11 Verzamelwet pensioenen 2014

Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van: 

  • - het wetsvoorstel Wijziging van de Pensioenwet, de Wet verplichte beroepspensioenregeling en enkele andere wetten in verband met het van toepassing worden van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen op De Nederlandsche Bank en de Autoriteit Financiële Markten en in verband met enkele andere wijzigingen (Verzamelwet pensioenen 2014) ( 33863 ).

De algemene beraadslaging wordt hervat. 

Staatssecretaris Klijnsma:

Voorzitter. Dank voor de bijdragen van de leden van uw Kamer bij de Verzamelwet pensioenen. De naam zegt het al: het is een verzameling van heel verschillende onderwerpen op het terrein van pensioen. Zoals het een verzamelwet betaamt, komen er ook steeds weer zaken bij. Ik bespeur vanochtend en vanmiddag dat het debat zich vooral toespitst op de nota's van wijziging over de nettolijfrente. De meeste onderwerpen van de Verzamelwet hebben een overwegend technisch karakter en daar wordt vandaag niet zo bij stilgestaan. Ik wil graag het volgende zeggen over met name de nettolijfrente, want dat is het pièce de résistance vandaag. 

Op 3 maart heeft de Tweede Kamer een breed gedragen wens geuit om de nettolijfrente ook onder te brengen in de tweede pijler. Die wens wil het kabinet graag honoreren; dat hebben we ook gemeld. In de brief van 28 maart zijn de kaders gegeven door de staatssecretaris van Financiën en mijzelf voor de aanpak van de nettolijfrente in de tweede pijler. Via de eerste nota van wijziging op deze Verzamelwet wordt de wettelijke basis gerealiseerd voor de uitvoering van de nettolijfrente door pensioenfondsen. Uiteraard is het hierbij de bedoeling dat men binnen de voorwaarden van vrijwilligheid voor werknemers en fiscale hygiëne blijft. In een Algemene Maatregel van Bestuur worden daarom regels opgenomen over de uitvoering van de nettolijfrente. Over de uitvoering van deze regels vindt op dit moment nog overleg plaats met het pensioenveld. Dat gaat goed, heeft mijn collega van Financiën mij laten weten. Die overleggen zijn op een haar na gevild; die zijn bijna afgerond. Als dit overleg met het pensioenveld is afgerond, zal de AMvB zo spoedig mogelijk bij de Tweede Kamer worden voorgehangen. 

In de slipstream is gebleken dat er nog een kleine onvolkomenheid zit in de pensioenwetgeving voor de nettolijfrente, vandaar de tweede nota van wijziging. We willen namelijk graag dat de bedrijfstakpensioenfondsen ook een nettolijfrenteregeling kunnen uitvoeren. Dan gaat het er natuurlijk om dat de nettolijfrente onder de verplichtstelling komt te vallen voor de werkgevers. Dat betekent dat werkgevers bij een bedrijfstakpensioenfonds verplicht worden deze regeling aan te bieden aan werknemers, die er vrijwillig voor kunnen kiezen met een pensioengrondslag van boven de €100.000. Voor werknemers is de nettolijfrente namelijk niet verplicht; zij kunnen ervoor kiezen er wel of niet aan deel te nemen. 

De relatie tussen de Verzamelwet pensioenen en de eisen aan vrijwilligheid en fiscale hygiëne bij de nettolijfrente is natuurlijk centraal gesteld. Ik heb van de heer Omtzigt begrepen dat hij bij amendement vraagt hoe de voorhang rond de AMvB gestalte zal krijgen. Ik heb net al gezegd dat de staatssecretaris van Financiën probeert om die AMvB hier ten spoedigste te krijgen. Als er een zogenaamde zware voorhangprocedure komt — ik reageer dus nu op het amendement van de heer Omtzigt — dan zullen zaken bij wet geregeld moeten worden, en kan dat niet bij AMvB. In dat geval zullen we de deadline van 1 januari zeker niet halen; ik denk dat het goed is om dat aan de Kamer te melden. 

De voorzitter:

Het betreft het amendement op stuk nr. 17. 

Staatssecretaris Klijnsma:

Ja. De Algemene Maatregel van Bestuur is voldoende basis om dit te regelen, maar als de Kamer hecht aan die zware voorhangprocedure moeten we ons realiseren dat de deadline niet gehaald kan worden. 

Mevrouw Lodders wil graag een reactie van mij op het feit dat die verplichtstelling van de nettolijfrente voor werkgevers ertoe leidt dat andere uitvoerders, zoals verzekeraars, deze dan niet meer zouden kunnen uitvoeren. De tweede nota van wijziging heeft ervoor gezorgd dat ook bedrijfstakpensioenfondsen de nettolijfrenten kunnen uitvoeren. Ik begrijp de bezorgdheid van de VVD dat het door de verplichtstelling voor verzekeraars niet meer mogelijk zou zijn om in een bepaalde bedrijfstak een nettolijfrente uit te voeren. Ik ben bereid om hier ruimte voor te scheppen. Dat zal gebeuren door dit te regelen in het vrijstellings- en boetebesluit van de Wet Bpf. Voor het deel nettolijfrente van de verplichtstelling kan dan een vrijstelling worden verleend aan een werkgever. Hierbij geldt wel als voorwaarde dat er een gelijkwaardige regeling door de verzekeraar geboden moet worden. Ik wil heel nauwgezet kijken naar de precieze voorwaarden voor de dispensatie van het een en ander. Dus de nadere uitwerking nemen wij ter hand. 

De voorzitter:

Meneer Omtzigt, voor de zekerheid herinner ik u aan de afspraak die aan het begin van het debat gemaakt is, dat er per deel van het debat maximaal twee interrupties per fractie mogen zijn. Ik geef het woord aan de heer Omtzigt. 

De heer Omtzigt (CDA):

Het spijt me, maar ik kan nu al zeggen dat ik daar niet mee uitkom als het gaat over wetgeving. 

De voorzitter:

Begint u maar, maar ik kan niet alles toestaan op een dag als vandaag, dat kan echt niet. 

De heer Omtzigt (CDA):

Het gaat hier om de AMvB. Nu blijkt dat die AMvB misschien later vandaag of misschien morgen komt. De staatssecretaris wijst de voorhang af, omdat het dan wet wordt. Het wordt alleen wet op het moment dat de voorhang gebruikt wordt door de Kamer. Op welke wijze denkt de staatssecretaris dat de Kamer nog invloed kan hebben op de AMvB waarin het hele praktische gedeelte geregeld gaat worden? 

Staatssecretaris Klijnsma:

Het is goed gebruik dat, wanneer een AMvB wordt voorgehangen, de Kamer van gedachten kan wisselen over de AMvB, in dit geval met de staatssecretaris van Financiën. Voor alle helderheid: ik heb natuurlijk niet gezegd dat de AMvB hier vanmiddag of morgen zal landen. Ik heb gezegd dat de staatssecretaris van Financiën druk doende is om met het pensioenveld de laatste punten op de i te zetten. Hij doet zijn uiterste best om de AMvB hier zo spoedig mogelijk te laten landen. 

De heer Omtzigt (CDA):

Die deadline is gedurende het behandelproces al vier keer opgeschoven. Wij zitten nu bij de plenaire behandeling en hebben nog altijd de concept-AMvB niet. Ik wil ofwel de harde toezegging dat we deze vandaag krijgen, ofwel de harde toezegging dat de wijzigingen die mogelijk door een meerderheid van de Kamer in een motie worden gevraagd, ook doorgevoerd zullen worden. Dan is er een effectieve voorhang waarin wijzigingen kunnen worden aangebracht. Anders stemmen wij vanmiddag in met een wetsvoorstel waarvan we geen idee hebben wat erin staat. 

Staatssecretaris Klijnsma:

Als een AMvB wordt voorgehangen, is het altijd zo dat de Kamer er het hare van kan vinden. Dat is bij deze AMvB ook het geval. 

De heer Omtzigt (CDA):

Als er geen formele voorhang is, dan kan de regering doorgaan met de AMvB en de wens van de Kamer negeren. Ik vraag hier de toezegging dat, wanneer de Kamer bij meerderheid een motie aanneemt om nog een of twee wijzigingen in de AMvB aan te brengen, de regering ook belooft de wijzigingen waar de meerderheid van de Kamer om vraagt, aan te brengen in de AMvB. 

Staatssecretaris Klijnsma:

Even heel precies. Als de Kamer na ommekomst van het zomerreces een debat met de staatssecretaris van Financiën zou willen hebben over deze AMvB, en dat zou ertoe leiden dat wij bij wet een aantal zaken moeten regelen, dan kan de deadline van 1 januari 2015 niet gehaald worden. 

Mevrouw Lodders (VVD):

Ik heb een vraag over het antwoord van de staatssecretaris op mijn vraag over het bedrijfstakpensioenfonds en de ruimte die de staatssecretaris wil bieden aan de werkgevers. Ik vind dat een mooie toezegging en zal daar in mijn tweede termijn zeker nog op terugkomen. Het is mij alleen niet duidelijk wat de staatssecretaris precies bedoelt met "de voorwaarden van een gelijkwaardige regeling". We hebben het immers over de nettolijfrenteregeling in de tweede pijler. De voorwaarden zijn volgens mij voor iedereen gelijk, dus wat bedoelt de staatssecretaris daarmee? 

Staatssecretaris Klijnsma:

Ik heb gezegd dat als voorwaarde geldt dat er door verzekeraars een gelijkwaardige regeling moet worden gefourneerd. Dat is logisch. 

De heer Klein (50PLUS/Klein):

Ik kom terug op het punt van de heer Omtzigt. Ik heb in mijn termijn aangegeven dat de AMvB exacte regels moet bevatten. Deze exacte regels kunnen ons al dan niet motiveren om de wet al dan niet aan te passen. Dus: en de AMvB, maar ook de effecten op de wet. Nu creëert de staatssecretaris een situatie waarin we in september een discussie krijgen die kan leiden tot aanpassingen van de AMvB met wellicht gevolgen voor de wet. Dat betekent dat de Eerste Kamer op dat moment die wet opnieuw moet doen. We zijn weer terug bij af en er moet een novelle komen. Is het niet veel verstandiger om rustig de AMvB af te wachten en pas dan deze wet verder uit te werken? 

Staatssecretaris Klijnsma:

Ik denk dat het een heel goed idee van de Kamer is om de AMvB af te wachten en na ommekomst daarvan zelfstandig te bepalen hoe wij met de AMvB omgaan. Ik heb de Kamer goed beluisterd en gehoord dat de meerderheid graag wil dat deze regeling per 1 januari 2015 van kracht gaat worden. Het enige wat ik de Kamer heb meegegeven is: let wel dat u de termijnen goed in de gaten houdt. 

De heer Klein (50PLUS/Klein):

Als ik het goed gehoord heb, wil de meerderheid van de Kamer dat het zindelijke wetgeving is, die ook daadwerkelijk klopt. Dan is de datum van 1 januari niet leidend, maar de kwaliteit van de wetgeving. Je zou eerst moeten kijken wat die AMvB inhoudt. Vervolgens moet je bepalen wat de uitwerking van de regeling van de nettopensioenbepalingen is, of van de nettolijfrente, want dat is iets anders. Dat is juist de ellende in deze hele discussie: de verwarring tussen nettopensioen en nettolijfrente. Is het niet verstandiger om het even aan te houden? Dat zou mijn advies zijn aan de regering. Als we even wachten en we krijgen keurig snel de AMvB, dan kunnen we in september ermee verder. 

