Wet van 12 juli 2012 tot wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Wet uitwerking fiscale maatregelen Begrotingsakkoord 2013)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is spoedig een pakket maatregelen vast te stellen die bijdragen aan het structureel verbeteren van de overheidsfinanciën, het verstevigen van het vertrouwen van de financiële markten en het verder toekomstbestendig maken van de Nederlandse economie;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wet inkomstenbelasting 2001 wordt met ingang van 1 januari 2013 als volgt gewijzigd:

A

Artikel 2.17 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het opschrift wordt «kortingen voor maatschappelijke beleggingen, directe beleggingen in durfkapitaal en culturele beleggingen» vervangen door: korting voor groene beleggingen.

2. In het tweede lid, tweede volzin, wordt «De korting voor maatschappelijke beleggingen, bedoeld in artikel 8.19, en de korting voor directe beleggingen in durfkapitaal en culturele beleggingen, bedoeld in artikel 8.20, van de belastingplichtige en zijn partner worden geacht» vervangen door: De korting voor groene beleggingen, bedoeld in artikel 8.19, van de belastingplichtige en zijn partner wordt geacht.

3. In het tweede lid, derde volzin, wordt «Indien de gezamenlijke grondslag sparen en beleggen van de belastingplichtige en zijn partner nihil bedraagt, worden de kortingen» vervangen door: Indien de gezamenlijke grondslag sparen en beleggen van de belastingplichtige en zijn partner nihil bedraagt, wordt de korting.

4. In het tweede lid, vierde volzin, wordt «worden de kortingen» vervangen door: wordt de korting.

B

Artikel 3.3, zevende lid, vervalt.

C

Artikel 5.13 komt te luiden:

Artikel 5.13 Vrijstelling groene beleggingen

Tot de bezittingen behoren niet groene beleggingen voor een bedrag van in totaal € 56 420. Indien de belastingplichtige het gehele kalenderjaar dezelfde partner heeft of voor de toepassing van artikel 2.17 geacht wordt te hebben gehad, wordt het in de eerste volzin genoemde bedrag voor de belastingplichtige en zijn partner gezamenlijk op € 112 840 gesteld.

D

Artikel 5.15 vervalt.

E

AFDELING 5.3A vervalt.

F

Artikel 8.2 wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan het slot van onderdeel k wordt de puntkomma vervangen door «, en».

2. Na onderdeel k wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

  • l. de korting voor groene beleggingen (artikel 8.19).

3. De onderdelen m en n vervallen.

G

Artikel 8.7 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «, de korting voor maatschappelijke beleggingen of de korting voor directe beleggingen in durfkapitaal en culturele beleggingen» vervangen door «of de korting voor groene beleggingen» en wordt «, de korting voor maatschappelijke beleggingen en de korting voor directe beleggingen in durfkapitaal en culturele beleggingen» vervangen door: en de korting voor groene beleggingen.

2. In het tweede lid wordt «, de korting voor maatschappelijke beleggingen en de korting voor directe beleggingen in durfkapitaal en culturele beleggingen» vervangen door: en de korting voor groene beleggingen.

H

De in artikel 8.11, tweede lid, onderdelen b en c, laatstgenoemde bedragen worden verhoogd met € 195.

I

Het in artikel 8.17, tweede lid, eerstgenoemde bedrag wordt verhoogd met € 70.

J

Het in artikel 8.18, tweede lid, genoemde bedrag wordt verhoogd met € 60.

K

In artikel 8.19, opschrift, eerste lid en tweede lid, wordt «maatschappelijke beleggingen» telkens vervangen door: groene beleggingen.

L

Artikel 8.20 vervalt.

M

In artikel 10.1, eerste lid, wordt «5.13, 5.16, 6.17, derde lid» vervangen door: 5.13, 6.17, derde lid.

N

In artikel 10.7, derde lid, onderdeel a, wordt «bedoelde bedrag, vermeerderd met € 436» vervangen door: bedoelde bedrag.

ARTIKEL II

De Wet op de loonbelasting 1964 wordt met ingang van 1 januari 2013 als volgt gewijzigd:

A

De in artikel 22a, tweede lid, onderdelen b en c, laatstgenoemde bedragen worden verhoogd met € 195.

B

Het in artikel 22b, tweede lid, eerstgenoemde bedrag wordt verhoogd met € 70.

C

Het in artikel 22c, tweede lid, genoemde bedrag wordt verhoogd met € 60.

D

In artikel 32bb, eerste lid, wordt «30%» vervangen door: 75%.

E

Na artikel 32bc wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 32bd

  • 1. In afwijking in zoverre van het overigens bij of krachtens deze wet bepaalde, wordt loon uit tegenwoordige dienstbetrekking waarover in het voorafgaande kalenderjaar met toepassing van de artikelen 20a, 20b, 26 en 26b belasting is geheven, voor de toepassing van dit artikel aangemerkt als op 31 maart van het kalenderjaar genoten loon dat als een eindheffingsbestanddeel wordt belast naar een tarief van 16%, voor zover dat loon in het voorafgaande kalenderjaar meer bedroeg dan € 150 000.

  • 2. Voor de toepassing van het eerste lid behoort tevens tot het loon van een werknemer het loon dat die werknemer heeft genoten van een met de inhoudingsplichtige verbonden vennootschap. Het eerste lid vindt in de in de vorige volzin bedoelde gevallen toepassing bij de inhoudingsplichtige die in het voorafgaande kalenderjaar het grootste deel van het loon van de werknemer heeft verstrekt.

