32 013 Toekomst financiële sector

Nr. 16 BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 22 juni 2011

In mijn brief van 15 december 2010, kamerstuk 32 432, nr. 13, heb ik u geïnformeerd over de voorlopige conclusies van de Financial Sector Assessment Program (FSAP)-missie van het IMF. Dit is een onderzoek geweest waarin het IMF een beoordeling heeft gegeven van de stabiliteit van de Nederlandse financiële sector en van de mate waarin het toezicht in Nederland voldoet aan internationale toezichtstandaarden. Op 10 juni 2011 heeft de Executive Board van het IMF het eindrapport van deze missie – de Financial Sector Stability Assessment (FSSA) – besproken. Het rapport is op de website van het IMF gepubliceerd.

1. Stabiliteit Nederlandse financiële sector

Het eindrapport is in lijn met de voorlopige conclusies van december 2010 (http://www.imf.org/external/np/ms/2010/121410.htm).

Het IMF oordeelt positief over de stabiliteit van de Nederlandse financiële sector. De gezondheid van het bankwezen is sinds het dieptepunt van de crisis sterk verbeterd. Uit de analyse van het IMF blijkt dat banken op dit moment over voldoende kapitaalbuffers beschikken om extreme schokken op te vangen. Dit komt mede doordat de banken in Nederland na de forse verliezen tijdens de kredietcrisis hun kapitaal weer hebben aangevuld. De kapitaalversterking en de verbeterde winstontwikkeling plaatsen de banken in een goede uitgangspositie om te voldoen aan de aangescherpte kapitaalvereisten onder Bazel III.

Verzekeraars hebben te lijden onder de beperkte economische groei en de lage rentestand. Bovendien moeten levensverzekeraars het vertrouwen weer herstellen. De pensioensector staat ook onder druk door onder andere de lage rente en een verlenging van de levensverwachting. Het IMF verwelkomt de proactieve opstelling in Nederland om de problemen aan te pakken.

Het IMF acht de Nederlandse financiële sector vooral kwetsbaar voor externe schokken en de hoge schuldpositie van Nederlandse huishoudens met name in de sfeer van hypotheken.

Met de invoering van de Wft in 2007 is de hervorming van het toezichtraamwerk naar het zogenaamde Twin Peaks model gerealiseerd (een functioneel model met twee crosssectorale toezichthouders). Dit model staat internationaal sterk in de aandacht. Tijdens de kredietcrisis is het toezicht stevig getest; het Twin Peaks model is daarbij een sterk model gebleken. Twin Peaks zorgt ervoor dat beide doelstellingen van prudentieel toezicht en gedragstoezicht de juiste aandacht krijgen. De combinatie van toezichthouder en centrale bank zorgt ervoor dat in tijden van crisis snel en effectief kan worden opgetreden.

2. Beoordeling van het toezicht aan internationale toezichtstandaarden

Het IMF vervult een belangrijke rol in de beoordeling van de kwaliteit van het financieel toezicht. Op basis van haar algemeen erkende reputatie en het wereldwijde lidmaatschap is het IMF in staat om een goed oordeel te geven over de kwaliteit van het toezicht in de verschillende lidstaten aan de hand van internationaal erkende toezichtstandaarden.

In het Plan van Aanpak van DNB wordt deze reguliere evaluatie van het IMF genoemd als concreet actiepunt om de monitoring en verantwoording van het toezicht te versterken (accountability).

In november en december 2010 heeft het IMF een onderzoek in Nederland uitgevoerd. Aan de hand van deze FSAP-evaluatie heeft het IMF beoordeeld hoe het toezicht in Nederland is ingericht en wordt uitgevoerd. Het IMF heeft daarbij gesproken met onder andere het Ministerie van Financiën, de toezichthouders. financiële instellingen, branchevertegenwoordigers, academici en andere betrokkenen in de Nederlandse financiële sector.