Staatssecretaris Klijnsma:

Het kabinet stelt de Kamer voor om de Verzamelwet pensioenen aan te nemen. De AMvB volgt. De Kamer kan daar natuurlijk haar eigen bevindingen op van toepassing verklaren. Natuurlijk zal de Kamer heel goed kijken naar de kwaliteit van de wetgeving. Zo hoort het en zo ken ik de Kamer ook. De Kamer heeft echter het kabinet ook meegegeven dat ze graag wil dat de regeling met ingang van 1 januari 2015 van kracht wordt. Het is dus vooral zaak om heel goed te kijken naar de tijdplanning. 

De heer Ulenbelt (SP):

Wat wij behandelen, is eigenlijk een lege huls. De staatssecretaris gaat niet scheutig in op de verzoeken van de heer Omtzigt. Ik heb daarom een punt van orde. Ik stel aan de collega's voor om de beraadslaging over dit wetsvoorstel te staken en voort te zetten als de Algemene Maatregel van Bestuur beschikbaar is. 

De voorzitter:

Als een dergelijk verzoek wordt gedaan, hoor ik graag van de overige leden hoe zij hierover denken. 

De heer Omtzigt (CDA):

Tot mijn spijt moet ik dit verzoek steunen, want ik had maar één toezegging van de staatssecretaris ... 

De voorzitter:

Nee, ik wil alleen maar weten of u het verzoek steunt. Normaal gesproken heb ik de agenda voor de hele week voor mij liggen, maar de lijst die u hier ziet is alleen van vanmiddag. Het is een heel lange lijst van onderwerpen. Ik begrijp dat u het verzoek steunt. Het debat gaat zo meteen verder. 

De heer Van Weyenberg (D66):

Geen steun. 

Mevrouw Vermeij (PvdA):

Geen steun. 

Mevrouw Lodders (VVD):

Geen steun. 

De heer Madlener (PVV):

Steun. 

De heer Klein (50PLUS/Klein):

In het licht van het vorige: steun. 

De voorzitter:

Een meerderheid van de leden is het niet eens met de heer Ulenbelt. We gaan verder met de behandeling. 

Staatssecretaris Klijnsma:

Ik ga de verschillende vragen langs ... 

De voorzitter:

Ik zie dat er nog een interruptie is. 

De heer Van Weyenberg (D66):

Ik stond al te wachten toen het punt van orde kwam. Dat gaat vanzelfsprekend voor. Ik hoorde de staatssecretaris zeggen dat zij nog eens goed gaat kijken naar de dispensatiemogelijkheid. Ik heb in eerste termijn aangegeven dat ik overweeg om een amendement in te dienen om de hele tweede nota van wijziging te schrappen. Ik probeer daarom te achterhalen hoe hard de toezegging van de staatssecretaris precies is. Kan zij nog iets duidelijker uitleggen wat zij bedoelde met de uitspraak dat zij nog eens naar de exacte vorm van de dispensatiemogelijkheid gaat kijken? Voor mijn fractie is het cruciaal dat de werkgever echt zelf kan kiezen. 

Staatssecretaris Klijnsma:

In alle helderheid zeg ik dat ik natuurlijk naar de precieze voorwaarden voor dispensatie ga kijken als het gaat om de vraag hoe je dat deel van de nettolijfrente kunt verdisconteren. We willen wel de verplichtstelling voor de werkgevers inbouwen. Ik weet dat de heer Van Weyenberg dat niet zo'n goed idee vindt. Daar gaat dit echter niet over. 

De heer Van Weyenberg (D66):

De kern is dat het door de toezegging van de staatssecretaris mogelijk wordt dat een werkgever zelf kiest voor een verzekeraar of een pensioenfonds in de tweede pijler waar hij reeds voor zijn basis zit. Aan die keuzevrijheid wordt op geen enkele wijze afbreuk gedaan door de woorden van de staatssecretaris. Heb ik dat zo goed begrepen? 

Staatssecretaris Klijnsma:

Voor de werknemer blijft de keuzevrijheid recht overeind, maar in eerste termijn heeft de heer Van Weyenberg vooral gekeken naar de keuzevrijheid voor de werkgever. In de tweede nota van wijziging hebben wij die vrijwilligheid geschrapt. Vandaar dat de heer Van Weyenberg een amendement heeft aangekondigd. Het gaat dus om de verplichtstelling voor de werkgever. 

De heer Klein (50PLUS/Klein):

Dat betekent dus dat dispensatie helemaal niet aan de orde is. Het punt van de heer Van Weyenberg was dat de werkgever een bepaalde vrijheid moet hebben. Ik wil dat punt steunen. De minister sluit die vrijheid uit. Die zit niet in de nota van wijziging. Er wordt gevraagd of het mogelijk is om via een dispensatieregeling dan toch tot die vrijstelling te komen. De minister zegt daarop dat dat eigenlijk toch niet kan. 

Staatssecretaris Klijnsma:

Ik denk dat er nu wat verwarring ontstaat. In de tweede nota van wijziging hebben we voorgesteld om werkgevers verplicht te stellen om die nettolijfrente bij een bepaald pensioenfonds aan te bieden. Werknemers kunnen natuurlijk zelf bepalen of ze al dan niet instappen. Het gaat om de nettolijfrente voor inkomen boven een ton. We doen dit nu juist op verzoek van de Tweede Kamer. Ik snap dat verzoek heel goed. Werknemers die ook een pensioenvoorziening willen opbouwen voor inkomen boven een ton willen namelijk graag met dezelfde uitvoerder te maken hebben. Als zij voor het inkomen onder een ton al bij een bepaald pensioenfonds zitten, willen ze graag dat voor het gedeelte dat boven een ton kan worden opgebouwd dezelfde uitvoerder voor hen aan de slag kan. Dat is de achterliggende gedachte bij wat we nu zitten te doen. 

De heer Klein (50PLUS/Klein):

Volgens mij kan dat wel een wens zijn en zou dit praktisch ook heel goed zijn. De stelling van de heer Van Weyenberg is echter dat de werkgever een keuze moet hebben tussen een verzekeraar of een pensioenfonds, juist ook in het licht van het feit dat een pensioenfonds niet verplicht is om die tweede nettopensioenregeling te gaan aanbieden. De vrijheid die de heer Van Weyenberg wil bieden is dan toch logisch? Als werkgever kun je er dan voor kiezen om dit via een verzekeraar aan je werknemer aan te bieden voor inkomen boven een ton. 

Staatssecretaris Klijnsma:

De Tweede Kamer heeft ons verzocht om die eenduidigheid helderder te maken. Je moet er daarbij voor zorgen dat werkgevers uiteindelijk ook instappen. Daar leidt die verplichtstelling uiteraard toe. 

De heer Van Weyenberg (D66):

Ik heb de indruk dat er sprake is van enige spraakverwarring. Ik probeer het even in andere woorden te zeggen, want misschien was ik niet duidelijk. Ik interpreteerde de toezegging van de staatssecretaris in reactie op de vragen van mevrouw Lodders en mijzelf als volgt. Werkgevers moeten dit aan werknemers aanbieden. Het verzoek van mevrouw Lodders en mij was om ervoor te zorgen dat de werkgever zelf kan bepalen of hij dit bij een verzekeraar of een pensioenfonds onderbrengt. Ik dacht dat de staatssecretaris zojuist toezegde dat ze dat in een AMvB mogelijk wil maken. Heb ik dat goed begrepen? 

Staatssecretaris Klijnsma:

Volgens mij heeft de heer Van Weyenberg het zo helemaal goed verwoord. Ik denk dat de verwarring ontstond rond de dispensatie. De werkgever krijgt via de dispensatie wel de vrijheid om de aanbieder te kiezen. 

De heer Omtzigt vroeg hoe de solidariteitskenmerken eruitzien. Ook wil hij weten of de nettolijfrente rekening houdt met het Europees recht. Jazeker, is het antwoord. De nettolijfrente houdt inderdaad rekening met het Europees recht. Uit het Europees recht volgt dat een pensioenregeling die verplicht wordt gesteld voldoende solidariteitskenmerken moet hebben. Bij de nettolijfrente is dat het geval. Die kenmerken zijn dat er sprake is van acceptatieplicht, dat er bij de aanvangsselectie geen medische keuring is en dat een gezamenlijke verzekering plaatsvindt voor partnerpensioen en arbeidsongeschiktheidspensioen. Verder is er sprake van risicodeling tussen diegenen die aan de nettolijfrente deelnemen. Voor de nettolijfrente geldt verder dus precies hetzelfde als voor de andere vrijwillige regelingen. 

De heer Omtzigt (CDA):

De staatssecretaris zegt dat er een behoorlijk aantal solidariteitskenmerken zijn, maar feitelijk is het een individuele spaarpot. De acceptieplicht is natuurlijk heel logisch op het moment dat je die onder de tweede pijler brengt, want anders zou je die er niet onder brengen. Dat is dus een soort semantische discussie. Voor de rest zijn het gewoon verzekeringen die je afsluit en die bij je acceptatieplicht horen. De CDA-fractie betwijfelt of dat standhoudt onder Europees recht en verzoekt de staatssecretaris om aan te geven of zij een externe dan wel interne toetsing heeft gedaan en mee te delen hoe de uitkomst daarvan luidt. Wij zijn namelijk bang dat wij in een langdurig proces terechtkomen. Is die toetsing dus gedaan en, zo ja, wat voor soort toetsing, zodat deze laatste oplossing standhoudt voor de Europese rechter? 

Staatssecretaris Klijnsma:

Ik kom daar in tweede termijn op terug. Die toetsing is gedaan, maar in tweede termijn wil ik precies duiden hoe en wat. 

Ik kom bij de vraag van de heer Van Weyenberg over wederom de verplichting. Die vraag heb ik al beantwoord. Die verplichting was inderdaad bij alle Kamerleden een groot punt van aandacht. 

Dan kom ik bij het beleggingsbeleid en de verplichting voor fondsen om in het jaarverslag te rapporteren op welke wijze zij hun beleggingen precies inzichtelijk maken. Dat is iets wat wij op verzoek van de Kamer hebben gedaan. Ik constateer nu dat een deel van de Kamer aangeeft hierover "second thoughts" te hebben. In de Wet versterking bestuur pensioenfondsen hebben wij natuurlijk opgenomen dat fondsen in hun jaarverslag moeten rapporteren over de wijze waarop zij in hun beleggingsbeleid rekening houden met milieu, klimaat, mensenrechten en sociale verhoudingen. Wij wilden daaraan nog toevoegen dat fondsen rapporteren over welke investeringen zij doen in Nederland zelf. Maatschappelijk en politiek hebben wij altijd belang gehecht aan transparantie op deze punten. Het maatschappelijk debat gaat vaak ook over dit soort zaken. Om het beleggen in Nederland te bevorderen, hebben wij een gesprek met de institutionele beleggers geëntameerd. Dit punt wordt via de verzamelwet toegevoegd aan de betreffende bepalingen. De meerwaarde van deze informatie is dat pensioenfondsen hierdoor door hun deelnemers aanspreekbaar zijn op de beleggingen die met hun pensioenvermogen worden gedaan. Wij hebben dit volstrekt in lijn met de wens van de Kamer gedaan. Ik constateer nu dat men daarover, bij monde van de VVD, een andere opvatting heeft. Of misschien een second thought, dat zou ook kunnen. 

