voor de beoordeling
van de praktijkplaats in combinatie met het erkende leerbedrijf. Alleen gegevens nodig
ter identificatie van de leerweg, de praktijkplaats en het leerbedrijf, gegevens benodigd
voor communicatie met het leerbedrijf en gegevens benodigd voor de uitbetaling van
de subsidie worden verwerkt.
De Autoriteit Persoonsgegevens (AP) heeft op 17 juni 2021 een advies uitgebracht op
de regeling. Daaruit volgt een aantal opmerkingen. In de eerste plaats is geadviseerd
de algemene toelichting rondom gegevensverwerking aan te vullen op de punten grondslag,
noodzaak en dataminimalisatie. In de tweede plaats is de wenselijkheid aangegeven
van het opnemen van bewaartermijnen van persoonsgegevens voor de subsidieontvanger
en RVO. Tot slot heeft de AP geadviseerd in de toelichting bij artikel 17 over evaluatie
van de regeling ook op te nemen om welke persoonsgegevens het gaat en wat de noodzaak
van verwerking is. Alle drie adviezen van de AP zijn in de regeling verwerkt, alleen
de bewaartermijnen voor RVO zijn niet in onderhavige regeling opgenomen omdat dit
is geregeld in de Archiefwet.
Staatssteun
De begunstigde is een erkend leerbedrijf als bedoeld in artikel 7.2.10. van de Wet
educatie en beroepsonderwijs. De begunstigde is dus een onderneming. Met de subsidieverlening
wordt beoogd dat bedrijven zich als leerbedrijf inzetten om de directe en duurzame
inzetbaarheid van werkzoekenden en werkenden op de arbeidsmarkt te verbeteren. De
subsidie is een tegemoetkoming in de kosten voor het als erkend leerbedrijf realiseren
van een praktijkplaats. Denk hierbij aan kosten voor begeleiding, de verminderde arbeidsproductiviteit
van de kandidaat die nog in opleiding is en verletkosten. De subsidie bedraagt voor
de maximum looptijd (40 weken) maximaal 2.700 euro per student. Het traject wordt
afgesloten met een certificaat. De kosten worden naar rato van het aantal weken waarin
het onderwijs in de praktijk plaatsvond berekend. Voor praktijkleren in de derde leerweg
wordt vanuit OCW geen kostenvergoeding aan de leerbedrijven verstrekt. Door via subsidieverlening
een deel van de kosten van een erkend leerbedrijf te vergoeden, wordt beoogd dat meer
bedrijven erkenning aanvragen om als leerbedrijf voor deze doelgroep te dienen.
Nu de kosten van een leerbedrijf bij lange na niet door de subsidie worden gedekt,
is er geen sprake van verstoring van de mededinging. Ook wordt de handel tussen de
lidstaten door deze subsidieregeling niet negatief beïnvloed.
Regeldruk
Bij de regeling wordt uitgegaan van documenten die al op grond van andere verplichtingen
tot stand moeten worden gebracht. De praktijkovereenkomst is verplicht op grond van
de Wet educatie en beroepsonderwijs voor de verzorging van de beroepspraktijkvorming
door een bedrijf of organisatie die erkend leerbedrijf is. Uit de overeenkomst volgt
dat de student bepaalde vaardigheden leert. Een werkgever verzorgt dit en de mbo-instelling
moet hierop toezien. Ook het vragen van een administratie van de begeleiding betreft
geen nieuwe verplichting. Immers voor de beoordeling door de mbo-instelling of de
student zijn praktijkdeel heeft behaald, gaat deze te rade bij de werkgever.
De administratieve lasten zitten daarom in het indienen van de subsidieaanvraag zelf.
Voor de indiening van de aanvraag is een digitaal portaal beschikbaar, waar een werkgever
door het proces van indienen wordt geleid. De administratieve lasten per aanvraag
worden geschat op € 7,85; 10 minuten vermenigvuldigd met een vaststaand uurtarief
per werkgever (€ 47). De totale lasten van de regeling komen daarmee op € 157.000,
uitgaande van 20.000 praktijkplaatsen waarvoor subsidie wordt aangevraagd. Het Adviescollege
toetsing regeldruk (ATR) heeft het dossier niet geselecteerd voor een formeel advies,
omdat het wel gevolgen voor de regeldruk heeft, maar deze in de toelichting toereikend
in beeld zijn gebracht.
