nr. 223
BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN EN STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE
ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 26 juni 2009
Graag informeer ik u met deze brief over de dekking die de Staat voornemens
is te geven op de markt van kortlopende handelskredieten. Deze brief is ook
aangekondigd door de staatssecretaris van Economische Zaken in het debat over
protectionisme met uw Kamer op 17 juni jl. In de brief van het kabinet
aan uw Kamer d.d. 16 januari (Kamerstuk 2008–2009, 31 371,
nr. 88) zijn enkele uitbreidingen van de exportkredietverzekeringsfaciliteit
EKV aangekondigd. Kort daarvoor kwamen de eerste signalen dat, als gevolg
van de kredietcrisis, er nieuwe knelpunten ontstonden op de markt van de kredietverzekeringen.
Het belangrijkste nieuwe knelpunt, zo bleek uit overleg met kredietverzekeraars
en bedrijforganisaties, is het intrekken of verlagen van limieten onder omzetpolissen.
Omzetpolissen zijn onderdeel van de markt voor kortlopende kredietverzekeringen,
een markt waar de Nederlandse Staat zich normaliter niet mee bezig houdt.
Door het intrekken dan wel verlagen van deze limieten wordt het voor exporteurs
veel lastiger om aan hun klanten te leveren. Immers, juist in de huidige marktomstandigheden
is er behoefte aan verzekering van kredieten. Om die reden is de afgelopen
maanden in overleg met kredietverzekeraars en bedrijfsorganisaties gewerkt
aan een herverzekeringsfaciliteit voor omzetpolissen.
Deze herverzekeringsfaciliteit houdt in dat kredietverzekeraars in de
gevallen waarin een limiet verlaagd wordt de risico’s van een verhoging
(«topping up») van deze verlaagde limiet kunnen herverzekeren
bij de Staat. Concreet betekent dit dat wanneer een exporteur een verlaagde
limiet krijgt op een klant, de limiet – tegen een hogere premie –
alsnog verhoogd kan worden.
Daarnaast biedt de faciliteit ook topping up dekking voor eventuele nieuwe
limieten, wanneer zij lager worden vastgesteld dan de verzekerde nodig heeft
om zijn omzet te verzekeren. Daarvoor gelden dezelfde voorwaarden als voor
verlaagde limieten. Dit geeft maximale flexibiliteit aan bedrijven
om ook nieuwe afzetmogelijkheden te vinden en daarbij een beroep te kunnen
doen op de faciliteit als de capaciteit van de markt onvoldoende blijkt.
Het verhoogde deel wordt afgedekt bij de Staat. Op deze manier wordt de
handel op een financieel verantwoorde manier een steun in de rug gegeven.
Veel landen in Europa zijn bezig met maatregelen op dit terrein. De Nederlandse
topping-up faciliteit lijkt daarbij het meest op de faciliteiten die in Frankrijk
en het Verenigd Koninkrijk zijn geïntroduceerd.
Limieten die geheel zijn ingetrokken door kredietverzekeraars vallen niet
onder de faciliteit. Het risico hiervan is zodanig dat een financieel verantwoorde
(her)verzekering niet mogelijk is.
De Nederlandse faciliteit wordt ingericht voor zowel de binnenlandse handel
als de buitenlandse handel en heeft een maximale omvang van 1,5 miljard euro.
Het totale risico dat de Staat loopt op enig moment is niet groter is dan
1,5 miljard. Spreiding van de risico’s en de zorgvuldige risicoafweging
maken het reële risico vele malen kleiner. Gezien het risico van het
moeten uitkeren van eventuele schades, achten wij het verstandig een voorziening
te treffen van EUR 40 miljoen. De hoogte van deze voorziening is gebaseerd
op ratio’s die in de markt gebruikelijk zijn, waarbij gezien de onzekere
financiële tijden extra veiligheidsmarges zijn ingebouwd. Doordat dekking
onder de faciliteit voor drie maanden geldig is, is het mogelijk om voor meer
dan 1,5 miljard in totaal aan handel hiermee te ondersteunen. Vrijvallende
capaciteit kan namelijk opnieuw gebruikt worden.
De premie die bedrijven voor het topping up deel moeten betalen is aanzienlijk
hoger dan de premies die op dit moment gebruikelijk zijn in de markt voor
omzetpolissen. Deze hogere premie is noodzakelijk, omdat de risico’s
die door de Staat worden afgedekt aanzienlijk groter zijn dan de gemiddelde
risico’s op de kredietverzekeringsmarkt. Dit komt doordat de Staat maar
in een beperkt deel van de markt stapt en juist in dat deel waar de risico’s
het hoogst zijn. De premie die bedrijven moeten betalen is 1,5% van
de dekking met een duur van drie maanden. De premie is voldoende hoog dat
bedrijven, indien er private alternatieven voorhanden zijn, daarvoor zullen
kiezen. Daarmee wordt voorkomen dat de faciliteit marktverstorend werkt en
het zorgt ervoor dat de faciliteit in elk geval tijdelijk van aard is. Zodra
de markt hersteld is, zal er geen behoefte meer aan zijn. Om die reden is
de faciliteit ook tijdelijk. De herverzekeringsfaciliteit eindigt van rechtswege
op 31 december 2009. Aan het eind van het jaar wordt de faciliteit geëvalueerd
in overleg met verzekeraars.
De herverzekeringsfaciliteit wordt uitgevoerd door de kredietverzekeraars
en alle risico’s die verbonden zijn aan de hogere limieten liggen bij
de Staat. Uitvoering door kredietverzekeraars is noodzakelijk, omdat zij beschikken
over de infrastructuur en de expertise om een dergelijke faciliteit uit te
voeren. De Staat vertrouwt daarbij op de zorgvuldige risicoafweging die kredietverzekeraars
kunnen maken. En omdat de kredietverzekeraars altijd voor tenminste de helft
delen in het risico, hebben zij een goede prikkel heeft om de risico’s
zorgvuldig in te schatten. Gezien de huidige marktomstandigheden en het soort
de risico’s die de Staat overneemt, kan deze faciliteit per saldo wel
tot een verlies leiden, maar dit zal worden ingepast in de algehele kostendekkendheid
van de EKV.
Voordat de faciliteit kan worden ingevoerd is nog wel goedkeuring nodig
van de Europese Commissie, daaraan wordt inmiddels gewerkt.
De herverzekeringsfaciliteit voor omzetpolissen zal niet alle problemen
in de handel oplossen. Immers onderdeel van de problematiek is de wereldwijde
vraaguitval. Ik verwacht wel – ook door het intensieve overleg dat met
belanghebbenden is gevoerd – dat deze maatregelen de handel de nodige
steun in de rug zullen bieden. De komende tijd blijven wij in overleg met
kredietverzekeraars en brancheorganisaties om eventuele zorgpunten te kunnen
adresseren.
Hopende u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd,
De minister van Financiën,
W. J. Bos
De staatssecretaris van Economische Zaken,
F. Heemskerk