In het verlengde daarvan heeft de heer Ulenbelt gevraagd wat nu precies wordt verstaan onder investeren in Nederland. De Nederlandsche Bank heeft daar nu al een systematiek voor en die werkt. Pensioenfondsen rapporteren hierover nu ook al aan de Nederlandsche Bank. Praktisch zie ik dus geen problemen. Wij bepalen nu dat zij in het jaarverslag ook moeten rapporteren, zodat belanghebbenden daarover kunnen oordelen. Nogmaals, ik constateer dat de Kamer nu op onderdelen een ander inzicht heeft. 

Mevrouw Lodders (VVD):

Ik dank de staatssecretaris voor deze beantwoording. Wij hebben daar inderdaad een andere opvatting over. Ik had ook gevraagd hoe het zit met de informatie die beschikbaar is bij de Nederlandsche Bank op ditzelfde punt. 

Staatssecretaris Klijnsma:

Die informatie is beschikbaar bij de Nederlandsche Bank, maar in deze verzamelwet stellen wij voor om die informatie ook openbaar te maken. 

Mevrouw Lodders (VVD):

Ik heb de vraag gesteld of dat op basis van een wettelijke verplichting is en, zo ja, op basis van welk artikel in de Pensioenwet die informatie over het beleggen in Nederland, maar ook over de andere elementen uit de Pensioenwet, bij de Nederlandsche Bank beschikbaar is. 

Staatssecretaris Klijnsma:

Wij willen dat nu wettelijk regelen in de verzamelwet, omdat het iets is wat in het afgelopen jaar behoorlijk heeft opgespeeld, ook van de zijde van het kabinet. Wij willen heel graag dat fondsen en verzekeraars meer beleggen in ons eigen land. Daarom willen wij dat de Nederlandsche Bank dat goed in het vizier houdt. Ik zal even nagaan of wij dat nu al in de pensioenwetgeving hebben verankerd. In ieder geval hebben wij het nu in de verzamelwet opgenomen, zodat ook de openbaarheid aan de orde is. 

Mevrouw Lodders (VVD):

Voorzitter, tot slot dan. Dat het gebeurt in de richting van de deelnemers in het jaarverslag begrijp ik. Dat regelen we nu in deze verzamelwet. Ik heb gelezen in de stukken dat DNB al over de informatie beschikt. Mijn vraag is of pensioenfondsen verplicht zijn om de informatie te rapporteren aan DNB. Als dat het geval is, op basis van welk wetsartikel is dat dan? Als dat niet het geval is en het met dit artikel wordt geregeld, dan is dat ook helder. 

Staatssecretaris Klijnsma:

Ik heb daarover gezegd wat ik gezegd heb. 

De heer Madlener (PVV):

Deze discussie over de verplichting om over het percentage beleggingen in Nederland te rapporteren, kan natuurlijk niet los worden gezien van de wens van het kabinet — dat doet de staatssecretaris ook niet want zij zegt ook dat het de wens van het kabinet is — om pensioenfondsen meer in Nederland te laten beleggen. Dat staat natuurlijk wel haaks op de vrijheid van pensioenfondsen om zelf die afweging te maken. Dat kan gaan wringen. Er kan een druk ontstaan — die is denk ik ook ontstaan — om pensioenfondsen langzaam andere keuzes te laten maken die ze misschien niet hadden genomen zonder de wens van het kabinet. Ik vind dat we daar heel erg voor moeten uitkijken. Is de staatssecretaris het met ons eens dat er geen enkele druk, drang of dwang mag ontstaan richting de pensioenfondsbesturen of beleggers om meer in Nederland te beleggen en dat het rendement en de vrijheid om te beleggen voor 100% ligt bij de bestuurders van de pensioenfondsen? 

Staatssecretaris Klijnsma:

Het antwoord daarop is ja. De eindverantwoordelijkheid voor het beleggingsbeleid ligt inderdaad bij de pensioenfondsen zelf. Het kabinet mag natuurlijk best met pensioenfondsbestuurders in conclaaf over de vraag of de pensioenfondsen iets meer zouden kunnen doen in Nederland zelf. Dat staat iedereen over en weer vrij. De heer Madlener heeft echt het punt van aandacht, want de eindverantwoordelijkheid voor het beleggen ligt altijd bij de pensioenfondsbestuurders zelf. 

De heer Madlener (PVV):

Ik wil even kijken of ik deze toezegging goed begrepen heb. Er mag geen enkele drang of dwang uitgaan naar de pensioenfondsbesturen om in Nederland te beleggen. Het kan hooguit verleiding zijn, omdat een heel goed rendement mogelijk is of omdat er een nieuwe beleggingsmogelijkheid is in Nederland. Op basis van 100% vrijwilligheid kunnen pensioenfondsbesturen ervoor kiezen om in Nederland te beleggen. Daartoe is geen enkele dwang of drang of intentieverklaring vooraf waarin afspraken staan. Er is 100% vrijheid bij de pensioenfondsbesturen om dat al of niet te doen. 

Staatssecretaris Klijnsma:

Het antwoord daarop is ja. Daarom is het ook niet verkeerd om inzicht in het beleggingsbeleid te bieden aan belanghebbenden, aan degenen die de premie betalen en aan degenen die de pensioenen genieten. Dat is waarover wij net spraken. 

De heer Ulenbelt (SP):

Wat is dan nu investeren in Nederland? Het lijkt heel duidelijk. Ze kopen aandelen van een multinational die ook iets in Nederland heeft. Is dat investeren in Nederland vanuit dat pensioenfonds? Het levert geen extra banen op. Is dat investeren in Nederland of niet? 

Staatssecretaris Klijnsma:

De Nederlandsche Bank heeft daarvoor een aantal criteria ontwikkeld. Die zijn er al een tijdje. Daar zitten die onderleggers goed in. Ik wil best kijken of we die criteria kunnen delen met de Kamer want ik snap de vraag. Je kunt het heel verschillend uitleggen maar de Nederlandsche Bank heeft eenduidige criteria. 

De heer Ulenbelt (SP):

Dat beschouw ik als een toezegging dat wij heel gauw die informatie krijgen. 

Staatssecretaris Klijnsma:

Prima. 

Ik kom te spreken over de afkoop van de kleine pensioenen. Daarop hebben ook behoorlijk wat leden van uw Kamer mij bevraagd. We hebben gisteren natuurlijk de brief gestuurd naar de Kamer samen met de beantwoording van de Kamervragen van mevrouw Vermeij. Dankzij bestaande regelgeving — het beleidsbesluit van Financiën over het laten vervallen van het doorwerkvereiste — kunnen mensen die geboren zijn voor 1 januari 1950 tot 1 april 1950 hun pensioen uitstellen. Zij hoeven dan niet door te werken. Het pensioen kan worden uitgesteld tot aan de AOW-gerechtigde leeftijd. Volgend jaar is dat natuurlijk 65 plus drie maanden. Dit kunnen mensen zelf doen en daarvoor hoeft geen regelgeving aangepast te worden. De afkoop van een klein pensioen kan daarmee worden opgeschoven tot aan de AOW-gerechtigde leeftijd. De nadelige financiële gevolgen voor mensen om wie het gaat, kunnen daarmee worden voorkomen. Na 1 april 2015 zullen veel pensioenregelingen nog door sociale partners worden aangepast. De ingangsdatum van het ouderdomspensioen komt dan synchroon te lopen met de AOW-gerechtigde leeftijd. 

Ik heb al een appel gedaan op sociale partners om pensioenregelingen op die manier aan te passen. Ik zal dat nogmaals doen. Wij kunnen ook bezien of wij de pensioenwet op dit punt kunnen aanpassen, maar dan zouden wij ingrijpen in de vrijheid van sociale partners om hierover zelf afspraken te maken. Verder heb ik hier natuurlijk overleg over met de staatssecretaris van Financiën, want ook ik vind dit een heel beroerd fenomeen. Mensen komen soms immers echt in financiële problemen als zij hun kleine pensioentje afkopen en dat bedrag krijgen voordat ze AOW-gerechtigd zijn. Ik ben dus heel erg geneigd om daar nog een schepje bovenop te doen, zowel in mijn interactie met sociale partners als in de interactie met mijn collega van Financiën. 

Mevrouw Vermeij (PvdA):

Hartelijk dank daarvoor. Een schepje erbovenop is oké. Dat geldt ook voor de voorlichting daarover, maar wij hebben een land met honderden pensioenfondsen en een arbeidscyclus die steeds kortere stappen kent, dus met steeds kleinere pensioentjes, om het zo maar te zeggen. Ik ga dus toch nog maar eens goed bestuderen wat wij deze zomer wellicht zelf met een eigen initiatief zouden kunnen doen. Als ik de staatssecretaris namelijk goed begrijp, dan hebben wij na 1 april 2015 nog steeds een probleem, mocht een aantal van die regelingen niet goed zijn vastgelegd. 

Staatssecretaris Klijnsma:

Het is goed dat mevrouw Vermeij die vraag stelt, want dat probleem is inderdaad aan de orde na 1 april 2015. Er is geen juridische grondslag om dat probleem alsdan te tackelen, dus het is heel goed dat wij daar in gezamenlijkheid naar kijken. Nogmaals, het is echt een punt van aandacht. 

Mevrouw Vermeij (PvdA):

Ik ben erg voor de vrijheid van sociale partners —- daar kent men mij om — maar het kán dus niet dat mensen die een klein pensioentje afkopen en daar een aantal duizend euro voor krijgen, 70%, 80% of bijna 90% van dat bedrag kwijt zijn. Dat moet iedereen zich aantrekken en dat zullen wij ook doen. 

Staatssecretaris Klijnsma:

Ik voel dat de Kamer deze mening breed is toegedaan. Dat geldt ook voor het kabinet. Dit appel aan sociale partners is wat mij betreft echt heel stevig. Het zou een heel goed idee zijn als je de ingangsdatum van de AOW synchroon laat lopen met de ingangsdatum van je pensioen. Daarmee heb je alle kou uit de lucht en worden mensen die met het afkopen van hun kleine pensioentje nu soms op financiële achterstand worden gezet, daar niet meer mee geconfronteerd. 

De heer Madlener (PVV):

Ook de komende maanden zullen mensen een afkoopregeling krijgen aangeboden. Gaat de staatssecretaris nu meteen actie ondernemen en verplichten dat daar bijvoorbeeld een waarschuwingssticker op komt, zodat mensen weten waar ze voor kiezen? Mensen moeten kunnen afkopen als ze dat willen, maar alle consequenties moeten helder zijn. Daar zullen wij het over eens zijn. Dus gaat de staatssecretaris nu meteen actie ondernemen zodat mensen ook volgende week al niet meer kiezen voor een afkoopregeling terwijl ze niet 100% weten waar ze fiscaal aan toe zijn? 

Staatssecretaris Klijnsma:

Ik heb net gezegd dat mensen tot 1 april 2015 zelf al kunnen bepalen hoe ze zaken doen. Het feit dat wij dit debat voeren, is daar nog eens heel illustratief voor. Ik zal er alles aan doen om de communicatie, ook middels dit debat, verder te onderstrepen. Dus tot 1 april 2015 kunnen mensen de synchronisatie zelf goed bewerkstelligen, maar ik heb net in antwoord op vragen van mevrouw Vermeij al aangegeven dat ik middels dit debat maar ook anderszins het appel op sociale partners blijf doen om die twee data zo snel mogelijk met elkaar te synchroniseren. 

De voorzitter:

Gaat u verder met uw betoog. 

