33 400 IX Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Financiën (IX) voor het jaar 2013

Nr. 2 MEMORIE VAN TOELICHTING

Inhoud

   

pag.

     

A.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING BIJ HET BEGROTINGSWETSVOORSTEL

2

     

B.

BEGROTINGSTOELICHTING

5

1.

LEESWIJZER

5

2.1

DE BELEIDSAGENDA

8

     

2.2

DE BELEIDSARTIKELEN (Financiën)

19

 

Artikel 1: Belastingen

19

 

Artikel 2: Financiële Markten

30

 

Artikel 3: Financieringsactiviteiten publiek-private sector

35

 

Artikel 4: Internationale Financiële Betrekkingen

41

 

Artikel 5: Exportkrediet- en investeringsverzekeringen

44

 

Artikel 6: Btw- compensatiefonds

48

 

Artikel 7: Beheer Materiële Activa

51

 

Niet-Beleidsartikelen

 
 

Artikel 8: Centraal Apparaat Kerndepartement

55

 

Artikel 9: Algemeen

58

 

Artikel 10: Nominaal en Onvoorzien

59

     

2.2

DE BELEIDSARTIKELEN (Nationale Schuld)

60

 

Artikel 11: Financiering staatsschuld

60

 

Artikel 12: Kasbeheer

64

     

3.

PARAGRAAF INZAKE DE BATEN-LASTENDIENSTEN

66

     

4.

BIJLAGEN

76

4.1

RWT’s en ZBO’s

76

4.2

Overzicht staatsdeelnemingen

79

4.3

Budgettair overzicht interventies t.b.v. de financiële sector

80

4.4

Lijst met afkortingen

82

4.5

Begrippenlijst

84

     

5.

EVALUATIE- EN ONDERZOEKSOVERZICHT

87

     

6.

BIJLAGEN

89

6.1

Bijlage inzake moties en toezeggingen

103

A. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING BIJ HET BEGROTINGSWETSVOORSTEL

De afwijkingen van de Comptabiliteitswet 2001 die in de wetsartikelen 5 tot en met 9 van deze begrotingswet worden doorgevoerd, zijn tijdelijke voorzieningen. De Tweede kamer is hiervan eerder op de hoogte gesteld (zie voor de desbetreffende kamerstukken de onderstaande artikelsgewijze toelichtingen). Deze tijdelijke voorzieningen zullen, zodra een nieuw kabinet is aangetreden, naar verwachting worden verwerkt in een structurele wijziging van de Comptabiliteitswet (de Zesde wijziging van de Comptabiliteitswet 2001).

Wetsartikelen 1 en 2

De begrotingsstaten die onderdeel uitmaken van de Rijksbegroting, worden op grond van artikel 1, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001 elk afzonderlijk bij de wet vastgesteld. Het onderhavige wetsvoorstel strekt ertoe om de begrotingsstaat van het Ministerie van Financiën voor het jaar 2013 vast te stellen.

Alle voor dit jaar vastgestelde begrotingswetten tezamen vormen de Rijksbegroting voor het jaar 2013. Een toelichting bij de Rijksbegroting als geheel is opgenomen in de Miljoenennota 2013.

Met de vaststelling van deze wetsartikelen worden de uitgaven, verplichtingen en de ontvangsten van de begroting van de Nationale Schuld en van de departementale begroting van Financiën voor het jaar 2013 vastgesteld. De in de begroting opgenomen begrotingsartikelen worden in onderdeel B van deze memorie van toelichting toegelicht (de zgn. begrotingstoelichting).

Wetsartikel 3

Met de vaststelling van dit wetsartikel worden de baten en de kapitaaluitgaven en -ontvangsten van de baten-lastendiensten Rijksvastgoed- en Ontwikkelingsbedrijf en Domeinen Roerende Zaken voor het jaar 2013 vastgesteld. De in die begrotingen opgenomen begrotingsartikelen worden toegelicht in onderdeel B (begrotingstoelichting) van deze memorie van toelichting en wel in de paragraaf inzake de diensten die een baten-lastenstelsel voeren.

Wetsartikel 5

Met dit wetsartikel wordt vooruitgelopen op een structurele wijziging van de Comptabiliteitswet 2001, waarbij de begroting van Nationale Schuld niet meer door middel van een separaat begrotingswetsvoorstel wordt vastgesteld, maar als onderdeel van het wetsvoorstel waarin ook de departementale begroting van het Ministerie van Financiën ter autorisatie wordt aangeboden. Hiermee wordt een administratievelastenverlichting gerealiseerd zonder dat er materieel sprake is van informatieverlies. Het voornemen hiertoe is al eerder met de Tweede Kamer besproken (Kamerstukken II,Kamerstuk 31 700 IXB, nr.3).

Deze gewijzigde begrotingspresentatie en -vaststelling werkt door in de presentatie van de beide jaarverslagen, in die zin dat de jaarverslagen van nationale schuld en het Ministerie van Financiën in één boekwerk zullen worden opgenomen. Omdat de jaarverslagen niet in de vorm van wetsvoorstellen aan de Staten-Generaal worden voorgelegd, hoeft de Comptabiliteitswet 2001 daarvoor niet te worden gewijzigd.

Een van de voorwaarden die de Tweede Kamer aan de integratie stelde was dat de Algemene Rekenkamer op de zelfde manier kan blijven rapporteren over de onrechtmatigheden en onzekerheden en hieraan op dezelfde wijze conclusies kan verbinden. De voorgestelde integratie voldoet aan deze voorwaarde en leidt ook niet tot wijziging van de tolerantiegrenzen die bij de controle worden gehanteerd. Door het opnemen van twee separate begrotingsstaten worden de tolerantiegrenzen namelijk niet verruimd, omdat de bedragen bij de begrotingsartikelen in die twee staten niet bij elkaar worden opgeteld.

De integratie leidt tot een administratieve lastenverlichting voor alle bij het begrotings- en verantwoordingsproces betrokken partijen (ministerie van Financiën, ministerraad, kabinet van de Koningin, Raad van State, Algemene Rekenkamer, Tweede Kamer, Eerste Kamer en de drukker van de kamerstukken), omdat er minder afzonderlijke wetsvoorstellen en jaarverslagen opgesteld hoeven te worden.

Wetsartikel 6

Met de vaststelling van dit wetsartikel wordt vooruitgelopen op een structurele wetswijziging van het Btw-compensatiefonds per 1 januari 2013 of 2014, die zal regelen dat het Btw-compensatiefonds geen begrotingsfonds meer is als bedoeld in de Comptabiliteitswet 2001 en dat er derhalve geen separate begroting meer hoeft te verschijnen. Hiermee wordt een administratieve lastenverlichting gerealiseerd zonder dat er materieel sprake is van informatieverlies.

Onderdeel c van dit wetsartikel – dat regelt dat voor de uitgaven van het Btw-compensatiefonds geen verplichtingen worden geraamd – heeft als doel te bewerkstelligen dat begrotingsartikel 6 van deze begroting comptabel op dezelfde wijze kan worden behandeld als de overige begrotingsartikelen in deze begroting. Dat houdt in dat er wel verplichtingen worden geraamd, maar voor de verplichtingenraming kan de regel verplichtingen=kas worden gehanteerd.

Wetsartikel 7

In het streven naar een vermindering van regeldruk en administratieve lasten binnen de overheid is de Tweede Kamer in 2006 op de hoogte gesteld van het voornemen tot het integreren van de Voorlopige Rekening in het Financieel Jaarverslag van het Rijk (Kamerstukken II, 2005/06, 29 949, nr. 55). In de praktijk is de Voorlopige Rekening de afgelopen jaren wel steeds naar de Kamer verzonden. In lijn met het eerdere voornemen tot het integreren van de Voorlopige Rekening in het Financieel Jaarverslag van het Rijk zal met ingang van het begrotingsjaar 2012 de Voorlopige Rekening niet langer afzonderlijk naar de Kamer verzonden worden. De wijzigingen van de begrotingen na de Najaarsnota, die tot nog toe in de Voorlopige Rekening werden gemeld, worden voortaan opgenomen in het Financieel Jaarverslag van het Rijk en via de slotwetten aan de Kamer voorgelegd: de afwijking van artikel 50 van de Comptabiliteitswet 2001 voor het jaar 2012 is geregeld in de eerste suppletoire begroting 2012 van het ministerie van Financiën. In de onderhavige begroting wordt dit geregeld voor het jaar 2013.

Wetsartikel 8

De aanvullingen en de afwijking van de Comptabiliteitswet 2001 die voor het jaar 2013 in dit artikel met betrekking tot verplichtingen-kasagentschappen worden doorgevoerd, vloeien voort uit de besluiten die het kabinet heeft genomen naar aanleiding van de evaluatie van het baten-lastendienstmodel. De Tweede Kamer is van die besluiten op de hoogte gebracht bij de brief van de Minister van Financiën van 25 augustus 2011 (Kamerstukken II, 2011/12, 28 737 nr. 21).

Een verplichtingen-kasagentschap is een nieuw type agentschap, dat nevengeschikt is aan een baten-lastenagentschap (in de huidige Comptabiliteitswet nog aangeduid als baten-lastendienst). Het is op termijn de bedoeling – in de nieuwe Comptabiliteitswet 201X, waarvoor een voorstel van wet thans wordt voorbereid, maar waarvan de indiening bij de Tweede Kamer pas op zijn vroegst eind 2013 te verwachten is – het begrip baten-lastendienst te vervangen door het begrip baten-lastenagentschap.

De thans voor het jaar 2013 door middel van het onderhavige artikel geregelde aanvullingen en afwijking van de Comptabiliteitswet zullen vooruitlopend op die nieuwe Comptabiliteitswet wel al via de tussentijdse zesde wijziging van die wet structureel worden geregeld.

Voor het instellen van een verplichtingen-kasagentschap dient hetzelfde instellingstraject te worden doorlopen als voor het instellen van een baten-lastenagentschap. Dit wordt geregeld in het eerste lid, onderdeel c. Dit instellingstraject, alsmede de nadere regels met betrekking tot verplichtingen-kasagentschappen, bedoeld in onderdeel d, en de voorwaarden die aan een kasreserve van een verplichtingen-kasagentschap kunnen worden gesteld (onderdeel e) zullen worden opgenomen in de Regeling agentschappen.

In de onderdelen f, g en h wordt geregeld dat voor verplichtingen-kasagentschappen in de begroting en in het jaarverslag in plaats van baten, lasten, kapitaaluitgaven en kapitaalontvangsten zullen worden opgenomen de financiële verplichtingen, de (kas)uitgaven en de (kas)ontvangsten, zoals dat op grond van het verplichtingen-kasstelsel ook voor gewone departementale diensten het geval is.

Een kasreserve (onderdeel e) is een niet-geoormerkte, meerjarige budgettaire voorziening die een verplichtingen-kasagentschap op een afzonderlijke rekening-courant bij het Ministerie van Financiën aanhoudt, bedoeld om jaarlijkse fluctuaties in de exploitatie op te vangen. De toevoegingen en onttrekkingen aan een kasreserve zullen, evenals dat het geval is bij een begrotingsreserve, als uitgaven en ontvangsten worden beschouwd. Dat wordt in het tweede lid geregeld.

De Minister van Financiën, J. C. de Jager

B. BEGROTINGSTOELICHTING

1. LEESWIJZER

Welke budgettaire gevolgen heeft de kredietcrisis voor de Staat? Welke beleidsdoelstellingen worden nagestreefd op het gebied van de fiscaliteit, de financiële markten of op het gebied van de nieuwe financiële Staatsdeelnemingen? Hoe gaat de Staat om met roerende en onroerende zaken? In deze begroting wordt antwoord gegeven op deze en vele andere vragen. De begroting IX is opgebouwd uit negen beleidsartikelen met uiteenlopende beleidsterreinen en drie niet- beleidsartikelen. Deze beleidsartikelen weerspiegelen het gehele werkterrein van het ministerie van Financiën inclusief het beheer van de staatsschuld en het kasbeleid van het Rijk.

De beleidsartikelen voor Financiën zijn:

  • 1. Belastingen

  • 2. Financiële markten

  • 3. Financieringsactiviteiten publiek-private sector

  • 4. Internationale financiële betrekkingen

  • 5. Exportkrediet- en investeringsverzekeringen

  • 6. Btw- compensatiefonds

  • 7. Beheer materiële activa

De niet- beleidsartikelen zijn:

  • 8. Centraal apparaat kerndepartement

  • 9. Algemeen

  • 10. Nominaal en onvoorzien

De beleidsartikelen voor Nationale Schuld zijn

  • 11. Financiering staatsschuld (transactiebasis)

  • 12. Kasbeheer (transactiebasis)

De begrotingstoelichting is als volgt opgebouwd. Hoofdstuk 2 bevat de beleidsagenda, de beleidsprioriteiten en de begroting op hoofdlijnen. Ook wordt in hoofdstuk 2 op de beleidsartikelen en de niet- beleidsartikelen ingegaan, waarvan de budgettaire mutaties toegelicht worden in het verdiepingshoofdstuk (internetbijlage). In hoofdstuk 3 is de paragraaf inzake de baten- lastendiensten Domeinen Roerende Zaken en Rijksvastgoed- en Ontwikkelingsbedrijf opgenomen. Als bijlagen het budgettair overzicht interventies ten behoeve van de Financiële Sector, een lijst met staatsdeelnemingen en de bijlage ZBO’s en RWT’s opgenomen. Als laatste volgt de afkortingen- en begrippenlijst. Het begrotings- en algemeen financieel-economisch beleid wordt toegelicht in de Miljoenennota en komt beknopt aan de orde in de beleidsagenda.

Samenvoegen IXA en IXB

Per Ontwerpbegroting 2013 is gekozen om de begrotingen van de Nationale Schuld en Financiën samen te voegen. Bij het samenvoegen van de begrotingen komt het gehele beleidsterrein in één begroting terecht. Hierdoor kan ook in de beleidsagenda een completer beeld gegeven van alle speerpunten van de minister van Financiën. Dit sluit aan bij de inrichting van de Rijksbegroting naar de taken en verantwoordelijkheden van de ministers.

Financiering Staatsschuld en Kasbeheer

Vanaf 2013 behandelt deze begroting tevens de schuld van de Nederlandse rijksoverheid. Er wordt onderscheid gemaakt tussen de schuld die extern wordt gefinancierd, door bijvoorbeeld banken, beleggers en pensioenfondsen en de schulden of tegoeden die verschillende aan de schatkist gelieerde instellingen – via het geïntegreerd middelenbeheer – hebben bij het ministerie van Financiën. De schuld die extern wordt gefinancierd wordt in het artikel financiering staatsschuld behandeld (artikel 11). Het geïntegreerd middelen beheer wordt behandeld in het artikel kasbeheer (artikel 12). Beide artikelen worden middels een aparte begrotingstaat vastgesteld.

De begroting van de nationale schuld heeft twee specifieke eigenschappen die zijn vastgelegd in de CW. De eerste eigenschap is dat voor beide artikelen kas is verplichting geldt. Ten tweede wordt in afwijking van artikel 3, eerste lid van de CW, van rente-uitgaven en renteontvangsten van een jaar in de begroting van nationale schuld (artikel 11 en 12) niet verstaan de geldelijke betalingen en ontvangsten in dat jaar, maar de rentekosten onderscheidenlijk de renteopbrengsten die op transactiebasis aan een jaar worden toegerekend. Met de registratie van rente op transactiebasis voor de Nationale Schuld wordt aangesloten bij de Europese voorschriften van het ESR 1995 (Europees Stelsel van Rekeningen). Het ESR 1995 is de Europese methode om onder meer het EMU-saldo en het geharmoniseerde BNP (Bruto Nationaal Product) als grondslag voor de afdracht van de eigen middelen aan de Europese Unie te berekenen.

Kredietcrisis

Als gevolg van de kredietcrisis is door de minister van Financiën een aantal maatregelen getroffen om het vertrouwen in de financiële sector en de reële economie te herstellen. Dit heeft grote invloed gehad op deze begroting. In de bijlage financiële interventies in het kader van de kredietcrisis is daarom een overzicht van de getroffen maatregelen te vinden en de gevolgen voor het beleid toegelicht. In paragraaf 2.2.2 wordt dieper ingegaan op het beleidsterrein financiële markten. Het beleid over het fonds financiële structuurversterking, de deelneming in de ABN-Amro Group N.V. en de Illiquid Assets Back-up facility (IABF) is toegelicht in 2.2.3. In 2.2.4. zijn de verstrekte garanties voor het stabiliteitsmechanisme verwerkt en de lening aan Griekenland. De effecten van de kredietcrisis maatregelen op de staatsschuld zijn verwerkt in artikel 11.

Groeiparagraaf

Op 20 april 2011 is de Tweede Kamer akkoord gegaan met een aanpassing van de presentatie van de Rijksbegroting onder de naam «Verantwoord Begroten» (Kamerstuk 31 865, nr.26). De nieuwe presentatie moet leiden tot meer inzicht in financiële informatie, de rol en verantwoordelijkheid van de minister en moet een duidelijke splitsing tussen apparaat en programma laten zien.

De belangrijkste veranderingen zijn:

  • in deze begroting zijn alle begrotingsartikelen ingevuld volgens de nieuwe voorschriften, inclusief de aanpassing van de tabel Budgettaire gevolgen van beleid. Dit betekent dat voor 2013 budgettaire flexibiliteit is aangescherpt;

  • per artikel is aangegeven welke rol de minister heeft, deze kan bestaan uit regisseren, uitvoeren , financieren en stimuleren;

  • in de beleidsagenda is aan het eind een totaaloverzicht opgenomen van de beleidsdoorlichtingen,

  • aan deze begroting is tevens een lijst met staatsdeelnemingen toegevoegd.

2.1 DE BELEIDSAGENDA

2.1.1 Het werkterrein van het Ministerie van Financiën op hoofdlijnen

De minister van Financiën draagt de verantwoordelijkheid voor de voorbereiding en uitvoering van onder meer:

  • a) het algemeen financieel-economische en internationale financiële beleid

  • b) het begrotingsbeleid en doelmatig beheer van ’s- Rijks financiën

  • c) het financieringsbeleid

  • d) het fiscale beleid

  • e) het heffen, controleren en innen van de belastingen

  • f) het beheer van materiële eigendommen van het Rijk

Het begrotings- en algemeen financieel-economische beleid wordt toegelicht in de Miljoenennota en komt beknopt aan de orde in de beleidsagenda. Ook de belastingontvangsten worden toegelicht in de Miljoenennota.

De financiën van de decentrale overheden, waarvoor de minister van Financiën medeverantwoordelijk is, komen aan de orde in de Miljoenennota en in de begrotingen van het Gemeente- en Provinciefonds.

2.1.2 Beleidsagenda 2013

Gezien de demissionaire status van het kabinet dat deze begroting opstelt, is gekozen voor een sobere invulling van de beleidsagenda 2013, waarbij wordt ingegaan op de relevante ontwikkelingen die de begroting in financiële zin raken. In de artikelen wordt, zoals in andere jaren, de relevante financiële en beleidsinformatie die samenhangt met de voorgenomen uitgaven vermeld.

Huishoudboekje op orde

De belangrijkste bijdrage aan het huishoudboekje op orde brengen is voor het ministerie van Financiën drieledig. Als eerste ziet het toe op de uitvoering van de afspraken uit het regeerakkoord en aanvullend begrotingsakkoord waaronder de naleving van de begrotingsregels. Ten tweede wordt door het ministerie van Financiën zelf een bijdrage geleverd aan de bezuinigingen. De bezuinigingen worden vooral op het apparaat ingevuld. Een aanzienlijk deel van deze bezuinigingen slaat neer bij de Belastingdienst. Ten derde zal Nederland zich conform het regeerakkoord inzetten voor een substantiële vermindering van de afdrachten aan de EU.

2.1.3 Houdbare financiering van beleidsprioriteiten

Gezonde overheidsfinanciën zijn van essentieel belang. Sinds de tweede helft van 2011 zijn we geconfronteerd met nieuwe onzekerheden en tegenvallende economische ontwikkelingen. Nederland is opnieuw in een recessie terechtgekomen en voor de komende jaren wordt een lage economische groei verwacht. Als gevolg hiervan dreigden de overheidsfinanciën voor 2013 verder te verslechteren. In de ontstane politieke situatie hebben de fracties van VVD, CDA, D66, GroenLinks en de ChristenUnie de handen ineen geslagen en een begrotingsakkoord voor 2013 gesloten dat het EMU-tekort terugdringt tot 3% bbp. Hiermee wordt koers gezet richting gezonde overheidsfinanciën en een versterking van de economie.

Voor het kabinet is het op orde brengen van de overheidsfinanciën één van de belangrijkste prioriteiten. Zonder ingrijpen dreigt de overheidsschuld verder op te lopen en wordt de rekening doorgeschoven naar volgende generaties. Structurele maatregelen voor de lange termijn zijn noodzakelijk om de overheidsfinanciën houdbaar te maken.

Op advies van de dertiende Studiegroep Begrotingsruimte heeft het kabinet Rutte-Verhagen afgesproken om in totaal € 18 miljard te besparen per 2015. Als gevolg van de verslechterde economische situatie zijn nog eens voor € 12 miljard aanvullende maatregelen genomen in het begrotingsakkoord 2013. Hiermee zijn we er echter nog lang niet.

De veertiende Studiegroep Begrotingsruimte adviseert, voor overheidsfinanciën die bijdragen aan stabiliteit en vertrouwen, een pakket aan maatregelen te nemen van € 20 miljard in de periode tot en met 2017.

Daarnaast heeft de Studiegroep geadviseerd de omvang en vormgeving van het lokaal belastinggebied nader te onderzoeken. Daarnaast is in overweging gegeven om het btw-compensatiefonds (BCF) af te schaffen.

Rechtmatigheid

Het is de verwachting dat het percentage rechtmatigheidsfouten op begrotingshoofdstukniveau binnen de gestelde tolerantiegrens van 1 procent blijft. De afgelopen jaren is dit ook ruimschoots gerealiseerd.

2.1.4 Sobere en effectieve EU-begroting

In 2013 zal Nederland zich inzetten voor een substantiële vermindering van de afdrachten aan de EU. Nederland streeft naar een sobere en effectieve begroting waarin duidelijke prioriteiten worden gesteld en waarbij de afdrachten evenwichtiger en transparanter worden verdeeld. De minister van Financiën zet zich in de Begrotingsraad in om dit standpunt in de jaarbegroting van de EU terug te zien, terwijl hij, tezamen met de minister president en de minister van Buitenlandse Zaken, zich ook inzet voor een voor Nederland gunstige ontwikkeling van de onderhandelingen over het Meerjarig Financieel Kader van de EU voor de periode 2014–2020.

2.1.5 Robuuste financiële sector

De overheid wil dat de activiteiten van financiële instellingen gericht zijn op het leveren van betrouwbare dienstverlening aan burgers en bedrijven. Met acceptabele en transparante risico’s, waarbij de kosten van overmatig risicovol gedrag niet worden afgewenteld op de belastingbetaler. De overheid, toezichthouders en financiële sector voeren hiertoe onder meer de volgende hervormingen uit:

  • versterking en verbreding toezicht;

  • beter bestuur van financiële instellingen;

  • aanscherping kapitaal- en liquiditeitseisen;

  • consument meer centraal in financiële dienstverlening.

Daartoe zullen er in 2013 een groot aantal Europese richtlijnen en verordeningen geïmplementeerd dan wel uitonderhandeld worden, waaronder de regels rond kapitaal- en liquiditeitseisen (CRD IV, Solvency II en Omnibus II), regels omtrent markten voor financiële instrumenten (MiFID II), accountancy, hypotheken en witwassen.

In 2013 zal er ook aandacht uitgaan naar de versterking van het Europees toezicht, het macroprudentieel comité, de Commissie die onderzoek zal doen naar de structuur van de bancaire sector en het Europese crisismanagementraamwerk. Ook zullen de eerste ervaringen worden opgedaan met het provisieverbod, het toezicht op de productontwikkeling, de verbeterde vakbekwaamheidseisen en de eed/belofte financiële sector («bankierseed»).

2.1.6 Financieel beheer interventies financiële sector

Financiële Instellingen

Het beleid is gericht op een voortvarende, maar zakelijk verantwoorde exit uit de verschillende belangen en, in het bijzonder bij ASR Nederland en ABN AMRO, op de ondernemingsstrategie die de exit mogelijk moet maken. De minister heeft op 24 januari 2011 de hoofdlijnen van het exitbeleid naar de Tweede Kamer gestuurd. Samengevat is dit beleid gericht op een substantiële reductie van de belangen in de financiële sector, waarbij gestreefd wordt naar het recupereren van de nog uitstaande publieke middelen die zijn geïnvesteerd in ABN AMRO, ASR Nederland, ING en SNS REAAL.

De aandelen in ABN AMRO, ABN AMRO Preferred Investments en ASR zijn overgedragen tegen uitgifte van certificaten aan de Stichting administratiekantoor beheer financiële instellingen (NLFI). De verwachting is dat in 2012 de aandelen RFS worden overgedragen. Tot die tijd voert NLFI al wel het beheer. NLFI zal de minister op basis van wet en statuten adviseren over de te volgen exitstrategie en vervolgens worden gemachtigd deze namens de minister uit te voeren. Naar verwachting zal NLFI in 2013 met een advies over de te volgen exitstrategie komen, waarin in ieder geval aan de orde komt of en wat de mogelijkheden zijn voor een exit in 2014. Het ministerie van Financiën zal dit advies bestuderen, waarna de minister vervolgens een volmacht kan verlenen aan NLFI om de exitstrategie uit te voeren. In 2013 wordt nog geen exit voorzien.

IABF en garantieregeling Interbancaire leningen

Tijdens de kredietcrisis zijn verschillende kredietcrisismaatregelen ingesteld, waaronder de garantieregeling voor banken van € 200 miljard en de Illiquid Assets Back-up Facility (IABF), waarmee de Staat 80% van het risico op de Alt-A portefeuille heeft overgenomen van ING. Voor wat betreft de garantieregeling is reeds aangevangen met de exitstrategie. De regeling is niet verlengd en het is inmiddels mogelijk voor banken om gegarandeerde leningen terug te kopen uit de kapitaalmarkt. Van deze mogelijkheid is al door verschillende banken gebruik gemaakt. Ook voor de IABF zal worden bezien wat de mogelijkheden zijn ten aanzien van een exitstrategie.

2.1.7 Herstellen en bewaken stabiliteit eurozone

In 2013 zal het herstellen en bewaken van de financiële stabiliteit van de eurozone een belangrijk onderwerp blijven. De Europese schuldencrisis heeft aanleiding gegeven tot versterking en uitbreiding van afspraken omtrent economische beleidscoördinatie (o.a. door middel van een nieuw begrotingsverdrag tussen lidstaten van de EU). Daarnaast zal er aandacht zijn voor de vooruitgang in de lopende steunprogramma’s voor Spanje, Griekenland, Ierland en Portugal. Bij het herstel van financiële stabiliteit in de eurozone zullen de Europese noodfondsen, EFSF, EFSM en ESM, en het IMF een belangrijke rol spelen.

2.1.8 Fiscale Voornemens

Op 25 mei 2012 heeft het kabinet met de VVD, het CDA, D66, GroenLinks en de ChristenUnie overeenstemming bereikt over het Begrotingsakkoord 2013. Dat programma strekt tot het structureel verbeteren van de overheidsfinanciën, het verstevigen van het vertrouwen van de financiële markten en het verder toekomstbestendig maken van de Nederlandse economie. Dit programma bevat ook een groot aantal fiscale maatregelen die deels in 2012, deels in 2013 in werking treden. Het merendeel van de fiscale maatregelen uit het Begrotingsakkoord 2013 is uitgewerkt in het wetsvoorstel Wet uitwerking fiscale maatregelen Begrotingsakkoord 2013 dat op 4 juni 2012 aan de Tweede Kamer is gezonden. In dat wetsvoorstel zijn de volgende maatregelen uit het Begrotingsakkoord 2013 opgenomen:

  • 1. Btw-schuif

    • verhoging algemeen btw-tarief met 2% met ingang van 1 oktober 2012;

    • terugsluis btw-verhoging in 2013 (€ 1,5 miljard van de opbrengst) via maatregelen in de inkomsten- en loonbelasting, het kindgebonden budget en de zorgtoeslag.

  • 2. Structurele verlaging tarief overdrachtsbelasting naar 2%

  • 3. Vergroening

    • aanpassing (verhoging) tarief energiebelasting aardgas;

    • afschaffen vrijstelling kolenbelasting bij elektriciteitsopwekking;

    • afschaffen rode diesel;

    • niet afschaffen eurovignet;

    • pakket heffingskorting groen beleggen (de regeling groenprojecten niet verder versoberen maar groen beleggen en groen financieren blijvend fiscaal te stimuleren met een heffingskorting van 0,7%, naast de bestaande vrijstelling ter waarde van 1,2% in box 3).

  • 4. Diverse andere maatregelen

    • geen inflatiecorrectie inkomstenbelasting en loonbelasting in 2013;

    • werkgeversheffingen hoge lonen en excessieve vertrekvergoedingen;

    • niet invoeren werkbonus;

    • aanpassing aftrek deelnemingsrente (Bosal-arrest);

    • verlaagd btw-tarief podiumkunsten en kunstvoorwerpen per 1/7/2012;

    • aanpassing btw-vrijstelling medische diensten;

    • niet afschaffen belasting op alcoholvrije dranken;

    • verhoging accijns op bier, wijn en gedistilleerde dranken;

    • verhoging accijns op sigaretten en rooktabak (shag).

Het wetsvoorstel Wet uitwerking fiscale maatregelen Begrotingsakkoord 2013 is op 21 juni 2012 door de Tweede Kamer aangenomen en op 10 juli 2012 door de Eerste Kamer. Het is op 17 juli 2012 gepubliceerd in het Staatsblad.

Een deel van de maatregelen uit het Begrotingsakkoord 2013 wordt opgenomen in het pakket Belastingplan 2013, voornamelijk in de vorm van afzonderlijke wetsvoorstellen die tegelijkertijd met het Belastingplan 2013 op Prinsjesdag aan het Parlement zullen worden aangeboden. In een afzonderlijk wetsvoorstel worden opgenomen:

  • de maatregelen die betrekking hebben op de herziening van de woningmarkt, zijnde de introductie van de eis dat de rente van nieuwe leningen die na 1 januari 2013 worden aangegaan alleen aftrekbaar is als de lening in maximaal 30 jaar en ten minste annuïtair wordt afgelost alsmede de afschaffing van de vrijstelling in Box 1 van de kapitaalverzekering eigen woning die na 1 januari 2013 wordt afgesloten;

  • ter dekking van het structureel maken van de verlaging van het tarief van de overdrachtsbelasting naar 2%; de herziening van het fiscale regime voor de kosten van vervoer, houdende afschaffing van de onbelaste reiskostenvergoeding voor het woon-werkverkeer en – ten behoeve van de zogenoemde bijtelling voor het privégebruik van een door de werkgever ter beschikking gestelde auto – het aanmerken van de kilometers die met deze auto worden gemaakt in het woon-werkverkeer als privékilometers;

  • de introductie van een verhuurderheffing, zijnde een heffing bij de verhuurder over de gezamenlijke WOZ-waarde van de verhuurde woningen.

2.1.9 Toezicht Belastingdienst

De Belastingdienst beoogt met zijn toezicht de mate waarin burgers en bedrijven vrijwillig hun verplichtingen nakomen (compliance) maximaal te vergroten. Onder compliant gedrag wordt verstaan dat de belastingplichtige zich registreert voor belastingplicht, tijdig, juist en volledig aangifte doet en tijdig op aangifte of aanslag betaalt.

Het doel is het gedrag van burgers en bedrijven zodanig te beïnvloeden dat met de inzet van de beschikbare mensen en middelen een optimaal effect op de compliance wordt bereikt. De Belastingdienst kiest gericht welke handhavingsinstrumenten worden ingezet om het nalevingsgedrag van burgers en bedrijven te verbeteren en goed gedrag te ondersteunen. Dit proces heet handhavingsregie.

Bij de uitwerking van de handhavingsregie wordt gebruik gemaakt van het uitgebrachte advies van de Commissie Stevens. Deze onafhankelijke commissie werd ingesteld om het horizontaal toezicht te evalueren, daarbij mogelijke knelpunten en kwetsbaarheden te signaleren, alsmede voorstellen te doen voor de verdere ontwikkeling van horizontaal toezicht en voor de wijze van effectmeting. De Commissie komt tot de conclusie dat de Belastingdienst met horizontaal toezicht de juiste weg is ingeslagen. Wel stelt de Commissie vast dat horizontaal toezicht moet worden ingebed in een breder handhavingspalet aan instrumenten waarvan ook nadrukkelijk verticaal toezicht deel uitmaakt. Het rapport is op 27 juni 2012 in een algemeen overleg met de vaste Commissie voor Financiën besproken. De aanbevelingen van de Commissie Horizontaal Toezicht Belastingdienst (Commissie Stevens) zullen in het najaar van 2012 worden uitgewerkt. In het gebruik van effectindicatoren voor horizontaal toezicht wil de Belastingdienst in 2013 een volgende stap zetten.

De inzetbaarheid van de Belastingdienst kan niet los worden gezien van de taakstellingen. De Belastingdienst zal zijn doelen met minder middelen moeten realiseren. De taakstellingen worden deels ingevuld via efficiencymaatregelen en deels in de vorm van vereenvoudigde wetgeving waarmee een besparing op uitvoeringskosten wordt gerealiseerd. Daarnaast wordt door de Belastingdienst onderzocht met welke extra inspanningen de belastingopbrengst kan worden vergroot, zowel op het gebied van handhaving, als invordering.

2.1.10 Financiering Staatsschuld

De doelstelling, schuldfinanciering tegen zo laag mogelijk rentekosten onder acceptabel risico voor de begroting, is sinds 2008 vormgegeven met een 7-jaars gecentreerde portefeuille als benchmark. Op basis van de evaluatie uit 2011 is besloten hiermee door te gaan1. Wel zijn er vanaf 2012 afwijkingen van het risicoprofiel van de benchmark mogelijk. Hiervoor gelden twee randvoorwaarden. De afwijkingen mogen niet leiden tot meer risico en de afwijking moet inpasbaar zijn in de begroting. De benchmark borgt de transparantie over de afwijkingen. Immers, in de verantwoording worden afwijkingen ten opzichte van de benchmark in termen van risicoprofiel en kosten gerapporteerd.

2.1.11 Schatkistbankieren

In 2013 wordt verplicht schatkistbankieren zonder leenfaciliteit ingevoerd voor gemeenten, provincies, gemeenschappelijke regelingen en waterschappen. De tarieven die de partijen over hun liquide middelen en beleggingen ontvangen worden geharmoniseerd aan de inleentarieven van de Staat. Schatkistbankieren houdt in dat decentrale overheden de middelen die zij (tijdelijk) niet nodig hebben voor uitoefening van hun taken aanhouden in de Nederlandse schatkist. Schatkistbankieren zal daarom een verlagend effect hebben op de EMU-schuld. De verwachting is dat de effecten voor de EMU-schuld op termijn ca. 15–29 miljard (4 % bbp) kunnen zijn.

2.1.12 De begroting op hoofdlijnen

In deze paragraaf wordt op hoofdlijnen inzicht gegeven in de samenstelling en ontwikkeling van de uitgaven op begrotingshoofdstuk IX (Financiën en Nationale Schuld). In dit hoofdstuk wordt onderscheid gemaakt tussen de uitgaven van de (niet)beleidsartikelen 1 tot 10 en de beleidsartikelen 11 en 12 welke op transactiebasis zijn.

Beleidsartikelen Departement Financiën

De totale uitgaven voor de artikelen 1 tot en met 10 bedragen ongeveer € 10,9 mld. Hiervan is € 3,0 mld. apparaat (incl. ZBO’s en baten-lastendienst; zie figuur 1) en de rest bestaat uit € 7,9 mld. aan programma-uitgaven (excl ZBO’s en baten- lastendienst; zie figuur 2). De apparaatsuitgaven voor de Belastingdienst wordt in artikel 1 toegelicht en voor het kerndepartement in artikel 8.

Grafiek 1: Verdeling Apparaat binnen Financiën (* € 1 000)

Grafiek 1: Verdeling Apparaat binnen Financiën (* € 1 000)

Grafiek 2: Verdeling programma-uitgaven begroting IX Financiën 2013 (* € 1 000)

Grafiek 2: Verdeling programma-uitgaven begroting IX Financiën  2013 (* € 1 000)

De programma-uitgaven in totaal zijn € 7,6 mld. De grootste uitgaven zijn:

  • Heffings- en Invorderingsrente € 0,5 mld. (artikel 1);

  • Uitgaven voor de IABF van ongeveer € 2,0 mld. (artikel 3);

  • Kapitaalstorting aan het ESM van € 1,8 mld. (artikel 4);

  • Btw-compensatiefonds van € 2,9 mld. (artikel 6).

Grafiek 3: Niet-belastingontvangsten in € 1 000

Grafiek 3: Niet-belastingontvangsten in € 1 000

Voor 2013 is € 6,7 mld begroot aan niet-belastingontvangsten. De belangrijkste ontvangsten zijn (zie figuur 3):

  • Heffings- en invorderingsrente € 0,5 mld. (artikel 1);

  • Boetes en schikkingen en doorbelasten kosten

    vervolging € 0,3 mld (artikel 1);

  • Premies interbancaire leningen € 0,2 mld (artikel 2);

  • Ontvangsten IABF € 1,9 mld (artikel 3);

  • Winstafdracht DNB en Dividenden staatsdeelnemingen

    € 1,7 mld. (artikel 3).

Grafiek 4: Verleende garanties Financiën (* € 1 mld.)

Grafiek 4: Verleende garanties Financiën (* € 1 mld.)

Om bepaald beleid te bewerkstellen heeft de minister van Financiën een aantal garanties verstrekt. De belangrijkste verleende garanties in 2013 zijn (het uitstaande risico, zie figuur 4):

  • Garantiefaciliteit bancaire Leningen € 18,2 mld. (artikel 2);

  • Garantie EFSF van ongeveer € 97,8 mld. (artikel 4);

  • Garanties aan de IFI’s van ongeveer € 63,7 mld. (artikel 4);

  • WAKO garantie van € 14,0 mld. (artikel 2);

  • De Exportkredietverzekering voor ongeveer € 14,7 mld. (artikel 5);

  • Garantie aan het ESM van ongeveer € 35,4 mld. (artikel 4).

Hieronder is een totaaloverzicht van de ontvangsten en uitgaven van de begroting IX Financiën te vinden. De belastingontvangsten worden weergegeven als lijngrafiek.

Grafiek 5: Overzicht Uitgaven en Ontvangsten begroting IX Financiën

Grafiek 5: Overzicht Uitgaven en Ontvangsten begroting IX Financiën

Toelichting

De hoge uitgaven in 2011 en 2012 worden veroorzaakt door de interventies op de financiële markten. De hogere niet-belastingontvangsten in 2011 t/m 2012 komen door de terugbetalingen in het kader van de financiële interventies (o.a. ING securities). De belastingontvangsten laten een stijgende lijn zien, meer informatie hierover is te vinden in de Miljoenennota.

Begroting op hoofdlijnen Nationale Schuld

In deze paragraaf wordt de verwachte staatsschuld aan het einde van ieder jaar weergeven, alsmede de daarbij behorende rentekosten. Het betreft de staatsschuld. De schuldtoerekening vanwege de IABF (Illiquid Asset Backup Facility met ING) en de EFSF (European Financial Stability Facility) zijn niet meegenomen. Deze worden verantwoord in artikel 3.

Grafiek 6: Overzicht Staatsschuld en Rentekosten artikel 11

Grafiek 6: Overzicht Staatsschuld en Rentekosten artikel 11

De omvang van de staatsschuld (artikel 11) ultimo 2013 bedraagt naar verwachting circa € 371 mld. De raming voor de rentekosten in 2013 bedraagt € 10,1 mld. De onderstaande tabel geeft ook de interne schuldverhouding met aan de schatkist gelieerde instellingen weer, zoals Rechtspersonen met een wettelijke taak (RWT’s), Sociale Fondsen en ZBO’s.

Tabel 1: Kerncijfers ontwerpbegroting en realisaties (in mld. euro's)

 

2011

2012

2013

EMU-schuld

394

434

447

Staatsschuld1 (artikel 11)

330

355

371

Schuldverhouding met ABN AMRO

– 3,8

– 3,8

– 3,8

Interne schuldverhouding (artikel 12)

– 16,1

– 21,5

– 28,9

Rentekosten staatsschuld

10,0

9,9

10,2

       

Rentekosten schuldverhouding ABNAMRO

– 0,2

– 0,2

– 0,1

Rente kosten totaal (artikel 11)

9,8

9,7

10,1

Rentekosten interne schuldverhoudingen (artikel 12)

– 0,5

– 0,4

– 0,4

Rentekosten Totaal (artikelen 11 en 12)

9,3

9,3

9,7

X Noot
1

Exclusief de schuldtoerekening vanwege de IABF (Illiquid Asset Backup Facility met ING), en EFSF (European Financial Stability Facility). Deze worden verantwoord in artikel 3.

2.1.13 Beleidsdoorlichtingen

Beleidsdoorlichtingen:
 

(realisatie)1

(planning) 

Artikel

2010

2011

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Financiën

               

1 Belastingen2

               

Het genereren van inkomsten voor de financiering van overheidsbeleid. Solide, eenvoudige en fraudebestendige fiscale wet- en regelgeving is hiervoor de basis. Doeltreffende en doelmatige uitvoering van die wet- en regelgeving zorgen ervoor dat burgers en bedrijven bereid zijn hun wettelijke verplichtingen ten aanzien van de Belastingdienst na te komen (compliance).

       

   

2 Financiële Markten

               

Beleid maken voor een stabiele werking van financiële markten, met betrouwbare dienstverlening van financiële instellingen aan burgers en bedrijven.

 

         

3 Financieringen

               

Optimaal financieel resultaat bij de realisatie van publieke doelen bij investeren in en verwerven, afstoten en beheren van de financiële en materiële activa van de staat.

   

3

     

 

4 Internationale Financiële Betrekkingen

               

Een bijdrage leveren aan een gezond en welvarend Europa en een evenwichtige internationale financieel-economische ontwikkeling.

       

   

5 Exportkredietverzekering

               

Het bieden van mogelijkheden voor verzekering van betalingsrisico’s die zijn verbonden aan export en investeringen in het buitenland, in aanvulling op de markt, en het creëren en handhaven van een gelijkwaardig speelveld voor bedrijven op het terrein van de exportkredietverzekeringsfaciliteit.

       

     

6 Btw-compensatiefonds

               

Gemeenten, provincies en Wgr-plusregio’s hebben de mogelijkheid om een evenwichtige keuze te maken tussen in- en uitbesteding. De btw speelt hierin geen rol.

         

 

7 Beheer Materiële Activa

               

Een optimaal financieel resultaat bij het verwerven, beheren, ontwikkelen en afstoten van materiële activa van/voor het Rijk ten behoeve van de realisatie van rijksdoelstellingen.

     

Overig

               

Financieel en Economisch beleid van de overheid

         

 

Vastgoedbeleid

               
                 

Nationale schuld

               

11 Financiering Staatsschuld

               

Schuldfinanciering tegen zo laag mogelijke rentekosten onder acceptabel risico voor de begroting

         

   

12 Kasbeheer

               

Optimaal kasbeheer van het Rijk en van de instellingen die aan de schatkist zijn gelieerd.

       

     
X Noot
1

Zie voor toelichting bij de realisatie het Jaarverslag 2011.

X Noot
2

Belastingdienst en Fiscale Zaken

X Noot
3

In 2012 wordt een Interdepartementaal Beleidsonderzoek (IBO) uitgevoerd. Dit IBO vervangt de geplande beleidsdoorlichting.

2.2 DE BELEIDSARTIKELEN (Financiën)

2.2.1 Belastingen

A. Algemene doelstelling

Het genereren van inkomsten voor de financiering van overheidsbeleid. Solide, eenvoudige en fraudebestendige fiscale wet- en regelgeving is hiervoor de basis. Doeltreffende en doelmatige uitvoering van die wet- en regelgeving zorgen ervoor dat burgers en bedrijven bereid zijn hun wettelijke verplichtingen ten aanzien van de Belastingdienst na te komen (compliance).

B. Rol en verantwoordelijkheid

De minister is verantwoordelijk en heeft een regisserende en uitvoerende rol op het terrein van de fiscaliteit. Daarbij gaat het om:

  • de heffing en inning van de rijksbelastingen en douanerechten;

  • de controle op VGEM-aspecten (veiligheid, gezondheid, economie en milieu) bij invoer, doorvoer en uitvoer van goederen;

  • de heffing en inning van de premies werknemers- en volksverzekeringen;

  • de heffing en inning van de inkomensafhankelijke bijdragen Zorgverzekeringswet;

  • handhavingstaken op het gebied van de economische ordening en financiële integriteit;

  • de vaststelling en de uitbetaling van toeslagen;

  • de heffing en inning voor derden van een aantal belastingen, heffingen en overige vorderingen.

Het beleid is gericht op een eenvoudig, solide en fraudebestendig belastingstelsel. Een belastingstelsel dat begrijpelijk is en dat de administratieve lasten voor burgers en bedrijven en de uitvoeringskosten voor de Belastingdienst waar mogelijk reduceert. Een belastingstelsel dat een solide belastingopbrengst oplevert, zonder willekeurige schommelingen. Een eerlijk belastingstelsel waarbij uitholling van de belastinggrondslag effectief kan worden bestreden zodat ieder zijn deel bijdraagt.

De minister bevordert, door inzet van de Belastingdienst, compliance door passende dienstverlening te leveren, massale processen juist en tijdig uit te voeren, adequaat toezicht uit te oefenen en waar nodig naleving bestuurs- of strafrechtelijk af te dwingen. De Belastingdienst stelt in zijn handelen burgers en bedrijven centraal en gaat uit van vertrouwen waar dat gerechtvaardigd is. De Belastingdienst stemt zijn handhaving af op houding en beweegredenen van burgers en bedrijven inzake naleving. Uit de instrumenten waarover de Belastingdienst beschikt, zal hij die kiezen die het meest bijdragen aan de compliance. Dit wordt handhavingsregie genoemd.

In het najaar van 2012 ontvangt de Kamer het plan tot versterking van toezicht en invordering (en de daarvoor benodigde investeringen) om per saldo meer belastingbaten in de schatkist te laten vloeien. Daarbij wordt ook aandacht geschonken aan de juistheid en volledigheid van belastingontvangsten (waaronder actuele informatie over het nalevingstekort).

De Belastingdienst meet van oudsher de houding van burgers en bedrijven ten aanzien van het voldoen aan fiscale verplichtingen en de klanttevredenheid door middel van een set enquêtevragen in de Fiscale Monitor*. Aan de geënquêteerden wordt onder meer gevraagd of zij belastingontduiking onaanvaardbaar achten, of zij de stelling onderschrijven dat zelf belasting ontduiken uitgesloten is, en of zij van mening zijn dat belasting betalen betekent iets moeten bijdragen.

C. Beleidswijzigingen

Er zijn voor 2013 geen beleidswijzigingen. Voor voorgestelde wijzigingen op fiscaal terrein wordt verwezen naar het Belastingplan 2013 en het wetsvoorstel Overige Fiscale Maatregelen.

D1. Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel budgettaire gevolgen van beleid (x € 1000)
 

2011

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Verplichtingen

3 528 988

3 348 205

3 244 427

3 114 399

3 039 745

3 010 581

2 968 287

               

Uitgaven (1) + (2)

3 394 668

3 348 205

3 244 427

3 114 399

3 039 745

3 010 581

2 968 287

               

waarvan juridisch verplicht

   

100%

       
               

(1) Programma-uitgaven

592 294

506 444

491 714

454 614

437 664

439 304

405 304

Waarvan:

             
               

Rente

             

Heffings- en invorderingsrente

587 867

500 530

485 800

443 700

426 750

428 390

394 390

Rentevergoeding depotstelsel

0

0

0

5 000

5 000

5 000

5 000

               

Bekostiging

             

Proceskosten

3 365

3 536

3 536

3 536

3 536

3 536

3 536

Overige programma-uitgaven

1 062

2 378

2 378

2 378

2 378

2 378

2 378

               

(2) Apparaatsuitgaven

2 802 374

2 841 761

2 752 713

2 659 785

2 602 081

2 571 277

2 562 983

               

Personele uitgaven

 

2 064 865

2 005 831

1 932 189

1 897 773

1 876 739

1 875 740

waarvan: Eigen personeel

 

1 943 260

1 889 439

1 819 286

1 786 786

1 766 948

1 765 949

waarvan: Inhuur externen

 

121 605

116 392

112 903

110 987

109 791

109 791

               

Materiële uitgaven

 

776 896

746 882

727 596

704 308

694 538

687 243

waarvan: ICT

 

166 653

170 572

158 006

151 919

148 253

148 253

waarvan: Bijdrage SSO's

 

202 954

195 427

189 186

185 760

183 778

178 778

               

Ontvangsten (3) + (4)

109 815 639

110 462 946

118 200 909

120 135 526

126 602 017

131 371 951

138 093 820

               

(3) Programma-ontvangsten

             

Waarvan:

             

Belastingontvangsten

108 883 363

109 633 221

117 348 784

119 288 601

125 755 092

130 525 026

137 246 895

               

Rente

             

Heffings- en invorderingsrente

511 029

490 000

497 000

497 000

497 000

497 000

497 000

               

Boetes en schikkingen

             

Ontvangsten boetes en schikkingen

203 208

132 477

147 877

142 677

142 677

142 677

142 677

               

Bekostiging

             

Kosten vervolging

191 188

187 276

187 276

187 276

187 276

187 276

187 276

               

(4) Apparaatsontvangsten

26 851

19 972

19 972

19 972

19 972

19 972

19 972

D2: Budgetflexibiliteit

De programma-uitgaven vloeien voort uit onder andere de Algemene wet inzake rijksbelastingen, de Invorderingswet 1990, de Algemene wet bestuursrecht en de Wet waardering onroerende zaken. De uitgaven zijn in beginsel niet alternatief aanwendbaar.

E: Toelichting op de instrumenten

Rente

Heffings- en invorderingsrente beogen compensatie te bieden voor het renteverlies dat ontstaat door een tijdsverschil tussen het ontstaan van de belastingschuld en het daadwerkelijk heffen en innen van de belastingschuld. De daling van de uitgavenraming wordt veroorzaakt door de invoering van het nieuwe stelsel van belastingrente.

Bekostiging

Uitgaven: Belastingplichtigen komen in aanmerking voor een proceskostenvergoeding, indien zij in het gelijk worden gesteld bij een bezwaar- of beroepsprocedure. De overige programma-uitgaven bestaan onder andere uit een bijdrage aan de Waarderingskamer en de Douaneraad.

Ontvangsten: Aan belastingschuldigen worden de kosten doorberekend van invorderingsmaatregelen (aanmaning, dwangbevel, beslaglegging, etc.). Dit gebeurt op grond van de Kostenwet invordering rijksbelastingen.

Boetes en schikkingen

Deze ontvangstenpost betreft de opbrengsten van bestuurlijke boetes en van schikkingen.

De in de tabel budgettaire gevolgen van beleid opgenomen belastingontvangsten zijn netto-ontvangsten. De netto ontvangsten zijn gelijk aan de totale belastingontvangsten minus de afdrachten aan het Gemeentefonds en het Provinciefonds op grond van de Financiële verhoudingswet, en minus de afdrachten aan het btw-Compensatiefonds en het BES- fonds. In onderstaande tabel staat de aansluiting van de Miljoenennota 2012 met de begroting IX. De Miljoenennota bevat een toelichting op de belastingontvangsten.

Belastinguitgaven en -ontvangsten

Tabel aansluiting belastingontvangsten Miljoenennota 2013 met IX (x € 1 000)

 

2011

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Totale belastingontvangsten

131 541 185

131 939 695

139 377 568

141 371 388

147 262 425

152 106 978

158 836 034

Afdracht Gemeentefonds

– 18 576 293

– 18 427 043

– 17 963 120

– 17 839 731

– 17 432 815

– 17 526 291

– 17 524 669

Afdracht Provinciefonds

– 1 268 084

– 1 230 648

– 1 138 214

– 1 131 694

– 962 912

– 944 233

– 953 161

BTW-Compensatiefonds

– 2 788 317

– 2 613 190

– 2 895 357

– 3 079 269

– 3 079 513

– 3 079 335

– 3 079 216

Afdracht BES- fonds

– 25 128

– 35 593

– 32 093

– 32 093

– 32 093

– 32 093

– 32 093

               

Belastingontvangsten

108 883 363

109 633 221

117 348 784

119 288 601

125 755 092

130 525 026

137 246 895

Conform de conclusie van het kabinet naar aanleiding van de «beleidsdoorlichting evaluatie belastinguitgaven» (Kamerstukken II 2009/10, 31 935, nr. 6), worden de belastinguitgaven, die onder verantwoordelijkheid vallen van het Ministerie van Financiën, in deze begroting weergegeven. Het zijn vooral fiscale faciliteiten die geen directe relatie hebben met een specifiek beleidsterrein van andere departementen.

Belastinguitgaven

Budgettair belang (mln. euro) in 2013

Doorschuiving inkomen aanmerkelijk belang bij aandelenfusie

94

Kindertoeslag forfaitair rendement

– 

Ouderentoeslag forfaitair rendement

97

Vrijstelling rechten op kapitaalsuitkering bij overlijden forfaitair rendement

20

Vrijstelling rechten op bepaalde kapitaalsuitkeringen

919

Aftrek wegens geen of geringe eigenwoningschuld

384

Giftenaftrek

378

Faciliteiten successiewet algemeen nut beogende instellingen

196

Omzetbelasting vrijstelling vakbonden, werkgeversorganisaties, politieke partijen, kerken

127

Omzetbelasting vrijstelling fondswerving

159

Vrijstelling motorrijtuigenbelasting motorrijtuigen ouder dan 25 jaar

222

Vrijstelling motorrijtuigenbelasting reinigingsdiensten

1

Apparaatsbudgetten

Apparaatsuitgaven

De apparaatsuitgaven van de Belastingdienst betreffen personeel (ca. € 2,0 mld.) en materieel (ca. € 0,8 mld.). Het apparaatsbudget betreft de uitvoeringskosten voor het primaire proces en de ondersteuning daarvan. Het primaire proces omvat de dienstonderdelen: Belastingregio’s, Douane, Toeslagen, FIOD, BelastingTelefoon, Centrale Administratie en het Directoraat-generaal Belastingdienst. De ondersteuning betreft: huisvesting en facilitaire dienstverlening, ICT, kennis en communicatie.

