34 300 IX Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Financiën (IXB) en de begrotingsstaat van Nationale Schuld (IXA) voor het jaar 2016

Nr. 2 MEMORIE VAN TOELICHTING

Inhoudsopgave

   

Pag.

A.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING BIJ HET BEGROTINGSWETSVOORSTEL

2

     

B.

BEGROTINGSTOELICHTING

3

1.

LEESWIJZER

3

2.

DE BELEIDSAGENDA

6

3.

DE BELEIDSARTIKELEN (Financiën)

41

 

Artikel 1: Belastingen

41

 

Artikel 2: Financiële Markten

57

 

Artikel 3: Financieringsactiviteiten publiek-private sector

61

 

Artikel 4: Internationale Financiële Betrekkingen

67

 

Artikel 5: Exportkredietverzekeringen, -garanties en investeringsverzekeringen

73

 

Artikel 6: Btw-compensatiefonds

78

 

Artikel 7: Beheer Materiële Activa

81

4.

NIET-BELEIDSARTIKELEN

83

 

Artikel 8: Centraal Apparaat Kerndepartement

83

 

Artikel 10: Nominaal en Onvoorzien

87

5.

DE BELEIDSARTIKELEN (Nationale Schuld)

88

 

Artikel 11: Financiering staatsschuld

88

 

Artikel 12: Kasbeheer

94

6.

BIJLAGEN

97

6.1

RWT’s en ZBO’s

97

6.2

Subsidieoverzicht

101

6.3

Evaluatie- en onderzoeksoverzicht

103

6.4

Verdiepingshoofdstukken

105

6.5

Begrippenlijst

119

6.6

Lijst met afkortingen

122

6.7

Moties en Toezeggingen

125

A. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING BIJ HET BEGROTINGSWETSVOORSTEL

Wetsartikel 1 en 2

De begrotingsstaten die onderdeel uitmaken van de Rijksbegroting, worden op grond van artikel 1, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001 elk afzonderlijk bij de wet vastgesteld. Het wetsvoorstel strekt ertoe om de onderhavige begrotingsstaten van het Ministerie van Financiën voor het jaar 2016 vast te stellen.

Alle voor dit jaar vastgestelde begrotingswetten tezamen vormen de Rijksbegroting voor het jaar 2016. Een toelichting bij de Rijksbegroting als geheel is opgenomen in de Miljoenennota 2016.

Met de vaststelling van deze wetsartikelen worden de uitgaven, verplichtingen en de ontvangsten van de begrotingsstaat van de Nationale Schuld en van de departementale begrotingsstaat van het Ministerie van Financiën (IXB) voor het jaar 2016 vastgesteld. De in de begroting opgenomen begrotingsartikelen worden in onderdeel B van deze memorie van toelichting toegelicht.

De Minister van Financiën, J.R.V.A. Dijsselbloem

B. BEGROTINGSTOELICHTING

1. LEESWIJZER

De begroting IX is opgebouwd uit negen beleidsartikelen met uiteenlopende beleidsterreinen en twee niet-beleidsartikelen. Deze beleidsartikelen weerspiegelen het gehele werkterrein van het Ministerie van Financiën inclusief het beheer van de staatsschuld en het kasbeleid van het Rijk.

De beleidsartikelen voor Financiën zijn:

  • 1. Belastingen

  • 2. Financiële markten

  • 3. Financieringsactiviteiten publiek-private sector

  • 4. Internationale financiële betrekkingen

  • 5. Exportkredietverzekeringen, -garanties en investeringsverzekeringen

  • 6. Btw-compensatiefonds

  • 7. Beheer materiële activa

De niet-beleidsartikelen zijn:

  • 8. Centraal apparaat kerndepartement

  • 10. Nominaal en onvoorzien

De beleidsartikelen voor Nationale Schuld zijn

  • 11. Financiering staatsschuld (transactiebasis)

  • 12. Kasbeheer (transactiebasis)