  • 3. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot hetgeen voor de toepassing van het eerste lid als door een inhoudingsplichtige in het voorafgaande kalenderjaar aan een werknemer verstrekt loon in aanmerking wordt genomen.

ARTIKEL III

In de Wet op de loonbelasting 1964 vervalt met ingang van 1 januari 2014 artikel 32bd.

ARTIKEL IV

De Wet op de vennootschapsbelasting 1969 wordt met ingang van 1 januari 2013 als volgt gewijzigd:

A

In artikel 10a, vierde lid, wordt «13k, 14» vervangen door: 13k, 13l, 14.

B

Na artikel 13k wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 13l

  • 1. Bij het bepalen van de in een jaar genoten winst komt niet in aftrek het op de voet van dit artikel bepaalde bedrag aan renten en kosten ter zake van geldleningen dat geacht wordt verband te houden met de financiering van deelnemingen (bovenmatige deelnemingsrente), voor zover het bedrag aan bovenmatige deelnemingsrente € 750 000 te boven gaat.

  • 2. De bovenmatige deelnemingsrente van een jaar wordt gesteld op het gedeelte van het totale bedrag aan renten en kosten ter zake van geldleningen van het jaar, dat evenredig is aan de verhouding tussen het gemiddelde bedrag aan deelnemingsschulden in het jaar en het gemiddelde totale bedrag aan geldleningen in het jaar. De in de eerste volzin bedoelde gemiddelden worden bepaald naar de stand bij het begin en het einde van het jaar, waarbij tijdelijke mutaties rond die tijdstippen worden genegeerd voor zover deze plaatsvinden met het oog op de toepassing van dit artikel.

  • 3. Van een deelnemingsschuld als bedoeld in het tweede lid is sprake voor zover het gezamenlijke bedrag van de verkrijgingsprijs van de deelnemingen uitgaat boven het eigen vermogen, met dien verstande dat een deelnemingsschuld nooit meer bedraagt dan het gezamenlijke bedrag van de geldleningen en nooit meer bedraagt dan het gezamenlijke bedrag van de verkrijgingsprijs van de deelnemingen. Een op de voet van de eerste volzin bepaalde deelnemingsschuld wordt verminderd met het bedrag van de schulden waarop artikel 10a, eerste lid, of artikel 10b van toepassing is, doch niet verder dan tot nihil, voor zover de rechtshandelingen waarmee die schulden rechtens dan wel in feite direct of indirect verband houden de deelnemingsschuld zoals berekend volgens de eerste volzin vergroten.

  • 4. Voor zover de belastingplichtige een deelneming anders waardeert dan op verkrijgingsprijs, wordt voor de bepaling van de deelnemingsschuld ingevolge het derde lid de boekwaarde van het eigen vermogen verminderd met het bedrag van de boekwaarde van die deelneming verminderd met de verkrijgingsprijs van die deelneming.

  • 5. Voor de toepassing van het derde lid blijft de verkrijgingsprijs van een deelneming buiten aanmerking voor zover het belang in het lichaam waarin de deelneming wordt gehouden is verworven of uitgebreid of daarin eigen vermogen is gebracht in verband met een uitbreiding op dat moment dan wel in de daaraan voorafgaande of daarop volgende periode van twaalf maanden van de operationele activiteiten van de groep bestaande uit de belastingplichtige tezamen met de met hem verbonden lichamen en de verkrijgingsprijs is toe te rekenen aan de hiervoor bedoelde uitbreiding van operationele activiteiten.

  • 6. De toepassing van het vijfde en tiende lid met betrekking tot een deelneming blijft in een jaar achterwege voor zover:

    • a. de in het jaar in verband met de financiering van die deelneming verschuldigde renten en kosten naast de belastingplichtige door een met de belastingplichtige verbonden lichaam rechtens dan wel in feite in aftrek kunnen worden gebracht op de grondslag van een naar de winst geheven belasting;

    • b. de in het jaar in verband met de financiering van die deelneming verschuldigde renten en kosten rechtens dan wel in feite direct of indirect staan tegenover een vergoeding voor verstrekking van vermogen aan het lichaam waarin de deelneming wordt gehouden of aan een met de belastingplichtige verbonden lichaam, waarbij de voldoening van de vergoeding rechtens dan wel in feite direct of indirect in aftrek kan worden gebracht op de grondslag van een naar de winst geheven belasting terwijl over de ontvangst van de vergoeding per saldo geen belasting naar de winst wordt geheven of geen belasting naar de winst wordt geheven welke naar Nederlandse maatstaven redelijk is als bedoeld in artikel 10a, derde lid, onderdeel b, of

    • c. de verwerving of de uitbreiding van de deelneming, dan wel de inbreng van eigen vermogen in het lichaam waarin de deelneming wordt gehouden, niet door de belastingplichtige zou hebben plaatsgevonden, of de deelneming niet door de belastingplichtige zou zijn gehouden, ingeval de aftrek van rente buiten beschouwing zou worden gelaten.

    De eerste volzin, onderdeel b, vindt geen toepassing indien over de vergoeding een belasting naar de winst wordt geheven en de wijze waarop de financiering is vormgegeven in overwegende mate is ingegeven door zakelijke overwegingen.

