Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2013-2014 | nr. 102, item 21 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2013-2014 | nr. 102, item 21 |
Aan de orde is het VAO Passend Onderwijs (AO d.d. 03/07).
De voorzitter:
Voor dit VAO hebben zich acht sprekers gemeld. De eerste zou mevrouw Siderius van de SP-fractie zijn, maar ik begrijp dat mevrouw Ypma begint. Zij staat op mijn lijstje als nummer 8 vermeld, maar dat geeft niet, dan doen we het achterstevoren.
Mevrouw Ypma (PvdA):
Voorzitter. Ik heb drie moties.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat per 1 augustus 2014 de zorgplicht voor scholen van kracht wordt en dat samenwerkingsverbanden het budget beheren;
constaterende dat er nog veel leerbare getalenteerde leerlingen thuiszitten die vanwege een vrijstelling van leerplicht geen onderwijs hoeven te volgen;
overwegende dat ouders noodgedwongen ontheffing van de leerplicht aanvragen omdat ze anders strafbaar zijn en omdat er zonder ontheffing geen AWBZ-dagvergoeding beschikbaar is;
overwegende dat de zorgplicht ook de leerbare thuiszitters met een vrijstelling van de leerplicht betreft;
overwegende dat de overheid ook verantwoordelijk blijft voor kwalitatief onderwijs van leerbare thuiszitters en dat deze verantwoordelijkheid via een vrijstelling van leerplicht niet afgeschoven mag worden op ouders;
overwegende dat de ouders van leerbare thuiszitters invloed moeten hebben op het onderwijs van hun kinderen, omdat het onderwijs deels of volledig moet plaatsvinden bij de leerlingen thuis;
overwegende dat naast zorgplicht een leerrecht moet gelden voor leerbare thuiszitters;
verzoekt de regering om:
-mogelijkheden te bieden voor het volgen van onderwijs in deeltijd aan kinderen met een medische verklaring dat ze niet voltijd naar school kunnen gaan;
-de zorgplicht ook van toepassing te verklaren voor leerbare leerlingen die niet voltijd of geen onderwijs kunnen volgen op school en (ook) onderwijs thuis moeten krijgen en/of ontheffing van de leerplicht hebben gekregen;
-te bevorderen dat gemeenten en samenwerkingsverbanden samenwerken aan maatwerkonderwijs (en zorg) aan deze leerlingen, zowel op school als thuis;
-na de invoering van zorgplicht geen ontheffingen van leerplicht toe te staan voor leerbare thuiszitters;
-de Kamer te informeren over de ondernomen acties en resultaten,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Ypma (PvdA):
Dan mijn tweede motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat leerlingen in het reguliere onderwijs met een visuele, respectievelijk een auditieve of communicatieve beperking afhankelijk zijn van de ondersteuning van de instellingen (i.o.) cluster 1 en 2;
constaterende dat deze instellingen zowel het belang van het speciaal onderwijs als van de ondersteuning binnen het reguliere onderwijs hebben te behartigen;
constaterende dat voor deze ouders van leerlingen in regulier onderwijs met ondersteuning vanuit instelling cluster 1 of 2 nog geen medezeggenschap is geregeld;
overwegende dat ook deze ouders medezeggenschap zouden moeten kunnen hebben op het beleid van deze instellingen en daarmee invloed hebben op de kwaliteit van het onderwijs aan hun kinderen;
verzoekt de regering, medezeggenschap voor ouders van leerlingen in het reguliere onderwijs met ondersteuning (arrangement) van een instelling cluster 1 of 2 op het beleid van deze instelling in te stellen en dit binnen de Wet medezeggenschap school te borgen,
en gaat over tot de orde van de dag.
Ik heb slecht nieuws voor u: uw tijd is voorbij.
