31 066 Belastingdienst

Nr. 128 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 17 april 2012

Tijdens het algemeen overleg Belastingdienst van 9 februari 2012 (Kamerstuk 31 066, nr. 120) heeft de heer Bashir (SP) mij een lijst overhandigd met probleemgevallen rond de toekenning van toeslagen en een geldige verblijfstitel. In het algemeen overleg heb ik aangegeven op een zeker moment percentages te kunnen noemen van de gevallen waarin de toeslag terecht of onterecht is gestopt.

In deze brief schets ik eerst de wettelijke contouren rond het rechtmatig in Nederland verblijven in relatie tot het recht op toeslag. Daarna ga ik in op de analyse van de kwaliteit van de registratie van verblijfstitels in de GBA en de afspraken die de IND en de Belastingdienst hebben gemaakt. Tenslotte geef ik aan welk percentage van de probleemgevallen die de heer Bashir heeft aangeleverd recht heeft op een toeslag.

Verplichting geldige verblijfstitel

Uit artikel 10 van de Vreemdelingenwet 2000 vloeit voort dat vreemdelingen die niet rechtmatig in Nederland verblijven geen aanspraak kunnen maken op een toeslag (het zogenaamde koppelingsbeginsel). In artikel 9 van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen is in aanvulling daarop bepaald dat ook de partner rechtmatig in Nederland moet verblijven om aanspraak te hebben op een toeslag. Ook is daar bepaald dat medebewoners rechtmatig in Nederland moeten verblijven, voor zover in een inkomensafhankelijke regeling is bepaald dat de draagkracht van deze medebewoner van belang is voor de beoordeling van de aanspraak.

Voor alle toeslagen betekent dit dat de aanvrager en diens eventuele partner slechts aanspraak hebben als ze beiden over een geldige verblijfstitel beschikken. Specifiek voor de huurtoeslag geldt nog dat iedereen in het huishouden, dus ook de (minderjarige) kinderen, een geldige verblijfstitel moet hebben. Immers, in de Wet op de huurtoeslag is bepaald dat ook het inkomen van medebewoners, waaronder kinderen, meetelt voor de draagkrachtbepaling. Of deze medebewoners ook daadwerkelijk inkomen hebben is daarbij niet relevant. Een uitzondering hierop geldt alleen voor minderjarige kinderen zonder verblijfstitel, die aangemerkt kunnen worden als alleenstaande vreemdeling in de zin van de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005. In dat geval blijft de aanspraak op de toeslag bestaan tot het moment dat het recht op opvang als bedoeld in deze regeling eindigt.

Analyse kwaliteit registratie verblijfstitels in GBA

In de afgelopen periode is er overleg gevoerd met de IND over de kwaliteit van de verblijfstitels zoals die in de GBA zijn opgenomen. Op basis van een representatieve steekproef hebben de IND en de Belastingdienst geconstateerd dat in bijna alle gevallen de verblijfsstatus in de GBA goed geregistreerd staat. Dit geldt voor zowel meerder- als minderjarigen.

Werkafspraken IND en Belastingdienst

Gezien de constatering dat de verblijfsstatus zoals die in de GBA geregistreerd staat van een voldoende betrouwbare kwaliteit is, volgt de Belastingdienst dit gegeven bij de beoordeling of er aanspraak is op een toeslag.

Ingeval er sprake is van een persoon zonder geldige verblijfstitel, dan is er geen recht op een toeslag als het om de aanvrager of de toeslagpartner gaat. Dit geldt voor alle toeslagen. Als deze persoon (meerder- of minderjarig) zonder geldige verblijfstitel een medebewoner is dan geldt dat er geen recht is op huurtoeslag, tenzij er sprake is van een minderjarig kind dat een alleenstaande vreemdeling is als hiervoor omschreven.

Behoudens deze uitzondering wordt in alle gevallen de toeslag met terugwerkende kracht gestopt en worden eventueel uitbetaalde bedragen teruggevorderd.

De Belastingdienst/Toeslagen meldt op de beschikking de reden van stopzetten en verwijst naar het informatienummer van de IND.

Als de betrokkene het niet eens is met de beslissing rond de verblijfstitel, dan moet hij in contact treden met de IND. Als de IND aangeeft dat er alsnog een geldige verblijftitel is, dan is er weer recht op toeslag.

Ten aanzien van vreemdelingen met een geldige verblijfsstatus die een pasgeboren kind hebben dat in Nederland geboren is, heb ik – anders dan bij minderjarige kinderen die niet in Nederland geboren zijn – inmiddels een coulanceperiode van drie maanden ingesteld.

Voor in Nederland geboren kinderen van vreemdelingen geldt namelijk dat deze bij de aangifte van geboorte standaard geen verblijfstitel krijgen, waardoor het recht op huurtoeslag voor die ouders komt te vervallen. Deze kinderen moeten eerst worden aangemeld bij de IND om een geldige verblijfstitel te verkrijgen. In bijna alle gevallen zal een aanvraag bij de IND tot een geldige verblijfstitel leiden. Hierdoor komt een afwijzingsgrond van een huurtoeslag aanvraag te vervallen.

Gedurende de coulanceperiode wordt de huurtoeslag doorbetaald. Als na drie maanden er nog steeds geen verblijftitel voor het kind blijkt te zijn die recht geeft op een toeslag, dan wordt de huurtoeslag met terugwerkende kracht gestopt en de uitbetaalde bedragen teruggevorderd.

De Belastingdienst/Toeslagen meldt op de beschikking de reden van stopzetten en verwijst naar het informatienummer van de IND.

Als de betrokkene het niet eens is met de beslissing rond de verblijfstitel, dan moet hij in contact treden met de IND. Als de IND aangeeft dat er alsnog een geldige verblijftitel is, dan is er weer recht op huurtoeslag.

De IND benadert inmiddels actief ouders met een geldige verblijfsstatus om voor hun pasgeborene een aanvraag bij de IND in te dienen.

Uitkomsten analyse van de lijst

De lijst van de heer Bashir met burgers die problemen ondervonden met de uitbetaling van hun toeslag(en) is geanalyseerd.

Hieruit bleek dat 75% van de gevallen recht heeft op een of meerdere toeslagen. Deze burgers krijgen hun toeslagen inmiddels uitbetaald. In 12% van de gevallen is er recht op toeslag, maar worden nog niet alle toeslagen uitbetaald. De resterende betalingen vinden binnenkort plaats. In 7% van de gevallen is er recht op toeslag, maar wacht de Belastingdienst nog op een actie van de betreffende burger. Bijvoorbeeld omdat het bankrekeningnummer nog moet worden doorgegeven. In 4% van de gevallen blijkt er op basis van de verblijfsstatus geen recht op een toeslag. Tenslotte is 2% van de gevallen nog in onderzoek.

De staatssecretaris van Financiën, F. H. H. Weekers

Naar boven