Staatssecretaris Klijnsma:

De heer Van Weyenberg stelde een vraag over het Pensioenfonds voor de Grafische Bedrijven. Daar kom ik, zoals hijzelf al heeft voorgesteld, na het zomerreces schriftelijk op terug. De heer Van Weyenberg vroeg of de beroepspensioenfondsen ook niet onder de Wet versterking bestuur pensioenfondsen moeten worden gebracht. Die wet is reeds van toepassing op de beroepspensioenfondsen. De governancebepalingen daarin gelden dus ook voor deze fondsen. Hierbij is uiteraard wel rekening met het bijzondere karakter van de beroepspensioenfondsen. 

De heer Van Weyenberg (D66):

Dat betekent dus ook dat de positie van gepensioneerden in het bestuur van dat pensioenfonds geheel geborgd is wat de staatssecretaris betreft. 

Staatssecretaris Klijnsma:

Ja, want u vroeg het in de context van "Koşer Kaya/Blok". De Wet versterking bestuur pensioenfondsen is van toepassing, ook op beroepspensioenfondsen. 

De heer Van Weyenberg (D66):

Uw beeld is, neem ik aan, dat daaraan op dit moment uitvoering wordt gegeven en dat gepensioneerden actief de gelegenheid krijgen om in het bestuur plaats te nemen, conform de door u net genoemde wet. Verloopt de uitvoering naar tevredenheid? 

Staatssecretaris Klijnsma:

Vanaf 1 juli jongstleden, eergisteren, is de wet van kracht geworden. Ik heb de Kamer toegezegd, inzicht te bieden in hoe de governance gestalte krijgt. Daar zal ik dit aandachtspunt bij betrekken. 

De heer Klein stelde een vraag over de rekenrente en de premiestaffels. Dat punt hoort natuurlijk bij de AMvB die te zijner tijd hier zal worden behandeld, stel ik me zo voor, in aanwezigheid van de staatssecretaris van Financiën. 

De heer Madlener stelde een vraag over de rol van de inspectie bij het pensioen. Die rol komt te vervallen, omdat in de praktijk is gebleken dat dat geen toegevoegde waarde heeft. Het toezicht komt namelijk te berusten bij het ministerie, waarvoor geen specifieke wettelijke basis nodig is. Vandaar dat we in de verzamelwet de rol van de inspectie schrappen. 

De heer Ulenbelt stelde een vraag over de taakuitoefening van DNB en AFM. Eigenlijk ging die vraag ook over inspectiezaken. Hij heeft mij heel specifiek gevraagd naar een casus die hij gisteren had gelezen rond het Pensioenfonds Schilders. Ik kan me natuurlijk niet mengen in individuele gevallen, zodat ik daar niet op kan ingaan. Ik denk dat de heer Ulenbelt dat begrijpt. 

De heer Ulenbelt (SP):

Er zijn hier ook debatten geweest over fraude in ziekenhuizen waar dat ook niet kon. Maar wat is hier gebeurd als het klopt wat er in de krant staat? Een zeer gewaardeerd voorzitter met twaalf jaar ervaring bij een fonds dat bovengemiddeld heeft gepresteerd in de afgelopen crisis, wordt een halfjaar voor zijn pensioen aan de kant gezet door DNB. Wat zit daar dan achter? Het gaat mij niet om de directeur zelf, maar om ... 

De heer Omtzigt (CDA):

Voorzitter, een punt van orde. We praten hier over het ontslag van een individu. 

De heer Ulenbelt (SP):

Het is geen ontslag. 

De voorzitter:

Mijnheer Ulenbelt, u kunt dit voorbeeld koppelen aan een algemene vraag. Kan dat zomaar? 

De heer Ulenbelt (SP):

Mijn algemene vraag is: op welke bevoegdheden kan DNB zich beroepen om een voorzitter van een pensioenfonds te ontslaan, terwijl de rest van het bestuur blijft zitten? Dat roept toch vragen op? Dat is een algemene vraag. 

De voorzitter:

Kunt u daarop in algemene zin antwoord geven, staatssecretaris? 

Staatssecretaris Klijnsma:

Met een beleidsregel kan een minister of staatssecretaris natuurlijk altijd algemene regels stellen over generieke onderwerpen maar nooit over individuele casussen. Dat is mijn antwoord op deze vraag. 

De heer Madlener (PVV):

Ik vind het goed dat we hier geen individuele casus gaan uitdiepen; daar zijn we hier niet voor. Wij zijn er natuurlijk wel om toezicht te houden op de toezichthouder. Er is nu een nieuw geval ontstaan, en ik denk dat het goed is dat wij aan de staatssecretaris vragen om de Kamer daarover te informeren. Zij moet nagaan of het toezicht goed heeft gefunctioneerd volgens de regels. Kan de staatssecretaris ons informeren over haar bevindingen? 

Staatssecretaris Klijnsma:

DNB is hierbij natuurlijk aan zet. Dat is de toezichthouder. Nogmaals, ik ga de Kamer niet over dit individuele geval informeren. 

De voorzitter:

Mijnheer Madlener, u kunt iets algemener de vraag stellen hoe dat toezicht dan georganiseerd is. 

De heer Madlener (PVV):

Als volksvertegenwoordiging is het onze taak om te kijken of de toezichthouder zijn taak goed uitoefent. Het lijkt mij heel redelijk om de staatssecretaris, nu dit geval zich voordoet, te vragen om de Kamer te rapporteren of de toezichthouder in haar optiek in dit geval … 

De voorzitter:

Daar heeft de staatssecretaris al antwoord op gegeven. Zij gaat niet over een individueel geval rapporteren. Ik heb u twee keer de gelegenheid gegeven om daar in algemene zin een vraag over te stellen, bijvoorbeeld: hoe is dat toezicht nu georganiseerd? In deze context kan ik mij ook nog voorstellen dat u vraagt of de Kamer wel de toezichthouder van de toezichthouder is. De staatssecretaris betwist dat namelijk. Op de individuele casus gaat de staatssecretaris echter niet in. Na de derde keer ga ik u daar ook geen gelegenheid meer toe geven, tenzij u de vraag in algemene zin stelt. 

De heer Madlener (PVV):

Ik vraag de staatssecretaris om naar aanleiding van dit geval het functioneren van de toezichthouder te bekijken en daarover een brief aan de Kamer te sturen. Dat lijkt mij een heel redelijk verzoek. 

Staatssecretaris Klijnsma:

Nogmaals, het spijt me, maar op basis van dit individuele geval ga ik niet per brief informatie aan de Kamer doen toekomen. 

Ik vervolg mijn betoog. Ik ben aangekomen bij de amendementen die tot nu toe zijn ingediend. Ik heb heel goed geluisterd naar een aantal van de woordvoerders. In tweede termijn komt misschien ook nog het een en ander. Vervolgens kan ik daarop reageren. 

Het lid Lodders heeft het amendement op stuk nr. 16 ingediend. Daar ben ik al even op ingegaan. Dat heeft te maken met het verplicht inzichtelijk maken van het beleggen van fondsen. In de huidige vorm ontraad ik dit amendement. Ik heb goed geluisterd naar de Kamer. 

De voorzitter:

Het amendement op stuk nr. 16 wordt ontraden. 

Staatssecretaris Klijnsma:

Op het amendement op stuk nr. 17 van het lid Omtzigt ben ik ook al ingegaan. Hij vraagt om de zware voorhang. Ik ontraad ook dat amendement, want ik heb al gezegd dat daarmee de inwerkingtreding per 1 januari 2015 onder druk komt te staan. Het is aan de Kamer om dat zelf te bepalen. 

De voorzitter:

Het amendement op stuk nr. 17 wordt ontraden. 

De heer Omtzigt (CDA):

Dat was al duidelijk geworden uit de eerdere tekst, dus de staatssecretaris is consistent. Echter, ik vroeg maar om één toezegging. De Kamer wil dat amendement helemaal niet, maar omdat wij de concept-AMvB niet gezien hebben, willen wij de toezegging van de staatssecretaris wij daar één keer vragen over kunnen stellen. Als de meerderheid van de Kamer vervolgens een aanpassing wenst, moet die per motie uitgevoerd worden. Als de staatssecretaris dat toezegt, doet zij materieel hetzelfde en komen we niet in een tijdsklem. Zodra de meerderheid van de Kamer beslist dat er een wijziging moet plaatsvinden, kan er onmiddellijk een nieuwe AMvB worden gemaakt en worden ingevoerd. Dat lijkt mij een praktische oplossing om niet in een tijdsklem te komen, maar wel iets van die AMvB te kunnen vinden. 

Staatssecretaris Klijnsma:

Mag ik uit praktische overwegingen het volgende voorstellen? Laten we daar vóór mijn tweede termijn vijf minuten over doorpraten, want op zichzelf begrijp ik deze vraagstelling. Natuurlijk is het altijd aan de Kamer om zelf procedures te bepalen, maar ik heb ook goed gehoord wat de Kamer heeft gezegd over de deadline. Als we daar dus met zijn allen iets op kunnen verzinnen, dan zou dat niet verkeerd zijn. 

De voorzitter:

U zegt dus eigenlijk dat u in tweede termijn op deze vraag terugkomt? 

Staatssecretaris Klijnsma:

Dat lijkt mij prima. Voor de goede orde: het gaat natuurlijk om mijn collega van Financiën, in wiens geest ik nu tracht te handelen. Hij heeft de AMvB natuurlijk onder zijn hoede. 

De voorzitter:

Dat betekent dat wij zo meteen even gaan schorsen, zodat u dat even kunt regelen. 

De heer Van Weyenberg (D66):

Kan de staatssecretaris ons anders voorafgaand aan de tweede termijn via een heel kort briefje het beoogde tijdpad laten weten? Ik ben gewoon op zoek naar het antwoord op de vraag hoe dit in de tijd loopt. Als wij dit in tweede termijn pas mondeling horen, wordt het voor ons heel ingewikkeld. Ik vond de vraag van de heer Omtzigt namelijk verre van onredelijk. 

De voorzitter:

Een korte schorsing kan ik mij voorstellen, maar dat geldt niet voor een schorsing die zo lang duurt dat er ook een kort briefje gemaakt kan worden. Ik kijk naar de staatssecretaris. 

Staatssecretaris Klijnsma:

Wij bekijken gewoon even of wij naar bevind van zaken kunnen handelen, voorzitter, want wij hebben echt even contact nodig met de collega. 

De voorzitter:

Maar er wordt gevraagd om een beetje inzicht te krijgen in het tijdpad. Daaraan kunt u vast tegemoetkomen als wij zo even schorsen. Wij spreken nu af dat wij schorsen voor de tweede termijn van de Kamer, want dan heeft de Kamer de gelegenheid om eventueel moties in te dienen. Gaat u verder met amendement op stuk nr. 18. 

Staatssecretaris Klijnsma:

Amendement op stuk nr. 18 heb ik hier nog niet. Amendement op stuk nr. 19 heb ik wel. 

De voorzitter:

U hebt amendement op stuk nr. 18 van mevrouw Lodders niet? Dan zorg ik ervoor dat u dat even krijgt. 

Staatssecretaris Klijnsma:

Dank u wel. Zij heeft het wel aangekondigd. 

Amendement op stuk nr. 19 is van de heer Van Weyenberg. Dit gaat over de verlenging met zes maanden. Daartegen heb ik op zichzelf geen bezwaar, maar ik zeg daarbij nog wel het volgende. 

De voorzitter:

Ik kijk even naar de heer Van Weyenberg. Wij hebben begrepen dat er een nieuw amendement is ingediend op dit punt. Dan is het misschien handig om de appreciatie daarvan straks te doen. 

De heer Van Weyenberg (D66):

Ja, dat vind ik ook prima. Het amendement is net gewijzigd, maar dat is puur wetstechnisch, zo is mij gemeld. 