  • 7. Dit artikel is slechts van toepassing op bestanddelen van de winst die geen deel uitmaken van winst uit een andere staat als bedoeld in artikel 15e waarop de objectvrijstelling voor buitenlandse ondernemingswinsten van toepassing is en op bestanddelen van het vermogen welke niet dienstbaar zijn aan het behalen van dergelijke winst uit een andere staat.

  • 8. Voor de toepassing van dit artikel:

    • a. wordt onder geldlening verstaan een schuld die voortvloeit uit een overeenkomst van geldlening of uit een daarmee vergelijkbare overeenkomst, waarbij zonder toepassing van dit artikel rente in aanmerking wordt genomen bij het bepalen van de winst;

    • b. wordt onder een deelneming verstaan een bezit waarop de deelnemingsvrijstelling van toepassing is;

    • c. worden onder renten en kosten ter zake van geldleningen mede begrepen kosten en resultaten ter zake van rechtshandelingen die strekken tot het afdekken van renterisico’s op geldleningen of van valutarisico’s op de rente ter zake van geldleningen.

  • 9. Indien de belastingplichtige actieve financieringsactiviteiten binnen het concern verricht, blijven voor de toepassing van het tweede en derde lid buiten aanmerking geldleningen voor zover deze verband houden met geldvorderingen welke in het kader van die actieve financieringsactiviteiten binnen het concern worden aangehouden, evenals de renten en kosten ter zake van dergelijke geldleningen. Onder actieve financieringsactiviteiten binnen het concern als bedoeld in de eerste volzin worden verstaan werkzaamheden die door de belastingplichtige anders dan incidenteel worden verricht in verband met het arrangeren en uitvoeren van financiële transacties via eigen bankrekeningen ten behoeve van de belastingplichtige tezamen met de met hem verbonden lichamen, waarbij het aantal personen in dienstbetrekking bij de belastingplichtige, hun bevoegdheden en verantwoordelijkheden in overeenstemming zijn met de aard en functie van de belastingplichtige en de belastingplichtige voorts beschikt over een kantoor dat is voorzien van in de financiële sector gebruikelijke faciliteiten. Onder geldvordering als bedoeld in de eerste volzin wordt verstaan een vordering die voortvloeit uit een overeenkomst van geldlening of uit een daarmee vergelijkbare overeenkomst.

  • 10. In afwijking van het vijfde lid kan de belastingplichtige voor de toepassing van het derde lid 90% van de verkrijgingsprijs van een deelneming buiten aanmerking laten voor zover het lichaam waarin de deelneming wordt gehouden is verworven of uitgebreid of in dat lichaam eigen vermogen is ingebracht in een boekjaar dat is aangevangen voor of op 1 januari 2006.

  • 11. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld voor de toepassing van dit artikel ingeval de belastingplichtige, de deelneming of het lichaam waarin de deelneming wordt gehouden onmiddellijk of middellijk is betrokken bij een reorganisatie of deel gaat uitmaken van een fiscale eenheid. Onder die regels kunnen mede regels worden begrepen met betrekking tot de verkrijgingprijs van de deelneming en de aan de deelneming toe te rekenen financiering. De voordracht voor een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in de eerste volzin wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd.

C

Artikel 14a wordt als volgt gewijzigd:

1. In het twaalfde lid wordt «Renten – kosten en valutaresultaten daaronder begrepen – ter zake van schulden» vervangen door: Renten en kosten ter zake van schulden.

2. In het dertiende lid wordt «artikel 15ad, tweede tot en met achtste lid» vervangen door: artikel 15ad, tweede tot en met tiende lid.

D

Artikel 14b wordt als volgt gewijzigd:

1. In het negende lid wordt «Renten – kosten en valutaresultaten daaronder begrepen – ter zake van schulden» vervangen door: Renten en kosten ter zake van schulden.

2. In het tiende lid wordt «artikel 15ad, tweede tot en met achtste lid» vervangen door: artikel 15ad, tweede tot en met tiende lid.

E

Artikel 15ad wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «Renten – kosten en valutaresultaten daaronder begrepen – ter zake van schulden» vervangen door: Renten en kosten ter zake van schulden.

2. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:

  • 9. De ingevolge de voorgaande leden berekende aftrekbeperking blijft buiten aanmerking voor zover deze volgens bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te stellen regels samenvalt met de bij de fiscale eenheid ingevolge artikel 13l berekende aftrekbeperking van bovenmatige deelnemingsrente.

  • 10. Voor de toepassing van dit artikel worden onder renten en kosten ter zake van schulden mede begrepen kosten en resultaten ter zake van rechtshandelingen die strekken tot het afdekken van renterisico’s op geldleningen of van valutarisico’s op de rente ter zake van geldleningen.

F

Artikel 23b wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «artikel 5.14, artikel 5.15 of artikel 5.18a van de Wet inkomstenbelasting 2001 of een aangewezen participatiemaatschappij als bedoeld in artikel 5.18 van die wet, wordt in de ingroeiperiode, bedoeld in die artikelen» vervangen door «artikel 5.14 van de Wet inkomstenbelasting 2001, wordt in de ingroeiperiode, bedoeld in dat artikel» en wordt «artikel 5.14, derde lid, 5.15, derde lid, 5.18, tweede lid of 5.18a, derde lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001» vervangen door: artikel 5.14, derde lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001.

