33 006 Wijziging van enkele belastingwetten (Geefwet)

Nr. 17 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 20 maart 2012

Hierbij doe ik u de concept-uitvoeringsregeling Geefwet toekomen1. Tijdens de plenaire behandeling van de Geefwet in het kader van het Belastingplan 2012 c.a. in de Tweede Kamer op 16 november 2011 (Handelingen II 2011/12, nr. 24, item 9, blz. 73–107) heb ik toegezegd de lagere regelgeving over de steunstichting SBBI voor te hangen. Daarnaast heb ik met betrekking tot de overige bepalingen in deze uitvoeringsregeling toegezegd deze naar de Tweede Kamer te sturen voor een reactie. Die bepalingen en die over de steunstichting zijn alle opgenomen in de bijgaande concept-uitvoeringsregeling. Omdat de bepalingen nu in één wijzigingsregeling zijn opgenomen, heb ik besloten de concept-uitvoeringsregeling in haar geheel voor te hangen.

In deze brief ga ik ook in op de motie van de leden Omtzigt en Van Vliet inzake overleg met de koepels over steunstichtingen en over stroomlijning van de periodieke giftenaftrek. Ik beschouw deze motie hiermee als afgehandeld.

Bij de parlementaire behandeling van de Geefwet in het kader van het Belastingplan 2012 c.a. is het gewijzigd amendement van de leden Omtzigt en Neppérus aangenomen.2 Met dit amendement is geregeld dat aftrek van eenmalige giften aan steunstichtingen SBBI’s in zowel de inkomstenbelasting als de vennootschapsbelasting mogelijk is. In bijgaande concept-uitvoeringsregeling zijn de nadere voorwaarden gesteld aan de stichting die een steunstichting SBBI wil zijn.

Daarnaast is bij die parlementaire behandeling een motie van de leden Omtzigt en Van Vliet aangenomen.3 Hierin is de regering verzocht in overleg te treden met vertegenwoordigers van SBBI-koepels en voorstellen uit te werken waarbij zaken als bijvoorbeeld de periodieke gift en de steunstichting mogelijk gestroomlijnd worden en in ieder geval op eenvoudige en heldere wijze gebruikt kunnen worden door SBBI’s en de Kamer hierover voor 1 april te informeren.

De afgelopen maanden heeft meerdere malen op ambtelijk niveau overleg plaatsgehad met enkele vertegenwoordigers uit de wetenschap, de NOB, de SBF, het NOC*NSF en de KNFM over de uitvoeringsregeling Geefwet. Onderwerp van het overleg waren de in de uitvoeringsregeling op te nemen voorwaarden met betrekking tot de commerciële activiteiten voor de ANBI en de voorwaarden voor de steunstichting SBBI. Naar aanleiding van een voorgelegde concept-uitvoeringsregeling heb ik op 1 maart jl. een slotoverleg gehad met hen. Tijdens dit overleg, dat door alle partijen als zeer aangenaam en plezierig is ervaren, is de concept-uitvoeringsregeling besproken. Naar aanleiding hiervan is de concept-uitvoeringsregeling nog aangepast op enkele onderdelen.

De SBF heeft de wijze waarop zij betrokken zijn bij het opstellen van de lagere regelgeving rond de Geefwet op prijs gesteld. Zij ervaren het als positief dat een aantal van de door hen voorgestelde wijzigingen is verwerkt. Zij kunnen dan ook (op hoofdlijnen) instemmen met deze concept-uitvoeringsregeling. Zij merken voorts op dat voor zover er nog onduidelijkheden resten, die kunnen worden meegenomen in het reguliere overleg met Financiën en de Belastingdienst.

De NOB kan zich grotendeels vinden in (de strekking van) de concept-uitvoeringsregeling voor zover het commerciële activiteiten bij ANBI’s betreft. Aan een laatste kritische kanttekening bij de tekst van de toelichting daarop is gehoor gegeven. De NOB is op één punt negatief, dit betreft de wijziging in de statutaire bepaling over het liquidatiesaldo. Ten slotte vindt de NOB de regelingen voor steunstichtingen SBBI erg ingewikkeld en zij heeft hier ook nog vragen over, maar kan hiermee leven indien blijkt dat de betrokken brancheorganisaties achter de regeling staan.