Artikelsgewijs
§ 1. Algemene bepalingen
Artikel 1. Begripsbepalingen
De meeste begrippen in deze regeling spreken voor zich. Enkele bepalingen worden hieronder
nog nader toegelicht.
eerste, tweede, derde, vierde en vijfde aanvraagtijdvak: de vijf aanvraagtijdvakken die deze regeling kent. Binnen deze tijdvakken kan de
subsidieaanvrager een subsidieaanvraag indienen voor een gerealiseerde praktijkplaats.
Zie hierover meer in de toelichting op artikel 9.
erkend leerbedrijf: de subsidieaanvrager is een voor de opleiding erkend leerbedrijf. Een bedrijf of
organisatie mag de beroepspraktijkvorming (het praktijkgedeelte van een mbo-opleiding)
voor een student verzorgen als hij voor deze opleiding erkend is als leerbedrijf.
De Samenwerkingsorganisatie Beroepsonderwijs en Bedrijfsleven (SBB) verleent de erkenning
als leerbedrijf, als het bedrijf of de organisatie aan een aantal voorwaarden voldoet.
De erkenning wordt verleend per opleiding.
scholing via praktijkleren in het mbo: onder scholing via praktijkleren in het mbo wordt verstaan een beroepsopleiding in
de derde leerweg als bedoeld in artikel 1.4.1., lid 1a, van de Wet educatie en beroepsonderwijs
(WEB), waarbij sprake is van beroepspraktijkvorming waarvoor een erkend leerbedrijf
als bedoeld in artikel 7.2.10. WEB een praktijkplaats realiseert, gericht op het behalen
van een diploma als bedoeld in artikel 7.4.6. WEB, een certificaat als bedoeld in
artikel 7.2.3. WEB, of een mbo-verklaring als bedoeld in artikel 7.4.6.a WEB, vóór
1 augustus 2021 genaamd instellingsverklaring.
Voor laatstgenoemd document maakt de mbo-instelling gebruik van het model voor de
mbo-verklaring zoals die per 1 augustus 2021 in werking is getreden. Dit model is
opgenomen in de Regeling modellen voor mbo-diploma, mbo-certificaat en mbo-verklaring,
ter vervanging van de huidige voorschriften voor de instellingsverklaring, die onderwijsinstellingen
op grond van artikel 7.4.6.a WEB aan de deelnemer kan uitreiken als een mbo-opleiding
zonder diploma of certificaat wordt afgerond. In het model van de mbo-verklaring zijn
voorschriften voor een praktijkverklaring opgenomen. Indien de praktijkovereenkomst
is aangegaan vóór 1 augustus 2021, kan ook worden volstaan met een instellingsverklaring.
praktijkovereenkomst: over een praktijkovereenkomst wordt in deze regeling gesproken als sprake is van
een overeenkomst als bedoeld in artikel 7.2.8., tweede lid, WEB. Het betreft de overeenkomst
op basis waarvan de student zijn praktijkdeel van een beroepsopleiding verricht onder
verantwoordelijkheid van een bedrijf of organisatie. Van een praktijkovereenkomst
in deze regeling is alleen sprake als deze overeenkomst voldoet aan de desbetreffende
eisen in de Wet educatie en beroepsonderwijs.
praktijkplaats: onder dit begrip wordt de tijdsduur verstaan dat een student door een voor de opleiding
erkend leerbedrijf onderricht in de praktijk van het beroep ontvangt op grond van
een praktijkovereenkomst.
gerealiseerde praktijkplaats: in deze regeling wordt subsidie verstrekt voor een gerealiseerde praktijkplaats,
waarbij voor maximaal 40 aaneengesloten weken vanaf de startdatum zoals opgenomen
in de praktijkovereenkomst subsidie kan worden ontvangen. Het voor de opleiding erkende
leerbedrijf wordt voor zijn daadwerkelijke inspanningen beloond. Elke week minder
begeleiding, om welke reden dan ook, betekent een naar verhouding kleinere vergoeding.
Zie hierover meer in de toelichting op artikel 4.