Mevrouw Siderius (SP):
Voorzitter. Dat wordt snel spreken. Ik heb een motie over kinderen met diabetes.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat scholen en docenten 2.000 kinderen met diabetes op de basisschool niet de nodige ondersteuning bieden uit angst voor aansprakelijkheid;
van mening dat het meten van de bloedsuikerspiegel en het toedienen van insuline niet als medisch handelen moeten worden gedefinieerd;
van mening dat bekende best practices uit landen zoals Zweden, zoals dagelijkse zelfzorg op maat, bijdragen aan betere ondersteuning aan kinderen met diabetes op school, zodat leerkrachten in staat worden gesteld om ook hun leerlingen met diabetes de juiste begeleiding te geven;
verzoekt de staatsecretaris, in overleg met minister van VWS te verkennen in hoeverre de ondersteuning van onderwijspersoneel aan kinderen met diabetes uitgezonderd kan worden van de "medische handelingen", in navolging van andere landen;
verzoekt de regering, de verkenning in samenspraak met scholen, leraren en ouders van kinderen met diabetes op te stellen en de Kamer voorafgaand aan het nieuwe schooljaar over de verkenning te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat leraren na de invoering van het passend onderwijs geconfronteerd kunnen worden met medische vraagstukken, zoals het toedienen van medicijnen, het geven van injecties en de uitvoering van de persoonlijke verzorging uit de AWBZ;
overwegende dat leraren zijn aangesteld om te onderwijzen en niet om medische handelingen te verrichten;
overwegende dat veel ouders van kinderen met een beperking, handicap of chronische ziekte zich zorgen maken over de medisch zorg voor hun kinderen in het reguliere onderwijs;
overwegende dat door de overheveling van taken vanuit de AWBZ naar de Wmo en de Zorgverzekeringswet onduidelijk is hoe deze medische kennis en kunde geborgd worden op reguliere scholen;
verzoekt de regering, te garanderen dat er op reguliere scholen — of binnen het samenwerkingsverband van het passend onderwijs — voldoende benodigde medische kennis aanwezig is om kinderen met een beperking, handicap of chronische ziekte te ondersteunen en de Kamer hierover voor 1 oktober 2014 te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Straus (VVD):
Voorzitter. Ik heb één motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat er op diverse scholen in Nederland al veel ervaring is opgedaan met (aparte) onderwijsstromen voor hoogbegaafden;
constaterende dat op deze scholen veel aandacht is voor doorlopende leerlijnen van po naar wo, omdat veel hoogbegaafden anders vast dreigen te lopen in de beperkingen van de onderwijsfase waarin ze zitten;
overwegende dat het wenselijk is om van deze reeds opgedane ervaringen te leren en best practices te formuleren;
overwegende dat deze scholen niet of weinig met elkaar samenwerken;
verzoekt de regering, een pilot op te starten waarbij scholen die vooroplopen in het hoogbegaafdenonderwijs de gelegenheid krijgen dit onderwijs verder te ontwikkelen, de werkwijze en effecten daarvan te onderzoeken en hun bevindingen en expertise ter beschikking te stellen aan andere scholen die geïnteresseerd zijn om deze over te nemen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Is het echt uw eigen motie? U staat onder ede, dat weet u!