De beoordeling heeft plaatsgevonden aan de hand van de zogenaamde «Basel core principles for effective banking supervision» (bankensector), de «IAIS core principles for insurance supervision» (verzekeringssector)» en de «IOSCO objectives and principles for securities regulation» (kapitaalmarkt). Het IMF is van mening dat Nederland in hoge mate voldoet aan deze criteria. Hierbij valt bovendien te bedenken dat de criteria sinds de kredietcrisis zijn aangescherpt en de beoordelingslat hoger is komen te liggen. Ook internationaal vergeleken scoort Nederland relatief sterk.

«Basel core principles of effective banking supervision» (bankensector)

Nederland voldoet in de beoordeling van het IMF volledig of nagenoeg volledig aan alle 25 criteria van de «Basel core principles». De 4 criteria waaraan Nederland nagenoeg volledig voldoet betreffen criterium 11 (exposure to related parties), criterium 21 (supervisory reporting), criterium 23 (corrective powers) en criterium 24 (consolidated supervision). Criterium 1 is opgesplitst in 6 subcriteria. Nederland voldoet aan deze criteria, hoewel aan subcriterium 1.2 (independence, accountability supervisor) nagenoeg volledig wordt voldaan.

Belangrijke verbeteringen die het IMF heeft geconstateerd, zijn de invoering van de Wft en het Twin Peaks model, dat sinds de vorige beoordeling tot stand is gebracht. Het IMF verwelkomt de cultuurverandering bij DNB om het toezicht meer indringend en vasthoudend te maken.

Het IMF wijst op het open karakter van Nederland en het feit dat de financiële sector wordt gedomineerd door grote financiële instellingen. Dat betekent volgens het IMF dat hier bij het toezicht rekening mee dient te worden gehouden. In dat kader wijst het IMF erop, dat door DNB aan het bankentoezicht relatief gezien minder middelen zijn gealloceerd dan het toezicht voor de pensioen- en verzekeringssector, hoewel de bankensector gevoeliger is voor systeemrisico’s.

Het IMF wijst op het belang van onafhankelijk toezicht. De minister heeft volgens de wet bepaalde bevoegdheden om in te grijpen, maar maakt daar in de praktijk geen gebruik van.

Verder geeft het IMF aanbevelingen voor versterking van het raamwerk voor crisismanagement. Het IMF acht het ook aangewezen om het depositogarantiestelsel te versterken en de financiering een ex ante in plaats van ex post karakter te geven.

Op het terrein van het macro-prudentieel toezicht wijst het IMF op het belang van de totstandbrenging van een adequaat instrumentarium en een duidelijke taak voor de toezichthouders. Het IMF verwelkomt de maximering van de LTV-ratio in dit verband.

Hiernaast geeft het IMF aan, dat de kredietcrisis ruimte voor verbetering aan het licht heeft gebracht in de informatievoorziening aan de toezichthouders en het gebruik van deze data om de ontwikkelingen in de financiële sector te monitoren. Er is bijvoorbeeld een gebrek aan reguliere en consistente controles van non-performing activa van banken. Informatievergaring is volgens het IMF te zeer als een administratieve last gezien zonder dat de (toegevoegde) waarde daarvan bekend is en in verband met stresstesten en macro-prudentieel toezicht adequaat is meegewogen.

«IAIS core principles of insurance supervision» (verzekeringssector)

Het IMF ziet een sterke verbetering ten opzichte van de vorige beoordeling. Dit is in belangrijke mate het gevolg van de totstandkoming van het Twin Peaks model en de invoering van de Wft.

Nederland voldoet hierdoor volledig of nagenoeg volledig aan alle 28 criteria van de «Insurance core principles. De 6 criteria waaraan Nederland nagenoeg volledig voldoet, betreffen criterium 3 (supervisory authority), criterium 12 (reporting to supervisors), criterium 17 (group-wide supervision), criterium 23 (capital adequacy), criterium 25 (consumer protection) en criterium 28 (money laundering).

Het IMF onderkent dat met de invoering van Solvency II (per 1 januari 2013) en de aankomende herziening van de financiële conglomeraten richtlijn het toezicht verder zal worden verscherpt. Hierbij wijst het IMF tevens op de inzet van voldoende toezichtmiddelen ter uitvoering van de richtlijn.

