32 500 IXB Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Financiën (IXB) voor het jaar 2011

F BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 9 september 2011

Met deze brief geef ik graag gevolg aan enkele toezeggingen. Hiermee beschouw ik de toezeggingen in kwestie als afgehandeld, tenzij anders is aangegeven.

Terbeschikkingstellingsregeling

Bij de behandeling van het Belastingplan 2011 op 20 december 2010 in de Eerste Kamer heb ik toegezegd om te kijken naar mogelijkheden voor verdere vereenvoudiging van de terbeschikkingstellingsregeling (hierna tbs-regeling)1.

Doel van de tbs-regeling is het voorkomen van arbitrage tussen de boxen en een beter evenwicht in de fiscale behandeling van IB-ondernemers en dga’s. Met de tbs-regeling wordt bereikt dat de belastingdruk die de dga ondervindt bij het ter beschikking stellen van vermogensbestanddelen aan de bv niet wezenlijk anders is dan ingeval de vermogensbestanddelen in de bv waren ingebracht of wanneer hij IB-ondernemer zou zijn. Dit is niet het geval indien box 3 van toepassing zou zijn. Anders dan de IB-ondernemer heeft de dga immers de keuze om vermogensbestanddelen die worden gebruikt in zijn onderneming, buiten de winstsfeer te laten. Zonder de tbs-regeling is het daarom reëel om te veronderstellen dat enerzijds IB-ondernemers hun onderneming om zullen zetten in een bv en anderzijds dat dga’s zoveel mogelijk vermogensbestanddelen aan hun onderneming ter beschikking zullen stellen.

Bij de parlementaire behandeling van de Wet inkomstenbelasting 2001 is geconcludeerd dat een regeling voor de terbeschikkingstelling van vermogensbestanddelen aan de eigen bv of aan (de bv van) een verbonden persoon binnen de systematiek van de Wet IB 2001 dan ook niet kan worden gemist. Diezelfde conclusie is daarna in het rapport evaluatie 2001 ook getrokken. Een anti-arbitragemaatregel op het snijvlak van de boxen 1 en 2 enerzijds en box 3 anderzijds is nu eenmaal noodzakelijk. Die noodzaak wordt overigens ook in de rechtswetenschappelijke literatuur erkend, bijvoorbeeld in het rapport van de Vereniging voor Belastingwetenschap over de tbs-regeling2.

In de notitie Fiscale positie dga is onderzocht of er mogelijkheden zijn om de tbs-regeling te vereenvoudigen3. Zo is gekeken naar het laten vervallen van gelijkstellingen of een inperking van de groep van verbonden personen. Dit zou echter leiden tot een uitholling van de grondslag. Verder bleek een vereenvoudiging van de grondslag niet of nauwelijks een verbetering op te leveren. Ook is gekeken naar een beperking van de tbs-regeling tot de reguliere voordelen. Dit leidt echter zonder complexe regelgeving tot bijvoorbeeld vruchtgebruik-bloot eigendomconstructies. Net als mijn ambtsvoorganger zie ik geen mogelijkheden tot vereenvoudiging van de tbs-regeling zonder dat de genoemde doelstellingen van de regeling in het gedrang komen.

Vrijgestelde beleggingsinstelling

Tijdens de plenaire behandeling in de Eerste Kamer van de Wet houdende wijziging op de Vennootschapsbelasting 1969 in verband met de introductie van een regeling voor vrijgestelde beleggingsinstellingen en aanpassing van de eisen voor beleggingsinstellingen met uitdelingsverplichting4 op 10 juli 2007 heeft mijn ambtsvoorganger toegezegd om actie te ondernemen als blijkt dat er met betrekking tot de vrijgestelde beleggingsinstelling in vergelijking met het buitenland belangrijke knelpunten zijn5. Niet gebleken is dat de in de toezegging bedoelde knelpunten waarvoor een oplossing zou moeten worden gevonden, zich voordoen. Deze toezegging kan dan ook als afgerond worden beschouwd.

Fiscale behandeling motoren

In de memorie van antwoord van het pakket Belastingplan 2011 c.a. heb ik toegezegd opnieuw te kijken naar de fiscale behandeling van motoren wanneer onderzoeksresultaten hierop een nieuw licht werpen6. De stapsgewijze verhoging van de tarieven was, naast de verouderde tariefstelling van motoren in de BPM, de relatief slechte prestaties van de motorfiets op het gebied van uitstoot van verontreinigende stoffen en letselgevaar. Er zijn geen resultaten uit het SOLVE-programma te verwachten met betrekking tot motoren. Er is dus geen aanleiding de huidige regeling aan te passen.