De heer Rog (CDA):
Voorzitter. Ik dien de volgende motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat er grote regionale verschillen zijn in het aantal leerlingen met een indicatie in het autistische spectrum;
overwegende dat ondanks strenge indicatie het aantal leerlingen met een autistische aandoening in verschillende regio's, waaronder de regio Eindhoven, gestegen is;
overwegende dat niet duidelijk is of de huidige verdeelsleutel ook op termijn zorgt voor een eerlijke verdeling van de middelen;
verzoekt de regering, nader onderzoek te doen naar de kwantitatieve verschillen tussen de regio's in leerlingen met een indicatie in het autistisch spectrum, daarbij te betrekken de wijze van indiceren en of de huidige verdeelsleutel ook zorgt voor een eerlijke verdeling van de middelen in de toekomst,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Van Meenen (D66):
Voorzitter. Ik ga het heel snel doen, want ik heb drie moties.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat nog veel leerlingen met een zorgbehoefte geen passende school hebben gevonden;
constaterende dat dit een zeer ongewenste situatie is die voorkomen dient te worden;
overwegende dat de Geschillencommissie passend onderwijs een belangrijke rol dient te kunnen spelen in situaties waarbij een verschil van opvatting blijft bestaan over de juiste school;
verzoekt de regering, per direct het maximale te doen om de geschillencommissie publiek bekend, toegankelijk en ontvankelijk te maken en de uitspraken van de commissie opgevolgd te doen worden,
en gaat over tot de orde van de dag.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de indicatiestelling voor leerlingen met een visuele, respectievelijk een auditieve of communicatieve beperking (clusters 1 en 2) nu niet onafhankelijk plaatsvindt;
constaterende dat hiermee de belangen van deze leerlingen en hun ouders niet optimaal gediend zijn;
overwegende dat deze leerlingen recht hebben op een onafhankelijke indicatiestelling voor passend onderwijs;
verzoekt de regering te zorgen voor een onafhankelijke indicatiestelling voor leerlingen in clusters 1 en 2 waarbij de ondersteuningsbehoefte van de leerling en de school uitgangspunt zijn en het overleg met de ouders geborgd is,
en gaat over tot de orde van de dag.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat leerlingen met diabetes uitstekend kunnen functioneren in het regulier onderwijs;
overwegende dat onbekendheid met deze problematiek en ongefundeerde vrees voor aansprakelijkheden in te veel gevallen scholen weerhoudt om leerlingen met diabetes toe te laten;
constaterende dat hiermee de belangen van deze leerlingen en hun ouders niet gediend zijn;
verzoekt de regering, op zo kort mogelijk termijn te komen tot de verplichting voor scholen om leerlingen met diabetes toe te laten als zij aan de overige toelatingsvoorwaarden voldoen,
en gaat over tot de orde van de dag.
Keurig binnen de tijd, mijnheer Van Meenen.
De heer Van Meenen (D66):
Ja, ik heb nog twaalf seconden over!
De voorzitter:
U bent een voorbeeld voor menig Kamerlid.
Het woord is aan de staatssecretaris.
Staatssecretaris Dekker:
Voorzitter?
De voorzitter:
Mijnheer de staatssecretaris.
Staatssecretaris Dekker:
Ik zit nu nog echt te wachten op een aantal moties.
De voorzitter:
Het zijn er negen. Dan pauzeren we enkele seconden.
Staatssecretaris Dekker:
Voorzitter. Ik tel ze nog even na, maar ik meen dat ik ze nu alle negen heb.
De motie op stuk nr. 126 is uitermate ingewikkeld. In die motie wordt behoorlijk wat gevraagd, bijvoorbeeld om het toepassen van de zorgplicht op leerlingen die ook een ontheffing hebben gekregen. Dat is een ingewikkeld construct. Ik heb wel een indruk van waar de zorg van mevrouw Ypma zit. We hebben dit vanochtend niet heel uitvoerig kunnen bediscussiëren. Mag ik daarom een voorstel doen, en mevrouw Ypma vragen om deze motie aan te houden? Ik zal de Kamer specifiek over dit onderwerp een brief sturen, over wat er mogelijk is. Ik denk namelijk dat er heel veel wel kan. Het gaat dan om een gedeeltelijke ontheffing, bijvoorbeeld voor kinderen met een zware vorm van autisme die niet de hele week naar school kunnen. We zijn het er volgens mij allen roerend over eens dat we in ieder geval voor hen een passende plek in het onderwijs moeten kunnen vinden. Wat mevrouw Ypma in deze motie vraagt, heeft echter nogal wat consequenties. Als ik die eerst uiteen mag zetten en als mevrouw Ypma haar motie aanhoudt, ga ik aan de slag.
Mevrouw Ypma (PvdA):
Dat is prima.
De voorzitter:
Op verzoek van mevrouw Ypma stel ik voor, haar motie (31497, nr. 126) aan te houden.
Daartoe wordt besloten.