Het IMF benadrukt het belang van de onafhankelijkheid van de toezichthouders. Met het oog op een intensiever toezicht vindt het IMF het belangrijk, dat de juridische aansprakelijkheid van de toezichthouders in lijn wordt gebracht met die van andere landen en beperkt wordt tot gevallen waarbij sprake is van schuld of grove nalatigheid.

«IOSCO objectives and principles for securities regulation» (kapitaalmarkt)

Van de 30 criteria waren 2 criteria niet van toepassing op Nederland. Nederland heeft aan de onderzochte 28 criteria volledig of nagenoeg volledig voldaan met uitzondering van één criterium; bij criterium 16 (accounting) voldoet Nederland volgens het IMF slechts gedeeltelijk. De 8 criteria waaraan Nederland nagenoeg volledig voldoet betreffen criterium 2 (independence, accountability supervisor), criterium 3 (adequate powers/resources supervisor), criterium 10 (supervisory enforcement), criterium 15 (fair treatment securities holders), criteria 17 t/m 19 (collective investment schemes) en criterium 27 (transparancy of trading).

Het IMF heeft geconstateerd dat de AFM een robuust toezichtkader heeft ontwikkeld en een proactieve houding heeft in het toezicht op de financiële markten. De inspanningen van de AFM worden volgens het IMF op het gebied van het prudentieel toezicht op beleggingsondernemingen op geloofwaardige wijze door DNB gecomplementeerd. Het IMF is echter van mening dat de AFM beperkte bevoegdheden heeft met betrekking tot financiële verslaglegging.

Het IMF constateert ook een aantal onvolkomenheden met betrekking tot beleggingsinstellingen, onder andere met betrekking tot de uitzondering van de vergunningplicht voor beheerders die boven de € 50 000 beleggen, de kapitaalvereisten bij beheerders voor professionele beleggers (non-UCITS), de balans tussen off-site en on-site toezicht op prudentieel gebied, de positie van de bewaarder en de certificering van de accountants.

Met betrekking tot openbare biedingen constateert het IMF dat de AFM geen verplicht bod bij drempeloverschrijding of een billijke prijs kan afdwingen bij de rechter. Dit kan alleen door de belanghebbenden, de aandeelhouders en ondernemingen gedaan worden. Het IMF geeft aan dat in het huidige systeem een zware last wordt gelegd op de aandeelhouders, en dat er daarnaast weinig aandeelhoudersactivisme is in Nederland.

Daarnaast constateert het IMF dat de AFM in haar toezicht steeds meer zal worden uitgedaagd door de internationalisering van de kapitaalmarkten: de ontwikkeling naar een Europese financiële markt betekent ook dat een nationaal ingerichte toezichtstrategie minder effectief zal zijn.

Ten slotte is het IMF van mening dat de toezichthouders te beperkte regelgevende bevoegdheden hebben met betrekking tot het toezicht op de kapitaalmarkten.

3. Follow up

Hieronder zal ik ingaan op de belangrijkste aanbevelingen van het IMF en de vervolgstappen die in dat licht worden genomen. De bijlage bij deze notitie bevat een schematisch overzicht van alle criteria waar volgens het IMF de regelgeving en het toezicht niet geheel is vormgegeven conform de geldende standaard.

«Basel core principles» (bankensector)

In het verleden was het bankentoezicht relatief veel gebaseerd op een benadering van informele overreding. Dit beleid is in de loop der jaren minder effectief gebleken. Het IMF steunt daarom de in gang gezette initiatieven om het toezicht meer indringend en vasthoudend te maken, zoals aan de Kamer is toegelicht in het Plan van Aanpak van DNB.

Wat betreft de aanbeveling van het IMF om de interventiemogelijkheden uit te breiden, deel ik mee dat ook hier al gevolg aan wordt gegeven door de voorbereiding van het wetsvoorstel Interventiewet. Hierin zullen maatregelen worden voorgesteld met het oog op tijdige en ordentelijke afwikkeling van financiële ondernemingen in onomkeerbare problemen en daarenboven de borging van de stabiliteit van het financiële stelsel. Een conceptwetsvoorstel heeft van 4 maart tot en met 6 mei ter publieke consultatie voorgelegen. Het streven is om het definitieve wetsvoorstel in september bij de Tweede Kamer in te dienen.

