20 Plan van aanpak tegen pesten

Aan de orde is het VSO Plan van aanpak tegen pesten, een jaar later. 

Mevrouw Bergkamp (D66):

Voorzitter. Ik begin direct met het voorlezen van de motie. Mevrouw Van der Burg gaat toelichten waarom we deze motie indienen. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat er jaarlijks vele leerlingen slachtoffer zijn van pesten op school en dat scholen een verantwoordelijkheid hebben voor een veilige omgeving van hun leerlingen en een effectieve aanpak van pesten; 

constaterende dat het essentieel is dat de inspectie toezicht kan houden op de wijze waarop individuele scholen aan die verantwoordelijkheid invulling geven; 

constaterende dat scholen vaak gebruikmaken van antipestmethodes, maar dat veel van deze methodes niet theoretisch onderbouwd zijn, laat staan empirisch getest zijn; 

constaterende dat de staatssecretaris voorbereidingen treft om vast te leggen dat scholen voor de aanpak van pesten gebruik moeten maken van bewezen effectieve antipestprogramma's; 

van mening dat van scholen zelf verwacht mag worden dat zij zorgen voor een effectieve aanpak van pesten; 

verzoekt de regering, de PO-Raad en VO-raad dringend aan te sporen om voor 1 oktober aanstaande samen met scholen te komen tot een aanpak voor de verbetering van de veilige omgeving op scholen en een effectievere bestrijding van pesten, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Bergkamp en Van der Burg. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 65 (29240). 

Mevrouw Van der Burg (VVD):

Voorzitter. Pesten is een maatschappelijk probleem dat grote consequenties kan hebben voor het gevoel van veiligheid van leerlingen op school en daarbuiten. De VVD heeft in het schriftelijk overleg aangegeven, het teleurstellend te vinden dat in elk geval een deel van de scholen niet zelf de handschoen oppakt. In een persbericht meldt de PO-Raad het heel belangrijk te vinden dat pesten wordt tegengegaan en dat leerlingen zich veilig voelen op school, maar dat de scholen de vrijheid moeten hebben om een eigen effectief programma te kiezen. 

Met deze motie wordt de PO-Raad en de VO-raad samen met de scholen de kans geboden om zelf een aanpak te kiezen voor verbetering van de veilige omgeving op scholen en voor een effectieve bescherming tegen pesten. Dit is hun kans om te laten zien dat zij de handschoen willen oppakken. Om die reden vragen wij de staatssecretaris indringend om met hen in gesprek te gaan. 

De heer Jasper van Dijk (SP):

Voorzitter. In de verlenging dien ik de volgende motie in. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat de voorliggende antipestprogramma's omstreden zijn; 

overwegende dat veel scholen werken met succesvolle methoden die niet zijn opgenomen in de beperkte set van antipestprogramma's; 

verzoekt de regering, af te zien van de verplichting om scholen uit een van de vijftien antipestprogramma's te laten kiezen, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Jasper van Dijk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 66 (29240). 

Mevrouw Ypma (PvdA):

Voorzitter. Kinderen die gepest worden, dragen levenslang de littekens met zich mee. Het probleem moet dus echt aangepakt worden en gelukkig wil iedereen dat in deze Kamer. Desondanks zijn wij geen voorstander van de motie die zojuist door D66 en de VVD is ingediend, omdat we graag willen dat met effectieve methodes wordt gewerkt. Wij geven in overweging om de op de website gepubliceerde effectieve methodes als uitgangspunt te nemen. Zij mogen door het primair of het voortgezet onderwijs wel aangevuld worden. Laten wij effectieve methodes als uitgangspunt nemen en aanvulling als mogelijkheid opnemen. 