Staatssecretaris Dekker:
Over de motie op stuk nr. 127 van mevrouw Ypma c.s. wil ik graag het oordeel aan de Kamer laten. Volgens mij is de vraag helder, in die zin dat het gaat om de zeggenschap van ouders en leerlingen over de ambulante hulp die zij krijgen, en niet per se over het schoolse deel. Dat kunnen we volgens mij gewoon goed regelen en, als daar behoefte aan is, ook wettelijk verankeren. Ik laat daarom het oordeel over deze motie aan de Kamer.
In de derde motie, op stuk nr. 128, vragen de leden Siderius en Ypma om een verkenning. Het gaat daarbij om een aantal verstrekkende dingen. Je hebt het dan bijvoorbeeld ook over medisch handelen en daarvoor moet er zijn overlegd met die sector, dus met VWS. Ik lees deze motie zo: als mij wordt gevraagd om die verkenning te doen en we niet op de conclusies gaan vooruitlopen, kan ik het oordeel aan de Kamer laten. Ik heb wel één punt: dat "voorafgaand aan het nieuwe schooljaar" gaan we echt niet halen. Dit is een ingewikkelde kwestie en wij kunnen dit niet voorafgaand aan het nieuwe schooljaar doen. Ik wil die verkenning wel doen. Voor het einde van dit jaar vind ik prima, maar het gaat gewoon niet lukken om dit in de maanden juli en augustus te doen, als er heel veel mensen gewoon niet zijn.
De voorzitter:
Mevrouw Siderius stelt een korte vraag ter verduidelijking.
Mevrouw Siderius (SP):
Wij zouden dit spoedig willen. Het eind van het jaar vind ik wel weer heel ver weg, dus kunnen we een middenweg vinden? Ergens in oktober, misschien vóór het herfstreces?
Staatssecretaris Dekker:
Ik ga mijn best doen. Ik heb gezegd dat het wat mij betreft zo spoedig mogelijk komt. Zodra we wat weten, moeten we er ook wat aan doen, want de ouders en leerlingen hebben het recht om te weten waar zij aan toe zijn. Ik kan daar dus mee leven.
De voorzitter:
Nu de vierde motie.
Staatssecretaris Dekker:
In de motie op stuk nr. 129 gaat het echt om "garanderen". Ik moet die motie echt ontraden. De medische kennis op lokaal niveau organiseren, dat is uiteindelijk de essentie van passend onderwijs. Dat vraagt om een afstemming tussen het onderwijs en de gemeenten, die straks verantwoordelijk worden voor een deel van die zorg. De landelijke wetgever en de rijksoverheid dienen die garantie dan ook dáár neer te leggen, en dus niet meer naar zich toe te halen. Ik wil deze motie dus ontraden.
In de motie op stuk nr. 130 van de leden Straus en Ypma wordt de regering gevraagd om een pilot te starten. Ik heb het de hele tijd gehad over een pilot en een platform. Een pilot vraagt weer om allerlei voorstellen, subsidies et cetera. Volgens mij gaat deze motie over het maken van een platform voor de uitwisseling van goede ideeën en initiatieven, waarbij actief wordt gewerkt aan de disseminatie daarvan. Als ik deze motie zo mag interpreteren, kan ik daar goed mee leven. Ik laat in dat geval het oordeel graag aan de Kamer.
De voorzitter:
Een korte vraag. Het oordeel werd aan de Kamer gelaten, mevrouw Straus.
Mevrouw Straus (VVD):
Ja, en ik kan leven met de uitleg van de staatssecretaris.
De voorzitter:
De staatssecretaris gaat verder met de zesde motie.
Staatssecretaris Dekker:
De motie op stuk nr. 134 baart mij zorgen. Als wij dit nu gaan onderzoeken, zullen heel veel samenwerkingsverbanden achterover gaan leunen. Dit is de zorg die in één samenwerkingsverband bestaat, terwijl er ook weer andere zorgvragen leven in andere samenwerkingsverbanden. Het gaat hier om autisten, maar in andere samenwerkingsverbanden is er wellicht een oververtegenwoordiging van zwakbegaafden et cetera. Er is hier nu twee keer onderzoek naar gedaan. Wij moeten als het gaat om de budgettaire kaders ook een keer zekerheid kunnen geven. De samenwerkingsverbanden moeten weten waar ze aan toe zijn. Een nader onderzoek zaait in mijn ogen veel onrust. Ik wil de motie daarom ontraden.