Artikel 2. Inleidende bepalingen
In het eerste lid is geregeld dat de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS (Kaderregeling)
van toepassing is. Uitgezonderd zijn de artikelen 3.1., 7.1. en 7.2. van de Kaderregeling.
Dit betekent dat de bepalingen als weergegeven in deze regeling een aanvulling zijn
op de Kaderregeling, met uitzondering van de artikelen 3.1., 7.1. en 7.2. van de Kaderregeling.
In de artikelen 3.1. en 7.1. van de Kaderregeling is bepaald dat voor een subsidieaanvraag
tot verlening van een subsidie een door de minister vastgesteld modelformulier wordt
gebruikt dat bekend is gemaakt op de website www.rijksoverheid.nl. Voor een subsidieaanvraag onder deze regeling is dat niet aan de orde, nu de subsidieaanvraag
geschiedt middels een elektronisch aanvraagformulier dat beschikbaar is gesteld op
www.rvo.nl/derde-leerweg.
Op grond van artikel 7.2. van de Kaderregeling dient een aanvraag voor subsidie te
worden ingediend binnen 22 weken nadat de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd,
zijn verricht. Aangezien 22 weken een te korte termijn kan zijn met het oog op de
aanvraagtijdvakken, is dit artikel uitgezonderd. In artikel 9 is bepaald dat de subsidieaanvraag
wordt ingediend binnen een jaar na afronding van de beroepsopleiding in de derde leerweg
of een deel daarvan.
Artikel 3. Doel van de regeling
Het doel van deze regeling is om de directe en duurzame inzetbaarheid van werkzoekenden
en werkenden op de arbeidsmarkt te verbeteren. Om dat doel te bereiken wordt scholing
via praktijkleren in het mbo in de derde leerweg bij een voor de opleiding erkend
leerbedrijf gesubsidieerd.
De subsidie is een vergoeding voor de kosten die een erkend leerbedrijf maakt voor
het realiseren van een praktijkplaats. Denk hierbij aan kosten van begeleiding van
de student in de praktijk van het beroep, de verminderde arbeidsproductiviteit van
de kandidaat die nog in opleiding is en eventuele verletkosten als sprake is van aanvullende
lessen of examens die elders plaatsvinden. De begeleidingskosten kunnen onder andere
bestaan uit materiaalkosten en kosten van in te zetten medewerkers als praktijkopleiders.
In het tweede lid is de doelgroep uitgewerkt. Zie hierover meer in de algemene toelichting
onder ’Doel en doelgroep subsidieregeling’.
Artikel 4. Subsidie voor gerealiseerde praktijkplaats
Subsidie kan worden verstrekt aan een voor de opleiding erkend leerbedrijf voor het
bieden van scholing via praktijkleren in het mbo, waaraan een praktijkovereenkomst
ten grondslag ligt. De subsidie voor deze scholing wordt verstrekt binnen een periode
van 40 aaneengesloten weken gerekend vanaf de startdatum zoals opgenomen in de praktijkovereenkomst,
voor de maximale duur van 40 weken.
De vergoeding wordt verstrekt voor de weken waarin een student daadwerkelijk beroepspraktijkvorming
heeft gevolgd bij het erkende leerbedrijf. Als een student slechts een deel van de
week aanwezig is geweest, bijvoorbeeld één dag(deel), dan kan ook voor deze week subsidie
worden ontvangen. Weken, die vallen binnen de periode van de gerealiseerde praktijkplaats,
waarin de student in het geheel niet aanwezig is geweest bij het erkende leerbedrijf
wegens bijvoorbeeld verlof of ziekte, komen niet in aanmerking voor subsidie.
Ter illustratie, een erkend leerbedrijf heeft met een student en een onderwijsinstelling
een praktijkovereenkomst gesloten, waarbij is overeengekomen dat de student 20 weken
onderricht in de praktijk krijgt bij het erkende leerbedrijf in het kader van een
beroepsopleiding in de derde leerweg. De student is gedurende de looptijd van de praktijkplaats
twee gehele weken ziek. Het erkende leerbedrijf kan dan na afloop van de praktijkplaats
voor 18 weken subsidie ontvangen.
De praktijkplaats mag wel langer dan 40 weken worden geboden, echter komt de duur
na afloop van de eerste aaneengesloten 40 weken, niet voor subsidie in aanmerking.