Onderstaand cirkeldiagram geeft een verdeling op hoofdlijnen (in %) van de inzet van personele capaciteit naar de instrumenten dienstverlening, toezicht en opsporing, en massale processen. De verdeling is op basis van de formatie van de Belastingdienst in 2012 (ca. 29 682 fte).

Inzet personeel op instrumenten (in %)

Inzet personeel op instrumenten (in %)

Apparaatsontvangsten

De apparaatsontvangsten ad € 20 mln. bestaan o.a. uit ontvangsten in verband met werkzaamheden die de Belastingdienst voor andere overheidsorganisaties uitvoert en uit ontvangsten voor uitleen van personeel.

Fiscaal beleid en wetgeving

E.1 Genereren van inkomsten – fiscale wet- en regelgeving

Het genereren van inkomsten ten behoeve van uitgaven voor de rijksbelastingen, de sociale fondsen en de zorgverzekeringen door middel van het ontwikkelen van solide, eenvoudige en fraudebestendige fiscale wet- en regelgeving die ook in internationale context werkbaar is.

De fiscale wet- en regelgeving die in het jaar 2012 wordt en is voorbereid zal vooral in het teken staan van het structureel verbeteren van de overheidsfinanciën, het verstevigen van het vertrouwen van de financiële markten en het verder toekomstbestendig maken van de Nederlandse economie. Hierbij gaat het met name om de wettelijke fiscale uitwerking van het zogenoemde Begrotingsakkoord 2013 dat zijn eerste beslag heeft gekregen in de Wet uitwerking fiscale maatregelen Begrotingsakkoord 2013 (UFM) dat in de maanden juni en juli 2012 door het parlement is aanvaard. Een deel van de uitwerking van het Begrotingsakkoord 2013 zal plaatsvinden in het pakket Belastingplan 2013 waaronder begrepen de Wet verhuurderbelasting, Wet herziening fiscale behandeling eigen woning en de Wet herziening fiscale behandeling kosten van vervoer. Belastingheffing dient zodanig plaats te vinden dat de geraamde opbrengsten worden gerealiseerd, met een minimum aan administratieve lasten en uitvoeringkosten. In dat kader zijn de voorstellen Wet elektronische registratie notariële akten en de Wet vereenvoudiging formeel verkeer Belastingdienst van belang. Deze voorstellen zullen tegelijkertijd met of kort na het Belastingplan 2013 bij de Tweede Kamer worden ingediend. De ramingen van de belastingopbrengsten worden getoetst aan de hand van de realisatie van de belastingontvangsten. De ontwikkeling en realisatie van de belastingontvangsten komen onder andere aan de orde in de Voorjaarsnota, de Najaarsnota en het Financieel jaarverslag van het Rijk.

Wat betreft de internationale context worden bilaterale belastingverdragen afgesloten en uitgevoerd, bijvoorbeeld met het oog op het voorkomen van dubbele belastingen. Nederland heeft al een vrij uitgebreid netwerk van verdragen dat ook regelmatig terugkerend onderhoud vergt. In dat kader bestaat het voornemen om onderhandelingen te voeren of voort te zetten met landen als Brazilië, China en India met als doel de bestaande belastingverdragen te herzien. Daarnaast worden de besprekingen met Aruba, Curaçao en Sint Maarten voortgezet om – gegeven de nieuwe staatkundige verhoudingen per 10 oktober 2010 – de Belastingregeling voor het Koninkrijk aan die nieuwe verhoudingen aan te passen.

Belastingdienst

E.2 Dienstverlening

De Belastingdienst bevordert met passende dienstverlening dat burgers en bedrijven hun wettelijke verplichtingen nakomen.

Passende dienstverlening ondersteunt belastingplichtigen en toeslaggerechtigden om verplichtingen na te komen en rechten te effectueren. Daarvoor is het nodig dat de dienstverlening van de Belastingdienst aansluit op de behoeften van burgers en bedrijven door te laten merken dat we hun fiscale situatie kennen, een communicatievorm aan te bieden die hen past, op het juiste moment beschikbaar te zijn en voor hen begrijpelijke taal te gebruiken. De dienstverlening is daarom in beginsel gericht op snelheid, gemak en kwaliteit.

De dienstverlening omvat onder andere:

  • op de doelgroepen afgestemd producten- en dienstenaanbod;

  • kanaalsturing;

  • vooringevulde aangifte;

  • voorlichting via diverse media (krant, radio en tv, website).

De communicatie met en dienstverlening aan burgers en bedrijven kennen een grote omvang en diversiteit. De effectiviteit en efficiency van communicatie en dienstverlening kunnen worden vergroot als de afstemming van de producten, diensten en kanalen verbetert. De komende jaren ontwikkelt de Belastingdienst gefaseerd een persoonlijk domein voor burgers. Via dit domein kunnen burgers algemene informatie verkrijgen, persoonlijke gegevens opvragen en controleren en wijzigingen doorgeven.

Meetbare gegevens6

Prestatie-indicator in %

Waarde 2010

Waarde 2011

Streefwaarde 2012

Streefwaarde 2013

Bereikbaarheid BelastingTelefoon

83

82

80–85

80–85

Kwaliteit beantwoording fiscale vragen Belasting Telefoon (extern gemeten)

87

87

80–85

80–85

Afgehandelde bezwaren binnen AWB-termijn

87

94

95–100

95–100

Afgehandelde klachten binnen AWB-termijn

98

96

98–100

98–100

Klanttevredenheid

• Internet

• Balie

• Telefonie

– Algemeen

– Intermediairs

89

91

78

87

90

76

82

82

80–90

80–90

70–80

80–90

80–90

80–90

70–80

80–90

Toelichting

  • Bereikbaarheid.

    De bereikbaarheidsnorm geeft het percentage weer van het aantal bellers dat daadwerkelijk verbinding heeft gekregen met de BelastingTelefoon. De doelstelling van 80–85% geldt als gemiddelde jaardoelstelling.

  • Kwaliteit beantwoording fiscale vragen BelastingTelefoon.

    De BelastingTelefoon streeft kwalitatief goede beantwoording na. Dit wordt bereikt door goed opgeleide telefoniemedewerkers en voorzieningen op de werkplek voor dialoogondersteuning. Door externe bureaus wordt gemeten of de fiscaal juiste antwoorden worden gegeven.

  • Bezwaren en klachten.

    Bezwaren en klachten worden AWB-conform behandeld. Er is gekozen voor een marge, omdat, gelet op de omvang van het aantal bezwaarschriften, volledige afdoening binnen de wettelijke termijnen in de praktijk niet altijd haalbaar is.

  • Klanttevredenheid.

    De klanttevredenheid wordt jaarlijks met behulp van de Fiscale Monitor voor alle dienstverleningskanalen gemeten.

E.3 Toezicht en opsporing

De Belastingdienst oefent adequaat toezicht uit en dwingt, zo nodig, naleving af, zodat burgers en bedrijven hun wettelijke verplichtingen nakomen.

Bij de uitvoering van zijn taken laat de Belastingdienst zich leiden door rechtszekerheid en rechtsgelijkheid. Kwaliteit in termen van professionaliteit, duidelijkheid en snelheid is daarbij van belang. De nadruk ligt op preventieve instrumenten en toezicht in de actualiteit. De bedoeling is goed gedrag te stimuleren, fouten te voorkomen en, indien nodig, in de actualiteit bij te sturen.

De Belastingdienst kiest gericht welke handhavingsinstrumenten worden ingezet om het nalevingsgedrag van burgers en bedrijven te verbeteren en goed gedrag te ondersteunen. Dit proces heet handhavingsregie.

De Belastingdienst maakt onderscheid in individuele en groepsgewijze klantbehandeling. In het segment Middelgrote/Zeer Grote Organisaties vindt individuele klantbehandeling plaats. Voor de segmenten Particulieren en Midden- en Kleinbedrijf, is gegeven de omvang van deze segmenten, sprake van groepsgewijze klantbehandeling, uiteindelijk resulterend in correcties op individuele aangiften.

Binnen het segment MKB onderscheidt de Belastingdienst starters, Zelfstandigen Zonder Personeel en MKB-ondernemingen met personeel. Hierbij wordt om redenen van effectiviteit en efficiency, waar mogelijk, gekozen voor een thematische aanpak.

Het toezicht bij Toeslagen is gericht op het correct, dat wil zeggen op basis van de wettelijke grondslagen, uitbetalen van het juiste bedrag. Het toezichtbeleid komt tot stand in afstemming met de departementen die beleidsinhoudelijk verantwoordelijk zijn voor de inkomensafhankelijke regelingen.

Door toezicht op goederen die via Nederland de Europese Unie (EU) binnenkomen of verlaten, draagt de Douane bij aan een veilig en gezond Europa. Gelijktijdig worden ook Europese (en Nederlandse) fiscale en economische belangen bewaakt. Daarbij wordt zoveel mogelijk samengewerkt met het bedrijfsleven en andere handhavingspartners, al dan niet in internationaal verband. Bij het toezicht hanteert de Douane een risicogerichte aanpak en wordt op basis daarvan de meest passende toezichtsvorm gekozen. De toezichtsvormen verschillen naar aard en intensiteit. Zo kent de Douane:

  • toezicht op vervoersstromen (daarvan is sprake bij het elektronisch volgen van vaar- en vliegbewegingen en bij cameratoezicht);

  • toezicht op specifieke objecten (zoals het controleren van containers en pakketten) en

  • systeemtoezicht bij vergunninghouders en convenantpartners (daarbij gaat het om controles, gericht op het functioneren van de controlemechanismen en kwaliteits- en veiligheidssystemen van het bedrijf).

Het beleid van de Douane is erop gericht het overgrote deel van de goederenstroom met systeemtoezicht af te dekken.

Meetbare gegevens

Prestatie-indicator

Waarde 2010

Waarde 2011

Streefwaarde 2012

Streefwaarde 2013

Aantal MKB ondernemingen onder een horizontaal toezichtconvenant

6 500

33 000

50 000–75 000

75 000–100 000

M/ZGO organisaties waarbij de mogelijkheden tot horizontalisering zijn beoordeeld (als percentage van het aantal organisaties in dit segment)

40%

47%

44–54%

45–55%

M/ZGO organisaties die adequaat werken aan opzet, bestaan en werking van de fiscale beheersing (als percentage van het aantal organisaties onder horizontaal toezicht in dit segment).

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

65–75%

Toelichting

  • Horizontaal toezicht MKB.

    De Belastingdienst geeft horizontaal toezicht een belangrijke plaats in zijn handhavingsaanpak in het MKB-segment. De Belastingdienst sluit hiervoor convenanten met fiscale dienstverleners waarin afspraken worden gemaakt over de kwaliteitsborging door de fiscale dienstverlener van de aangiften van hun klanten.

De Belastingdienst richt zich bij de individuele klantbehandeling in het segment M/ZGO7 op het vergroten van de zekerheid over de juistheid en volledigheid van de belastingontvangsten. De Belastingdienst ondersteunt en stimuleert organisaties om de kwaliteit van de aangifte te versterken. De Belastingdienst bespreekt met de organisatie hoe hij zijn verantwoordelijkheid invult met betrekking tot zijn aangifte. Daarbij wordt vastgesteld hoe de organisatie om gaat met fiscaliteit en of de randvoorwaarden aanwezig zijn om te komen tot een adequate beheersing daarvan. De organisatie beoordeelt daarna cyclisch de opzet, het bestaan en de werking van de interne beheersing van de (fiscaal relevante) bedrijfsprocessen en deelt de resultaten daarvan met de Belastingdienst. De Belastingdienst monitort dit proces en bepaalt in welke mate gesteund kan worden op deze interne beheersing. Periodiek wordt dit getoetst, doorgaans door steekproefsgewijze controles. Voor de 25–35% van de organisaties die nog niet adequaat werken aan opzet, bestaan en werking van de fiscale beheersing beoordeelt de Belastingdienst of het horizontaal toezichtstraject kan worden gecontinueerd.

Waar horizontalisering van het toezicht (nog) niet mogelijk is, voert de Belastingdienst op basis van handhavingsregie passende interventies uit.

Prestatie-indicator

Waarde 2010

Waarde 2011

Streefwaarde 2012

Streefwaarde 2013

Percentage contacten met starters: startersbezoeken en klantgesprekken (ten opzichte van het totaal aantal starters)

n.v.t.

20%

15–25%

15–25%

Tijdigheid aangiften:

Percentage bereikte belastingplichtigen na verzuim (OB)

n.v.t.

64%

50–60%

50–60%

Tijdigheid aangiften:

Percentage bereikte belastingplichtigen na verzuim (LH)

n.v.t.

93%

90–95%

90–95%

Tijdigheid aangiften:

Percentage bereikte belastingplichtigen na verzuim (IH niet winst)

n.v.t.

87%

90–95%

90–95%

         

Achterstand invordering

2,5%

2,4%

2,5%-3,0%

2,5%-3,0%

Toelichting

  • Tijdigheid aangifte.

    Een gedeelte van de burgers en bedrijven doet niet of niet altijd tijdig hun aangifte. In 2012 continueert de Belastingdienst het beleid gericht op het tijdig ontvangen van deze aangiften door zo snel mogelijk contact op te nemen met de belastingplichtigen die in gebreke blijven.

    De streefwaarde voor het bereiken van belastingplichtigen na verzuim OB zijn hierbij lager dan voor de LH en de IH niet winst omdat het bereik via belacties verloopt. Voor de IH worden vooral brieven verstuurd waarmee sneller grotere groepen belastingplichtigen worden bereikt. Voor de LH zijn de volumes laag; deze kunnen ook met belacties vrijwel volledig worden bereikt.

  • Tijdigheid betaling.

    De Belastingdienst stelt een grens aan de betalingsachterstand bij invordering. Het bedrag van de betalingsachterstand bij invordering wordt weergegeven als een percentage van de totale belasting- en premieontvangsten.

Prestatie-indicator

Waarde 2010

Waarde 2011

Streefwaarde 2012

Streefwaarde 2013

Toeslagen

Deels behaald

Grotendeels behaald

Het toezicht wordt volgens planning uitgevoerd.

Het toezicht wordt volgens planning uitgevoerd.

Toelichting

De zorgtoeslag, huurtoeslag en kinderopvangtoeslag berusten op grondslagen die voor het overgrote deel geverifieerd kunnen worden met gegevens uit onafhankelijke registraties op basis van contra-informatie. Omdat voorafgaand toezicht praktisch niet mogelijk is, vindt dat in ieder geval plaats bij het definitief toekennen. Door toezicht uit te voeren, wordt gerealiseerd dat de grondslaggegevens in afdoende mate zijn geverifieerd vóór het moment van definitief toekennen. Door zowel gebruik te maken van bij andere organisaties aanwezige contra-informatie als convenanten af te sluiten met brancheorganisaties (horizontaal toezicht), worden de toezichtlasten zoveel mogelijk beperkt.

Prestatie-indicator

Waarde 2010

Waarde 2011

Streefwaarde 2012

Streefwaarde 2013

Controles op de goederenstroom

330 000

341 600

295 000- 365 000

295 000- 365 000

Gecertificeerde goederenstromen

n.v.t

51%

> 70%

> 70%

Controles op passagiersvluchten

 

12 600

12 000 – 15 000

12 000 – 15 000

Toelichting

  • Controles op de goederenstromen8.

    De Douane voert controles uit op de reguliere goederenstroom (vracht en post). Daarbij gaat het om scancontroles en fysieke controles.

  • Gecertificeerde goederenstromen.

    De prestatie-indicator geeft aan welk deel van de reguliere goederenstroom (in- en uitvoer) gecertificeerd is als authorised economic operator (AEO) en daarmee onder systeemtoezicht valt.

  • Controles op passagiersvluchten.

    De Douane gaat bij de controle van passagiersvluchten uit van een gradatie in risico’s op vluchtniveau, met bijbehorende controledichtheid en inzet van handhavingsmiddelen. Die controledichtheid varieert van 100% (de hoog-risicovluchten) tot 5% (de laag-risicovluchten).

    Bij de hierbij ingezette handhavingsmiddelen moet gedacht worden aan profiling, fysieke controles op passagiers, inzet van speurhonden en security-scans.

Prestatie-indicator

Waarde 2010

Waarde 2011

Streefwaarde 2012

Streefwaarde 2013

Percentage processen-verbaal dat leidt tot veroordeling/transactie (%)

76

84

82–85

82–85

Toelichting

De Belastingdienst geeft bij het selecteren van aanmeldingen voor strafrechtelijk onderzoek prioriteit aan zaken die zowel financieel, als anderszins maatschappelijk van voldoende gewicht zijn. De doelstelling voor het percentage processen-verbaal dat leidt tot een veroordeling of een transactie is een resultante van het overleg tussen het Openbaar Ministerie, de financiële toezichthouders en de FIOD (Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst) en is een indicator voor de kwaliteit van de door de FIOD aangeleverde zaken.

De FIOD werkt aan de rechtshandhaving door bijdragen te leveren aan het tegen gaan van fiscale, financiële en economische fraude (inclusief fraude met premies, subsidies, toeslagen en douane), het waarborgen van de integriteit van het financiële stelsel en de bestrijding van de financiële georganiseerde criminaliteit.

E.4 Massale processen

De Belastingdienst voert zijn massale processen efficiënt uit.

De Belastingdienst maakt bij zijn werkzaamheden veel gebruik van ICT toepassingen, waarmee de verschillende bedrijfsprocessen op een snelle en efficiënte wijze worden uitgevoerd. Voor burgers en bedrijven betekent dit dat zij sneller zekerheid krijgen over hun fiscale positie.

Meetbare gegevens

Prestatie-indicator

Waarde 2010

Waarde 2011

Streefwaarde 2012

Streefwaarde 2013

Aantal postzendingen zonder fouten

100%

100%

≥ 99%

≥ 99%

Toelichting

De Belastingdienst zorgt dat belastingplichtigen en toeslaggerechtigden de juiste berichten ontvangen. Grote stromen beschikkingen (aanslagen, toeslagen) worden voor verzending systematisch gecontroleerd op juistheid, volledigheid en inhoudelijke (fiscale) kwaliteit. Het gaat om tienduizenden verzendpartijen die goed zijn voor meer dan 100 miljoen poststukken op jaarbasis.

2.2.2 Financiële Markten

A. Algemene doelstelling:

Beleid maken voor een stabiele werking van financiële markten, met betrouwbare dienstverlening van financiële instellingen aan burgers en bedrijven.

B. Rol en verantwoordelijkheid minister

Financiële markten en -instellingen vormen een onmisbare bouwsteen in het maatschappelijk verkeer. Een stabiel en adequaat financieel stelsel is nodig om de Nederlandse economie te laten functioneren, en daarmee onze welvaart en de economische vooruitgang te bevorderen. De kredietcrisis heeft laten zien hoe groot de systeemrisico’s op de financiële markten kunnen zijn en welke impact dit kan hebben op de Nederlandse economie.

De minister van Financiën bevordert het goed functioneren van het financiële stelsel en heeft een regisserende rol. De minister is verantwoordelijk voor de Nederlandse wetten en regels ten aanzien van de financiële markten, de institutionele structuur van het toezicht, en de besluitvorming over de besteding van publieke middelen bij een crisis. Het daadwerkelijke toezicht op de financiële markten wordt uitgevoerd door De Nederlandsche Bank (DNB) en de Autoriteit Financiële Markten (AFM).

De randvoorwaarden die de minister stelt voor een integer en stabiel systeem hebben hun basis in de Wet op het financieel toezicht (Wft). Hierin is de regelgeving en het toezicht geregeld die financiële instellingen stimuleert en verplicht om acceptabele en transparante risico’s te nemen. Deze regelgeving en dit toezicht dragen er aan bij dat consumenten met voldoende informatie en vertrouwen financiële producten kunnen afnemen.

Een van de lessen uit de crisis van de afgelopen jaren is dat sterk toezicht zowel op instellings- als ook op systeemniveau noodzakelijk is. Daarbij is het streven om de risico’s voor de belastingbetaler zoveel mogelijk te beperken. Ingeval problemen niet meer op andere wijze kunnen worden opgelost, dient de toezichthouder en uiteindelijk de minister tijdig en effectief in te grijpen bij financiële instellingen. Hiervoor is een passend instrumentarium beschikbaar.

De minister bevordert de educatie van de burger op financieel gebied, streeft naar een integer financieel stelsel met passende regelgeving in de Wet ter voorkoming van witwassen en het financieren van terrorisme (Wwft) en is verantwoordelijk voor de ongestoorde voorziening van voldoende munten in circulatie.

Kengetallen

Prestatie-indicator

Basiswaarde (2012)1

Streefwaarde 2013

Streefwaarde 2014

Implementatie Europese richtlijnen1

100%

100%

100%

       
X Noot
1

Gebaseerd op het halfjaarlijkse scorebord van de interne markt van de Europese Commissie. Het percentage geeft aan welk deel van de Europese richtlijnen uit het Actieplan Financiële Diensten (FSAP), die op dat moment van kracht zijn, zijn omgezet in nationale wetgeving. Bij bepaling van het percentage is, waar relevant, alleen rekening gehouden met dat deel van de richtlijn dat door Financiën moet worden geïmplementeerd.

C. Beleidswijzigingen

Breed gedragen is het besef dat de financiële crisis heeft kunnen ontstaan door een veelvoud aan factoren die elkaar beïnvloedden en versterkten. De financiële crisis heeft duidelijk gemaakt dat een hervorming van de wet- en regelgeving in de financiële sector noodzakelijk is. In de G20, het Bazels Comité voor bankentoezicht en in Europa zijn hiertoe een grote hoeveelheid voorstellen gedaan, die grotendeels door middel van richtlijnen in nationale regelgeving zijn en worden geïmplementeerd.

De hervormingen van de financiële sector moeten leiden tot een robuuste financiële sector die solide, verantwoordelijk en transparant is. De minister stuurt jaarlijks een brief aan de Tweede Kamer waarin hij ingaat op de wensen van de toezichthouders (wetgevingsbrieven). Deze brief van de minister aan de Tweede Kamer geeft aan hoe ver de hervormingen zijn. In deze brief wordt daarnaast aangegeven welke wet- en regelgeving op het programma staat, wat het meest urgent is en wordt een reactie gegeven op de wensen van de toezichthouders. De minister is voornemens om de voortgangsrapportage rond de opvolging van de aanbevelingen van de Commissie De Wit te integreren in deze jaarlijkse brief aan de Tweede Kamer. Er is tevens een indicator die de tijdige omzetting van richtlijnen meet.

Macroprudentieel comité

In 2013 zal er een macroprudentieel comité zijn opgericht. Met de komst van het comité zullen partijen die in Nederland betrokken zijn bij financiële stabiliteit gezamenlijk de belangrijke ontwikkelingen op het gebied van de financiële stabiliteit inventariseren en aanbevelingen op dit vlak doen.

Nieuwe FATF standaarden

In navolging van de aanbevelingen die Nederland van de Financial Action Task Force (FATF) heeft gekregen, zal in 2013 onder andere de aangepaste Wwft in werking treden, de financiering van terrorisme separaat strafbaar gesteld worden en de werkwijze van Financial Intelligence Unit Nederland (FIU-NL) worden aangepast. Nederland rapporteert in februari 2013 aan de FATF terug over de geboekte vooruitgang.

Daarnaast heeft de FATF in februari 2012 de internationale standaard aangepast en dit zal moeten leiden tot aanpassingen in de Europese richtlijn. De onderhandelingen over de 4e witwasrichtlijn worden naar verwachting in de eerste helft van 2013 afgerond en vervolgens in de Nederlandse wet- en regelgeving geïmplementeerd.

D1. Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel budgettaire gevolgen (x € 1000)
 

2011

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Verplichtingen

– 5 707 805

– 14 846 767

59 938

58 712

58 067

57 957

55 098

               

waarvan garantieverpichtingen

– 5 841 147

– 14 925 379

0

0

0

0

0

Garantie kredietfaciliteit AFM

– 18 000

           

Garantieregeling bancaire leningen

– 5 823 147

– 14 925 379

         

Garantie en waarborg NWB

0

           
               

Uitgaven

128 238

78 612

59 938

58 712

58 067

57 957

55 098

               

waarvan juridisch verplicht

 

 

100%

 

 

 

 

               

Subsidies 

1 783

1 519

1 353

964

965

966

966

Geldmuseum

1 013

685

530

530

530

530

530

CDFD

770

834

823

434

435

436

436

               

Bekostiging

61 665

15 728

14 800

14 625

14 625

14 625

14 625

Rechtspraak Financiële Markten

1 245

1 100

1 100

1 100

1 100

1 100

1 100

Muntcirculatie

8 380

13 985

13 385

13 385

13 385

13 385

13 385

Afname munten in circulatie

52 040

0

0

0

0

0

0

Overig

 

643

315

140

140

140

140

               

Garanties

4 481

0

0

0

0

0

0

Terugbet.fee gar.banc.leningen

4 481

0

0

0

0

0

0

               

Leningen

0

0

0

0

0

0

0

Voorfinanciering DNB (DGS)

0

0

0

0

0

0

0

               

Opdrachten

3 602

1 611

255

270

270

270

270

Wijzer in geldzaken

3 602

1 611

255

270

270

270

270

               

Bijdrage aan ZBO’s en RWT’s

56 305

59 342

43 130

42 453

41 807

41 696

38 837

Bijdrage toezicht AFM

30 505

31 216

25 749

25 471

25 208

25 165

24 023

Bijdrage toezicht DNB

25 800

28 126

17 381

16 982

16 599

16 531

14 814

               

Bijdrage aan (inter)nationale organisaties

402

412

400

400

400

400

400

Caribbean Financial Action Taskforce

22

32

20

20

20

20

20

IASB

380

380

380

380

380

380

380

               

Ontvangsten

906 597

461 475

176 748

176 086

7 377

7 377

7 108

               

Garanties

365 893

229 631

169 371

168 709

0

0

0

feeopbrengsten gar. banc. leningen

365 893

229 631

169 371

168 709

     
               

Leningen

534 007

199 467

0

0

0

0

0

terugontv. voorfinanciering DNB (DGS)

91 059

2 160

         

ontvangsten ijsland

442 948

197 307

         
               

Bekostiging

2 840

5 184

5 184

5 184

5 184

5 184

5 184

ontvangsten muntwezen

2 840

5 184

5 184

5 184

5 184

5 184

5 184

               

Overig

3 857

27 193

2 193

2 193

2 193

2 193

1 924

D2: Budgetflexibiliteit

De budgetflexibiliteit van de uitgaven is beperkt. Het overgrote deel van de gebudgetteerde uitgaven is juridisch verplicht en hebben een wettelijke basis. Zo is de bijdrage van het ministerie van Financiën aan de toezichthouders AFM en DNB voor de kosten van toezicht tot en met 2012 onder meer geregeld in de Wet op het financieel toezicht (Wft). Vanaf 2013 zal dit de Wet bekostiging financieel toezicht (Wbft) zijn.

De muntcirculatie bestaat uit uitgaven die betrekking hebben op de productie van munten en een vergoeding van de kosten gemaakt door het Nationaal Analysecentrum voor Munten. Deze uitgaven zijn juridisch verplicht. De overige uitgaven zijn beleidsmatig gereserveerd en zijn nodig voor de aankoop van metaal voor reguliere circulatiemunten en bijzondere munten, alsmede het ontwerp.

E: Toelichting op de instrumenten

Subsidies Geldmuseum en CDFD

Subsidies aan Stichting Geld- en Bankmuseum en aan Stichting Centrum voor Arbeidsverhoudingen COAP Overheidspersoneel ten behoeve van het College Deskundigheid Financiële Dienstverlening (CDFD).

Rechtspraak Financiële Markten (accountantskamer)

De Accountantskamer beoordeelt klachten over gedragingen van accountants bij hun beroepsmatig handelen. Het gaat dan om gedragingen van de accountant in strijd met de wet of de gedrags- en beroepsregels en om gedragingen van de accountant in strijd met het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep. In een tuchtprocedure staat het belang van een goede beroepsuitoefening voorop. Een tuchtprocedure beoogt bij te dragen aan het (herstel van) vertrouwen van het publiek in de beroepsuitoefening van accountants.

Muntcirculatie

Muntcirculatie bestaat uit uitgaven die betrekking hebben op de muntproductie en de vergoeding van de kosten van het Nationaal Analysecentrum voor Munten. De muntproductie in de jaren 2013 en verder is afhankelijk van de ontwikkelingen in de muntvraag.

Afname munten in circulatie

Het in omloop brengen van reguliere euromunten leidt tot ontvangsten voor de Staat en tegelijkertijd tot een schuld aan het publiek. Wanneer er meer munten in omloop worden gebracht dan dat er uit omloop terugkomen, neemt het aantal munten in circulatie toe. Deze toename leidt tot een netto ontvangst omdat de nominale waarde van de munten wordt ontvangen door de Staat. Wanneer er minder munten in omloop worden gebracht dan dat er uit omloop terugkomen, leidt dit tot een afname van munten in circulatie en tot een netto uitgave, omdat de nominale waarde wordt terugbetaald. Met de invoering van de euro deed ook de migratie van deze munten haar intrede. De realisaties van voorgaande jaren laten een wisselend beeld zien met zowel positieve als negatieve resultaten. Om deze reden wordt een stelpost van nul opgenomen voor zowel de ontvangst als de uitgave aan munten in circulatie.

Wijzer in geldzaken

Het platform Wijzer in geldzaken heeft het vergroten van financiële kennis en vaardigheden in Nederland de afgelopen jaren met succes op de kaart gezet. Uitgangspunt voor de begroting van Wijzer in geldzaken is dat het ministerie van Financiën samen met een aantal partijen uit de sector het platform financiert. Het ministerie van Financiën heeft als initiatiefnemer de eerste jaren relatief gezien meer bijgedragen, maar de komende jaren neemt de bijdrage af.

Bijdrage toezicht AFM en DNB

De hoogte van de overheidsbijdrage aan de toezichthouders AFM en DNB is met ingang van 1 januari 2013 geregeld in artikel 10 van de Wet bekostiging financieel toezicht.

Bijdrage internationale organisaties

Hieronder vallen de jaarlijkse contributie aan de International Accounting Standards Board, alsmede de bijdrage in de kosten van de Caribean Financial Action Taskforce (CFAT). De CFAT is een regionale organisatie in het Caribische gebied die witwassen en het financieren van terrorisme bestrijd

Overig

Deze post is een verzameling van kleine instrumenten: de monitoring commissies Code Banken, Verzekeraars en Corporate Governance. De uitgave aan de drie monitoring commissies is gericht op naleving van respectievelijk de Code Banken, Verzekeraars en de Corporate Governance.

Ontvangsten

Feeopbrengsten

Als onderdeel van de exit-strategie wordt sinds 1 januari 2011 aan banken die onder de garantieregeling leningen hadden uitgegeven de mogelijkheid geboden gegarandeerde leningen terug te kopen. ABN AMRO, Achmea en NIBC hebben gebruik gemaakt van deze mogelijkheid.

Aflossing voorfinanciering DGS door DNB

In 2010 heeft Financiën de DGS-uitkering aan voormalig DSB-rekeninghouders voorgefinancierd. Bij de verstrekking van deze lening is overeengekomen dat deze uiterlijk in 2012 volledig zal zijn afgelost. De lening is in 2012 conform afspraken volledig afgelost

Ontvangsten muntwezen

De ontvangsten muntwezen hebben betrekking op de uitgifte van bijzondere euromunten, de afdracht van de Koninklijke Nederlandse Munt (KNM) aan de Staat van de totale nominale waarde van uitgegeven muntsets, de bijzondere euromunten en van royalty's. Royalty's zijn vergoedingen die de Staat ontvangt voor dukaten die KNM produceert en verkoopt. De ontvangsten muntwezen hebben tevens betrekking op verkocht metaalschroot: dit betreft metaal van vernietigde euromunten die als gevolg van beschadiging niet meer bruikbaar zijn voor de circulatie.

2.2.3: Financieringsactiviteiten publiek-private sector

A: Algemene beleidsdoelstelling

Optimaal financieel resultaat bij de realisatie van publieke doelen bij investeren in en verwerven, afstoten en beheren van de financiële en materiële activa van de Staat.

B: Rol en verantwoordelijkheid

De minister van Financiën stimuleert en regisseert een verantwoorde en doelmatige besteding van overheidsmiddelen. Daarnaast is de minister verantwoordelijk voor het doen uitvoeren van het aandeelhouderschap van staatsdeelnemingen. De publieke doelstellingen worden met inzet van zo min mogelijk (financiële) middelen gerealiseerd of gegeven de hoeveelheid middelen wordt een zo hoog mogelijke kwaliteit nagestreefd. Bedrijfseconomische expertise wordt ingezet bij staatsdeelnemingen, complexe investeringsprojecten en transacties van de rijksoverheid en publiek- private investeringen (PPI) in Nederland.

De minister van Financiën is verantwoordelijk voor:

  • een optimaal financieel resultaat bij het beheren, aangaan en afstoten van staatsdeelnemingen met inachtneming van de betrokken publieke belangen;

  • het toetsen en adviseren op bedrijfseconomische doelmatigheid bij het realiseren van publieke investeringsprojecten die in samenwerking met de markt worden verwezenlijkt, zodat vakdepartementen in staat worden gesteld hun projecten binnen budget, op tijd en met de gewenste kwaliteit te realiseren. Voorbeelden van deze projecten zijn Design-Build-Finance-Maintain – (Operate) [DBFM(O)] projecten, andere complexe projecten, verdelen van exclusieve rechten en beheer, ontwikkeling en aan- en verkoop van overtollige gronden.

  • het overkoepelende DBFM(O) beleid en de regie van het «systeem» dat ervoor moet zorgen dat DBFM(O) in Nederland structureel goed verankerd is en toegepast wordt;

  • het beheren en afwikkelen van de tijdelijke overheidsinvesteringen in de gesteunde financiële instellingen;

  • het beheren van de Illiquid Asset Back-up Facility binnen de contractvoorwaarden;

  • zwaarwegende en/of principiële beslissingen (o.a. exitstrategie en beloningsbeleid) van, alsmede het houden van toezicht op NL Financial Investments (NLFI).

De minister van Financiën heeft een aantal instrumenten tot zijn beschikking, die ingezet kunnen worden voor de invulling van zijn verantwoordelijkheid:

  • bevoegdheden die de minister van Financiën heeft op basis van de Comptabiliteitswet en als aandeelhouder op basis van Boek 2 Burgerlijk Wetboek en de statuten van de onderneming;

  • de gedragsregels uit de Corporate Governance Code;

  • bedrijfseconomische, juridische en corporate governance-expertise en kennis en kunde op het gebied van projectfinanciering en risicomanagement;

  • structureel en incidenteel overleg met bestuurders en commissarissen van de staatsdeelnemingen;

  • overleg met betrokken vakdepartementen over de mate waarin en de wijze waarop de relevante publieke belangen worden geborgd;

  • Besluit privaatrechtelijke rechtshandelingen 1996, i.h.b. artikel 6: huur- , huurkoop- en lease- overeenkomsten

  • PPS-code: de beheercode binnen de rijksoverheid gericht op een doelmatige en rechtmatige inzet van het instrument van publiek- private samenwerking bij de realisatie en de exploitatie van (met name meerjarige) investeringsprojecten;

  • Wet Stichting Administratiekantoor beheer financiële instellingen (NLFI).

Bovenstaande instrumenten zijn verschillend van aard. De bevoegdheden die voortvloeien uit het Burgerlijk Wetboek en Comptabiliteitswet vormen de basis van de (formele) zeggenschap. De overige instrumenten hebben een meer informeel karakter, zijn richtinggevend (zoals de Corporate Governance Code) of dienen als randvoorwaarde om de invulling te kunnen geven aan de beleidsdoelstelling (zoals de beschikbaarheid over en/of toegang tot de benodigde kennis).

De minister beoogt jaarlijks de effecten van zijn aandeelhouderschap in de reguliere staatsdeelnemingen te kunnen meten. Hiervoor zijn de volgende meetbare indicatoren en streefwaarden opgenomen:

Indicator1

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Percentage deelnemingen dat de Corporate Governance Code «comply-or-explain» toepast

100%

100%

100%

100%

100%

100%

Percentage van deelnemingen dat minimaal een C-rating heeft conform de richtlijnen van het Global Reporting Initiative (GRI)

100%

100%

100%

100%

100%

100%

Percentage deelnemingen waarvan het beloningsbeleid conform de methodiek2 is vastgesteld

100%

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

Percentage van deelnemingen met dividend pay-out ratio3van ten minste 40%

80%

90%

90%

90%

90%

90%

Percentage van deelnemingen met een met een minimum return on equity (RoE) van 8%

65%

70%

80%

80%

80%

80%

X Noot
1

Deelnemingen met volwaardige bedrijfsactiviteiten en waarvan het aandeelhouderschap in het beheer is van de minister van Financiën zijn meegenomen in de kengetallen. Voor beloningsbeleid zijn Thales en KLM buiten beschouwing gelaten vanwege de beperkte toepasbaarheid van de methodiek.

X Noot
2

Tweede Kamer, vergaderjaar 2008–2009, 28 479, nr. 39.

X Noot
3

Niet voor alle staatsdeelnemingen geldt een uitbetaling van dividend middels een vooraf vastgesteld dividend pay-out ratio.

Vanwege de publieke verantwoordelijkheid van de Staat bestaan de doelstellingen van de staatsdeelnemingen niet uitsluitend uit het behalen van bedrijfseconomische voordelen. Het beheer ziet vooral toe op een zakelijke aansturing van de deelnemingen en een effectief gebruik van de aan haar toevertrouwde middelen. De publieke belangen die de deelnemingen dienen te bevorderen zijn veelal geborgd via wet- en regelgeving. Deze publieke belangen zijn lastig meetbaar te maken, waardoor het lastig is hiervoor een algemeen geldende indicator op te stellen. Financiële belangen zijn wel meetbaar te maken. Doordat bovenstaande indicatoren binnen de directe invloedssfeer van de Staat als aandeelhouder liggen, kan en wordt hierop door de Staat gestuurd.

Voor het nemen van doelmatige aanbestedingsbeslissingen bij publiek- private investeringen is het aantal goed uitgevoerde Public Private Comparators (PPC) een indicator. Een PPC bevat een kostenvergelijking, waarbij de realisatie van een project in een DBFM(O)-variant wordt vergeleken met de realisatie van hetzelfde project in een traditionele variant. De minister van Financiën is verantwoordelijk voor het toezicht op het gebruik van de PPC. Over het toepassen van de PPC zijn afspraken gemaakt binnen het Rijk:

Indicator

2013

2014

2015

2016

2017

Percentage van projecten binnen het Rijk (infrastructuur, Rijkshuisvesting, Defensie) waar een PPC voor is uitgevoerd zoals afspraken voorschrijven

100%

100%

100%

100%

100%

Percentage PPC’s met meerwaarde voor DBFM(O) waarvoor ‘comply-or-explain’ is toegepast

100%

100%

100%

100%

100%

Percentage PPC’s met meerwaarde voor DBFM(O) waarvoor gekozen is voor DBFM(O)

90%

90%

90%

90%

90%

Bron: Vakdepartementen; vakdepartementen geven aan als ze een PPC hebben uitgevoerd en wat de uitkomst is. Op basis van deze informatie komt de tabel tot stand. De voortgang en prestaties op het gebied van DBFM(O) worden uitvoeriger beschreven in de tweejaarlijkse DBFM(O) voortgangsrapportage aan de Tweede Kamer.

C: Beleidswijzigingen

Bij DBFM(O) projecten worden reeds besluiten over (publiek- private) uitvoeringsvarianten genomen op basis van het instrument PPC. Het beleid is om het gebruik van dit instrument steeds verder uit te breiden naar andere complexe projecten. Voorbeeld hiervan zijn de sourcingprojecten van Defensie. De minister van Financiën zal de handleiding PPC aanpassen zodat deze voor een nog breder toepassingsgebied ingezet kan worden, bijvoorbeeld voor de afweging tussen uitvoeringsvarianten voor ICT- projecten van het Rijk.

In het Energierapport 2011 is het voornemen geuit om minderheidsprivatisering mogelijk te maken van de landelijke netbeheerders voor elektriciteit en gas. Hiertoe bereiden de ministers van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie en van Financiën een wetswijziging voor, die nog ter goedkeuring aan beide Kamers zal worden voorgelegd. Indien deze wetswijziging wordt aangenomen, zal de minister van Financiën voorbereidingen treffen om tot een daadwerkelijke kapitaalmarkttransactie te komen bij Gasunie en/of Tennet. Het type transactie en de timing daarvan zijn mede afhankelijk van de situatie bij de betreffende deelneming en van de marktomstandigheden op dat moment.

In navolging van de in 2011 aan de Tweede Kamer verzonden Beleidsvisie kansspelen is toegezegd te onderzoeken of het pseudo- aandeelhouderschap van de Staat bij Holland Casino en Staatsloterij passend is. Alhoewel er nog geen concrete voorstellen tot privatisering van Holland Casino en de Staatsloterij aan de Tweede Kamer zijn voorgelegd, werken het ministerie van Veiligheid en Justitie en het ministerie van Financiën momenteel aan voorstellen voor een gemoderniseerde inrichting en -ordening van de kansspelmarkten. Afhankelijk van het nieuwe kabinet en de uitkomsten van het debat met de Tweede Kamer, zullen op zijn vroegst pas in 2013 de eerste stappen worden gezet om Holland Casino en de Staatsloterij te privatiseren.

D1. Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel budgettaire gevolgen ( x € 1 000)
 

2011

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Verplichtingen

1 023 449

272 101

336 637

303 636

267 636

219 637

176 637

waarvan betalingsverplichting:

             

Kapitaalstorting TenneT

600 000

           

Meerjarenverplichting aan ING

461 193

           
               

waarvan garantieverplichting:

             

Garanties en vrijwaringen (FCI, NS, WST en TenneT)

– 49 092

– 13 000

         

Regeling BF

– 8 322

           
               

Uitgaven

3 599 367

2 813 701

1 994 237

1 653 236

1 507 236

1 286 237

1 107 237

               

waarvan juridisch verplicht

   

100%

       
               

Vermogensverschaffing

             

Kapitaaluitbreiding TenneT

300 000

300 000

         

Uitkering superdividend NS

             

Tweede herkapitalisatie ABN AMRO

             

Kapitaalstorting couponbetaling MCN

             
               

Bekostiging/bijdrage

             

PPS

             
               

Bijdrage aan RWT

             

NLFI (voorheen STAK)

1 428

5 296

5 019

5 019

5 019

5 019

5 019

               

Lening

             

Management fee IABF

38 756

33 000

31 000

24 000

20 000

17 000

14 000

Funding fee IABF

3 242 213

2 459 000

1 948 000

1 614 000

1 472 000

1 254 000

1 078 000

               

Garantie

             

Regeling BF

0

600

600

600

600

600

600

Dotatie begrotingsreserve TenneT

4 800

4 800

4 800

4 800

4 800

4 800

4 800

               

Opdrachten

             

Uitvoeringskosten staatsdeelnemingen

12 170

11 005

4 818

4 817

4 817

4 818

4 818

               

Ontvangsten

9 925 613

4 909 308

5 201 977

3 645 152

3 472 438

2 013 397

1 721 397

               

Vermogensonttrekking

             

Opbrengst onttrekking vermogenstitels

9 000

11 000

         

Dividend staatsdeelnemingen

423 226

273 973

259 322

397 497

444 897

425 297

425 297

Winstafdracht DNB

544 278

750 000

1 314 000

354 000

295 000

208 000

96 000

waarvan SMP-Griekenland

   

278 000

122 000

85 000

62 000

42 000

waarvan investeringsportefeuille DNB

   

73 000

44 000

44 000

44 000

44 000

Afdrachten Holland Casino

       

10 000

10 000

10 000

Afdrachten Staatsloterij

102 423

100 000

96 000

96 000

90 000

90 000

90 000

Opbrengst verkoop vermogenstitels

150

           

Dividend financiële instellingen

216 244

121 000

394 000

       
               

Bijdrage aan RWT

             

NLFI (voorheen STAK)

0

3 980

4 300

4 300

4 300

4 300

4 300

               

Leningen

             

Verwachte portefeuille ontvangsten IABF

3 012 250

2 245 000

1 749 000

1 459 000

1 344 000

1 147 000

989 000

Garantie fee IABF

85 262

73 000

67 000

52 000

43 000

36 000

31 000

Additionele fee IABF

55 409

49 000

43 000

34 000

27 000

23 000

17 000

Additionele garantie fee IABF

128 048

110 000

101 000

78 000

66 000

55 000

47 000

Verhandelbaarheidsfee IABF

 

16 000

19 000

15 000

12 000

10 000

7 000

Rente en aflossing div. leningen

62 999

           

Aflossing kapitaalversterkingen ING, Aegon en SNS Reaal

3 500 000

750 000

750 000

750 000

750 000

   

Couponbetaling en/of boetebetaling kapitaalversterking ING, Aegon en SNS Reaal

1 750 472

375 000

375 000

375 000

375 000

   

Renteontvangsten Mandatory Convertible Note

             
               

Garantie

             

Regeling BF

658

           

Premie-ontvangsten garantie Tennet

4 800

4 800

4 800

4 800

4 800

4 800

4 800

Premie-inkomsten Capital Relief Instrument

             

Premie-inkomsten counter indemnity

25 555

25 555

25 555

25 555

6 441

   
               

Opdrachten

             

Terug te vorderen uitvoeringskosten staatsdeelnemingen

4 839

1 000

         

D2: Budgetflexibiliteit

De budgetflexibiliteit van de uitgaven is beperkt. Alle gebudgetteerde uitgaven zijn juridisch verplicht, omdat er contracten aan ten grondslag liggen. Een voorbeeld hiervan zijn de contracten die tussen de Staat en ING zijn afgesloten in het kader van de Illiquid Back-up faciliteit.

E: Toelichting op de instrumenten

Vermogensonttrekking

De vermogensonttrekkingen zien op het onttrekken van vermogen – in de vorm van dividend – aan de bij de minister van Financiën onder beheer staande staatsdeelnemingen. De geraamde bedragen zien op de reguliere staatsdeelnemingen zoals Holland Casino, de NS, Schiphol en op de tijdelijke deelnemingen ABN AMRO en ASR.

Bij de tijdelijke deelneming ABN AMRO is er sprake van schikking tussen ABN AMRO, Ageas (het voormalige Fortis België) en de Staat over de Mandatory Convertible Securities is er ook een einde gekomen aan alle nog uitstaande geschillen tussen de Nederlandse Staat en Ageas over de overname van de Nederlandse activiteiten van de voormalige Fortis-groep door de Nederlandse Staat op 3 oktober 2008.

In lijn met publieke uitlatingen van ING is de inschatting van de Staat dat ING dit jaar een gedeelte van de nog uitstaande steun zal terugbetalen, maar niet de begrote € 4,5 miljard. ING heeft aangegeven het terugbetalen van de staatssteun als topprioriteit te zien en dit zo snel mogelijk te willen doen. Op basis hiervan heeft de Staat een voorzichtige inschatting gemaakt van mogelijke tranches waarin terugbetaald zou kunnen worden. ING behoudt haar contractuele rechten. Een eventuele terugbetaling dit jaar en komende jaren dient te worden goedgekeurd door DNB. De Staat en ING voeren gesprekken met de Europese Commissie over de terugbetaling en de aanpassing van het herstructureringsplan. Dit overleg wordt voortgezet.

Bekostiging

De stichting administratiekantoor beheer financiële instellingen – een rechtspersoon met een wettelijke taak – is in juli 2011 opgericht. De geraamde uitgaven om uitvoering te geven aan deze wettelijke taak betreffen netto € 0,7 miljoen.

Lening

De back-up faciliteit is een constructie gedefinieerd rond kasstromen. In de transactie was initieel sprake van vier kasstromen. De Staat heeft 80% van het risico op de Alt-A portefeuille van ING overgenomen en ontvangt van ING 80% van alle kasstromen die binnenkomen op de portefeuille.

Daarnaast ontvangt de Staat een garantiefee. Voor 20% van de portefeuille is het risico op de balans van ING gebleven. De Staat betaalt een funding fee en een management fee aan ING. In oktober 2009 is een additionele betaling overeengekomen tussen de Staat en ING, waardoor twee extra kasstromen zijn toegevoegd. De extra betalingen komen overeen met een verhoging van de garantiefee met 0,826 procentpunt en een verlaging van de rentecomponent van de funding fee met 0,5 procentpunt. De management fee en de (extra) garantie fee worden jaarlijks berekend over de resterende omvang van de portefeuille. De overige kasstromen zijn maandelijkse betalingen. De verhandelbaarheidsfee is een zevende kasstroom. Het betreft een vergoeding die de Staat van ING ontvangt voor het omzetten van een deel van de kasstromen naar een verhandelbare lening die in de repo kan worden gebruikt (Kamerstukken II, 2010–2011, 31 371, nr. 362). Iedere dollar die in 2013 wordt ontvangen wordt naar verwachting gebruikt om de verplichting aan ING versneld af te bouwen.

Garantie

Onder het instrument garanties staan de regeling Bijzondere Financiering, de garantie aan de Stichting Beheer Doelgelden en de contragarantie die is verstrekt aan ABN AMRO in het kader van de verkoop van HBU aan Deutsche Bank.

Onder de regeling Bijzondere Financiering (BF) – die wordt afbeheerd – staan nog een paar kredieten uit, die mogelijk tot schade kunnen leiden. Hiervoor is € 0,6 mln. geraamd.

De Staat heeft in 2010 een garantie verstrekt van maximaal € 300 mln. ten behoeve van de Stichting Beheer Doelgelden tegen een marktconforme vergoeding14. Op basis hiervan verkreeg TenneT Holding de financiering voor de overname van Transpower. De jaarlijkse, marktconforme premie die de Staat ontvangt, wordt afgestort in een begrotingsreserve.

Er zijn wederzijdse aansprakelijkheden ontstaan door de afsplitsing van HBU (Newbank) uit het oude ABN AMRO, nu RBS N.V. genaamd. Indien RBS N.V. niet meer aan zijn verplichtingen zou kunnen voldoen, kunnen crediteuren onder specifieke voorwaarden tot maximaal € 950 mln. claimen bij HBU. Hiervoor heeft ABN AMRO een vrijwaring afgegeven aan de kopende partij Deutsche Bank. Aangezien ABN AMRO het risico van uitbetaling niet zelf kan lopen, is er een contragarantie door de Staat afgegeven. Voor deze garantie ontvangt de Staat een premie van € 25,6 mln. op jaarbasis.

2.2.4 Internationale Financiële Betrekkingen

A. Doelstelling

Een bijdrage leveren aan een financieel gezond en welvarend Europa en een evenwichtige internationale financieel-economische ontwikkeling.

B. Rol en verantwoordelijkheid

De Nederlandse economie wordt door zijn openheid en relatief beperkte grootte sterk beïnvloed door internationale financieel-economische ontwikkelingen zoals de schuldencrisis. Verreweg het grootste deel van de Nederlandse export en import gaat naar of komt uit andere Europese landen. Een sterke Europese economie heeft daarmee een directe weerslag op de Nederlandse economie. Mede om die reden is Nederland gebaat bij een gezonde financieel economische ontwikkeling en een stabiele budgettaire en monetaire ontwikkeling in de Europese Unie en haar lidstaten, waarbij ook de financiële stabiliteit binnen de eurozone gewaarborgd is. De minister van Financiën speelt in Nederland op dit gebied een regisserende rol en maakt daarbij gebruik van een aantal instrumenten.

Ten behoeve van de bevordering van financiële stabiliteit in de toekomst neemt de minister actief deel aan internationaal toezicht ter bevordering van de begrotingsdiscipline van lidstaten van de EU en een stabiele macro-economische omgeving in de EMU. Hieronder valt ook de economische beleidscoördinatie in de EU en de EMU, zoals door een nieuw verdrag voor begrotingsdiscipline tussen lidstaten van de EU en een procedure voor economische onevenwichtigheden. Verder neemt de minister van Financiën besluiten over het Nederlandse oordeel over aanvragen voor het Exchange Rate Mechanism (ERM-II) en voor euro-invoering, en draagt de minister van Financiën het Nederlandse standpunt over de EU begroting en het Meerjarig Financieel Kader (MFK) van de EU uit.

De minister van Financiën draagt bij aan het beheer van stabilisatiemechanismen zoals het EFSF en het ESM ten behoeve van het bewaken van de financiële stabiliteit, ook in financieel-economisch moeilijke tijden. Dit doet de minister door actief deel te nemen aan Europese overleggen zoals de Eurogroep en Ecofin en door een intensieve lobby bij Europese partners.

Internationale financiële instellingen beïnvloeden internationale financieel-economische ontwikkelingen, bijvoorbeeld door financieel-economische beleidstoezicht, en door de rol als financieel vangnet in geval van een crisis. Goed beleid van deze instellingen draagt daarom bij aan een evenwichtige internationale financieel-economische ontwikkeling en de ontwikkeling van lage- en middeninkomenslanden. De minister draagt hieraan bij door toezicht te houden op de uitvoering van de taken van de Internationale Financiële Instellingen (IFI’s) en hun financiële soliditeit. Daarnaast levert de inbreng van de minister bij discussies in internationale fora zoals de Ecofin, Eurogroep, Working Party 3 (van de OESO) en discussies bij de G20, het Internationaal Monetair Fonds, de Wereldbank en andere IFI’s een bijdrage aan de beïnvloeding van de internationale beleidsdiscussie en beleidsrespons.

C. Beleidswijzigingen

In internationaal verband zijn maatregelen getroffen om de wereldeconomie minder gevoelig te maken voor financieel economische crisissen en te zorgen dat de gevolgen, mocht een dergelijke crisis toch plaatsvinden, zo beperkt mogelijk blijven. Hierbij zal het versterken van de rol van de Internationale Financiële Instellingen bij crisispreventie en het vormen van een vangnet voor landen die in ernstige problemen dreigen te raken voortgezet worden. De minister van Financiën heeft hier voor Nederland als bewaker van de financiële belangen van de Nederlandse overheid en burger een centrale rol in. Ook wordt in 2013 gesproken over de onderhandelingen over de IMF quotaformule. Een adequate Nederlandse representatie wordt hierbij van groot belang geacht.

Op Europees vlak zal er in 2013 substantiële aandacht zijn voor een verder herstel van de financiële stabiliteit van de eurozone. De Europese schuldencrisis heeft aanleiding gegeven tot wijziging en uitbreiding van afspraken omtrent economische beleidscoördinatie (o.a. versterkt Stabiliteits- en Groeipact). Gekoppeld hieraan zal er aandacht zijn voor de lopende steunprogramma’s voor Griekenland, Spanje, Ierland en Portugal. De minister van Financiën neemt namens Nederland deel aan discussies en besluitvorming op ministerieel niveau in Eurogroep en Ecofin verband over deze onderwerpen.