De beide koepels waarmee is overlegd (NOC*NSF en KNFM) over de invulling van de voorwaarden voor de steunstichting SBBI, hebben mij laten weten dat zij het goede en constructieve overleg met mij en de betrokken ambtenaren over de vormgeving van de regeling erg waarderen.

NOC*NSF ziet de regeling steunstichting SBBI als een belangrijke uiting van de erkenning van de maatschappelijke waarde van sportverenigingen. Zij verwachten dat de regeling, doordat sportverenigingen in staat worden gesteld eens in de 5 jaar een steunstichting op te richten, een echte steun in de rug voor sportverenigingen kan zijn. Wel betreurt NOC*NSF het dat de budgettaire ruimte het niet toelaat de regeling voor een grotere groep SBBI's van toepassing te laten zijn.

De KNFM is zeer tevreden met de mogelijkheid om iedere 5 jaar een steunstichting op te richten. De verenigingen (SBBI’s) kunnen daarop hun eigen planning afstemmen en daarin voor de middellange en lange termijn hun doelen formuleren. Voor investeringen als nieuwe muziekinstrumenten, nieuwe uniformen, buitenlandse reizen, het ontwikkelen en uitvoeren van educatieve programma’s, of andere grote projecten die in het huidige financieel zeer beperkte klimaat bijna niet meer te realiseren zijn, kan de 5-jaarlijkse periode een belangrijke ondersteuning bieden bij het overleven van een uniek onderdeel van de Nederlandse cultuur: de blaasmuziek.

In de motie Omtzigt/Van Vliet is verzocht om met de koepels van de SBBI’s te praten over stroomlijning van de periodieke giftenaftrek en de steunstichting. Tijdens het overleg van 1 maart jl. gaven de vertegenwoordigers van de aanwezige koepels, die zowel de ANBI’s als de meeste SBBI’s vertegenwoordigen, aan juist erg tevreden te zijn over de huidige vormgeving van de periodieke giftenaftrek. De wetenschappers en NOB sloten zich daarbij aan. Zij zien de aftrek zonder drempel en plafond als een doeltreffend middel om mensen te bewegen voor een langere periode giften te doen aan een goed doel en noemden het erg onverstandig daar aan te tornen. Ik zal dan ook niet met voorstellen komen om de periodieke giftenaftrek te beperken ten gunste van de regeling voor de steunstichting SBBI.

Om verdere vereenvoudiging te bewerkstelligen heb ik tijdens dit overleg toegezegd om met een voorstel te komen om de notariële akte bij de periodieke giftenaftrek niet langer verplicht te stellen en met een alternatief daarvoor te komen. Ik zal dit de komende maanden verder uitwerken en hoop daar in het Belastingplan 2013 met een voorstel toe te komen.

Ten slotte wil ik kort de aandacht vestigen op de motie van de leden Omtzigt en Van Vliet die is aangenomen tijdens de parlementaire behandeling van de Geefwet in het kader van het Belastingplan 2012 c.s. over aanvullende informatie die de ANBI’s openbaar moeten maken.4 Momenteel is mijn collega van het ministerie van Veiligheid en Justitie in nauwe samenwerking met mij bezig met een wetsvoorstel waarin de uitvoering van deze motie meegenomen zal worden. Dit wetsvoorstel zal spoedig naar de Tweede Kamer worden gezonden.

De staatssecretaris van Financiën, F. H. H. Weekers


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

X Noot
2

Kamerstukken II 2011/12, 33 006, nr. 15.

X Noot
3

Kamerstukken II 2011/12, 33 003, nr. 53.

X Noot
4

Kamerstukken II, 2011–2012, 33 003, nr. 52.

Naar boven