Dit brengt met zich dat de praktijkovereenkomst ook voor een langere duur dan 40 weken
mag worden afgesloten.
Ter illustratie, indien een praktijkplaats een duur kent van 50 weken (afgesproken
in de praktijkovereenkomst) en de student halverwege deze 50 weken 4 gehele weken
afwezig is in verband met bijvoorbeeld verlof of ziekte, dan kan er voor maximaal
36 weken subsidie worden verstrekt. Binnen de periode van de eerste 40 aaneengesloten
weken van de praktijkplaats, van de 50 weken dat de praktijkplaats in totaliteit duurt,
is de student namelijk 36 weken aanwezig geweest bij het erkende leerbedrijf.
Artikel 5. Subsidievoorwaarden voor gerealiseerde praktijkplaats
In dit artikel zijn de voorwaarden weergegeven om voor subsidie in aanmerking te komen.
Het moet daarbij gaan om een beroepsopleiding die voldoet aan de eisen in hoofdstuk
7 WEB en de beroepsopleiding dient in de derde leerweg te worden uitgevoerd. De gerealiseerde
praktijkplaats moet worden geboden door een voor deze opleiding erkend leerbedrijf.
Aan de gerealiseerde praktijkplaats moet een praktijkovereenkomst ten grondslag liggen.
Voorts moet het onderwijs zijn gestart in de periode vanaf 1 januari 2021 tot en met
31 december 2022. Het erkend leerbedrijf dient overeenkomstig de praktijkovereenkomst
de begeleiding te verzorgen. Om het toezicht mogelijk te maken, zijn er ook administratievoorwaarden
gesteld ten aanzien van de begeleiding en de aanwezigheid van de student bij het erkende
leerbedrijf voor de uitoefening van de beroepspraktijkvorming. Het erkend leerbedrijf
kan hiervoor gebruik maken van formulieren die beschikbaar worden gesteld op de site
www.rvo.nl/derde-leerweg.
Artikel 6. Aanvraagtijdvak
In artikel 6 zijn de tijdvakken gegeven waarbinnen een erkend leerbedrijf een subsidieaanvraag
kan indienen. Indien een subsidieaanvraag buiten deze periodes valt, zal deze worden
afgewezen. Wel kan er een nieuwe subsidieaanvraag worden ingediend voor het eerstvolgende
aanvraagtijdvak. De subsidieaanvraag kan pas worden ingediend nadat de praktijkplaats
is afgerond (zie artikel 9).
Artikel 7. Subsidieplafond
In artikel 7 zijn de subsidieplafonds per aanvraagtijdvak weergegeven. Het tweede
lid bepaalt dat indien blijkt dat het subsidieplafond van een aanvraagtijdvak niet
volledig is benut, het resterende bedrag kan worden doorgeschoven naar het volgende
tijdvak.
Artikel 8. Subsidiebedrag
In dit artikel is de hoogte van het subsidiebedrag geregeld. Er is voor gekozen om
aan alle aanvragers die voldoen aan de voorwaarden, subsidie te verstrekken. Het subsidiebedrag
per gerealiseerde praktijkplaats wordt berekend door het voor het aanvraagtijdvak
beschikbare subsidieplafond te delen door het totaal aan gerealiseerde praktijkplaatsen
die in aanmerking komen voor subsidie in het betreffende aanvraagtijdvak. Het normbedrag
dat daaruit volgt, bedraagt ten hoogste € 2.700. De berekening wordt dan als volgt:
€ 2.700 / 40 weken, maal het aantal weken dat een student daadwerkelijk bij de beroepspraktijkvorming
aanwezig is geweest.
Het totaal aan gerealiseerde praktijkplaatsen is een optelsom die volgt uit de ingediende
aanvragen in het aanvraagtijdvak. Uit de berekening van een gerealiseerde praktijkplaats
volgt dat dit geen volledige praktijkplaatsen hoeven te zijn. Bij begeleiding van
20 weken van een student is bijvoorbeeld sprake van 0,5 gerealiseerde praktijkleerplaats.
Als het normbedrag vervolgens op € 2.500 uitkomt dan ontvangt het erkende leerbedrijf
voor de begeleiding van die student dus € 1.250.