Volgens de huidige planning dienen de onderhandelingen in het kader van het Meerjarig Financieel Kader (MFK) 2014–2020 van de EU eind 2012 te zijn afgerond. Wanneer dit niet het geval is, zal ook in 2013 hierover nog onderhandeld moeten worden. Nederland zal zich inzetten voor een substantiële vermindering van de afdrachten aan de EU. Dat impliceert dat Nederland concreet inzet op een substantiële verlaging van de totale uitgaven onder het MFK dan wat de Commissie heeft voorgesteld en behoud van de huidige korting die Nederland thans op de afdrachten ontvangt.

D1. Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel budgettaire gevolgen (x € 1000)
 

2011

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Verplichtingen

91 240 415

40 837 835

308 005

1 089 294

315 229

315 229

1 043 540

               

waarvan garantieverplichtingen:

             

Deelneming multilaterale ontwikkelingsbanken en -fondsen

1 031 375

239 581

181 519

962 808

181 519

181 519

918 515

Garantie aan DNB inzake IMF deelname

18 518 207

           

Garantie DNB inzake BIS

 

113 445

113 445

113 445

113 445

113 445

113 445

Kredieten EU-betalingsbalanssteun

– 102 500

           

EFSF

71 910 181

           

EFSM

– 120 000

           

ESM

 

35 445 400

         
               
               

Uitgaven

2 284 106

2 005 400

2 323 757

1 187 732

369 865

373 688

258 907

               

Waarvan juridisch verplicht

   

80%

       
               

Deelname aan internationale instellingen

337 847

1 987 813

2 310 716

1 174 691

349 600

353 423

247 327

Multilarerale ontwikkelingsbanken en fondsen

337 276

158 373

33 054

259 971

349 600

353 423

247 327

EFSF

571

           

ESM

 

1 829 440

1 829 440

914 720

     

EIB

   

448 222

       
               

Lening

1 946 259

17 587

13 041

13 041

20 265

20 265

11 580

Griekenland

1 946 259

4 546

         

Uitkering rente Aan Griekenland

 

13 041

13 041

13 041

20 265

20 265

11 580

               

Ontvangsten

127 715

25 241

64 091

75 938

80 116

80 123

80 106

               

Deelname aan internationale instellingen

13 081

9 036

8 480

4 418

665

672

655

Ontvangsten IFI's

13 081

9 036

8 480

4 418

665

672

655

               

Lening

114 634

16 205

55 611

71 520

79 451

79 451

79 451

Aflossing lening Griekenland

             

Rente ontvangsten lening Griekenland

104 903

16 205

55 611

71 520

79 451

79 451

79 451

Service fee ontvangsten lening Griekenland

9 731

           

1 De totale omvang van de EFSF-garantie is € 97,8 mld

D2. Budgetflexibiteit

De budgetflexibiliteit van de uitgaven is beperkt aangezien deze veelal afkomstig zijn uit meerjarige internationale en Europese verplichtingen.

E. Toelichting op de instrumenten

Deelname aan internationale banken en -fondsen

Met het oog op de financiële stabiliteit van de eurozone en Nederland zijn verschillende maatregelen genomen, waaronder de steunprogramma’s voor Griekenland, Spanje, Ierland en Portugal en de stabilisatiemechanismen EFSF, EFSM en ESM. Een totaal overzicht van alle verstrekte garanties in het kader van de stabiliteit is te vinden in het financieel overzicht interventies ten behoeve de financiële crisis.

Het overige deel van de raming voor garantieverplichtingen heeft betrekking op het zogenaamde garantiekapitaal van de internationale financiële instellingen (het deel van de verplichting dat waarschijnlijk niet tot betaling komt, het «callable capital»), op garantie-overeenkomsten tussen de Staat en DNB (onder meer de Nederlandse deelneming in IMF) en deelneming in de door de BIS te verstrekken kredietfaciliteiten.

Daarnaast draagt Nederland in het kader van de ontwikkelingssamenwerking via algemene bijdragen bij aan multilaterale ontwikkelingsbanken en -fondsen. Deze bijdragen zijn direct na ondertekening meerjarig en onvoorwaardelijk verschuldigd. Voor een deel van de verplichtingen- en uitgavenramingen geldt dat door wisselkoersinvloeden de realisaties kunnen afwijken van de ramingen; dit deel van de realisaties is daarmee niet beleidsmatig te beïnvloeden.

De Europese Raad van 28 en 29 juni 2012 heeft unaniem opgeroepen tot een verhoging van het kapitaal van de Europese Investeringsbrank (EIB) met € 10 mrd. Deze kapitaalverhoging zal volledig inbetaald zijn. Dit besluit maakt onderdeel uit van een breder initiatief ter ondersteuning van de groei, werkgelegenheid en concurrentiekracht in de Europese Unie. Voor Nederland, met een kapitaalaandeel van 4,482%, betekent de uitbreiding een betaling van € 448,2 mln. Het totale bedrag zal waarschijnlijk in 2013 worden betaald.

2.2.5 Exportkrediet- en investeringsverzekeringen

A. Doelstelling

Het bieden van mogelijkheden voor verzekering van betalingsrisico’s die zijn verbonden aan export en investeringen in het buitenland, in aanvulling op de markt, en het creëren en handhaven van een gelijkwaardig speelveld voor bedrijven op het terrein van de exportkredietverzekeringsfaciliteit.

B. Rol en verantwoordelijkheid

Op basis van de Kaderwet Financiële Verstrekkingen Financiën biedt de Nederlandse Staat, ter aanvulling op de private markt, faciliteiten aan waarmee Nederlandse ondernemers en hun financiers betalingsrisico’s kunnen afdekken bij de Staat. Met de verschillende producten beschikbaar in de exportkrediet- en investeringsverzekeringen (de «EKV-faciliteit») kunnen Nederlandse bedrijven meer grote en op (middel)lange termijn gefinancierde exportorders verwerven, hetgeen een positief effect heeft op de werkgelegenheid.

De Minister van Financiën heeft de rol van eindverantwoordelijke voor de uitvoering van de exportkredietverzekeringsfaciliteit. Sinds de stelselwijziging die op 1 januari in 2010 in werking is getreden, treedt de Staat op als verzekeraar en voert Atradius Dutch State Business N.V. de EKV-faciliteit uit, op naam en voor rekening en risico van de Staat. De Minister van Financiën is budgetverantwoordelijk. De Minister van Financiën is, samen met de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, beleidsverantwoordelijk voor het verstrekken van de verzekeringen.

Het risicoprofiel van de bestaande EKV-portefeuille en van nieuwe aanvragen worden door het ministerie van Financiën nauwlettend gevolgd door middel van een Risk Management Framework, zodat onverantwoord grote risico’s worden vermeden.

Om Nederlandse exporteurs en hun financiers internationaal onder gelijke voorwaarden te kunnen laten concurreren, wordt door Nederland in internationaal verband overlegd over de exportondersteunende maatregelen om zodoende een gelijk speelveld te bevorderen. Zo worden in OESO- en EU-verband afspraken gemaakt over de voorwaarden waaronder exportkredietverzekeringen mogen worden verstrekt, zoals minimum premies, maximale looptijden, het gebruik van ontwikkelingshulpgelden als instrument voor exportbevordering, maatschappelijk verantwoord ondernemen en verantwoord leenbeleid. De OESO voert een actieve dialoog met de opkomende economieën die geen deel uitmaken van de OESO om mogelijke verstoringen van het gelijke speelveld zoveel mogelijk te beperken.

Dit jaar is gekozen voor een aanpassing in de prestatie-indicatoren om een beter inzicht te geven in de effectbereiking van het beleid in het kader van de doelstelling. Hierbij wordt de doorlooptijd als indicator vervangen door een positief bedrijfsresultaat (BERB) en een best of class notering (A rating) op basis van de jaarlijkse benchmark op de verzekeringsvoorwaarden en -mogelijkheden. Deze informatie werd al jaarlijks gemeld in zowel het jaarverslag als de begroting, maar niet vanuit het perspectief van prestatie-indicator.

De doorlooptijden van verzekeringsaanvragen zijn wel een blijvend aandachtspunt in verband met een efficiënte bedrijfsvoering. In dit kader zal de doorlooptijd nog steeds voor monitoringsdoeleinden worden gebruikt. De uitdaging voor 2013 is om de doorlooptijd verder te verkorten en daarbij de kwaliteit van de beoordeling hoog te houden.

Prestatie indicator

Begroting 2013

Begroting 2014

Begroting 2015

Begroting 2016

Begroting 2017

BERB

> 0 mln

> 0 mln

> 0 mln

> 0 mln

> 0 mln

benchmark

A

A

A

A

A

Internationaal is afgesproken dat EKV-faciliteit over een langere periode kostendekkend moeten zijn, om concurrentieverstoring te voorkomen. Dat betekent dat op lange termijn de premie-inkomsten voldoende moeten zijn om de uitvoeringskosten en de netto schade-uitkeringen te dekken. De kostendekkendheid van de Nederlandse faciliteit wordt gemeten middels het model voor Bedrijfseconomische Resultaatbepaling (BERB). Daaruit blijkt dat de Nederlandse EKV- faciliteit over de periode 1999 t/m 2011 een positief resultaat van € 142 mln. heeft geboekt. Ten opzichte van de omvang van de portefeuille en de schades die hieruit kunnen voortvloeien betreft dit een relatief bescheiden positief resultaat. Gegeven de voorwaarde dat het resultaat minimaal nul zal moeten zijn, is er hoewel er in een individueel jaar een negatieve uitschieter kan zijn op de lange termijn een grotere kans op een licht positief resultaat.

Om inzicht te krijgen in de concurrentiepositie van de Nederlandse EKV-faciliteit, wordt door het ministerie van Financiën jaarlijks een vergelijkend onderzoek uitgevoerd tussen de Nederlandse faciliteit en de EKV-faciliteiten in een aantal voor de concurrentie relevante landen (de «benchmark»). Een best of class binnen de benchmark meting betekent dat wij er naar streven om voor de EKV aan te sluiten bij de landen die het beste scoren op de verzekeringsvoorwaarden en -mogelijkheden. In dit kader wordt de reikwijdte van de EKV dan ook regelmatig herzien om beter aan te sluiten bij de behoeften van exporteurs en aan te sluiten bij het internationale speelveld, mits kostendekkendheid gewaarborgd blijft. Dit is conform regulier beleid.

C. Beleidswijzigingen

Als gevolg van het huidige economische klimaat is het voor exporteurs lastig om lange termijn exportfinanciering te krijgen. Om die reden heeft de Staat de bestaande exportkredietgarantieregeling («EKG») geëvalueerd en aangepast (kamerstuk 2011–2012, 31 371, nr. 371). Doel is het voor investeerders aantrekkelijker maken kapitaal vrij te maken voor exportleningen. De gewijzigde exportkredietgarantieregeling loopt in ieder geval tot en met 2014. In 2014 zal vervolgens worden bezien of deze regeling voldoende soelaas biedt voor de problemen waar Nederlandse exporteurs tegenaan lopen. In dit kader wordt ook met het bedrijfsleven en banken gesproken. Voorts wordt bekeken hoe het MKB een betere toegang kan krijgen tot de EKV.

In 2012 is, in overleg met de Rijkscommissie voor export- import- en investeringsgaranties, gekeken hoe de EKV-faciliteit mede met het oog op de verdergaande internationalisering van het Nederlandse bedrijfsleven beter aan kan sluiten bij de behoeftes van de exporteurs door middel van flexibeler landenbeleid en een verruiming van de beperkingen ten aanzien van het Nationaal bestanddeel. Aanpassingen zullen ten dele in 2013 neerslaan.

D1. Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel budgettaire gevolgen (x € 1000)
 

2011

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Verplichtingen

1 098 445

10 616 386

10 616 386

10 616 386

10 616 386

10 616 386

10 616 386

waarvan garantieverplichtingen:

1 087 888

10 603 780

10 603 780

10 603 780

10 603 780

10 603 780

10 603 780

Reguliere EKV

1 118 144

10 000 000

10 000 000

10 000 000

10 000 000

10 000 000

10 000 000

Investeringsverzekeringen

– 19 752

453 780

453 780

453 780

453 780

453 780

453 780

MIGA

0

150 000

150 000

150 000

150 000

150 000

150 000

Omzetpolissen

– 10 504

           
               

Uitgaven

28 657

133 106

113 106

133 106

133 106

133 106

133 106

               

waarvan juridisch verplicht

   

100%

       
               

Exportkredietverzekering

             

Schade-uitkering EKV

17 909

120 000

100 000

120 000

120 000

120 000

120 000

Schade-uitkering investeringsverzekeringen

0

500

500

500

500

500

500

Schade-uitkering MIGA

0

0

0

0

0

0

0

Schade-uitkering Omzetpolissen

90

           

Uitgaven Seno-Gom

101

           
               

Opdrachten

             

Kostenvergoeding Atradius DSB

10 557

12 606

12 606

12 606

12 606

12 606

12 606

               

Ontvangsten

141 642

312 205

128 550

99 500

83 750

82 250

82 250

Premies EKV

55 106

40 000

40 000

40 000

40 000

40 000

40 000

Premies investeringsverzekeringen

563

1 250

1 250

1 250

1 250

1 250

1 250

Premies omzetpolissen

88

           

Schaderestituties EKV

84 834

62 800

52 300

28 000

28 000

28 000

28 000

Ontvangsten Seno-Gom

551

207 655

34 500

29 750

14 000

12 500

12 500

Overige ontvangsten

500

500

500

500

500

500

500

D2. Budgetflexibiteit

De budgetflexibiliteit van de uitgaven is zeer beperkt. De geraamde schade-uitgaven hebben het karakter van een verzekering: het ontstaan en het moment van uitgave staan niet vast, maar in geval van schade is de Staat juridisch verplicht om uit te keren mits aan de polisvoorwaarden is voldaan.

E. Toelichting op de instrumenten

Exportkredietverzekering

In de begroting is een plafond van € 10 mld. opgenomen voor hoeveel de Staat jaarlijks aan nieuwe verplichtingen kan aangaan voor de exportkredietverzekering.

Via deze verzekeringen worden Nederlandse exporteurs en hun financiers gedekt voor het politieke en commerciële risico dat zij lopen bij middellange en langlopende exportcontracten naar landen met een (ver)hoog(d) risico en/of buitenlandse afnemers met een relatief hoog risicoprofiel. Dit instrument vergroot dus de mogelijkheden voor Nederlandse export.

Voor zowel de inkomsten als de schade-uitkeringen, behorende bij dit instrument, geldt dat deze worden beïnvloed door externe factoren, zoals de vraag naar exportkredietverzekeringen door exporteurs en het betaalgedrag van debiteuren in derde landen.

Tevens kan de Staat jaarlijks voor maximaal € 453 mln. aan verplichtingen aangaan voor nieuwe investeringsverzekeringen. Via deze verzekeringen worden Nederlandse bedrijven die langdurig investeren in derde landen gedekt voor het politieke risico dat zij lopen in het land. Onderstaande grafiek laat de ontwikkeling zien van het totaal door de Staat verzekerde bedrag in de afgelopen jaren: het totale uitstaande obligo. Daarbij is een onderscheid gemaakt tussen definitieve verzekeringen (polissen) en voorlopige verzekeringen (dekkingstoezeggingen).

Cumulatief uitstaand obligo

Cumulatief uitstaand obligo

Opdracht

Atradius Dutch State Business (ADSB) is de uitvoerder van de EKV-faciliteit. ADSB geeft in naam en voor rekening van de Staat der Nederlanden exportkrediet- en investeringsverzekeringen af. Voor de uitvoering en het beheer van de portefeuille ontvangt ADSB jaarlijks een vergoeding.

2.2.6 Btw-compensatiefonds

A. Algemene doelstelling:

Gemeenten, provincies en Wgr-plusregio’s hebben de mogelijkheid een evenwichtige keuze te maken tussen in- en uitbesteding. De btw speelt hierin geen rol.

B. Rol en verantwoordelijkheid minister

Het btw-compensatiefonds is opgericht om een eind te maken aan de factor btw bij de afweging door decentrale overheden tussen het uitbesteden van werkzaamheden of het uitvoeren ervan door de eigen organisatie. De factor btw wordt weggenomen door het btw-compensatiefonds waaruit gemeenten, provincies en Wgr-plusregio’s de betaalde btw kunnen terugvragen. De betaalde btw moet daarvoor wel aan een aantal voorwaarden voldoen. Zo moet de btw betaald zijn over een niet-ondernemerstaak en mag geen sprake zijn van verstrekking aan een individuele derde. Voorbeelden van taken waarvoor gemeenten btw kunnen terugclaimen zijn de inzameling van huisvuil, het onderhoud aan gebouwen, het straatbeheer, schoonmaakactiviteiten, archivering, ingenieurswerkzaamheden en groenbeheer.

De minister van Financiën is verantwoordelijk voor en heeft een uitvoerende rol bij:

  • verstrekken, verzamelen en controleren van de opgaafformulieren en het uitbetalen van de compensabele btw;

  • beheer van het btw-compensatiefonds.

C. Beleidswijzigingen

Er zijn in 2013 geen beleidswijzigingen ten aanzien van het btw-compensatiefonds gepland.

D. Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel Budgettaire Gevolgen Van Beleid (x € 1 000)
 

2011

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Verplichtingen

 

2 613 190

2 895 357

3 079 269

3 079 513

3 079 335

3 079 216

               

Uitgaven

 

2 613 190

2 895 357

3 079 269

3 079 513

3 079 335

3 079 216

               

Waarvan juridisch verplicht

   

100%

       
               

Instrument: Btw-compensatieregeling

             

w.v. bijdragen aan gemeenten en kaderwetgebieden

 

2 311 525

2 561 662

2 724 326

2 724 486

2 724 414

2 724 326

w.v. bijdragen aan provincies

 

301 665

333 695

354 943

355 027

354 921

354 890

               

Ontvangsten

 

2 613 190

2 895 357

3 079 269

3 079 513

3 079 335

3 079 216

D2. Budgetflexibiliteit

De bijdrage ter compensatie van de door gemeenten, provincies en Wgr-plusregio’s betaalde btw is opgenomen in de Wet op het btw-compensatiefonds. De Wet bevat de voorwaarden waarbinnen gemeenten en provincies kunnen claimen uit het btw-compensatiefonds, maar stelt geen grens aan de totale omvang van claims uit het fonds. Het btw-compensatiefonds is daarmee wettelijk inflexibel in zijn totaliteit. De inkomsten van het btw-compensatiefonds komen ofwel uit de algemene middelen (als decentrale overheden taken uit hun bestaande pakket gaan uitbesteden), ofwel van departementale begrotingen (als decentrale overheden nieuwe geldstromen ontvangen waarvan taken worden uitgevoerd waarvoor btw mag worden geclaimd).

E. Toelichting op de financiële instrumenten

Uitgaven

Gemeenten declareren in absolute zin meer btw bij het btw-compensatiefonds dan provincies. Dit declaratiepatroon ligt in het verlengde van de ruimere budgettaire mogelijkheden van gemeenten ten opzichte van provincies; het Gemeentefonds is namelijk groter dan het Provinciefonds.

In relatieve zin declareren de provincies meer bij het btw-compensatiefonds. Een mogelijke oorzaak hiervan is dat de provincies vooral actief zijn op het gebied van verkeer en vervoer, hetgeen een uitgavencategorie is die veelal voor compensatie van btw-bedragen in aanmerking komt.

De raming van het fonds is aangepast. Deze aanpassing is het gevolg van enerzijds de btw-verhoging uit het begrotingsakkoord 2013 die het fonds doet groeien en anderzijds de krimp van het fonds die verwacht wordt op basis van de reeds beschikbare gegevens over 2012. De kolom 2011 is leeg omdat het btw-compensatiefonds toen nog op een aparte begroting stond.

Compensatie

De Belastingdienst is belast met het verstrekken en verzamelen van opgaafformulieren en het compenseren van de btw over niet-ondernemersactiviteiten.

Controlebeleid

De controle op de toepassing van de Wet op het btw-compensatiefonds is belegd bij de Belastingdienst. De algemene beleidsdoelstelling van de Belastingdienst is het onderhouden en versterken van naleving van de regels door belastingplichtigen. Om dat te bereiken zet de Belastingdienst meerdere toezichtinstrumenten in. Een van die instrumenten is het horizontaal toezicht, waarbij de relatie is gebaseerd op het begrip vertrouwen en transparantie. De vorm en intensiteit van het toezicht van de Belastingdienst wordt daarbij aangepast aan de kwaliteit van de interne organisatie van de gemeenten en provincies.

Meetbare gegevens

Prestatie-indicator1

Waarde 2011

Streefwaarde 2012

Streefwaarde 2013

Gemeenten en provincies, waarbij de mogelijkheden tot horizontalisering zijn beoordeeld (als percentage van het totaal aantal gemeenten en provincies).

n.v.t.

n.v.t.

45–55%

Gemeenten en provincies die adequaat werken aan opzet, bestaan en werking van de fiscale beheersing (als percentage van het aantal organisaties onder horizontaal toezicht in dit segment).

n.v.t.

n.v.t.

65–75%

X Noot
1

De prestatie-indicatoren zijn ten opzichte van 2012 gewijzigd om beter aan te sluiten bij het toezichtsproces zoals de Belastingdienst dat uitvoert. Hiermee wordt eveneens consistentie bereikt met de indicatoren zoals opgenomen in de toelichting bij artikel 1 Belastingen.

De Belastingdienst richt zich bij de individuele klantbehandeling van provincies en gemeenten op het vergroten van de zekerheid over de juistheid en volledigheid van de belastingontvangsten.

De Belastingdienst ondersteunt en stimuleert provincies en gemeenten om de kwaliteit van de aangifte te versterken. De Belastingdienst bespreekt met de provincie respectievelijk gemeente hoe hij zijn verantwoordelijkheid invult met betrekking tot zijn aangifte. Daarbij wordt vastgesteld hoe deze omgaat met fiscaliteit en of de randvoorwaarden aanwezig zijn om te komen tot een adequate beheersing daarvan. De provincie/gemeente beoordeelt daarna cyclisch de opzet, het bestaan en de werking van de interne beheersing van de (fiscaal relevante) bedrijfsprocessen en deelt de resultaten daarvan met de Belastingdienst. De Belastingdienst monitort dit proces en bepaalt in welke mate gesteund kan worden op deze interne beheersing. Periodiek wordt dit getoetst, doorgaans door steekproefsgewijze controles. Voor de 25–35% van de organisaties die nog niet adequaat werken aan opzet, bestaan en werking van de fiscale beheersing beoordeelt de Belastingdienst of het horizontaal toezichtstraject kan worden gecontinueerd.

Waar horizontalisering van het toezicht (nog) niet mogelijk is, voert de Belastingdienst op basis van handhavingsregie passende interventies uit.

2.2.7 Beheer Materiële Activa

A. Doelstelling

Een optimaal financieel resultaat bij het verwerven, beheren, ontwikkelen en afstoten van materiële activa van/voor het Rijk ten behoeve van de realisatie van rijksdoelstellingen.

B. Rol en verantwoordelijkheid

Het Rijk bezit materiële activa (zowel roerende als onroerende zaken) die nodig zijn voor de realisatie van rijksdoelstellingen. Volgens de Comptabiliteitswet is de minister van Financiën belast met de verantwoordelijkheid voor het (privaatrechtelijk) beheer van de roerende en onroerende zaken die aan de Staat toebehoren dan wel zijn toevertrouwd, een en ander voor zover de verantwoordelijkheid voor dat beheer niet bij of krachtens de Wet bij een of meer andere ministers is gelegd. In de praktijk betreft het met name beheer en verkoop van overtollige activa, dit is een uitvoerende rol. Het uitgangspunt is marktconformiteit.

Bij gebiedsontwikkelingsprojecten waarbij meervoudige rijksdoelstellingen aanwezig zijn vertegenwoordigt de minister van Financiën het Rijk. Ook hierbij wordt gestreefd naar een optimale inzet van (overtollige) rijksactiva en/of financiële bijdragen van het Rijk.

De minister van Financiën is verantwoordelijk voor het vervoeren, bewaren, vernietigen en verkopen van overtollige en in beslaggenomen roerende zaken voor het Rijk.

De minister is tevens verantwoordelijk voor de coördinatie van de samenwerking en afstemming tussen de diensten die onderdeel vormen van het rijksvastgoedstelsel, zowel in de regio als landelijk. Ter bevordering van de samenwerking en afstemming tussen de diensten fungeert de Raad voor Vastgoed Rijksoverheid (RVR). Ter bevordering van de samenwerking en afstemming tussen de departementen ten aanzien van rijksvastgoed fungeert vanaf april 2012 de Interdepartementale Commissie Rijksvastgoed (ICRV). De minister van Financiën draagt zorg voor de ondersteuning van de RVR en de ICRV.

C. Beleidswijzigingen

Het kabinet heeft in november 2011 besloten om met rijksvastgoed beleidsmatige doelen beter te bereiken, om meer (financieel) rendement op rijksvastgoed te realiseren en om een doelmatiger organisatie van de uitvoering tot stand te brengen. De belangrijkste besluiten zijn:

  • met het oog op het beter bereiken van beleidsmatige doelen met rijksvastgoed:

    • Versterking beleidsmatige afstemming m.b.t. inzet vastgoed tussen departementen;

    • Oprichting van een stafdirectie ter ondersteuning van de afstemming tussen zowel uitvoerende diensten als departementen.

  • met het oog op meer (financieel) rendement op rijksvastgoed:

    • Departementen met vastgoed gaan vanaf 2013 werken met een (eigen) jaarlijkse vastgoedportefeuillestrategie;

    • Vaststelling door de ministerraad van een jaarlijkse rijksbrede vastgoedportefeuillestrategie, gebaseerd op de raakvlakken tussen departementale vastgoedportefeuillestrategieën;

    • Verplichting om, met uitzondering van de afspraken die voor Dienst Landelijk Gebied en Staatsbosbeheer zijn gemaakt in het kader van het decentralisatieakkoord en de verkooptaakstelling uit het regeerakkoord, alle verkopen van overtollig rijksvastgoed via het toekomstige Rijksvastgoedbedrijf (RVB, zie hieronder) te laten lopen, gekoppeld aan een overnameverplichting voor het RVB van overtollig rijksvastgoed;

  • met het oog op een doelmatiger organisatie van de uitvoering:

    • Samenvoeging van het Rijksvastgoed- en ontwikkelingsbedrijf (RVOB) en de Rijksgebouwendienst (Rgd) tot een RVB uiterlijk per 1-1-2014, met optie voor latere aanhaking van andere diensten.

De Interdepartementale Commissie Rijksvastgoed zal zich buigen over de in 2013 door de Ministerraad vast te stellen rijksbrede vastgoedportefeuillestrategie voor 2014. Tevens wordt het Financieel Kader RVOB geëvalueerd en aangepast.

Het instrument anticiperende aankopen en gebiedsontwikkeling zal per 2013 worden beëindigd: er wordt in de praktijk door de departementen geen gebruik van gemaakt.

D1. Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel budgettaire gevolgen (x € 1000)
 

2011

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Verplichtingen

– 114 310

96 051

84 580

83 194

82 549

82 500

82 449

               

Uitgaven

93 107

96 051

84 580

83 194

82 549

82 500

82 449

               

waarvan juridisch verplicht

 

 

65%

 

 

 

 

               

Bekostiging

             

Zakelijke lasten

59 104

55 916

55 013

55 013

55 013

55 013

55 013

               

Opdrachten

             

Onderhoud- en beheerskosten RVOB

10 329

9 026

7 379

6 779

6 779

6 779

6 779

Beheerskosten DRZ

383

300

300

300

300

300

300

               

Leningen

             

Anticiperende aankopen en gebiedsontwikkeling

0

4 600

0

0

0

0

0

               

Bijdrage aan baten-lastendienst

             

RVOB

23 291

26 209

21 888

21 102

20 457

20 408

20 357

               

Ontvangsten

213 724

179 386

176 986

176 084

175 584

175 584

175 584

               

Bekostiging

             

Zakelijke lasten

26 512

26 602

26 602

26 602

26 602

26 602

26 602

               

Opdrachten

             

Onderhoud en beheerskosten

4 440

           
               

Leningen

             

Anticiperende aankopen en gebiedsontwikkeling

             
               

Programma-ontvangsten Baten-lastendiensten

             

Ingebruikgevingen RVOB

99 045

97 286

94 886

93 984

93 484

93 484

93 484

Vervreemding RVOB

81 822

53 698

53 698

53 698

53 698

53 698

53 698

Vervreemding DRZ

1 905

1 800

1 800

1 800

1 800

1 800

1 800

D2. Budgetflexibiliteit

De onder de post «Zakelijke lasten» (€ 55,0 mln.) genoemde uitgaven zijn juridisch verplicht op grond van lokale belastingwetgeving. Deze middelen zijn niet alternatief aanwendbaar.

E. Toelichting op de instrumenten

Zakelijke lasten

Het gaat hier om de betaling van door gemeenten en waterschappen opgelegde belastingen en heffingen die samenhangen met het bezit van onroerende zaken. Gedacht moet worden aan de onroerendezaakbelasting, waterschapsheffingen en rioolheffingen. De uitgaven (€ 55,0 mln.) zijn voornamelijk opgebouwd uit gemeentelasten (€ 43,6 mln.) en waterschapslasten (€ 11,3 mln.). De ontvangsten betreffen een vergoeding van de Rijksgebouwendienst aan het RVOB voor het door het RVOB betaalde eigenarendeel van de onroerendezaakbelasting met betrekking tot panden van de Rijksgebouwendienst (€ 23,2 mln.) en terugbetalingen door bepaalde gebruikers van door het Rijksvastgoed- en Ontwikkelingsbedrijf (RVOB) betaalde gebruikerslasten (€ 3,4 mln.).

Beheer- en plankosten

Het gaat hierbij om:

  • (externe) kosten in verband met onderhoud van grond en gebouwen (€ 3,4 mln.);

  • afkoop (erf)pachtersinvesteringen bij beëindiging van (erf)pachtcontracten (€ 0,8 mln.)

  • (externe) kosten in verband met ingebruikgeving en vervreemding van de onroerende zaken van de minister van Financiën, bijvoorbeeld taxatiekosten, (€ 2,5 mln.), en

  • plankosten ten behoeve van enkele gebiedsontwikkelingsprojecten (€ 0,6 mln.).

De ontvangsten betreffen terugbetalingen van plankosten die voorgeschoten zijn voor door het RVOB uitgevoerde gebiedsontwikkelingsprojecten.

Bijdrage aan RVOB

De post bijdrage aan RVOB (€ 22,0 mln.) bestaat uit de bijdrage van de minister van Financiën aan de baten-lastendienst Rijksvastgoed- en Ontwikkelingsbedrijf (RVOB). De baten-lastendienst RVOB is door de minister belast met de uitvoering van zijn taken met betrekking tot onroerende zaken van het Rijk.

Ingebruikgevingen RVOB

Het gaat hierbij om de opbrengsten uit ingebruikgeving (verhuring) van de onroerende zaken van de Staat voor zover er voor de opbrengst uit ingebruikgeving geen middelenafspraak bestaat.

De ontvangsten (€ 94,9 mln.) bestaan uit inkomsten uit verpachting (€ 44,3 mln.), huur (€ 32,4 mln.), bodemmaterialen zoals zand (€ 16,0 mln.) en verhuur jachtgenot (€ 2,1 mln.).

Vervreemding RVOB

Het gaat hierbij om de opbrengsten uit vervreemding van de onroerende zaken van de Staat, voor zover voor de opbrengst uit vervreemding geen middelenafspraak bestaat.

De ontvangsten (€ 53,7 mln.) bestaan uit inkomsten uit vervreemding van agrarische onroerende zaken (€ 25,0 mln.), vervreemding van overige onroerende zaken (€ 16,5 mln.), opbrengsten uit veiling van huurrechten benzinestations langs rijkswegen (€ 10,0 mln.) en overige (€ 2,0 mln.).

Vervreemding DRZ

De verkoop van roerende zaken brengt jaarlijks € 1,8 mln. op. Het gaat in de praktijk om de verkoopopbrengsten van in beslaggenomen goederen. De kosten die hiermee gemoeid zijn bedragen jaarlijks circa € 0,3 mln. De baten-lastendienst Domeinen Roerende Zaken (DRZ) is door de minister belast met de uitvoering van zijn taken met betrekking tot roerende zaken van het Rijk.

Niet uit tabel blijkende budgettaire gevolgen

Middelenafspraken

De minister van Financiën verzorgt behalve de ingebruikgeving en vervreemding van de eigen (overtollige) onroerende zaken ook de ingebruikgeving en vervreemding van (overtollige) onroerende zaken van andere ministers. Wanneer een middelenafspraak is gemaakt met een minister, dan wordt de opbrengst uit ingebruikgeving en/of vervreemding door deze minister verantwoord op zijn eigen begroting.

Onroerende zaken van de baten- lastendienst RVOB

Met inachtneming van het Financieel Kader RVOB/DO (zie Tweede Kamer, vergaderjaar 2009–2010, 32 275, A en nr. 1) kan de baten-lastendienst RVOB onroerende zaken verwerven. Alle kosten en opbrengsten van verworven onroerende zaken worden verantwoord in de Baten- lastenparagraaf van het RVOB.

2.2.8 Centraal Apparaat

A. Apparaat kerndepartement

Op dit artikel staan alle personele en materiële uitgaven en ontvangsten van Financiën met uitzondering van de Belastingdienst (zie artikel 1) en de baten-lastendiensten DRZ en RVOB (zie de baten-lasten paragrafen). Het omvat de verplichtingen en uitgaven voor ambtelijk personeel (inclusief personele exploitatie), inhuur externen en materieel (inclusief ICT) voor het kerndepartement.

Tabel budgettaire gevolgen van beleid

A. Apparaatsuitgaven Kerndepartement

             

Tabel budgettaire gevolgen (x € 1000)

2011

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Verplichtingen

201 721

211 527

204 189

199 048

196 319

196 348

195 712

               

Uitgaven

195 161

211 527

204 189

199 048

196 319

196 348

195 712

Personeel Kerndepartement

 

139 480

136 495

131 336

128 456

128 155

127 642

Waarvan eigen personeel

 

132 461

131 447

127 144

124 691

124 391

123 888

Waarvan inhuur externen

 

6 389

4 517

3 666

3 239

3 238

3 235

Waarvan overig personeel

 

630

531

526

526

526

519

               

Materieel Kerndepartement

 

72 047

67 694

67 712

67 863

68 193

68 070

waarvan ICT

 

13 248

13 122

11 135

11 112

11 100

11 074

waarvan bijdrage aan SSO's

 

39 409

35 517

35 352

35 403

34 881

34 754

waarvan overig materieel

 

19 390

19 055

21 225

21 348

22 212

22 242

               

Ontvangsten

29 592

34 132

27 525

29 693

30 654

30 404

30 508

Personeel Kerndepartement

Dit betreft alle personeelsuitgaven inclusief externe inhuur voor het kerndepartement. De inhuur is beperkt. Inhuur externen in verband met de kredietcrisis is op artikel 3 uitvoeringskosten staatsdeelnemingen ondergebracht.

Materieel Kerndepartement

Dit betreft materieeluitgaven van het Kerndepartement. Dit omvat onder andere zaken aangaande huisvesting en communicatie. ICT bevat zowel de uitgaven voor projecten als structurele uitgaven zoals onderhoud en licenties. De bijdrage aan de Shared Service Organisaties betreft onder andere P-Direkt (salarisbedrijf van het Rijk) en de Rijksgebouwendienst.

B. Totaal overzicht Apparaat Financiën

De minister van Financiën is verantwoordelijk voor twee baten-lastendiensten: het Rijksvastgoed- en ontwikkelingsbedrijf en Domeinen Roerende Zaken. De apparaatsuitgaven en ontvangsten worden verder uitgesplitst en toegelicht in de baten-lastenparagraaf. Voor de AFM, waarderingskamer en DNB wordt de volledige overheidsbijdrage gebruikt voor apparaat.

De onderstaande tabel geeft de totale apparaatsuitgaven/kosten voor het ministerie van Financiën weer inclusief de baten-lastendiensten en ZBO’s/RWT’s.

B. Totaaloverzicht apparaatsuitgaven/kosten inclusief BLD's en ZBO's/RWT's

Budgettaire gevolgen (* € 1 000)

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Totaal apparaatsuitgaven Financiën

3 053 288

2 956 902

2 858 833

2 798 400

2 767 625

2 758 695

– Kerndepartement

211 527

204 189

199 048

196 319

196 348

195 712

– Belastingdienst

2 841 761

2 752 713

2 659 785

2 602 081

2 571 277

2 562 983

Budgettaire gevolgen (* € 1 000)

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Totaal apparaatskosten BLD's en ZBO's/RWT's

108 759

93 145

91 101

89 663

89 340

86 441

             

Baten-Lastendiensten

43 454

44 329

42 962

42 170

41 958

41 918

– RVOB

23 682

23 282

22 484

21 802

21 715

21 675

– Domeinen Roerende Zaken

19 772

21 047

20 478

20 368

20 243

20 243

             

ZBO's en RWT's

65 305

48 816

48 139

47 493

47 382

44 523

– AFM

31 216

25 749

25 471

25 208

25 165

24 023

– DNB

28 126

17 381

16 982

16 599

16 531

14 814

– Waarderingskamer

667

667

667

667

667

667

– NLFI

5 296

5 019

5 019

5 019

5 019

5 019

C. Tabel apparaatsuitgaven kerndepartement per Directoraat-Generaal

Budgettaire gevolgen (* € 1 000)

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Kerndepartement

211 527

204 189

199 048

196 319

196 348

195 712

GT

23 277

21 641

21 318

20 997

20 216

20 131

DGRB

20 911

20 579

20 226

19 873

19 910

19 935

SG-cluster

153 225

148 015

143 699

141 806

142 622

142 090

DGFZ

14 115

13 955

13 806

13 644

13 601

13 557

2.2.9 Algemeen

Niet in gebruik.

2.2.10 Nominaal en Onvoorzien

Artikelonderdelen en budgettaire gevolgen

Tabel budgettaire gevolgen (x € 1 000)

2011

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Verplichtingen

-7 300

4 092

7 008

7 057

7 008

6 935

6 898

               

Uitgaven

 

4 092

7 008

7 057

7 008

6 935

6 898

Onvoorzien

 

4 092

3 152

3 217

3 190

3 104

3 091

Loonbijstelling

             

Prijsbijstelling

   

3 856

3 840

3 818

3 831

3 807

     

 

 

 

 

 

Ontvangsten

     

400 000

400 000

400 000

400 000

Toelichting

Vanuit dit artikel vinden overboekingen van loon- en prijsbijstelling naar de loon- en prijsgevoelige artikelen binnen IX plaats. In de jaren 2014 en 2017 is een technische stelpost opgenomen voor de opbrengsten van de kredietcrisisinterventies. Deze wordt nog verdeeld binnen de begroting IX.

2.2 DE BELEIDSARTIKELEN (Nationale Schuld)

2.2.11 Financiering staatsschuld

A. Algemene doelstelling

Schuldfinanciering tegen zo laag mogelijke rentekosten onder acceptabel risico voor de begroting.

B. Rol en verantwoordelijkheid minister

De minister van Financiën is eindverantwoordelijk voor de uitvoering van de schuldfinanciering tegen zo laag mogelijke kosten onder acceptabel risico voor de begroting.

C. Beleidswijzigingen

De doelstelling schuldfinanciering tegen zo laag mogelijke rentekosten onder acceptabel risico voor de begroting is sinds 2008 vormgegeven met een 7-jaars gecentreerde portefeuille als benchmark. Op basis van de evaluatie uit 2011 is besloten hiermee door te gaan16. Wel zijn vanaf 2012 afwijkingen van het risicoprofiel van de benchmark mogelijk. Hiervoor gelden twee randvoorwaarden. De afwijkingen mogen niet leiden tot meer risico en de afwijking moet inpasbaar zijn in de begroting. De benchmark borgt de transparantie over de afwijkingen. Immers in de verantwoording worden afwijkingen ten opzichte van de benchmark in termen van risicoprofiel en kosten gerapporteerd.

D. Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel 3: Budgettaire gevolgen van beleid artikel 11 Financiering staatsschuld (x € 1 mln.)1
 

2011

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Uitgaven

49 609

44 542

42 055

41 085

54 577

26 251

47 172

Juridisch verplicht

 

100%

         
               

Programma-uitgaven

49 588

44 524

42 038

41 067

54 559

26 233

47 155

Leningen

             

Totaal Rentelasten

10 040

9 942

10 234

10 335

11 191

12 762

13 890

Rentelasten vaste schuld

9 332

9 740

9 992

9 717

10 387

11 408

12 179

Rentelasten vlottende schuld

705

202

242

618

804

1 354

1 711

Uitgaven voortijdige beëindiging

4

           
               

Aflossing vaste schuld

28 229

30 167

31 804

30 732

43 368

13 471

33 265

Mutatie vlottende schuld

11 319

4 415

               

Overige kosten

21

17

17

17

17

17

17

               

Ontvangsten

53 243

60 214

47 127

48 272

60 246

34 246

54 822

               

Programma- ontvangsten

53 243

60 214

47 127

48 272

60 246

34 246

54 822

Leningen

             

Totaal Rentebaten schuld

262

214

113

134

910

1 337

1 241

Rentebaten vaste schuld

     

14

787

1 229

1 137

Rentebaten vlottende schuld

262

214

113

120

123

108

104 

Ontvangsten voortijdige beëindiging

             
               

Uitgifte vaste schuld

52 980

60 000

47 014

48 137

59 336

32 909

53 581

Mutatie vlottende schuld

0

X Noot
1

Als gevolg van afronding in miljoenen kan de som der delen afwijken van het totaal.

Toelichting op budgettaire gevolgen van beleid

De totale uitgaven en totale ontvangsten zijn opgebouwd uit vier onderdelen. Ten eerste worden rentelasten en rentebaten verantwoord. Ten tweede zijn de aflossing en uitgifte vaste schuld in de tabel opgenomen. Als derde onderdeel is de mutatie vlottende schuld opgenomen. De vierde post betreft de overige kosten.

Rentelasten en rentebaten

Binnen de rentelasten wordt een onderscheid gemaakt tussen de rentelasten vaste schuld (schuld met een oorspronkelijke looptijd langer dan een jaar), de rentelasten vlottende schuld (korter dan een jaar) en uitgaven voortijdige beëindiging. De grootste post binnen de rentelasten wordt gevormd door de rentelasten over de vaste schuld. Hieronder vallen ook rentekosten vanwege de euriborswaps. Dit zijn de renteswaps die afgesloten worden om het profiel van het renterisico in overeenstemming te brengen met de benchmark.

De rentelasten over de vlottende schuld bestaan uit de rentelasten van schatkistpapier (DTC’s), Commercial Paper (CP’s) en rentelasten vanwege overige kortlopende schulden. Ook eventuele rentelasten vanwege de eoniaswaps maken onderdeel uit van de rentelasten vlottende schuld. De eoniaswaps worden afgesloten om het renterisico van de korte financiering (geldmarkt) op «overnight» te brengen. Het streven is om de geldmarktbehoefte te financieren tegen daggeldtarief (overnight). De Staat geeft kort schuldpapier uit met looptijden variërend van enkele dagen tot maximaal 12 maanden. Via het afsluiten van een eoniaswap wordt het rentetarief (en renterisico) teruggebracht op 1 dag.

De rentebaten vaste schuld bestaan volledig uit baten samenhangend met renteswaps. De Staat maakt gebruik van deze swaps sinds 2001.

De rentebaten vlottende schuld bestaan vooral uit vergoedingen over tijdelijk op de geldmarkt uitgezette liquiditeiten als gevolg van een positief schatkistsaldo en uit eventuele rentebaten vanwege eoniaswaps. Ook de rentebaten over de overgenomen schulden van ABN AMRO (voorheen Fortis Bank Nederland) vallen onder deze rubriek.

In de onderstaande tabel worden de belangrijkste mutaties in de rentekosten vanaf de ontwerpbegroting 2012 weergegeven.

Tabel 2: Belangrijkste mutaties rentekosten sinds ontwerpbegroting 2012 (x € 1 mln.)

 

2012

2013

2014

2015

2016

2017

artnr.

Stand ontwerpbegroting 2012 1

10 496

11 783

12 465

12 796

13 508

   

Mutaties:

           

11

Renteswaps

– 2

– 67

– 61

– 126

– 81

 

11

Bijstelling kassaldo

61

320

467

645

946

 

11

Bijstelling rekenrente

– 995

– 1 622

– 2 531

– 3 503

– 4 001

 

11

Effect van schulduitgifte

– 180

– 671

– 730

– 475

– 200

 

11

Bijstelling rente interne schuldverhoudingen

– 78

– 52

119

335

152

 

12

Stand ontwerpbegroting 20131

9 303

9 691

9 730

9 673

10 324

11 548

 
X Noot
1

Stand ontwerpbegroting betreft in deze tabel het saldo van de rente-uitgaven en -ontvangsten vermeerderd met de overige kosten. Uitsplitsing vindt plaats in de beleidsartikelen.

D2: Budgetflexibiliteit

Voor dit artikel is de budgetflexibiliteit zeer gering, omdat de verplichtingen voornamelijk voortvloeien uit de in het verleden opgebouwde schuld. De verplichtingen die opgenomen zijn in deze begroting zijn daarom op grond van de Comptabiliteitswet 2001 gelijk gesteld aan de uitgaven.

De ontvangsten en uitgaven zijn voor 100% als juridisch verplicht aan te merken. De beleidsmatige ontvangsten en uitgaven met betrekking tot de operationele doelstelling bestaan uit renteontvangsten en rentebetalingen als gevolg van transacties op de geldmarkt en kapitaalmarkt.

E: Toelichting op de Instrumenten

De rentekosten over de staatsschuld liggen voor een groot deel vast. Dit komt omdat deze kosten grotendeels het gevolg zijn van de tekortontwikkeling en daarmee de schuldopbouw in het verleden en de keuzes die toen gemaakt zijn in het financieringsbeleid en het risicomanagement.

Mutaties in de raming worden veroorzaakt door een aantal factoren. In de eerste plaats wijzigen de rentekosten als gevolg van nieuwe swaps afgesloten in de periode na verschijnen van de vorige begroting. In de tweede plaats wijzigen de rentekosten als gevolg van nieuwe ramingen voor het kassaldo. Als de nieuwe saldoraming tegenvalt ten opzichte van de vorige raming dan stijgen de rentekosten, als de saldoraming meevalt, dalen de rentekosten. In de derde plaats leiden bijstellingen in de rekenrente (bron CPB) tot mutaties in de rentekosten. Ten vierde ontstaan er mutaties als gevolg van nieuwe uitgiftes. Als de rente op de uitgiftes afwijkt van de rekenrente wordt de raming aangepast.

Aflossingen en uitgifte vaste schuld

Ieder jaar wordt een deel van de vaste schuld afgelost omdat het einde van de looptijd van leningen wordt bereikt.

De raming van de uitgifte vaste schuld is een voorlopige raming, die gebaseerd is op de raming voor de aflossingen en de raming voor het tekort op kasbasis. Er wordt verondersteld dat de afgeloste schuld weer opnieuw wordt uitgegeven en dat daarnaast extra uitgifte van vaste schuld plaatsvindt om het kastekort te financieren. In werkelijkheid zal de uitgifte van vaste schuld afwijken van de som van de aflossingen en het tekort, omdat de uit te geven hoeveelheid vaste schuld wordt verkleind of vergroot door de hoeveelheid kortlopende schuld te laten toe- of afnemen. Dit leidt tot een mutatie in de vlottende schuld.

Op het moment dat het financieringsplan staatsschuld 2013 wordt gepubliceerd (december 2012) wordt de raming van de uitgifte vaste schuld voor 2013 definitief vastgesteld.

Overige kosten

Het leeuwendeel van de overige kosten bestaat uit provisiekosten voor Primary Dealers (in verband met deelname aan de veilingen van nieuwe leningen). Daarnaast zijn er nog overige kosten zoals kosten betalingsverkeer en noteringskosten.

2.2.12 Kasbeheer

A. Algemene Beleidsdoelstelling

Optimaal kasbeheer van het Rijk en van de instellingen die aan de schatkist zijn gelieerd.

B. Rol en Verantwoordelijkheid Minister

De minister van Financiën is verantwoordelijk voor het beheer van publieke middelen en geldstromen. De doelstelling hierbij is publieke middelen doelmatig te beheren en daarbij financiële risico’s te voorkomen. Deze uitvoerende rol wordt nader toegelicht in de Eerste wijziging van de Comptabiliteitswet 2001 (Kamerstukken II 2001/02, 28 035, nr. A).

Het kasbeheer is onder te verdelen in het schatkistbankieren en het betalingsverkeer van de rijksoverheid. Schatkistbankieren draagt bij aan een efficiënt en risico-arm beheer van publieke middelen.

Instellingen die een wettelijke taak uitvoeren (RWT’s) en hiervoor gelden van het Rijk ontvangen, kunnen schatkistbankieren. Dit houdt in dat zij de publieke gelden aanhouden bij het ministerie van Financiën. Publiek geld verlaat de schatkist dan niet eerder dan noodzakelijk is voor de uitvoering van de publieke taak. Onder voorwaarden kunnen RWT’s lenen bij het ministerie van Financiën.

Betalingsverkeer van het Rijk

Wezenlijk onderdeel van het kasbeheer vormt het betalingsverkeer. Door middel van aanbestedingen van de verschillende percelen worden banken geprikkeld om hun diensten tegen een zo gunstig mogelijke prijs/kwaliteitsverhouding aan te bieden. Het ministerie van Financiën treedt in aanbestedingsprocedures voor het betalingsverkeer van de Rijksoverheid op als opdrachtgever. Binnen het ministerie van Financiën is deze centrale inkoopfunctie bij het Agentschap van het ministerie van Financiën belegd.

C. Beleidswijzigingen

In het Begrotingsakkoord 2013 is afgesproken dat in 2013 alle provincies, gemeenten, waterschappen en gemeenschappelijke regelingen hun tegoeden aanhouden in de Nederlandse schatkist. Schatkistbankieren zal op termijn een verlagend effect hebben op de Nederlandse EMU-schuld van naar verwachting enkele procentpunten bbp. Aangezien op dit moment de exacte omvang en met name de timing (wanneer vallen welke middelen vrij) onduidelijk is, zijn de effecten nog niet in de meerjarige raming van dit artikel opgenomen. Wel is in de raming van de EMU-schuld in de Miljoenennota 2013 op basis van beschikbare cijfers en technische veronderstellingen een schatting gemaakt van het effect op de EMU-schuld, dit is in 2013 – 1% bbp.Overigens zij opgemerkt dat de totale rentekosten voor de Rijksoverheid door het schatkistbankieren van mede-overheden niet of nauwelijks zullen worden beïnvloed omdat mede-overheden over hun tegoeden rentes vergoed krijgen die de Staat ook betaalt op extern schuldpapier ven dezelfde looptijd. Het betreft derhalve voornamelijk een herverdeling van de rentekosten Staatschuld IXA (artikel 1) naar rentekosten interne schuldverhoudingen (artikel 2).

Mede in het licht van bovenstaande zal verder in 2013 de nadruk komen te liggen op het efficiënter inrichten van de administratieve processen rondom het schatkistbankieren. De ambitie is om de doorlooptijd van administratieve taken te verminderen, met name ten aanzien van de inregeling. Hierbij zal zoveel mogelijk gebruik worden gemaakt van ICT-faciliteiten.

D. Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel 4: Budgettaire gevolgen van beleid artikel 12 Kasbeheer (x € 1 mln.)1
 

2011

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Uitgaven

8 598

7 020

8 868

9 701

12 472

13 408

15 393

Juridisch verplicht

   

100%

       
               

Programma-uitgaven

8 597

7 019

8 868

9 701

12 472

13 407

15 393

Leningen en deposito’s

             

Rentelasten

110

92

88

95

102

102

102

Verstrekte leningen

1 755

1 535

1 305

1260

1 225

1 215

1 215

Afname saldi in rekening-courant en deposito’s2

6 668

5 392

7 475

8 346

11 145

12 090

14 075

Uitgaven bij voortijdige beëindiging

           
   

Apparaatuitgaven

1

           
               

Ontvangsten

2 224

2 123

1 929

3 199

1 860

2 320

2 885

               

Programmaontvangsten

2 224

2 123

1 929

3 199

1 861

2 320

2 885

Leningen en deposito’s

             

Rentebaten

584

535

535

583

755

1 220

1 776

Ontvangen aflossingen

1 525

1 588

1 394

2 616

1 106

1 100

1 109

Toename saldi in rekening-courant en deposito’s²

111

           

Ontvangsten bij voortijdige beëindiging

4

           
X Noot
1

Als gevolg van afronding in miljoenen kan de som der delen afwijken van het totaal.

X Noot
2

De posten afname en toename in saldi rekening courant en deposito’s zijn gesaldeerd weergegeven.

D2: Budgetflexibiliteit

De ontvangsten en uitgaven zijn voor 100% als juridisch verplicht aan te merken. De beleidsmatige ontvangsten en uitgaven bestaan uit rente-ontvangsten over aan baten-lastendiensten en RWT’s verstrekte leningen respectievelijk uit rentebetalingen over door baten-lastendiensten, RWT’s en sociale fondsen aangehouden rekening-couranttegoeden en deposito’s.

E: Toelichting op de instrumenten

De totale uitgaven en ontvangsten zijn opgebouwd uit vier onderdelen: (1) rentelasten en rentebaten, (2) verstrekte leningen en ontvangen aflossingen, (3) mutaties in rekening-courant en deposito’s, (4) uitgaven en ontvangsten bij voortijdige beëindiging. Onder de rentelasten vallen de rentebetalingen aan baten-lastendiensten, rechtspersonen met een wettelijke taak (RWT’s) en sociale fondsen over de bij het Rijk aangehouden middelen. De rentebaten bestaan uit renteontvangsten over verstrekte leningen en roodstanden op de rekening-courant. Leningen, aflossingen, rekening-courant saldi en deposito’s bepalen de schuldverhouding van het Rijk met de deelnemers van het geïntegreerd middelenbeheer.

