21 501-20 Europese Raad

Nr. 611 BRIEF VAN DE MINISTER ENSTAATSSECRETARIS VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 31 januari 2012

Hierbij bieden wij u aan, mede namens de minister-president, het verslag van de Informele Europese Raad van 30 januari 2012.

De minister van Buitenlandse Zaken, U. Rosenthal

De staatssecretaris van Buitenlandse Zaken, H. P. M. Knapen

Verslag van de informele Europese Raad van 30 januari 2012

Voorzitter Van Rompuy riep deze informele bijeenkomst van de leden van de Europese Raad (ER) op voorstel van Duitsland en Frankrijk bijeen om te spreken over groei, concurrentiekracht en werkgelegenheid. De interne markt, het midden- en kleinbedrijf en jeugdwerkloosheid stonden daarbij centraal. Deze informele ER vormde daarmee een aanloop naar de Europese Raad van maart, die in het teken zal staan van het Europees Semester. Eveneens werd overeenstemming bereikt over het verdrag voor stabiliteit, coördinatie en governance in de Economische en Monetaire Unie.

De vergadering werd mede voorbereid tijdens de Raad Algemene Zaken (RAZ) d.d. vrijdag 27 januari jl. Voorafgaand aan de informele Europese Raad hadden de leden een gedachtewisseling met de nieuwe voorzitter van het Europees Parlement (EP), de heer Martin Schulz (zie bijlage).1

Groei en werkgelegenheid

Minister-president Rutte heeft de noodzaak benadrukt van het genereren van groei, naast de begrotingsdiscipline die nodig is om de crisis te boven te komen. Het aanjagen van groei betekent niet alleen het uitgeven van geld. Maar het is daarnaast nodig om goed gerichte, slimme en grondige hervormingsmaatregelen te nemen. Op nationaal niveau kan het beleid getoetst worden aan «best practices» van andere EU-lidstaten, zoals de beperking van de loonontwikkeling, gezonde overheidsfinanciën en nadruk op innovatie. Dit alles om de concurrentiekracht te versterken.

Zonder groei geen werkgelegenheid. Kwetsbare groepen zoals jongeren, ouderen, vrouwen en migrantenminderheden lopen bijzondere risico’s. Het is noodzakelijk mensen het vertrouwen terug te geven dat er uitzicht is op werk en inkomen. Dat houdt tevens in dat mensen die niet of niet ten volle kunnen deelnemen aan het arbeidsproces, een passend vangnet wordt geboden dat er tegelijkertijd ook toe aanzet de arbeidsmarkt opnieuw te betreden zodra zij daartoe in staat zijn. Herintreden en deelname aan de arbeidsmarkt zijn cruciaal, ook met het oog op sociale insluiting.

De staatshoofden en regeringsleiders namen een verklaring1 aan waarin een aantal maatregelen staat opgesomd die de lidstaten kunnen nemen om de jeugdwerkloosheid aan te pakken, zoals het vergroten van de mogelijkheden voor stages en opleidingen voor schoolverlaters. De lidstaten zullen in het kader van het Europees Semester rapporteren over de genomen maatregelen. Nederland heeft de laagste jeugdwerkloosheid van de EU. Op EU-niveau zal worden onderzocht hoe ten behoeve van lidstaten met een hoog niveau van jeugdwerkeloosheid meer middelen uit bestaande fondsen kunnen worden vrijgemaakt om zaken als opleidingen en stages te financieren.

België verzocht namens de Benelux in de preambule het belang van sociale cohesie meer te benadrukken alsmede aandacht te vragen voor de sociale gevolgen van de huidige crisis. Beide aspecten werden in de verklaring overgenomen.

Minister-president Rutte heeft ervoor gepleit de voltooiing van de interne markt een flinke zet te geven. De dienstenrichtlijn is nog steeds niet volledig in werking in alle lidstaten. Daardoor wordt het potentieel voor de binnenmarkt voor diensten niet volledig benut. Veel lidstaten zijn te laat met de uitvoeringswetgeving die hoort bij het energiepakket. Als nu geen actie wordt ondernomen bij de consolidatie en verdere uitbouw van de interne markt riskeert de EU stilstand of zelfs achteruitgang bij de vervolmaking van de interne markt, en loopt de Unie het risico af te koersen op een relatief lagere welvaart in de toekomst. De minister-president riep op tot concrete maatregelen. Zo dient het aantal gereguleerde beroepen tot het minimum worden beperkt en moet de digitale markt verder worden geopend. Het unitaire octrooi – waarvoor als laatste beslispunt alleen nog rest de beslissing over de vestigingsplaats van de centrale divisie (gerecht van eerste aanleg) – is een ander voorbeeld van een grote stap vooruit die de EU nu snel moet zetten om een einde te maken aan een voor bedrijven kostbaar, gefragmenteerd en juridisch complex systeem. Dankzij een Benelux interventie werd de verklaring op dit punt aangescherpt.