2. In het tweede lid wordt «artikel 5.14, artikel 5.15 of artikel 5.18a van de Wet inkomstenbelasting 2001 of een aangewezen participatiemaatschappij als bedoeld in artikel 5.18 van de Wet inkomstenbelasting 2001» vervangen door «artikel 5.14 van de Wet inkomstenbelasting 2001» en wordt «instelling of maatschappij» telkens vervangen door: instelling.

ARTIKEL V

In de Wet op de dividendbelasting 1965 wordt met ingang van 1 januari 2013 in artikel 4, vijfde lid, «de artikelen 5.14, 5.15 en 5.18a van de Wet Inkomstenbelasting 2001 dan wel participatiemaatschappijen als bedoeld in artikel 5.18 van de Wet Inkomstenbelasting 2001» vervangen door: artikel 5.14 van de Wet inkomstenbelasting 2001.

ARTIKEL VI

In de Wet op belastingen van rechtsverkeer komt artikel 14 te luiden:

Artikel 14

  • 1. De belasting bedraagt 6 percent.

  • 2. In afwijking van het eerste lid bedraagt de belasting 2 percent voor de verkrijging van woningen en van rechten waaraan deze zijn onderworpen, alsmede voor de verkrijging van aandelen en rechten als bedoeld in artikel 4, eerste lid, voor zover deze aandelen en rechten middellijk of onmiddellijk woningen vertegenwoordigen.

ARTIKEL VII

De Wet op de omzetbelasting 1968 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 28c, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel a komt te luiden:

  • a. kunstvoorwerpen die hem zijn geleverd met toepassing van de bij deze wet behorende tabel I, onderdeel a, post 29, onderdeel b;.

2. Onderdeel c vervalt, onder vervanging van de puntkomma aan het slot van onderdeel b door een punt.

B

Tabel I wordt als volgt gewijzigd:

1. Na onderdeel a, post 28, wordt een post ingevoegd, luidende:

29.

  • a. kunstvoorwerpen, voorwerpen voor verzamelingen en antiquiteiten, voor zover deze worden ingevoerd;

  • b. kunstvoorwerpen voor zover deze worden geleverd door:

    • 1°. de maker of diens rechtverkrijgende onder algemene titel; of

    • 2°. een ondernemer, andere dan een wederverkoper, die ingevolge artikel 15, eerste lid, de belasting ter zake van zijn verkrijging volledig in aftrek brengt;.

2. Na onderdeel b, post 14, onderdeel c, wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

  • d. muziekuitvoeringen en toneeluitvoeringen, daaronder begrepen opera's, operettes, dansen, pantomimes, revues, musicals en cabarets, alsmede lezingen, met uitzondering van peepshows en andere optredens die primair zijn gericht op erotisch vermaak;.

3. Na onderdeel b, post 16, wordt een post ingevoegd, luidende:

  • 17. het optreden door uitvoerende kunstenaars;.

ARTIKEL VIII

De Wet op de omzetbelasting 1968 wordt met ingang van 1 oktober 2012 als volgt gewijzigd:

A

In artikel 9, eerste lid, wordt «19 percent» vervangen door: 21 percent.

B

In artikel 20, eerste lid, wordt «19 percent» vervangen door: 21 percent.

C

In artikel 27, derde, vierde en vijfde lid, wordt «5,1 percent» vervangen door: 5,4 percent.

D

In artikel 28 wordt «19/119 deel» vervangen door: 21/121 deel.

ARTIKEL IX

In de Wet op de omzetbelasting 1968 komt artikel 11, eerste lid, onderdeel g, onder 1°, onderdeel a, met ingang van 1 januari 2013 te luiden:

  • a. de diensten op het vlak van de gezondheidskundige verzorging van de mens door beoefenaren van een medisch of paramedisch beroep die een op dit beroep gerichte opleiding hebben voltooid waarvoor regels zijn gesteld bij of krachtens de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg, voor zover deze diensten tot het gebied van deskundigheid van dit beroep behoren en onderdeel vormen van bedoelde opleiding;.

ARTIKEL X

De Wet op de accijns wordt met ingang van 1 januari 2013 als volgt gewijzigd:

A

Aan artikel 1a worden twee leden toegevoegd, luidende:

  • 3. Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat aan minerale oliën bij ministeriële regeling, onder daarbij te stellen voorwaarden, voorgeschreven herkenningsmiddelen worden toegevoegd.

  • 4. Als vervaardigen van een accijnsgoed wordt mede aangemerkt:

    • a. het toevoegen van herkenningsmiddelen als bedoeld in het derde lid aan minerale oliën;

    • b. het afscheiden van herkenningsmiddelen als bedoeld in het derde lid, of van bestanddelen van die herkenningsmiddelen, van minerale oliën waaraan deze herkenningsmiddelen zijn toegevoegd, waaronder begrepen het opheffen of veranderen van de werking van deze herkenningsmiddelen.

B

In artikel 2, vierde lid, wordt «herkenningsmiddelen als bedoeld in artikel 27, derde lid,» vervangen door: herkenningsmiddelen als bedoeld in artikel 1a, derde lid,.

C

Artikel 7, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel a wordt «€ 5,50» vervangen door: € 6,05.