§ 2. Subsidieaanvraag
Artikel 9. Aanvraagtermijn
Uit het eerste lid van artikel 9 volgt dat de subsidieaanvraag pas kan worden ingediend
nadat de praktijkplaats is afgerond. Een aanvraag kan worden ingediend in de in artikel
6 bepaalde tijdvakken. Een praktijkplaats is afgerond na voltooiing van de praktijkplaats,
nadat de eerste 40 aaneengesloten weken van de praktijkplaats zijn verstreken in het
geval de praktijkplaats langer dan 40 aaneengesloten weken duurt, maar ook indien
de praktijkplaats voortijdig is beëindigd door toedoen van de student. De subsidie
kan in dat laatste geval worden aangevraagd voor de weken dat het erkende leerbedrijf
de student daadwerkelijk heeft begeleid bij het onderricht in de praktijk van het
beroep.
Aanvragen worden elektronisch ingediend via een elektronisch aanvraagloket. Als zich
kort voor of op de sluitingsdatum voor het indienen van de subsidieaanvraag ernstige
calamiteiten voordoen bij het elektronisch loket, kan de minister bepalen dat de termijn
voor het indienen wordt verlengd. De minister maakt terughoudend gebruik van deze
mogelijkheid: alleen bij ernstige verstoringen in het elektronisch loket op een cruciaal
tijdstip en voor langere duur, kan er aanleiding zijn de indieningsperiode met één
of enkele dagen te verlengen. Calamiteiten die optreden in de elektronische of internetinfrastructuur
bij een subsidieaanvrager of bij derden die de aanvraag namens de subsidieaanvrager
indienen, vallen buiten de reikwijdte van deze bepaling.
Artikel 10. Subsidieaanvraag
Dit artikel regelt de in te dienen stukken bij een subsidieaanvraag. Een subsidieaanvraag
wordt ingediend door het invullen van een aanvraagformulier, dat beschikbaar wordt
gesteld op elektronisch aanvraagformulier dat beschikbaar is gesteld op www.rvo.nl/derde-leerweg. In het aanvraagformulier wordt naast feitelijke gegevens onder meer gevraagd of
voor dezelfde gerealiseerde praktijkplaats subsidie is aangevraagd voor de SLIM-regeling,
of titel 3.20 van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies, en wat de status van
de eventuele aanvraag is.
De aanvrager dient ter onderbouwing van de aanvraag een aantal documenten bij te voegen
bij de aanvraag. Het gaat hierbij om de praktijkovereenkomst, een administratie waaruit
de aanwezigheid blijkt van de begeleide student bij het erkende leerbedrijf voor het
onderricht in de praktijk van het beroep in de weken waarvoor subsidie wordt gevraagd
en een administratie waaruit de begeleiding bij het onderricht in de praktijk van
het beroep van de student blijkt die is verzorgd door het erkende leerbedrijf. Het
erkend leerbedrijf kan voor de administratieve verplichtingen gebruik maken van formulieren
die beschikbaar worden gesteld op de site www.rvo.nl/derde-leerweg.
§ 3. Vaststellen subsidie
Artikel 11. Weigeringsgronden
De weigeringsgronden als weergegeven in artikel 10 moeten ruim worden uitgelegd.
Omdat de SLIM-regeling en titel 3.20 van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies,
ook voorziet in subsidie voor praktijkleren in het mbo in de derde leerweg, is onder
onderdeel b bepaald dat een subsidieaanvraag wordt afgewezen indien voor eenzelfde
gerealiseerde praktijkplaats en student reeds subsidie is of wordt verleend op basis
van de SLIM-regeling of titel 3.20 van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies.
Een erkend leerbedrijf zal in geval van het aanvragen van een subsidie voor praktijkleren
in het mbo in de derde leerweg een keuze moeten maken tussen de onderhavige regeling
of de SLIM-regeling, dan wel de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies. Het is wel
mogelijk om naast deze regeling subsidie te ontvangen op grond van de SLIM-regeling
voor initiatieven als genoemd onder artikel 4, eerste lid, onderdeel a, b en c, van
de SLIM-regeling en op grond van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies, niet
vallend onder titel 3.20.