Het IMF constateert terecht dat de relatief grote omvang van de financiële sector in Nederland en de internationale verwevenheid ervoor zorgen dat het internationale toezicht en het toezicht op financiële groepen voor Nederland van extra groot belang is. Nederland levert dan ook een actieve bijdrage aan de totstandkoming van internationale regelgeving en probeert de internationale samenwerking tussen toezichthouders zoveel mogelijk te versterken zowel bilateraal als via colleges of supervisors en crisis management groups. Meer risicogebaseerd toezicht door DNB zal hieraan bijdragen. Met de herziening van de richtlijn voor financiële conglomeraten zal ook de reikwijdte van het toezicht verder worden versterkt.

Verder geldt dat verbetering van de beschikbaarheid van data door DNB benoemd is als toezichtthema voor 2011.

Ten aanzien van de positie van de toezichthouder heb ik de Kamer bij brief van 11 februari 2011 (Kamerstuk 32 648, nr. 1) geïnformeerd over de visie Toezicht op Afstand, waarin een uiteenzetting wordt gegeven van de verhouding tussen de minister van Financiën en de toezichthouder en de verdeling van verantwoordelijkheden en bevoegdheden. Het IMF heeft dit niet meegenomen in haar beoordeling, omdat deze voorstellen na afloop van de missie zijn gepresenteerd.

«Insurance core principles» (verzekeringssector)

Zoals het IMF-rapport zelf ook al constateert worden verschillende van de aanbevelingen aangepakt met de invoering van Solvency II. Dit betreft onder andere versterking van de kapitaaleis, versterking van het groepstoezicht en het opvragen van kwartaalgegevens.

Met betrekking tot de aanbeveling van het IMF om de juridische positie van de toezichthouders tegen aansprakelijkheidsstelling te beperken merk ik op dat naar verwachting in september aanstaande een wetsvoorstel met daarin opgenomen een voorstel voor beperking van de aansprakelijkheid van DNB en de AFM naar de Tweede Kamer zal worden gezonden.

De reactie op de aanbeveling ten aanzien van het bestrijden van witwassen en financiering van terrorisme vloeit voort uit de recente beoordeling van de FATF. In mijn brief van 4 maart 2011, kenmerk FM/2011/6465M, heb ik u al geïnformeerd over mijn reactie hierop.

Met betrekking tot toezicht op productontwikkeling als uitvloeisel van de woekerpolisaffaire zie ik het belang van een adequaat ingericht productontwikkelingsproces bij financiële instellingen zodat pertinent slechte producten niet tot (massa)schade voor consument en maatschappij leiden. Banken en verzekeraars werken momenteel via zelfregulering hard aan het realiseren van een cultuuromslag binnen de eigen gelederen waaronder het op orde brengen van de productontwikkelingsprocessen. Onafhankelijke monitoringscommissies zien hierop toe en rapporteren over de mate van naleving. Aanvullend hierop zal de komende periode gevolg worden gegeven aan de aangenomen Kamermotie van het lid Plasterk c.s. door nadere wettelijke bevoegdheden aan de AFM te geven zodat deze effectief kan toezien op het productontwikkelingsproces van financiële ondernemingen.

«IOSCO principles and objectives» (kapitaalmarkt)

Het IMF vindt dat Nederland slechts gedeeltelijk aan criterium 16 voldoet dat ziet op toezicht op financiële verslaggeving. Het IMF constateert dat de AFM met betrekking tot financiële verslaggeving te beperkte bevoegdheden heeft en noemt hierbij de beperkingen voor de AFM ten aanzien van het inwinnen van informatie bij de onderneming, het uitwisselen van informatie tussen toezichtafdelingen door de Chinese walls, de korte onderzoekstermijn en de omstandigheden waarin de AFM naar de Ondernemingskamer kan gaan.