De voorzitter:

Oké, dan kan de staatssecretaris nu wel reageren op de inhoud ervan. 

Staatssecretaris Klijnsma:

Oké, ik moet erbij zeggen dat het niet met terugwerkende kracht kan, maar dat lijkt mij logisch. 

De voorzitter:

Dan laat u het oordeel over het amendement op stuk nr. 19 dus aan de Kamer. Heb ik dat goed begrepen? 

Staatssecretaris Klijnsma:

Ja. 

De heer Van Weyenberg (D66):

De vraag werd gesteld, maar ik heb met het amendement niet beoogd om dit met terugwerkende kracht te doen. Ik kan mij vinden in de uitleg van het amendement door de staatssecretaris. Ik dank haar voor dit oordeel. 

De voorzitter:

Dat is een goede aanvulling. Amendement op stuk nr. 15 hebt u ook nog niet besproken. Dat is van de heer Omtzigt. 

Staatssecretaris Klijnsma:

Ja, dat is het amendement over nettolijfrente of nettopensioen. Eigenlijk is dat overbodig, want je kunt nettopensioen inderdaad ook gewoon hanteren. Op zich heb ik echter geen bezwaar tegen dit amendement, maar het is eigenlijk overbodig. 

De voorzitter:

Maar is het dan oordeel Kamer of overbodig? 

Staatssecretaris Klijnsma:

Ik laat het oordeel erover aan de Kamer. 

De voorzitter:

Mevrouw Lodders heeft nog een vraag. Zij komt eraan gerend. 

Mevrouw Lodders (VVD):

Ik werd net door collega Omtzigt gewezen op het amendement op stuk nr. 18. Ik denk dat er iets is misgegaan bij het kopieerapparaat, want er mist een A4'tje tussen. 

Staatssecretaris Klijnsma:

Ja, dat klopt. Zal ik amendement op stuk nr. 18 in de tweede termijn bespreken? 

Mevrouw Lodders (VVD):

In het systeem gaat het goed. Als ik iets moet doen, dan hoor ik het graag. 

De voorzitter:

Ik stel voor dat wij het gewoon even meenemen in tweede termijn voor de snelheid. 

Staatssecretaris Klijnsma:

Hiermee ben ik door de amendementen heen. 

De heer Van Weyenberg (D66):

Ik heb nog één vraag over een eerder punt. Dat helpt mij voor de tweede termijn. Dank dus voor de gelegenheid. Wij hebben het gehad over de dispensatie en de uitleg die wij daaraan kunnen geven. Ik heb de staatssecretaris goed begrepen dat het voornemen is om de AMvB zo te doen dat een pensioenfonds, als aan de regels is voldaan, niet kan weigeren dat een werkgever voor een uitvoerende verzekeraar kiest. Het is niet helemaal technisch correct, maar het is dus geen kan- maar een moet-bepaling. Als een werkgever hierom vraagt binnen de regels, is er dus geen discretionaire ruimte voor het pensioenfonds om dat om hem moverende redenen tegen te houden. Kan de staatssecretaris dat bevestigen? Zo nee, kan zij dit dan checken voor de tweede termijn? 

Staatssecretaris Klijnsma:

Dat doe ik graag voor de tweede termijn, want dat vereist even finetunen, omdat wij dat in de AMvB heel helder willen hebben. 

De voorzitter:

Daar komen wij dan in tweede termijn op terug. 

De heer Van Weyenberg (D66):

Het antwoord op die vraag is voor mij relevant om te bepalen of ik met het amendement kom dat ik in eerste termijn heb aangekondigd. Mocht ik niet tevreden zijn over dat antwoord — dat verwacht ik echter niet — dan kom ik na de beantwoording met een amendement. Dat vind ik nooit zo chic. Dan heb ik nu al aangekondigd wat daarvan de achtergrond is. 

De voorzitter:

Dat is wel chic. 

De heer Ulenbelt (SP):

In mijn eerste termijn heb ik de staatssecretaris nadrukkelijk de gelegenheid gegeven om te reageren op de moestuinaffaire, zoals ik die noemde. Zij heeft dat niet gedaan. Was dat bewust of was zij het vergeten? 

Staatssecretaris Klijnsma:

Ik heb gereageerd op het feit dat ik inderdaad in een interview het fenomeen moestuin over het voetlicht heb gebracht. Ik kan nog een keer dezelfde reactie geven, maar ik denk dat de heer Ulenbelt heel goed heeft gezien dat ik in het interview duidelijk heb willen maken dat het heel goed is dat iedereen over zijn oudedagsvoorziening nadenkt. Daar ging dat hele interview over. Toen heb ik inderdaad het voorbeeld genoemd van mensen die hun huis hebben afbetaald en dat als oudedagsvoorziening zien. Dan hebben ze daar ook nog een moestuin bij, heb ik toen gezegd, en die zien ze ook als oudedagsvoorziening. Ik begrijp eigenlijk … Nou ja, goed. Laat ik het daar maar bij laten, want dat is een hele hype geworden, kan ik wel zeggen. Terwijl er echt mensen zijn in Nederland met een moestuin. 

De heer Ulenbelt (SP):

Ik heb er zelf een, dus ik heb er verstand van. 

Staatssecretaris Klijnsma:

Kijk. 

De heer Ulenbelt (SP):

Daarmee kun je echt je pensioen niet opbouwen. 

Staatssecretaris Klijnsma:

Dat heb ik ook niet gezegd. 

De heer Ulenbelt (SP):

Maar heel kort. De staatssecretaris heeft gezegd dat zij het een onhandige uitspraak vond. Haar partijvoorzitter zei: het is een stomme uitspraak. Zijn "stom" en "onhandig" synoniem? Als de staatssecretaris ja zegt, zijn we klaar. 

Staatssecretaris Klijnsma:

Nou, als we daar Van Dale op naslaan, zegt dat volgens mij genoeg. Ik ga daar verder niet meer op in. 

De heer Madlener (PVV):

Ik vind het toch een beetje schokkend dat de staatssecretaris hier niet verder op wil ingaan, want het heeft tot veel onrust geleid. 

De voorzitter:

Maar: kort. 

De heer Madlener (PVV):

Ik heb de staatssecretaris ook in mijn termijn gevraagd om hiervan duidelijk nog een keer afstand te nemen in deze zaal. Dit is de eerste keer dat wij spreken met de staatssecretaris over deze uitspraak. Ik weet dat zij in partijverband afstand heeft genomen van de uitspraak, maar ik verwacht eigenlijk iets meer dan een "ik ga er niet op in". Ik verwacht eigenlijk dat zij hier, in deze zaal, aan het Nederlandse volk zegt: dit had ik niet moeten doen en ik heb op geen enkele manier willen … 

De voorzitter:

Uw vraag is helder. 

Staatssecretaris Klijnsma:

Ik heb heel helder geantwoord, en ook in de pers nog eens onderstreept, dat ik de moestuin niet als dé oudedagsvoorziening of een oudedagsvoorziening zie. Dus ja, wat moet ik er meer van zeggen? 

Mevrouw Lodders (VVD):

Ik begrijp dat we de eerste termijn gaan afronden en ik heb nog twee vragen openstaan. De eerste vraag gaat over de 10% werkgeversbijdrage. Daarnaar had ik gevraagd in relatie tot de keuze. Ik hoop dat de staatssecretaris daarop nog kan ingaan. 

De tweede vraag gaat over de nettolijfrente of het nettopensioen, en dan met name over de signalen over het nabestaandendeel. Het nabestaandenpensioen mag bij overlijden alleen toekomen aan de partner, terwijl een nabestaandenlijfrente breder is. 

Staatssecretaris Klijnsma:

Ja, beide vragen zijn gesteld. Ik zal ze in tweede termijn beantwoorden. De laatste vraag hoort natuurlijk ook thuis bij de AMvB, maar ik zal er even op ingaan in tweede termijn. 

De heer Klein (50PLUS/Klein):

Ik neem aan dat de staatssecretaris in tweede termijn ook nog zal ingaan op mijn vraag over de btw-koepelvrijstelling, en dan met name op het ATP-arrest. 

Ook heb ik in eerste termijn vragen gesteld over de acceptatieverplichting van de pensioenfondsen bij het aanbieden van het nettopensioen. Hoe voorkomt de staatssecretaris dat er daarbij risico wordt afgewenteld op de gewone pensioenverplichtingen? 

Staatssecretaris Klijnsma:

De btw en het ATP-arrest horen eigenlijk niet thuis in de context van deze verzamelwet. Ik zal die vraag dus doorgeleiden naar mijn collega van Financiën, want hij gaat erover. 

Dat geldt ook voor de acceptatieplicht. Die hoort natuurlijk echt thuis bij de AMvB en die gaan we daarin ook meenemen. De collega van Financiën heeft dat ook onder zijn hoede. 

De heer Klein (50PLUS/Klein):

De eerste vraag, over het ATP-arrest, ging over de reactie op de brief die we gisteren gekregen hebben. Wanneer komt de staatssecretaris van Financiën met het oordeel hierover? 

Mijn tweede vraag ging over de risico's. Worden die door het pensioenfonds niet verhaald op, of afgedekt door, het geld dat ze nodig hebben voor de gewone pensioengerechtigden? 

Staatssecretaris Klijnsma:

Die acceptatieplicht, en dus ook de risico's die voortvloeien uit deze hele nieuwe manier van werken, horen thuis bij de AMvB. In die context zal dat ook zeker in de Kamer aan de orde komen. 

Over het ATP-arrest zei ik net — en dat ben ik ook vast van plan — dat ik mijn collega van Financiën zal vragen wanneer hij dat met de Kamer denkt te delen, want het is zijn pakkie-an. 

De vergadering wordt van 13.52 uur tot 14.06 uur geschorst. 

De voorzitter:

Ik heb net met de staatssecretaris overlegd. Er stonden een aantal vragen open die eigenlijk nog beantwoord moeten worden voordat we beginnen aan de tweede termijn. Ik geef dus als eerste het woord aan de staatssecretaris voor het beantwoorden van die vragen. Ik denk dat het praktisch is om daarbij geen interrupties toe te staan. De leden kunnen dan naar aanleiding van de antwoorden besluiten of zij wel of niet een motie indienen. 

Staatssecretaris Klijnsma:

Voorzitter. Dat is fijn. Een van de belangrijkste vragen is natuurlijk hoe we nu verdergaan, zeker met de AMvB. Ik heb contact opgenomen en de AMvB wordt volgende week voorgehangen. Ik hoef de Kamer niet te vertellen dat daarvoor het haakje uit deze verzamelwet nodig is. De voorhangprocedure bedraagt vier weken, waarvan er drie buiten het reces vallen. In september praat de Kamer hierover dus verder met de staatssecretaris van Financiën. Vervolgens gaat de AMvB naar de ministerraad en daarna gaat hij naar de Raad van State. De inwerkingtreding is nog steeds wel voorzien op 1 januari 2015. Daarmee is dat helder. 

Mevrouw Lodders had nog een vraag die ik graag wil beantwoorden, namelijk op grond van welk artikel fondsen nu al aan de Nederlandsche Bank informatie moeten verstrekken over hun beleggingsbeleid. Dat is op grond van artikel 30 van het Besluit ftk. Dat bepaalt dat er een beschrijving van het beleggingsbeleid moet worden gegeven. 

De heer Omtzigt stelde mij de specifieke vraag hoe precies wordt getoetst of de tweede nota van wijziging wel of niet in strijd is met het Europees recht. Daarop is het antwoord dat er intern is getoetst aan de hand van de criteria die volgen uit diverse arresten van het Europese Hof. 