Ten aanzien van de interne markt concludeerden de staatshoofden en regeringsleiders dat de behandeling van voorliggende wetsvoorstellen moet worden versneld. Het gaat daarbij onder meer om standaardisering, de gemeenschappelijke energiemarkt, energie-efficiency, de gemeenschappelijke digitale markt, accountancyregels, e-commerce (het aanbieden van goederen en diensten via internet) en de uitvoering van de dienstenrichtlijn.

Minister-president Rutte noemde het midden- en kleinbedrijf de ruggengraat van de economie. De meeste Europese werknemers zijn in dienst bij het MKB. De EU moet een bedrijfsklimaat creëren waarin het MKB kan floreren en daartoe de administratieve en regellast drastisch verkleinen. In dit kader moet zorgvuldig worden nagegaan of MKB en micro-bedrijven van bepaalde regels kunnen worden uitgezonderd. Om het MKB te steunen, besloten de staatshoofden en regeringsleiders dat het terugdringen van de algehele regeldruk voor het MKB een duidelijke prioriteit is. Zij kwamen overeen dat structuurfondsen beter moeten worden ingezet ter bevordering van groei en werkgelegenheid door het versnellen van de implementatie van bestaande  programma’s en projecten. Bezien wordt hoe de middelen van de Europese Investerings Bank beter kunnen worden aangewend voor het MKB en infrastructuur. De Commissie en de Raad zijn uitgenodigd om na te denken over hoe de EIB verder kan bijdragen aan groei, mogelijk ook met middelen uit de EU begroting.

De Zweedse minister-president Reinfeldt heeft gesteld de verklaring van de staatshoofden en regeringsleiders over groei niet te kunnen onderschrijven omdat hij geen mandaat had van zijn parlement.

Verdrag voor stabiliteit, coördinatie en governance in de EMU

De staatshoofden en regeringsleiders bereikten overeenstemming over de laatste uitstaande punten wat betreft het verdrag voor stabiliteit, coördinatie en governance in de Economische en Monetaire Unie. Het kabinet verwelkomt de bijdrage die de totstandkoming van dit verdrag levert aan de versterking van de Economische en Monetaire Unie, in het bijzonder door de aanscherpingen op het vlak van de begrotingsdiscipline. Op 18 januari jl. ging uw Kamer een uitgebreide brief toe over de totstandkoming van het verdrag en de inzet van Nederland daarbij (Kamerstuk 21 501-20, nr. 603).

De deelname van de leiders van lidstaten die geen deel uitmaken van de Eurozone aan de Eurotoppen was een van de openstaande punten. De uitkomst van de discussie was dat de eurolanden tenminste twee maal per jaar informeel bijeenkomen in een Eurotop om te spreken over hun specifieke verantwoordelijkheid voor de eenheidsmunt, over het bestuur van de eurozone en over de coördinatie van economisch beleid. Niet-eurolanden die wel verdragspartij zijn, zullen hierbij aansluiten indien wordt gesproken over concurrentievermogen, de toekomstige architectuur van de eurozone en – ten minste eenmaal per jaar – de implementatie van dit verdrag.

Wat betreft het aantal ratificaties dat nodig is voor inwerkingtreding werd besloten dit op 12 ratificaties door eurolanden te stellen. Doordat het verdrag een koppeling legt tussen het ratificeren van het verdrag en het gebruik kunnen maken van eventuele steun uit het Europese Stabiliteitsmechanisme (ESM), is er voor alle eurolanden een sterke prikkel aanwezig om het verdrag zo spoedig mogelijk te ratificeren.

In de motie-Sap (Kamerstuk 2011–2012, 21 501-20, nr. 607) verwijst de Tweede Kamer naar de door het Europees Parlement (EP) geuite bezwaren tegen het verdrag en wordt de regering gevraagd die naar vermogen weg te nemen. Een belangrijk punt in de resolutie van het EP betreft de verenigbaarheid van het verdrag met de bestaande EU-verdragen en het EU-recht. Ook het lid Schouw heeft tijdens het plenaire debat op 24 januari jl. via een – aangehouden – motie zijn zorgen gedeeld over de verenigbaarheid van het verdrag met het geldende EU-recht.

Het kabinet heeft een aantal stappen gezet om aan deze zorgen tegemoet te komen. Op de expliciete vraag van staatssecretaris Knapen bij de voorbereiding van deze informele Europese Raad tijdens de RAZ d.d. 27 januari jl. heeft Commissaris Šefčovič meegedeeld dat naar het oordeel van de Commissie de voorliggende teksten verenigbaar zijn met de EU-verdragen. Eerder had het hoofd van de juridische dienst van de Raad zich in dezelfde zin uitgelaten. In een gesprek met staatssecretaris Knapen heeft EVP-voorman Brok op 27 januari jl. gesteld het eveneens belangrijk te vinden dat de afspraken hun weg kunnen vinden in de secundaire wetgeving van de EU, zoals in het verdrag is vastgelegd. Hij gaf te kennen dat wat hem betreft de bezwaren van het EP in de voorliggende tekst voldoende zijn geadresseerd.