Recentelijk heb ik de Wet toezicht financiële verslaggeving (Wtfv) door onafhankelijk onderzoek laten evalueren. De door het IMF genoemde aspecten op grond waarvan volgens het IMF Nederland slechts gedeeltelijk aan dit criterium voldoet maakten ook onderdeel uit van dit evaluatieonderzoek. In dit onderzoek wordt geconcludeerd dat de invoering van de Wtfv en het toezicht van de AFM op basis hiervan hebben bijgedragen aan een verbetering van de kwaliteit van de financiële verslaggeving. De onderzoekers hebben een aantal verbeterpunten gesignaleerd, in zowel de werkwijze van de AFM als in de werking van de wet. De onderzoekers bevelen een tweetal relatief kleine wetsaanpassingen aan. Deze wetsaanpassingen betreffen het kunnen afdwingen van een aanbeveling bij de Ondernemingskamer en het verlengen van de onderzoekstermijn. Momenteel wordt in overleg met de AFM bezien welke aanpassingen van de Wtfv naar aanleiding van het evaluatieonderzoek gewenst zijn. Het IMF rapport noopt ons ertoe de door het IMF genoemde aspecten nog eens goed te bezien. Dit vergt enige tijd. De eerder in het voorjaar toegezegde reactie op het evaluatieonderzoek van de Wtfv zal u daarom na het zomerreces ontvangen.

Het IMF constateert ook een aantal onvolkomenheden met betrekking tot beleggingsinstellingen, onder andere met betrekking tot de uitzondering van de vergunningplicht voor beheerders die boven de € 50 000 beleggen, de kapitaalvereisten bij beheerders voor professionele beleggers (non-UCITS), de balans tussen off-site en on-site toezicht op prudentieel gebied en de positie van de bewaarder. De door het IMF geconstateerde onvolkomenheden met betrekking tot beleggingsinstellingen en de bewaarder zullen worden bezien bij de implementatie van de richtlijn voor beheerders van alternatieve beleggingsinstellingen (AIFM richtlijn). De rol van DNB met betrekking tot het prudentieel toezicht in relatie tot de kapitaalmarkt heeft aandacht in verschillende trajecten.

Verder constateert het IMF bij criterium 15 dat de AFM geen bevoegdheid heeft een verplicht bod bij drempeloverschrijding of een billijke prijs bij de rechter af te dwingen. Tegelijkertijd signaleert het IMF dat de betrokkenheid van aandeelhouders in Nederland laag is. In dat verband doet het IMF de aanbeveling aan het huidige systeem enige vorm van publiekrechtelijke handhaving toe te voegen door bijvoorbeeld de AFM de bevoegdheid te geven de voorschriften met betrekking tot het verplicht bod en de billijke prijs te handhaven dan wel de AFM de bevoegdheid te verlenen om in dat kader een verzoekschrift bij de Ondernemingskamer van het gerechtshof te Amsterdam (hierna ondernemingskamer) in te dienen. Criterium 15 heeft betrekking op een billijke en gelijke behandeling van aandeelhouders bij transacties waarbij de zeggenschap over de onderneming wijzigt. De Nederlandse wetgeving voorziet in een dergelijk mechanisme. De AFM houdt toezicht op de procedurele aspecten van het biedingsproces, zoals gelijke informatievoorziening aan aandeelhouders. De handhaving van de biedplicht vindt plaats door de ondernemingskamer. Aandeelhouders, waaronder (een groep van) minderheidsaandeelhouders, en ondernemingen hebben – in gelijke mate – de mogelijkheid via de ondernemingskamer een verplicht bod of een billijke prijs af te dwingen. Aan de keuze voor de ondernemingskamer als handhavende instantie ligt een aantal redenen ten grondslag. Zo beschikt de ondernemingskamer over de benodigde specifieke expertise met betrekking tot openbare biedingen en besluit de ondernemingskamer ook in andere procedures die op deze transactie betrekking hebben. Verder kan het toezicht op de naleving van de biedplicht, het beste worden afgedwongen door de betrokken doelvennootschap en de (minderheids)aandeelhouders daarvan. Deze partijen worden het meest in hun belang getroffen en verkeren in de positie dat zij het meeste zicht hebben op de vraag of partijen onderling samenwerken waardoor een biedplicht zou ontstaan. Van deze direct belanghebbenden kan worden verwacht dat zij van hun bevoegdheden gebruik maken c.q. hun eigen verantwoordelijkheid nemen. Voor de overige redenen wordt verwezen naar de parlementaire geschiedenis bij de totstandkoming van de gemoderniseerde biedingsregels (Kamerstukken II 2005/06, 30 419, nr. 3). Mede hierop gelet zie ik op dit moment geen aanleiding om van deze structuur af te wijken c.q. hierin een wijziging aan te brengen. Daarbij komt dat de gemoderniseerde voorschriften over openbare overnamebiedingen – met enerzijds een rol voor de AFM voor wat betreft procedurele aspecten en anderzijds een rol voor de ondernemingskamer – relatief recent in werking zijn getreden (oktober 2007) en dat ten tijde van de consultatie van het voorontwerp van die voorschriften de meeste respondenten de keuze voor de ondernemingskamer steunden.