2. In onderdeel b wordt «€ 24,49» vervangen door: € 26,94.

3. In onderdeel c wordt «€ 32,64» vervangen door: € 35,90.

4. In onderdeel d wordt «€ 40,82» vervangen door: € 44,90.

D

Artikel 10 komt te luiden:

Artikel 10

  • 1. De accijns bedraagt per hectoliter voor niet-mousserende wijn met een alcoholgehalte van:

    • a. niet meer dan 8,5% vol € 41,78;

    • b. meer dan 8,5% vol, maar niet meer dan 15% vol € 83,56;

    • c. meer dan 15% vol € 122,75.

  • 2. De accijns bedraagt per hectoliter voor mousserende wijn met een alcoholgehalte van:

    • a. niet meer dan 8,5% vol € 45,63;

    • b. meer dan 8,5% vol € 240,58.

E

Artikel 11d komt te luiden:

Artikel 11d

  • 1. De accijns bedraagt per hectoliter voor niet-mousserende tussenproducten met een alcoholgehalte van:

    • a. niet meer dan 15% vol € 100,22;

    • b. meer dan 15% vol € 141,17.

  • 2. De accijns bedraagt per hectoliter voor mousserende tussenproducten € 240,58.

F

In artikel 13 wordt «€ 15,04» vervangen door: € 15,94.

G

Artikel 27 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het derde lid vervalt.

2. In het vijfde lid vervalt onderdeel c, onder vervanging van de puntkomma aan het slot van onderdeel b door een punt.

3. Het vijfde lid wordt vernummerd tot vierde lid.

4. Het zesde lid vervalt.

5. In het zevende lid wordt «het eerste lid, onderdelen a en b, en het derde lid,» vervangen door: het eerste lid, onderdelen a en b,.

6. Het zevende en achtste lid worden vernummerd tot tweede respectievelijk derde lid.

H

Artikel 27a komt te luiden:

Artikel 27a

De artikelen 10.1 en 10.2 van de Wet inkomstenbelasting 2001 zijn van overeenkomstige toepassing op de in de artikelen 27, eerste lid, 71b, tweede lid, 71c, tweede lid, 71e, tweede lid, en 71g, tweede lid, vermelde bedragen.

I

Artikel 28 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «artikel 27, eerste of derde lid,» telkens vervangen door: artikel 27, eerste lid,.

2. In het derde lid wordt «artikel 27, eerste of derde lid,» vervangen door: artikel 27, eerste lid,.

3. In het vierde lid wordt «artikel 27, eerste of derde lid,» vervangen door: artikel 27, eerste lid,.

J

Artikel 35, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel b worden «7,57», «€ 138,23» en «€ 157,28» vervangen door «3,13», «€ 167,84» respectievelijk «€ 175,71».

2. In onderdeel c worden«11,97», «€ 51,72» en «€ 66,50» vervangen door «7,66», «€ 72,04» respectievelijk «€ 81,50».

K

In artikel 36, zesde lid, wordt «wordt gebracht op 70 percent respectievelijk 60 percent» vervangen door: wordt gebracht op 76,5 percent respectievelijk 70 percent.

L

Aan artikel 55 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 3. Voor de berekening van de accijns, bedoeld in het tweede lid, wordt de hoeveelheid vastgesteld op de maximuminhoud van de tank of het reservoir waarin de brandstof voorhanden is of is geweest.

M

In artikel 66, derde lid, wordt «Voor de toepassing van deze wet en de daarop gebaseerde regelingen wordt verstaan onder een plezierluchtvaartuig: een luchtvaartuig» vervangen door: Voor de toepassing van deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder een pleziervaartuig of een plezierluchtvaartuig: een vaartuig respectievelijk een luchtvaartuig.

N

Artikel 70 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid, onderdeel d, vervalt.

2. Het eerste lid, onderdeel e, wordt geletterd d.

3. Het vierde lid vervalt, onder vernummering van het vijfde en zesde lid tot vierde respectievelijk vijfde lid.

4. In het vierde lid (nieuw) wordt «De teruggaaf als bedoeld in het eerste lid, onderdeel e,» vervangen door: De teruggaaf, bedoeld in het eerste lid, onderdeel d,.

O

Artikel 71e wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «teruggaaf van accijns verleend voor halfzware olie, gasolie en vloeibaar gemaakt petroleumgas» vervangen door: teruggaaf van accijns verleend voor vloeibaar gemaakt petroleumgas.

2. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. De teruggaaf, bedoeld in het eerste lid, bedraagt € 134,95 per 1 000 kilogram vloeibaar gemaakt petroleumgas.

3. In het derde lid wordt «de in het eerste lid bedoelde minerale oliën» vervangen door: het vloeibaar gemaakt petroleumgas.

P

Artikel 71f vervalt.

Q

Artikel 71g wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «met betrekking tot halfzware olie, gasolie en vloeibaar gemaakt petroleumgas» vervangen door: met betrekking tot vloeibaar gemaakt petroleumgas.

2. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. In afwijking van artikel 69, vijfde en zesde lid, van de Wet belastingen op milieugrondslag bedraagt de teruggaaf € 78,84 per 1 000 kilogram vloeibaar gemaakt petroleumgas.

R

Artikel 84a wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «artikel 27, eerste of derde lid,» telkens vervangen door: artikel 27, eerste lid,.