Fiscale agenda en Mirrlees review

Tijdens de plenaire behandeling van het pakket Belastingplan 2011 c.a. in de Eerste Kamer heb ik toegezegd dat de vergezichten uit de Mirrlees Review en de OESO worden meegenomen bij het opstellen van de Fiscale agenda7. Het rapport «Continuïteit en vernieuwing» van de Studiecommissie belastingstelsel8, waarin deze vergezichten zijn betrokken, is gebruikt als inspiratie voor de fiscale agenda. Hiermee zijn indirect ook de ideeën achter de Mirrlees review/OESO als input gebruikt voor de Fiscale agenda. De Fiscale agenda bevat de visie en de prioriteiten van het kabinet.

Heffingskortingen box 3

Tijdens de behandeling van het Belastingplan 2011 c.a. heb ik toegezegd dat het kabinet de gevolgen van de afbouw van heffingskortingen voor maatschappelijk (groen, sociaal-ethisch en cultureel) beleggen zal blijven monitoren en zal evalueren. Voorts heb ik toegezegd dat het kabinet het gesprek met de sector zal aangaan over een alternatieve invulling voor de stapsgewijze afbouw van de heffingskorting voor maatschappelijke beleggingen, gegeven de budgettaire kaders9. Naar aanleiding van deze toezegging is regelmatig overlegd met de banken over hun voorstel tot alternatieve invulling van de afschaffing van de heffingskortingen. In haar brief van 30 juni jl. heeft de NVB als alternatief voorgesteld om de heffingskorting structureel te handhaven op het verlaagde niveau per 1 januari 2012 van 0,7%. Om de beoogde bezuiniging te realiseren zou een maximaal uitstaand volume moeten worden vastgesteld. Het thans uitstaande volume zou geleidelijk worden afgebouwd naar het beoogde maximum. Daarbij zou voor groen beleggen jaarlijks ruimte bestaan om voor ongeveer € 400 miljoen aan nieuwe leningen te verstrekken. Bij grotere interesse dan beschikbare ruimte zou overgegaan moeten worden tot aanscherping van de voorwaarden van de «groenregeling». Dit laatste en ook aanscherping van de «groenregeling» door een maximaal uitstaand volume te introduceren moet bovendien ter goedkeuring worden voorgelegd aan de Europese Commissie. Dit kan een zeer tijdrovend proces zijn. Op 23 augustus jl. is aan de banken meegedeeld dat er grote twijfel bestaat over de levensvatbaarheid van het aangedragen alternatief en dat wordt vastgehouden aan het Regeerakkoord en de afbouw conform het amendement Slob. Het voorstel van de banken voldoet niet aan de randvoorwaarden. Het voorgestelde maximum volume leidt mogelijk tot sluiting in de loop van het jaar en is om die reden reeds vorig jaar afgewezen. Het voorstel is mede ongewenst, omdat dit zou moeten gebeuren volgens afspraken tussen de overheid en de banken over impliciete verdeling tussen de banken van de markt voor maatschappelijk beleggen. De verantwoordelijkheid van het AgentschapNL tot budgetbeheersing zou daarbij gebaseerd moeten zijn op een verantwoordelijkheid voor de banken om de daadwerkelijke aanvragen te beperken tot de overeengekomen limiet.

De staatssecretaris van Financiën,

F. H. H. Weekers


X Noot
1

Handelingen I 2010/11, nr. 12, blz. 17.

X Noot
2

Rapport nr. 226 van de Vereniging voor Belastingwetenschap: De terbeschikkingstellingsregeling in de inkomstenbelasting, Deventer, 2005.

X Noot
3

Kamerstukken II 2008/09, 31 705, nr. 19.

X Noot
4

Stb. 2007, 269.

X Noot
5

Handelingen I 2007/08, 38–1243.

X Noot
6

Kamerstukken I 2010/11, 32 504/32 505/32 401, nr. D, blz. 19–20.

X Noot
7

Handelingen I 2010–2011, nr. 13, blz. 3.

X Noot
8

Kamerstukken II, 2009/10, 32 140, nr. 4.

X Noot
9

Handelingen I 2010–11, nr. 13, blz. 14.

Naar boven