Besluit van 26 mei 2021 tot wijziging van het Besluit minimumloon en minimumvakantiebijslag in verband met de verstrekking van gegevens aan sociale partners ten behoeve van cao-toezicht en certificering

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 4 maart 2021, nr. 2021-0000041365;

Gelet op artikel 18p, zevende en negende lid, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 7 april 2021, nr. W12.21.0063/III);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 25 mei 2021, nr. 2021-0000084671,

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

In het Besluit minimumloon en minimumvakantiebijslag wordt na artikel 6f een paragraaf ingevoegd, luidende:

Paragraaf 5a. Gegevensuitwisseling

Artikel 6g

De gegevens, bedoeld in artikel 18p, zevende lid, van de wet, betreffen:

  • a. de naam van de werkgever;

  • b. de vestigingsplaats van de werkgever;

  • c. de locatie waar het onderzoek heeft plaatsgevonden;

  • d. het aantal werknemers dat tot de werkgever in dienstbetrekking staat; en

  • e. indien sprake is van het ter beschikking stellen van arbeidskrachten of payrolling als bedoeld in artikel 1 van de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs, of indien arbeid wordt verricht op basis van een arbeidsverhouding als bedoeld in artikel 2, tweede lid, van de wet of 1a van dit besluit: de naam en vestigingsplaats van de onderneming waar de ter beschikkingstelling plaatsvindt onderscheidenlijk van de opdrachtgever, en het aantal werknemers dat tot deze onderneming onderscheidenlijk de opdrachtgever in dienstbetrekking staat.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking op het tijdstip waarop artikel XIII, onderdeel F, van de Verzamelwet SZW 2021 in werking treedt.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 26 mei 2021

Willem-Alexander

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, W. Koolmees

Uitgegeven de vierde juni 2021

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus

NOTA VAN TOELICHTING

Met de Wet aanpak schijnconstructies (Was) is geregeld dat de Inspectie SZW vermoedens van niet-naleving van een cao kan doorgeven aan sociale partners. Op grond van deze wet is in artikel 18p, zevende lid, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag (Wml) bepaald dat de naam en vestigingsplaats van het bedrijf, waarvan het vermoeden van niet-naleving bestaat, door de Inspectie SZW kunnen worden doorgegeven. Met de Verzamelwet SZW 2018 is hier de locatie van het onderzoek aan toegevoegd.

Uit de evaluatie van de Was is naar voren gekomen dat sociale partners hechten aan goede publiek-private samenwerking en gegevensuitwisseling om de naleving van wet- en regelgeving te bevorderen.1 Melding van vermoedens van niet-naleving van een cao door de Inspectie SZW werd hierbij een waardevol instrument genoemd.

Vakbonden hebben in dat kader aangegeven graag aanvullende informatie uit Wml-onderzoeken te ontvangen bij meldingen – over de werknemers, hun werkgever en, indien van toepassing, de onderneming waar de terbeschikkingstelling plaatsvindt – om beter te kunnen bepalen of het opportuun is dat zij zelf capaciteit inzetten voor een nalevingsonderzoek en eventuele civielrechtelijke handhaving. Als ook deze informatie gedeeld wordt, kunnen sociale partners effectiever vaststellen of daadwerkelijk sprake is (geweest) van onderbetaling ten opzichte van het vereiste niveau van de toepasselijke cao.

Met de Verzamelwet SZW 2021 is artikel 18p, zevende lid, van de Wml gewijzigd, in die zin dat de onderzoeksgegevens die de Inspectie SZW kan delen voortaan bij algemene maatregel van bestuur worden aangewezen. Op die wijze is niet telkens een wetswijziging noodzakelijk als een (persoons)gegeven toegevoegd of verwijderd dient te worden. Hiermee wordt tevens aangesloten op de systematiek in andere SZW-wetgeving in het kader van de samenwerking tussen de Inspectie SZW en sociale partners.

Met deze wijziging van het Besluit minimumloon en minimumvakantiebijslag is geregeld dat de Inspectie SZW bij meldingen van vermoedens niet-naleving van een cao, in lijn met de huidige afspraken, niet alleen de naam en vestigingsplaats van de werkgever kan verstrekken, maar (indien van toepassing en beschikbaar) ook de naam en vestigingsplaats van de onderneming waar de arbeid feitelijk voor wordt verricht. Die informatie is relevant met het oog op de wettelijke ketenaansprakelijkheid voor loon. Malafide uitzendbureaus kennen soms een «vluchtig» bestaan, terwijl opdrachtgevers vaker op hetzelfde adres gevestigd blijven.

Daarnaast werken grote opdrachtgevers soms met meerdere uitzendbureaus tegelijk, wat het voor sociale partners ook wenselijk maakt om de opdrachtgever te kunnen betrekken in het nalevingsonderzoek.

De naam en het adres van de betrokken opdrachtgever zijn verder van belang omdat er meerdere bedrijven in één pand of op één bedrijfsterrein gevestigd kunnen zijn. Alleen een adres volstaat in die gevallen niet.

Om beter te kunnen bepalen in hoeverre een nalevingsonderzoek opportuun is wordt voortaan ook informatie verstrekt over het aantal werknemers dat werkzaam is in de onderneming van de werkgever en, indien van toepassing, de onderneming waar de arbeid feitelijk voor wordt verricht. Deze informatie kan gebaseerd zijn op het uittreksel van de Kamer van Koophandel of op de bevindingen van de Inspectie SZW in het kader van het Wml-onderzoek.

Advies en consultatie

ATR

Het Adviescollege toetsing regeldruk heeft het conceptbesluit bekeken en vastgesteld dat er geen regeldrukgevolgen zijn. Het college heeft daarom besloten de adviesaanvraag ambtelijk af te doen en af te zien van het uitbrengen van een formeel advies.

AP

De Autoriteit Persoonsgegevens is om advies gevraagd ten aanzien van de voorgestelde wijziging. De AP heeft geen opmerkingen geplaatst bij het conceptbesluit.

ISZW

De Inspectie SZW is verzocht het conceptbesluit en de voorgestelde wijziging te toetsen op handhaafbaarheid. De Inspectie SZW acht het voorstel uitvoerbaar en handhaafbaar.

Ten aanzien van de voorgestelde wijzigingen wordt bovendien geen impact voorzien op de capaciteit, formatie en budget van de Inspectie SZW.

Wel is de nota van toelichting op een aantal punten verduidelijkt en is de tekst van artikel 6g, onderdeel e, aangepast en aangevuld in lijn met een daartoe strekkend voorstel van de Inspectie SZW.

Gevolgen

Het besluit heeft geen financiële gevolgen.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, W. Koolmees


X Noot
1

Kamerstukken II 2019/20, 34 108, nr. 32.

Naar boven