Dan lag er nog een vraag van mevrouw Lodders. Zij heeft gevraagd hoe het precies zit met de eisen, vooral voor nabestaandenpensioen. Daarop is het antwoord dat het fiscale kader minder strikte eisen stelt aan wie het nabestaandenpensioen toekomt dan de Pensioenwet. Dit knelt dus niet. 

Ik wil nog even ingaan op de twee amendementen die nog resten. Het amendement op stuk nr. 18 ontraad ik, omdat het vooruitloopt op het feit dat we de gehele situatie rond waardeoverdracht graag in één vloeiende beweging willen beetpakken. 

Het amendement van het lid Lodders op stuk nr. 21 ontraad ik. Ik denk dat ik daar voldoende over heb gezegd in verband met de jaarverslagen en wat pensioenfondsen daarover zoal hebben te laten zien. Ik krijg nu overigens het amendement op stuk nr. 21 in aangepaste versie. 

De voorzitter:

Ik zie dat mevrouw Lodders wil interrumperen, maar ik heb dat nu liever niet. Daar hebben we straks de tweede termijn voor. Er zijn nog twee gewijzigde amendementen binnengekomen, op de stukken nrs. 20 en 21. 

Staatssecretaris Klijnsma:

Het lijkt me goed dat ik die in tweede termijn behandel. Ik zie inderdaad dat er een aangepaste versie is. 

De voorzitter:

Dan neemt u die zo mee in uw beantwoording in tweede termijn. Ik stel voor dat we dan nu beginnen aan de tweede termijn van de kant van de Kamer. 

De heer Omtzigt (CDA):

Voorzitter. Dank voor de beantwoording van de staatssecretaris. Er blijft een aantal vraagpunten over voor de CDA-fractie. Wat betreft de AMvB is de voorhang niet stuitend en ik zocht heel duidelijk de toezegging dat de regering bereid is de AMvB te wijzigen, indien de Kamer tijdens de voorhang, in die drie weken in september, een motie indient en bij meerderheid aanneemt om daarin een wijziging aan te brengen. Dat zou mijn amendement in dit geval feitelijk overbodig maken. Wij delen de zorgen van het kabinet dat dit allemaal te laat is en ik heb helemaal geen zin in jij-bakken wie daar schuldig aan is, maar dit proces kan geen vertraging meer oplopen. Ik begrijp dat de staatssecretaris zegt dat zij niet zit te wachten op een voorhang die zij moet omzetten in de wet, want dan gaat 1 januari niet gehaald worden. Daarom zoek ik nu die toezegging van de staatssecretaris. 

Wij waren wat verrast door de plotselinge toezegging aan de D66-fractie dat dispensatie plaats zal vinden in het Boetebesluit. Dat betekent dat we straks een verplichte deelname aan een bpf hebben, maar dat je daar een uitzondering op kunt krijgen als je het ergens anders onderbrengt. Dan is het toch geen verplichte deelname aan de bpf meer? Waarom hebben we dan nog die tweede nota van wijziging? Het is ook heel bijzonder, want op dit moment kun je alleen een dispensatie voor een gewone pensioenregeling krijgen als je, voordat de pensioenregeling algemeen verbindend verklaard werd al een deelname in een regeling had en als die tenminste actuarieel en financieel gelijkwaardig is aan de regeling. Hier wordt het ergens anders ondergebracht, namelijk in het Boetebesluit, en niet in de Wet verplichte deelname bpf. Wat is daar precies de reden voor? Die wet lijkt mij een veel logischer plek om het in onder te brengen. En waartoe dient dan nog die tweede nota van wijziging? Waar eindigen we? Mag elke werkgever dat gewoon doen en is hij in dat geval ook van de 10% bijbetaling af? Dat is een heel interessante vraag, want als je het ergens anders onderbrengt en mensen niet deelnemen en ze die 10% niet meer krijgen, worden de niet-deelnemers benadeeld ten opzichte van de deelnemers. Mag dat? We zijn nu voor de zesde keer het voorstel aan het veranderen en het leidt weer tot behoorlijke complicaties. 

De CDA-fractie vindt het fijn dat het voorstel intern getoetst is aan het Europees recht, maar die toetsing is zeer marginaal geweest. Wij zouden die toetsing graag expliciet zien in de toelichting en daar hebben we ook meerdere keren om gevraagd. Er zitten namelijk nauwelijks solidariteitskenmerken in. Sterker nog, de kenmerken die erin zitten zijn dezelfde als die zitten in de tweede pijler van de verzekeringsproducten waarvoor de verplichtstelling niet geldt. Daar is de acceptatieplicht ook van kracht. Je mag onder de Pensioenwet niet de ene deelnemer wel accepteren en de andere deelnemer niet. Dat is geen solidariteitskenmerk als zodanig onder de Europese wetgeving. Wil de staatssecretaris dit extern nog een keer toetsen en ons nog een keer laten weten of het klopt? Anders krijgen we hier Europees-rechtelijk gedoe mee. Dat lijkt me onwenselijk. 

We hebben tot nu toe geen antwoord gehad op de best wel moeilijke definitiekwestie wat beleggen in Nederland is. Dat maakt het voor mijn fractie heel moeilijk om te besluiten of wij dat in de wet willen hebben. Ik noemde een simpel voorbeeld. Die brievenbusmaatschappij is inderdaad interessant, maar wat als ik als pensioenfonds 10 miljoen aan aandelen Shell koop. Heb ik dan voor 10 miljoen in Nederland geïnvesteerd, of voor 5 miljoen omdat ze in Nederland en Londen zitten, of voor minder dan 1 miljoen omdat minder dan 10% van de activiteiten van Shell in Nederland plaatsvindt? Dat is een zeer relevante vraag. Het maakt nogal uit. Als iedereen dat vrijelijk kan kiezen in zijn jaarverslag, hebben we een lege regel in het jaarverslag staan. Dat zouden we moeten willen vermijden. Dit is nog het makkelijkste voorbeeld. Er zijn nog veel gecompliceerdere voorbeelden te bedenken. Gelooft u mij: dat lukt mij met groot gemak. 

Ik heb nog geen antwoord gehoord op de vraag waarom er voor die nettostaffels 4% gekozen is. Waarom is die 3% niet mogelijk? Is de regering alsnog bereid dat mogelijk te maken? 

Ik wil twee zaken behandelen die er zijdelings mee te maken hebben. De eerste gaat over kleine pensioenen en de afkoop ervan. Ik geloof dat ik daarbij met mevrouw Vermeij volledig op één lijn zit, dat er nog wel een tandje bij kan, wat ook het veld enigszins is aan te rekenen. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat mensen van wie het kleine pensioen voor de AOW-datum is uitbetaald, een groot deel van de afkoopsom moesten betalen aan de Belastingdienst en daarbovenop toeslagen verliezen en op de AOW-partnertoeslag gekort zijn; 

overwegende dat het niet de bedoeling is van de fiscale wetgeving om AOW-premies te heffen over een klein pensioen; 

overwegende dat mensen vaak niet geïnformeerd zijn over de mogelijkheid om de afkoopsom niet te laten meetellen voor het inkomen voor de huurtoeslag; 

constaterende dat als mensen geïnformeerd waren over de mogelijkheden tot uitbetaling na de AOW-datum en over de huurtoeslag, zij een veel groter deel van hun kleine pensioen hadden overgehouden; 

verzoekt de regering, met de pensioenuitvoerders samen en desnoods wettelijk te regelen dat pensioenafkoop in reguliere gevallen alleen plaatsvindt na de AOW-leeftijd; 

verzoekt de regering tevens, mensen met terugwerkende kracht de mogelijkheid te geven om de uitbetaling van hun kleine pensioen ongedaan te maken en de uitbetaling plaats te laten vinden na de AOW-datum; 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Omtzigt. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 22 (33863). 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

van mening dat de ontslagdatum, ingang AOW en de ingangsdatum van de pensioenuitkering allemaal samen dienen te vallen; 

constaterende dat dat niet het geval is op dit moment, indien bijvoorbeeld de pensioenuitkering ingaat op een ander moment dan de AOW-uitkering; 

verzoekt de regering, in overleg te treden met de sociale partners en pensioenuitvoerders en voor 1 oktober voorstellen te doen om het geconstateerde probleem op te lossen; 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Omtzigt. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 23 (33863). 

De heer Omtzigt (CDA):

De staatssecretaris gaf al aan dat het van één naar drie maanden gaat, dus dat probleem kan heel snel heel veel groter worden. Het lijkt me goed om dat te voorkomen vóór 1 oktober. 

Mevrouw Vermeij (PvdA):

Ik heb vrij veel nadruk gelegd op de kleine pensioentjes en de afkoop daarvan. Nu hebben we net een brief gekregen. Die was weliswaar onbevredigend, maar daarin stond dat die terugwerkende kracht juridisch niet mogelijk is. Nu dient de heer Omtzigt een motie in waarvan hij al weet hoe de regering erop zal reageren. Is het dan niet verstandiger om op mijn aanbod in te gaan en het reces te gebruiken om te bekijken wat we zelf kunnen doen in plaats van moties in te dienen waarvan we nu al weten dat die juridisch niet mogelijk zijn? 

De heer Omtzigt (CDA):

Op dit moment kunnen ze inderdaad juridisch niet. Maar nou praten we net met de wetgever, en die kan voorstellen doen om dat eenmalig juridisch wel mogelijk te maken. Dus dat is wel degelijk een van de dingen die wij denken dat mogelijk moet zijn. Dat kunnen we zelf overigens ook, daar heeft mevrouw Vermeij volledig gelijk in. Het kan wettelijk geregeld worden, maar bij de toeslagen kan ook sprake zijn van een coulanceregeling. Dat is in de belastingwetgeving heel veel mogelijk. Er mag afgeweken worden van de wet ten voordele van de belastingplichtige; daar is staande jurisprudentie voor die ook hier, op de toeslagen, van toepassing verklaard zou kunnen worden. Als dat gebeurt, of als bijvoorbeeld de bezwaar- en beroepstermijnen wat opgerekt worden, dan is ook een heel groot gedeelte van het probleem opgelost. Mensen kunnen dan alsnog de huurtoeslag terugvragen waar ze recht op gehad zouden hebben. De flexibiliteit laat ik volledig bij de regering. Ik merk nu dat de voorzitter mijn microfoon heeft uitgezet. 

De voorzitter:

Excuus. 

De heer Omtzigt (CDA):

Voorzitter, ik begrijp u vandaag volledig. U moet nog heel lang mee vandaag, vrees ik. 

De voorzitter:

Nou, niet alleen vandaag, hoop ik. 

De heer Omtzigt (CDA):

Nee, nee. De vergadering moet nog heel lang mee. De cao van de voorzitter voorziet niet in een achturige werkdag vandaag. 

De voorzitter:

En die van de Kamerleden overigens ook niet. 

Mevrouw Vermeij geeft aan dat zij geen tweede termijn nodig heeft. Dan geef ik het woord aan de heer Van Weyenberg en terwijl hij hierheen loopt kan ik u melden dat de heer Ulenbelt zich voor de rest van het debat heeft afgemeld omdat hij ook bij een ander debat aanwezig moet zijn en zich niet kan delen. 

De heer Van Weyenberg (D66):

Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris voor het feit dat zij het oordeel over het amendement dat wij hebben ingediend rond de waardeoverdracht, aan de Kamer laat. Ik kondig nu alvast aan dat er nog een nadere technische wijziging deze kant op komt; zo gaat dat soms met last-minutedingen. 