Artikel 12. Beslistermijn
Dit artikel regelt wanneer er op de subsidieaanvraag wordt beslist. De uiterste beslisdatum
is 13 weken na sluiting van het aanvraagtijdvak. De beslissing is direct de vaststelling
van de subsidie. Betaling volgt binnen 14 dagen na dagtekening van een positief besluit
op de subsidieaanvraag.
Artikel 13. Bewaartermijnen
Dit artikel regelt dat de subsidieontvanger de documenten, die in het kader van een
subsidieaanvraag opgevraagd kunnen worden, gedurende vijf jaar na het subsidievaststellingsbesluit
bewaart. Deze bewaarverplichting houdt verband met controles die na subsidieverstrekking
in het kader van toezicht en handhaving naar aanleiding van eventuele M&O signalen
en meldingen kunnen worden verricht. Om deze effectief te kunnen uitvoeren is het
van belang dat de documenten nog aanwezig zijn bij de subsidieontvanger. Omdat de
controle binnen een periode van vijf jaar na de subsidieverstrekking plaatsvindt,
geldt de bewaarplicht voor de subsidieontvanger gedurende vijf jaar. De gegevens worden
met deze bewaartermijn niet langer verwerkt dan noodzakelijk.
§ 4. Mandaatverlening en toezicht
Artikel 14. Mandaatverlening Algemeen directeur Rijksdienst voor Ondernemend Nederland
Ministerie van Economische Zaken en Klimaat
Aan de Algemeen directeur Rijksdienst voor Ondernemend Nederland van het Ministerie
van Economische Zaken en Klimaat wordt mandaat verleend om namens de minister besluiten
op grond van deze regeling te nemen. Op deze wijze kan de Rijksdienst voor Ondernemend
Nederland (RVO) van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat de regeling uitvoeren.
Artikel 15. Gegevensverwerking ter uitvoering mandaat
Op grond van dit artikel kunnen op verzoek van RVO gegevens worden uitgewisseld tussen
de directie Uitvoering van Beleid (UVB) van het Ministerie Sociale Zaken en Werkgelegenheid
en RVO. De gegevensuitwisseling zal in dat geval zien op het verstrekken van informatie
over de samenloop van subsidie op grond van deze regeling en subsidie op grond van
de SLIM-regeling. Meer specifiek zal het dan gaan om een overzicht van erkend leerbedrijven
die op grond van de SLIM-regeling subsidie hebben ontvangen en voor welke studenten.
Om te kunnen controleren of de subsidie op grond van de SLIM-regeling ziet op praktijkplaatsen
voor dezelfde studenten als waarvoor onder de huidige regeling subsidie wordt aangevraagd,
is uitwisseling van burgerservicenummers noodzakelijk. De wettelijke grondslag hiervoor
is artikel 10 van de Wet algemene bepalingen burgerservicenummer. Uitwisseling van
deze gegevens zal op verzoek van RVO geschieden.
Artikel 16. Toezicht
Ten behoeve van de handhaving van hetgeen bepaald is in deze regeling, worden de personen
bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland van het Ministerie van Economische Zaken
en Klimaat die werkzaam zijn in het kader van deze regeling belast met het toezicht.
Dit maakt het voor deze personen mogelijk om namens de minister te controleren of
aanvragen naar waarheid zijn ingevuld.
§ 5. Slotbepalingen
Artikel 17. Evaluatie van de regeling
Dit artikel ziet op de evaluatie van de regeling. In dat kader verstrekt de subsidieaanvrager
benodigde inlichtingen, gegevens en bescheiden. Het gaat daarbij niet om persoonsgegevens.
Artikel 18. Inwerkingtreding
Om duidelijkheid te verschaffen over de mogelijkheid van het verkrijgen van subsidies
voor scholing via praktijkleren in het mbo, treedt de regeling in werking de dag na
uitgifte in de Staatscourant.
De regeling vervalt met ingang van 1 april 2024, met dien verstande dat deze regeling
van toepassing blijft op een subsidie die krachtens deze regeling is verstrekt.
Artikel 19. Citeertitel
Deze regeling wordt ook wel aangehaald als: Subsidieregeling praktijkleren in de derde
leerweg.
De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat,
A.D. Wiersma