Het kabinet heeft zich er voorts van vergewist dat artikel 2 van het verdrag uitdrukkelijk bepaalt dat het verdrag door de verdragsluitende partijen moet worden toegepast en uitgelegd in overeenstemming met de EU-verdragen en het EU-recht, inclusief het procedurele recht wanneer er secundaire wetgeving vereist is. Ook bepaalt artikel 2 dat de bepalingen van het verdrag alleen kunnen worden toegepast voor zover dat verenigbaar is met de EU-verdragen en het EU-recht. In artikel 16 wordt bepaald dat binnen vijf jaar na inwerkingtreding van het verdrag initiatief zal worden genomen om de inhoud op te nemen in het juridische raamwerk van de EU.

Nederland heeft inzake maatregelen tot schuldreductie gepleit voor meer automatisme. Uiteindelijk is de tekst in de preambule in antwoord op de Nederlandse wens aangescherpt, waarbij wordt gewezen op de verplichting voor de lidstaten om hun schuld terug te brengen wanneer deze meer dan 60 % van het BBP bedraagt. Tevens wordt in artikel 4 nu de mogelijkheid onderstreept om een buitensporigtekortprocedure te kunnen starten wanneer onvoldoende wordt gedaan om te hoge overheidsschulden terug te brengen.

De Tsjechische minister-president heeft tijdens de informele Europese Raad aangegeven dat om constitutionele redenen zijn land geen partij zal worden bij het verdrag. Het VK had tijdens de bijeenkomst van december al aangegeven geen partij te zullen worden. De tekst van het verdrag zal nu worden gefinaliseerd en vertaald in de Gemeenschapstalen en in maart aan de regeringsleiders van de 25 deelnemende landen ter ondertekening worden voorgelegd.

In maart zullen ook nadere procedure afspraken worden gemaakt over de afspraak dat de deelnemende lidstaten naar het Hof moeten stappen wanneer de Commissie concludeert dat een van de deelnemende lidstaten niet heeft voldaan aan het in afdoende mate verankeren in nationale wetgeving van de eis van begrotingsevenwicht. Deze afspraak uit het verdrag wordt hiermee verduidelijkt en geconcretiseerd.

Griekenland

De staatshoofden en regeringsleiders van de Eurozone hebben kort gesproken over de situatie in Griekenland en daarbij nota genomen van de voortgang bij de onderhandelingen tussen de Griekse regering en de private sector. Zij spoorden de Griekse regering en alle betrokken partijen aan om de onderhandelingen over het nieuwe programma in de komende dagen af te ronden. Het is een absolute voorwaarde, aldus de Eurozone leiders, dat alle politieke partijen in Griekenland zich volledig aan het nieuwe programma verbinden. Mede op aandringen van Nederland moet Griekenland daarnaast, voordat er besloten zal worden over een aanvullend programma, eerst nog een aantal acties ondernemen. De ministers van Financiën zijn gevraagd al de nodige stappen te nemen voor de uitvoering van het akkoord over de betrokkenheid van de private sector en de vaststelling van het nieuwe programma opdat de PSI-operatie medio februari van start kan gaan.

Naar aanleiding van vragen van het lid Harbers tijdens het plenaire debat d.d. 24 januari jl. heeft het kabinet voorts onderzocht welke stappen worden genomen tegen de directeur van het Griekse centraal bureau voor de statistiek. De openbaar aanklager heeft het dossier aan het Griekse parlement voorgelegd omdat de ministeriele verantwoordelijkheid in het geding is. Pas als het parlement vraagt de zaak te onderzoeken kan de aanklager het onderzoek beginnen en mogelijk een vervolging inleiden. De Griekse regering heeft haar steun voor de directeur uitgesproken. Een en ander is ook besproken door de minister-president met zijn Griekse collega minister-president Papademos.

De staatshoofden en regeringsleiders hebben niet gesproken over het idee van een toezichthouder. Wel is door Nederland en andere landen duidelijk gemaakt dat de Griekse regering alle denkbare waarborgen moet bieden dat de afspraken volledig worden nagekomen en alle noodzakelijke maatregelen ook daadwerkelijk worden uitgevoerd.

Overig

Ook het ESM-verdrag is nu klaar voor ondertekening; dit zal donderdag 2 februari a.s. plaatsvinden. Het is de bedoeling dat dit verdrag in juli 2012 al in werking treedt.

Buitenlands beleid

ER-voorzitter Van Rompuy gaf een persverklaring uit waarin hij de grote en toenemende zorg van de staatshoofden en regeringsleiders uitspreekt over het nucleaire programma van Iran en de Iraanse leiders oproept om de internationale verplichtingen van dat land na te komen.

Voorzitter Van Rompuy verwelkomt de veranderingen die in Birma plaatsvinden en roept de Birmese regering op om voort te gaan op de weg van hervormingen. De EU blijft bereid om Birma hierin te ondersteunen.

De voorzitter sprak eveneens zijn grote bezorgdheid uit over de situatie in Syrië en veroordeelde het voortgaande geweld tegen en onderdrukking van het Syrische volk. De EU blijft de Arabische Liga steunen in diens pogingen het geweld te beëindigen en in diens initiatieven om een politieke oplossing te vinden. Van Rompuy dringt er bij alle leden van de VN Veiligheidsraad op aan hun verantwoordelijkheid te nemen.


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven