15 Nieuwe definitie van ontwikkelingssamenwerking (ODA)

Aan de orde is het VAO Nieuwe definitie van ontwikkelingssamenwerking (ODA) (AO d.d. 11/06). 

De voorzitter:

Ik herhaal voor deze verse leden dat ik heel beperkt interrupties toesta; alleen als het echt nodig is één vraag ter verduidelijking. 

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Voorzitter. Het kabinet dubt over geld voor ontwikkelingshulp, las ik gisteren op de nieuwssite NU.nl. U weet dat de fractie van GroenLinks altijd bereid is om het kabinet te hulp te schieten als het ergens nog niet uit is. Daarom ga ik bij dit VAO een motie indienen over de zogenaamde ODA-norm. Die norm koppelt de uitgaven voor ontwikkelingssamenwerking aan het nationaal inkomen. Over de modernisering van die norm hebben wij op 11 juni gesproken. Het is heel goed om over modernisering na te denken, want de norm is al een aantal jaren oud. Het goede nieuws in dat debat was dat in de brief die wij hebben ontvangen van de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking stond dat het kabinet voorlopig vasthoudt aan die internationale norm. Daarom kan het niet anders dan dat de herberekening van het nationaal inkomen, die nu ophanden is, consequenties heeft voor de uitgaven voor ontwikkelingssamenwerking. Dat lijkt bijna een mathematische redenering. Om te kijken of die mathematische redenering ook politiek wordt gesteund, heb ik de volgende motie. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat het kabinet wenst vast te houden aan de internationale norm die de uitgaven voor ontwikkelingssamenwerking koppelt aan de hoogte van het bruto binnenlands product (bbp); 

constaterende dat een herberekening van het bbp op handen is; 

verzoekt de regering, de uitgaven voor ontwikkelingssamenwerking, conform de internationale norm, aan te passen aan de hoogte van het herberekende bbp, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Ojik. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 141 (32605). 

De heer Bosma (PVV):

Voorzitter. Ik zal zeker niet voor de motie-Van Ojik stemmen, maar de heer Van Ojik heeft wel gelijk dat, als het 0,7%-dogma gehandhaafd wordt, er fors meer geld naar die verschrikkelijke ontwikkelingshulp gaat. Het mathematische denken van de heer Van Ojik klopt dus 100%. Ik ben benieuwd of het CDA zich blijft verzetten tegen dat extra geld richting de ontwikkelingshulp. Ik ben ook benieuwd wat de VVD doet en of die partij hierin meegaat en weer onze portemonnee trekt, zodat er vele honderden miljoenen naar ontwikkelingshulp gaan. De heer Van Ojik heeft dus wel gelijk, maar ik zal zeker niet voor zijn motie stemmen. 

Wij hadden een heel aardig debat met de minister. Het ging over een heel nieuwe definitie van ontwikkelingshulp, maar het blijft gewoon het oude verhaal. Wij blijven geld in een bodemloze put donderen. Ik was bijzonder getroffen door het feit dat een van de vele bezwaren die mijn partij heeft tegen ontwikkelingshulp, werd bevestigd door het feit dat wij 43 keer het woord "ik" in de brief van de minister tegenkwamen en 21 keer het woord "mij". Daarover gaat de volgende motie, over het egodocument van de minister. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat de minister in haar brief 43 keer het woord "ik" en 21 keer "mij" of "mijn" gebruikt; 

constaterende dat zij hiermee ontwikkelingshulpscepticus William Easterly gelijk geeft die stelt dat ijdelheid een belangrijke drijfveer is van de westerse elites om ontwikkelingshulp te geven; 

verzoekt de minister, niet langer te doen alsof zij de bodemloze putten in Afrika uit eigen salaris betaalt, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Bosma. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 142 (32605). 

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik kan de heer Bosma geruststellen: in mijn motie komt het woord "ik" niet voor. Wij hebben inderdaad een goed debat gevoerd met de minister. Voorlopig houdt de minister nog vast aan de ODA-norm. Daar zijn wij blij mee, maar het gaat natuurlijk om de komende discussie over de precieze definitie en wat er allemaal onder gaat vallen als het gaat om armoedebestrijding en ontwikkelingssamenwerking. Om de minister een steuntje in de rug te geven bij echte armoedebestrijding hebben wij de volgende motie geformuleerd. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat vergroting van veiligheid met name in fragiele staten van wezenlijk belang is voor het tegengaan van extreme armoede; 

overwegende dat waar veiligheidsbeleid gericht is op het versterken van relevante instituties in deze landen, zoals politie en rechtspraak, de kosten hiervoor als ontwikkelingsrelevant zijn te beschouwen en deze onder ODA vallen; 

overwegende dat militaire uitgaven zoals de aanschaf en onderhoud van militair materieel voor de eigen krijgsmacht en financiering van onder andere anti-piraterijmissies niet aantoonbaar als ontwikkelingsrelevant zijn te beschouwen; 

verzoekt de regering, zich in internationaal verband in te zetten voor een ODA-definitie die militaire hulp (met uitzondering van humanitaire hulp) uitsluit, zoals uitgaven aan wapens, wapenleveranties en inzet van wapens alsook de bestrijding van terrorisme, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Voordewind. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 143 (32605). 

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Ik heb een vraag over de inleidende woorden van de heer Voordewind, waarin hij zegt dat hij er, net als ik, blij mee is dat die norm gehandhaafd blijft. Betekent dat dan ook dat hij de motie van GroenLinks gaat steunen? Dat lijkt dan logisch, toch? 

De heer Voordewind (ChristenUnie):

De heer Van Ojik kent ons verkiezingsprogramma. Daar staat het streven in naar 0,7% als norm. Wij hebben daar altijd voor gepleit en zullen dat ook in de toekomst blijven doen. 

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Voorzitter. Ik dien een motie in. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat de ODA-definitie aan modernisering toe is; 

overwegende dat garanties en verzekeringen door overheden een hefboomwerking kunnen hebben naar de particuliere sector en veel private financiering kunnen genereren richting ontwikkelingslanden; 

constaterende dat garanties en verzekeringen nu alleen onder de ODA-definities vallen als er uitgekeerd moet worden, en deze instrumenten tegelijkertijd ook beslag leggen op de financiële speelruimte van het donorland als er geen uitgaven zijn; 

verzoekt de regering, zich in de internationale discussie over de ODA in te zetten voor een goede internationale werkwijze om garanties en verzekeringen mee te laten tellen in de ODA-prestatie, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Agnes Mulder. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 144 (32605). 

De heer Smaling (SP):

Voorzitter. Twee moties van mijn hand. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat de lopende discussie over het lot van de Official Development Assistance (ODA)-norm de gelegenheid biedt nieuwe kaders vast te stellen; 

verzoekt de regering, in OESO-verband te bepleiten dat: 

  • -ODA als instrument ondersteund blijft worden vanwege het grote belang van internationale vergelijkbaarheid; 

  • -ODA en de netto Other Financial Flows niet worden samengevoegd maar juist per land naast elkaar in beeld worden gebracht; 

  • -het bruto nationaal product als graadmeter wordt aangevuld door de Human Development Index van de Verenigde Naties die beter in staat is ongelijkheid binnen landen zichtbaar te maken, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Smaling. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 145 (32605). 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat het OESO-proces om de Official Development Assistance (ODA)-norm te herdefiniëren parallel loopt aan het Verenigde Naties-proces waarbij onderhandeld wordt over nieuwe duurzame ontwikkelingsdoelen en hun financiering; 

constaterende dat de Nederlandse regering in haar beleidsreactie hierbij onderscheid maakt tussen de korte en de lange termijn; 

verzoekt de regering, dit dubbele momentum te benutten door de geformuleerde langetermijndoelstelling zo veel als mogelijk naar de korte termijn over te hevelen, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Smaling. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 146 (32605). 

Hiermee is een einde gekomen aan de inbreng van de zijde van de Kamer. De minister geeft aan dat zij nog even tijd nodig heeft, omdat zij nog niet de beschikking heeft over alle moties. Wij schorsen enkele ogenblikken. 

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst. 

Minister Ploumen:

Voorzitter. Ik zal kort zijn. De motie-Van Ojik (32605, nr. 141) ontraad ik. Ik doe dat omdat collega Dijsselbloem gisteren bij de bespreking van de Voorjaarsnota heeft aangegeven dat de precieze bijstelling en de consequenties daarvan pas in augustus bekend zijn. Dat heb ik eerder ook al in het algemeen overleg gezegd dus dat herhaal ik hier. Dat betekent dat een besluit over de gevolgen voor toekomstige uitgaven pas in augustus wordt genomen. Daarom ontraad ik het aannemen van deze motie. 

Ik ontraad ook het aannemen van motie 32605, nr. 142. IJdelheid is voor mij wel een drijfveer om regelmatig naar de kapper te gaan, maar verder reikt de ambitie van mijn ijdelheid niet. 

De heer Voordewind heeft motie 32605, nr. 143 zodanig geformuleerd dat ik het aannemen ervan ontraad. Net als de heer Voordewind ben ik zeker niet uit op het financieren van wapens. Dat hebben we natuurlijk al gewisseld in het AO. Stabiliteit en ontwikkeling gaan evenwel hand in hand. We weten allemaal dat Kofi Annan dat ook al eerder heeft gezegd. Juist in de komende periode zullen we rondom ODA preciezer gaan discussiëren, internationaal, over wat dat betekent. Wat mij betreft, betekent dat in elk geval niet het financieren van wapens. De heer Voordewind noemt ook al een aantal andere, wat meer generieke beleidsvelden in die motie, maar ik wil graag de ruimte in het internationale debat houden. 

De motie van mevrouw Mulder (32605, nr. 144) over het laten meetellen van garanties en verzekeringen beschouw ik als een ondersteuning van beleid. 

De heer Smaling heeft twee moties ingediend: 32605, nrs. 145 en 146. De motie op stuk nr. 145 vind ik sympathiek, zeker sommige delen ervan, zoals ik ook al gezegd heb in het AO. Gegeven het internationale krachtenveld is het echter een onmogelijke opdracht. Ik zou het flauw vinden om hier met een groot gebaar "ondersteuning beleid" te zeggen terwijl ik weet dat we het internationaal niet zullen halen. Helaas moet ik het aannemen van de motie daarom ontraden. 

De voorzitter:

Dat geldt voor beide moties van de heer Smaling? 

Minister Ploumen:

Dat klopt. 

De voorzitter:

Mijnheer Voordewind stelt een vraag over motie 32605, nr. 143. Hij mag één vraag stellen. 

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik heb geprobeerd om de inzet van de minister, die zij aangaf in het debat, samen te vatten in de motie, met name wat betreft wapens. De minister zegt dat we dat inderdaad niet moeten willen. Ik heb ook de bestrijding van terrorisme erin meegenomen. Het zijn eigenlijk de enige twee componenten waarvan je kunt zeggen: dat moeten wij niet willen. Welke component steunt de minister nu niet? 

Minister Ploumen:

Ik heb met name moeite met het laatste: de bestrijding van terrorisme en de inzet van wapens. Het kan natuurlijk zijn dat, in relatie tot het stabiliseren van een situatie, het doel het bestrijden van terrorisme is. We zijn het daarover denk ik eens. Dat hebben we ook zo genoemd. Ik voel mij er niet bij thuis om het zo generiek te noemen. Dat is ook niet de wijze waarop wij dat besproken hebben. Tegelijkertijd zeg ik nogmaals tegen de heer Voordewind dat we natuurlijk niet uit zijn op het financieren van wapens met ODA-geld. Dat staat buiten kijf. 

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Mijn vraag gaat over motie 32605, nr. 141, en de motivatie van de minister om die te ontraden. De minister wil de omvang van haar begroting gekoppeld houden aan het bruto binnenlandse product. Dat heeft zij gezegd. Dat bruto binnenlandse product wordt herschat. In de motie staat dat als daaruit komt dat het hoger wordt, de begroting voor Ontwikkelingssamenwerking moet worden aangepast. De minister van Financiën heeft gisteren bij de Voorjaarsnota gezegd dat hij maar liefst 600 miljoen euro heeft gereserveerd voor eventuele aanpassingen. Ik begrijp werkelijk niet waarom de minister nu zegt: omdat we nog niet weten hoe hoog die aanpassing wordt, ontraad ik het aannemen van die motie. 

Minister Ploumen:

Ik herhaal wat ik tijdens het AO heb gezegd en ik herhaal de woorden van de minister van Financiën van gisteren. Er is ten opzichte van het AO geen verandering in de situatie gekomen. Ik wil het nog wel een keer zeggen, maar dat is de achtergrond ervan. 

De heer Smaling (SP):

De minister was wel heel snel toen zij beide moties in één ademtocht ontraadde. De eerste motie verzoekt de regering om iets te bepleiten. Ik ben nog heel voorzichtig geweest in mijn formulering van de drie punten die daar staan. Daar hebben wij het in het AO ook over gehad. Toen straalde de minister uit dat ze daar wel voor zou willen gaan. Is ze nou van gedachten veranderd? Of is het ambitieniveau inmiddels zo laag en is de reden om de motie te ontraden dat het internationale krachtenveld het nou eenmaal niet toelaat dat dit bepleit wordt? 

Minister Ploumen:

Zaken bepleiten kan altijd — dat weet de heer Smaling ook — maar ik heb recht willen doen aan het realisme dat ook de heer Smaling heeft en dat wij delen. Ik vind het iets te gemakkelijk om nu dingen toe te zeggen waarvan ik weet dat ik ze niet ga halen. De heer Smaling weet hoe het werkt in onderhandelingen: je kiest zorgvuldig je punten voor een maximaal resultaat. Als je begint met punten in te brengen waarvan je weet dat je ze niet zult halen, dan ondermijnt dat het mogelijke succes van andere pleidooien. Dus het is meer een kwestie van realisme dan dat ik zijn gedachte niet zou kunnen volgen. 

De heer Smaling (SP):

Voorzitter, … 

De voorzitter:

Eén verduidelijkende vraag en dat was het voor vandaag. 

De heer Smaling (SP):

Het zijn twee ontraden moties. Ik wil over beide moties een vraag stellen. 

De voorzitter:

Eén verduidelijkende vraag; ik doe het toch zo. Er zijn nog 26 VAO's te gaan. Ik kan niet anders. Ik stel voor dat u hier na het reces verder over spreekt met de minister. 

De beraadslaging wordt gesloten. 

De voorzitter:

Stemming over de ingediende moties vindt hedennacht plaats. 

Naar boven