Wat betreft de afkoop van kleine pensioenen en de motie van de heer Omtzigt zie ik uit naar de reactie van de staatssecretaris. Volgens mij zitten wij allemaal met dezelfde zoektocht. 

Ik heb nog drie vragen. De eerste gaat over beleggen in Nederland en hoe we moeten kijken naar de verplichting. De heer Omtzigt stelde daar een heel terechte vraag over: hoe ga je dat meten? Ik sluit me graag bij die vraag aan. 

Dan over de dispensatie; als een werkgever zegt dat hij een gelijkwaardige pensioenregeling gaat aanbieden, maar kiest voor een verzekeraar, is dat dan iets waar hij recht op heeft of kan het pensioenfonds dat weigeren? Die vraag heeft de staatssecretaris volgens mij bij de verlenging van haar eerste termijn, wellicht abusievelijk, niet beantwoord. Dus ik vraag haar om daar alsnog op in te gaan. Haar antwoord is namelijk belangrijk voor de vraag of ik nog een amendement indien. 

De brief over het grafisch bedrijf en het pensioenfonds wacht ik af. Dank voor de toezegging op dat punt. 

De staatssecretaris heeft het tijdpad aangekondigd. Er is natuurlijk een verschil. Bij een AMvB kan het kabinet in theorie een motie naast zich neerleggen, terwijl wij bij wetgeving een wet al dan niet aan een meerderheid helpen. Daar heeft het kabinet het dan mee te doen, zeg ik zonder dat dreigend te bedoelen. Ik ben op zoek naar een bevestiging van de staatssecretaris dat het principe dat Kamermoties worden uitgevoerd, ook bij de AMvB geldt. Mocht de Kamer bij de AMvB met een meerderheid moties aannemen, dan is wil ik er zeker van zijn dat het kabinet die niet naast zich neerlegt. 

Mevrouw Lodders (VVD):

Voorzitter. In eerste aanleg leek dit een heel simpel wetsvoorstel, maar nu blijkt dat er toch een behoorlijke discussie is ontstaan. Ik wil in tweede termijn nog bij een viertal punten stilstaan. Allereerst wil ik de staatssecretaris bedanken voor de beantwoording in algemene zin, maar specifiek voor de dispensatie voor de werkgever. Ik vraag de staatssecretaris nog wel of zij bereid is de Kamer te informeren op basis waarvan die dispensatie wordt verleend. 

Ik heb vragen gesteld over de rapportageverplichting en met name over de informatie van DNB. Daar heeft de staatssecretaris zojuist op geantwoord, dus blijft mijn vraag staan: wanneer gaat de staatssecretaris pensioenfondsen aanspreken op datgene wat gerapporteerd wordt? Wat gebeurt er als de pensioenfondsen daar niet op reageren of als er een discussie ontstaat over de inhoud? Wat zijn de sancties? 

Ik heb ook nog een vraag gesteld over de 10%-werkgeversregeling. Het antwoord daarop heb ik gemist, dus wellicht kan de staatssecretaris daar bij de 10%-bijbetalingspremie nog op ingaan. Mijn volgende punt sluit aan bij het amendement van de heer Omtzigt op stuk nr. 15 over het vervangen van de term "nettolijfrente" door de term "nettopensioen". Ik wil de staatssecretaris vragen of zij, los van het aannemen van dit amendement, nog eens in kaart wil brengen wat het onderscheid is tussen nettolijfrente en een nettopensioen. Ook hoor ik graag het onderscheid tussen de tweede en derde pijler, met name met betrekking tot de fiscale wetgeving, als de term nettopensioen zou worden gehanteerd. Daarbij heb ik een verzoek om specifiek in te gaan op de nabestaanden. Als ik goed ben geïnformeerd, is in de Wet LB uit 1964 het nabestaandenpensioen beperkter dan de nabestaandenlijfrente. Dat in kaart brengen mag overigens best in het reces gedaan worden. 

Ik heb een tweetal moties, maar voordat ik daartoe overga, wil ik nog opmerken dat ik het erg jammer vind dat mijn amendement over de waardeoverdracht wordt ontraden; dat zal bij de nota worden besproken. Dit amendement raakt niet aan de waardeoverdracht en de regels van de waardeoverdracht, maar het raakt enkel en alleen aan de situatie waarin de werknemer zijn waarde niet kan overdragen conform de bestaande regels. Ik vind dat erg jammer. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat in de voorliggende Verzamelwet pensioenen 2014 de mogelijkheid wordt gecreëerd om per Algemene Maatregel van Bestuur de voorwaarden en de uitvoering van de nettolijfrente voor werknemers met een inkomen boven de €100.000 te regelen; 

overwegende dat er in het pensioenveld onduidelijkheid is of het afgesproken percentage van 1,875 daadwerkelijk gehaald kan worden; 

verzoekt de regering, bij de voorhangprocedure van de AMvB, dan wel indien wettelijke aanpassingen nodig zijn, uiterlijk bij het Belastingplan 2015 te waarborgen dat het percentage van 1,875, zoals vermeld in de brief van 18 december 2013, kan worden gerealiseerd; 

verzoekt de regering voorts, bij de uitwerking van de AMvB het tevens mogelijk te maken dat alle werkgevers elke pensioenuitvoerder die zij willen, kunnen kiezen (in de tweede en derde pijler) om deze vrijwillige nettolijfrente uit te voeren, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Lodders en Van Weyenberg. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 24 (33863). 

Mevrouw Vermeij (PvdA):

Ik heb een vraag over deze motie. Wij hebben zojuist uitvoerig gesproken over de keuzes van de werknemer en werkgever in het aanbieden van de nettolijfrente. Ze mogen inderdaad kiezen voor een andere aanbieder, maar wel onder gelijke voorwaarden. Ik zou graag willen dat dit nog even wordt bevestigd. 

Mevrouw Lodders (VVD):

Dat bevestig ik. Het is conform de afspraak die wij met elkaar gemaakt hebben. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat in de voorliggende Verzamelwet pensioenen 2014 de mogelijkheid wordt gecreëerd om per Algemene Maatregel van Bestuur de voorwaarden en de uitvoering van de nettolijfrente voor werknemers met een inkomen boven de €100.000 te regelen; 

constaterende dat er nu nog onvoldoende duidelijkheid is in hoeverre er, in verband met de taakafbakening, bij de uitvoering van de nettolijfrente sprake is van een werkgeversbijdrage van 10%; 

verzoekt de regering, voor de uitwerking van de AMvB duidelijkheid te creëren over de werkgeversbijdrage van 10% en de Kamer hierover te informeren; 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Lodders. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 25 (33863). 

De heer Klein (50PLUS/Klein):

Voorzitter. De discussie over deze wet, met name over het onderdeel van de nettolijfrente, is uitermate warrig. Het is een soort haasje-over: we gaan het voorliggende wetsvoorstel aannemen, maar voor de uiteindelijke uitwerking en uitvoering zijn we erg afhankelijk van wat er in de AMvB staat. Hoe gaan we dat dan doen? Het is nog maar de vraag of we op dat moment vinden dat de wet überhaupt wel verstandig is. In onze ogen loopt de zaak vooruit op dat wat je daadwerkelijk wilt regelen. Je moet eerst goed weten hoe de context eruitziet en wat je wilt regelen in de AMvB. Natuurlijk kun je met moties de AMvB wijzigen, maar dan wordt het wel een heel rare figuur. Dat had je immers van tevoren moeten bekijken bij het opstellen van het wetsvoorstel. 

Voor mij is de discussie of het nettolijfrente of nettopensioen is heel duidelijk. Het is nettolijfrente, en maakt daarmee deel uit van de derde pijler; het is een verzekeraarspunt. Daarom vind ik het uitermate onzorgvuldig om er op deze manier mee om te gaan. De verwarring wordt alleen maar groter op het moment dat je in de wet stelt dat je met het amendement het nettopensioen zou invullen in plaats van de nettolijfrente, want dan haal je pensioen en lijfrente weer door elkaar. De vragen die mevrouw Lodders hierover heeft gesteld zijn dan ook volkomen terecht, maar het is tamelijk onlogisch om de antwoorden op de vragen te krijgen nadat de wet eventueel aangenomen is. 

Twee dingen zijn nog heel belangrijk in dit verband. Ten eerste heeft de staatssecretaris het over het nabestaandenpensioen gehad. Ik had het in mijn bijdrage met name over de eigendomsrechten van de nettolijfrente die in het kader van erfrecht voor eventuele nabestaanden ontstaan. Dat is een vermogensdeel en de vraag is hoe je daarmee omgaat. Dat is nog volstrekt niet duidelijk. 

Ten tweede wordt aangegeven dat de acceptatieplicht in de AMvB wordt uitgewerkt. Als je een acceptatieplicht hebt, moet het volgens mij een criterium zijn dat de risico's die ontstaan voor een pensioenfonds nooit ten laste komen van de gepensioneerden. Het vermogen van het pensioenfonds dat het fonds moet gebruiken voor een goed pensioen, mag nooit gebruikt worden om de risico's van deze excedentregeling af te dekken. 

Tot slot dank ik de staatssecretaris voor de beantwoording van diverse vragen, in het bijzonder die over de afkoopregeling voor kleine pensioenen. Dat is immers een zaak waar 50PLUS in het verleden veel aandacht aan gegeven heeft. We zijn blij dat dit goed opgepakt wordt met nog een schepje er bovenop. 

De heer Madlener (PVV):

Voorzitter. Ik moet helaas mijn enorme teleurstelling uitspreken over de reactie van de staatssecretaris op mijn vraag over die uitspraak over de moestuin. Ik ben daar echt van geschrokken. De staatssecretaris beging onlangs een blunder in het interview in het AD, waarin zij zei dat mensen maar een moestuin moeten nemen als aanvulling op hun pensioen. Aangezien die blunder in Nederland zo veel onrust heeft veroorzaakt onder gepensioneerden en mensen die nog met pensioen moeten gaan, zou het de staatssecretaris sieren als zij ruiterlijk afstand doet van haar uitspraak wanneer zij hierover in deze Kamer een debat voert. Het zou haar sieren als ze zegt dat ze begrijpt dat dit een heel domme uitspraak was en dat ze op geen enkele manier heeft bedoeld te zeggen dat de moestuin maar in de plaats moet komen van het pensioen. 

Ik vind de reactie van de staatssecretaris echt heel minimaal. Ik had verwacht dat ze een ruiterlijk gebaar richting de Kamer zou maken. Ik ben daarvan geschrokken. Begrijpt zij nu echt de impact van zo'n uitspraak? Ik wil hier nogmaals een beroep doen op de staatssecretaris om ruiterlijk te erkennen dat deze blunder een blunder was, een verspreking. Ik roep haar op om uit te spreken dat ze begrijpt dat ze dit nooit had moeten zeggen en dat ze hier afstand van neemt. Kennelijk heeft ze dat in een interview al gedaan, maar het zou goed zijn als ze dat ook tegenover de volksvertegenwoordiging in deze Kamer doet. Daarmee wordt iedere onduidelijkheid uitgesloten. 

Wat betreft de beleggingenrapportage sluit ik me aan bij de vragen van de collega's. Wat betreft de afkoop van kleine pensioenen hoop ik dat vanaf vandaag geen enkele afkoop van zo'n klein pensioen meer geschiedt zonder dat mensen zich volledig bewust zijn van de mogelijke fiscale consequenties. 