2. In het tweede lid, onderdeel a, wordt «artikel 27, eerste of derde lid,» vervangen door: artikel 27, eerste lid,.

S

In artikel 84b, eerste lid, wordt «artikel 27, eerste of derde lid,» telkens vervangen door: artikel 27, eerste lid,.

T

Artikel 91 komt te luiden:

Artikel 91

  • 1. Het is niet toegestaan minerale oliën die zijn voorzien van bij ministeriële regeling voorgeschreven herkenningsmiddelen buiten een accijnsgoederenplaats voorhanden te hebben samen met middelen die de afscheiding, opheffing of verandering van die herkenningsmiddelen in deze oliën kunnen bewerkstelligen of bevorderen.

  • 2. Het is niet toegestaan minerale oliën die zijn voorzien van bij ministeriële regeling voorgeschreven herkenningsmiddelen dan wel bestanddelen daarvan bevatten buiten een accijnsschorsingsregeling of een douaneschorsingsregeling voorhanden te hebben anders dan in:

    • a. tanks van waaruit minerale oliën worden afgeleverd in de brandstoftanks van andere schepen dan pleziervaartuigen, mits deze schepen in bezit zijn van en gebruikt worden door degene die de beschikking heeft over de eerstgenoemde tanks;

    • b. brandstoftanks van schepen, andere dan pleziervaartuigen, mits de minerale olie wordt gebruikt voor de aandrijving van die schepen;

    • c. opslagtanks voor minerale oliën die zijn bestemd om van daaruit te worden afgeleverd in de brandstoftanks van andere schepen dan pleziervaartuigen alsmede in ladingtanks van vaartuigen, voertuigen en treinwagons.

  • 3. Bij ministeriële regeling kan, onder daarbij te stellen voorwaarden en beperkingen, in bijzondere gevallen ontheffing worden verleend ten aanzien van de in het eerste en tweede lid bedoelde verboden.

  • 4. Bij ministeriële regeling kunnen voorwaarden en beperkingen worden gesteld ten aanzien van plaatsen waar minerale oliën voorzien van herkenningsmiddelen voorhanden mogen zijn.

U

Artikel 92 komt te luiden:

Artikel 92

  • 1. Het is niet toegestaan bij ministeriële regeling voorgeschreven herkenningsmiddelen toe te voegen aan lichte olie.

  • 2. Het is niet toegestaan lichte olie voorhanden te hebben die is voorzien van bij ministeriële regeling voorgeschreven herkenningsmiddelen of bestanddelen van die herkenningsmiddelen bevat.

ARTIKEL Xa

De Wet op de accijns wordt met ingang van 1 januari 2017 als volgt gewijzigd:

A

Artikel 10 komt te luiden:

Artikel 10

De accijns bedraagt per hectoliter voor zowel niet-mousserende wijn als mousserende wijn met een alcoholgehalte van:

  • a. niet meer dan 8,5% vol € 41,78;

  • b. meer dan 8,5% vol € 83,56.

B

Artikel 11d komt te luiden:

Artikel 11d

De accijns bedraagt per hectoliter voor zowel niet-mousserende tussenproducten als mousserende tussenproducten met een alcoholgehalte van:

  • a. niet meer dan 15% vol € 100,22;

  • b. meer dan 15% vol € 141,17.

ARTIKEL XI

In de Wet op de verbruiksbelastingen van alcoholvrije dranken en van enkele andere produkten wordt met ingang van 1 januari 2013 na artikel 1 een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 1a

In afwijking van artikel 1, eerste lid, onderdeel b, en derde lid, zijn deze wet en de daarop berustende bepalingen met ingang van 1 januari 2013 uitsluitend van toepassing op alcoholvrije dranken.

ARTIKEL XII

De Wet belastingen op milieugrondslag wordt met ingang van 1 januari 2013 als volgt gewijzigd:

A

Artikel 44 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid vervalt, onder vernummering van het derde tot en met vijfde lid tot tweede tot en met vierde lid.

2. In het derde lid (nieuw) wordt «eerste tot en met derde lid» vervangen door: eerste en tweede lid.

B

In artikel 45, eerste lid, wordt «artikel 44, eerste tot en met derde lid,» vervangen door: artikel 44, eerste of tweede lid,.

C

Artikel 59 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid, onderdeel a, komt te luiden:

  • a. aardgas, met uitzondering van aardgas als bedoeld in onderdeel b, met een bovenste verbrandingswaarde van 35,17 megajoule per Nm3 voor dat gedeelte van de geleverde hoeveelheid per verbruiksperiode van twaalf maanden per aansluiting dat:

    • niet hoger is dan 170 000 kubieke meter, per kubieke meter € 0,1822;

    • hoger is dan 170 000 kubieke meter, maar niet hoger dan 1 000 000 kubieke meter, per kubieke meter € 0,0430;

    • hoger is dan 1 000 000 kubieke meter, maar niet hoger dan 10 000 000 kubieke meter, per kubieke meter € 0,0157;

    • hoger is dan 10 000 000 kubieke meter, per kubieke meter € 0,0113;.

2. In het derde lid wordt «€ 0,1667» vervangen door: € 0,1822.

3. In het vijfde lid wordt «boven 10 000 000 kubieke meter respectievelijk 10 000 000 kWh» vervangen door: boven 10 000 000 kWh.