Het IMF vindt dat de toezichthouders te beperkte regelgevende bevoegdheden hebben met betrekking tot kapitaalmarkten. Aangezien het van belang is dat er parlementaire controle is op de totstandkoming van nieuwe wetgeving waarbij vaak beleidsmatige keuzes moeten worden gemaakt zal het opstellen van nieuwe wetgeving door de minster van Financiën dienen te geschieden. Het opstellen van technische regels ter uitvoering van deze wetten kan wel door de AFM en DNB geschieden. Naar aanleiding van onder andere de aanbeveling van het IMF wordt met de toezichthouders bekeken of uitbreiding van de mogelijkheid om de technische regels op te stellen nodig is.

Ik hoop u gelet op de omvang van de onderliggende stukken met bovenstaande op praktische wijze te hebben geïnformeerd over het resultaat van de beoordeling door het IMF van de stabiliteit van de Nederlandse financiële sector, van de mate waarin het toezicht in Nederland voldoet aan internationale toezichtstandaarden en de follow-up die eraan wordt gegeven.

De minister van Financiën,

J. C. de Jager

Bijlage bij FM2011-8852

Core principle

Opmerking/aanbeveling IMF

Relevante ontwikkelingen/Follow-up

Bankensector

   

BCP 1(2)

Independence, accountabilty supervisor

1) Verduidelijk wanneer de minister gebruik kan maken van bevoegheden om door de toezichthouder gestelde regels buiten werking te stellen of te vervangen.

2) Onderzocht moet worden of de ingezette capaciteit behoeve van het bankentoezicht adequaat is.

1) In de praktijk zijn er geen aanwijzingen dat de bevoegdheden van de Minister de onafhankelijkheid van de toezichthouders ondermijnen; zie ook brief.

2) Om de beschikbare middelen zo effectief mogelijk in te zetten is het zaak steeds de prioriteiten te bepalen afhankelijk van de toezichtrisico’s.

BCP 11

Exposure related parties

DNB past geen formeel raamwerk toe waarin limieten en verboden worden gesteld aan leningen aan gerelateerde partijen.

Er worden geen vervolgstappen gepland. Het IMF constateert dat de huidige – niet geformaliseerde – praktijk goed functioneert.

BCP 21

Supervisory reporting

Meer standaardisering en detaillering in de dataverzameling met het oog op vergelijkende of geaggregeerde analyses en het solo toezicht.

Als een van de toezichtthema’s voor 2011 heeft DNB het verbeteren van de datavoorziening geïdentificeerd.

BCP 23

Corrective powers

1) Maak bij het toezicht meer gebruik van formele bevoegdheden.

2) Breid crisisinterventiemogelijkheden uit.

1) Het IMF steunt nadrukkelijk het Plan van Aanpak van DNB dat is opgesteld om het toezicht meer indringend en vasthoudend te maken; zie ook brief.

2) Er is wetgeving in voorbereiding om het crisismanagement te versterken; zie ook brief.

BCP 24

Consolidated supervision

Het toezicht op de internationale activiteiten van grote financiële groepen kan verder versterkt worden, o.a. door meer capaciteit in te zetten en on-site inspecties uit te voeren.

DNB versterkt het internationale toezicht, zowel bilateraal als in colleges of supervisors en crisis management groups binnen het bestaande institutionele raamwerk en de beschikbare capaciteit; zie ook brief.