De voorzitter:

Daarmee is er een einde gekomen aan de tweede termijn van de zijde van de Kamer. Ik zie dat de staatssecretaris van Sociale Zaken in de gelegenheid is direct te antwoorden. 

Staatssecretaris Klijnsma:

Voorzitter. Ik weet wat u vandaag nog allemaal op uw bord hebt liggen. Nog eenmaal, want dan is het heel helder: een moestuin is niet de oudedagsvoorziening in Nederland. Punt. C'est tout. 

Gevraagd is hoe we dat nou allemaal gaan doen rondom die Algemene Maatregel van Bestuur. Ik heb zojuist geschetst hoe een en ander zal verlopen. De heer Omtzigt, en met hem de Kamer, vraagt of de regering bereid zou zijn wijzigingen in de AMvB door te voeren als die bij meerderheid door de Kamer gevraagd worden. Wij luisteren natuurlijk altijd naar de Kamer. Dat geldt in dit geval zeker, omdat dit een wet van de Kamer is. Ik denk dat het wel goed is om dat nog eens te beklemtonen. 

De heer Klein zei dat het allemaal wel een tikje ingewikkeld is, al zijn dat mijn woorden. Er ligt een wens van de Kamer om dit product te laten uitvoeren in de tweede pijler. Het kabinet is werkelijk alles aan het doen om dat mogelijk te maken. Daarbij ga je natuurlijk op zoek naar voertuigen om dit tot stand te kunnen brengen, en wel zo spoedig mogelijk. Ook dat is namelijk een wens van de Kamer. Daarom hebben wij het vehikel van de Verzamelwet pensioenen beetgepakt. Normaliter zou er over die wet waarschijnlijk geen woord gewisseld zijn, maar nu wel. Dat komt natuurlijk doordat we dat voertuig beetpakken. Het kan dan niet zo zijn dat het kabinet wordt verweten dat het niet zijn best doet om de boel overeind te krijgen. We zijn zeer doende om mogelijk te maken dat dit derdepijlerproduct in de tweede pijler kan worden aangeboden. Dat gebeurt dus middels een Algemene Maatregel van Bestuur. Ik spreek ook namens mijn collega Wiebes van Financiën als ik zeg dat wij onze oren wagenwijd openzetten. Dat doen wij ook in het debat rond die AMvB, of dat nou schriftelijk of mondeling wordt gevoerd. Dat moet duidelijk zijn. Daar hoort natuurlijk alles bij wat hier hedenmiddag gewisseld is. 

Voor de helderheid ga ik nog even in op de vraag wanneer een werkgever nou dispensatie kan aanvragen voor uitvoering door bijvoorbeeld een verzekeraar in plaats van een pensioenfonds. Daarvoor bestaan enkele voorwaarden, waarover de Kamer ongetwijfeld weer van gedachten zal wisselen bij de AMvB. Een van de belangrijkste voorwaarden is dat de deelnemers er niet slechter uitkomen dan wanneer de werkgever bij het pensioenfonds zou blijven aanhaken. Dat spreekt voor zich, zou ik bijna willen zeggen. Dit is nog even het antwoord op de vraag van de heer Van Weyenberg. 

Ik kom bij de vragen die de heer Omtzigt in tweede termijn heeft gesteld. Ook zij komen terug bij de AMvB. Dat geldt voor de 10% rond de werkgevers en ook voor het Europees recht. Wij hebben dit inderdaad goed getoetst aan wat wij nu voorhanden hebben. Ik ken de heer Van Weyenberg echter goed genoeg om te weten dat hij ook de AMvB op dat punt tegen het licht zal houden. 

Als het gaat om beleggen in Nederland, heb ik al de toezegging aan de heer Ulenbelt gedaan om inzichtelijk te maken welke criteria de Nederlandsche Bank hanteert. Die toezegging doe ik gestand. De staffels van 3% of 4% komen natuurlijk ook bij de AMvB aan snee. 

De heer Omtzigt (CDA):

Ik neem het maar even aan als een toezegging dat er op beide punten, te weten het Europees recht en de 10% en de wijze waarop dat bij het Boetebesluit gaat, expliciet wordt ingegaan in de brief die bij de AMvB komt of in een aparte brief van de staatssecretaris van Sociale Zaken. Verder dank ik voor het feit dat er toch weer ruimte is waardoor een staffel van 3% misschien mogelijk is. Wij houden hier hoop en zullen dat dan wel zien tegen die tijd. 

Staatssecretaris Klijnsma:

Waarvan akte. 

Ik kom bij de moties van de heer Omtzigt. In de motie op stuk nr. 22 is de terugwerkende kracht aan de orde. In het debatje werd een en ander al duidelijk, want ik heb daarin toegezegd dat ik van de zijde van de regering er samen met de sociale partners alles aan zal doen om zaken te synchroniseren. Daarom ontraad ik deze motie. 

Hetzelfde geldt voor de motie op stuk nr. 23. Daarin wordt de regering verzocht om niet alleen in overleg te treden met de sociale partners — wat ik reeds heb toegezegd — maar ook om voor 1 oktober voorstellen te doen voor de oplossing van het geconstateerde probleem. Ik kan niet toezeggen dat ik die deadline ga halen en daarom ontraad ik deze motie. Ik ben al in overleg met de sociale partners en pensioenuitvoerders en dat blijf ik met verve doen, zoals ik net al heb gezegd. 

De heer Omtzigt (CDA):

Wat is dan wel een deadline om ons te informeren over dat overleg? 

Staatssecretaris Klijnsma:

Ik zeg de Kamer toe dat als ik vind dat wij inderdaad iets te melden hebben over de uitkomsten van het overleg met de sociale partners en pensioenuitvoerders, ik de Kamer daarover onverwijld en onmiddellijk zal informeren. 

De voorzitter:

Hebt u enig idee wanneer dat is? 

Staatssecretaris Klijnsma:

Nee, want ik ga gewoon in overleg en kijk wat dat oplevert. 

De heer Omtzigt (CDA):

Ik wil toch een datum horen, want op 1 december wordt het gat weer wat groter door de verdere verhoging van de AOW-leeftijd. Mijn verzoek is om de Kamer voor 1 november te informeren over hoe het erbij staat — dus ook als er niks is — zodat wij dan in ieder geval weten of de Kamer actie moet ondernemen. 

Staatssecretaris Klijnsma:

Ik zeg toe dat ik de Kamer in het najaar op de hoogte stel van wat mijn overleg heeft opgeleverd. 

De heer Van Weyenberg (D66):

Ik begrijp het ontraden van de eerste motie van de heer Omtzigt, ook vanwege de terugwerkende kracht. Ik heb daar ook wel begrip voor. De staatssecretaris gaat nu in overleg en ze rapporteert daarover in het najaar. In de motie van de heer Omtzigt wordt de regering echter ook verzocht om met een bepaalde insteek met voorstellen te komen. Begrijp ik de staatssecretaris goed dat haar insteek dezelfde is als die in de motie van de heer Omtzigt? 

Staatssecretaris Klijnsma:

Ik heb het zo beluisterd dat de volledige Kamer met mij vindt dat hier echt een probleem aan de orde is. Wij willen met z'n allen graag een oplossing voor dat probleem. Ik stel dat probleem dus aan de orde en samen met de partners ben ik op zoek naar de oplossing. Het voortouw ligt voor een heel groot gedeelte bij die partners en zij moeten zich dat ook realiseren. 

Voorzitter. Dan kom ik bij de inbreng in tweede termijn van de heer Van Weyenberg. Ik ben al ingegaan op het onderdeel van de dispensatie en ook op de AMvB. Ik hoop dat ik daarmee de heer Van Weyenberg volledig heb geantwoord. 

Dan kom ik bij mevrouw Lodders. 

De heer Van Weyenberg (D66):

Dat heeft de staatssecretaris. Ik heb boven de markt laten hangen of ik nog een amendement indien. Voor de zuiverheid van het debat kondig ik nu aan dat niet meer te zullen doen. 

Staatssecretaris Klijnsma:

Mevrouw Lodders heeft nog een aantal zaken aangesneden die inderdaad bij de AMvB verder worden bediscussieerd, zoals de 10% werkgeversbijbetaling en de dispensatie. Daar ben ik net op ingegaan. Wanneer zou de rapportageverplichting er kunnen komen als we die verplichting in dit wetsvoorstel verankeren en welke sancties zou je daarbij kunnen benutten? Dat hebben we natuurlijk nog niet uitgewerkt. Zodra we dat wel gedaan hebben, zal ik de Kamer daarvan op de hoogte stellen. 

Ook mevrouw Lodders heeft een tweetal moties ingediend. De motie op stuk nr. 24 gaat over het kiezen van een pensioenuitvoerder, als ik dat in kort bestek zo mag zeggen. Ik heb goed geluisterd naar het kleine debatje dat mevrouw Lodders net had met mevrouw Vermeij. Als we dat debatje hier ook bij betrekken, kan ik deze motie overlaten aan het oordeel van de Kamer. Hetzelfde geldt voor de laatste motie op stuk nr. 25, waarin de regering wordt verzocht om voor de uitwerking van de AMvB duidelijkheid te creëren over de 10% werkgeversbijdrage. Dat heb ik net al toegezegd. Ik zal dat verzoek doorgeleiden naar mijn collega van Financiën. 

Mevrouw Lodders (VVD):

Ik heb nog één vraag openstaan. Ik heb de staatssecretaris gevraagd of zij wil toezeggen dat ze het hele verhaal rondom nettopensioen en nettolijfrente zal uitwerken, inclusief de vragen daarover. Is de staatssecretaris daartoe bereid? 

Staatssecretaris Klijnsma:

Ik denk dat dit ook een mooie gezamenlijke actie is van Financiën en Sociale Zaken. Als ik nu eens probeer om dat mee te laten sturen met de AMvB, dan heeft de Kamer alles op een rijtje. 

Last but not least de vragen van de heer Klein. Ik denk dat ik die daarmee ook heb beantwoord. De vragen van de heer Klein waren immers ook zeer gerelateerd aan de AMvB. 

Dan denk ik dat ik aan het einde van mijn tweede termijn ben. 

De voorzitter:

Dank u wel. Ik hoor van de griffier dat er nog onduidelijkheid is over het oordeel van de staatssecretaris over het amendement op stuk nr. 21. 

Staatssecretaris Klijnsma:

Het amendement op stuk nr. 21 van mevrouw Lodders is aangepast. 

De voorzitter:

Nee, dat is een ander amendement. Mevrouw Lodders wil het even toelichten. 

Mevrouw Lodders (VVD):

Ik had een amendement ingediend om alle rapportageverplichtingen te schrappen. Het amendement op stuk nr. 21 wil alleen de laatste verplichting schrappen die tijdens de verzamelwet wordt toegevoegd. Het oordeel zal hetzelfde zijn. 

Staatssecretaris Klijnsma:

Ja, voorzitter. Het oordeel is ontraden. 

De heer Omtzigt (CDA):

Ik wil ook nog graag weten wat het oordeel is van de staatssecretaris over het amendement op stuk nr. 26 van de heer Van Weyenberg. 

De heer Van Weyenberg (D66):

Volgens mij is dat de wijziging van het amendement dat reeds eerder is geapprecieerd met oordeel Kamer, op basis van een wetstechnische verbetering. 

Staatssecretaris Klijnsma:

Dat klopt. 

De algemene beraadslaging wordt gesloten. 

De voorzitter:

De stemmingen over de amendementen, het wetsvoorstel en de moties zal vanavond plaatsvinden, althans vannacht. 

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst. 

Naar boven