D

Artikel 60, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. In afwijking van artikel 59, eerste lid, onderdeel a, bedraagt het tarief voor aardgas voor verwarming ter bevordering van het groeiproces van tuinbouwproducten als bedoeld in post a 32 van de bij de Wet op de omzetbelasting 1968 behorende Tabel I voor aardgas met een bovenste verbrandingswaarde van 35,17 megajoule per Nm3, voor dat gedeelte van de geleverde hoeveelheid per verbruiksperiode van twaalf maanden per aansluiting dat:

    • niet hoger is dan 170 000 kubieke meter, per kubieke meter € 0,02927;

    • hoger is dan 170 000 kubieke meter, maar niet hoger dan 1 000 000 kubieke meter, per kubieke meter € 0,02172;

    • hoger is dan 1 000 000 kubieke meter, maar niet hoger dan 10 000 000 kubieke meter, per kubieke meter € 0,0157;

    • hoger is dan 10 000 000 kubieke meter, per kubieke meter € 0,0113.

E

Artikel 67 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «5000 kubieke meter» vervangen door «170 000 kubieke meter». Voorts wordt «158 000 megajoule» vervangen door: 5 372 000 megajoule.

2. In het tweede lid wordt «5000 kubieke meter» vervangen door: 170 000 kubieke meter.

F

In artikel 68, tweede lid, wordt «zakelijk verbruik van aardgas boven de 10 000 000 kubieke meter of» vervangen door: zakelijk verbruik van.

ARTIKEL XIII

De Wet belastingen op milieugrondslag wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1 vervalt onderdeel a, onder verlettering van de onderdelen b en c tot a respectievelijk b.

B

Hoofdstuk III vervalt.

C

In artikel 90 wordt «de artikelen 18, 43, 59, eerste en derde lid,» vervangen door: de artikelen 43, 59, eerste en derde lid,.

D

In artikel 91, eerste lid, vervalt «20, eerste lid,».

E

In artikel 92, eerste lid, vervalt «belasting op leidingwater en».

ARTIKEL XIV

In de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen wordt met ingang van 1 januari 2013 in artikel 7, derde en vierde lid, «vrijstellingen bedoeld in afdeling 5.3 en 5.3A» vervangen door: vrijstelling, bedoeld in artikel 5.13.

ARTIKEL XV

Het Belastingplan 2011 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel III, onderdelen B en C, vervalt.

B

Artikel IIIbis, onderdelen D, E, F en G, vervalt.

ARTIKEL XVI

Het Belastingplan 2012 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel II wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel N vervalt.

2. Onderdeel R, tweede volzin, komt te luiden: Voorts wordt «en artikel 8.12, zevende lid, laatstvermelde bedragen» vervangen door: laatstvermelde bedragen.

3. In onderdeel S, onder 1, vervalt de eerste volzin en wordt in de tweede volzin «Voorts wordt» vervangen door: In het eerste lid wordt.

4. Onderdeel S, onder 3 en onder 4, vervalt.

5. Onderdeel U, onder 2, vervalt.

B

Artikel VI wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel B vervalt.

2. Onderdeel E vervalt.

C

In het in artikel XVIII, onderdeel B, opgenomen artikel 28 van de Wet op de omzetbelasting 1968 wordt «19/119 deel» vervangen door: 21/121 deel.

D

Artikel XXV wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel A komt te luiden:

A

In artikel 1 vervalt onderdeel d, onder vervanging van de puntkomma aan het slot van onderdeel c door een punt.

2. Onderdeel B komt te luiden:

B

Hoofdstuk VIII vervalt.

3. Onderdeel D komt te luiden:

D

In artikel 90 wordt «, 60, eerste lid, en 86,» vervangen door: en 60, eerste lid,.

4. Onderdeel E komt te luiden:

E

Artikel 91 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «70, eerste tot en met derde lid, 84a, eerste en vierde lid, 86, vijfde lid, 87b, eerste lid, 89, derde en zevende lid,» vervangen door: 70, eerste tot en met derde lid, 89, derde en vierde lid,.

2. In het tweede lid vervallen de tweede en derde volzin.

5. Onderdeel F vervalt.

E

Artikel XXVII komt te luiden:

ARTIKEL XXVII

De Wet op de verbruiksbelastingen van alcoholvrije dranken en van enkele andere produkten wordt op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip ingetrokken.

ARTIKEL XVII

In het bij koninklijke boodschap van 25 april 2012 ingediende voorstel van wet tot wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Fiscale verzamelwet 2012) (Kamerstukken 33 245) wordt in artikel I, onderdeel I, «In artikel 10b.1 wordt na het eerste lid, onder vernummering van het tweede lid tot derde lid, een lid ingevoegd» vervangen door: Aan artikel 10b.1 wordt een lid toegevoegd.

ARTIKEL XVIII

  • 1. De artikelen 10.1 en 10.3, tweede lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001 en de artikelen 32bb, negende lid, en 32bc, vierde lid, van de Wet op de loonbelasting 1964 vinden geen toepassing bij het begin van het kalenderjaar 2013.

  • 2. Bij de toepassing van artikel 10.7, tweede en derde lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001 bij het begin van het kalenderjaar 2013 wordt de toepassing van artikel 10.1 van die wet geacht te hebben plaatsgevonden op basis van een tabelcorrectiefactor als bedoeld in artikel 10.2 van die wet van 1.