We hebben gediscussieerd over deze problematiek en ik heb bespeurd dat er wel iets van zorg bij de Kamer leeft. Ik vraag de heer Rog om de motie aan te houden en doe het volgende voorstel. Ik laat dit niet afhangen van het oordeel van één samenwerkingsverband, maar ik ga op stelselniveau, bij de PO-Raad en de VO-raad, na of zij het gevoel hebben dat nader onderzoek naar de evenredige verdeling nodig is. Dan doen wij in ieder geval niet op basis van signalen van één samenwerkingsverband heel empirisch onderzoek, maar dan kunnen we dat doen op basis van een eventueel gevoelde behoefte op stelselniveau.
De voorzitter:
Er is een vraag aan de heer Rog gesteld.
De heer Rog (CDA):
Ik houd mijn motie aan in afwachting van de reactie van de staatssecretaris.
De voorzitter:
Op verzoek van de heer Rog stel ik voor, zijn motie (31497, nr. 134) aan te houden.
Daartoe wordt besloten.
Staatssecretaris Dekker:
De motie op stuk nr. 131 vat ik op als een aanmoediging die ik van harte ondersteun. Ik wil het oordeel over deze motie aan de Kamer laten.
De motie van de heer Van Meenen op stuk nr. 132 betreft een heel ingewikkelde materie. Ik begrijp wat hij bedoelt. De essentie van passend onderwijs is dat er gebudgetteerd wordt. Dat betekent dat je niet meer voor iedere leerling die je indiceert, automatisch bekostiging vanuit een zorgbudget krijgt, zoals dat bijvoorbeeld in de normale samenwerkingsverbanden ook het geval is. Dan is dit eigenlijk een fremdkörper in het geheel, omdat je hiermee de beslissing over indicering en het beheer van het geld uit elkaar trekt. Daarmee kunnen we de scholen in cluster 1 en 2 ook ongelooflijk in de problemen brengen. Misschien wil de heer Van Meenen de motie aanhouden? Dan kan ik nagaan, ook bij de ouderorganisaties, waar nu precies de zorgen leven. Ik kan dan kijken of die wellicht ook op een andere manier kunnen worden opgelost. Vervolgens kan ik daarmee naar de Kamer terugkomen.
De voorzitter:
Dat is een vraag aan de heer Van Meenen.
De heer Van Meenen (D66):
Ik begrijp heel goed dat het budget uiteindelijk beperkend is, maar het gaat er hier om dat je dat nooit kunt betrekken op een individueel kind. Dat geldt ook voor de andere aspecten van het passend onderwijs.
De voorzitter:
Houdt u de motie aan?
De heer Van Meenen (D66):
Ik wil nog even met de staatssecretaris bekijken of we het eigenlijk toch niet eens zijn. Ik zie het risico, maar dat is uiteindelijk wat de besluitvorming in zo'n samenwerkingsverband en in die hele omgeving beperkt. Maar laten we nu toch beginnen met in ieder geval de indicatie voor dat kind te stellen als eerste uitgangspunt. Als er problemen zijn, dan ben ik ook weer graag bereid om, zo nodig, de staatssecretaris bij te staan. Maar laten we nu niet meteen zeggen dat men bij die indicatiestelling al op voorhand rekening moet houden met het budget. Dat gebeurt volgens mij op dit moment wel. Dus laten we het aandurven!
Staatssecretaris Dekker:
Dat gebeurt sowieso niet. Het gaat uiteindelijk om de noden van leerlingen. De indicatiestellingen worden nu gedaan door de clusters 1 en 2. Dat heeft ook te maken met de expertise. Daar zit heel veel expertise die het mogelijk maakt om die kinderen goed te onderzoeken, goed te indiceren en te kijken of ze beter een plek kunnen hebben op een school voor speciaal onderwijs dan wel op een reguliere school met ambulante hulp. Die afwegingen kunnen het best daar gemaakt worden. Mijn vrees is dat wij, als wij dat eruit halen en naar onafhankelijke indicatiestellingen gaan, in feite het passend onderwijs weer terughalen en het maatwerk voorzichtig weer beginnen in te leveren. Mijn aanbod ligt er. Ik wil in gesprek gaan om te bekijken wat precies de zorgen zijn en hoe wij daaraan tegemoet kunnen komen. Het gestelde in de motie gaat mij echter te ver.