3. PARAGRAAF INZAKE DE BATEN-LASTENDIENSTEN

3.1 Domeinen Roerende Zaken

3.1.1 Begroting van baten en lasten

Begroting van baten en lasten voor het jaar 2013 (x € 1 000)

 

Realisatie 2011

Ontwerp 2012

Ontwerp 2013

Ontwerp 2014

Ontwerp 2015

Ontwerp 2016

Ontwerp 2017

Baten

             

Opbrengst moederdepartement

251

150

50

50

50

50

50

Opbrengst overige departementen

11 469

16 758

18 022

17 523

17 523

17 523

17 523

Opbrengsten derden

3 955

2 735

2 650

2 650

2 650

2 650

2 650

Rentebaten

66

30

30

30

30

30

30

Vrijval voorzieningen

1 113

100

300

235

125

0

0

Buitengewone baten

439

           

Exploitatie bijdrage

             

Totaal baten

17 292

19 773

21 052

20 488

20 378

20 253

20 253

               

Lasten

             

Apparaatskosten

             

Personele kosten

4 847

5 958

6 103

6 103

6 103

6 103

6 103

– waarvan eigen personeel

4 617

5 858

5 998

5 998

5 998

5 998

5 998

– waarvan externe inhuur

230

100

105

105

105

105

105

Materiele kosten

9 236

13 127

14 339

13 770

13 660

13 535

13 535

– waarvan ICT

805

750

950

950

950

950

950

– waarvan bijdrage aan SSO's

4 056

3 152

3 250

2 818

2 875

2 875

2 875

Rentelasten

5

0

0

0

0

0

0

Afschrijvingskosten

             

Materieel

509

605

410

410

410

410

410

Immaterieel

99

82

195

195

195

195

195

Dotaties voorzieningen

             

Buitengewone lasten

             

Totaal lasten

14 695

19 772

21 047

20 478

20 368

20 243

20 243

               

Saldo van baten en lasten

2 597

1

5

10

10

10

10

Toelichting op de baten

Opbrengsten moederdepartement

De opbrengsten betreffen opslag voor de Douane.

Opbrengsten overige departementen

  • Met het Openbaar Ministerie is in 2012 een 5 jaar dienstverleningsmodel afgesloten met betrekking tot vervoer, opslag, verwerking en vernietiging van in beslaggenomen goederen. De totale inkomsten zijn geraamd op € 9.9 mln.

  • Domeinen Roerende Zaken voert vanaf 2012 in opdracht van het Ministerie van Veiligheid en Justitie in het kader van het Programma Aanpak Georganiseerde Hennepteelt de landelijke logistieke coördinatie van de ontmantelingen van hennepkwekerijen. De geraamde baten bedragen € 6,8 mln.

  • Diverse opbrengsten voor opslag, taxaties, advies en verkoopfaciliteiten met betrekking tot het CJIB (€ 0,3 mln.), Agentschap Telecom, Defensie (€ 0,1 mln.) en Rijkswaterstaat (€ 0,1 mln.).

  • Opbrengsten uit hoofde van vernietiging van datadragers die door departementen worden afgestoten (€ 0,5 mln.).

  • Rijksmarktplaats voor kantoormeubilair en benodigdheden (€ 0,3 mln.).

Opbrengsten derden

De opbrengsten bestaan vooral uit opgelden (€ 2,5 mln.). Daarnaast zijn er opbrengsten van boetes bij ontbonden verkopen en opbrengsten van kentekenbewijzen (€ 0,2 mln.) bij verkoop van voertuigen.

Vrijval voorzieningen

DRZ heeft in 2011 een reorganisatievoorziening opgebouwd voor toekomstige personele kosten. Deze voorziening valt jaarlijks (in 2013 : € 0,3 mln.) gedeeltelijk vrij.

Toelichting op de lasten

Personele kosten

De categorie personele kosten omvat de salariskosten en opleidingskosten (0,2 mln.) van ambtelijk personeel. DRZ heeft formatief (101.8 fte) waarvan 97,9 fte ingezet. De gemiddelde loonkosten van de operaties per fte bedragen € 60 642 (incl. bovengenoemde uitbreiding).

Materiële kosten

De materiële kosten bestaan uit de volgende kostencategorieën:

  • Huren Rijksgebouwendienst (RGD) € 3,3 mln.

  • Overige huisvestingkosten € 0,8 mln.

  • Vernietigingskosten hennepkwekerijen € 5,7 mln.

  • Vernietigingskosten vuurwerk en overige in beslaggenomen goederen € 0,6 mln.

  • Automatisering € 1,0 mln.

  • Transportkosten m.b.t. vuurwerk en voertuigen € 0,9 mln.

  • Bedrijfsmiddelen € 0,3 mln.

  • Courtage bemiddeling verkoop € 0,4 mln.

  • Schadeuitkeringe € 0,2 mln.

  • Reis- en verblijfkosten, bureaukosten, communicatie en overige kosten € 1,1 mln.

Totaal € 14,3 mln.

Afschrijvingen

Afschrijvingen van immateriële activa houden verband met de technische realisatie van het Beslagportaal, aanpassing barcodering, Rijksmarktplaats, «Track and trace» en upgrade van het automatiseringssysteem. Afschrijvingen van materiële activa houden voornamelijk verband met voertuigen, heftrucks, kantoormachines, gereedschappen en verbouwingen.

Kasstroomoverzicht (x € 1 000)
 

2011

2012

2013

2014

2015

2016

2017

1. Rekening courant RHB 1/1

4 499

6 226

3 850

4 360

4 675

4 991

5 306

               

2. Totaal operationele kasstroom

2 290

688

610

615

615

615

615

               

3a. -/- Totaal investeringen

– 480

– 500

– 100

– 300

– 300

– 300

– 300

3b +/+ Totaal boekwaarde desinvesteringen

303

           

3 Totaal investeringskasstroom

– 177

– 500

– 100

– 300

– 300

– 300

– 300

               

4a. -/- Eenmalige uitkering aan moederdepartement

– 66

– 2 564

         

4b. +/+ Eenmalige storting door moederdepartement

             

4c. -/- Aflossingen op leningen

– 320

           

4d. +/+ Beroep op de leenfaciliteit

             

4 Totaal financieringskasstroom

– 386

– 2 564

0

0

0

0

0

               

5. Rekening courant RHB 31/12

6 226

3 850

4 360

4 675

4 991

5 306

5 621

Toelichting

De geraamde investeringen ( € 0,1 mln.) worden aangewend t.b.v. het Beslagportaal, poolauto’s en reguliere vervanginginvesteringen. De financiering vindt plaats uit eigen middelen.

3.1.3 Doelmatigheidsindicatoren
Doelmatigheidsindicatoren
 

realisatie

OB

OB

OB

OB

OB

OB

Indicatoren

2011

2012

2013

2014

2015

2016

2017

               

Kostendekking

119%

100%

100%

100%

100%

100%

100%

Bewaartaak

120%

100%

100%

100%

100%

100%

100%

Verkooptaak

163%

100%

100%

100%

100%

100%

100%

Vernietiging datadragers

69%

100%

100%

100%

100%

100%

100%

Vernietiging vuurwerk

84%

100%

100%

100%

100%

100%

100%

               

FTE-totaal (excl. Externe inhuur)

90

85,8

101,8

101,8

101,8

101,8

101,8

               

Omzet per productgroep *€ 1 000

             

Bewaren

9 806

8 458

9 239

8 729

8 729

8 729

8 729

Verkopen

3 955

2 735

2 650

2 650

2 650

2 650

2 650

Vernietiging datadragers

413

450

525

525

525

525

525

Verwerking vuurwerk

1 500

1 500

1 500

1 200

1 200

1 200

1 200

Vernietiging hennep

– 

6 500

6 808

7 119

7 119

7 119

7 119

Totale omzet

15 674

19 643

20 722

20 223

20 223

20 223

20 223

               

Saldo van baten en lasten (%)

15%

0%

0%

0%

0%

0%

0%

               

Betalingstermijn facturen – binnen 30 dagen

92%

90%

90%

90%

90%

90%

90%

               

Gegrond aantal klachten DRZ < 20%

– 

< 20%

zie toelichting

zie toelichting

zie toelichting

zie toelichting

zie toelichting

               

Uitvoering kwaliteitsprogramma

 

100%

90%

90%

90%

90%

90%

               

Klanttevredenheid

7.0

– 

– 

7.0

– 

7.0

– 

Toelichting

Kostendekkendheid DRZ

De kostendekkendheid van de kerntaken wordt berekend door de geplande kosten af te zetten tegen de verwachte opbrengsten. Voor 2013 zijn geen bijzonderheden te verwachten en zal DRZ haar taken kostendekkend uitvoeren.

Omzet naar productgroep

Bewaren: In deze categorie is o.a. de omzet die verbonden is met de uitvoering van Rijksmarktplaats opgenomen.

Verkopen: de omzet voor de verkopen lopen terug als gevolg van minder inbeslaggenomen goederen die verkocht worden en een verminderd aanbod van overcomplete goederen die DRZ verkoopt voor overige departementen.

FTE-totaal

Het vermelde aantal fte’s betreft de begrotingssterkte. Er zijn per 1 januari 2012 16 fte aan de formatie toegevoegd voor de uitvoering van de ontmanteling hennepkwekerijen door DRZ.

Saldo van baten en lasten (%)

Het percentage is als volgt berekend: het saldo van baten en lasten gedeeld door de totale baten.

Betalingstermijn facturen (%)

De gemiddelde termijn (aantal dagen) waarbinnen leveranciersfacturen betaald worden bedraagt 30 dagen. De norm is dat 90% binnen deze termijn betaald wordt.

Gegrond aantal klachten (%)

Eind 2011 geconstateerd dat de indicator van 20% gegrond niet aansluit bij de verschillende klachtenstromen. Besloten is de indicator te herzien en op te splitsen naar: verkoop / opslag / artikel 117 Sv gerelateerde klachten en deze af te zetten tegen criteria die voor deze categorieën relevant zijn. Dat levert onderstaande normering op:

Klachten categorie

Norm

Verkoop

< 0,8%

Opslag

< 0,5%

Art. 117 Sv schadeloosstelling

< 7%

Uitvoering kwaliteitsprogramma (%)

Het kwaliteitsprogramma (interne controle en inventarisatie) zal ten minste voor 90% uitgevoerd worden.

Klanttevredenheid

Het klanttevredenheidsonderzoek heeft betrekking op zowel de aanleverende klant als de afnemende klant. Dit onderzoek vindt elke 2 jaar plaats.

3.2 Baten-lastenparagraaf RVOB

De hoofddoelstelling van RVOB/Directie Vastgoed is het doelmatig in gebruik geven van rijksvastgoed en het doelmatig verkopen van overtollig rijksvastgoed. RVOB/Directie Ontwikkeling is de ontwikkelpoot van de dienst en opereert namens het Rijk bij de planvorming van complexe ruimtelijke projecten.

Meerjarige apparaatbegroting van baten en lasten

 (Bedragen * € 1 000)  

2011

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Baten

             

Omzet moederdepartement

21 791

22 319

21 888

21 102

20 457

20 402

20 356

Omzet overige departementen

85

500

500

500

500

500

500

Omzet derden

2 400

950

950

950

950

950

950

Rentebaten

94

10

20

20

20

20

20

Vrijval voorzieningen

458

           

Bijzondere baten

12

           

Totale baten

24 840

23 779

23 358

22 572

21 927

21 877

21 826

               

Lasten

             

Apparaatskosten

             

Personele kosten

15 253

16 358

15 948

15 513

15 218

15 348

15 297

– waarvan eigen personeel

15 054

16 158

15 748

15 313

15 018

15 148

15 097

– waarvan externe inhuur

199

200

200

200

200

200

200

Materiële kosten

4 970

6 812

6 902

6 559

6 209

6 029

6 029

– waarvan apparaat ICT

946

1 600

1 400

1 400

1 400

1 400

1 400

– waarvan bijdrage aan SSO’s

750

750

750

750

750

750

750

Rentelasten

1

15

0

0

0

0

0

Afschrijvingskosten

             

– materieel

375

472

407

387

350

313

324

– waarvan apparaat ICT

209

392

329

311

279

253

273

– immaterieel

25

25

25

25

25

25

25

Overige kosten

             

– dotaties voorzieningen

598

           

– bijzondere lasten

             

Totaal lasten

21 222

23 682

23 282

22 484

21 802

21 715

21 675

               

Saldo van baten en lasten

3 618

97

76

88

125

162

181

In de meerjarige apparaatbegroting is de taakstelling van het kabinet Rutte verwerkt, die ingaat in 2012. Dit komt tot uiting in het neerwaarts verloop van Omzet moederdepartement. Ter invulling van de taakstelling worden zowel de personele kosten als materiële kosten verminderd.

Toelichting op de baten

Omzet moederdepartement ( € 21,9 mln.)

De omzet in 2013 is als volgt te verdelen naar de diverse producten:

Producten

Omzetbedrag

 

(* € 1 000)

Erfpacht

940

Huur

3 458

Pacht

1 912

Medegebruik

1 435

Behandelen zakelijke lasten

1 369

Onbeheerde nalatenschappen

1 000

Bodemmaterialen

256

Beheerstaken in eigen beheer

786

Verkopen

6 610

Aankopen

48

Taxatie & Advies

1 289

Projectopdrachten gebiedsontwikkeling

690

Business cases gebiedsontwikkeling

1 748

Adviezen over ontwikkelmogelijkheden

347

Totaal

21 888

Omzet overige departementen (€ 0,5 mln.)

De omzet betreft vergoedingen in verband met te verrichten taxaties ten behoeve van RWS, RGD en Defensie.

Omzet derden (€ 1,0 mln.)

De betreffende omzet heeft betrekking op:

  • Opbrengsten Domeinen Roerende Zaken (DRZ) i.v.m. ICT-dienstverlening (€ 750 000).

  • Opbrengst activiteiten in verband met Onbeheerde nalatenschappen (€ 200 000).

Rentebaten (€ 0,02 mln.)

De rentebaten zijn berekend op basis van een rentevoet van 1 %.

Toelichting op de lasten

Personeel (€ 15,9 mln.)

De personele kosten 2012 zijn opgebouwd uit 2 componenten:

  • Eigen personeel (€ 15,7 mln.), betrekking hebbende op 226 fte’s (de te verwachten bezetting 2013). De gehanteerde gemiddelde prijs per fte bedraagt circa € 70 000-

  • Externe inhuur (€ 0,2 mln.).

Materieel (€ 6,9 mln.)

De materiële kosten 2013 zijn onder te verdelen in onderstaande categorieën.

Materiële kosten – categorieën

Bedrag

 

(* € 1 000)

ICT

1 400

Huren

2 293

Huisvesting

575

Opleiding en wervingskosten

420

Reis- en verblijfkosten

644

Communicatie

315

Landsadvocaat

500

Overig

755

Totaal

6 902

Huren (€ 2,3 mln.)

De huurkosten voor de inhuizing bij het ministerie van Financiën bedragen € 1,3 mln. Het overig deel ad € 1 mln. betreft de huurkosten van de regionale eenheden.

Afschrijvingskosten (€ 0,4 mln.)

De afschrijvingskosten zijn bepaald op basis van de huidige investeringsvoorraad en de te verwachten (vervangings)investeringen. In onderstaande tabel zijn de betreffende afschrijvingskosten uitgesplitst naar activagroep. Tevens is hierbij de gehanteerde (totale) afschrijvingstermijn vermeld.

Activagroepen

afschrijvings

Bedrag

 

termijnen

(* € 1 000)

     

Meubilair

10 jaar

13

Kantoormachines

5 jaar

4

ICT

3 jaar

354

Telecommunicatie apparatuur

7 jaar

34

Voertuigen

4 jaar

27

     

Totaal

 

432

Saldo van baten en lasten (€ 0,1 mln.)

Uitgaande van het maximaal eigen vermogen op 31 december 2012 (5% regeling) zal het saldo van baten en lasten worden afgedragen aan het moederdepartement.

Kasstroomoverzicht (bedragen x € 1 000)
 

2011

2012

2013

2014

2015

2016

2017

1. Rekening courant RHB 1/1

5 119

8 814

8 673

8 613

8 674

8 837

8 793

               

2. Totaal operationele kasstroom

– 2 295

394

418

446

460

485

500

               

3a. -/- Totaal investeringen

– 570

– 19 474

– 90 381

– 309

– 209

– 404

– 425

3b +/+ Totaal boekwaarde desinvesteringen

 12

           

3. Totaal investeringskasstroom

– 558

– 19 474

– 90 381

– 309

– 209

– 404

– 425

               

4a. -/- Eenmalige uitkering aan moederdepartement

– 1 000

– 3 643

– 97

– 76

– 88

– 125

– 162

4b. +/+ Eenmalige storting door moederdepartement

1 000

 3 643

         

4c. -/- Aflossingen op leningen

– 79

– 61

         

4d. +/+ Beroep op de leenfaciliteit

6 627

19 000

90 000

       

4. Totaal financieringskasstroom

6 548

18 939

89 903

– 76

– 88

– 125

– 162

               

5. Rekening courant RHB 31/12

8 814

8 673

8 613

8 674

8 837

8 793

8 706

Toelichting

  • 1. Het jaar 2011 betreft de daadwerkelijke realisatiegegevens. Het jaar 2012 betreft de mutaties zoals opgenomen in de ontwerpbegroting 2012.

  • 2. De totale operationele kasstroom komt tot stand door het resultaat van baten en lasten te vermeerderen met de geplande afschrijvingen en te verminderen met de onttrekking aan voorzieningen (betalingen).

  • 3.

    • a. De investeringen hebben grotendeels betrekking op RVOB/Directie Ontwikkeling. Het betreft aankoop van gronden en activering van plankosten.

  • 4.

    • a. De eenmalige uitkering aan het moederdepartement heeft betrekking op de bestemming van de vastgestelde winst van het voorgaande dienstjaar. (5%-regeling eigen vermogen).

    • d. Het beroep op de leenfaciliteit betreft de investeringen, zoals gemeld onder 3.

Doelmatigheidsindicatoren

Indicatoren

2011

2012

2013

2014

2015

2016

2017

 Kostprijzen per product

             

– Pacht

€ 574

€ 735

€ 728

€ 722

€ 715

€ 709

€ 702

– Huur

€ 625

€ 735

€ 728

€ 722

€ 715

€ 709

€ 702

– Erfpacht

€ 513

€ 622

€ 616

€ 611

€ 605

€ 600

€ 594

– Medegebruik / overig

€ 417

€ 396

€ 392

€ 389

€ 385

€ 382

€ 378

– Zakelijke lasten

€ 375

€ 396

€ 392

€ 389

€ 385

€ 382

€ 378

               

Omzet per productgroep (* 1 000)

             

– Homogene producten

€ 11 445

€ 10 463

€ 10 944

€ 10 647

€ 10 340

€ 10 315

€ 10 291

– Heterogene producten

€ 13 395

€ 13 316

€ 12 414

€ 11 925

€ 11 587

€ 11 562

€ 11 535

– Totaal

€ 24 840

€ 23 779

€ 23 358

€ 22 572

€ 21 927

€ 21 877

€ 21 826

               

Aandeel directe uren

61%

58%

60%

62%

64%

65%

66%

               

Aantal directe uren voor medewerker in primair proces

1 350

1 270

1 280

1 290

1 300

1 310

1 320

               

FTE-totaal (excl. externe inhuur)

257,1

257,1

257,1

257,1

257,1

257,1

257.1

begrotingssterkte

             

Mate van kostendekkendheid

100%

100%

100%

100%

100%

100%

100%

               

Saldo van baten en lasten (%)

15%

1%

1%

1%

1%

1%

1%

               

Percentage in het gelijkgestelde procedures (WOZ)

84%

70%

70%

70%

70%

70%

70%

               

Uitkomst klanttevredenheidsonderzoek

6.8

   

7.0

   

7,0

               

Klachten binnen termijn van 6 weken afgehandeld

92%

80%

80%

80%

80%

80%

80%

               
               

Toelichting doelmatigheidsindicatoren

Kostprijzen per product

De hierboven vermelde kostprijzen zijn berekend op basis van vastgestelde normtijden, vermenigvuldigd met het voor het betreffende jaar ingeschatte uurtarief. Het betreft alleen homogene producten. Voor de heterogene producten zijn geen normtijden vastgesteld.

In het begrotingsjaar is ten opzichte van 2012 sprake van hogere kostprijzen. Dit wordt veroorzaakt door hogere uurtarieven. Er zijn namelijk minder uren beschikbaar in verband met de toename van het gebruik van de PAS regeling.

Omzet naar productgroep

Binnen het RVOB is sprake van homogene en heterogene producten. Er is een inschatting gemaakt van het aantal te leveren producten.

Aandeel directe uren voor totaal RVOB

Dit kengetal geeft aan hoe het totale aantal netto te werken uren (aanwezige uren) aan directe en indirecte uren besteed wordt. Het geeft daarmee inzicht in het aandeel van de overhead (bedrijfsvoering, management en beleid). De te verwachten stijging van het aandeel directe uren is het gevolg van sturing op het verhogen van de directe uren voor medewerkers in het primair proces.

Aantal directe uren voor medewerker in primair proces

Dit kengetal laat de ontwikkeling zien van het aantal directe uren dat een medewerker (in fte) in het primaire proces op jaarbasis levert.

FTE-totaal

Het vermelde aantal fte's betreft de begrotingssterkte en geeft het maximaal toegestaan aantal fte’s weer.

Mate van kostendekkendheid

Het uitgangspunt is dat de baten-lastendienst RVOB volledig kostendekkend is.

Saldo van baten en lasten (%)

Het (streef)percentage betreft het saldo van baten en lasten gedeeld door de totale baten.

Percentage in het gelijkgestelde procedures (WOZ)

Het RVOB/DV betaalt namens het Rijk de onroerendezaakbelasting. Zij beoordeelt hiertoe de aanslagen en maakt waar nodig bezwaar. Door het aantal gehonoreerde bezwaarschriften te vergelijken met het aantal ingediende bezwaarschriften ontstaat een beeld van de effectiviteit van het maken van bezwaar door het RVOB/DV. De in de tabel vermelde norm stelt dat minimaal 70% van alle ingediende bezwaarschriften door de gemeente toegekend moet worden. Door de norm op 70% te stellen (in plaats van bijvoorbeeld 90%) wordt voorkomen dat alleen bezwaarschriften worden ingediend waarbij het vrijwel zeker is dat het RVOB in het gelijk wordt gesteld.

Uitkomst klanttevredenheidsonderzoek

Met een interval van drie jaar wordt een klanttevredenheidsonderzoek uitgevoerd. Het doel is dat de klanten het RVOB tenminste met een 7 waarderen.

Klachten binnen termijn van 6 weken afgehandeld

Doelstelling is dat alle ontvangen klachten binnen de gestelde termijn van de klachtenprocedure, binnen 6 weken, inhoudelijk worden beantwoord. In de regel krijgt het RVOB weinig klachten (<10 stuks). Om te voorkomen dat een kleine onvolkomenheid (bijvoorbeeld 1 klacht 1 dag buiten de termijn) leidt tot een onevenredig negatief beeld is een kleine foutenmarge in het kengetal ingebouwd (80%-score).

4. BIJLAGEN

4.1 RWT’s en ZBO’s

Naam organisatie

RWT

ZBO

Begrotingsartikel

Rijksbijdrage 2013 (bedragen x € 1 000)

Apparaats-kosten

Internetadres

Waarderingskamer

X

X

Art. 1

667

667

www.waarderingskamer.nl

Autoriteit Financiële Markten (AFM)

X

X

Art. 2

25 749

25 749

www.afm.nl

Nederlands Bureau der Motorrijtuigverzekeraars

X

 

Art. 2

0

 

www.nlbureau.nl

Stichting Waarborgfonds Motorverkeer

X

 

Art. 2

0

 

www.wbf.nl

Commissie Eindtermen Accountantsopleiding

X

X

Art. 2

0

 

www.ceaweb.nl

De Nederlandsche Bank (DNB)

X

X

Art 2

17 381

17 381

www.dnb.nl

Stichting Administratie Kantoor financiële Instellingen (NLFI)

X

 

Art 3

5 019

5 019

ww.nlfi.nl

Stichting Afwikkeling Maror-gelden Overheid (SAMO)

 

X

Art. 8

0

 

www.maror.nl

             

Toelichting functie ZBO’s en RWT’s

Waarderingskamer

De Waarderingskamer heeft als belangrijkste taak het houden van toezicht op de waardering van onroerende zaken door de gemeenten in het kader van de Wet WOZ. De Wet WOZ is gericht op een uniforme waardering van onroerende zaken ten behoeve van de belastingheffing door het Rijk, de gemeenten en de waterschappen. De apparaatskosten worden door de Waarderingskamer in rekening gebracht bij het Rijk (25%), de gemeenten (50%) en de waterschappen (25%).

Autoriteit Financiële Markten (AFM), De Nederlandsche Bank (DNB)

Het toezicht op de financiële markten is onderverdeeld in twee domeinen, te weten het prudentieel toezicht en het gedragstoezicht. Prudentieel toezicht is gericht op de soliditeit van financiële ondernemingen en het bijdragen aan de stabiliteit van de financiële sector terwijl het gedragstoezicht zich richt op ordelijke en transparante processen op de financiële markten, zuivere verhoudingen tussen marktpartijen en zorgvuldige behandeling van cliënten. Op grond van de artikelen 1:24 en 1:25 van de Wet op het financieel toezicht (Wft) oefent DNB het prudentieel toezicht op financiële ondernemingen uit en is de AFM belast met de uitoefening van het gedragstoezicht. Beide toezichthouders beslissen tevens de toelating van de financiële ondernemingen tot de financiële markten.

Voor hun financiering kunnen de toezichthouders een beroep doen op twee bronnen, te weten de Staat en de onder toezicht staande ondernemingen. De hoogte van de overheidsbijdrage is geregeld in artikel 10 van de Wet bekostiging financieel toezicht (Wbft), welke wet per 1 januari 2013 in werking treedt. De doorberekening van de kosten van de toezichthouder aan marktpartijen is geregeld in de artikelen 11 t/m 13 van de Wbft.

Zoals in de toelichting bij artikel 1 van de Wbft is aangegeven, is de bekostiging van het toezicht op de BES-eilanden, met uitzondering van het toezicht uit hoofde van de Pensioenwet BES, buiten de reikwijdte van de Wbft gehouden. De kosten van het toezicht van DNB en de AFM op grond van de Wet financiële markten BES worden ingevolge die wet ten dele doorberekend aan de onder toezicht staande ondernemingen. Het grootste deel van de kosten komt voor rekening van de Staat.

Ten slotte ontvang DNB ook een bijdrage van het rijk voor de bij DNB ondergebrachte FEC-eenheid. De eenheid maakt deel uit van het Financieel Expertise Centrum hetgeen is vastgelegd in het Convenant houdende afspraken over de samenwerking in het kader van het Financieel Expertise Centrum (Stcrt. 2009, nr. 71).

Nederlands Bureau der Motorrijtuigverzekeraars

Het Nederlands Bureau der Motorrijtuigverzekeraars is verantwoordelijk voor het regelen van schaden door buitenlandse motorrijtuigen in Nederland en staat garant voor betaling van schade als onverzekerde Nederlandse motorvoertuigen in andere bij het groenekaartsysteem aangesloten landen schade veroorzaken. Daarnaast is het Nederlands Bureau op grond van artikel 27b van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen (Wam) aangewezen als Informatiecentrum waarbij personen die schade hebben geleden die is veroorzaakt door een motorrijtuig uit een EU-lidstaat, informatie kunnen verkrijgen die hen in staat kan stellen een vordering tot schadevergoeding in te dienen. Het Nederlands Bureau der Motorrijtuigenverzekeraars oefent geen openbaar gezag uit en is daarom geen ZBO.

Stichting Waarborgfonds Motorverkeer

Het Waarborgfonds Motorverkeer vergoedt overeenkomstig artikel 26 van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen (Wam) schade aan benadeelden in gevallen, genoemd in artikel 25 Wam. Het betreft onder andere gevallen waarbij de veroorzaker onbekend is gebleven of deze niet verzekerd is. Daarnaast is het Waarborgfonds Motorverkeer ingevolge artikel 27k Wam aangewezen als Schadevergoedingsorgaan. In die hoedanigheid treedt het in specifieke gevallen op bij schaden die in het buitenland zijn veroorzaakt door buitenlandse motorrijtuigen. Het Waarborgfonds Motorverkeer oefent geen openbaar gezag uit en is daarom geen ZBO.

Commissie Eindtermen Accountantsopleiding

De Commissie Eindtermen Accountantsopleiding heeft de volgende wettelijke taken:

  • Het vaststellen van de eindtermen voor accountantsopleidingen met inachtneming van daarvoor geldende vakgebieden en de beroepsprofielen.

  • Het aanwijzen van de opleidingen die het theoretisch deel van de accountantsopleiding geheel of gedeeltelijk verzorgen, met uitzondering van de eindtermen die betrekking hebben op de praktijkstage, voor zover deze opleidingen niet zijn geaccrediteerd overeenkomstig artikel 5a.9 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek.

  • Het toetsen van de praktijkstage aan de mate waarin wordt voldaan aan de eindtermen.

  • De afgifte van de verklaring van vakbekwaamheid: toelating tot het accountantsberoep van buitenlandse accountants.

De stichting administratiekantoor beheer financiële instellingen (NLFI)

De stichting administratiekantoor beheer financiële instellingen (NLFI) is op 1 juli 2011 opgericht op grond van de Wet stichting administratiekantoor beheer financiële instellingen. NLFI voert het privaatrechtelijke beheer over de deelnemingen van de Staat der Nederlanden in de vennootschappen ABN AMRO Group N.V, ASR Nederland N.V., RFS Holdings B.V. en ABN AMRO Preferred Investments B.V.

Het Rijk vergoedt de kosten die NLFI maakt. De Minister van Financiën brengt een groot deel van deze kosten in rekening bij de vennootschappen waarvan aandelen door de stichting worden beheerd, op grond van het besluit houdende regels inzake doorberekening van kosten van de stichting administratiekantoor beheer financiële instellingen.

Stichting Afwikkeling Maror-gelden Overheid

De Stichting Afwikkeling Maror-gelden Overheid (SAMO, voorheen Stichting Maror-gelden Overheid) is belast met de afwikkeling van onder het publiekrechtelijke regime afgegeven beschikkingen en is een ZBO. De minister houdt toezicht op SAMO, dit is vastgelegd in de statuten. Ter dekking van de uitvoeringskosten is in 2005 een eenmalige subsidie van € 1,7 mln. aan SAMO verstrekt, voor de resterende doorlooptijd van SAMO. De Algemene Rekenkamer houdt bevoegdheden bij de SAMO. In 2013 wordt de opheffing van de SAMO voorzien.

4.2 Overzicht staatsdeelnemingen

Operationele deelnemingen in beheer bij Financiën

BNG

50%

Connexxion

33%

COVRA

100%

DNB

100%

FMO

51%

Gasunie

100%

Havenbedrijf Rotterdam

29%

Holland Casino

Stichting

KLM

6%

Koninklijke Nederlandse Munt

100%

NS

100%

NWB Bank

17%

Schiphol

70%

Staatsloterij

Stichting

TenneT

100%

Thales

1%

UCN

100%

   

Operationele deelnemingen in beheer bij het beleidsdepartement

BOM

57%

Energie Beheer Nederland

100%

Gasterra

10%

LIOF

94%

Meerstad

10%

NAATC

8%

Noordelijke Ontwikkelingsmaatschappij

100%

Ontwikkelingsmaatschappij Oost Nederland

58%

Prorail

100%

Saba Bank

8%

Winair

8%

   

Deelneming in afbeheer

ALTMAA

35%

K.G. Holding

100%

NIO

100%

Rechterland

100%

Twinning Holding

100%

   

Tijdelijke financiële deelnemingen

ABN AMRO Group

100%

ASR Nederland N.V.

100%

   

4.3 Budgettair overzicht interventies t.b.v. de financiele sector

Tabel 1: Budgettair overzicht interventies

(bedragen in € mln.) – update MJN 2013

2008

2010

2011

2012

2013

A. Verwerving Fortis/RFS/AA

       

1. ABN AMRO Group N.V. – ASR Verzekeringen N.V. – RFS Holdings B.V. (incl. Z-share en residual N-share)

27 971

27 955

27 955

27 955

2. Overbruggingskrediet Fortis

4 575

3 750

3 750

3 750

3. Aflossingen overbruggingskrediet Fortis

 

– 825

0

0

4. Renteontvangsten overbruggingskredieten Fortis

– 1 374

– 169

– 152

– 107

5. Dividend ABN Amro Group N.V.

0

– 200

– 50

– 394

6. Dividend ASR Verzekeringen N.V.

0

0

– 71

0

7. Dividend RFS Holdings B.V.

– 6

0

0

0

         

Capital Relief Instrument ABN-AMRO

       

8. Garantieverlening (geëffectueerd)

32 611

     

9. Afname voorwaardelijke verplichting (zonder uitgaven)

– 32 611

     

10. Premieontvangsten

– 193

0

0

0

         

Counter Indemnity ABN-AMRO

       

11. Garantieverlening (geëffectueerd)

950

     

12. Premieontvangsten

– 26

– 26

– 26

– 26

         

∆ Staatsschuld

30 844

– 1 236

– 299

– 527

         

B. Kapitaalverstrekkingsfaciliteit (€ 20 mld.)

       

13. Verstrekt kapitaal ING

10 000

     

14. Verstrekt kapitaal Aegon

3 000

     

15. Verstrekt kapitaal SNS Reaal

750

     

16. Aflossing ING

– 5000

– 2 000

– 750

– 750 

17. Aflossing Aegon

– 1500

– 1 500

   

18. Aflossing SNS Reaal

– 185

     

19. Couponrente ING

– 684

     

20. Couponrente Aegon

– 177

     

21. Couponrente SNS Reaal

– 39

     

22. Repurchase fee ING

– 347

– 1 000

– 375

– 375 

23. Repurchase fee Aegon

– 160

– 750

   

24. Repurchase fee SNS Reaal

0

     
         

∆ Staatsschuld

5 659

– 5 250

– 1 125

– 1 125

         

C. Back-up faciliteit ING EUR/USD>

1,34

1,29

1,27

1,25

25. Funding fee (rente + aflossing)

8 248

3 242

2 459

1 948

26. Management fee

106

39

33

31

27. Portefeuilleontvangsten

(rente + aflossing)

– 7 877

– 3 012

– 2 245

– 1 749

28. Garantiefee

– 232

– 85

– 73

– 67

29. Additionele garantiefee

– 154

– 128

– 110

– 101

30. Additionele fee

– 91

– 55

– 49

– 44

31. Verhandelbaarheidsfee

– 

– 

– 16

– 19

32. Saldo Back-up faciliteit ( 25 t/m 31)

0

0

0

0

33. Meerjarenverplichting aan ING

13 084

10 264

8 203

6 679

34. Alt-A portefeuille

16 376

13 934

11 719

9 651

         

∆ Staatsschuld = saldo Back-up faciliteit

0

0

0

0

         

D. Garantiefaciliteit bancaire leningen

       

35. Garantieverlening (geëffectueerd)

50 275

     

36. Afname voorwaardelijke verplichting

– 11 277

– 5 823

– 14 925

0

37. Stand openstaande garanties (cumulatief 35–36)

38 998

33 175

18 250

18 250

38. Premieontvangsten garanties bancaire leningen (gesaldeerd)

– 523

– 361

– 230

– 169

39. Schade-uitkeringen

0

0

0

0

         

∆ Staatsschuld (excl. nr. 35, 36 en 37)

– 523

– 361

– 230

– 169

         

E1. IJsland

       

40. Uitkering DGS Icesave

1 428

     

41. Uitvoeringskosten IJslandse DGS

door DNB

7

     

42. Vordering op IJsland

1 329

919

736

 

tussenrekening «recovery topping up'

 

33

15

 

43. Opbouw rente op vordering

51

42

31

 

Totale vordering (42 + reeks 43)

1 380

1 012

860

 

44. Ontvangsten aflossing lening

0

– 443

– 197

 

45. Renteontvangsten op lening

0

0

0

 
         

E2. Griekenland

       

46. Lening Griekenland

1 248

1 946

5

0

47. Vordering op Griekenland

1 248

3 194

3 199

3 199

48. Ontvangsten aflossing lening

0

0

0

 

49. Premieontvangsten incl. servicefee

– 30

– 115

– 16

– 56

50. DNB (niet-relevante-winst) compensatie Griekenland

       

51. Rentevergoeding Griekenland

   

13

13

         

∆ Staatsschuld (excl. nr. 42, 43 en 47)

2 653

1 388

– 195

– 43

         

F. Europese instrumenten

       

52. Garantieverlening NL-aandeel

EU-begroting

2 946

– 120

   

53. Garantieverlening NL-aandeel EFSF (hoofdsom en rente)

25 872

71 910

   

54. Garantieverlening NL-aandeel ESM

   

35 445

 

55. Garantieverlening aan DNB i.v.m. ophoging middelen IMF

 

13 610

   

56. Deelneming EFSF

1

1

   

57. Stortingen ESM

   

1 829

1 829

         

∆ Staatsschuld (56 en 57)

1

1

1 829

1 829

         

G. Overige gevolgen

       

58. Uitvoeringskosten en inhuur externen

62

3

6

2

59. Terug te vorderen kosten

0

0

0

 0

60. Ontvangen teruggevorderde kosten

– 19

– 5

– 1

 0

         
         

∆ Staatsschuld (excl. rente)

38 634

– 5 458

– 20

 – 35

Staatsschuld cumulatief (excl. rente)

38 634

33 176

33156

33 121

Toerekenbare rentelasten

3 979

1 280

1 161

1 173

4.4 Lijst met afkortingen

A

 

AFM

Autoriteit Financiële Markten

AOW

Algemene Ouderdomswet

Awb

Algemene Wet Bestuursrecht

   

B

 

BBP

Bruto Binnenlands Product

BIS

Bank for International Settlements

BTW

Belasting over de toegevoegde waarde

   

C

 

CDFD

College Deskundigheid Financiële Dienstverlening

CP

Commercial Paper

CRI

Capital Relief Instrument

   

D

 

DBFMO

Design, Build, Finance, Maintain, Operate

DGS

Deposito Garantie Stelsel

DNB

De Nederlandsche Bank

DRZ

Domeinen Roerende Zaken

DSL

Dutch State Loan

DTC

Dutch Treasury Certificate

   

E

 

EFSF

European Financial Stability Facility

EKV

Exportkredietverzekering

EMU

Europese Monetaire Unie

Eonia

European Overnight Index Average

ESM

Europese stabiliteitsmechanisme

EU

Europese Unie

   

F

 

FATF

Financial Action Task Force on money laundering

FIOD

Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst

   

G

 

G20

De G20 (Groep van 20) is een groep bestaande uit 19 landen en de Europese Unie.

GMB

Geïntegreerd Middelen Beheer

   

I

 

IABF

Illiquid Assets Back-up Facility

IASB

International Accounting Standards Board

IFI

Internationale Financiële instelling

IMF

Internationaal Monetair Fonds

   

M

 

MCN

Mandatory Convertible Note

MGO

Middelgrote ondernemingen

MIGA

Multilateral Investment Guarantee Agency

MKB

Midden- en Kleinbedrijf

   

O

 

OESO

Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling

   

P

 

PPC

Publiek Private Comparator

PPI

Publiek-Private Investering

PPS

Publiek-private samenwerking

   

R

 

RGD

Rijksgebouwendienst

RHB

Rijkshoofdboekhouding

RVOB

Rijksvastgoed- en Ontwikkelingsbedrijf

RVR

Raad voor Vastgoed Rijksoverheid

RWT

Rechtspersoon met een wettelijke taak

   

S

 

SAMO

Stichting Afwikkeling Maror-gelden

SGP

Stabiliteits- en Groeipact

SENO-GOM

Stichting Economische Samenwerking Nederland Oost-Europa en Garantiefaciliteit voor Opkomende Markten

SSO

Shared Service Organisaties

STAK

Wet Stichting Administratiekantoor financiële instellingen

   

T

 

TK

Tweede Kamer

   

V

 

VIA

Vooringevulde Aangifte

VGEM

Veiligheid, Gezondheid, Economie en Milieu

   

W

 

WBft

Wet bekostiging financieel toezicht

Wft

Wet op het financieel toezicht

WOZ

Wet Waardering Onroerende Zaken

WWFT

Wet ter voorkoming van witwassen en het financieren van terrorisme

   

Z

 

ZBO

Zelfstandig Bestuursorgaan

ZGO

Zeer Grote Ondernemingen

ZZP

Zelfstandigen Zonder Personeel

4.5. BEGRIPPENLIJST

Anticiperende aankopen

Het in een vroegtijdig stadium verwerven van vastgoed, zodat het Rijk deze relatief goedkoop in zijn bezit krijgt en zijn publieke doelen tijdig kan realiseren.

Baten-lastendienst

Een onderdeel van de rijksoverheid waarvoor afwijkende beheersregels gelden gericht op het bevorderen van bedrijfsmatig werken. Belangrijk aspect hierbij is dat het batenlastenstelsel wordt toegepast en de dienst toegang heeft tot een leen- en depositofaciliteit bij de minister van Financiën.

Bazels Comité

Het Basel Committee on Banking Supervision is een internationaal comitee voor toezichthouders op banken

Commercial Paper (CP)

Schuldbewijzen met een korte looptijd die kunnen worden ingezet om tijdelijke kastekorten van het Rijk te financieren. CP is een geldmarktinstrument dat wordt uitgegeven en verhandeld op discontobasis. CP kent flexibele uitgiftemomenten en looptijden. Bovendien bestaat de mogelijkheid uit te geven in vreemde valuta. CP is een aanvulling op het DTC programma voor wat betreft de kortere looptijden.

Compliance

Het onderhouden en versterken van de bereidheid van belastingplichtigen tot nakoming van de wettelijke verplichtingen.

Comptabiliteitswet 2001

In de Comptabiliteitswet 2001 is het beheer van de financiën van het Rijk vastgesteld. De diverse hoofdstukken in deze wet gaan in op onder andere de begroting, het begrotingsbeheer en de bedrijfsvoering van het Rijk, het toezicht van de ministers en de verantwoording van het Rijk.

Corporate governance

Het besturen van een onderneming, het afleggen van verantwoording daarover en de verdeling van de verschillende daarvoor relevante bevoegdheden over de organen van de onderneming.

Deposito

Het deposito is geld dat door een belegger voor een bepaalde rentevaste periode tegen een rentevergoeding is ondergebracht bij een bank of – in het geval van geïntegreerd middelenbeheer – bij de schatkist van de Rijksoverheid. De looptijd van een deposito kan variëren van een dag (zogeheten daggeld) tot meerdere jaren.

Dutch State Loans (DSL’s)

Engelse benaming voor Nederlandse staatsleningen.

Dutch Treasury Certificates (DTC's)

Engelse benaming voor Nederlands schatkistpapier. Schuldbewijzen met een korte looptijd uitgegeven door het Rijk om tijdelijke kastekorten van het Rijk te financieren. DTC's worden uitgegeven en verhandeld op discontobasis. DTC wordt uitgegeven in looptijden van 3 tot en met 12 maanden op vooraf vastgestelde data.

Fiscale monitor

Enquêtes die jaarlijks onder de belastingplichtigen worden gehouden over de kwaliteit van de dienstverlening door de Belastingdienst.

Kassaldo

Het verschil tussen de ontvangsten en uitgaven op kasbasis van het Rijk (inclusief deelnemers schatkistbankieren).

EMU-schuld

Het totaal van de uitstaande leningen ten laste van de gehele collectieve sector. Dit is de optelsom van de uitstaande leningen ten laste van het Rijk, de sociale fondsen en de lokale overheid, minus de onderlinge schuldverhoudingen tussen deze drie subsectoren. De EMU-schuld is een brutoschuldbegrip.

Gecentreerde portefeuille

Een portefeuille die gekenmerkt wordt door een gelijkmatig aflosprofiel dat in stand gehouden kan worden door voortdurend in één en dezelfde looptijd leningen uit te geven.

Geïntegreerd middelenbeheer

Het bundelen van publieke middelen gericht op een doelmatig kasbeheer. Publieke middelen zijn middelen die verkregen zijn bij of krachtens de wet ingestelde heffing(en).

Liquiditeit

In een markt met voldoende liquiditeit kunnen grote aan- en verkooporders verhandeld worden zonder dat dit een substantieel effect op de prijs (koers) heeft.

Nationale schuld

Vaste en vlottende schuld van de Staat zoals die samenhangt met het artikel Financiering staatsschuld en het artikel Kasbeheer in deze begroting.

Pseudo-aandeelhouderschap

Anders dan de overige staatsdeelnemingen, zijn de Staatsloterij en Holland Casino een stichting. Er is derhalve geen sprake van aandeelhouderschap van de Staat in deze deelnemingen, maar van pseudo-aandeelhouderschap. De invulling door de Staat van de relatie met deze beide ondernemingen is materieel niet anders dan ware de Staat formeel aandeelhouder.

Rechtspersoon met een Wettelijke Taak (RWT)

Een zelfstandige organisatie die in een wet geregelde taak uitvoert met behulp van publiek geld, welk geld is verkregen bij of krachtens de wet ingestelde heffing.

Rekening-courant

Een rekening waarover in de regel giraal betalingsverkeer wordt afgewikkeld en waaruit (een deel van) de onderlinge financiële verhouding is op te maken tussen de houder van de rekening en de instelling alwaar de rekening wordt aangehouden.

Rekenrente

Boekhoudkundig veronderstelde rente in begroting en meerjarencijfers (bron CPB).

Renteswap

Een renteswap is een contract tussen twee partijen waarin wordt overeengekomen om gedurende de looptijd een vaste rente te ruilen tegen een variabele rente (meestal 6 of 3 maanden).

Schatkistsaldo

Saldo op de rekening van het Rijk bij De Nederlandsche Bank.

Seno-Gom

Stichting Economische samenwerking Nederland – Oost Europa en Garantiefaciliteit voor Opkomende Markten

Staatsschuld

Het totaal van de uitstaande geldelijke leningen van de Staat (vaste en vlottende schuld) is de bruto staatsschuld. Leningen met een oorspronkelijke looptijd van meer dan één jaar vormen de vaste (gevestigde) staatsschuld. Leningen met een oorspronkelijke looptijd van maximaal één jaar vormen de vlottende staatsschuld. Soms wordt een ruimere definitie gebruikt voor de vlottende staatsschuld, namelijk bestaande uit leningen met een oorspronkelijke looptijd van maximaal twee jaar. De staatsschuld is niet gelijk aan de EMU-schuld, die een breder begrip meet.

Strip- en destripfaciliteit

Een stripfaciliteit stelt beleggers in staat een bepaalde lening te ontbinden. Dat betekent dat de hoofdsom en elk van de coupons van de specifieke lening apart verhandeld kunnen worden. Een destripfaciliteit daarentegen biedt de mogelijkheid om een reeks van coupons aan een hoofdsom te binden en op deze manier een nieuwe lening te creëren.

Vaste schuld

Leningen met een oorspronkelijke looptijd van meer dan één jaar. Wordt ook wel gevestigde schuld genoemd.

Vlottende schuld

Leningen met een oorspronkelijke looptijd van maximaal één jaar.

5. EVALUATIE- EN ONDERZOEKSOVERZICHT

Soort onderzoek

Titel/onderwerp

Artikel

Start

Afronding

Vindplaats

1. Onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

         

1a. Beleidsdoorlichting

         
 

Beleidsdoorlichting belastingdienst

art. 1

2009

2010

Kamerstukken II 2010/2011, 31 066, nr. 98

 

Het genereren van inkomsten voor de financiering van overheidsbeleid. Solide, eenvoudige en fraudebestendige fiscale wet- en regelgeving is hiervoor de basis. Doeltreffende en doelmatige uitvoering van die wet- en regelgeving zorgen er voor dat burgers en bedrijven bereid zijn hun wettelijke verplichtingen ten aanzien van de Belastingdienst na te komen (compliance).

art. 1

2015

2015

 
 

Functioneren financiële markten (invloed wet- en regelgeving)

art. 2

2011

2011

vervallen. Zie kamerstukken II 2010/2011, 32 013, nr. 16

 

Randvoorwaarden te creëren die een integer en stabiel systeem bevorderen en er toe bijdragen dat de activiteiten van financiële instellingen gericht zijn op het leveren van betrouwbare dienstverlening aan burgers en bedrijven

art. 2

2017

2017

 
 

Optimaal financieel resultaat bij de realisatie van publieke doelen bij investeren in en verwerven, afstoten en beherenv an de financiële en materiële activa van de staat.

art. 3

2012

2012

Vervallen vanwege het IBO-onderzoek

 

Optimaal financieel resultaat bij de realisatie van publieke doelen bij investeren in en verwerven, afstoten en beheren van de financiële en materiële activa van de staat.

art. 3

2016

2016

 
 

Een bijdrage leveren aan een gezond en welvarend Europa en een evenwichtige internationale financieel-economische ontwikkeling.

art. 4

2015

2015

 
 

Beleidsdoorlichting Internationale financiele betrekkingen

art. 4

2010

2010

Kamerstukken 2009/2010, 31 935, nr. 5

 

Het bieden van mogelijkheden voor verzekering van betalingsrisico’s die zijn verbonden aan export en investeringen in het buitenland, in aanvulling op de markt, en het creëren en handhaven van een gelijkwaardig speelveld voor bedrijven op dit vlak.

art. 5

2014

2014

 
 

Beleidsdoorlichting BTW compensatiefonds

art. 6

2010

2010

Kamerstuk 2009/2010, 31 935, nr. 7

 

Beleidsdoorlichting BTW compensatiefonds

art. 6

2016

2016

 
 

Een optimaal financieel resultaat bij het verwerven, beheren, ontwikkelen en afstoten van materiële activa van/voor het Rijk ten behoeve van de realisatie van rijksdoelstellingen.

art. 7

2011

2013

 
 

Efficiënt beheren en vervreemden van onroerende zaken van het Rijk.

art. 7

2011

2012

 

1b. Ander onderzoek naar doeltreffendheid en/of doelmatigheid

         
 

Effect uitvoering toezicht MGO/ZGO op doelstelling compliance

art. 1

2011

2012

http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/rapporten/2012/06/20/rapport-van-de-commissie-stevens-over-horizontaal-toezicht-bij-de-belastingdienst.html

 

Effect uitvoering toezicht Toeslagen op doelstelling compliance.

art. 1

2011

2013

 
 

Effect uitvoering toezicht Douane op doelstelling compliance.

art. 1

2012

2013

 
 

Aftrek wegens geen of geringe eigen woningschuld

art. 1

2011

2012

 
 

Evaluatierapport van MIA en VAMIL 2005–2010

art. 1

 

2012

 
 

Evaluatie van de IEA

art. 1

 

2012

 
 

Evaluatie WBSO 2006–2010

art. 1

 

2012

 

2. Overige onderzoek

         
 

Fiscale Monitor

art. 1

jaarlijks

jaarlijks

www.belastingdienst

 

Evaluatie toezicht accountants

art. 2

2013

2013

 
 

Rapportage DBFMO (op verzoek van TK)

art. 3

2012

2012

 
 

FATF-evaluatie

art. 2

2010

2011

 
 

Onderzoek ARK naar DBFMO

art 3

2012

2013

 
 

PPS voortgangsrapportage 20092010

art. 3

2013

2014

 
 

Evaluatie Financieel Kader RVOB

art. 7

2012

2012

 

6. BIJLAGEN

A. Verdiepingshoofdstukken

Artikel 1

Opbouw uitgaven (x € 1000) 

           
 

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Stand ontwerpbegroting 2012

3 544 852

3 398 901

3 279 708

3 217 705

3 191 828

 

Mutatie 1e suppletoire begroting

– 234 989

– 206 832

– 221 213

– 227 923

– 227 923

 
             

Nieuwe mutaties

           

Loonbijstelling

12 668

12 391

12 200

12 070

11 993

 

Prijsbijstelling

17 186

16 003

15 302

15 059

14 875

 

Vrijval aanvullende post

7 836

11 096

11 336

11 336

11 336

 

Aanpassen kasritme uitvoeringskosten fiscale wetsvoorstellen

– 6 700

9 000

– 500

1 800

– 1 300

 

Overige mutaties

7 352

3 868

17 566

9 698

9 685

 

Extrapolatie

         

2 968 287

Stand ontwerpbegroting 2013

3 348 205

3 244 427

3 114 399

3 039 745

3 010 581

2 968 287

Opbouw ontvangsten (x € 1000) 

           
 

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Stand ontwerpbegroting 2012

118 134 875

126 079 102

134 759 234

140 606 888

140 512 547

 

Mutatie 1e suppletoire begroting

– 6 520 589

– 238 800

– 238 800

– 238 800

– 238 800

 
             

Nieuwe mutaties

           

Ramingsaanpassing boetes en schikkingen

 

16 200

11 000

11 000

11 000

11 000

Belastingontvangsten

– 1 151 968

– 7 655 593

– 14 395 908

– 13 777 071

– 8 912 796

 

Extrapolatie

         

138 082 820

             

Stand ontwerpbegroting 2013

110 462 946

118 200 909

120 135 526

126 602 017

131 371 951

138 093 820

Toelichting

Uitgaven

Naast de loon- en prijsbijstelling zijn de uitgaven verhoogd met de vrijval van de aanvullende post. Deze post is bedoeld om de uitvoeringskosten voor de belastingdienst, voortvloeiend uit aanpassingen aan wet- en regelgeving te compenseren.

Ontvangsten

De ontvangstenraming van de bestuurlijke boetes en schikkingen is structureel met 11 mln verhoogd.

Artikel 2

Opbouw uitgaven (x € 1000) 

           
 

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Stand ontwerpbegroting 2012

64 244

60 524

59 844

59 199

59 089

 

Mutatie 1e suppletoire begroting

12 718

– 1 145

– 1 130

– 1 130

– 1 130

 
             

Nieuwe mutaties

           

Caribean financial action taskforce

 

– 12

– 12

– 12

– 12

 

CDFD

 

386

       

Monitoring commissie verzekeraars

 

125

       

Monitoring commissie banken

35

         

Monitoring commissie corporate governance

 

25

       

Extrapolatie

         

55 098

AFM

1 500

         

DNB

10

10

10

10

10

 

Wijzer in geldzaken

50

         

CDFD

20

         

overig

35

25

       
             

Stand ontwerpbegroting 2013

78 612

59 938

58 712

58 067

57 957

55 098

Opbouw ontvangsten (x € 1000) 

           
 

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Stand ontwerpbegroting 2012

242 739

184 753

184 753

7 677

7 677

 

Mutatie 1e suppletoire begroting

20 686

– 5 857

– 5 857

– 300

– 300

 
             

Nieuwe mutaties

           

Ontvangsten IJsland

197 307

         

Extrapolatie

         

7 108

garantieregeling bancaire lening

743

– 2 148

– 2 810

     
             

Stand ontwerpbegroting 2013

461 475

176 748

176 086

7 377

7 377

7 108

Toelichting

Uitgaven

CDFD

Voor 2013 is voor CDFD/CAOP een te laag bedrag begroot. Het CDFD heeft naar verwachting een subsidie nodig van in ieder geval € 776 000, € 386 000 meer dan het begrote bedrag. Besloten is om te komen tot een doelheffing voor het CDFD. Het streven is om deze uiterlijk per 1 januari 2014 gerealiseerd te hebben.