ARTIKEL XIX

  • 1. De omzetbelasting die na 30 september 2012 verschuldigd wordt ter zake van leveringen en diensten ter zake waarvan ingevolge artikel VIII, onderdelen A en B, het tarief met ingang van 1 oktober 2012 wordt verhoogd en die zijn verricht vóór of op de eerstgenoemde datum, wordt berekend naar het tarief dat geldt op het tijdstip waarop de levering of de dienst wordt verricht.

  • 2. Ingeval omzetbelasting vóór 1 oktober 2012 verschuldigd is ter zake van leveringen en diensten ter zake waarvan ingevolge artikel VIII, onderdelen A en B, het tarief met ingang van 1 oktober 2012 wordt verhoogd en die worden verricht op of na deze datum, wordt hetgeen meer verschuldigd zou zijn geweest indien de belasting zou zijn berekend naar het tarief dat geldt op het tijdstip waarop de levering of de dienst wordt verricht, alsnog verschuldigd op 1 oktober 2012.

  • 3. Ingeval een ondernemer ingevolge een vóór 1 oktober 2012 gesloten overeenkomst na 30 september 2012 een onroerende zaak levert of een werk in onroerende staat oplevert tegen een vergoeding welke vervalt in termijnen, blijft ten aanzien van het gedeelte van de vergoeding dat gelijk is aan de som van de termijnen die op grond van die overeenkomst vóór 1 oktober 2012 zijn vervallen, de verhoging van het tarief van de omzetbelasting van 19% tot 21% buiten toepassing.

  • 4. Ingeval een ondernemer na 30 september 2012 een onroerende zaak levert in de zin van artikel 3, derde lid, onderdeel b, van de Wet op de omzetbelasting 1968, welke onroerende zaak ingevolge een vóór 1 oktober 2012 gesloten overeenkomst in opdracht is vervaardigd onder terbeschikkingstelling van stoffen, waaronder grond is begrepen, blijft de verhoging van het tarief van de omzetbelasting van 19% tot 21% buiten toepassing ten aanzien van het gedeelte van de vergoeding dat gelijk is aan de som van de termijnen die op grond van die overeenkomst vóór 1 oktober 2012 zijn vervallen en de in de vergoeding begrepen kosten van de vóór die datum ter beschikking gestelde stoffen.

  • 5. In afwijking van het derde lid geldt ingeval een ondernemer ingevolge een vóór 28 april 2012 gesloten overeenkomst na 30 september 2012 een woning levert, dat ten aanzien van het gedeelte van de vergoeding dat gelijk is aan de som van de termijnen die op grond van die overeenkomst vóór 1 oktober 2013 zijn vervallen, de verhoging van het tarief van de omzetbelasting van 19% tot 21% buiten toepassing blijft.

ARTIKEL XX

  • 1. Artikel 84a van de Wet op de accijns is van overeenkomstige toepassing op halfzware olie en gasolie die zijn voorzien van bij ministeriële regeling voorgeschreven herkenningsmiddelen voor zover deze oliën zich bevinden in opslagplaatsen, andere dan die van eindgebruikers van die oliën, tenzij deze eindgebruikers een of meer tanks hebben met een totale maximuminhoud van meer dan 5 000 liter.

  • 2. Voor de toepassing van het eerste lid wordt het bedrag van € 91, genoemd in artikel 84a, zevende lid, van de Wet op de accijns, gelezen als € 250.

  • 3. In afwijking van artikel 91, tweede lid, van de Wet op de accijns wordt tot en met 30 juni 2013 toegestaan dat halfzware olie en gasolie die zijn voorzien van bij ministeriële regeling voorgeschreven herkenningsmiddelen of bestanddelen daarvan bevatten, ook in andere tanks dan tanks als bedoeld in artikel 91, tweede lid, onderdelen a tot en met c, van die wet, niet zijnde brandstoftanks van motorrijtuigen op de weg en van pleziervaartuigen, voorhanden zijn. Voor de periode van 1 juli 2013 tot en met 31 december 2013 kan de inspecteur dit toestaan in naar behoren gerechtvaardigde gevallen.

  • 4. In geval van een verzoek om teruggaaf van accijns na 31 december 2012 voor halfzware olie en gasolie die zijn voorzien van bij ministeriële regeling voorgeschreven herkenningsmiddelen, wordt teruggaaf altijd verleend tegen het tarief, bedoeld in artikel 27, derde lid, van de Wet op de accijns zoals dit luidde op 31 december 2012, tenzij belanghebbende aantoont dat de accijns is voldaan naar het tarief dat van toepassing is met ingang van 1 januari 2013.

ARTIKEL XXI

  • 1. Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst, met dien verstande dat artikel IV voor het eerst toepassing vindt met betrekking tot boekjaren die aanvangen op of na 1 januari 2013.

  • 2. In afwijking van het eerste lid treedt artikel XIII in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

  • 3. Artikel VI en artikel VII werken terug tot en met 1 juli 2012.

ARTIKEL XXII

Deze wet wordt aangehaald als: Wet uitwerking fiscale maatregelen Begrotingsakkoord 2013.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.histnoot

Gegeven te ’s-Gravenhage, 12 juli 2012

Beatrix

De Staatssecretaris van Financiën, F. H. H. Weekers

Uitgegeven de zeventiende juli 2012

De Minister van Veiligheid en Justitie, I. W. Opstelten


XHistnoot
histnoot

Kamerstuk 33 287

Naar boven