De voorzitter:
Mijnheer Van Meenen, u houdt de motie op stuk nr. 132 aan?
De heer Van Meenen (D66):
In de huidige situatie is het budget leidend. Degene die het budget ontvangt, is ook degene die de indicatie stelt. Ik wil naar de situatie waarin de situatie van het kind leidend is. Uiteindelijk is het budget altijd beperkend. Volgens mij is de zorg van de staatssecretaris onterecht.
De voorzitter:
U houdt de motie dus niet aan?
De heer Van Meenen (D66):
Nee.
De voorzitter:
Ik stel vast dat de motie wordt gehandhaafd en, naar ik aanneem, wordt ontraden door de staatssecretaris.
Staatssecretaris Dekker:
Ik moet de motie echt ontraden.
Mevrouw Ypma (PvdA):
Is de staatssecretaris wel bereid om alsnog met de ouders in gesprek te gaan om te bekijken of het klopt dat de slager zijn eigen vlees keurt? Dat is het bezwaar dat veel ouders hebben.
Staatssecretaris Dekker:
Dat gesprek ga ik graag aan. Wat in het AO naar voren werd gebracht, was nieuw voor mij, dus ik wil graag bekijken welke zorgen er leven en op welke wijze wij daaraan tegemoet kunnen komen. Als wij er direct weer een onafhankelijk orgaan van maken, gaat het wringen, want dan halen wij indicatiestelling en zorg weer uit elkaar, terwijl de essentie van passend onderwijs juist is dat wij die dicht bij het onderwijs leggen. Dat heeft grote gevolgen en daarom zou ik het onverstandig vinden om daar nu mee in te stemmen.
In de motie op stuk nr. 133, ingediend door de heer Van Meenen, wordt de regering verzocht scholen de verplichting op te leggen om leerlingen met diabetes toe te laten als zij aan de overige toelatingsvoorwaarden voldoen. Vanochtend heb ik al uitgesproken dat het mij zeer wenselijk lijkt dat leerlingen met diabetes grotendeels in het regulier onderwijs terechtkunnen. Ik constateer dat dit op heel veel plekken ook gebeurt. Echter, het ene kind met diabetes is het andere niet. De zorgvragen kunnen in intensiteit enorm verschillen. Ik vind dat wij dat niet hier in Den Haag kunnen beoordelen; dat zou op het lokale niveau moeten gebeuren. In die zin voel ik iets meer voor de motie die mevrouw Sibelius heeft ingediend.
De voorzitter:
Mevrouw Siderius.
Staatssecretaris Dekker:
Mevrouw Siderius. Excuses. Op grond van haar motie kunnen wij de mogelijkheden verkennen. Daarbij wil ik niets uitsluiten. De motie op stuk nr. 133 gaat mij echter iets te snel. Deze motie wordt derhalve door mij ontraden. Ik hoop dat de heer Van Meenen bereid is om de motie in te trekken of aan te houden, zodat wij het traject kunnen volgen dat ik zojuist heb toegezegd aan mevrouw Sedirius.
Mevrouw Siderius (SP):
Siderius.
Staatssecretaris Dekker:
Siderius. Ik moet het echt nog leren. Mijn excuses! Ik sta bij mevrouw Siderius in het krijt.
De voorzitter:
U heb het hele reces om op haar naam te oefenen.
Ik zie geen reactie bij de heer Van Meenen. Dit betekent dat de motie op stuk nr. 133 wordt gehandhaafd.
De beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
Ik dank de staatssecretaris voor het grote aantal VAO's dat hij vandaag heeft bijgewoond. Wij wensen hem een prettig reces.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20132014-102-21.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.