     

Verzekeringssector

IAIS 3

Supervisory authority

1) Beperk de juridische aansprakelijkheid toezichthouders.

2) Publiceer redenen om bestuurders te ontslaan.

3) DNB alloceer meer middelen om internationaal opererende verzekeringsgroepen te onderzoeken.

1) Er is wetgeving in voorbereiding om de aansprakelijkheid van toezichthouders te beperken; zie ook brief.

2) Om formeel aan de standaard van de IAIS bevat te voldoen, zou de Wft de verplichting moeten bevatten om de reden van ontslag van bestuurders te publiceren. In de praktijk zal een ontslag voldoende aanleiding zijn voor de toezichthouder voor nader onderzoek.

3) DNB versterkt het internationale toezicht, zowel bilateraal als in colleges of supervisors en crisis management groups binnen het bestaande institutionele raamwerk en de beschikbare capaciteit. Onder Solvency II en met de herziening van de richtlijn voor financiële conglomeraten zal het groepstoezicht en de reikwijdte verder versterkt worden; zie ook brief.

IAIS 12

Reporting to supervisors

Verzekeraars zouden verplicht moeten zijn om kwartaalrapportages op te stellen.

Met invoering van de Sovency II richtlijn zal aan deze aanbeveling invulling worden gegeven; zie ook brief.

IAIS 17

Group-wide supervision

Het groepstoezicht kan versterkt worden.

Met invoering van de Sovency II richtlijn zal aan deze aanbeveling invulling worden gegeven; zie ook brief.

IAIS 23

Capital adequacy

De kapitaaleis dient meer risico-gebaseerd en toekomstgericht te zijn.

Met invoering van de Sovency II richtlijn zal aan deze aanbeveling invulling worden gegeven; zie ook brief.

IAIS 25

Consumer protection

Versterk toezicht op productontwikkeling.

Zie brief

IAIS 28

Money Laundering

Niet aan alle aanbevelingen van de FATF is voldaan.

In mijn brief van 4 maart 2011, kenmerk  FM/2011/6465M heb ik de Kamer, mede namens de Minister van Veiligheid en Justitie, op de hoogte gesteld van de resultaten van de FATF-evaluatie die is uitgevoerd door het IMF. De resultaten van deze FATF-evaluatie zijn, waar relevant, door het IMF meegenomen bij de beoordeling van de «Insurance core principles».

Momenteel wordt bezien hoe uitvoering gegeven gaat worden aan de in het rapport opgenomen aanbevelingen. In februari 2013 dient de FATF op de hoogte te worden gesteld van de gerealiseerde verbeteringen; zie ook brief.

     

Kapitaalmarkt

   

IOSCO 2

Independence, accountability supervisor

1) Verduidelijk de voorwaarden waaronder minister van Financiën toezichtstaken kan uitvoeren of beleidsregels van de toezichthouders terzijde kan leggen.

2) Beperk de juridische aansprakelijkheid van de toezichthouders.

1) In de visie «toezicht op afstand – de relatie tussen de minister van Financiën en de financiële toezichthouders» (Kamerstuk 32648), die ik op 10 februari 2011, FM2011/6352M, aan de Kamer heb gezonden, is nader uitgewerkt en verduidelijkt wanneer de minister kan ingrijpen. In de praktijk zijn er geen aanwijzingen dat de bevoegdheden van de Minister de onafhankelijkheid van de toezichthouders ondermijnen.

2) Zie IAIS 3, onder 1).

IOSCO 3

Adequate powers/resources supervisor

1) Verruim de regelgevende bevoegdheden van de toezichthouders.

2) Versterk de bevoegdheden van de AFM op het gebied van financiële verslaggeving.

3) Maak de AFM de vergunningverlenende autoriteit voor de gereguleerde markten.

4) DNB moet onderzoeken of zij voldoende middelen heeft toegekend voor het toezicht op beleggingsondernemingen.

1) Zie brief.

2) Zie brief.

3) Het verlenen van een vergunning voor een gereglementeerde markt heeft grote invloed op de toegang tot de kapitaalmarkten in Nederland. Dit betreft een dusdanig groot nationaal belang dat een vergunningverlening door de Minister van Financiën wenselijk is.