Staatssecretaris Dekker:

Voorzitter. Volgens mij voelt iedereen dat pesten een groot maatschappelijk probleem is en dat scholen de verantwoordelijkheid hebben om ervoor te zorgen dat de school een veilige plek is voor kinderen. Er moet actief en effectief gewerkt worden aan het aanpakken van pesten. Volgens mij is iedereen het er ook over eens dat de inspectie daar toezicht op moet houden en ingrijpt als er wat aan de hand is. Dan gaat het om het "wat". Het wetsvoorstel dat nu in voorbereiding is, gaat nog een stap verder en beoogt dat scholen in hun aanpak van het pesten gebruikmaken van kennis die bijvoorbeeld bij het NJI beschikbaar is. Dat is weliswaar een controversieel onderdeel van het wetsvoorstel, maar dat is erin gekomen omdat ik de indruk heb dat er het afgelopen jaar weinig actie vanuit het onderwijs is gekomen, ook niet na bijvoorbeeld de publicatie van het kritische rapport van de NJi, om er vervolgens wat mee te doen. Daar hik ik bijzonder tegen aan. Het zou natuurlijk de schoonheidsprijs verdienen als vanuit het onderwijs gezegd wordt: wij pakken dit op, wij zien het probleem, wij gaan er werk van maken en wij gaan zelf aan de slag met de goed onderbouwde en, als we daar onderzoek naar doen, effectief bewezen methodes. Als de strekking van de motie is om de scholen daar nog een kans voor te geven, wil ik ze die best bieden. 1 oktober is te overzien. Ik laat het oordeel over de motie aan de Kamer. 

De voorzitter:

Eén korte verduidelijkende vraag, mevrouw Bergkamp. 

Mevrouw Bergkamp (D66):

De interpretatie die de staatssecretaris eraan geeft, is dezelfde als die van de indieners. 

De voorzitter:

Heel goed. Oordeel Kamer dus. 

Staatssecretaris Dekker:

De motie-Jasper van Dijk op stuk nr. 66 ontraad ik omdat zij veel verder gaat. Er staat namelijk in dat we er helemaal niet aan moeten beginnen en dat het allemaal niet zo vreselijk veel uitmaakt. 

De voorzitter:

Kort. 

De heer Jasper van Dijk (SP):

De staatssecretaris laat het oordeel over de eerste motie aan de Kamer, maar in die motie vervalt toch ook de plicht voor scholen om te kiezen uit de methodes die namens de staatssecretaris zijn geselecteerd? 

Staatssecretaris Dekker:

Ja, maar er zit een groot verschil in. In de eerste motie wordt uitgegaan van een plan vanuit het onderwijs, waarbij het onderwijs laat zien dat het het een en ander zelf kan aanpakken en dat het komt met een geloofwaardig plan, waarbij scholen zelf het een en ander oppakken. Ik zie in uw motie niet zo'n oproep aan het onderwijs. U gaat er bij voorbaat van uit dat het zo wel goed is. Dat is de reden waarom uw motie veel verstrekkender is. Dit kan een conclusie zijn als het scholenveld met een goed en geloofwaardig plan komt en echt laat zien dat het wat geleerd heeft van de maatschappelijke onrust van de afgelopen jaren en van de in mijn ogen heel nuttige dingen die het NJi zegt over effectieve methodes en niet-effectieve methodes. Nu al vooruitlopen op die conclusie is mij echt te voorbarig. 

Mevrouw Ypma (PvdA):

Begrijp ik goed dat de staatssecretaris zegt: wat het NJi heeft gedaan, is waardevol en nemen we als uitgangspunt, maar mag aangevuld worden vanuit het p.o. en het vo? 

Staatssecretaris Dekker:

Wij hebben altijd gezegd dat wat het NJi naar buiten heeft gebracht, heel waardevol is. Het laat namelijk zien wat goed onderbouwd is en wat in die zin veelbelovende methodes zijn. Er wordt soms zelfs behoorlijk kritisch geschreven over methodes. Ik hoop dat het onderwijs daar lering uit trekt en er wat mee doet. We hebben bovendien steeds gezegd dat als er nieuwe of andere effectieve methodes zijn, men het vooral moet laten zien en dat het NJi ernaar kan kijken. Het is geen limitatieve lijst. Het gaat mij erom dat scholen pesten aanpakken op een manier waar we in ieder geval van kunnen verwachten dat die effect heeft in de praktijk. We weten daar nu het een en ander van, dus laat het onderwijs daar alsjeblieft iets mee doen. 

De beraadslaging wordt gesloten. 

Naar boven