Monitoring commissie verzekeraars

In de begroting is alleen voor 2012 budget opgenomen. Gezien de verwachtingen omtrent de werkzaamheden van de commissie is er ook budget voor 2013 opgenomen.

AFM

Dit betreft het aandeel van het ministerie van SZW in door Financiën te verstrekken bijdragen voor het toezicht op de Financiële Markten.

overig

Deze post bestaat uit prijsbijstellingen voor commissie code banken, commissie corporate governance en een overboeking van ELI voor bijdrage aan «bevorderen ondernemerschap».

Ontvangsten

Ontvangsten Ijslandbank

Uit de boedel van de Landsbanki heeft Nederland € 197,3 mln. van de vorderingen ontvangen.

Garantieregeling bancaire lening

Closing out fee voor eerdere aflossing van NIBC in 2012. Dat is de boete ontvangen voor de misgelopen fee.

Artikel 3

Opbouw uitgaven (x € 1000)

           
 

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Stand ontwerpbegroting 2012

2 377 720

1 899 218

1 633 217

1 463 217

1 249 218

 

Mutatie 1e suppletoire begroting

251 000

29 000

54 000

75 000

63 000

 
             

Nieuwe mutaties

           

Nozema

– 664

         

Regeling BF

– 500

         

Loonbijstelling

19

19

19

19

19

 

Prijsbijstelling

126

         

IABF

186 000

66 000

– 34 000

– 31 000

– 26 000

 

Extrapolatie

         

1 107 237

             

Stand ontwerpbegroting 2013

2 813 701

1 994 237

1 653 236

1 507 236

1 286 237

1 107 237

Opbouw ontvangsten (x € 1000)

           
 

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Stand ontwerpbegroting 2012

7 891 115

3 157 515

2 344 015

2 091 901

1 971 460

 

Mutatie 1e suppletoire begroting

1 202 889

128 462

154 137

273 537

87 937

 
             

Nieuwe mutaties

           

Dividend staatsdeelnemingen

31 304

         

IABF

187 000

66 000

– 34 000

– 31 000

– 26 000

 

Opbrengst onttrekking vermogenstitels

11 000

         

Dividend financiele instellingen

– 369 000

         

Winstafdracht DNB

– 670 000

725 000

56 000

13 000

– 20 000

 

Aflossing kapitaalversterkingen ING

– 2 250 000

750 000

750 000

750 000

   

Couponbetaling en/of boetebetaling kapitaalverstrekking ING

– 1 125 000

375 000

375 000

375 000

   

Extrapolaties

         

1 721 397

             

Stand ontwerpbegroting 2013

4 909 308

5 201 977

3 645 152

3 472 438

2 013 397

1 721 397

Toelichting

Uitgaven:

Nozema

De claim van Nozema is afgehandeld en het restant van het budget kan daarom vrijvallen.

Regeling BF

De regeling Bijzondere Financiering wordt afbeheerd. De verwachting is dat komende jaren steeds minder uitgaven worden gedaan voor deze regeling.

IABF

Door een wijziging van de eurodollar rekenkoers (depreciatie van de euro) zijn de ramingen voor de ontvangsten en uitgaven bijgesteld.

Ontvangsten:

Dividend financiële instellingen

ABN AMRO geeft aan in 2012 geen interim-dividend uit te zullen uitkeren. ABN AMRO geeft als achterliggende reden dat het gezien de marktomstandigheden, economisch klimaat, eurocrisis, onzekere vooruitzichten en invoering van Basel 3 in 2013, verstandig is om een sterke kapitaalpositie te hebben.

Winstafdracht DNB

DNB volgt voor haar jaarrekening de grondslagen zoals vastgesteld door de Governing Council van de ECB. Deze grondslagen zijn vastgelegd in de ECB Accounting regelgeving. Op dit moment loopt in de ECB een procedure om de Accounting regelgeving uit te breiden met een bepaling voor het vormen van een algemene voorziening voor «Foreign exchange rate, interest rate, credit and gold price risks». Besluitvorming door de Governing Council van de ECB is voorzien eind november/begin december 2012. Een eventuele dotatie aan een voorziening, komt ten laste van winst. Mede met het oog op de risico’s die DNB loopt, is vanuit behoedzaamheidsoverwegingen besloten om vooralsnog geen rekening te houden met de mogelijkheid dat DNB over 2012 een interim-dividend uitkeert. Daarom is de raming in 2012 naar beneden bijgesteld.

Aflossing kapitaalversterking ING + couponbetaling en/of boetebetaling kapitaalversterking ING

In lijn met publieke uitlatingen van ING is de inschatting van de Staat dat ING dit jaar een gedeelte van de nog uitstaande steun zal terugbetalen, maar niet de begrote € 4,5 miljard. ING heeft aangegeven het terugbetalen van de staatssteun als topprioriteit te zien en dit zo snel mogelijk te willen doen. Op basis hiervan heeft de Staat een voorzichtige inschatting gemaakt van mogelijke tranches waarin terugbetaald zou kunnen worden. ING behoudt haar contractuele rechten. Een eventuele terugbetaling dit jaar en komende jaren dient te worden goedgekeurd door DNB. De Staat en ING voeren gesprekken met de Europese Commissie over de terugbetaling en de aanpassing van het herstructureringsplan. Dit overleg wordt voortgezet.»

Dividend staatsdeelnemingen

Bij de te ontvangen dividenden van de staatsdeelnemingen doen zich meevallers voor. Deze meevallers worden voornamelijk veroorzaakt door Tennet en de NS.

Opbrengst onttrekking vermogenstitels

Rechterland N.V., een staatsdeelneming in afbeheer, zal geliquideerd worden. In dat kader zal een superdividend uitgekeerd worden.

IABF

Door een wijziging van de eurodollar rekenkoers (depreciatie van de euro) zijn de ramingen voor de ontvangsten en uitgaven opwaarts bijgesteld.

Artikel 4

Opbouw uitgaven (x € 1000)

           
 

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Stand ontwerpbegroting 2012

1 249 472

1 123 415

1 174 822

1 268 190

1 148 586

 

Mutatie 1e suppletoire begroting (inc ISB)

755 928

752 100

12 910

-898 325

-774 898

 
             

Nieuwe mutaties

           

Kapitaalstorting EIB

 

448 222

       

Overig

 

20

       

Extrapolatie

         

258 907

             

Stand ontwerpbegroting 2013

2 005 400

2 323 757

1 187 732

369 865

373 688

258 907

Opbouw ontvangsten (x € 1000)

           
 

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Stand ontwerpbegroting 2012

183 036

226 480

307 418

591 665

913 672

 

Mutatie 1e suppletoire begroting

– 131 000

– 147 000

– 216 000

– 488 000

– 810 000

 
             

Nieuwe mutaties

           

renteontvangsten Griekenland

– 26 796

– 15 389

– 15 480

– 23 549

– 23 549

 

Extrapolatie

         

80 106

             

Stand ontwerpbegroting 2013

25 241

64 091

75 938

80 116

80 123

80 106

Uitgaven

De kapitaalstorting voor de EIB voor het Europese Groei-iniatief wordt in 2013 betaald.

Ontvangsten

De renteontvangsten zijn naar beneden bijgesteld. Deze bijstelling wordt veroorzaakt door een aanpassing van de renteraming aan de hand van de nieuwe rekenrente (MEV)

Artikel 5

Opbouw uitgaven (x € 1000) 

           
 

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Stand ontwerpbegroting 2012

133 106

133 106

153 106

153 106

153 106

 

Mutatie 1e suppletoire begroting

– 

– 

– 

– 

– 

 
             

Nieuwe mutaties

           

Schade-uitkering EKV

 

– 20 000

– 20 000

– 20 000

– 20 000

 

Extrapolatie

         

133 106

             

Stand ontwerpbegroting 2013

133 106

113 106

133 106

133 106

133 106

133 106

Opbouw ontvangsten (x € 1000) 

           
 

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Stand ontwerpbegroting 2012

104 550

94 050

69 750

69 750

69 750

 

Mutatie 1e suppletoire begroting

207 655

34 500

29 750

14 000

12 500

 
             

Nieuwe mutaties

           

Extrapolatie

         

82 250

             

Stand ontwerpbegroting 2013

312 205

128 550

99 500

83 750

82 250

82 250

Toelichting

Uitgaven

Schade-uitkering EKV

De raming van de schade-uitkeringen van de exportkredietverzekering wordt structureel neerwaarts bijgesteld.

Artikel 6

Opbouw uitgaven (x € 1000) 

           
 

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Stand ontwerpbegroting 2012

3 123 921

3 077 946

3 077 946

3 077 547

3 077 547

 

mutaties 1e sup. 2012

– 54 645

         
             

Nieuwe mutaties

           

Ramingsaanpassing

– 456 836

– 183 116

1 270

1 669

1 669

 

Overboekingen

750

527

53

297

119

 

Extrapolatie

         

3 079 216

             

Stand Ontwerpbegroting 2013

2 613 190

2 895 357

3 079 269

3 079 513

3 079 335

3 079 216

Opbouw ontvangsten (x € 1000) 

           
 

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Stand ontwerpbegroting 2012

3 123 921

3 077 946

3 077 946

3 077 547

3 077 547

 

mutaties 1e sup. 2012

– 54 645

         
             

Nieuwe mutaties

           

Ramingsaanpassing

– 456 836

– 183 116

1 270

1 669

1 669

 

Overboekingen

750

527

53

297

119

 

Extrapolatie

         

3 079 216

             

Stand Ontwerpbegroting 2013

2 613 190

2 895 357

3 079 269

3 079 513

3 079 335

3 079 216

Toelichting

Uitgaven en ontvangsten

Ramingsaanpassing

De mutatie betreft een ramingsaanpassing als gevolg van enerzijds de btw-verhoging uit het begrotingsakkoord 2013 die het fonds doet groeien en anderzijds de krimp van het fonds die verwacht wordt op basis van de reeds beschikbare gegevens over 2012.

Artikel 7

Opbouw uitgaven (x € 1000) 

           
 

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Stand ontwerpbegroting 2012

88 111

86 875

91 290

90 645

90 596

 

Mutatie 1e suppletore begroting

6 343

1 500

1 500

1 500

1 500

 
             

Nieuwe mutaties

           

Anticiperende aankopen

 

– 4 800

– 10 000

– 10 000

– 10 000

 

Plankosten RVOB

 

600

       

Beheersuitgaven DRZ

300

300

300

300

300

 

loon- en prijsbijstelling

1 297

105

104

104

104

 

Extrapolatie

         

82 449

             

Stand ontwerpbegroting 2013

96 051

84 580

83 194

82 549

82 500

82 449

Opbouw ontvangsten (x € 1000) 

           
 

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Stand ontwerpbegroting 2012

179 859

177 459

176 557

176 057

176 057

 

Mutatie 1e suppletore begroting

– 773

– 773

– 773

– 773

– 773

 
             

Nieuwe mutaties

           

Beheersontvangsten DRZ

300

300

300

300

300

 

Extrapolatie

         

175 584

             

Stand ontwerpbegroting 2013

179 386

176 986

176 084

175 584

175 584

175 584

Toelichting

Uitgaven

Plankosten

De plankosten betreffen de kosten die gemaakt worden voor gebiedsontwikkelingprojecten. De kosten worden een jaar van te voren geraamd.

Beheersuitgaven DRZ

De beheersuitgaven worden voortaan apart inzichtelijk gemaakt ( € 0,3 mln. per jaar). Als tegenhanger worden de beheersontvangsten verhoogd met eenzelfde bedrag ( € 0,3 mln. per jaar).

Ontvangsten

Beheersontvangsten DRZ

Zie toelichting bij DRZ.

Anticiperende aankopen

Het instrument anticiperende aankopen wordt geschrapt. Sinds 2009 is er geen gebruik meer van gemaakt.

Artikel 8

Opbouw uitgaven (x € 1000)

           
 

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Stand ontwerpbegroting 2012

188 261

184 989

185 024

183 397

184 732

 

Mutatie 1e suppletoire begroting

29 360

28 072

22 623

21 345

20 643

 
             

Nieuwe mutaties

           

loonbijstelling

703

709

717

712

719

 

prijsbijstelling

1 627

         

naar art 1, SSO P-Direkt

– 7 343

– 8 610

– 8 597

– 8 582

– 8 569

 

overig

– 1 081

– 971

– 719

– 553

– 1 177

 

Stand ontwerpbegroting 2013

211 527

204 189

199 048

196 319

196 348

195 712

Opbouw ontvangsten (x € 1000)

           
 

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Stand ontwerpbegroting 2012

27 065

28 969

31 064

32 024

31 660

 

Mutatie 1e suppletoire begroting

7 888

– 313

– 240

– 239

– 125

 
             

Nieuwe mutaties

           

overig

-821

– 1 131

– 1 131

– 1 131

– 1 131

 
             

Stand ontwerpbegroting 2013

34 132

27 525

29 693

30 654

30 404

30 508

Toelichting

Uitgaven

In 2012 is een eenmalige overboeking gedaan van het ministerie van EL&I aan het ministerie van Financiën voor (een deel van) het controleplan van de Auditdienst Rijk.

Ontvangsten

In 2012 is een meevaller bij de apparaatontvangsten als gevolg van ontvangsten voor IF'ers. Meerjarig is er sprake van een desaldering met de uitgaven voor de ADR.

Artikel 10

Opbouw uitgaven (x € 1000)

           
 

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Stand ontwerpbegroting 2012

3 386

2 938

3 014

3 064

3 055

 

Mutatie 1e suppletoire begroting

13 307

13 406

13 211

13 000

12 853

 
             

Nieuwe mutaties

           

Uitkeren loonbijstelling

– 13 665

– 13 397

– 13 210

– 13 073

– 13 002

 

Prijsbijstelling

 

3 856

3 840

3 818

3 831

 

Overig

1 064

205

202

199

198

 

Extrapolatie

         

6 898

             

Stand ontwerpbegroting 2013

4 092

7 008

7 057

7 008

6 935

6 898

Opbouw ontvangsten (x € 1000)

           
 

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Stand ontwerpbegroting 2012

   

479 000

600 000

   

Mutatie 1e suppletoire begroting

           
             

Nieuwe mutaties

           

Bijstelling stelpost

   

– 79 000

– 200 000

400 000

400 000

             

Stand ontwerpbegroting 2013

   

400 000

400 000

400 000

400 000

Toelichting

Uitgaven

Loon- en prijsbijstelling

De mutaties betreffen het uitkeren van de loon- en prijsbijstelling naar de apparaatbudgetten van de Financiën begroting. Een gedeelte van de uitgekeerde prijsbijstelling is nog niet verdeeld over de budgetten van Financiën.

Ontvangsten

Bijstelling stelpost

Op basis van de laatste inzichten wordt technische stelpost geactualiseerd. Het betreft toekomstige ontvangsten uit de interventies in de financiële sector.

Artikel 11

Opbouw uitgaven (x € 1000)

           
 

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Stand ontwerpbegroting 2012

41 071

43 725

38 478

42 041

29 132

 

Mutatie 1e suppletoire begroting

8 386

– 1 376

3 049

6 775

– 3 344

 
             

Nieuwe mutaties

           

Rente Vaste Schuld

– 89

– 136

– 315

– 165

185

 

Rente Vlottende Schuld

– 115

– 158

– 127

– 283

278

 

Vaste Schuld

0

0

0

6 209

0

 

Vlottende Schuld

– 4 711

0

0

0

0

 

Overig

           
             

Stand ontwerpbegroting 2013

44 542

42 055

41 085

54 577

26 251

47 172

Opbouw ontvangsten (x € 1000)

           
 

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Stand ontwerpbegroting 2012

42 468

46 838

39 033

39 351

25 456

 

Mutatie 1e suppletoire begroting

17 704

– 792

3 857

7 836

614

 
             

Nieuwe mutaties

           

Rente

42

– 24

– 159

– 280

– 111

 

Vaste Schuld

0

1 105

5 541

13 340

8 287

 

Vlottende Schuld

0

0

0

0

0

 
             

Stand ontwerpbegroting 2013

60 214

47 127

48 272

60 246

34 246

54 822

Uitgaven en Ontvangsten

Door een nieuw kastekort en realisaties zijn de ramingen voor rente en uitgifte schuld bijgesteld.

Artikel 12

Opbouw uitgaven (x € 1000)

           
 

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Stand ontwerpbegroting 2012

4 658

7 620

11 527

12 491

9 908

 

Mutatie 1e suppletoire begroting

2 970

6 233

3 811

4 259

8 918

 
             

Nieuwe mutaties

           

Mutaties Rekening courant

– 608

– 4 985

– 5 637

– 4 278

– 5 418

 

Extrapolatie

         

15 393

             

Stand ontwerpbegroting 2013

7 020

8 868

9 701

12 472

13 408

15 393

Opbouw ontvangsten (x € 1000)

           
 

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Stand ontwerpbegroting 2012

2 067

1 736

3 507

2 414

2 708

 

Mutatie 1e suppletoire begroting

75

266

– 115

– 122

– 295

 
             

Nieuwe mutaties

           

Mutaties Rekening courant

– 20

– 73

– 193

– 432

– 93

 

Extrapolatie

         

2 885

             

Stand ontwerpbegroting 2013

2 123

1 929

3 199

1 860

2 320

2 885

Uitgaven en Ontvangsten

De mutatie van het rekening-dourantsaldi en rente wordt grotendeels veroorzaakt door ontwikkelingen bij de sociale fondsen.

C. Subsidie-overzicht

Artikel (bedragen * € 1 000)

Subsidie

2011

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Aantal verleningen 2011

Evaluatie moment

Artikel 2

 CDFD

770

834

823

434

435

436

436

 1

2012

Artikel 2

 Geldmuseum

1 013

685

530

530

530

530

530

1

 Nader te bepalen

Totaal subsidieregelingen 

 

1 783

1 519

1 353

964

965

966

966

   

Overzicht subsidies

In deze bijlage wordt een overzicht gegeven van de subsidies van het Ministerie van Financiën. Binnen deze bijlage wordt de subsidiedefinitie van de Algemene wet bestuursrecht gebruikt. De Algemene wet bestuursrecht definieert een subsidie als volgt (artikel 4.21Awb):

«De aanspraak op financiële middelen, door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten».

6.1 Bijlage inzake moties en toezeggingen

Overzicht van de door de Staten-Generaal aanvaarde moties en door bewindslieden gedane toezeggingen

FISCAAL

Door de Staten-Generaal aanvaarde moties

Onderdeel A.1 Moties waarvan de uitvoering is afgerond

 

Vergaderjaar

Omschrijving van de motie

Vindplaats

Stand van zaken/Planning

1.

2010–2011

Van Vliet verzoekt de regering alle financiële bonussen die vanaf 2008 bij ABN, AMRO, ASR Verzekeringen, ING, SNS en AEGON zijn uitgekeerd, eenmalig tegen een tarief van 100% te belasten in de loonheffing dan wel aftrek van het totale bonusbedrag in de vennootschapsbelasting te weigeren.

Kamerstukken II 2010/11, 31 980, nr.30

Aangenomen 22 maart 2011

Afgerond bij brief van de Minister en Staatssecretaris van Financiën van 27 oktober 2011. Kamerstukken II 2011/12, 31 980, nr. 56

2.

2010–2011

Braakhuis en Omtzigt verzoeken de regering in overleg te treden met sociale partners om te bezien of het Witteveenkader gebaseerd kan worden op het uniforme loonbegrip en het resultaat van de gesprekken binnen vier maanden aan de Tweede Kamer voor te leggen.

Kamerstukken II 2010/11, 32 131, nr. 24

Aangenomen 12 april 2011

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris, van Financiën mede namens de Minister van SZW van 8 maart 2012. Kamerstukken II 2011/12, 33 000 IXB, nr. 12

3.

2010–2011

Van Vliet verzoekt de regering nieuwe standaardcriteria op te stellen op basis waarvan het parlement kan zien welke uitgangspunten gelden voor het sluiten van een fiscaal verdrag met een derde staat.

Kamerstukken II 2010/11, 25 087, nr. 8

Aangenomen 30 juni 2011

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 18 oktober 2011. Kamerstukken II 2010/11, 25 087 nr. 27

4.

2010–2011

Groot verzoekt de regering geen belastingverdragen af te sluiten waarin het heffingsrecht over pensioenen hoofdzakelijk toekomt aan de woonstaat en verzoekt de Kamer te rapporteren over de omvang van de misgelopen en nog mis te lopen belastinginkomsten als gevolg van pensioenemigratie.

Kamerstukken II 2010/11, 25 087, nr. 19

Aangenomen 30 juni 2011

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 18 oktober 2011. Kamerstukken II 2010/11, 25 087 nr. 27

5.

2010–2011

Bashir en Van Vliet verzoeken de regering bij het Belastingplan 2012 met maatregelen te komen om het zogenaamde Bosal-gat in de vennootschapsbelasting te dichten.

Kamerstukken II 2010/11, 32 800, nr. 17

Aangenomen 30 juni 2011

Afgerond .Is opgenomen in de Wet van 12 juli 2012. Wet uitwerking fiscale maatregelen Begrotingsakkoord 2013. Stb.17 juli 2012, nr. 321

6.

2010–2011

Omtzigt en Schouten verzoeken de regering met een kabinetsbrief te komen die een integrale visie bevat op het geven van geld, geven in natura en vrijwilligerswerk en vooral de fiscale behandeling daarvan, waarin in het bijzonder wordt ingegaan op SBBI’s en die in september 2011 aan de Kamer te sturen ter behandeling bij het Belastingplan 2012.

Kamerstukken II 2010/11, 32 800, nr. 19

Aangenomen 30 juni 2011

Afgerond. Is meegenomen in de Memorie van Toelichting van de Geefwet Kamerstukken II 2011/12, 33 006, nr. 3

7.

2011–2012

Dijkgraaf verzoekt de regering een commissie in te stellen om, voortbouwend op de adviezen over belastingherziening en de ideeën uit de fiscale agenda, waaronder een loonsomheffing, een aantal scenario’s uit te werken.

Kamerstukken II 2011/12, 33 000, nr. 58

Aangenomen 11 oktober 2011

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 9 februari 2012. Kamerstukken II 2011/12, 32 740, nr. 11

8.

2011–2012

Kuiper c.s. verzoekt de regering een commissie in te stellen die studie doet naar een meer toekomstbestendig stelsel van hypotheekrenteaftrek.

Kamerstukken I 2011/2012, 33 000, F

Aangenomen 1 november 2011

Afgerond bij brief van de Minister van BZK en de Staatssecretaris van Financiën van 25 mei 2012. Kamerstukken II 2011/12, 33 280, nr. 4

9.

2011–2012

Omtzigt en Neppérus verzoeken de regering om in overleg met de Europese Commissie en Duitsland, Frankrijk en Ierland tot een datum te komen waarop in alle genoemde lidstaten de wetswijziging met betrekking tot het btw-tarief op paarden, in werking moet treden.

Kamerstukken II 2011/2012,

30 922, nr. 12

Aangenomen 8 november 2011

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 8 maart 2012. Kamerstukken II 2011/12, 33 000 IXB, nr. 12

10.

2011–2012

Schouten en Dijksma verzoeken de regering de mogelijkheden te onderzoeken om de maatregel van de willekeurige afschrijving in 2012 te verlengen.

Kamerstukken II 2011/12, 33 000 XII, nr. 42

Aangenomen 3 november 2011

Afgerond bij brief van 11 november (Kamerstukken II 2011/12, 33 003, nr. 29)

11.

2011–2012

Van Vliet verzoekt de regering ervoor te zorgen dat de 30%-regeling zodanig gericht wordt dat alleen werknemers met een duidelijke toegevoegde meerwaarde voor de Nederlandse arbeidsmarkt onder deze regeling kunnen vallen.

Kamerstukken II 2011/12, 33 003, nr. 43

Aangenomen 17 november 2011

Afgerond, motie is ondersteuning van kabinetsbeleid (o.m. convenant BD-KNVB)

12.

2011–2012

Van Vliet verzoekt de regering kritisch te kijken naar de praktijk bij de Belastingdienst met als uitgangspunt beperking van het aantal dienstauto’s tot een minimum en daarover te rapporteren in het komende beheersverslag van de Belastingdienst.

Kamerstukken II 2011/12, 33 003, nr. 44

Aangenomen 17 november 2011

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 16 mei 2012 waarbij het Beheersverslag Belastingdienst 2011 is aangeboden. Kamerstukken II 2011/12, 33 000 IXB, nr. 24

13.

2011–2012

Schouten en Omtzigt verzoeken de regering de mogelijkheid te onderzoeken, hoe vakantiedagen om te zetten zijn in een gift en de Kamer hierover in het voorjaar 2012 te informeren.

Kamerstukken II 2011/12, 33 003, nr. 46

Aangenomen 17 november 2011

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 15 juni 2012, opgenomen in het verslag van een schriftelijk overleg. Kamerstukken II 2011/12, 33 006, nr. 18

14.

2011–2012

Omtzigt en van Vliet verzoeken de regering in overleg te treden met vertegenwoordigers van SBBI-koepels en voorstellen uit te werken waarbij zaken als bijvoorbeeld de periodieke gift en de steunstichting mogelijk gestroomlijnd worden en in ieder geval op eenvoudige en heldere wijze gebruikt kunnen worden door SBBI’s en de Kamer hierover voor 1 april 2012 te informeren.

Kamerstukken II 2011/12, 33 003, nr. 53

Aangenomen 17 november 2011

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 20 maart 2012. Kamerstukken II 2011/12, 33 006, nr. 17

15.

2011–2012

Dijkgraaf verzoekt de regering in het Belastingplan 2013 nieuwe fiscale instrumenten waar mogelijk te voorzien van kwantitatieve doelstellingen; een analyse te maken van de doelstellingen van bestaande fiscale instrumenten en deze waar mogelijk te voorzien van kwantitatieve toetsingscriteria; een horizonbepaling op te nemen voor zo veel mogelijk bestaande fiscale instrumenten.

Kamerstukken II 2011/12, 33 003, nr. 54

Aangenomen 17 november 2011

Afgerond tijdens de plenaire behandeling van het Belastingplan 2012. Handelingen II 2010/11, 33 003, TK nr. 24 , blz. 9–104. Daar waar mogelijk wordt aan de motie uitvoering gegeven, zo wordt In de afdrachtvermindering onderwijs nu ook horizonbepaling opgenomen. Zie Memorie van Toelichting bij het Belastingplan 2013.

16.

2011–2012

Braakhuis en Groot verzoeken de regering de substance-eisen en de naleving van de substance-eisen tegen het licht te houden en de TK hierover te informeren voor het AO Fiscale agenda.

Kamerstukken II 2011/12, 33 003, nr. 62

Aangenomen 17 november 2011

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 25 juni 2012. Kamerstukken II 2011/12, 25 087, nr. 32

17.

2011–2012

Lucassen verzoekt de regering de aanvraagprocedure voor huurtoeslag zodanig vorm te geven dat te hoge toekenningen en daardoor de noodzaak tot hoge terugvorderingen worden beperkt.

Kamerstukken II 2011/12, 33 000 VII, nr. 78

Aangenomen 22 november

Afgerond. Aan de motie is gevolg gegeven door de pilot «aanpak slechte schatters». Voor nadere toelichting zie de halfjaarsrapportage Belastingdienst van mei 2012, aangeboden bij brief van de staatssecretaris van Financiën van 6 juni 2012. Kamerstukken II 2011/12, 31 066, nr. 131

18.

2011–2012

De Liefde verzoekt de regering initiatiefnemers te wijzen op de fiscale mogelijkheden van de nieuwe Geefwet en te onderzoeken of een schaatsloterij gerealiseerd kan worden.

Kamerstukken II 2011/12, 33 000 XVI, nr. 80

Aangenomen 6 december 2011

Afgerond bij brief van de Minister van VWS van 4 juni 2012. Kamerstukken II 2011/12, 33 000 XVI, nr. 176

19.

20 112 012

Van Hijum c.s. verzoek de regering om de arbeidsmarktpositie, inzetbaarheid en mobiliteit van ouderen vanaf 2012 actief te volgen, en op basis van de monitor te bepalen of en, zo ja, in hoeverre te zijner tijd aanpassingen van het vitaliteitspakket mogelijk zijn zonder hiermee de gezamenlijke ambitie ten aanzien van de arbeidsparticipatie van 55-plussters te ondermijnen.

Kamerstukken II 2011/12, 33 046, nr. 30

Aangenomen 7 februari 2012

In voorbereiding. Voortouw ligt bij Minister van SZW

20.

2011–2012

Omtzigt c.s. verzoekt de regering met de Duitse regering opnieuw in overleg te treden en snel een werkbare oplossing voor te stellen voor het probleem van de definitie van dwangarbeiders en ervoor zorg te dragen dat in de tussentijd de Nederlandse Belastingdienst zo min mogelijk bijstand verleent bij de inning van belastingen over de betwiste pensioenen, wanneer aannemelijk is dat deze voortkomen uit dwangarbeid.

Kamerstukken II 2011/12, 33 000 IXB, nr. 19

Aangenomen 26 april 2012

Afgerond bij brief van de staatssecretaris van Financiën van 26 juni 2012. Kamerstukken II 2011/12, 33 000 IXB, nr. 27

21.

2011–2012

Van Vliet verzoekt de regering om binnenlandse belastingplichtigen die naast een Nederlands inkomen ook een Duits inkomen ontvangen, optimaal te informeren over de mogelijkheden om dubbele heffing te voorkomen en hen daarover per brief te informeren.

Kamerstukken II 2011/12, 33 000 IXB, nr. 22

Aangenomen 26 april 2012

Afgerond bij brief van de staatssecretaris van Financiën van 26 juni 2012. Kamerstukken II 2011/12, 33 000 IXB, nr. 27

22.

2011–2012

Bashir verzoekt de regering ieder jaar vóór het meireces de Kamer per brief uitgebreid te rapporteren over de ontwikkelingen en de problemen van de grensarbeiders en mogelijke oplossingsrichtingen.

Kamerstukken II 2011/12, 33 000 IXB, nr. 21

Aangenomen 26 april 2012

Afgerond bij brief van de staatssecretaris van Financiën van 26 juni 2012. Kamerstukken II 2011/12, 33 000 IXB, nr. 27

Door de Staten-Generaal aanvaarde moties

Onderdeel A.2 Moties waarvan de uitvoering nog niet is afgerond

 

Vergaderjaar

Omschrijving van de motie

Vindplaats

Stand van zaken/Planning

1.

2009–2010

Tang c.s. verzoekt de regering het gebruik van de fiets onder de oude en nieuwe regeling expliciet onderdeel uit te laten maken van de evaluatie van de werkkostenregeling die na 2 jaar plaatsvindt.

Kamerstukken II 2009/10, 32 128, nr. 45

Evaluatie voorzien voor eind 2012

2.

2010–2011

Van Vliet en Neppérus verzoeken de regering om binnen een jaar na inwerkingtreding van de Wet uniformering loonbegrip de inkomenseffecten van deze flankerende maatregelen voor werknemers te meten alsook de bereikte vereenvoudiging te evalueren de Kamer hierover te informeren.

Kamerstukken II 2010/11, 32 131, nr. 18

Aangenomen 12 april 2011

Evaluatie voorzien voor 2014

3.

2010–2011

Neppérus en van Vliet verzoeken de regering om na de inwerkingtreding van de Wet uniformering loonbegrip de effecten ten aanzien van de ontwikkeling van de loonkosten voor bedrijven via onder meer loonstrookjes te meten en om de Kamer via een evaluatie hierover te informeren een jaar na inwerkingtreding van de wet.

Kamerstukken II 2010/11, 32 131, nr. 23

Aangenomen 12 april 2011

Evaluatie voorzien voor 2014

4.

2010–2011

Omtzigt en Harbers verzoeken de regering alleen nog TIEA’s te sluiten die een bepaling bevatten op basis waarvan automatische gegevensuitwisseling mogelijk is, en de Kamer te informeren over welke TIEA’s daadwerkelijk tot gegevensuitwisseling hebben geleid. Verzoeken tevens over twee jaar een lijst aan de Kamer te doen toekomen met TIEA’s en verdragen die niet tot gegevensuitwisseling hebben geleid en aan te geven of zij bereid is die verdragen en TIEA’s op te zeggen.

Kamerstukken II 2010/11, 25 087, nr. 26

Aangenomen 30 juni 2011

Rapportage voorzien voor 2013

5.

2011–2012

Recourt en van Raak verzoeken de regering zo snel mogelijk inzicht te geven in de concrete criteria die worden gehanteerd bij het vrijstellen van belasting van vermogen van leden van het Koninklijk Huis.

Kamerstukken II 2011/12, 33 000 III, nr. 7

Aangenomen 13 oktober 2011

In voorbereiding

6.

2011–2012

Omtzigt en Groot verzoeken de regering het mogelijk te maken om de huurtoeslag rechtstreeks over te maken naar de woningbouwcorporaties

Kamerstukken II 2011/12, 33 003, nr. 49

Aangenomen 22 december 2011

Het overleg met de sector is gaande om na te gaan of oplossingen voor de incassoproblematiek mogelijk zijn zonder inbreuk op het ene bankrekeningnummer te maken.

7.

2011–2012

Omtzigt en Van Vliet verzoeken de regering met een voorstel te komen voor een Anbi-register, waarin de volgende zaken openbaar gemaakt worden en gratis toegankelijk zijn:naam, adres en contactgegevens van de anbi; bestuurssamenstelling; verkort jaarverslag, beloningen van bestuurders en van medewerkers die de dg-norm overschrijden.

Kamerstukken II 2011/12, 33 003, nr. 52

Aangenomen 17 november 2011

Planning afronding 4e kwartaal 2012.

De Kamer is tussentijds geïnformeerd over de laatste stand van zaken bij brief van 4 juli 2012. Kamerstukken II 2011/12, 33 003, nr. 84.Overleg is gaande met de Samenwerkende Brancheorganisaties Filantropie (SBF).

8.

2011–2012

Groot en Omtzigt verzoeken de regering in een nota aan de TK vóór 1 april 2012 haar visie te geven op de maatschappelijke rol van woningcorporaties en de daarbij passende fiscale behandeling.

Kamerstukken II 2011/12, 33 003, nr. 56

Aangenomen 17 november 2011

In voorbereiding

9.

2011–2012

Braakhuis verzoekt de regering bij de winstbox afschaffing van het urencriterium te betrekken.

Kamerstukken II 2011/12,

33 003, nr. 79

Aangenomen 17 november 2011

In voorbereiding

10.

2911–2012

Van Bemmel en Van Vliet verzoeken de regering de Belastingdienst de gegevens betreffende schadevoertuigen, waar de genoemde «tegenbewijsregeling» op van toepassing is, ter beschikking te laten stellen aan de verzekeraars.

Kamerstukken II 2011/12, 29 398, nr. 306

Aangenomen 29 november

In voorbereiding

11.

2011–2012

Van Gent c.s. verzoekt de regering bij het onderzoek naar het afschaffen van het urencriterium ook de aanvraag van kinderopvangtoeslag te betrekken.

Kamerstukken II 2011/12, 31 322, nr. 149

Aangenomen 13 december 2011

In voorbereiding

12.

2011–2012

Van Vliet verzoekt de regering na twee jaar te evalueren of het gelukt is dat de Nederlandse ondernemers een aantoonbare administratieve lastenvermindering krijgen en de Kamer hierover te informeren.

Kamerstukken II 2011/12, 32 877, nr. 8

Aangenomen 16 februari 2012

Planning afronding niet eerder voorzien dan in 2015. De wet treedt per 1 januari 2013 in werking.

13.

2011–2012

Bosman c.s. verzoekt de regering in overleg met de verschillende landen te onderzoeken hoe de belemmeringen voor personen en goederen binnen het Caraïbisch deel van het Koninkrijk kunnen worden opgeheven, waaronder het voorkomen van dubbele invoerheffingen bij de doorvoer van goederen.

Kamerstukken II 2011/12, 33 000 IV, nr. 62

Aangenomen 6 maart 2012

Voortouw voor dit Koninkrijksoverleg ligt bij het Ministerie van V&J, in verband met de nadruk op personenvervoer.

14.

2011–2012

Van Vliet c.s. verzoekt de regering, in het verlengde van eerdere aangenomen moties, de sluiting van de kantoren in Venlo en Emmen te heroverwegen en eerst te kijken naar mogelijke maatregelen buiten de regio’s.

Kamerstukken II 2011/12, 31 066, nr. 124

Aangenomen 22 maart 2012

In voorbereiding

15.

2011–2012

Neppérus c.s. verzoekt de regering, om daar waar mogelijk zo spoedig als het kan te komen tot een juiste verdeling van heffingsrechten ter voorkoming van dubbele bankenbelasting en de Tweede Kamer vóór 1 oktober 2012 over de voortgang te rapporteren.

Kamerstukken II 2011/12, 33 121, nr. 21

Aangenomen 22 mei 2012

In voorbereiding

16.

2011–2012

Groot verzoekt de regering, het onderzoek naar de invoering van een forfaitaire aftrek over het eigen vermogen langs de lijnen van de belastingcommissie Continuïteit en Vernieuwing niet stop te zetten, maar integendeel energiek voort te zetten en de Kamer op de hoogte te houden van de vorderingen van dit onderzoek.

Kamerstukken II 2011/12, 33 287, nr. 15

Aangenomen 21 juni 2012

In voorbereiding

17.

2011–2012

Van Vliet en Bashir verzoeken de regering de totale derving aan vennootschapsbelasting per jaar door het Bosalgat voor het zomerreces aan de Kamer te rapporteren.

Kamerstukken II 2011/12, 33 287, nr. 16

Aangenomen 21 juni 2012

In voorbereiding

18.

2011–2012

Van Vliet verzoekt de regering tot een nadere afbakening te komen van de doelgroepen voor wie horizontaal toezicht inderdaad een geschikt model is voor invulling van de relatie tussen Belastingdienst en belastingplichtige en de Kamer hierover vóór 1 oktober 2012 te informeren.

Kamerstukken II 2011/12, 31 066, nr. 136

Aangenomen 5 juli 2012

Planning is om vóór 1 oktober 2012 het actieplan intensivering toezicht en invordering naar de TK te sturen.

19.

2011–2012

Omtzigt c.s. verzoekt de regering vóór 1 oktober met een plan te komen om de tax gap te halveren, dan wel zo mogelijk nog verder te verkleinen, door met gerichte acties zowel op het gebied van handhaving als invordering de belastingopbrengst te vergroten. Verzoekt de regering tevens, hierbij in kaart te brengen met welke gerichte investeringen de belastingopbrengst met een veelvoud vergroot kan worden.

Kamerstukken II 2011/12, 31 066, nr. 144

Aangenomen 5 juli 2012

Planning is om vóór 1 oktober 2012 het actieplan intensivering toezicht en invordering naar de TK te sturen.

20.

2011–2012

Groot en Braakhuis verzoeken de regering in het plan van aanpak van de regering een concrete en uitdagende doelstelling te formuleren voor de hoeveelheid extra verticale belastingcontroles die de komende jaren moet worden uitgevoerd en de hoeveelheid werknemers die hiertoe bij de Belastingdienst wordt vrijgemaakt.

Kamerstukken II 2011/12, 31 066, nr. 141

Aangenomen 5 juli 2012

Planning is om vóór 1 oktober 2012 het actieplan intensivering toezicht en invordering naar de TK te sturen.

21.

2011–2012

Groot en Braakhuis verzoeken de regering nieuw onderzoek te doen naar de omvang en samenstelling van het nalevingstekort en in de rapportage hierover aan de Kamer niet enkel de percentages te vermelden, maar ook de nominale bedragen aan misgelopen belastinginkomsten.

Kamerstukken II 2011/12, 31 066, nr. 145

Aangenomen 5 juli 2012

Planning is om vóór 1 oktober 2012 het actieplan intensivering toezicht en invordering naar de TK te sturen.

22.

2011–2012

Peters verzoekt de regering, zich in Europa sterk te maken voor een EU-breed laag btw-tarief voor digitale nieuwsproducten en boeken.

Kamerstukken II 2011/12, 32 827, nr. 36

Aangenomen 5 juli 2012

In voorbereiding. Voortouw ligt bij Ministerie van OCW.

23.

2011–2012

Sent c.s. verzoekt het kabinet de Kamer tijdig, in elk geval uiterlijk 1 juni 2013 te informeren over de kredietverleningsituatie in Nederland middels een rapport van De Nederlandsche Bank en, indien noodzakelijk een voorstel te doen voor onmiddellijk te effectueren ingrepen in de situatie.

Kamerstukken II 2011/12, 33 121, I

Aangenomen 10 juli 2012

Vóór 1 juni 2013

Door bewindslieden gedane toezeggingen

Onderdeel B.1 Toezeggingen waarvan de uitvoering is afgerond

 

Vergaderjaar

Omschrijving van de toezegging

Vindplaats

Stand van zaken/Planning

1.

2006–2007

Toegezegd om drie jaar na de inwerkingtreding van het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op de kansspelbelasting in verband met kansspelen via internet, bij de te houden evaluatie ook in te gaan op de handhaving en om het regime voor fysieke kansspelautomaten hierin te betrekken.

Staatssecretaris tijdens de behandeling van het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op de kansspelbelasting in verband met kansspelen via internet op 20 juni 2007.

Handelingen II 2006/07, TK nr. 83, blz. 4553

Afgerond/achterhaald. Het verzoek en de toezegging zijn aan de orde gesteld bij de behandeling van het wetsvoorstel waarbij internetkansspelen in de kansspelbelasting zijn betrokken. Dit ging vooraf aan de herziening van de kansspelbelasting in verband met de kansspelautomaten. Door de latere wetswijziging is deze toezegging dus vervallen.

2.

2007–2008

Toegezegd de zogenaamde ondernemingsvariant nader te onderzoeken en in het najaar een rapportage hierover naar de Kamer te sturen en om de ovb en btw-aspecten hierin mee te nemen.

Staatssecretaris tijdens het AO van 20 mei 2008 over belastingplicht overheidsbedrijven. Kamerstukken II 2007/08, 31 213, nr. 3, blz. 6

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 11 mei 2012. Kamerstukken II 2011/12, 31 213, nr. 7

3.

2008–2009

Toegezegd dat het effect van de doorwerkbonus, in het bijzonder op arbeidsparticipatie van ouderen, zal worden gemonitord en dat aan de Kamer daarover zal worden gerapporteerd.

Staatssecretaris tijdens de behandeling van het Belastingplan 2009 in de Eerste Kamer op 16 december 2008. Handelingen I 2008/09, EK nr. 15, blz. 763

De toezegging is niet meer opportuun in verband met het afschaffen van de doorwerkbonus per 1-1-2013. Zie voor de toelichting de brief van de staatssecretaris van Financiën van september 2012 die op Prinsjesdag bij het pakket Belastingplan aan de Kamer is aangeboden. Kamerstukken nog niet beschikbaar.

4.

2008–2009

Toegezegd om met een voorstel te komen voor de vennootschapsbelasting waarin de Kamer wordt geïnformeerd over de wens om te komen tot een evenwichtige belastingheffing en een goed vestigingsklimaat.

Staatssecretaris tijdens het AO Ecofin van 23 april 2009. Kamerstukken II 2008/09, 21 501-07, nr. 658, blz. 12

Afgerond. Is opgenomen in de Wet van 12 juli 2012. Wet uitwerking fiscale maatregelen Begrotingsakkoord 2013. Stb.17 juli 2012, nr. 321

5.

2008–2009

Toegezegd de Kamer jaarlijks te informeren over de resultaten die de Staatssecretaris heeft bereikt op het gebied van informatieuitwisselings-verdragen.

Staatssecretaris tijdens de AO Ecofin van 2 juli 2009. Kamerstukken II 2008/09, 21 501-07, nr. 669, blz. 28

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 16 mei 2012 waarbij het Beheersverslag Belastingdienst 2011 wordt aangeboden. Kamerstukken II 2011/12, 33 000 IXB, nr. 24

6.

2009–2010

Toegezegd na te denken over aanpassingen in de dividendbelasting naar aanleiding van een suggestie van de heer De Néree van een unilaterale afschaffing van de dividendbelasting in deelnemingsverhoudingen.

Staatssecretaris tijdens het AO Winstbelasting multinationals op 14 januari 2010. Kamerstukken II 2009/10, 31 369, nr. 10, blz. 26

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 9 september 2011. Kamerstukken II 2010/11, 32 500 IXB, nr. 25

7.

2009–2010

Toegezegd het Vpb-wetsvoorstel ruim vóór het zomerreces bij de Tweede Kamer in te dienen.

Staatssecretaris tijdens het AO Winstbelasting multinationals op 14 januari 2010. Kamerstukken II 2009/10, 31 369, nr. 10, blz. 38

Afgerond bij. Is opgenomen in de Wet van 12 juli 2012. Wet uitwerking fiscale maatregelen Begrotingsakkoord 2013. Stb.17 juli 2012, nr. 321

8.

2010–2011

Toegezegd om de effecten van de tijdelijke fiscale maatregelen ter stimulering van de woningmarkt mee te nemen in de evaluatie van de andere maatregelen die in het kader van de crisisbestrijding zijn genomen.

Staatssecretaris tijdens de behandeling van het Belastingplan 2011 op het Wetgevingsoverleg van 8 november 2010. Kamerstukken II 2010/11, 32 504, nr.32, blz. 41

Afgerond bij brief van de Minister van Financiën van 16 september 2011. Kamerstukken II 2010/11, 33 000, nr. 32

9.

2010–2011

Toegezegd onderzoek te doen naar de mogelijkheden om een meldingsplicht voor constructies in te voeren, in overleg met de Becon-organisaties.

Staatssecretaris tijdens de behandeling van het Belastingplan 2011 op het Wetgevingsoverleg van 8 november 2010. Kamerstukken II 2010/11, 32 504, nr.32, blz. 73 én tijdens het verzamel AO van 6 april 2011 over diverse fiscale onderwerpen. Kamerstukken II 2010/11, 32 504, nr. 66

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 23 december 2011 waarbij de 9e halfjaarsrapportage Belastingdienst is aangeboden. Kamerstukken II 2011/12, 31 066, nr 116.

10.

2010–2011

Toegezegd om na te gaan wat de uitspraak van de Hoge Raad inzake de onverbindendheid van de Fierensmarge (WOZ-waardering) betekent en of dit tot nieuwe wetgeving zal leiden. Vóór eventuele nieuwe wetgeving zal de Kamer hiervan op de hoogte worden gesteld.

Staatssecretaris tijdens het wetgevingsoverleg op 15 november 2010 over het binnenlands bestuur en het gemeente- en provinciefonds 2011. Kamerstukken II 2010/11, 32 500 VII, nr. 20, blz. 29

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 9 september 2011. Kamerstukken II 2010/11, 32 500 IXB, nr. 25

11.

2010–2011

Toegezegd om per brief terug te komen op de stand van zaken met betrekking tot de discussie over energiebelastingen van buurthuizen (SBBI’s).

Staatssecretaris tijdens de plenaire behandeling van het Belastingplan 2011 op 17 november 2010. Handelingen II 2010/11, nr. 23, blz. 64

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 9 september 2011. Kamerstukken II 2010/11, 32 500 IXB, nr. 25

12.

2010–2011

Toegezegd om aan het eind van 2011 een tussenevaluatie te houden van de werkkostenregeling.

Staatssecretaris tijdens de plenaire behandeling van het Belastingplan 2011 op 17 november 2010. Handelingen II 2010/11, nr. 23, blz. 71

Afgerond bij brief van 24 oktober 2011, Kamerstukken II 2011/12, 32 504, nr. 70.

13.

2010–2011

Toegezegd bereid te zijn te onderzoeken of verdere vereenvoudiging van de werkkostenregeling mogelijk is.

Staatssecretaris tijdens de plenaire behandeling van het Belastingplan 2011 op 17 november 2010. Handelingen II 2010/11, nr. 23, blz. 71

Afgerond bij brief van 24 oktober 2011, Kamerstukken II 2011/12, 32 504, nr. 70.

14.

2010–2011

Toegezegd bereid te zijn om in kaart te brengen, bijvoorbeeld in de Voorjaarsnota, hoe het internationale speelveld rondom energiebelastingen in de hoogste schijf in elkaar zit.

Staatssecretaris tijdens de plenaire behandeling van het Belastingplan 2011 op 17 november 2010. Handelingen II 2010/11, nr. 23, blz. 90

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 6 september 2011. Kamerstukken II 2010/11, 32 740, nr. 8

15.

2010–2011

Toegezegd dat de effecten van de btw-verhoging op podiumkunsten zullen worden gemonitord, in het bijzonder het mogelijke effect op het theaterbezoek.

Minister-president tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen in de Eerste Kamer op 7 december 2010. Handelingen I 2010/11, nr. 10, blz. 74

De toezegging is achterhaald ivm het weer onderbrengen van de podiumkunsten in het verlaagde btw-tarief. Zie de brief van de staatssecretaris van Financiën van september 2012 die op Prinsjesdag bij het pakket Belastingplan aan de Kamer is aangeboden. Kamerstukken nog niet beschikbaar.

16.

2010–2011

Toegezegd de adviezen van de OESO m.b.t. de mirrlees review te betrekken bij het opstellen van de fiscale agenda 2011–2015 en te bezien of deze toepasbaar zijn binnen de Nederlandse context.

Staatssecretaris tijdens de plenaire behandeling van het Belastingplan 2011 op 21 december 2010 in de EK. Handelingen I 2010/11, EK nr. 13, blz. 3

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 9 september 2011. Kamerstukken I 2010/11, 32 500 IXB, F

17.

2010–2011

Toegezegd de komende jaren te bekijken of er niet een beter alternatief is voor de afbouw van de heffingskortingen voor maatschappelijke beleggingen, die door de sector worden aangedragen.

Staatssecretaris tijdens de plenaire behandeling van het Belastingplan 2011 op 21 december 2010 in de EK. Handelingen I 2010/11, EK nr. 13, blz. 14

Afgerond. Het alternatief is gevonden in de Wet van 12 juli 2012. Wet uitwerking fiscale maatregelen Begrotingsakkoord 2013. Stb.17 juli 2012, nr. 321

18.

2010–2011

Toegezegd om een nota uit te brengen over thema’s belastingplicht overheidsbedrijven en Woco’s en tot die tijd de gevolgen van het beleidsbesluit te bevriezen en de vrijstelling voor zorg-woco’s nog een jaar te handhaven.

Staatssecretaris tijdens de plenaire behandeling van het Belastingplan 2011 op 21 december 2010 in de EK. Handelingen I 2010/11, EK nr. 13, blz. 18

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 11 mei 2012. Kamerstukken II 2011/12, 31 213, nr. 7

19.

2010–2011

Toegezegd dat op het moment dat er een wetsvoorstel voor een bankenbelasting naar de Kamer komt, hierbij ook een analyse zal worden gegeven waarom de Minister denkt dat voldaan is aan de voorwaarden en hoe de invloed van een bankenbelasting wordt ingeschat.

Minister tijdens het AO depositogarantiestelsel, resolutiefondsen en bankenbelasting op 16 maart 2010. Kamerstukken II 2010/11, 21 501–07, nr. 791, blz. 17

Afgerond bij de indiening van het wetsvoorstel bankenbelasting. Kamerstukken II 2011/12, 33 121, nr. 2

20.

2010–2011

Toegezegd in augustus een brief te sturen over de stand van zaken met betrekking tot de btw-constructies.

Staatssecretaris tijdens het verzamel-AO van 6 april 2011 over diverse fiscale onderwerpen. Kamerstukken II 2010/11, 32 504, nr.66, blz. 15

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 23 december 2011 waarbij de 9e halfjaarsrapportage Belastingdienst is aangeboden. Kamerstukken II 2011/12, 31 066, nr 116. (blz. 12–14)

21.

2010–2011

Toegezegd bij het komende Belastingplan in te gaan op de mogelijkheden om de werkkostenregeling uit te breiden. Welke huidige specifieke vrijstellingen zouden daar alsnog in onder kunnen worden gebracht.

Staatssecretaris tijdens het verzamel-AO van 6 april 2011 over diverse fiscale onderwerpen. Kamerstukken II 2010/11, 32 504, nr.66, blz. 19

Afgerond bij brief van 24 oktober 2011, Kamerstukken II 2011/12, 32 504, nr. 70.

22.

2010–2011

Toegezegd om in te gaan op een door de heer Omtzigt aan te leveren specifieke casus over partnerbegrip. In de brief zal dan ook worden ingegaan op wat het registreren van een samenlevingscontract kost.

Staatssecretaris tijdens het verzamel-AO van 6 april 2011 over diverse fiscale onderwerpen. Kamerstukken II 2010/11, 32 504, nr.66, blz. 23

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 9 september 2011. Kamerstukken II 2010/11, 32 500 IXB, nr. 25

23.

2010–2011

Toegezegd om in de halfjaarlijkse rapportages van de Belastingdienst in te gaan op de voortgang van het nieuwe toeslagensysteem NTS en de realisatie van de correctiefaciliteit in het licht van de implementatie van het voorliggende wetsvoorstel.

Staatssecretaris tijdens de plenaire behandeling in de TK van het wetsvoorstel uniformering loonbegrip (32 131) op 7 april 2011. Handelingen II 2010/11, nr. 71, blz. 68

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van 20 juni 2012. Kamerstukken II 2011/12, 32 131, nr. 25

24.

2010–2011

Toegezegd om in april 2012 een tussenstand naar de Kamer te sturen op basis van de CEP-cijfers met betrekking tot koopkrachteffecten en lasten als gevolg van het voorliggende wetsvoorstel.

Staatssecretaris tijdens de plenaire behandeling in de TK van het wetsvoorstel uniformering loonbegrip (32 131) op 7 april 2011. Handelingen II 2010/11, nr. 71, blz. 69

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 20 juni 2012. Kamerstukken II 2011/12, 32 131, nr. 25

25.

2010–2011

Toegezegd om in de tussenstand die in april 2012 naar de Kamer komt te rapporteren of alles volgens plan verloopt (bijvoorbeeld met de software en andere zaken).

Staatssecretaris tijdens de plenaire behandeling in de TK van het wetsvoorstel uniformering loonbegrip (32 131) op 7 april 2011. Handelingen II 2010/11, nr. 71, blz. 70

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 20 juni 2012. Kamerstukken II 2011/12, 32 131, nr. 25

26.

2010–2011

Toegezegd om te kijken naar de mogelijkheden van verdere vereenvoudiging van de loonaangifte bij de loonsomheffing op het punt van de omvang van de gegevensset (voormalige PANA-bericht).

Staatssecretaris tijdens de plenaire behandeling in de TK van het wetsvoorstel uniformering loonbegrip (32 131) op 7 april 2011. Handelingen II 2010/11, nr. 71, blz. 70

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 24 januari 2012 waarbij de verkenning loonsomheffing is aangeboden. Kamerstukken II 2011/12, 32 740, nr. 9

27.

2010–2011

Toegezegd in overleg te treden met pensioenkoepels, verzekeraars en de sociale partners en te verkennen of zij het uniforme loonbegrip kunnen hanteren als grondslag voor pensioengevend loon en het Witteveenkader.

Staatssecretaris tijdens de plenaire behandeling in de TK van het wetsvoorstel uniformering loonbegrip (32 131) op 7 april 2011. Handelingen II 2010/11, nr. 71, blz. 70

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 8 maart 2012. Kamerstukken II 2011/12, 33 000 IXB, nr. 12

28.

2010–2011

Toegezegd te bezien wat mogelijk is om de door de werkgever verschuldigde premies werknemersverzekeringen en bijdrage IAB ten behoeve van de werknemer, voor de werknemer zichtbaar te maken op de jaaropgaaf en de Kamer hierover te informeren.

Staatssecretaris tijdens de plenaire behandeling in de TK van het wetsvoorstel uniformering loonbegrip (32 131) op 7 april 2011. Handelingen II 2010/11, nr. 71, blz. 72

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 20 juni 2012. Kamerstukken II 2011/12, 32 131, nr. 25

29.

2010–2011

Toegezegd om binnen een jaar in één van de volgende rapportages, terug te komen op de gevolgen van het wetsvoorstel uniform loonbegrip op alimentatiebedragen.

Staatssecretaris tijdens de plenaire behandeling in de TK van het wetsvoorstel uniformering loonbegrip (32 131) op 7 april 2011. Handelingen II 2010/11, nr. 71, blz. 80

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 9 september 2011. Kamerstukken II 2010/11, 32 500 IXB, nr. 25

30.

2010–2011

Toegezegd voorafgaande aan de invoering van de wet en samen met het CPB bij de actualisering van de lastenplaatjes en budgettaire plaatjes de loonkosteneffecten in kaart zal brengen op basis van de nieuwe gegevens.

Staatssecretaris tijdens de plenaire behandeling in de EK van het wetsvoorstel uniformering loonbegrip (32 131) op 24 mei 2011. Handelingen I 2010/11, nr. 28, blz. 57

Afgerond bij brief van de staatssecretaris van Financiën van september 2012 die op Prinsjesdag bij het pakket Belastingplan aan de Kamer is aangeboden.

31.

2010–2011

Toegezegd bij het Belastingplan 2013 een aparte paragraaf te wijden aan de gevolgen van het wetsvoorstel uniformering loonbegrip.

Staatssecretaris tijdens de plenaire behandeling in de EK van het wetsvoorstel uniformering loonbegrip (32 131) op 24 mei 2011. Handelingen I 2010/11, nr. 28, blz. 58

Afgerond bij brief van de staatssecretaris van Financiën van september 2012 die op Prinsjesdag bij het pakket Belastingplan aan de Kamer is aangeboden.

32.

2010–2011

Toegezegd bereid te zijn te kijken naar eventuele onvoorziene gevolgen van het wetsvoorstel Uniformering loonbegrip voor individuele belastingplichtigen en/of groepen belastingplichtigen.

Staatssecretaris tijdens de plenaire behandeling in de EK van het wetsvoorstel uniformering loonbegrip (32 131) op 24 mei 2011. Handelingen I 2010/11, nr. 28, blz. 58

Afgerond bij brief van de staatssecretaris van Financiën van september 2012 die op Prinsjesdag bij het pakket Belastingplan aan de Kamer is aangeboden.

33.

2010–2011

Toegezegd in de voorbereiding van Prinsjesdag 2012 een finale afweging te maken met betrekking tot het corporate beeld 2013. Hierin zal het wetsvoorstel ULB, inclusief alle aanvullende maatregelen, verwerkt zijn.

Staatssecretaris tijdens de plenaire behandeling in de EK van het wetsvoorstel uniformering loonbegrip (32 131) op 24 mei 2011. Handelingen I 2010/11, nr. 28, blz. 59

Afgerond bij brief van de staatssecretaris van Financiën van september 2012 die op Prinsjesdag bij het pakket Belastingplan aan de Kamer is aangeboden.

34.

2010–2011

Toegezegd in het najaar met een verder uitwerking van de loonsomheffing te komen. Hierin zal de dissertatie van dr. Werger nader worden bestuurd. Tevens wordt de verantwoordelijkheidsverdeling van de sociale partners afzonderlijk geadresseerd.

Staatssecretaris tijdens de plenaire behandeling in de EK van het wetsvoorstel uniformering loonbegrip (32 131) op 24 mei 2011. Handelingen I 2010/11, nr. 28, blz. 59

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 8 maart 2012. Kamerstukken I 2011/12, 33 003, P

35.

2010–2011

Toegezegd t.z.t. bij de verdere uitwerking van de loonsomheffing de verantwoordelijkheidsverdeling van de sociale partners afzonderlijk te adresseren.

Staatssecretaris tijdens de plenaire behandeling in de EK van het wetsvoorstel uniformering loonbegrip (32 131) op 24 mei 2011. Handelingen I 2010/11, nr. 28, blz. 62

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 24 januari 2012 waarbij de verkenning loonsomheffing is aangeboden. Kamerstukken II 2011/12, 32 740, nr. 9

36.

2010–2011

Toegezegd om als er zinnige zaken te melden zijn met betrekking tot de problemen met de ontwikkelingen rond het teruggaafsysteem, de Kamer via een reguliere rapportage zal worden ingelicht.

Staatssecretaris tijdens het AO «Groenboek, de toekomst van de btw» op 25 mei 2011. Kamerstukken II 2010/11, 22 112, nr. 1186, blz. 9

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van 6 juni 2012 waarbij de 10e halfjaarrapportage wordt aangeboden. Kamerstukken II 2011/12, 31 066, nr. 131

37.

2010–2011

Toegezegd om het verzoek om informatie voor ondernemers centraal inzichtelijk te maken, in Brussel op tafel te leggen de Kamer hier te zijner tijd over te informeren.

Staatssecretaris tijdens het AO «Groenboek, de toekomst van de btw» op 25 mei 2011. Kamerstukken II 2010/11, 22 112, nr. 1186, blz. 9

Afgerond, Op 6 december jl is de mededeling van de Commissie over de toekomst van de BTW verschenen. Hierin kondigt de Cie aan dat zij met hulp van de lidstaten een EU-portaal voor ondernemers gaat inrichten met informatie over de EU-btw-verplichtingen. Hierover is een BNC- fiche aan TK gestuurd op 13 januari 2012.

38.

2010–2011

Toegezegd bereid te zijn om te kijken of in Europa voor een aantal energiebelastingen de minimumtarieven zouden kunnen worden opgevoerd om daarmee in Nederland wat meer ruimte te krijgen voor verdere vergroening.

Staatssecretaris tijdens het AO «Groenboek, de toekomst van de btw» op 25 mei 2011. Kamerstukken II 2010/11, 22 112, nr. 1186, blz. 13

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 6 september 2011. Kamerstukken II 2010/11, 32 740, nr. 8

39.

2010–2011

Toegezegd als de Kamer daar behoefte aan heeft om een technische briefing te verzorgen over de acties op het gebied van fraudebestrijding in de afgelopen paar jaar en wat er nog staat te gebeuren. Dit kan op verzoek van de Kamer ook in een brief verwoord worden.

Staatssecretaris tijdens het AO «Groenboek, de toekomst van de btw» op 25 mei 2011. Kamerstukken II 2010/11, 22 112, nr. 1186, blz. 14

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 23 december 2011 waarbij de 9e halfjaarsrapportage Belastingdienst is aangeboden. Kamerstukken II 2011/12, 31 066, nr 116. (blz. 14–19)

40.

2010–2011

Toegezegd om nader te rapporteren in het jaarlijkse beheersverslag van de Belastingdienst over de uitgewisselde informatie onder TIEA’s.

Staatssecretaris tijdens het AO Fiscaal Verdragsbeleid op 8 juni 2011. Kamerstukken II 2010/11, 25 087, nr. 25, blz. 27

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 16 mei 2012 waarbij het Beheersverslag Belastingdienst 2011 wordt aangeboden. Kamerstukken II 2011/12, 33 000 IXB, nr. 24

41.

2010–2011

Toegezegd een brief te sturen in antwoord op de aanvullende vragen over de dwangsomregeling in relatie tot toeslagen.

Staatssecretaris tijdens het verzamel AO Belastingdienst op 15 juni 2011. Kamerstukken II 2010/11, 31 066, nr. 109, blz. 15

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 9 september 2011. Kamerstukken II 2010/11, 32 500 IXB, nr. 25

42.

2010–2011

Toegezegd in de eerstvolgende halfjaarsrapportage de stand weer te geven van de bestrijding van ontwijkconstructies bij schenk- en erfbelasting.

Staatssecretaris tijdens het verzamel AO Belastingdienst op 15 juni 2011. Kamerstukken II 2010/11, 31 066, nr. 109, blz. 15

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 23 december 2011 waarbij de 9e halfjaarsrapportage Belastingdienst is aangeboden. Kamerstukken II 2011/12, 31 066, nr 116. (blz. 11–12 ad 4)

43.

2010–2011

Toegezegd in de eerstvolgende halfjaarsrapportage de stand van zaken weer te geven van de pilot doorverbinden BelastingTelefoon.

Staatssecretaris tijdens het verzamel AO Belastingdienst op 15 juni 2011. Kamerstukken II 2010/11, 31 066, nr. 109, blz. 16

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 23 december 2011 waarbij de 9e halfjaarsrapportage Belastingdienst is aangeboden. Kamerstukken II 2011/12, 31 066, nr 116. (blz. 5)

44.

2010–2011

Toegezegd schriftelijk te reageren op het artikel in het FD van 9 juni 2011 «Stop retoriek over zwartgeldboetes».

Staatssecretaris tijdens het verzamel AO Belastingdienst op 15 juni 2011. Kamerstukken II 2010/11, 31 066, nr. 109, blz. 18

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 9 september 2011. Kamerstukken II 2010/11, 32 500 IXB, nr. 25

45.

2010–2011

Toegezegd in de eerstvolgende halfjaarsrapportage in te gaan op het percentage afgedane beroepschriften waarbij de belastingplichtige in het gelijk werd gesteld, dit in relatie tot zowel de wijze van afhandeling van bezwaarschriften als de hogere griffierechten.

Staatssecretaris tijdens het verzamel AO Belastingdienst op 15 juni 2011. Kamerstukken II 2010/11, 31 066, nr. 109, blz. 21

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 23 december 2011 waarbij de 9e halfjaarsrapportage Belastingdienst is aangeboden. Kamerstukken II 2011/12, 31 066, nr 116. (blz. 26–27)

46.

2010–2011

Toegezegd een door het lid Bashir aangedragen casus over btw-toepassing in geval van een individuele ondernemer in ontvangst te nemen.

Staatssecretaris tijdens het verzamel AO Belastingdienst op 15 juni 2011. Kamerstukken II 2010/11, 31 066, nr. 109, blz. 21

Afgerond. De Staatssecretaris heeft tijdens het AO Belastingdienst op 15 juni 2011 de casus in ontvangst genomen.

47.

2010–2011

Toegezegd om in de toelichting op het Belastingplan 2012 vast te leggen wat de voorwaarden en termijnen zijn voor de leasepersonenvoertuigen om mee te doen aan de proef black box.

Staatssecretaris tijdens het AO Autobrief en Fiscale Agenda op 30 juni 2011. Kamerstukken II 2010/11, 32 800, nr. 21, blz. 19

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 8 maart 2012. Kamerstukken II 2011/12, 33 000 IXB, nr. 12

48.

2010–2011

Toegezegd om ontwikkelingen 0% vrijstelling de komende jaren bij de cyclus van het Belastingplan te communiceren.

Staatssecretaris tijdens het AO Autobrief en Fiscale Agenda op 30 juni 2011. Kamerstukken II 2010/11, 32 800, nr. 21, blz. 23

Afgerond. Zal worden meegenomen in de jaarlijkse Belastingplancyclus. Zie brief van de staatssecretaris van Financiën van september 2012 die op Prinsjesdag met het pakket Belastingplan is aangeboden.

49.

2010–2011

Toegezegd overleg te voeren met de groen gas sector over verhouding BPM-MRB-bijtelling en accijnzen.

Staatssecretaris tijdens het AO Autobrief en Fiscale Agenda op 30 juni 2011. Kamerstukken II 2010/11, 32 800, nr. 21, blz. 28

Afgerond tijdens parlementaire behandeling Wet uitwerking autobrief.

50.

2010–2011

Toegezegd een brief te sturen met betrekking tot een bezoek aan Curacao dat afgelopen zomer 2011 is afgelegd + een uitnodiging voor een nader gesprek. Binnen twee maanden zal hierover aan de Kamer teruggekoppeld worden.

Staatssecretaris tijdens het AO Belasting- en premiewetgeving BES op 14 september 2011. Kamerstukken II 2011/12, 32 893, nr. 2

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 30 januari 2012. Kamerstukken II 2011/12, 31 568, nr. 93

51.

2010–2011

Toegezegd vóór de behandeling van het Belastingplan 2012 een brief te sturen over de stand van zaken met betrekking tot de douane-entrepots.

Staatssecretaris tijdens het AO Belasting- en premiewetgeving BES op 14 september 2011. Kamerstukken II 2011/12, 32 893, nr. 2

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 30 januari 2012. Kamerstukken II 2011/12, 31 568, nr. 93

52.

2010–2011

Toegezegd de Kamer te informeren over een onderzoek naar een alternatief voor de voorlopige teruggaaf op Curacao.

Staatssecretaris tijdens het AO Belasting- en premiewetgeving BES op 14 september 2011. Kamerstukken II 2011/12, 32 893, nr. 2

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 30 januari 2012. Kamerstukken II 2011/12, 31 568, nr. 93

53.

2011–2012

Toegezegd om bij herziening van het fiscale stelsel ook de problemen mee te nemen voor eenverdieners en mensen met zorgtaken binnen het gezin of daarbuiten met betaald of onbetaald werk.

De Minister-president tijdens de Algemene politieke beschouwingen in de TK op 22 september 2011. Handelingen II 2011/12, TK nr. 3, blz. 2–21

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 9 februari 2012. Kamerstukken II 2011/12, 32 740, nr. 11

54.

2011–2012

Toegezegd een brief te sturen aan de Europese Commissie om aan te geven dat Nederland bereid is de uitspraak van het Hof te implementeren maar dat Nederland wil wachten tot ook andere EU landen (waaronder Duitsland en Frankrijk) de wetgeving gaan aanpassen.

Staatssecretaris tijdens het plenaire debat in de TK op 3 november 2011 over het wetsvoorstel wijziging van de Wet op de omzetbelasting 1968 (aanpassing tarief levende dieren). Handelingen II 2011/12, TK nr. 19, blz. 8–87

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van 11 november 2011 aan de Europese Commissie. Geen Kamerstuk beschikbaar.

55.

2011–2012

Toegezegd de Kamer vóór het kerstreces te informeren over de reactie van de Europese Commissie op de brief van Financiën en in deze brief aan de Kamer in te gaan op de actuele stand van zaken in de andere Europese landen.

Staatssecretaris tijdens het plenaire debat in de TK op 3 november 2011 over het wetsvoorstel wijziging van de Wet op de omzetbelasting 1968 (aanpassing tarief levende dieren). Handelingen II 2011/12, TK nr. 19, blz. 8–87

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 8 maart 2012. Kamerstukken II 2011/12, 33 000 IXB, nr. 12

56.

2011–2012

Toegezegd met de sector in overleg te gaan om pijnpunten te inventariseren, waaronder ook over hoe vaak grensoverschrijdende leveringen aan buitenlandse particulieren voorkomen.

Staatssecretaris tijdens het plenaire debat in de TK op 3 november 2011 over het wetsvoorstel wijziging van de Wet op de omzetbelasting 1968 (aanpassing tarief levende dieren). Handelingen II 2011/12, TK nr. 19, blz. 8–89

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 19 december 2011. Kamerstukken II 2011/12, 30 922, nr. 18

57.

2011–2012

Toegezegd de Kamer een brief te sturen naar aanleiding van de discussie over het groenboek, als de procedure hierover is afgerond.

Staatssecretaris tijdens het plenaire debat in de TK op 3 november 2011 over het wetsvoorstel wijziging van de Wet op de omzetbelasting 1968 (aanpassing tarief levende dieren). Handelingen II 2011/12, TK nr. 19, blz. 8–89

Afgerond, onderwerp is meegenomen in mededeling Commissie toekomst BTW waarvan BNC- fiche ook aan TK is gestuurd op 13 januari 2012.

58.

2011–2012

Toegezegd een Nota van Wijziging te sturen waarin wordt geregeld dat de ingangsdatum van het wetsvoorstel per KB zal plaatsvinden.

Staatssecretaris tijdens het plenaire debat in de TK op 3 november 2011 over het wetsvoorstel wijziging van de Wet op de omzetbelasting 1968 (aanpassing tarief levende dieren). Handelingen II 2011/12, TK nr. 19, blz. 8–91

Afgerond bij de tweede nota van wijziging van 7 november 2011. Kamerstukken II 2011/12, 30 922, nr. 17

59.

2011–2012

Toegezegd om nadat de CPB-analyse m.b.t. de financiële transactietaks binnen is, de Kamer over de uitkomsten te informeren.

Minister tijdens het AO Ecofin op 3 november 2011. Kamerstukken II 2011/12, 21 501-07, nr. 862, blz. 30

Afgerond bij brief van de Minister van Financiën van 20 maart 2012. Kamerstukken II 2011/12, 32 013, nr. 23

60.

2011–2012

Toegezegd om naar aanleiding van vragen over het spreiden van het indienen van wetsvoorstellen, om in juni 2012 een brief aan de Kamer te sturen waarin wordt ingegaan op de wetsvoorstellen die een behoorlijke impact hebben, zodat de Kamer zich hierop kan voorbereiden.

Staatssecretaris tijdens het wetgevingsoverleg Belastingplan op 7 november 2011. Kamerstukken II 2011/12, 30 003, nr. 81, blz. 4

Afgerond met de brief van 4 juli 2012 over de aanpassing van de reiskostenregeling respectievelijk de brief van 25 mei 2012 naar aanleiding van de motie Kuiper. Kamerstukken II 2011/12, 33 280, nr. 4 en 33 287, nr. 23.

Verder wordt opgemerkt dat een aantal belangrijke fiscale maatregelen uiteindelijk reeds is opgenomen in de Wet uitwerking fiscale maatregelen Begrotingsakkoord 2013 die voor het zomerreces door beide Kamers is aanvaard.

61.

2011–2012

Toegezegd de Kamer vóór 1 maart 2012 te informeren over de voortgang van het overleg met België, dat er op gericht is gezamenlijk met België en eventueel andere verdragslanden uit het systeem van het Eurovignet te stappen.

Staatssecretaris tijdens het wetgevingsoverleg Belastingplan op 7 november 2011. Kamerstukken II 2011/12, 30 003, nr. 81, blz. 5

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van 8 maart 2012. Kamerstukken II 2011/12, 33 000 IXB, nr. 12

62.

2011–2012

Toegezegd om de renteaftrekbeperking conform de NOB-variant aan te passen bij Nota van Wijziging.

Staatssecretaris tijdens het wetgevingsoverleg Belastingplan op 7 november 2011. Kamerstukken II 2011/12, 30 003, nr.81, blz. 8

Afgerond bij 3e Nota van Wijziging van Kamerstukken II 2011/12, 30 003, nr 11.

63.

2011–2012

Toegezegd in het kader van het aangekondigde wetsvoorstel mbt het Bosalgat een wat uitgebreider kader te schetsen voor de Kamer waarin ook enkele alternatieve afwegingen worden gemaakt.

Staatssecretaris tijdens het wetgevingsoverleg Belastingplan op 7 november 2011. Kamerstukken II 2011/12, 30 003, nr.81, blz. 14

Afgerond bij. Is opgenomen in de Wet van 12 juli 2012. Wet uitwerking fiscale maatregelen Begrotingsakkoord 2013. Stb.17 juli 2012, nr. 321

64.

2011–2012

Toegezegd vóór de plenaire behandeling nog een brief aan de Kamer te sturen waarin open eindjes aan de orde komen. Daarin zal ook de vraag van de heer Omtzigt worden meegenomen over de doorwerkbonus en het pensioenakkoord.

Staatssecretaris tijdens het wetgevingsoverleg Belastingplan op 7 november 2011. Kamerstukken II 2011/12, 30 003, nr.81, blz. 17

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 11 november 2011. Kamerstukken II 2011/12, 33 003, nr. 29

65.

2011–2012

Toegezegd dat de Belastingdienst in haar communicatie naar burgers extra aandacht zal besteden aan de mogelijkheid om uitstel van betaling te krijgen.

Staatssecretaris tijdens het wetgevingsoverleg Belastingplan op 7 november 2011. Kamerstukken II 2011/12, 30 003, nr.81, blz. 18

De nieuwe regeling rond heffingsrente gaat in per 1 januari 2013. In het najaar 2012 zal worden gestart met communicatie over de nieuwe regeling. Via verschillende kanalen zal actief aandacht worden besteed aan de nieuwe regeling (bijvoorbeeld via de berichtgeving rondom de aangifteproducten).

66.

2011–2012

Toegezegd een brief te sturen waarin mbt de 30%-regeling verschillende alternatieven op een rijtje worden gezet en waarin ook de docenten van internationale scholen worden meegenomen.

Staatssecretaris tijdens het wetgevingsoverleg Belastingplan op 7 november 2011. Kamerstukken II 2011/12, 30 003, nr.81, blz. 23

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 11 november 2011. Kamerstukken II 2011/12, 33 003, nr. 29

67.

2011–2012

Toegezegd vóór de plenaire behandeling in de reeds toegezegde brief, terug te komen op de vraag over de verhoging van de IACK.

Staatssecretaris tijdens het wetgevingsoverleg Belastingplan op 7 november 2011. Kamerstukken II 2011/12, 30 003, nr.81, blz. 32

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 11 november 2011. Kamerstukken II 2011/12, 33 003, nr. 29

68.

2011–2012

Toegezegd als blijkt na berekeningen van het CPB (die in november gereed zijn), dat het vitaliteitspakket moet worden aangepast, dat zal worden meegenomen in het Belastingplan 2013.

Staatssecretaris tijdens het wetgevingsoverleg Belastingplan op 7 november 2011. Kamerstukken II 2011/12, 30 003, nr.81, blz. 33

Afgerond bij brief van de staatssecretaris van Financiën van september 2012 die op Prinsjesdag bij het pakket Belastingplan aan de Kamer is aangeboden.

69.

2011–2012

Toegezegd terug te komen op vragen van de heer Omtzigt over het door de Belastingdienst opgegeven aantal nieuwe spaarloonregelingen die zijn afgesloten en over een antimisbruikbepaling ten aanzien van de fiscale eenheid (overnameholding).

Staatssecretaris tijdens het wetgevingsoverleg Belastingplan op 7 november 2011. Kamerstukken II 2011/12, 30 003, nr.81, blz. 39

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 11 november 2011. Kamerstukken II 2011/12, 33 003, nr. 29

70.

2011–2012

Toegezegd terug te komen op een vraag van mw. Schouten over de WOZ-waarde en een eventuele tegenbewijsregeling en de budgettaire kant en de uitvoeringslasten.

Staatssecretaris tijdens het wetgevingsoverleg Belastingplan op 7 november 2011. Kamerstukken II 2011/12, 30 003, nr.81, blz. 42

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 11 november 2011. Kamerstukken II 2011/12, 33 003, nr. 29

71.

2011–2012

Toegezegd terug te komen op wat binnen de bestaande regeling mogelijk is mbt de bpm voor voedselbanken.

Staatssecretaris tijdens het wetgevingsoverleg Belastingplan op 7 november 2011. Kamerstukken II 2011/12, 30 003, nr.81, blz. 51

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 11 november 2011. Kamerstukken II 2011/12, 33 003, nr. 29

72.

2011–2012

Toegezegd om in een nota van wijziging te regelen dat de definitie van een SBBI in de Algemene wet inzake rijksbelastingen wordt opgenomen.

Staatssecretaris tijdens het wetgevingsoverleg Belastingplan op 7 november 2011. Kamerstukken II 2011/12, 30 003, nr.81, blz. 54

Afgerond in de Nota van wijziging, Kamerstukken II 2011/12, 33 006, nr. 7

73.

2011–2012

Toegezegd de budgettaire consequenties van het openstellen van de periodieke giftenaftrek voor steunstichtingen op een rijtje te zetten.

Staatssecretaris tijdens het wetgevingsoverleg Belastingplan op 7 november 2011. Kamerstukken II 2011/12, 30 003, nr.81, blz. 55

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 11 november 2011. Kamerstukken II 2011/12, 33 003, nr. 29

74.

2011–2012

Toegezegd terug te komen op een door de heer Dijkgraaf aangereikte wetenschappelijke studie over de multiplier in het kader van de geefwet.

Staatssecretaris tijdens het wetgevingsoverleg Belastingplan op 7 november 2011. Kamerstukken II 2011/12, 30 003, nr.81, blz. 58

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 11 november 2011. Kamerstukken II 2011/12, 33 003, nr. 29

75.

2011–2012

Toegezegd om het alternatief van de heer Groot mbt de multiplier te laten berekenen en de Kamer hierover te informeren.

Staatssecretaris tijdens het wetgevingsoverleg Belastingplan op 7 november 2011. Kamerstukken II 2011/12, 30 003, nr.81, blz. 59

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 11 november 2011. Kamerstukken II 2011/12, 33 003, nr. 29

76.

2011–2012

Toegezegd na te gaan of het geplande overleg met SBF naar voren geschoven kan worden zodat de uitkomsten mbt de anti-oppoteis nog vóór de plenaire behandeling met de Kamer kunnen worden gedeeld.

Staatssecretaris tijdens het wetgevingsoverleg Belastingplan op 7 november 2011. Kamerstukken II 2011/12, 30 003, nr.81, blz. 61

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 11 november 2011. Kamerstukken II 2011/12, 33 003, nr. 29

77.

2011–2012

Toegezegd om de suggesties van de leden Groot, Van Vliet en Huizing mbt de dwangsomregeling mee te nemen in een nota van wijziging.

Staatssecretaris tijdens het wetgevingsoverleg Belastingplan op 7 november 2011. Kamerstukken II 2011/12, 30 003, nr.81, blz. 62

Afgerond bij Nota van wijziging Kamerstukken II 2011/12, 33 005, nr. 7

78.

2011–2012

Toegezegd om alle vragen die gesteld zijn over de dwangsomregeling schriftelijk te beantwoorden.

Staatssecretaris tijdens het wetgevingsoverleg Belastingplan op 7 november 2011. Kamerstukken II 2011/12, 30 003, nr.81, blz. 63

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 11 november 2011. Kamerstukken II 2011/12, 33 003, nr. 29

79.

2011–2012

Toegezegd om na te gaan of er iets gedaan kan worden in de sfeer van voorlichting over de gevolgen van het vervallen van de kindertoeslag voor de toeslagen.

Staatssecretaris tijdens het wetgevingsoverleg Belastingplan op 7 november 2011. Kamerstukken II 2011/12, 30 003, nr.81, blz. 67

Afgedaan. Op de website van de Belastingdienst is hier aandacht aan besteed.

80.

2011–2012

Toegezegd om, het liefst vóór de behandeling van de fiscale agenda op 23 januari 2012, een brief te sturen met opties voor een verdere vereenvoudiging van de uitvoering van de diverse regelingen.

Staatssecretaris tijdens het wetgevingsoverleg Belastingplan op 7 november 2011. Kamerstukken II 2011/12, 30 003, nr.81, blz. 67

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 3 februari 2012. Kamerstukken II 2011/12, 31 066, nr. 117

81.

2011–2012

Toegezegd de plussen en minnen alternatief banken voor groen beleggen te schetsen.

Staatssecretaris tijdens het wetgevingsoverleg Belastingplan op 7 november 2011. Kamerstukken II 2011/12, 30 003, nr.81, blz. 68

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 11 november 2011. Kamerstukken II 2011/12, 33 003, nr. 29

82.

2011–2012

Toegezegd op de dag van aanname van het Belastingplan een bericht op de site van de Belastingdienst te laten plaatsen over de gevolgen van de afschaffing van de kindertoeslag in box 3 voor de toeslagen.

Staatssecretaris tijdens de plenaire behandeling van het Belastingplan op 16 november 2011. Handelingen II 2011/12, TK nr. 24, blz. 9–81

Afgerond. Het bericht is op de site van de Belastingdienst geplaatst.

83.

2011–2012

Toegezegd een besluit te maken waarin m.b.t. het boetebeleid duidelijk wordt gemaakt in welke gevallen de boete op het niet nakomen van de informatieverplichting kan samenlopen met een andere boete. Toezending gewijzigde besluit aan de Kamer.

Staatssecretaris tijdens de plenaire behandeling van het Belastingplan op 16 november 2011. Handelingen II 2011/12, TK nr. 24, blz. 9–85

Afgerond. Als bijlage bij brief van 11 november 2011 meegestuurd. Kamerstukken II 2011/12, 33 003, nr. 18.

84.

2011–2012

Toegezegd te monitoren of auto’s met een maximale CO²-uitstoot van 50gr/km ook daadwerkelijk op de markt gaan komen.

Staatssecretaris tijdens de plenaire behandeling van het Belastingplan op 16 november 2011. Handelingen II 2011/12, TK nr. 24, blz. 9–86

Afgerond. Zal worden meegenomen in de jaarlijkse Belastingplancyclus. Zie brief van de staatssecretaris van Financiën van september 2012 die op Prinsjesdag met het pakket Belastingplan is aangeboden.

85.

2011–2012

Toegezegd met de Minister van EL&I in overleg te treden over het opzetten van een certificeringsysteem voor groen gas.

Staatssecretaris tijdens de plenaire behandeling van het Belastingplan op 16 november 2011. Handelingen II 2011/12, TK nr. 24, blz. 9–87

Afgerond. Vertogas (onderdeel Nederlandse GasUnie) certificeert groen gas dat afkomstig is van een volgens specifieke richtlijnen goedgekeurde hernieuwbare gasinstallatie. Volgens sectorafspraken zal het aandeel groengas bij aardgastankstations in 2014 voor 100% uit gecertificeerd groengas bestaan.

86.

2011–2012

Toegezegd vóór het eind van het jaar een brief te sturen over de stand van zaken mbt mededingingsaspecten getoetst door de Nma.

Staatssecretaris tijdens de plenaire behandeling van het Belastingplan op 16 november 2011. Handelingen II 2011/12, TK nr. 24, blz. 9–101

Deze toezegging is niet meer opportuun. De toezegging omtrent het toetsen van mededingingsaspecten door bijvoorbeeld de NMa is gedaan in het dossier heffingskortingen maatschappelijk beleggen, bij de behandeling van Belastingplan 2012. Meer concreet had de toezegging betrekking op een toets van een door de sector aangedragen alternatief voor het afbouwen van de heffingskortingen. Inmiddels is het pakket groen beleggingen in het wetsvoorstel UFM 2013 aangenomen, waarbij de fiscale faciliteiten grotendeels gehandhaafd zijn. Het is derhalve niet meer nodig om het alternatief van de  sector te overwegen.

Zie brief van de staatssecretaris van Financiën van september 2012 die bij het pakket Belastingplan op Prinsjesdag aan de Kamer is aangeboden.

87.

2011–2012

Toegezegd vóór het zomerreces 2012 een notitie aan de Kamer te sturen waarin de verhouding tussen de geheimhouding en het recht op informatie van de Kamer uitgebreid in beeld wordt gebracht.

Staatssecretaris tijdens de plenaire behandeling van het Belastingplan op 16 november 2011. Handelingen II 2011/12, TK nr. 24, blz. 9–102

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 16 mei 2012. Kamerstukken II 2011/12, 33 003, nr. 83

88.

2011–2012

Toegezegd om de mogelijkheid te onderzoeken om huizenbezitters die dichterbij hun werk gaan wonen een korting op de overdrachtsbelasting te geven.

Staatssecretaris tijdens de Algemene financiële beschouwingen in de EK op 22 november 2011. Handelingen I 2011/12, EK nr. 8, blz. 8–59

Afgerond. Is meegenomen in het wetsvoorstel eigenwoning dat op Prinsjesdag 2012 bij het pakket Belastingplan 2013 is aangeboden aan de Kamer.

89.

2011–2012

Toegezegd om de Minister van Financien te verzoeken bij het opstellen van de Miljoenennota 2013 de ZVW-premie apart zichtbaar te maken in de betreffende tabellen van bijlage 2 van de Miljoenennota.

In Memorie van Antwoord, Kamerstukken I 33 003, D

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 8 maart 2012. Kamerstukken I 2011/12, 33 003, P

90.

2011–2012

Toegezegd het wetsvoorstel Bosal en de in de fiscale agenda aangekondigde wetswijzigingen op het terrein van het formeel recht vóór het zomerreces 2012 naar de Kamer te sturen. Indien niet mogelijk dan worden EK en TK vóór het zomerreces hierover schriftelijk geïnformeerd.

Staatssecretaris tijdens de plenaire behandeling van het Belastingplan in de EK op 13 december 2011. Handelingen I 2011/12, EK nr. 12, blz. 8–41

Afgerond. Het deel mbt Bosal is afgerond in de Wet van 12 juli 2012. Wet uitwerking fiscale maatregelen Begrotingsakkoord 2013. Stb.17 juli 2012, nr. 321

Het deel mbt formeel recht is opgenomen in het Wetsvoorstel wijziging WIB, Kamerstuk ken II 2011/12, 33 246, nr. 2

91.

2011–2012

Toegezegd om preciezer naar de cijfers over de btw en de IB te kijken om te toetsen of de notitie van de heer Reuten (over dempend conjunctuur effect van de IB t.o.v. de btw) te toetsen en te zien of ze kloppen.

Staatssecretaris tijdens de plenaire behandeling van het Belastingplan in de EK op 13 december 2011. Handelingen I 2011/12, EK nr. 12, blz. 8–45

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 8 maart 2012. Kamerstukken I 2011/12, 33 003, P

92.

2011–2012

Toegezegd in overleg met het Ministerie van OCW te kijken naar een btw-vrijstelling wanneer jongeren met hun school naar een theater gaan.

Staatssecretaris tijdens de plenaire behandeling van het Belastingplan in de EK op 13 december 2011. Handelingen I 2011/12, EK nr. 12, blz. 8–50

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 31 mei 2012.

Kamerstukken I 2011/12, 33 003, S (kopje: «cultuur»)

93.

2011–2012

Toegezegd te bekijken, in overleg met het Ministerie van OCW, in hoeverre het nieuwe beleid mbt podiumkunsten heeft geleid tot verdringing van nieuw talent.

Staatssecretaris tijdens de plenaire behandeling van het Belastingplan in de EK op 13 december 2011. Handelingen I 2011/12, EK nr. 12, blz. 8–51

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 31 mei 2012. Kamerstukken I 2011/12, 33 003, S

94.

2011–2012

Toegezegd ervoor open te staan om in overleg met de NOV mogelijke knelpunten te inventariseren en oplossingen te zoeken mbt vrijwilligerswerk.

Staatssecretaris tijdens de plenaire behandeling van het Belastingplan in de EK op 13 december 2011. Handelingen I 2011/12, EK nr. 12, blz. 8–52

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 31 mei 2012. Kamerstukken I 2011/12, 33 003, S

95.

2011–2012

Toegezegd in week van 19 december te overleggen over een alternatief voor groen beleggen en de Kamer hierover te informeren.

Staatssecretaris tijdens de plenaire behandeling van het Belastingplan in de EK op 13 december 2011. Handelingen I 2011/12, EK nr. 12, blz. 8–53

Afgedaan bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 23 december 2011, Kamerstukken I 33 003 L

96.

2011–2012

Toegezegd een notitie aan de Kamer te sturen over goed koopmansgebruik.

Staatssecretaris tijdens de plenaire behandeling van het Belastingplan in de EK op 13 december 2011. Handelingen I 2011/12, EK nr. 12, blz. 8–55

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 8 maart 2012. Kamerstukken I 2011/12, 33 003, P

97.

2011–2012

Toegezegd een algemene notitie te schrijven in het eerste kwartaal van 2012 met de bevindingen over de vpb-plicht van overheidsbedrijven.

Staatssecretaris tijdens de plenaire behandeling van het Belastingplan in de EK op 13 december 2011. Handelingen I 2011/12, EK nr. 12, blz. 8–57

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 11 mei 2012. Kamerstukken II 2011/12, 31 213, nr. 7

98.

2011–2012

Toegezegd op een zo eenvoudig mogelijke wijze de complexe faciliteiten uit de geefwet uit te leggen aan burgers die gebruik maken van deze faciliteiten.

Staatssecretaris tijdens de plenaire behandeling van het Belastingplan in de EK op 13 december 2011. Handelingen I 2011/12, EK nr. 12, blz. 8–63

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 31 mei 2012. Kamerstukken I 2011/12, 33 003, S

99.

2011–2012

Toegezegd met de zorgwoningcorporaties waarvan de goedkeuring vervalt, constructief vaststellingsovereenkomsten te sluiten over de openingsbalans.

Staatssecretaris tijdens de plenaire behandeling van het Belastingplan in de EK op 13 december 2011. Handelingen I 2011/12, EK nr. 12, blz. 8–64

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 31 mei 2012. Kamerstukken I 2011/12, 33 003, S

100.

2011–2012

Toegezegd de suggestie van de heer Essers mbt de Hillenregeling (uitbreiden tot alle gevallen waarin extra wordt afgelost op hypothecaire leningen) mee te nemen in de toegezegde notitie aan de Eerste Kamer over de hypotheekrenteaftrek.

Staatssecretaris tijdens de plenaire behandeling van het Belastingplan in de EK op 13 december 2011. Handelingen I 2011/12, EK nr. 12, blz. 8–66

Afgerond bij brief van de Minister van BZK en de Staatssecretaris van Financiën van 25 mei 2012. Kamerstukken I 2011/12, 33 000, S

101.

2011–2012

Toegezegd om de brief naar de EK mbt de hypotheekrenteaftrek, naar aanleiding van de motie Kuiper, ook naar de Tweede Kamer te sturen.

Staatssecretaris tijdens de debat over de Najaarsnota op 21 december 2011. Handelingen II 2011/12, TK nr. 39–10, blz. 90

Afgerond bij brief van de Minister van BZK en de Staatssecretaris van Financiën van 25 mei 2012. Kamerstukken II 2011/12, 33 280, nr. 4

102.

2011–2012

Toegezegd de Kamer uiterlijk 1 mei 2012 te informeren over de eerste resultaten van het interdepartementale draagkrachtonderzoek, een onderzoek dat op dit moment op de BES-eilanden wordt uitgevoerd. Daarbij zal ook naar de inkomenspositie van ouderen worden gekeken.

Staatssecretaris tijdens het AO over de vaststelling van de begrotingsstaat van Koninkrijksrelaties (IV) voor het jaar 2012 op 30 januari 2012.

Kamerstukken II 2011/12, 33 000 IV, nr. 57, blz. 14

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 11 juni 2012. Kamerstukken II 2011/12, 33 000 H, nr. 7

103.

2011–2012

Toegezegd om bij gebleken dubbele belasting binnen de BES-eilanden deze dubbele belasting zo veel en zo snel mogelijk op te heffen de Kamer hierover te informeren.

Staatssecretaris tijdens het AO over de vaststelling van de begrotingsstaat van Koninkrijksrelaties (IV) voor het jaar 2012 op 30 januari 2012.

Kamerstukken II 2011/12, 33 000 IV, nr. 57, blz. 14

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 27 april 2012. Kamerstukken II 2011/12, 33 000 IV, nr. 71

104.

201 102 012

Toegezegd om uiterlijk 3 februari 2012 terug te komen op het nultarief voor de transportkosten.

Staatssecretaris tijdens het AO over de vaststelling van de begrotingsstaat van Koninkrijksrelaties (IV) voor het jaar 2012 op 30 januari 2012.

Kamerstukken II 2011/12, 33 000 IV, nr. 57, blz. 14

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 6 februari 2012. Kamerstukken II 2011/12, 31 568, nr. 96

105.

2011–2012

Toegezegd aan de heer Groot om in het substanceonderzoek dat zal worden uitgevoerd, tevens mee te nemen hoeveel dienstverleningslichamen in Nederland actief zijn.

Staatssecretaris tijdens het AO Fiscaal (verdrags) beleid op 1 februari 2011. Kamerstukken II 2011/2012, 25 087, nr. 30, blz. 19

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 25 juni 2012. Kamerstukken II 2011/12, 25 087, nr. 32

106.

2011–2012

Toegezegd aan de heer Omtzigt om tevens in het substanceonderzoek mee te nemen om hoeveel firma’s het gaat, hoeveel daarvan een dienstverleningslichaam zijn en nog een aantal andere concrete vragen.

Staatssecretaris tijdens het AO Fiscaal (verdrags) beleid op 1 februari 2011. Kamerstukken II 2011/2012, 25 087, nr. 30, blz. 20

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 25 juni 2012. Kamerstukken II 2011/12, 25 087, nr. 32

107.

2011–2012

Toegezegd aan de heer Braakhuis om in het substanceonderzoek ook in te gaan op mogelijke maatregelen om de substance-eisen te verstevigen en op mogelijke consequenties van die maatregelen.

Staatssecretaris tijdens het AO Fiscaal (verdrags) beleid op 1 februari 2011. Kamerstukken II 2011/2012, 25 087, nr. 30, blz. 21

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 25 juni 2012. Kamerstukken II 2011/12, 25 087, nr. 32

108.

2011–2012

Toegezegd aan de heer Omtzigt om schriftelijk te reageren op de vraag over de overeenkomst met Duitsland over de ABP-pensioenen.

Staatssecretaris tijdens het AO Fiscaal (verdrags) beleid op 1 februari 2011. Kamerstukken II 2011/2012, 25 087, nr. 30, blz. 25

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 14 maart 2012. Kamerstukken II 2011/12, 25 087, nr. 31

109.

2011–2012

Toegezegd aan de heer Braakhuis om in het substanceonderzoek ook mee te nemen een update van de country-by-country reporting.

Staatssecretaris tijdens het AO Fiscaal (verdrags) beleid op 1 februari 2011. Kamerstukken II 2011/2012, 25 087, nr. 30, blz. 26

Afgerond in de brief van de Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken van 9 mei 2012. Hierin is een update gegeven van de country-by-country reporting. De brief is opgenomen in het verslag van het schriftelijk overleg van 10 mei 2012. Kamerstukken II 2011/12, 21 501-04, nr. 142, blz. 4–6

110.

2011–2012

Toegezegd aan de heer Braakhuis de eerstvolgende keer dat een verdrag naar de Kamer wordt gestuurd dat met een ontwikkelingsland is gesloten, daaraan een diepere beschouwing dan gebruikelijk toe te voegen.

Staatssecretaris tijdens het AO Fiscaal (verdrags) beleid op 1 februari 2011. Kamerstukken II 2011/2012, 25 087, nr. 30, blz. 26

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 14 maart 2012. Kamerstukken II 2011/12, 25 087, nr. 31

111.

2011–2012

Toegezegd aan de SP een terugkoppeling te geven over door haar aangeleverde IND-gevallen met betrekking tot aanvraag toeslagen.

Staatssecretaris tijdens het AO Belastingdienst op 9 februari 2012. Kamerstukken II 2011/12, 31 066, nr.120, blz.10

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 17 april 2012. Kamerstukken II 2011/12, 31 066, nr. 128

112.

2011–2012

Toegezegd dat de scripts van de BelTel met betrekking tot de inzending van jaaropgaven voor de toeslagen, zullen worden aangepast.

Staatssecretaris tijdens het AO Belastingdienst op 9 februari 2012. Kamerstukken II 2011/12, 31 066, nr.120, blz.11

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van 6 juni 2012 waarbij de 10e halfjaarrapportage wordt aangeboden. Kamerstukken II 2011/12, 31 066, nr. 131

113.

2011–2012

Toegezegd in de volgende halfjaarsrapportage de stand van zaken weer te geven van de pilot «verbetering schatting inkomen bij aanvraag toeslagen».

Staatssecretaris tijdens het AO Belastingdienst op 9 februari 2012. Kamerstukken II 2011/12, 31 066, nr.120, blz.12

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van 6 juni 2012 waarbij de 10e halfjaarrapportage wordt aangeboden. Kamerstukken II 2011/12, 31 066, nr. 131

114.

2011–2012

Toegezegd te onderzoeken wat de mogelijkheden zijn om te voorkomen dat de Belastingdienst «bank van lening» wordt bij toeslagen.

Staatssecretaris tijdens het AO Belastingdienst op 9 februari 2012. Kamerstukken II 2011/12, 31 066, nr.120, blz.12

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van 6 juni 2012 waarbij de 10e halfjaarrapportage wordt aangeboden. Kamerstukken II 2011/12, 31 066, nr. 131

115.

2011–2012

Toegezegd om als het rapport van de Commissie Stevens verschenen is, de Kamer hierover te rapporteren.

Staatssecretaris tijdens het AO Belastingdienst op 9 februari 2012. Kamerstukken II 2011/12, 31 066, nr.120, blz.14

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 21 juni 2012 waarbij het rapport is aangeboden. Kamerstukken II 2011/12, 31 066, nr. 133

116.

2011–2012

Toegezegd in de volgende halfjaarsrapportage de stand van zaken weer te geven van de verbetering van de processen van invordering en de bijbehorende automatisering.

Staatssecretaris tijdens het AO Belastingdienst op 9 februari 2012. Kamerstukken II 2011/12, 31 066, nr.120, blz.16

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van 6 juni 2012 waarbij de 10e halfjaarrapportage wordt aangeboden. Kamerstukken II 2011/12, 31 066, nr. 131

117.

2011–2012

Toegezegd de door het CDA en PvdA aangeleverde voorbeelden van navordering giftenaftrek op basis van de vrijwilligersvergoeding, zullen worden bekeken.

Staatssecretaris tijdens het AO Belastingdienst op 9 februari 2012. Kamerstukken II 2011/12, 31 066, nr.120, blz.16

Afgerond. De aangedragen voorbeelden zijn binnen de Belastingdienst opnieuw beoordeeld.

118.

2011–2012

Toegezegd in de volgende halfjaarsrapportage een overzicht te geven van de gevallen van automatische informatie-uitwisseling met verdragspartners.

Staatssecretaris tijdens het AO Belastingdienst op 9 februari 2012. Kamerstukken II 2011/12, 31 066, nr.120, blz.18

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 16 mei 2012 waarbij het Beheersverslag Belastingdienst 2011 is aangeboden. Kamerstukken II 2011/12, 33 000 IXB, nr. 24

119.

2011–2012

Toegezegd dat de notitie over de relatie tussen de geheimhoudingsplicht en het recht van de Kamer op informatie in het voorjaar naar de Kamer gaat.

Staatssecretaris tijdens het AO Belastingdienst op 9 februari 2012. Kamerstukken II 2011/12, 31 066, nr.120, blz.18

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 16 mei 2012. Kamerstukken II 2011/12, 33 003, nr. 83

120.

2011–2012

Toegezegd in de volgende halfjaarsrapportage een overzicht te geven van de verbeteringen bij de Belastingdienst naar aanleiding van klachten ingediend bij de Nationale Ombudsman.

Staatssecretaris tijdens het AO Belastingdienst op 9 februari 2012. Kamerstukken II 2011/12, 31 066, nr.120, blz.19

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van 6 juni 2012 waarbij de 10e halfjaarrapportage wordt aangeboden. Kamerstukken II 2011/12, 31 066, nr. 131

121.

2011–2012

Toegezegd te onderzoeken wat de mogelijkheden zijn van vereenvoudiging en digitalisering van de formulieren voor Nederlanders die woonachtig en werkzaam zijn in het buitenland.

Staatssecretaris tijdens het AO Belastingdienst op 9 februari 2012. Kamerstukken II 2011/12, 31 066, nr.120, blz.19

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van 6 juni 2012 waarbij de 10e halfjaarrapportage wordt aangeboden. Kamerstukken II 2011/12, 31 066, nr. 131

122.

2011–2012

Toegezegd aan de Commissie Van Dijkhuizen speciaal aandacht te vragen voor het onderwerp leefvormneutraliteit.

Staatssecretaris tijdens het AO Fiscale agenda op 15 februari 2012. Kamerstukken II 2011/12, 32 740, nr. 12, blz.26

Afgerond bij de speech die de Staatssecretaris heeft gehouden bij de installatie van de commissie op 17 februari 2012.

123.

2011–2012

Toegezegd enkele scenario’s uit te werken voor een btw-schuif (btw-verhoging per cohort, verhoging laag btw-tarief, inclusief koopkracht, grens en participatie-effecten.).

Staatssecretaris tijdens het AO Fiscale agenda op 15 februari 2012. Kamerstukken II 2011/12, 32 740, nr. 12, blz.34

Afgerond. Is meegenomen in het wetsvoorstel uitwerking fiscale maatregelen Begrotingsakkoord 2013. Kamerstukken II 2011/12, 33 287, nr. 2

124.

2011–2012

Toegezegd om na te gaan of de Belastingdienst ook is overgegaan op de werkkostenregeling en dit aan de Kamer terug te koppelen.

Staatssecretaris tijdens het AO Fiscale agenda op 15 februari 2012. Kamerstukken II 2011/12, 32 740, nr. 12, blz. 37

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 8 maart 2012. Kamerstukken II 2011/12, 33 000 IXB, nr. 12

125.

2011–2012

Toegezegd dat in de volgende halfjaarsrapportage weer productiecijfers van de Belastingdienst zullen worden opgenomen.

Staatssecretaris tijdens het AO Fiscale agenda op 15 februari 2012. Kamerstukken II 2011/12, 32 740, nr. 12, blz.38

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van 6 juni 2012 waarbij de 10e halfjaarrapportage wordt aangeboden. Kamerstukken II 2011/12, 31 066, nr. 131

126.

2011–2012

Toegezegd vóór het meireces 2012 een brief te sturen over de stand van zaken in het kader van de aanpak van de btw-carrouselfraude en welke nadere acties daarvoor misschien nodig zijn in wetgeving of in uitvoeringsbesluiten.

Staatssecretaris tijdens de plenaire behandeling van het wetsvoorstel Implementatie richtlijn factureringsregels op 15 februari 2012. Handelingen II 2011/12, TK nr. 54–7, blz. 39

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 29 mei 2012. Kamerstukken II 1011/12, 31 066, nr. 130

127.

2011–2012

Toegezegd aan de Minister van Financiën te vragen om in zijn regulier overleg met de banken de zorgen van de Kamer over de consument en de kredietverlening over te brengen.

Staatssecretaris tijdens de behandeling van het wetsvoorstel bankenbelasting op 18 april 2012. Handelingen II 2011/12, TK nr. 78–6, blz. 60

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 25 mei 2012. Kamerstukken II 1011/12, 33 121, nr. 31

128.

2011–2012

Toegezegd om vóór de stemmingen een brief te sturen over de doelmatigheidsvrijstelling.

Staatssecretaris tijdens de behandeling van het wetsvoorstel bankenbelasting op 18 april 2012. Handelingen II 2011/12, TK nr. 78–6, blz. 85

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 20 april 2012, Kamerstukken II 2011/12, 33 121, nr. 26

129.

2011–2012

Toegezegd te bekijken wat mogelijk is om restschuld tijdelijk mee te financieren met de nieuwe hypotheek.

Staatssecretaris tijdens wetgevingsoverleg op 18 juni over o.a. het wetsvoorstel Uitwerking fiscale maatregelen Begrotingsakkoord 2013.

Kamerstukken II 2011/12, 33 245, nr. 10, blz.39

Afgerond bij brief van de staatssecretaris van Financiën van september 2012 die op Prinsjesdag bij het pakket Belastingplan aan de Kamer is aangeboden

130.

2011–2012

Toegezegd een brief te sturen over de forensenbelasting waarin wordt geschetst op hoofdlijnen hoe de regeling er uit gaat zien.

Staatssecretaris tijdens de plenaire behandeling op 20 juni 2012 over het wetsvoorstel Uitwerking fiscale maatregelen Begrotingsakkoord 2013. Kamerstukken II 2011/12, TK nr. 98, blz. 3–27

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 4 juli 2012. Kamerstukken II 2011/12, 33 287, nr. 23

131.

2011–2012

Toegezegd aan de heer Ester dat de voor- en nadelen van het fiscaal faciliteren van thuiswerken in het kader van de herziening van het fiscaal regime woon- werkverkeer, zal meewegen en dat hierin in de toelichting aandacht zal worden besteed.

Staatssecretaris tijdens de plenaire behandeling in de EK van het wetsvoorstel Uitwerking fiscale maatregelen Begrotingsakkoord 2013 op 10 juli 2012. Handelingen I 2011/12, EK nr. 37, blz. 7–74

Afgerond. Is meegenomen in het wetsvoorstel Fiscale herziening kosten vervoer dat op Prinsjesdag 2012 aan de TK is aangeboden.

132.

2011–2012

Toegezegd om de zorgen van mw. de Boer over de BIG-registratie, dat het soms moeilijk is om te worden opgenomen in het BIG-register, over te brengen aan de Minister van VWS.

Staatssecretaris tijdens de plenaire behandeling in de EK van het wetsvoorstel Uitwerking fiscale maatregelen Begrotingsakkoord 2013 op 10 juli 2012. Handelingen I 2011/12, EK nr. 37, blz. 7–75

Afgerond voor het ministerie van Financiën. Op 17 juli is op ambtelijk niveau contact opgenomen met het Ministerie van VWS.

Door bewindslieden gedane toezeggingen

Onderdeel B.2 Toezeggingen waarvan de uitvoering nog niet is afgerond

 

Vergaderjaar

Omschrijving van de toezegging

Vindplaats

Stand van zaken/Planning

1.

2006–2007

Toegezegd om de Kamer te informeren over een eventuele stelselwijziging, mede in het kader van de toegezegde wijziging van de Wet op de kansspelbelasting naar aanleiding van de Kamervragen over de Zeeuwse milieuprijs.

Staatssecretaris tijdens de behandeling van het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op de kansspelbelasting in verband met kansspelen via internet op 20 juni 2007.

Handelingen II 2006/07, TK nr. 83, blz. 4 549

Deze toezegging zal worden meegenomen in een nieuw wetsvoorstel dat wordt voorbereid door het ministerie van Veiligheid en Justitie inzake legalisering online kansspelen.

2.

2006–2007

Toegezegd om belastingheffing op basis van het buitenkansbeginsel te betrekken bij de eventuele stelselwijziging.

Staatssecretaris tijdens de behandeling van het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op de kansspelbelasting in verband met kansspelen via internet op 20 juni 2007.

Handelingen II 2006/07, TK nr. 83, blz. 4 550

Het buitenkansbeginsel zal worden meegenomen in een nieuw wetsvoorstel dat wordt voorbereid door het Ministerie van Veiligheid en Justitie. Inzake legalisering van online kansspelen.

3.

2007–2008

Toegezegd om te beginnen met het incasseren van relatief kleine bedragen en dat vervolgens vanaf 2008 te gaan monitoren zodat met de Kamer kan worden afgestemd wat de gevolgen hiervan zijn.

Staatssecretaris tijdens de behandeling van het wetsvoorstel Versterking fiscale rechtshandhaving op 25 september 2007 (30 322). Handelingen I 2007/08, EK nr. 1, blz. 37

De planning is om in september 2012 de monitoring af te ronden en daarna de Kamer in te lichten.

4.

2007–2008

Toegezegd om de hoogte van de accijnstarieven op alcohol en tabak nader te bezien (los van de budgettaire aspecten).

Staatssecretaris tijdens het wetgevingsoverleg op 16 november 2007. Kamerstukken II 2007/08, 31 205 en 31 206, nr. 61, blz. 9

In voorbereiding.

5.

2007–2008

Toegezegd om de doelmatigheids-bepaling (de bepaling die de inspecteur onder voorwaarden en nadat de materiële belastingschuld is vastgesteld, de wettelijke mogelijkheid geeft om af te wijken van de formele regels) te evalueren.

Staatssecretaris tijdens de behandeling van het Belastingplan 2008 en OFM op 18 december 2007. Handelingen I 2007/08, EK nr. 15, blz. 637

Gedeeltelijk afgerond bij brief van de Minister van Financiën van10 mei 2010. Kamerstukken I 2009/10, 31 205, 31 206, T.

Vervolgens heeft de Kamer op 18 mei 2010 een aanvulling op de evaluatie gevraagd. Deze aanvulling is aan de Kamer toegezegd bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 29 november 2010. Kamerstukken I 2010/11, 31 205 en 31 206, X

In het najaar van 2012 zal een rapportage naar de Kamer gaan.

6.

2007–2008

Toegezegd op het moment van inwerkingtreding van het gemoderniseerde CDW te bekijken of de AEO-status voor bedrijven daadwerkelijk heeft geleid tot versnelling van bepaalde afhandelingen.

Staatssecretaris tijdens het debat over de Algemene douanewet (30 580)op 16 januari 2008. Handelingen II 2007/08, TK nr. 41, blz. 3 202

Planning afronding medio 2013.

Tussentijdse stand van zaken aangegeven in de verzamelbrief toezeggingen van september 2011 (Kamerstuk 32 500 IXB, nr. 25)

7.

2008–2009

Toegezegd om als er problemen zijn die niet in de normale uitvoeringspraktijk opgelost kunnen worden, en die dus echt tot knelpunten leiden, de Kamer hierover in te lichten.

Staatssecretaris tijdens de plenaire behandeling van het wetsvoorstel excessieve beloningsbestanddelen (31 459) op 3 september 2008. Handelingen II 2008/09, TK nr. 107, blz. 7 875

Wordt meegenomen in de evaluatie die in 2013 wordt gehouden.

8.

2008–2009

Toegezegd bereid te zijn de wet aan te passen indien de Belastingdienst aanloopt tegen situaties waarin grensverkennend een bepaalde maatregel wordt ontweken wat tot ongewenst gedrag leidt.

Staatssecretaris tijdens de plenaire behandeling van het wetsvoorstel excessieve beloningsbestanddelen (31 459) op 3 september 2008. Handelingen II 2008/09, TK nr. 107, blz. 7 878

Wordt meegenomen in de evaluatie die in 2013 wordt gehouden.

9.

2008–2009

Toegezegd om de automatische verlenging van de VAR in 2016 te evalueren.

Staatssecretaris tijdens de behandeling van het Belastingplan 2009 en OFM 2009 op het wetgevingsoverleg van 7 november 2008. Kamerstukken II 2008/09, 31 704, nr. 76

In voorbereiding

10.

2008–2009

Toegezegd dat voor bepaalde posities van «phantom income» bij Technopartners en andere venture capital-fondsen fiscaal mag worden aangesloten bij daadwerkelijke realisatie. Een dergelijke regeling zal worden uitgewerkt als voldoende casuïstiek zich heeft aangediend.

Staatssecretaris tijdens de plenaire behandeling van het wetsvoorstel belastingheffing excessieve beloningsbestanddelen op 9 december 2008. Handelingen I 2008/09, EK nr. 13, blz. 616

Evaluatie voorzien voor 2013

11.

2008–2009

Toegezegd om als blijkt dat door het wetsvoorstel situaties ontstaan waarbij de werkingssfeer van de wet zich uitbreidt over situaties waarvoor dat niet de bedoeling was, collateral damage met ongewenste effecten, dat beleid ontwikkeld wordt om dat te voorkomen.

Staatssecretaris tijdens de plenaire behandeling van het wetsvoorstel belastingheffing excessieve beloningsbestanddelen op 9 december 2008. Handelingen I 2008/09, EK nr. 13, blz. 616

Evaluatie voorzien voor 2013

12.

2009–2010

Toegezegd een jaarlijkse rapportage te sturen over de resultaten van de aanpak van APV’s, trusts en SPF’s.

Staatssecretaris tijdens de behandeling van de wijziging van de Successiewet 1956 op het wetgevingsoverleg van 12 oktober 2009. Kamerstukken II 2009/10, 31 930, nr. 40, blz. 39

Eerste rapportage is voorzien voor 2013

13.

2009–2010

Toegezegd om uiterlijk twee jaar na inwerkingtreding van de verdragen met Qatar en Bahrein, de werking van de anti-misbruikbepalingen in de verdragen te evalueren.

Staatssecretaris tijdens de behandeling in de TK van twee wetsvoorstellen mbt verdragen met Bahrein en Qatar ter voorkoming van dubbele belasting op 15 oktober 2009. . Handelingen II 2009/10, TK nr. 15, blz. 1 115

Planning afronding evaluatie voorzien voor eind 2013

14.

2009–2010

Toegezegd het onderzoek naar de bedrijfsopvolgingsregeling (BOR) als boedelfaciliteit, waarnaar in de motie Cramer wordt gevraagd, uit te voeren en de Kamer hierover te informeren.

Staatssecretaris tijdens de plenaire behandeling in de TK van de wijziging van de Successiewet 1956 op 29 oktober 2009. Handelingen II 2009/10, TK nr. 18, blz. 1 432

In voorbereiding. Er zijn signalen dat BOR in de uitvoering onder omstandigheden aanleiding is voor ingewikkelde berekeningen. Gewacht wordt nu op resultaten van een meer diepgaande evaluatie.

15.

2009–2010

Toegezegd om in de te houden evaluatie werkkostenregeling specifiek ook in te gaan op de fiets en bedrijfsfitness en hierover gegevens te gaan verzamelen.

Staatssecretaris tijdens de behandeling van het Belastingplan 2010 op het wetgevingsoverleg van 9 november 2009. Kamerstukken II 2009/10, 32 128, nr.52, blz. 46

Evaluatie voorzien voor 4e kwartaal 2012

16.

2009–2010

Toegezegd de Kamer een brief te sturen zodra er zicht is op de resultaten van de maatregelen van het dga-pakket.

Staatssecretaris tijdens de plenaire behandeling van het Belastingplan 2010 in de TK op 18 november 2009. Handelingen II 2009/10, TK nr. 26, blz. 2 413

Planning afronding 3e kwartaal 2012

17.

2009–2010

Toegezegd om de regeling voor ANBI’s en SBBI’s na een aantal jaren te evalueren.

Staatssecretaris tijdens de plenaire behandeling van de Wijziging van de Successiewet in de EK op 15 december 2009. Handelingen I 2009/10, EK nr. 13, blz. 456, 456

Planning afronding 2014/2015 bij de reguliere evaluatie van de giftenaftrek/geeffaciliteiten.

18.

2009–2010

Toegezegd om in 2012 te starten met de evaluatie van het APV-regime en de Kamer over de uitkomsten te informeren.

Staatssecretaris tijdens de plenaire behandeling van de Wijziging van de Successiewet in de EK op 15 december 2009. Handelingen I 2009/10, EK nr. 13, blz. 456, 457

Evaluatie voorzien voor 2013

19.

2009–2010

Toegezegd om bij de evaluatie mee te nemen of het amendement Cramer c.s. (omvang van voorwaardelijke vrijstelling voor de verkrijging van ondernemingsvermogen, kamerstuk 31 930, nr. 79) problemen oplevert ten opzichte van het oorspronkelijke voorstel van het kabinet.

Staatssecretaris tijdens de plenaire behandeling van de Wijziging van de Successiewet in de EK op 15 december 2009. Handelingen I 2009/10, EK nr. 13, blz. 478

In voorbereiding

20.

2009–2010

Toegezegd om nadere analyse te doen naar het gegeven dat de gepercipieerde pakkans bij adviseurs zo laag is en daarover met de adviseurs om de tafel te gaan zitten.

Staatssecretaris tijdens de plenaire behandeling van het Belastingplan 2010 in de EK op 22 december 2009. Handelingen I 2009/10, EK nr. 14, blz. 504

Planning van afronding bij de volgende halfjaarrapportage in december 2012.

21.

2009–2010

Toegezegd om de forfaitaire ruimte bij de werkkostenregeling in de gaten te houden. De Belastingdienst zal looncontroles uitvoeren en nagaan of hierbij een onbedoeld effect optreedt.

Staatssecretaris tijdens de plenaire behandeling van het Belastingplan 2010 in de EK op 22 december 2009. Handelingen I 2009/10, EK nr. 14, blz. 522

Planning afronding voorzien voor eind 2012

22.

2010–2011

Toegezegd om het wetsvoorstel van de leden Dezentjé Hamming-Bluemink en Crone houdende wijziging van de Awr ten behoeve van de rechtsbescherming van belastingplichtigen bij controle-handelingen van de fiscus, jaarlijks te evalueren bij het Beheersverslag van de Belastingdienst.

Minister van SZW namens de Minister van Financiën tijdens de behandeling op 15 september 2010 van het wetsvoorstel van de leden Dezentjé Hamming-Bluemink en Crone houdende wijziging van de Awr ten behoeve van de rechtsbescherming van belastingplichtigen bij controlehandelingen van de fiscus. Handelingen II 2010/11, TK nr. 100, blz. 8 087

Afronding niet eerder voorzien dan eind 2012. De wet is per 1 juli 2011 in werking getreden.

23.

2010–2011

Toegezegd om in het evaluatieproces rondom de WOLBES de IB/LB mee te nemen en te bezien of daarin iets gewijzigd moet worden.

Minister tijdens het wetgevingsoverleg van 27 september 2010 inzake de wetsvoorstellen fiscaal stelsel BES. Kamerstukken II 2010/2011, 32 189, 32 190 en 32 276, nr. 21, blz. 37

Evaluatie voorzien voor 2014

24.

2010–2011

Toegezegd om in het evaluatieproces rondom de WOLBES de invoering van accijns op alcohol en tabak op Saba en Sint Eustatius mee te nemen.

Minister tijdens het wetgevingsoverleg van 27 september 2010 inzake de wetsvoorstellen fiscaal stelsel BES. Kamerstukken II 2010/2011, 32 189, 32 190 en 32 276, nr. 21, blz. 51

Evaluatie voorzien voor 2014

25.

2010–2011

Toegezegd om overleg op te starten met Sint Maarten, gericht op de invoering van accijns op alcohol en tabak.

Minister tijdens het wetgevingsoverleg van 27 september 2010 inzake de wetsvoorstellen fiscaal stelsel BES. Kamerstukken II 2010/2011, 32 189, 32 190 en32 276, nr. 21, blz. 51

In voorbereiding

26.

2010–2011

Toegezegd om over drie jaar een terugkoppeling vanuit een kwalitatieve invalshoek te geven van de ervaringen die dan zijn opgedaan met de «corporate tie breaker».

Staatssecretaris tijdens de plenaire behandeling van het belastingverdrag tussen Nederland en het Verenigd Koninkrijk op 3 november 2010. Handelingen II 2010/11, TK nr. 17, blz. 49

Planning afronding in 2014/2015

27.

2010–2011

Toegezegd dat als er vanuit de Belastingdienst op de BES-eilanden signalen komen dat er belastingparadijzen gaan ontstaan door de vestigingsplaats van lichamen, dit bij het Belastingplan 2013 aan de Eerste Kamer gerapporteerd zal worden.

Staatssecretaris tijdens de plenaire behandeling van de BES-wetsvoorstellen in de EK op 14 december 2010. Handelingen I 2010/11, EK nr. 11, blz. 23

Tot nu toe geen signalen gekregen.

28.

2010–2011

Toegezegd om eerder dan de reeds toegezegde evaluatie in 2012, terug te komen op de aangepaste bedrijfsopvolgingsregeling.

Staatssecretaris tijdens de plenaire behandeling van het Belastingplan 2011 op 21 december 2010 in de EK. Handelingen I 2010/11, EK nr. 13, blz. 6

In voorbereiding. Er zijn signalen dat BOR in de uitvoering onder omstandigheden aanleiding is voor ingewikkelde berekeningen (en dus administratieve lasten). Gewacht wordt nu op resultaten van een meer diepgaande evaluatie.

29.

2010–2011

Toegezegd in de loop van 2011 een wetsvoorstel in te dienen dat het mogelijk maakt dat belastingrechtspraak openbaar is.

Staatssecretaris tijdens het AO Belastingdienst op 13 januari 2011. Kamerstukken II 2010/11, 31 066, nr. 100, blz. 28

In voorbereiding

30.

2010–2011

Toegezegd bereid te zijn om als blijkt dat er lacunes in de Notitie Verdragsbeleid zitten, deze aan te vullen, aan te passen.

Staatssecretaris tijdens het mondeling overleg op 5 april 2011 in de Eerste Kamer over de Notitie Fiscaal Verdragsbeleid. Kamerstukken I 2010/11, 25 087, A, blz. 6

In voorbereiding

31.

2010–2011

Toegezegd om wanneer de komende vier jaar blijkt dat de onderhavige wet en de middelen die de ontvanger ter beschikking staan onvoldoende verhinderen dat kwaadwillende belastingplichtigen door vertragingstechnieken middelen aan het zicht van de fiscus onttrekken of zelfs vertrekken, de regering onmiddellijk zal ingrijpen en de Kamers hierover zal informeren.

Staatssecretaris tijdens de plenaire behandeling in de EK van het wetsvoorstel Dezentjé Hamming-Bluemink en Crone houdende wijziging van de Awr ten behoeve van de rechtsbescherming van belastingplichtigen bij controlehandelingen van de fiscus op 12 april 2011. Handelingen I 2010/11, nr. 24, blz. 3

Terugkoppeling aan de beide Kamers is pas aan de orde als zich situaties voordoen zoals in de toezegging omschreven.

32.

2010–2011

Toegezegd de wet na invoering specifiek op loonkosten te evalueren en hierin tevens mee te nemen hoe de lastenneutraliteit zal uitwerken voor de verschillende categorieën (MKB, grootbedrijf, markt en overheid)

Staatssecretaris tijdens de plenaire behandeling in de EK van het wetsvoorstel uniformering loonbegrip (32 131) op 24 mei 2011. Handelingen I 2010/11, nr. 28, blz. 57

Niet eerder voorzien dan na 2013. De wet wordt naar verwachting per 1-1-2013 ingevoerd. De evaluatie kan pas daarna plaatsvinden.

33.

2010–2011

Toegezegd in 2012 een complete tabel, met herberekening van tabel 4) en de private sector en de loonkostenwijziging voor de overheidssector te verstrekken.

Staatssecretaris tijdens de plenaire behandeling in de EK van het wetsvoorstel uniformering loonbegrip (32 131) op 24 mei 2011. Handelingen I 2010/11, nr. 28, blz. 62

Voorzien voor najaar 2012 bij de finetuning van het wetsvoorstel uniformering loonbegrip.

34.

2010–2011

Toegezegd om bij eventuele overheveling van de regeling gehandicapten MRB naar de WMO (in het kader van heroverweging vrijstellingen / bijzondere regelingen autobelastingen) in overleg met VWS ook de inkomenseffecten in kaart te brengen en de Kamer hiervan op de hoogte te brengen.

Staatssecretaris tijdens het AO Autobrief en Fiscale Agenda op 30 juni 2011. Kamerstukken II 2010/11, 32 800, nr. 21, blz. 26

In voorbereiding. Implicaties van overheveling worden momenteel in kaart gebracht. Resultaten worden meegenomen met het onderzoek naar bijzondere regelingen in de autobelastingen.

35.

2011–2012

Toegezegd met de waterleidingbedrijven te overleggen en afspraken te maken dat de af te schaffen belasting ten goede komt aan de gebruikers en niet in de verkeerde zakken terechtkomt en de Kamer hierover te informeren.

Staatssecretaris tijdens het wetgevingsoverleg Belastingplan op 7 november 2011. Kamerstukken II 2011/12, 30 003, nr.81, blz. 6

In voorbereiding

36.

2011–2012

Toegezegd dat de vitaliteitsspaarrekening zal worden meegenomen bij de evaluatie van de doorwerkbonus in 2019

Staatssecretaris tijdens het wetgevingsoverleg Belastingplan op 7 november 2011. Kamerstukken II 2011/12, 30 003, nr.81, blz. 16

Voorzien voor 2019 bij de volgende reguliere separate evaluatie

37.

2011–2012

Toegezegd om een eventueel gevonden oplossing voor het éénbankrekeningnummer voor kinderopvanginstellingen aan de Kamer voor te leggen.

Staatssecretaris tijdens het wetgevingsoverleg Belastingplan op 7 november 2011. Kamerstukken II 2011/12, 30 003, nr.81, blz. 39

Overleg met de sector is gaande.

38.

2011–2012

Toegezegd nog eens nader te kijken naar de buitenlandse busjes in het kader van de autobelastingen. Is het mogelijk die busjes op te sporen en te controleren of zij worden aangemeld?

Staatssecretaris tijdens het wetgevingsoverleg Belastingplan op 7 november 2011. Kamerstukken II 2011/12, 30 003, nr.81, blz. 51

In voorbereiding. Is aan de orde geweest in de halfjaarrapportage die in juli 2012 is verzonden aan de Kamer. Zal in de volgende halfjaarrapportage (december 2012) opnieuw en meer uitgebreid aan de orde komen.

39.

2011–2012

Toegezegd het verzoek van de heer Omtzigt om zo spoedig mogelijk in 2012 inzicht te krijgen in de hoeveelheden van gestort afval, door te geleiden naar de Staatssecretaris van I & M.

Staatssecretaris tijdens de plenaire behandeling van het Belastingplan op 16 november 2011. Handelingen II 2011/12, TK nr. 24, blz. 9–74

Het verzoek is doorgeleid naar de staatssecretaris van I&M. Rapportage zal plaatsvinden in het kader van de begroting van I&M.

40.

2011–2012

Toegezegd om de verzilvering van de RDA mee te nemen in de evaluatie van de WBSO.

Staatssecretaris tijdens de plenaire behandeling van het Belastingplan op 16 november 2011. Handelingen II 2011/12, TK nr. 24, blz. 9–75

Voorzien voor 2017.De verzilvering van de Research & Development Aftrek zal worden betrokken in de evaluatie van de RDA. Zoals ls aangegeven bij de behandeling van het Belastingplan 2012 zal de RDA in 2017 worden geëvalueerd.

41.

2011–2012

Toegezegd in de eerste helft van 2012 informatie te geven en een vergelijking te maken tussen Nederland en andere landen mbt de 30%-regeling en andere gunstige aspecten Nederlands vestigingsklimaat.

Staatssecretaris tijdens de plenaire behandeling van het Belastingplan op 16 november 2011. Handelingen II 2011/12, TK nr. 24, blz. 9–78

Planning afronding 3e kwartaal 2012

42.

2011–2012

Toegezegd om samen met de minister van I&M een brief te schrijven over de mogelijkheden om paralelle import van vervuilende oldtimers te beperken.

Staatssecretaris tijdens de plenaire behandeling van het Belastingplan op 16 november 2011. Handelingen II 2011/12, TK nr. 24, blz. 9–90

Het Planbureau voor de leefomgeving (PBL) heeft op verzoek van het ministerie van I&M de milieueffecten onderzocht van oldtimers en het instellen van milieuzones. De PBL-beleidsstudie «Milieueffecten van oldtimers» is begin augustus 2012 gepubliceerd.

43.

2011–2012

Toegezegd in 2012, voorafgaand aan de behandeling van het wetsvoorstel OFM of het Belastingplan 2013, een brief aan de Kamer te sturen mbt de transparantie van ANBI’s en een strafrechtelijke veroordeling.

Staatssecretaris tijdens de plenaire behandeling van het Belastingplan op 16 november 2011. Handelingen II 2011/12, TK nr. 24, blz. 9–91

Planning afronding eind augustus 2012

44.

2011–2012

Toegezegd de regeling mbt ANBI’s te monitoren en indien er aanleiding bestaat om de definitie aan te scherpen, hierop terug te komen en de Kamer hierover de informeren.

Staatssecretaris tijdens de plenaire behandeling van het Belastingplan op 16 november 2011. Handelingen II 2011/12, TK nr. 24, blz. 9–92

In voorbereiding

45.

2011–2012

Toegezegd naar aanleiding van het amendement van de heer Braakhuis over de vervanging van de eis van de notariële akte periodieke giften door een onderlinge schenkingsovereenkomst, hierop terug te komen.

Staatssecretaris tijdens de plenaire behandeling van het Belastingplan op 16 november 2011. Handelingen II 2011/12, TK nr. 24, blz. 9–94

In voorbereiding

46.

2011–2012

Toegezegd om in 2014 bij de evaluatie van de giftenaftrek zoveel mogelijk informatie over de werking van de geefwet bij de evaluatie te betrekken.

Staatssecretaris tijdens de plenaire behandeling van het Belastingplan op 16 november 2011. Handelingen II 2011/12, TK nr. 24, blz. 9–98

Voorzien voor 2014

47.

2011–2012

Toegezegd om bij het onderzoek naar de winstbox, waarover in 2012 wordt gerapporteerd, ook informatie te verstrekken over verschillen tussen het bruto-nettotraject van ondernemers en werknemers.

Staatssecretaris tijdens de plenaire behandeling van het Belastingplan op 16 november 2011. Handelingen II 2011/12, TK nr. 24, blz. 9–105

In voorbereiding

48.

2011–2012

Toegezegd te kijken naar de indirecte CO²-uitstoot en het directe en indirecte energieverbruik bij de productie van auto’s, in het bijzonder van elektrische auto’s bij de aangekondigde evaluatie.

Staatssecretaris tijdens de plenaire behandeling van het Belastingplan in de EK op 13 december 2011. Handelingen I 2011/12, EK nr. 12, blz. 8–45

Voorzien voor 2014 bij de evaluatie van de wet uitwerking autobrief.

49.

2011–2012

Toegezegd bij de verdere uitwerking van een verschuiving van de IB naar de btw de suggestie van de heer Van Boxtel mee te nemen om de btw op bepaalde schadelijke zaken zoals vetten, alcohol en tabak, flink te verhogen om zodoende de extreem stijgende zorgkosten in de hand te houden.

Staatssecretaris tijdens de plenaire behandeling van het Belastingplan in de EK op 13 december 2011. Handelingen I 2011/12, EK nr. 12, blz. 8–45

In voorbereiding

50.

2011–2012

Toegezegd om te bezien of het vereiste van de notariële akte voor periodieke giften nog wel nodig is.

Staatssecretaris tijdens de plenaire behandeling van het Belastingplan in de EK op 13 december 2011. Handelingen I 2011/12, EK nr. 12, blz. 8–49

In voorbereiding

51.

2011–2012

Toegezegd het internationale uitgangspunt om belasting op goederen alleen op de eindbestemming te heffen, nadere invulling te geven, met name voor wat betreft de afspraken met Sint-Maarten en Curacao. De heer Bochove zal een paar concrete voorbeelden aanleveren. De Staatssecretaris zal uiterlijk 1 mei 2012 de Kamer informeren.

Staatssecretaris tijdens het AO over de vaststelling van de begrotingsstaat van Koninkrijksrelaties (IV) voor het jaar 2012 op 30 januari 2012.

Kamerstukken II 2011/12, 33 000 IV, nr. 57, blz. 14

In voorbereiding

52.

2011–2012

Toegezegd aan mw. Neppérus en de heren Omtzigt en Van vliet om in het volgende beheersverslag van de Belastingdienst in te gaan op de aantallen m.b.t. het uitwisselen van informatie aan Nederland en door Nederland.

Staatssecretaris tijdens het AO Fiscaal (verdrags) beleid op 1 februari 2011. Kamerstukken II 2011/2012, 25 087, nr. 30, blz. 21

Voorzien voor voorjaar 2013 bij het volgende beheersverslag Belastingdienst

53.

2011–2012

Toegezegd te onderzoeken de modaliteiten om in belastingzaken prejudiciële vragen voor te leggen om de afdoeningstermijnen van fiscale geschillen te bespoedigen.

Staatssecretaris tijdens het AO Belastingdienst op 9 februari 2012. Kamerstukken II 2011/12, 31 066, nr.120, blz.18

In voorbereiding

54.

2011–2012

Toegezegd bij de verkenning van de winstbox ook de vraag van het lid Groot mee te nemen over integrale vergelijking belasting ondernemers-werknemers.

Staatssecretaris tijdens het AO Fiscale agenda op 15 februari 2012. Kamerstukken II 2011/12, 32 740, nr. 12, blz.39

In voorbereiding

55.

2011–2012

Toegezegd op enig moment vóór de eindbeslissing eind 2013, een tussenrapportage naar de Kamer te sturen over de stand van zaken op dat moment. Voor wat betreft de spreiding zal er worden aangesloten bij de rapportage van de Minister van BZK in het najaar. Als er andere zaken, zoals bijvoorbeeld dienstverlening, handhaving en nieuwe concepten aan de orde komen, zal de Kamer vooraf en separaat worden geïnformeerd. In de tussenrapportage zal ook een passage worden opgenomen over de plannen met de Douane.

Staatssecretaris tijdens het plenaire debat op 22 maart 2012 over sluiting van de Belastingdienstkantoren Emmen en Venlo. Handelingen II 2011/12, TK nr. 67–10, blz. 81

In voorbereiding

56.

2011–2012

Toegezegd aan de heer Schouw om verder te gaan met het uitwerken van de gedachte van front- en back offices Belastingdienst bij Gemeenten (Gemeentehuizen).

Staatssecretaris tijdens het plenaire debat op 22 maart 2012 over sluiting van de Belastingdienstkantoren Emmen en Venlo. Handelingen II 2011/12, TK nr. 67–10, blz.84

In voorbereiding

57.

2011–2012

Toegezegd dat als er majeure beslissingen worden genomen die samenhangen met het sluiten van kantoren, de Kamer hierover geïnformeerd zal worden, bijvoorbeeld eens per kwartaal. Dan zullen ook andere zaken worden meegenomen die passen binnen het totale plaatje.

Staatssecretaris tijdens het plenaire debat op 22 maart 2012 over sluiting van de Belastingdienstkantoren Emmen en Venlo. Handelingen II 2011/12, TK nr. 67–10, blz..85

In voorbereiding

58.

2011–2012

Toegezegd om in het beheersverslag, de halfjaarrapportage of anders in een aparte brief in te gaan op het onderzoek naar de handhavingcapaciteit.

Staatssecretaris tijdens het plenaire debat op 22 maart 2012 over sluiting van de Belastingdienstkantoren Emmen en Venlo. Handelingen II 2011/12, TK nr. 67–10, blz. 93

In voorbereiding

59.

2011–2012

Toegezegd na 3 jaar de bankenbelasting op zeker moment te evalueren en te bezien of de bankenbelasting de goede prikkels geeft en zorgt voor de bijdrage die van de banken wordt gevraagd.

Staatssecretaris tijdens de behandeling van het wetsvoorstel bankenbelasting op 18 april 2012. Handelingen II 2011/12, TK nr. 78–6, blz.67

Niet eerder dan nadat de Wet bankenbelasting is ingevoerd.

60.

2011–2012

Toegezegd dat als er aanleiding voor is om te constateren dat er ontwijkgedrag bij de banken optreedt, de Kamer hierover zal worden ingelicht.

Staatssecretaris tijdens de behandeling van het wetsvoorstel bankenbelasting op 18 april 2012 Handelingen II 2011/12, TK nr. 78–6, blz.84.

Niet eerder dan nadat de Wet bankenbelasting is ingevoerd.

61.

2011–2012

Toegezegd te overleg gen met de banken over overheveling tegoeden sociaal-etisch beleggen naar groen beleggen vóór Prinsjesdag.

Staatssecretaris tijdens wetgevingsoverleg op 18 juni over o.a. het wetsvoorstel Uitwerking fiscale maatregelen Begrotingsakkoord 2013.

Kamerstukken II 2011/12, 33 245, nr. 10, blz.37

In voorbereiding. Er is wel al contact opgenomen met de Nederlandse Vereniging van Banken.

62.

2011–2012

Toegezegd op een nader te bepalen moment een afgewogen voorstel te doen om oneigenlijk gebruik en bepaalde constructies te bestrijden, dit naar aanleiding van vragen over het zogenaamde «Scheepjeshofarrest» inzake beleggingsfondsen, onroerendezaaklichamen en overdrachtsbelasting.

Staatssecretaris tijdens wetgevingsoverleg op 18 juni over o.a. het wetsvoorstel Uitwerking fiscale maatregelen Begrotingsakkoord 2013.

Kamerstukken II 2011/12, 33 245, nr. 10, blz.41

In voorbereiding

63.

2011–2012

Toegezegd om eventuele problemen mbt Bosal mee te nemen bij het BP 2013

Staatssecretaris tijdens wetgevingsoverleg op 18 juni over o.a.het wetsvoorstel Uitwerking fiscale maatregelen Begrotingsakkoord 2013.

Kamerstukken II 2011/12, 33 245, nr. 10, blz.42

In voorbereiding

64.

2011–2012

Toegezegd de voorhangprocedure van de Algemene Maatregel van Bestuur met betrekking tot Bosal, wettelijk te regelen.

Staatssecretaris tijdens wetgevingsoverleg op 18 juni over o.a. het wetsvoorstel Uitwerking fiscale maatregelen Begrotingsakkoord 2013. Kamerstukken II 2011/12, 33 245, nr. 10, blz. 53

Afgerond. De voorhangprocedure is opgenomen in de Wet van 12 juli 2012. Wet uitwerking fiscale maatregelen Begrotingsakkoord 2013. Stb.17 juli 2012, nr. 321

65.

2011–2012

Toegezegd zich in te zetten om de btw-systematiek voor de tabaksbranche te wijzigen.

Staatssecretaris tijdens de plenaire behandeling op 20 juni 2012 over het wetsvoorstel Uitwerking fiscale maatregelen Begrotingsakkoord 2013. Kamerstukken II 2011/12, TK nr. 98, blz. 3–22

In voorbereiding

66.

2011–2012

Toegezegd vóór 1 oktober 2012 een actieplan naar de Kamer te sturen voor intensivering toezicht en invordering Belastingdienst.

Staatssecretaris tijdens het AO Belastingdienst op 27 juni 2012.

Kamerstukken II 2011/12, 31 066, nr. 143, blz. 21

Planning vóór 1 oktober 2012

67.

2011–2012

Toegezegd in de begroting 2013 recente uitkomsten van de onderzoeken naar de nalevingstekorten bij particulieren en MKB, op te nemen.

Staatssecretaris tijdens het AO Belastingdienst op 27 juni 2012. Kamerstukken II 2011/12, 31 066, nr. 143, blz. 21

Wordt meegenomen in het actieplan toezicht en invordering Belastingdienst. (Planning vóór 1 oktober 2012 naar de Kamer)

68.

2011–2012

Toegezegd op korte termijn een brief naar de Kamer te sturen met maatregelen om wat meer checks and balances in te bouwen voor wat betreft ZZP-ers omdat daar ook een deel van de tax gap zit.

Staatssecretaris tijdens het AO Belastingdienst op 27 juni 2012. Kamerstukken II 2011/12, 31 066, nr. 143, blz. 21

In voorbereiding

69.

2011–2012

Toegezegd de praktijk van verzending van dwangbevelen per post te evalueren.

Staatssecretaris tijdens het AO Belastingdienst op 27 juni 2012. Kamerstukken II 2011/12, 31 066, nr. 143, blz. 28

In voorbereiding

70.

2011–2012

Toegezegd bij het Belastingplan 2013 te bekijken of het mogelijk is rente bij terugvorderingen toeslagen in rekening te brengen.

Staatssecretaris tijdens het AO Belastingdienst op 27 juni 2012. Kamerstukken II 2011/12, 31 066, nr. 143, blz. 29

In voorbereiding

71.

2011–2012

Toegezegd te onderzoeken of de bevestigingsbrief bij wijziging van rekeningnummers nog nodig is.

Staatssecretaris tijdens het AO Belastingdienst op 27 juni 2012. Kamerstukken II 2011/12, 31 066, nr. 143, blz. 29

In voorbereiding

72.

2011–2012

Toegezegd contact op te nemen met de Minister van VWS over het op orde krijgen van de verzekerdenadministratie zorgverzekering.

Staatssecretaris tijdens het AO Belastingdienst op 27 juni 2012. Kamerstukken II 2011/12, 31 066, nr. 143, blz. 30

In voorbereiding

73.

2011–2012

Toegezegd in de eerstvolgende halfjaarrapportage een toelichting te geven op de vermindering van het aantal deurwaarders bij de Belastingdienst.

Staatssecretaris tijdens het AO Belastingdienst op 27 juni 2012. Kamerstukken II 2011/12, 31 066, nr. 143, blz. 33

Eerstvolgende halfjaarrapportage in december 2012

74.

2011–2012

Toegezegd om in de eerstvolgende halfjaarrapportage iets op te nemen over de Belastingdienst van Caraïbisch Nederland.

Staatssecretaris tijdens het AO Belastingdienst op 27 juni 2012. Kamerstukken II 2011/12, 31 066, nr. 143, blz. 34

Eerstvolgende halfjaarrapportage in december 2012

75.

2011–2012

Toegezegd om vóór het einde van het zomerreces 2012 een brief te sturen met cijfermatige informatie mbt bankbalansen over de jaren 2006 t/m 2009.

Staatssecretaris in de nota naar aanleiding van het verslag van 29 juni 2012. Kamerstukken I 2011/12, 33 121, F, blz. 9

In voorbereiding

76.

2011–2012

Toegezegd dat de kredietverlening permanent zal worden gemonitord en dat er na 3 jaar een evaluatie van de werking van de bankenbelasting plaats zal vinden.

Staatssecretaris tijdens de plenaire behandeling in de EK op 3 juli 2012 over de Wet bankenbelasting. Handelingen I 2011/12, EK nr. 36, blz. 8–78

3 jaar na invoering van de bankenbelasting (2015)

77.

2011–2012

Toegezegd de Kamer te informeren over het betrekken van de werkvloer (belastingdeurwaarders, ontvangers en controleurs) bij de opstelling van het actieplan voor intensivering toezicht en invordering Belastingdienst.

Staatssecretaris tijdens het debat op 5 juli 2012 naar aanleiding van het AO Belastingdienst op 27 juni 2012. Kamerstukken nog niet beschikbaar

In voorbereiding

78.

2011–2012

Toegezegd het onderzoek van HFC naar het belang van de non-bank financiële sector aan de Kamer toe te zenden.

Staatssecretaris tijdens het debat op 5 juli 2012 naar aanleiding van het AO Belastingdienst op 27 juni 2012. Kamerstukken nog niet beschikbaar

In voorbereiding

NIET-FISCAAL

Overzicht van de door de Staten-Generaal aanvaarde moties en door bewindslieden gedane toezeggingen

Door de Staten-Generaal aanvaarde moties

Onderdeel A.1 Moties waarvan de uitvoering is afgerond

 

Vergaderjaar

Omschrijving van de motie

Vindplaats

Stand van zaken/Planning

1.

2010–2011

Motie Blanksma-Van den Heuvel, verzoekt passende maatregelen regering zodat banken Code Banken kunnen aanvullen en Tweede Kamer voor september 2011 informeren over de

implementatie van deze maatregelen.

Kamerstukken II 2010–2011, 31 980, nr. 24.

Afgerond. Motie is nadrukkelijk onder de aandacht gebracht van de NVB. Zie het overzicht bij Kamerstukken II, 2011–2012, 31 980, nr. 55.

2.

2010–2011

Motie Blanksma-Van den Heuvel, verzoekt alvast wetgeving voor te bereiden om aanbevelingen uit Code Banken indien mogelijk op zeer korte termijn wettelijk te kunnen verankeren.

Kamerstukken II 2010–2011, 31 980, nr. 26.

Afgerond. Motie is nadrukkelijk onder de aandacht gebracht van de NVB. Zie het overzicht bij Kamerstukken II, 2011–2012, 31 980, nr. 55.

3.

2010–2011

Motie Huizing, verzoekt koppeling bankierseed aan de geschiktheids- en

betrouwbaarheidstoets van DNB en AFM.

Kamerstukken II 2010–2011, 31 980, nr. 37.

Afgerond. Wetgeving is in gang gezet. Onderdeel van de Wijzigingswet Financiële Markten 2013. Zie o.a. Kamerstukken II, 2011–2012, 31 980, nrs. 63 en 76.

4.

2010–2011

Motie Dijkhoff/Ormel over een Europese financiële transactiebelasting als nieuw eigen middel van de EU.

Kamerstukken II, 2010–2011, 21 501-20, nr. 546.

Afgerond. Kamerstukken II, 2010–2011, 21 501-20, nr. 553, p. 12.

5.

2010–2011

Motie Plasterk c.s., verzoekt het regelen van wettelijke bevoegdheden aan de AFM voor toezicht het beleid inzake de ontwikkeling van financiële producten.

Kamerstukken II 2010–2011, 31 980 nr. 35.

Afgerond. Het productgoedkeuringsproces maakt deel uit van het Wijzigingsbesluit Financiële Markten 2013.

6.

2010–2011

Motie Schouw c.s. over het opnemen van de landenspecifieke aanbevelingen voor Nederland in de departementale begrotingen.

Kamerstukken II, 2010–2011, 21 501-20, nr. 537.

Verwijzing in departementale begrotingen 2012 en miljoenennota 2012. Het zal tevens worden opgenomen in de miljoenennota 2013.

7.

2010–2011

Motie Plasterk c.s. over het vooraf bespreken met de Tweede Kamer van door Nederland voorgestelde wijzigingen in de aanbevelingen aan Nederland in het kader van het Europese semester.

Kamerstukken II, 2010–2011, 21 501-20, nr. 547.

Kamerstuk 21 501-07, nr. 921 en Kamerstuk 21 501-20, nr. 639, besproken tijdens het Algemeen Overleg van 13 juni 2012: zie Kamerstukken II, 2011–2012, 21 501-07 nr. 935.

8.

2010–2011

Motie Ten Broeke/Ormel over nominale bevriezing EU-begroting 2012 en behoud korting bij volgend MFK EU-begroting.

Kamerstukken II, 2010–2011, 32 502, nr.4.

Afgerond. Eerste deel motie beantwoord in brief aan de Tweede Kamer (overgenomen in Nederlandse inzet). Tweede deel beantwoord bij reactie Commissievoorstel MFK.

Kamerstuk 21 501-03, nr.58 en Kamerstuk 21 501-20, nr. 553.

9.

2010–2011

Motie Plasterk/Voordewind over inzet op nominale bevriezing EU-begroting 2012 en 2013 alsmede bij volgend MFK (2014–2020).

Kamerstukken II, 2010–2011, 32 502, nr.19 .

Afgerond. Eerste deel motie beantwoord in brief aan Tweede Kamer (overgenomen in Nederlandse inzet). Tweede deel beantwoord bij reactie Commissievoorstel MFK.

Kamerstuk 21 501-03, nr.58 en Kamerstuk 21 501-20, nr. 553.

10.

2010–2011

Motie Plasterk/Ten Broeke over de Nederlandse inzet bij de onderhandelingen MFK waarbij gefocust zou moeten worden op vier doelstellingen.

Kamerstukken II, 2010–2011, 32 502, nr.7.

Afgerond. Begin september heeft kabinet reactie gestuurd naar de Kamer over Commissievoorstel nieuw MFK.

Kamerstuk 21 501-20, nr. 553.

11.

2010–2011

Motie Ormel c.s. over synergie Europees beleid/besparingen en nationaal beleid/besparingen.

Kamerstukken II, 2010–2011, 32 502, nr.8.

Afgerond. Begin september heeft kabinet reactie naar Kamer over Commissievoorstel nieuw MFK gestuurd.

Kamerstuk 21 501-20, nr. 553.

12.

2010–2011

Motie Pechtold/Van Gent over het informeren van de Kamer bij het definitieve steunpakket over de visie op de toekomst van de Europese Monetaire Unie.

Kamerstukken II, 2010–2011, 21507–07, nr. 826.

Zie brief toekomst visie EMU. Kamerstukken II, 2010–2011, 21 501-07, nr. 839.

13.

2011–2012

Motie Koolmees/Braakhuis over de toestand van ’s Rijks Financiën/ MEOP.

Kamerstukken II 2011–2012, 33 000, nr. 49.

Afgerond bij brief van 29 november 2011 (Kamerstukken II, 2011–2012, 21 501-07, nr. 869).

14.

2011–2012

Motie Koolmees c.s. over uitwerking van het akkoord.

Kamerstukken II 2011–2012, 21 501-20, nr. 576.

Brief regering – minister van Financiën, J.C. de Jager – 29 november 2011. Reactie op motie Koolmees en Braakhuis (33 000, nr. 49) aangaande de macro-economische

onevenwichtigheden en het voorkomen en mitigeren van deze onevenwichtigheden. Kamerstukken II, 2011–2012, 21 501-07, nr. 869.

15.

2011–2012

Motie Sap/Schouw over wegnemen van bezwaren van het Europees Parlement.

Kamerstukken II 2011–2012, 21 501-20, nr.607.

Verslag informele Europese Raad.

Kamerstuk 21 501-20, nr. 611.

16.

2011–2012

Motie Blanksma-Van den Heuvel c.s. over deelname van Italië en Spanje aan preventieve programma’s .

Kamerstukken II, 2011–2012, 21 501-20, nr. 579.

Afgerond. Zie Kamerstukken II, 2011–2012, 21 501-20, nr 584 p. 27.

17.

2011–2012

Motie Sap c.s. over een analyse van de opties vergroting noodfonds.

Kamerstukken II 2011–2012, 21 501-20, nr. 580.

Kamerstuk 21 501-07, nr. 868.

18.

2011–2012

Motie Plasterk c.s. over de onderhandelingen over de «by-laws».

Kamerstukken II, 2011–2012, 33 221, nr. 10.

Afgerond. Zie o.a. Kamerstuk 2011–2012, 33 221, nr. B.

19.

2011–2012

Motie Slob/Voordewind spreekt uit dat de regering in 2013 óók geen indexatie van de uitvoerings-kosten toepast voor contractloonstijging voor de overige budgetgefinancierde zbo’s

Kamerstukken II, 33 280, nr. 11.

De Kamer wordt geïnformeerd in hoofdstuk 2 van de Miljoenennota 2013.

Door de Staten-Generaal aanvaarde moties

Onderdeel A.2 Moties waarvan de uitvoering nog niet is afgerond

 

Vergaderjaar

Omschrijving van de motie

Vindplaats

Stand van zaken/Planning

1.

2008–2009

Verzoek om loyaliteitsdividend en extra stemrecht voor trouwe aandeelhouders wettelijk te verankeren.

Kamerstukken II, 2008–2009, 31 371, nr. 197.

De minister van Veiligheid en Justitie is in zijn brief van 28 april 2011 ingegaan op de mogelijkheden van het wettelijk regelen van het belonen van langetermijn aandeelhouders (Kamerstukken 31 980, nr. 48). In november 2011 heeft een rondetafelgesprek plaatsgevonden met vertegenwoordigers van aandeelhouders en ondernemingen en academici om te bezien of een wettelijke regeling voor loyaliteitsdividend kan bijdragen aan langetermijn-aandeelhouderschap. Deze deskundigen gaven aan dat er onvoldoende zicht is op de positieve effecten van een dergelijke regeling. De algemene conclusie is dat het belonen van langetermijn-aandeelhouderschap via extra stemrecht of extra dividend geen effectief middel is om lange termijn waardecreatie te behalen en om de negatieve aspecten van korte termijn handel te voorkomen.

2.

2010–2011

Motie Haubrich-Gooskens, verzoekt de regering stappen te nemen om te komen tot een verbod op aantoonbare directe investeringen in de productie, verkoop en distributie van clustermunitie.

Eerste Kamer, vergaderjaar 2010–2011, 32 187 (R1902), F.

Het verbod op investeringen in clustermunitie maakt deel uit van het Wijzigingsbesluit Financiële Markten 2013.

3.

2010–2011

Motie Braakhuis om de Tweede Kamer voortaan halfjaarlijks in te lichten over de voortgang van de implementatie van de 27 aanbevelingen van de commissie-De Wit.

Kamerstukken II, 2010–2011, 31 980, nr. 34.

Tweede voortgangsrapportage is in mei 2012 verstuurd. Rapportage over de voortgang vindt voortaan plaats tezamen met de reactie op de jaarlijkse wetgevingsbrieven van DNB en de AFM.

4.

2010–2011

Motie Slob/Braakhuis over een actieve inzet voor herziening van de strikte geheimhoudingsplicht.

Kamerstukken II, 2010–2011, 31 980, nr. 20.

In lijn met de motie is met succes bepleit dat er in CRD IV een bepaling omtrent verruiming van het vertrouwelijkheidsregime wordt opgenomen. Zie ook de tweede voortgangsrapportage commissie-De Wit van 29 mei 2012 (Kamerstukken II, 2011–2012, 31 980, nr. 72, bijlage).

5.

2010–2011

Motie Huizing, verzoekt de Kamer te informeren indien de naleving van de beloningsbepalingen uit de Code Banken onvoldoende is en de toezichthouders niet hebben ingegrepen.

Kamerstukken II 2010–2011, 31 980, nr. 22.

De Monitoring Commissie heeft eind 2012 gerapporteerd (Kamerstukken II 2011/12, 32 013, nr. 18.). Hieruit bleek dat er flinke stappen waren gezet, maar dat men er nog niet was. Eind 2013 zal de Commissie wederom rapporteren.

6.

2010–2011

Motie Braakhuis c.s., verzoekt oproep financiële instellingen om gedragscodes op te stellen.

Kamerstukken II 2010–2011, 31 980, nr. 33.

Overleg gevoerd met betrokken instanties, DUFAS, ministerie SZW en de Pensioenraad. Tweede Kamer wordt op de hoogte gehouden via de halfjaarlijkse voortgangsrapportage over aanbevelingen commissie-De Wit.

7.

2010–2011

Motie Van Vliet, vraagt het kabinet geen «onomkeerbare stappen; in de privatisering van ABN AMRO te zetten zonder de Kamer in te lichten.

Kamerstukken II, 2010–2011, 28 165, nr. 125.

De minister zal de Tweede Kamer nadere informatie sturen in aanloop naar de exit.

8.

2010–2011

Motie Groot/Bashir, vraagt het kabinet de wenselijkheid en vorm van een permanent belang in ABN AMRO te onderzoeken.

Kamerstukken II, 2010–2011, 28 165, nr. 127.

De minister zal de Tweede Kamer nadere informatie sturen, waarschijnlijk in 2012.

9.

2010–2011

Motie Blanksma-Van den Heuvel, vraagt het kabinet na te denken over de corporate governance van ABN AMRO ná de exit.

Kamerstukken II, 2010–2011, 28 165, nr. 128.

De minister zal de Tweede Kamer nadere informatie sturen in aanloop naar de exit.

10.

2010–2011

Motie nr. 28. Zorgen dat nummerportabiliteit zo snel mogelijk wordt ingevoerd en de Kamer voor het zomerreces informeren over de stappen die hiertoe worden genomen.

N.a.v. Kamerstukken II 31 980, nr. 46.

Middels de brief van 7 maart 2012 is de Tweede Kamer op de hoogte gesteld van de kabinetsreactie t.a.v. het groenboek van de EC getiteld

«Naar een geïntegreerde Europese markt voor kaart-, internet- en mobiele betalingen» (Tweede Kamer, vergaderjaar 2011–2012, 22 112, nr. 1375). Hierin heeft Nederland nogmaals een oproep gedaan aan de Europese Commissie om te bekijken welke mogelijkheden op termijn bestaan voor de invoering van nummerportabiliteit. Nederland zal in Europa, in elk passend gremium, blijven pleiten voor nummerportabiliteit.

11.

2011–2012

Motie Backer c.s. verzoekt om met voorrang na te streven in de EU dat er een volwaardige Europese toezichthouder op banken ontstaat.

Eerste Kamer, vergaderjaar 2011–2012, 33 000, M.

Op basis van de conclusies van de Eurotop en Europese Raad (ER) van 28 en 29 juni wordt er op dit moment in Europa gewerkt aan het opzetten van Europees bankentoezicht (Effective Single Supervisory Mechanism). Effectief Europees bankentoezicht is als voorwaarde gesteld voor het mogelijk maken van directe herkapitalisatie van Europese banken door het ESM. De Europese Commissie (EC) publiceert naar verwachting in september een voorstel voor een verordening waarmee dit Europese bankentoezicht wordt opgericht.

12.

2011–2012

Verzoek om een brief met een reactie op het rapport van Worldwide Investments in Cluster Munitions.

Ordedebat, Regeling van werkzaamheden, 14 juni 2012.

In voorbereiding.

13.

2011–2012

Motie Leegte, vraagt het kabinet om de Kamer te informeren over alle financiële risico’s voor de belastingbetaler als gevolg van Duitse investeringen van TenneT.

Kamerstukken II, 2011–2012, 29 023, nr. 125.

De minister zal de Tweede Kamer informeren over de risico’s.

14.

2011–2012

Motie Harbers c.s. over vooraf voor instemming voorleggen van een verhoging of wijziging van het maatschappelijk kapitaal.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2011–2012, 33 221, nr. 11.

Tot nu toe is er geen sprake geweest van verhoging van het maatschappelijk kapitaal.

15.

2011–2012

Motie Blanksma-Van den Heuvel c.s. over een maximale en zo vroeg mogelijke betrokkenheid van het IMF.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2011–2012, 33 221, nr. 12.

Kamerstukken II, 2011–2012, 21 501-07 nr. 932 voor IMF betrokkenheid bij de steun voor Spanje en Kamerstukken II, 2011–2012, 21 501-07 nr. 931 voor IMF betrokkenheid bij de steun voor Cyprus

16.

2011–2012

Motie Harbers c.s. over afspraken over tekorten en schulden.

Kamerstukken II, 2011–2012, 21 501-20, nr. 577.

De kabinetsinzet ten aanzien van de toekomstige vormgeving van de EMU is neergelegd in Kamerstukken II, 2011–2012, 21 501-07 nr. 839. Het kabinet blijft zich inzetten voor realisatie van het daarin beschreven sanctie-instrumentarium.

17.

2011–2012

Motie Dijkgraaf over de AAA-status van Frankrijk.

Kamerstukken II, 2011–2012, 21 501-20, nr. 581.

Motie niet langer actueel nu rating van Frankrijk in januari 2012 door S&P is verlaagd en Frankrijk geen AAA-status meer bezit bij alle grootste rating-agencies.

18.

2011–2012

Motie-Van Vliet over een wettelijke regeling vergelijkbaar met Volcker Rule.

Kamerstukken II, 2011–2012, 31 980, nr. 64.

Zoals aangegeven in het VAO van 18 april 2012, zal eerst gepoogd worden invulling te geven aan de Volcker-rule op EU-niveau. Hiervoor is het rapport van belang van de door de Europese Commissie ingestelde «High-level expert Group on reforming the structure of the EU banking sector» dat deze zomer wordt verwacht. Vervolgens zal de wijze waarop de Volcker-rule in Nederland moet worden ingevoerd, worden onderzocht door de Nederlandse onderzoekscommissie die aansluitend op de High-level expert group aan het werk zal gaan om aanbevelingen te doen over de toekomst van de Nederlandse bancaire sector.

19.

2011–2012

Motie-Huizing over de nutsfuncties van banken.

Kamerstukken II, 2011–2012, 31 980, nr. 65.

De Nederlandsche Bank is in samenwerking met de betrokken banken doende om resolutieplannen op te stellen voor de Nederlandse systeembanken.

De Europese Commissie heeft inmiddels een richtlijnvoorstel gepubliceerd voor een raamwerk voor herstel- en resolutieplannen op EU-niveau.

20.

2011–2012

Motie-Blanksma-van den Heuvel/Plasterk over het instellen van een commissie.

Kamerstukken II, 2011–2012, 31 980, nr. 71

De instelling van de commissie is in voorbereiding.

21.

2011–2012

Motie-Blanksma-van den Heuvel c.s. over niet investeren in risicovolle beleggingscategorieën.

Kamerstukken II, 2011–2012, 31 980, nr. 67.

De motie betreft een aspect dat wordt onderzocht in de context van de Volcker-rule. Deze materie zal worden betrokken in het onderzoek van de commissie die aanbevelingen zal doen over de toekomst van de bancaire sector.

22

2011–2012

Motie Pechtold over voorafgaand aan belangrijke bijeenkomsten over de aanpak van de eurocrisis helder en eenduidig te communiceren over de inzet van het kabinet in Europees verband;

Debat over de Europese Top 21 501-20, nr. 645.

Tot nu toe aan voldaan. Zie alle verzonden Geannoteerde Agenda’s t.b.v. de Eurogroep en Ecofin Raden en de Geannoteerde Agenda’s t.b.v. de Europese Raden.

23.

2011–2012

Motie Voordewind/Slob over bij Prinsjesdag te informeren op welke wijze teruglopende onderwijsbudgetten vanwege dalende leerlingaantallen toch voor het onderwijs behouden kunnen blijven.

Kamerstukken II, 33 280, nr. 10.

De Kamer wordt geïnformeerd bij de Algemene Financiële Beschouwingen of de begrotingsbehandeling van het ministerie van OCW.

24.

2011–2012

De motie heeft betrekking op de voorgenomen huurprijsherziening van ligplaatsen voor woonboten op Staatseigendom en voorziet in een keuze door de woonbooteigenaren/huurders van ligplaatsen tussen het oorspronkelijke huurprijsherzieningsvoorstel met versoepelingen in combinatie met het door de verhuurder in gezamenlijkheid met woonbootorganisaties voeren van bindend adviesprocedures ter vaststelling van de huurprijs en het oorspronkelijke huurprijsherzieningsvoorstel met versoepelingen.

Kamerstukken II, 32 730, nr. 10.

De in de omschrijving van de motie genoemde keuze is niet gemaakt door de huurders waardoor terug gevallen is op het oorspronkelijke huurprijsherzieningsvoorstel met versoepelingen. Huurders van ligplaatsen voor woonboten ontvangen ter uitvoering van de motie in 2012/2013 onder toepassing van maatwerk (nieuwe) huurprijsherzieningsvoorstellen.

25.

2011–2012

Motie Sent c.s. verzoekt het kabinet de Kamer tijdig, in elk geval uiterlijk 1 juni 2013, te informeren over de kredietverleningssituatie in Nederland middels een rapport van De Nederlandsche Bank en, indien noodzakelijk, onmiddellijk in te grijpen in de situatie.

Eerste Kamer, vergaderjaar 2011–2012, 33 121, J.

De Kamer zal geïnformeerd worden over de kredietverleningssituatie in Nederland.

Onderdeel B.1 Toezeggingen waarvan de uitvoering is afgerond

 

Vergaderjaar

Omschrijving van de toezegging

Vindplaats

Stand van zaken/planning

1.

2006–2007

De minister zal bezien in overleg met de minister van Justitie, of artikel 2:8 BW verder moet worden gespecificeerd.

AO Commissie Frijns 5 juli 2007, Kamerstukken II 2006–2007, 31 083, nr. 2.

Er is geen aanleiding om de regelgeving aan te passen. In overweging 9 van de Nederlandse corporate governance code van 2008 is opgenomen dat aandeelhouders bij hun handelen in beginsel hun eigen belangen mogen nastreven, binnen het kader van de maatstaven van redelijkheid en billijkheid. Hoe groter het belang is dat een aandeelhouder in de vennootschap houdt, hoe groter zijn verantwoordelijkheid is jegens de vennootschap, minderheidsaandeelhouders en andere bij de vennootschap betrokkenen.

Voorts is het enquêterecht aangepast en dit treedt op 1 januari 2013 in werking. Op basis van de nieuwe regels kan een vennootschap een enquête starten jegens individuele aandeelhouders die zich misdragen.

2.

2008–2009

Toezegging om de Kamer te informeren over de problematiek vanuit de FNLI.

Plenair debat van 21 januari 2009.

Aan deze toezegging is voldaan. Zie brief Kredietverzekeringsmaatregelen d.d. 26 juni 2009 (Kamerstukken II, 2008–2009, 31 371 nr. 223).

3.

2008–2009

Toezegging om schriftelijk in te gaan op de voorwaarden voor het krijgen van leningen uit hoofde van de betalingsbalanssteun van de Europese Unie.

AO van 3 juni 2009.

Aan deze toezegging is voldaan. Zie Geannoteerde agenda Eurogroep en Ecofin Raad van 6 en 7 juli 2009, verzonden op 25 juni 2009.

4.

2009–2010

Studie dienstverlening in andere landen.

AO 3 december, regels voor de Financiële dienstverlening, Kamerstukken II, 29 507, nr. 90, de brief van de minister van Financiën d.d. 27 november 2009 inzake Regelgeving financiële dienstverlening, Kamerstukken II, 29 507, nr. 89.

De norm voor het productontwikkelingsproces maakt deel uit van het Wijzigingsbesluit Financiële Markten 2013. In deze norm is ook een analyse van de internationale regels meegenomen.

5.

2009–2010

Nader onderzoek consumentenwebsite naar Engels model.

AO van 3 december 2009.

Uitgevoerd. De FSA heeft ons bericht dat de site toentertijd (februari 2010) werd bezocht door circa 18 000 bezoekers per week en het budget voor hun gehele programma gericht op financiële bekwaamheid 21 miljoen pond bedroeg. De website wijzeringeldzaken is sedertdien uitgebreid. Daarbij is voor een opzet gekozen dat past bij de platformgedachte en bovendien past binnen het beschikbare, veel geringere, budget van Wijzer in geldzaken. De website is onderverdeeld in overzichtelijke en aansprekende thema´s, waaronder de levensfasen, die doorverwijzen naar relevante informatie van onder meer de partners van Wijzer in geldzaken. Dit heeft geresulteerd in maar liefst 1 157 634 bezoeken in 2011 (oftewel 22 262 bezoeken per week).

6.

2009–2010

Vraag van het lid Tang omtrent financiële exposure bij Spaanse instellingen.

AO van 11 februari 2010.

Aan deze toezegging is voldaan. Zie hiervoor o.a. de brief van 13 juni 2012 (Kamerstukken II, 2011–2012, 21 501-07 nr. 922) ter beantwoording van de vragen van het lid Van Dijck.

7.

2009–2010

Tijdens het AO is toegezegd op een rij te zetten waarom er verschil van mening is over het instrument dat gebruikt had kunnen worden bij de aanbeveling.

AO van 10 maart 2010.

Aan deze toezegging is voldaan. Zo heeft er o.a. een gesprek plaatsgevonden tussen de Kamer en professor Scheltema, en een gesprek tussen de Kamer en de toezichthouders.

8.

2009–2010

Nadere informatie over de bankenbelasting.

AO 14 april 2010, Toekomst Financiële sector, de brief van de minister van Financiën d.d. 7 april 2010 over de maatregelen voor de financiële sector op de korte termijn, Kamerstukken II, 32 013, nr. 12.

Afgehandeld met brief van de minister d.d. 18 mei 2010. Kamerstuk 31 980 nr. 9, pagina 8–11.

9.

2009–2010

Toezegging om in de schriftelijke beantwoording bij de Voorjaarsnota in te gaan op de klimaatfinanciering.

Kamerstukken II, 2009–2010, 21 501-07, nr. 737.

Aan deze toezegging is voldaan. Zie Handelingen II, 2010–2011, vergaderingnummer 14.

10.

2009–2010

Inzet in de discussies omtrent dark pools.

AO van 11 februari 2010.

In december 2011 is de Tweede Kamer geïnformeerd over de Nederlandse inzet tijdens de onderhandelingen in Brussel over de herziening van MiFID (MiFID II). De reikwijdte van MiFID wordt uitgebreid waardoor meer activiteiten onder de richtlijn komen te vallen, en transparantie wordt vergroot. Zie Kamerstukken II 2011/12, 22 112, nr. 1271.

11.

2009–2010

Toezegging om het verslag van de bijeenkomst van de Van Rompuygroep voor het AO van 16 juni aan de Kamer te doen toekomen, alsmede om de Kamer op de hoogte te houden van de bijeenkomsten.

AO van 2 juni 2010.

Aan deze toezegging is voldaan. Zie Verslag van de Ecofin Raad van 7 en 8 juni 2010 (Kamerstukken II, 2009–2010, 21 501-07, nr. 742) van 15 juni 2010; Verslag van de Eurogroep en Ecofin Raad van 12 en 13 juli en Van Rompuy werkgroep 12 juli 2010 (Kamerstukken II, 2009–2010, 21 501-07, nr. 746)) van 20 juli 2010; Verslag Eurogroep, Ecofin Raad en Van Rompuy Taskforce 6 en 7 september te Brussel (Kamerstukken II, 2010–2011, 21 501-07, nr. 751) van 13 september 2010; Verslag Van Rompuy werkgroep van 27 september 2010 (BFB10–1098M) van 4 oktober 2010; Verslag van de Van Rompuy Werkgroep en de Eurogroep van 18 oktober en de Ecofin Raad van 19 oktober 2010 te Luxemburg (Kamerstukken II, 2010–2011, 21 501-07, nr. 758) van 26 oktober 2010; Verslag van de Eurogroep en Ecofin Raad van 6 en 7 december 2010 (Kamerstukken II, 2010–2011, 21 501-07, nr. 771) van 15 december 2010.

12.

2009–2010

Evaluatie Stimuleringspakket:

De toezegging om, voor zover het mogelijk is, op het deelniveau van de regelingen (die onderdeel uitmaken van het stimuleringspakket) te evalueren wat de effectiviteit is geweest, met als doel te leren (wat effectief is en wat niet) en lessen te trekken voor de toekomst.

Debat over Voorjaarsnota 2010.

Aan deze toezegging is voldaan.

(zie Kamerstukken II, 2010–2011, 33 000, nr. 32).

13.

2009–2010

Toezegging om te onderzoeken of onderuitgeputte budgetten kunnen worden ingezet voor stimulatieregelingen voor de woningmarkt.

Debat over Voorjaarsnota 2010.

Aan deze toezegging is voldaan (zie. Kamerstukken II, 2009–2010, 32 395, nr. 14). Budgettair verwerkt bij Slotwet 2010 («herinzet middelen stimuleren woningbouw»).

14.

2010–2011

Een overzicht van het beleid t.a.v. investeringen in clustermunitie van banken en verzekeraars die steun van de overheid hebben ontvangen (in samenwerking met SZW, die hieraan gekoppeld een brief over toepasbaarheid aanpak kinderarbeid op clustermunitie-casus moet schrijven).

Spoeddebat clustermunitie 22 september 2010 (door minister Donner).

Vervalt met de introductie van het verbod op investeringen in clustermunitie, dat deel uitmaakt van het Wijzigingsbesluit Financiële Markten 2013.

15.

2010–2011

Toezegging om schriftelijk te verduidelijken wat de taakverdeling en de overdracht van beslissingsbevoegdheid inhoudt.

AO van 6 oktober 2010.

Aan deze toezegging is voldaan (zie Kamerstukken 2010–2011, 26 234, nr. 108).

16.

2010–2011

Toezegging terug te komen op de vraag hoe de rol van de Wereldbank tijdens de crisis zich tot de EPA’s verhoudt.

AO Jaarvergadering IMF/Wereldbank, 6 oktober 2010. Kamerstukken 2010–2011, 26 234, nr. 107.

Afgerond. Zie onder meer  geannoteerde agenda VJV april 2011: kamerstukken 2010–2011, 26 234, nr. 112.

17.

2010–2011

Toezegging om terug te komen op vragen van het lid Sap over het beschermen van kleine spaarders.

AO van 28 oktober 2010 .

Afgerond. De informatievoorziening aan consumenten wordt verbeterd in de nieuwe richtlijn inzake DGS. Nederland zet zich hier in de onderhandeling voor in. Zie o.a. Kamerstukken II, 2010–2011, 21 501-07, nrs. 776 en 791.

18.

2010–2011

Toezegging om terug te komen op vragen van het lid Blanksma-Van den Heuvel omtrent de hoogte van claims.

AO van 28 oktober 2010.

Aan deze toezegging is voldaan. In de tweede termijn van het betreffende AO is antwoord gegeven op de vragen van het lid Blanksma-Van den Heuvel (zie Kamerstukken II, 2010–2011, 32 432, nr. 9, p. 30–35).

19.

2011–2011

Toezegging om de verantwoordelijke bewindspersoon uit te nodigen de vragen van het lid Reuten naar het CBS door te geleiden.

Algemene Financiële Beschouwingen 2011.

Aan deze toezegging is voldaan.

20.

2010–2011

Vooruitlopend op het algehele provisieverbod prioriteit te geven aan bonusprovisieverbod bij schadeverzekeringen en norm tegen excessieve beloningen die klant direct aan adviseur betaalt.

AO 25 november 2010 bespreking evaluatie provisieregelgeving en voorstel provisieverbod Kamerstukken II, 31 086, nr. 26.

Deze maatregelen zijn verwerkt in het Wijzigingsbesluit financiële markten 2012 dat per 1 januari 2012 in werking is getreden. Het bonusprovisieverbod is neergelegd in artikel 149a aanhef en lid 2 onderdeel c van het Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft (BGfo) en de norm tegen excessieve beloningen in artikel 149a lid 2 onder a BGfo.

21

2010–2011

Toezegging schriftelijk in te gaan op Nederlandse prioriteiten voor Franse G20-top.

AO 2 december 2010.

Aan deze toezegging is voldaan. Zie Kamerstuk 21 501-07 nr. 790.

22.

2010–2011

Toezegging om aan de Kamer te rapporteren over de uitvoering van de motie over de bankierseed.

Plenair debat van 17 maart 2011.

Aan deze toezegging is voldaan bij brief van 13 april 2012, waarin de beleidsvoornemens over een eed of belofte uiteen worden gezet (Kamerstukken II, 2011–2012, 31 980, nr. 63).

23.

2010–2011

Toezegging om wettelijke maatregelen te nemen t.a.v. Code Banken indien het rapport hiertoe aanleiding geeft.

Plenair debat van 17 maart 2011.

Aan deze toezegging is voldaan, zie de reactie van de minister op de rapportages van MCB en DNB (Kamerstukken II, 2011–2012, 31 980, nr. 55, p. 11–12).

24.

2010–2011

Toezegging Kamer nadere duidelijkheid te geven over de discussie rond de stoel/onverwijld te informeren.

AO Jaarvergadering IMF/Wereldbank, 12 april 2011. Kamerstukken 2010–2011, 26 234, nr. 114.

Aan deze toezegging is voldaan, zie Kamerstuk 26 234 nr. 121 en Kamerstuk 26 234 nr. 125.

25.

2010–2011

Aangaande beleggingsverzekeringen wil de minister op basis van een inventarisatie van de verschillende regelingen en het flankerend beleid het gesprek met verzekeraars en consumentenstichtingen aangaan.

AO van 20 april 2011 Kamerstukken II 29 507, nr. 100.

Afgerond. Tweede Kamer is geïnformeerd bij brief van 24 november 2011, Kamerstukken II 2011–2012, 29 507, nr. 106.

26.

2010–2011

Toezeggingen:

– om de ministers te vragen het inzicht in de rechtmatigheid, de toezichtsvisies, en de financiële stromen bij RWT’s in de departementale jaarverslagen te verbeteren en per departement

– een overzicht van stichtingen openbaar te maken, en:

– reviews op accountantscontroles bij RWT’s zullen voortaan periodiek op basis van een risicoanalyse plaatsvinden.

AO «Verantwoording en toezicht bij rechtspersonen met een wettelijke taak en bij overheidsstichtingen» d.d. 27 april 2011.

Aan de toezeggingen is voldaan. De verbeteringen met betrekking tot jaarverslagen zijn in de Rijksbegrotingvoorschriften verwerkt.

27.

2010–2011

De minister heeft toegezegd bij het toesturen van zijn voornemens ten aanzien van wet- en regelgeving op het terrein van de financiële markten ook inzicht te geven in de samenhang van deze voornemens.

Eerste Kamer behandeling van Wijzigingswet Financiële Markten 2010, 10 mei 2011 (Handelingen I 2010–2011, nr. 26 item 5).

In de beleids-en wetgevingbrief op het terrein van de financiële markten, die eind oktober 2011 naar het parlement is gestuurd (Kamerstukken II 2010/11 31 980, nr. 55), is uitgebreid ingegaan op bedoelde samenhang.

28.

2010–2011

Toezegging om extra wettelijke maatregelen te treffen, indien de naleving van een goedwerkend productontwikkelingsprocees onvoldoende is.

Eerste Kamer behandeling van Wijzigingswet Financiële Markten 2010, 10 mei 2011 (Handelingen I 2010–2011, nr. 26 item 5)

Het productontwikkelingsproces maakt deel uit van het Wijzigingsbesluit Financiële Markten 2013.

29.

2010–2011

Toezegging om aan de minister van BZK het gevoelen van de kamer inzake hypotheken en particuliere erfpacht over te brengen.

AO van 18 mei 2011.

Deze wens is op ambtelijk niveau overgebracht aan BZK.

30.

2010–2011

Bezuinigingsmonitor:

Toezegging om te rapporteren over de voortgang van de bezuinigingsmaatregelen en alle tekortreducerende maatregelen uit het regeerakkoord.

Verantwoordingsdebat, 19 mei 2011.

Zoals toegezegd zal de monitor twee keer per jaar verschijnen. Ten tijde van het financieel jaarverslag en ook op Prinsjesdag bij de Miljoenennota.

31.

2010–2011

Brief met idee over alternatieve aanpak uitvaartverzekeringen.

AO van 7 juni 2011 over provisieregelgeving Kamerstukken II, 31 086, nr. 28.

Op 23 september 2011 is hierover een brief aan de

Kamer gezonden Kamerstukken II, 32 545, nr. 4). Ingevolge deze brief en de reactie van de Tweede Kamer in het AO van 8 maart 2012 (Kamerstukken II 32 545 , nr. 8), zijn uitvaartverzekeringen onder het provisieverbod geschaard.

32.

2010–2011

In de toelichting bij wijziging Bgfo voorbeelden noemen m.b.t. excessieve beloningen.

AO van 7 juni 2011 over provisieregelgeving Kamerstukken II 31 086, nr.28.

In de toelichting bij de norm tegen excessieve beloningen in artikel 149a lid 2 onder a BGfo zijn voorbeelden opgenomen.

33.

2010–2011

Toezegging om de volledige set indicatoren aan de Kamer voor te leggen, alvorens akkoord te geven.

AO van 29 juni 2011.

Aan deze toezegging is voldaan. Zie Geannoteerde Agenda t.b.v. Eurogroep en Ecofin Raad van 7 en 8 november 2011 (Kamerstukken II, 2011–2012, 21 501-07, nr. 857) met mogelijkheid tot bespreken in het AO van 3 november 2011.

34.

2010–2011

Toezegging om de Kamer schriftelijk te informeren over de door Griekenland genomen maatregelen.

AO van 21 juli 2011.

Aan deze toezegging is voldaan. Zie Schriftelijk Overleg inzake het verslag van de vergadering van de

staatshoofden en regeringsleiders van het eurogebied d.d. 21 juli 2011 en

de garantiestelling aan de ECB (Kamerstukken II, 2010–2011, 21 501-07, nr. 830 en ook Kamerstukken II, 2010–2011, 21 501-07, nr. 808).

35

2010–2011

Tijdens het Algemeen Overleg op 16 augustus toegezegd een analyse te sturen van de voor- en nadelen van eurobonds.

AO van 16 augustus 2011.

Aan deze toezegging is voldaan, zie Kamerstukken II 2011–2012 21 501-07 nr. 844 (Verstuurd 5 oktober, BFB2011–2288M).

36.

2010–2011

Toezegging om het risicoprofiel n.a.v. de verstrekte garanties te melden in het jaarverslag van Financiën en het jaarverslag staatsdeelnemingen.

Debat Voorjaarsnota.

Voldaan. Opgenomen in FJR 2011.

37.

2010–2011

Tijdens het Algemeen Overleg op 16 augustus verzoek om brief met volgende elementen:

– Duidelijk overzicht van de gevolgen voor de begroting van het pakket van de Eurotop van 21 juli

– Inzicht in netto PSI

– Inzicht in risico’s opkopen van obligaties door ECB (indien nodig vertrouwelijk)

– Inzicht in uiteindelijke bijdrage van het IMF

– Bandbreedtes van het EFSF

Kamerstukken II, 2010–2011, 21 501-07, nr. 833.

Aan deze toezegging is voldaan. Zie Kamerstukken II, 2010–2011, 21 501-07, nr.829.

38.

2010–2011

Toezegging om de Kamer te informeren over de te nemen beslissing omtrent afspraken in het sanctieregime van het SGP.

Plenair debat van 17 augustus 2011.

Aan deze toezegging is voldaan. Zie de Geannoteerde agenda Europese Raad d.d. 17 en Eurozone top d.d. 18 oktober 2011 te Brussel (kenmerk DIE-1215/11) en het Verslag Europese bijeenkomsten 22 en 23 oktober 2011 (kenmerk DIE-1330/11) van 24 oktober 2011 en Verslag Europese Raad en Eurozone Top d.d. 26 oktober 2011 (kenmerk DIE-1361/11) van 28 oktober 2011.

39.

2011–2012

Tijdens het Algemeen Overleg van 29 september het verzoek om verslag van de Eurogroep en Ecofin Raad van 3 en 4 oktober voor aanvang AFB.

Kamerstukken II 2011–2012, 21 501-07 nr. 845 en Kamerstukken II 2011–2012, 21 501-07 nr. 843.

Aan deze toezegging is voldaan, het verslag is verstuurd voor aanvang AFB 4 oktober (Kamerstukken II, 2011–2012, 21 501-07, nr. 843).

40.

2011–2012

Tijdens het Algemeen Overleg van 29 september het verzoek om een brief over de werking van de onevenwichtighedenprocedure en de asymmetrische behandeling.

Kamerstukken II 2011–2012 21 501-07 nr. 847.

Aan deze toezegging is voldaan middels de Kamerbrief Versterken Europese economische stabiliteit en groeivermogen.

41.

2011–2012

Tijdens het Algemeen Overleg van 3 november verzoek om technische briefing over ESM.

AO van 3 november 2011.

Aan deze toezegging is voldaan. Op 7 december 2011 heeft er een technische briefing plaats gevonden door directeur BFB.

42.

2011–2012

Tijdens het Algemeen Overleg van 3 november verzoek om technische briefing over de werking van het scoreboard in de onevenwichtighedenprocedure.

AO van 3 november 2011.

Aan deze toezegging is voldaan. Op 8 februari 2012 heeft een technische briefing plaats gevonden, o.a. over het scoreboard.

43.

2011–2012

Tijdens het Algemeen Overleg van 3 november het verzoek om in het Eurogroep/Ecofin verslag van 7/8 november vraag te beantwoorden of in de nieuwe Mifid richtlijn (Mifid-2) de AFM bevoegdheden zal verliezen.

Kamerstukken II, 2011–2012,

21 501-07 nr. 858.

Aan deze toezegging is voldaan, dit is opgenomen in Verslag Eurogroep/Ecofin 7/8 november, verstuurd op 10 november (Kamerstukken II, 2011–2012, 21 501-07, nr. 858).

44.

2011–2012

Tijdens het Algemeen Overleg van 3 november het verzoek om in Eurogroep/Ecofin verslag een geupdate tijdslijn voor implementatie 26/10 besluitvorming toe te voegen.

Kamerstukken II, 2011–2012,

21 501-07 nr. 858.

Aan deze toezegging is voldaan, dit is opgenomen in Verslag Eurogroep/Ecofin 7/8 november, verstuurd op 10 november (Kamerstukken II, 2011–2012, 21 501-07, nr. 858)

45.

2011–2012

Tijdens het Algemeen Overleg van 3 november toezegging om tijdens de Eurogroep van 7 november aandacht te vragen voor hedge funds in uitwerking 26 januari besluitvorming.

Kamerstukken II, 2011–2012,

21 501-07 nr. 858.

Aan deze toezegging is voldaan bij beantwoording van de schriftelijke vragen Plasterk, verzonden met het Verslag Eurogroep/Ecofin 7/8 november, verstuurd op 10 november (Kamerstukken II, 2011–2012, 21 501-07, nr. 858).

46.

2011–2012

Tijdens het Algemeen Overleg van 3 november toezegging om in het onderzoek van CPB naar de FTT ook de stamp duty zoals in het VK mee te nemen.

Kamerstukken II, 2011–2012, 21 501-07, nr. 862.

Aan deze toezegging is voldaan, zie CPB notitie: Evaluatie van de financiële transactiebelasting – 21 december 2011.

47.

2011–2012

Tijdens het Algemeen Overleg van 16 november toezegging om bundeling van onderzoeken naar de gevolgen uiteenvallen eurozone.

Kamerstukken II, 2011–2012, 21501-20-587.

Aan deze toezegging is voldaan. Zie brief regering – minister van Financiën, 6 december 2011 (Kamerstukken II, 2011–2012, 21 501-07, nr. 587).

48.

2011–2012

AO Ecofin 24 november 2011: In het Eurogroep/Ecofin verslag vermelden welke stappen er op governance gebied tot nu toe al gezet zijn.

Kamerstukken II 2011–2012, 21 501-07 nr. 865.

Aan deze toezegging is voldaan, dit is opgenomen in Verslag van de Eurogroep van 29 november 2011 te Brussel (Kamerstukken II, 2011–2012, 21 501-07, nr. 865).

49.

2011–2012

AO 24 november 2011: met het verslag Eurogroep/Ecofin moeten de exposures van pensioenfondsen op zuidelijke lidstaten van Q2–2011 worden meegestuurd.

Kamerstukken II, 2011–2012, 21 501-07 nr. 865.

Aan deze toezegging is voldaan, dit is opgenomen in Verslag van de Ecofin Raad van 30 november 2011 te Brussel (Kamerstukken II, 2011–2012, 21 501-07, nr. 866).

50.

2011–2012

AO 24 november 2011: In de geannoteerde agenda voor de Eurogroep/Ecofin van januari moet er een uitgebreidere omschrijving worden gegeven over de code of conduct.

Kamerstukken II, 2011–2012, 21 501-07 nr. 876.

Aan deze toezegging is voldaan, dit is opgenomen in geannoteerde agenda van de Eurogroep en Ecofin Raad van 23 en 24 januari 2012 te Brussel.

51.

2011–2012

Incidentele suppletoire begroting over IMF middelen met uitleg.

Kamerstuk 2011–2012, 33 090-IXB, nr. 5.

Aan deze toezegging is voldaan,dit is opgenomen in

wijziging van de begrotingsstaten van het Ministerie van Financiën (IXB) voor het jaar 2011 (wijziging samenhangende met de Najaarsnota) (BZ/2011/861 M).

52.

2011–2012

Brief als er een Fins opt out komt voor 85% clausule in het ESM verdrag, bij uitwerking ESM verdrag.

Kamerstukken II, 2011–2012, 21 501-07, nr. 884

Aan deze toezegging is voldaan. Zie brief noodreservefonds ESM, verstuurd op 15 februari 2012 (BFB 2012–897M).

53.

2011–2012

Tijdens plenair debat NJN verzoek om brief met meer uitleg over IMF middelen

Kamerstukken 2011–2012, 21 501-07, nr. 874

Aan deze toezegging is voldaan. Zie brief bilaterale leningen aan het IMF (22 december 2011)

54.

2011–2012

Toezegging om per brief in te gaan op het flankerend beleid, de kostennorm en de zorgplicht van beleggingsverzekeringen.

AO van 1 december 2011.

Aan deze toezegging is voldaan bij brief van 5 juli 2012 (kenmerk FM/2012/ 974 M).

55.

2011–2012

Tijdens het AO van december 2011 met de vaste commissie voor Financiën en de commissie voor de Rijksuitgaven over het onderzoeksrapport «Leren van subsidie-evaluaties» van de Algemene Rekenkamer toegezegd dat de subsidiebijlage bij de begroting wordt uitgebreid met informatie over: einddatum subsidie, datum (jaartal) geplande en uitgevoerde evaluaties en verwijzing naar laatste evaluatie(-rapport) via hyperlink.

www.rbv.minfin.nl.

Afgerond. Het model subsidiebijlage in de rijksbegrotingsvoorschriften is aangepast.

56.

2011–2012

Tijdens het AO van december 2011 met de vaste commissie voor Financiën en de commissie voor de Rijksuitgaven over het onderzoeksrapport «Leren van subsidie-evaluaties» van de Algemene Rekenkamer toegezegd dat zal worden bekeken of subsidies van een horizonbepaling kunnen worden voorzien.

Regeling van de Minister-President, Minister van Algemene Zaken, van 21 juni 2012, nr. 3113629; Staatscourant 2012, nr. 13009.

Afgerond. In de Comptabiliteitswet wordt een wettelijke horizonbepaling opgenomen. Deze horizonbepaling houdt in dat een subsidieregeling automatisch na maximaal vijf jaar vervalt. Voortzetting, of een langere looptijd, is alleen mogelijk indien een gemotiveerd ontwerp van een hiertoe strekkende wijzigingsregeling aan de Tweede Kamer is overlegd (voorhangprocedure). Om snel aan de wens van de Tweede Kamer tegemoet te komen, is per 1 juli 2012 een daartoe strekkende bepaling in de «Aanwijzingen voor subsidieverstrekking» opgenomen.

57.

2011–2012

Toezegging om aan de Kamer te rapporteren over de voortang van de aanpak van misbruik van vastgoed.

AO van 13 december 2011.

Aan deze toezegging is voldaan bij brief van 7 maart 2012 (Kamerstukken II, 2011–2012, 29 911, nr. 63).

58.

2011–2012

Toezegging om CBP te verzoeken de impact van kantorenleegstand op het investeringsklimaat mee te nemen in haar onderzoek.

AO van 13 december 2011.

Gedurende reguliere contacten bleek dat dit onderwerp reeds werd meegenomen in algemeen onderzoek naar de kantorenmarkt in Nederland. Inmiddels heeft het CPB via de notitie «kantorenmarkt in historisch en toekomstig perspectief» (juni 2012) een bijdrage geleverd aan de maatschappelijke discussie omtrent kantorenleegstand.

59.

2011–2012

Toezegging om aan te geven wat onder een noodsituatie verstaan wordt.

AO van 15 december 2011.

Aan deze toezegging is voldaan bij brief van 15 februari 2012 (zie Kamerstukken 2011–2012, 21 501-07, nr. 884).

60.

2011–2012

Toezegging om berekeningen over de effecten van een financial transaction tax op de economie en pensioenfondsen aan de Kamer te sturen.

AO van 15 december 2011.

Aan deze toezegging is voldaan bij brief van 20 maart 2012 (Kamerstukken II, 2011–2012, 32 013, nr. 23).

61.

2011–2012

Toezegging om de Kamer te informeren over de uitkomst van de gesprekken over de schuldreductie.

AO van 15 december 2011.

Aan deze toezegging is voldaan bij brief van 20 maart 2012 (Kamerstukken II, 2011–2012, 21 501-07, nr. 893).

62.

2011–2012

Toezegging aan de Eerste Kamer omtrent het aanmerken van een bijkantoor als «significant» door DNB in geval van een marktaandeel lager dan 2%.

Behandeling Eerste Kamer van het wetsvoorstel ter implementatie van de gewijzigde herziene richtlijn banken en gewijzigde herziene richtlijn kapitaaltoereikendheid, Handelingen I 2011–2012, nr. 2.

Aan deze toezegging is voldaan. Zoals door de minister toegelicht, is het op basis van het wetsvoorstel mogelijk dat een bijkantoor door DNB als significant wordt aangemerkt als het marktaandeel lager is dan 2%. Het betreffende wetsvoorstel is op 30 december 2011 in werking getreden.

63.

2011–2012

Toezegging om in de reactie op de internetconsultatie terug te komen op de wens om kantoorspecifieke rapportages door de AFM openbaar te laten maken.

Plenair wetgevingsdebat van 7 februari 2012.

Aan deze toezegging is voldaan. Op 2 april 2012 is de reactie op de internetconsultatie en het definitieve kabinetsstandpunt m.b.t. de voorstellen van Europees Commissaris Barnier voor een verordening en wijziging van de auditrichtlijn verzonden aan de Tweede Kamer (Kamerstukken II, 2011–2012, 22 112, nr. 1390).

64.

2011–2012

Toezegging om per brief terug te komen met diverse opties t.a.v. de scheiding van controle en advies.

Plenair wetgevingsdebat van 7 februari 2012.

Aan deze toezegging is voldaan. Op 2 april 2012 is de reactie op de internetconsultatie en het definitieve kabinetsstandpunt m.b.t. de voorstellen van Europees Commissaris Barnier voor een verordening en wijziging van de auditrichtlijn verzonden aan de Tweede Kamer (Kamerstukken II, 2011–2012m 22 112, nr. 1390).

65.

2011–2012

AO Ecofin 7 maart 2012: Getallenoverzicht van de 130 mrd, de publieke componenten PSI en hoe de sweeteners werken.

Kamerstukken 2011–2012, 21 501-07 nr. 893.

Aan deze toezegging is voldaan, zie Kamerbrief nieuw leningenprogramma Griekenland (Kamerstukken II, 2011–2012, 21 501-07, nr. 918).

66.

2011–2012

Terugkoppelen over de Nederlandse inzet ten aanzien van groei Griekenland (d.m.v. structuurfondsen, inzet EIB/EBRD, World Bank approach) en de weerklank die Nederland daarbij kreeg

AO Ecofin van 7 maart 2012.

Aan deze toezegging is voldaan (zie Kamerstukken II, 2011–2012, 22 112 nr. 1421).

67.

2011–2012

Toezegging om in FM-plan op de plannen omtrent solvabiliteit van banken in te gaan.

AO van 22 maart 2012.

Aan deze toezegging is voldaan. Zie hiervoor de punten 21 en 22 van het plan «Aanpak financiële sector» (http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/circulaires/2012/04/13/aanpak-financiele-sector.html ).

68.

2011–2012

Toezegging om uiterlijk 30 april een stabiliteitsprogramma in te leveren.

AO van 22 maart 2012.

Het programma is ingeleverd op 27 april 2012 (bij brief met kenmerk AFEP/2012/111).

69.

2011–2012

Toezegging om het Begrotingsverdrag zo snel mogelijk aan de Kamer te sturen.

AO van 22 maart 2012.

Het Begrotingsverdrag is verstuurd op 15 mei 2012 (toezending Nederlandse versie Verdrag inzake Stabiliteit, Coördinatie en Bestuur in de EMU, met kenmerk DIE-217/11).

70.

2011–2012

Toezegging om inzichtelijk te maken hoe de motie omtrent nationale besparingen in Europees verband zal worden uitgevoerd.

AO van 22 maart 2012.

Het kabinet heeft o.a. in een brief over de informatievoorziening over nieuwe Commissievoorstellen (Kamerstukken II, 2010–2011, 22 112, nr. 1198) en in de kabinetsreactie op het Commissievoorstel voor het Meerjarig Financieel Kader 2014–2020 (Kamerstukken II, 2010–2011, 21 501-20, nr.553) aangegeven hoe het omgaat met de motie-Ormel. Daarna is dit toegelicht in diverse BNC-fiches en AO’s en SO’s RAZ.

71.

2011–2012

Toezegging om terug te rapporteren over productgoedkeuringsprocessen en methodologieën m.b.t. ESMA.

AO van 24 maart 2012.

Aan deze toezegging is voldaan. Een uiteenzetting is opgenomen in Verslag van de informele Ecofin Raad van 31 maart 2012 te Kopenhagen (Kamerstukken 2011–2012, 21 501–07, nrs. 904 en 928).

72.

2011–2012

Toezegging om de uitkomsten van de berekening van DNB inzake de effecten op kredietverlening te delen met de Kamer.

Plenair wetgevingsdebat van 18 april 2012.

Dit is gebeurd middels een brief aan de Tweede Kamer op 25 mei (Kamerstukken II, vergaderjaar 2011–2012, 33 121, nr. 31).

73.

2011–2012

Toezegging om een kabinetsreactie te geven op het rapport Van Rompuy.

Plenair debat van 5 juni 2012.

Aan deze toezegging is voldaan. Zie Verslag van de Raad Algemene Zaken 26 juni 2012 met kenmerk DIE-/12, en Verslag van de Europese Raad van 28 en 29 juni met kenmerk DIE-906/12.

Door bewindslieden gedane toezeggingen

Onderdeel B.2 Toezeggingen waarvan de uitvoering nog niet is afgerond

 

Vergaderjaar

Omschrijving van de toezegging

Vindplaats

Stand van zaken/planning

1.

2006–2007

De minister zegt toe bij de aanpassing van de Wet Melding Zeggenschap aandacht te besteden aan de samenloop tussen grens melding zeggenschap en deelnemingsvrijstelling en gevolgen voor kleine beleggers.

AO Commissie Frijns 5 juli 2007, Kamerstukken II, 2006–2007, 31 083, nr. 2.

Wetsvoorstel is op 5 juli 2012 met algemene stemmen aangenomen door de Tweede Kamer (Kamerstukken II, 2008–2009, 32 014). Momenteel is de wet in behandeling in de Eerste Kamer.

2.

2008–2009

Toezegging de Wet wijziging boetestelsel financiële wetgeving over vier jaar te evalueren. De evaluatie zal de vraag of het wetsvoorstel voldoende mogelijkheden biedt om individuen te beboeten en de vraag of de geëffectueerde boetes tegen het plafond aan zitten meenemen.

Handelingen II 2008–2009, nr. 54, pag. 4357–4369.

Deze evaluatie zal eind 2013, begin 2014 worden uitgevoerd.

3.

2009–2010

Toezegging om de vraag van het lid Vendrik of voormalige dochters van de DSB bank gebruik maken van koopsompolissen uit te zoeken.

AO van 10 maart 2010.

In het rapport van de commissie Scheltema is hierover opgemerkt dat DSB medio 2009 is opgehouden met het gebruik van koopsompolissen, maar dat andere binnen het concern langer met koopsompolissen gewerkt hebben.

4.

2009–2010

In het debat is toegezegd na drie jaar een evaluatie te doen over de ervaringen met de PPI’s.

Plenair debat van 30 juni 2010.

Deze evaluatie zal drie jaar na inwerkingtreding plaatsvinden, rondom eind 2013, begin 2014.

5.

2009–2010

In het debat over het rapport Scheltema is toegezegd periodieke rapportages over de cultuuromslag bij DNB aan de Kamer te doen toekomen.

Het hoofdlijnendebat van 1 juli 2010.

In januari 2011 is de Tweede Kamer gerapporteerd over de aanpak van het Plan van Aanpak Cultuurverandering van DNB (Tweede Kamer, vergaderjaar 2010–2011, 32 648, nr. 1 (bijlage)). Voorts is bij gelegenheid van de tweede voortgangsrapportage over aanbeveling 25 van de Tijdelijke commissie onderzoek financieel stelsel – die medio mei 2012 naar de Tweede Kamer is gezonden – periodiek gerapporteerd over dit onderwerp (zie Kamerstukken II, 2011–2012, 31 980, nr. 72).

6.

2010–2011

De Minister heeft toegezegd jaarlijks de Kamer te informeren over zijn voornemens ten aanzien van wet- en regelgeving op het terrein van de financiële markten.

In de aanbiedingsbrief bij het

rapport van de commissie Scheltema (Kamerstukken II, 2009–2010, 32 432 nr. 1).

20 oktober 2011 is de tweede brief aan de Tweede Kamer gestuurd. Naar verwachting zal rond Prinsjesdag de volgende brief aan het parlement worden gezonden.

7.

2010–2011

Toezegging om de uitvoering van de Code Banken scherp in de gaten te houden en maatregelen te nemen indien de resultaten niet bevallen.

Handelingen I, 2010–2011, nr. 10.

Eind december 2011 heeft de Monitoring Commissie haar eerste volledige rapportage gepresenteerd (bijlage bij Kamerstukken II, 2011–2012, 32 013, nr. 20). De minister van Financiën heeft in een reactie (Kamerstukken II, 2011–2012, 32 013, nr. 20) hierop aangegeven behoorlijke stappen van de banken waar te nemen, maar ook nog aandachtspunten te zien, en volledige naleving te verwachten eind 2012.

8.

2010–2011

Aanpassing van de Wwft in navolging van de FATF evaluatie. Ten aanzien van de geconstateerde tekortkomingen wordt reeds gewerkt aan een wetswijziging. Het streven is om eind van dit jaar de betreffende wetswijziging aan uw Kamer te doen toekomen.

Brief aan de Tweede Kamer van 4 maart 2011.

Het wetsvoorstel ter wijziging van de Wwft ligt momenteel in de Tweede Kamer ter behandeling (Kamerstukken II, 2011–2012, 33 238, nr. 2).

9.

2010–2011

Het meer duidelijkheid verschaffen over garanties EFSF-lening aan Ierland (incl. cashbuffer en rente).

 

Dit zal worden opgenomen in de miljoenennota 2013.

10.

2010–2011

De minister zal de Tweede Kamer periodiek op de hoogte houden van de voortgang ten aanzien van de exit van de staat uit de financiële deelnemingen en zal de Kamer nader informeren in aanloop naar de exit.

Kamerstukken 2010–2011, 28 165, nr. 130.

De minister zal periodiek rapporteren en te zijner tijd de Tweede Kamer betrekken.

11.

2010–2011

De minister zal de Tweede Kamer informeren over besluit van de Europese Commissie inzake vermeende staatssteun aan ABN AMRO.

Kamerstukken 2010–2011, 28 165, nr. 130.

Het besluit is gepubliceerd (JOCE L/133/2011). Dit zal worden meegenomen in de periodieke rapportage over ABN AMRO.

12.

2010–2011

De exit-strategie voor de financiële instellingen zal t.z.t. aan de Kamer worden voorgelegd, daarbij zullen o.a. de mogelijkheden zijn onderzocht om te borgen dat ABN Amro een Nederlands bedrijf blijft.

AO van 8 juni 2011.

In behandeling.

13.

2010–2011

Minister zal de Kamer betrekken indien er sprake is van vermogensstortingen bij staatsdeelnemingen.

Plenair wetgevingsdebat van 28 juni 2011.

Indien deze situatie zich voordoet, zal de Kamer hierover geïnformeerd worden.

14.

2010–2011

Minister zal de Kamer betrekken indien er sprake is van privatisering van staatsdeelnemingen.

Plenair wetgevingsdebat van 28 juni 2011.

Indien deze situatie zich voordoet, zal de Kamer hierover geïnformeerd worden.

15.

2011–2012

Minister laat de Kamer weten wat de mogelijkheden zijn voor een tweede pilot pensioenfondsen en internationale institutionele beleggers voor DBFM(O)

AO van 15 september 2011.

In behandeling.

16.

2011–2012

Minister stuurt een tussentijdse rapportage DBFM(O) naar de Kamer

AO van 15 september 2011.

In behandeling.

17.

2011–2012

Toezegging om verzoek van het lid Blanksma-Van den Heuvel over de signaalmarge mee te nemen bij de uitwerking van de Wet Hof

Plenair debat 5 oktober 2011.

Aan de Wet Hof wordt gewerkt. De Raad van State heeft advies uitgebracht.

18.

2011–2012

Toezegging tot schrijven van een brief over twee jaar inzake consumentenbescherming op de BES-eilanden.

Wetgevingsoverleg van 24 oktober 2011.

Zoals toegezegd zal deze in 2013 aan de Kamer worden gezonden.

19.

2011–2012

Toezegging om de Kamer te informeren over de ontwikkelingen rondom de «put up or shut up» regeling.

Wetgevingsoverleg van 24 oktober 2011.

De «put up or shut up»-regeling is onderdeel van de wijziging van het Besluit openbare biedingen Wft (Staatsblad 2012, 196) met beoogde inwerkingtredingsdatum van 1 juli 2012. Zoals gezegd zullen de ontwikkelingen bij deze regeling in overleg met de AFM worden bekeken.

Deze toezegging zal te zijner tijd worden nagekomen.

20.

2011–2012

Toezegging om de evaluatie van de Wta naar de Kamer te sturen.

AO van 27 oktober 2011.

Aan deze toezegging wordt later voldaan. Gezien de vele ontwikkelingen op het terrein van accountancy is mede op verzoek van de AFM de evaluatie een jaar uitgesteld tot medio 2013 .

21.

2011–2012

Toezegging om precies na te gaan of de Wet Hof voldoet aan de Europese afspraken.

AO 15 december 2011.

Aan de Wet Hof wordt gewerkt. De Raad van State heeft advies uitgebracht.

22.

2011–2012

Toezegging tot het doen van een analyse omtrent stilvallen van de hypotheekmarkt.

AO van 21 december 2011.

In voorbereiding.

23.

2011–2012

Toezegging om de Kamer in het najaar een geactualiseerde versie van het toezichtsarrangement te sturen.

Plenair wetgevingsdebat van 6 februari 2012.

In voorbereiding.

24.

2011–2012

Toezegging om te onderzoeken of een generieke zorgplicht mogelijk is.

Plenair debat van 28 februari 2012.

In voorbereiding.

25.

2011–2012

Brief met de staatssecretaris I&M over Nederlandse inzet in klimaatonderhandelingen na 2012.

AO Ecofin van 7 maart 2012.

Nog niet aan de orde.

26.

2011–2012

Toezegging om in het najaar met een uiteenzetting over bail-in debt te komen.

AO Ecofin van 22 maart 2012.

Zoals toegezegd zal deze in het najaar aan de Eerste Kamer worden gestuurd.

Zie ook het BNC fiche over dit richtlijnvoorstel (Kamerstukken II, 2011–2012, 22 112, nr. 1446). Op 6 juni 2012 heeft de Europese Commissie een voorstel voor een richtlijn betreffende het herstel en de afwikkeling van banken en beleggingsondernemingen gedaan (http://ec.europa.eu/prelex/detail_dossier_real.cfm?CL=nl&DosId=201699).  De Commissie stelt voor de afwikkelautoriteit de bevoegdheid te geven om de maatregel van de zogeheten bail in toe te passen (de mogelijkheid om vorderingen af te schrijven of te converteren in aan delen), wanneer er, al dan niet waarschijnlijk, een deconfiture is van een bank («fail or likely to fail»).

27.

2011–2012

Toezegging om de voor- en nadelen van het introduceren van een Volcker-rule voor het tegengaan van excessieve risico’s met de Kamer te delen.

AO van 28 maart 2012.

Zoals aangegeven in het VAO van 18 april 2012, zal eerst gepoogd worden invulling te geven aan de Volcker-rule op EU-niveau. Hiervoor is het rapport van belang van de door de Europese Commissie ingestelde «High-level expert Group on reforming the structure of the EU banking sector» dat deze zomer wordt verwacht. Vervolgens zal de wijze waarop de Volcker-rule in Nederland moet worden ingevoerd, worden onderzocht door de Nederlandse onderzoekscommissie die aansluitend op de High-level expert group aan het werk zal gaan om aanbevelingen te doen over de toekomst van de Nederlandse bancaire sector.

28.

2011–2012

Toezegging tot het nemen van voorbereidende stappen voor de mogelijke instelling van een commissie om de visie op de financiële sector verder uit te werken.

AO van 28 maart 2012.

De instelling van de commissie is in voorbereiding.

29.

2011–2012

Toezegging om de Kamer te berichten hoe private equity kan worden vormgegeven en wat de consequenties zijn in het onderzoek naar de Volcker-rule.

AO van 28 maart 2012.

De motie betreft een aspect dat wordt onderzocht in de context van de Volcker-rule. Deze materie zal worden betrokken in het onderzoek van de commissie die aanbevelingen zal doen over de toekomst van de bancaire sector.

30.

2011–2012

Toezegging om de Vrijstellingsregeling Wft en de Wft aan te passen i.v.m. een omissie t.a.v. werkgevers met een hoofdkantoor in de EER en zetel buiten de EER

Memorie van Antwoord, Kamerstuk 33 023 nr. B, 19 april 2012.

Gedeeltelijk afgerond. De Vrijstellingsregeling Wft is inmiddels aangepast middels een wijzigingsregeling van 13 juni 2012 (zie Staatscourant 2012, 12286) waarmee nieuw artikel 55a is ingevoegd. De aanpassing van artikel 5:3 van de Wft is in voorbereiding.

31.

2011–2012

Toezegging om een brief te sturen over de minderheidsprivatisering van Tennet.

AO over deelnemingen, 10 april 2012.

In behandeling.

32.

2011–2012

Toezegging om de dividendvooruitzichten bij de Voorjaarsnota verwerken.

AO over deelnemingen, 10 april 2012.

Aan deze toezegging is voldaan in het Financieel Jaarverslag Rijk 2011 en de Voorjaarsnota 2012. Hierin is een nadere toelichting is gegeven op de verwerking van het dividend DNB.

33.

2011–2012

De minister zal de Tweede Kamer informeren over de mogelijkheden voor een gedeeltelijke privatisering van de NS.

Kamerstukken 2011–2012, 28 165, nr. 133.

De minister van Financiën zal de Kamer hierover informeren nadat de ordeningsdiscussie is afgerond.

34.

2011–2012

De minister zal een inventarisatie maken van variabele beloningen «onder in het gebouw» van staatsdeelnemingen en daarbij ook aandacht besteden aan maatschappelijke eisen.

Kamerstukken 2011–2012, 28 165, nr. 133.

Dit zal worden meegenomen in het Jaarverslag staatsdeelnemingen 2011.

35.

2011–2012

De minister zal de rvc van NS verzoeken met een nieuw voorstel te komen voor het beloningsbeleid van de NS en daarbij ook zogeheten knock-out criteria mee te nemen.

Kamerstukken 2011–2012, 28 165, nr. 133.

De minister heeft aangegeven te trachten dit voor 2013 af te ronden.

36.

2011–2012

De minister zal in het jaarverslag explicieter ingaan op de vraag welke deelnemingen geprivatiseerd kunnen worden en nader ingaan op de publieke belangen die zijn gemoeid met de deelnemingen.

Kamerstukken 2011–2012, 28 165, nr. 133.

Dit zal worden meegenomen in het Jaarverslag staatsdeelnemingen 2011.

37.

2011–2012

De minister zal de Tweede Kamer informeren over de uitkomsten van een onafhankelijk onderzoek naar de overname door Gasunie in Duitsland.

Kamerstukken 2011–2012, 28 165, nr. 133.

De Kamer zal na de zomer worden geinformeerd.

38.

2011–2012

De staatssecretaris zal in overleg met staatssecretaris Teeven werken aan een visie op de kansspelmarkt.

Kamerstukken 2011–2012, 28 165, nr. 133.

Dit zal door het nieuwe kabinet aan de Tweede Kamer worden gezonden.

39.

2011–2012

De minister zal over twee jaar een nieuw beoordelingskader voor het beloningsbeleid van staatsdeelnemingen opstellen en daarbij meenemen de mogelijkheid van een maximum van 10% variabele beloning.

Kamerstukken 2011–2012, 28 165, nr. 133.

In beginsel zal dit in 2014 worden opgesteld en te zijner tijd zal de Tweede Kamer worden geïnformeerd.

40.

2011–2012

De minister zal trachten het volgende jaarverslag deelnemingen eerder te laten verschijnen.

Kamerstukken 2011–2012, 28 165, nr. 133.

Dit betreft het Jaarverslag staatsdeelnemingen 2011, dat ruim voor het einde van dit jaar aan de Tweede Kamer zal worden gezonden.

41.

2011–2012

De Kamer zal uiterlijk in het najaar van 2012 een afschrift ontvangen van het protocol tussen de twee ministers die eindverantwoordelijk zijn voor het toezicht op de financiële markten.

Nota naar aanleiding van het Verslag behorend bij het voorstel van de Wet bekostiging financieel toezicht (Kamerstuk 33 057, nr. 6).

In voorbereiding.

42.

2011–2012

Toezegging om met de toezichthouders te bezien of het draagkrachtbeginsels afdoende is betrokken bij de vaststelling van de minimumbedragen van de te onderscheiden toezichtcategorieën.

Nota naar aanleiding van het Verslag behorend bij het voorstel van de Wet bekostiging financieel toezicht (Kamerstuk 33 057, nr. 6).

In voorbereiding.

43.

2011–2012

Toezegging om de Tweede Kamer in een vroeg stadium in te lichten over de stand van zaken omtrent het voorstel met betrekking tot een Europees raamwerk voor crisismanagement in de financiële sector.

Schriftelijk overleg 3 mei 2012.

Wanneer het voorstel is gepubliceerd, zal de Tweede Kamer een BNC-fiche (Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen) ontvangen, waarin het kabinet een eerste oordeel geeft over het voorstel.

44.

2011–2012

Toezegging aan de Eerste Kamer, gedaan op 22 mei 2012 tijdens de plenaire behandeling van het voorstel van de Wet bekostiging financieel toezicht, om bijvoorbeeld bij de evaluatie van de bonusregeling de boetes naar de schatkist te heroverwegen.

Handelingen I, 2011–2012, nr. 30, item 6.

In voorbereiding.

45.

2011–2012

Tijdens het AO op 6 juni «Verantwoording EU middelen»  met de commissie voor de Rijksuitgaven en de vaste commissie voor Europese Zaken is toegezegd dat dit najaar een tussentijds overzicht van de terugvorderingen en boetes in de periode 2007–2013 zal worden gepresenteerd.

Kamerstuk  33 163, nr. 5.

In behandeling.

46.

2011–2012

Toezegging over dat de minister de secretaris-generaal van Financiën en de secretaris-generaal van Algemene Zaken zal verzoeken om ten behoeve van de volgende formatie ambtelijk na te denken over hoe zbo's kunnen worden meegenomen als er een politieke wens is voor een nullijn, zodat het op een goede manier gedicht kan worden.

Debat over Voorjaarsnota 5 juli 2012.

In behandeling.

47.

2011–2012

Toezegging om aandacht te besteden in de Miljoenennota over de opmerking van het lid Irrgang over dat bezuinigen leidt tot lagere economische groei.

Debat over Voorjaarsnota 5 juli 2012.

In behandeling, wordt in de miljoenennota 2013 opgenomen.

48.

2011–2012

Toezegging om mogelijke wijziging van de begrotingsregels onder de aandacht te brengen van de aanstaande informateur als een wens van in ieder geval een deel van de Kamer.

Debat over Voorjaarsnota 5 juli 2012.

In behandeling.


X Noot
1

Zie hiervoor het rapport Risicomanagement van de Staatsschuld, evaluatie van het beleid 2008–2011 & beleid 2012–2015, Agentschap, Ministerie van Financiën, 2011 en de aanbiedingsbrief aan de Tweede Kamer, 32 000 IXA, nr. 5, vergaderjaar 2011–2012.

XNoot
*

De Fiscale Monitor 2011 is te vinden op www.belastingdienst.nl.

X Noot
6

De streefwaarden van de Belastingdienst worden voor zover mogelijk weergegeven in bandbreedtes. Hiermee geeft de Belastingdienst per prestatie-indicator aan wat de onder- en de bovengrens is.

X Noot
7

De prestatieindicatoren voor organisaties waarbij de Belastingdienst zicht heeft op de kwaliteit van de opzet en bestaan van de fiscale beheersing en organisaties waarbij de Belastingdienst zicht heeft op de kwaliteit van de werking van de fiscale beheersing zijn vanaf de begroting IX 2013 samengevoegd tot één prestatie- indicator. Dit is nodig omdat het onderscheid in de praktijk niet is aan te brengen; opzet en bestaan lopen in werking over en niet alle onderdelen van de fiscale beheersing bevinden zich in hetzelfde stadium van ontwikkeling.

X Noot
8

Bij goederenstromen en passagiersvluchten gaat het om alle ingaande en uitgaande stromen/vluchten.

X Noot
14

Kamerstukken II 2009/2010, 28 165, nr. 104

X Noot
16

Zie hiervoor het rapport Risicomanagement van de Staatsschuld, evaluatie van het beleid 2008–2011 & beleid 2012–2015, Agentschap, Ministerie van Financiën, 2011 en de aanbiedingsbrief aan de Tweede Kamer, 32 000 IXA, nr.5, vergaderjaar 2011–2012.

Naar boven