De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat er in Kamerstuk 32 730, nr. 6, vergaderjaar 2011–2012, twee alternatieve voorstellen aan de belangenorganisaties
van woonbootbewoners zijn voorgelegd;
constaterende dat het eerste voorstel voorziet in een gewenningsperiode van tien jaar,
maatwerk bij de indeling van de tariefklassen en een betalingsregeling en dat het
tweede voorstel voorziet in het voeren van een aantal bindende adviesprocedures ter
vaststelling van de huurprijs;
overwegende dat de uitkomsten van een objectieve en bindende taxatie van de ligplaatsen
voornamelijk afhankelijk zijn van de gehanteerde waarderingsgrondslagen en vergelijkingsmaatstaven;
constaterende dat de woonbootbewoners geen vertrouwen hebben in een objectieve en
bindende taxatie, indien de RVOB de waarderingsgrondslagen en vergelijkingsmaatstaven
vaststelt;
verzoekt de regering, het eerste en tweede voorstel als volgt samen te voegen:
-
– een ingroeiregeling van tien jaar;
-
– een betalingsregeling met hardheidsclausule;
-
– maatwerk bij de indeling van de tariefsklassen;
-
– vaststelling van een marktconforme huurprijs middels een adviesprocedure waarin een
objectieve en bindende taxatie wordt uitgevoerd door een niet-ambtelijke taxatiecommissie,
conform het voorstel in voornoemd Kamerstuk, waarbij de taxatiecommissie de locaties
bezoekt, waarbij de taxatiecommissie zelf beslist welke grondslagen zij hanteert voor
het bepalen van de huurprijs en waarbij de taxatiecommissie de belangenorganisaties
van woonbootbewoners hoort, voordat zij aan het taxatieproces en het vaststellen van
de waarderingsgrondslagen begint;
verzoekt de regering tevens, de door de staatssecretaris gestelde deadline van half
april te verschuiven tot 1 mei, zodat de huurders van ligplaatsen tot 1 mei de tijd
hebben om hun keuze kenbaar te maken tussen bovenstaand voorstel en het voorstel van
de staatssecretaris,
en gaat over tot de orde van de dag.
Van der Werf