4) DNB heeft de aanbeveling in overweging.

IOSCO 10

Supervisory enforcement

1) DNB moet een betere balans vinden tussen off-site en on-site toezicht op beheerders van beleggingsinstellingen.

2) DNB moet de balans tussen off-site en on-site toezicht met betrekking tot beleggingsondernemingen periodiek bekijken.

3) De toezichthouders en het ministerie van Financiën moeten samen met OM onderzoeken of de strafrechtelijke handhaving voldoende zichtbaar is en of aanvullende middelen moeten worden ingezet voor strafrechtelijke handhaving van de regelgeving op effecten.

1) DNB heeft de aanbeveling in overweging.

2) DNB heeft de aanbeveling in overweging.

3) De toezichthouders, het OM en het Ministerie van Financiën hebben de aanbeveling in overweging. De AFM en het OM hebben werkafspraken gemaakt over de samenwerking en evalueren hoe deze samenwerking verbeterd kan worden.

IOSCO 15

Fair and equitable treatment holders of securities

Geef de AFM een aanvullend instrumentarium om naleving van de verplichtingen bij het verplicht bod en een billijke prijs af te dwingen, door bijvoorbeeld de AFM de bevoegde autoriteit te maken of het recht om een zaak te starten bij de Ondernemingskamer.

Zie brief.

IOSCO 16

accounting

Verruim de bevoegdheden van de AFM m.b.t. financiële verslaggeving, specifiek t.a.v. (i) het inwinnen van informatie bij de onderneming, (ii) de korte onderzoekstermijn, (iii) het uitwisselen van informatie tussen toezichtafdelingen, (iv) de omstandigheden waarin de AFM naar de Ondernemingskamer kan gaan.

Zie brief.

IOSCO 17 t/m 19

Collective investment schemes

1) Verwijder de vrijstelling voor de vergunningplicht voor beheerders die vanaf € 50 000 beleggen.

2) Verwijder de verschillen in de kapitaalvereisten voor beheerders voor professionele beleggers (non-UCITS) en UCITS.

3) Geef DNB bevoegdheid periodiek rapportages op te vragen bij beleggingsinstellingen.

4) Verklaar IFRS regels van toepassing op alle beleggingsinstellingen.

5) DNB moet een betere balans vinden tussen off-site en on-site toezicht.

6) AFM moet de balans tussen themaonderzoek en instellingsonderzoek periodiek bekijken.

7) Alle beleggingsinstellingen moeten een onafhankelijke bewaarder hebben.

8) Verruim de bevoegdheden van de AFM met betrekking tot het openbaar bod.

9) Onderzoek in samenwerking met de AFM of de certificering door de accountants vergelijkbaar is met het toezicht van de AFM.

1) Zie brief. De aangekondigde verhoging naar € 100 000 en de AIFM richtlijn zal dit veranderen.

2) Zie brief. De AIFM richtlijn zal dit veranderen.

3) Zie brief.

4) De AFM en het Ministerie van Financiën hebben de aanbeveling in overweging in Europees verband.

5) DNB heeft de aanbeveling in overweging.

6) De AFM heeft aanbeveling in overweging.

7) Zie brief. De AIFM richtlijn zal dit veranderen.

8) Zie brief.

9) Het ministerie van Financiën heeft de aanbeveling in overweging; zie ook brief

IOSCO 27

Transparency of trading

1) AFM moet blijven participeren in de herziening van de MiFID om de kwaliteit en transparantie van de effectenhandel te verbeteren. Meer specifiek moeten AFM en het ministerie van Financiën blijven bijdragen aan de Europese hervormingen op het gebied. van waivers voor block trades.

2) Stel regels m.b.t. rapportage voor de OTC derivatenmarkten. Onderzocht moet worden of aanvullende transparantie nodig is voor obligatiemarkten.

1) AFM en het ministerie van Financiën participeren in de herziening van de MiFID.

2) Op Europees niveau is dit opgepakt, waarbij de AFM en het ministerie van Financiën nauw betrokken zijn en participeren in de Europese toezichtsoverleggen.

Naar boven