De begrotingstoelichting is als volgt opgebouwd. Hoofdstuk 2 bevat de beleidsagenda, de beleidsprioriteiten en de begroting op hoofdlijnen. Ook wordt in hoofdstuk 2 op de beleidsartikelen en de niet-beleidsartikelen ingegaan. Artikel 9 wordt niet meer genoemd omdat dit artikel, net als voorgaande jaren, niet meer in gebruik is. De budgettaire mutaties worden per artikel toegelicht in het verdiepingshoofdstuk. Er zijn meerdere bijlagen opgenomen, zoals het overzicht van RWT’s en ZBO’s en de begrippenlijst. De financiële monitor zal via een aparte internetbijlage bij de Miljoenennota gepubliceerd worden. Het begrotingsbeleid en algemeen financieel-economisch beleid worden toegelicht in de Miljoenennota en komen beknopt aan de orde in de beleidsagenda.

Financiële instrumenten

Bij het indelen van de uitgaven naar financieel instrument wordt aansluiting gezocht bij de rol en verantwoordelijkheid van de Minister. Hierdoor wordt de wijze waarop de uitgaven het Ministerie verlaten leidend voor de indeling naar financiële instrumenten. Het Ministerie van Financiën maakt, naast de standaard financiële instrumenten, bijvoorbeeld opdrachten, subsidies en garanties, ook gebruik van een drietal eigen instrumenten: rente, rekening-courant en deposito’s en financiering.

Het instrument rente komt onder meer terug op de artikelen 11 en 12 met betrekking tot de financiering van de staatsschuld en het kasbeheer. Bij artikel 11 en 12 wordt daarnaast gebruik gemaakt van het instrument leningen. In tegenstelling tot de meeste leningen op de rijksbegroting gaat het om leningen die aan de Staat verstrekt worden ten behoeve van de financiering van de staatsschuld. Op artikel 11 en 12 is ook het instrument rekening-courant en deposito’s opgenomen. Het gaat hier om de bankrekeningen waarop geldstromen van andere overheden, de sociale fondsen en andere aan de rijksoverheid gelieerde instellingen in- en uitvloeien.

Het instrument financiering wordt gebruikt op artikel 3 bij onder meer kapitaalinjecties in staatsdeelnemingen. De definitie van financiering is als volgt: van een financiering wordt gesproken, indien een financiële bijdrage aan een wederpartij wordt verstrekt als kapitaalverschaffing voor een investeringsgoed of als algemene vermogensverschaffing voor die wederpartij (een instelling, bedrijf of onderneming). Als een financiële bijdrage wordt verstrekt in de exploitatiesfeer, wordt gesproken van bekostiging. Bij een financiering voert de organisatie die de financiering ontvangt, de kapitaalverstrekking als kapitaalontvangst op de balans op.

Financiering staatsschuld en kasbeheer

Sinds 2013 behandelt deze begroting tevens de schuld van de Nederlandse rijksoverheid. Er wordt onderscheid gemaakt tussen de schuld die extern wordt gefinancierd, door bijvoorbeeld banken, beleggers en pensioenfondsen en de schulden of tegoeden die verschillende aan de schatkist gelieerde instellingen – via het geïntegreerd middelenbeheer – hebben bij het Ministerie van Financiën. De extern gefinancierde schuld wordt in het artikel financiering staatsschuld behandeld (artikel 11). Het geïntegreerd middelen beheer wordt behandeld in het artikel kasbeheer (artikel 12). Beide artikelen worden middels een aparte begrotingstaat vastgesteld.

De begroting van Nationale Schuld heeft twee specifieke eigenschappen die zijn vastgelegd in de Comptabiliteitswet (CW). De eerste eigenschap is dat beide artikelen geen verplichting kennen om afzonderlijke ramingen op te nemen van de verwachte kasuitgaven en de verwachte juridisch vastgelegde financiële verplichtingen. Dit is het gevolg van de inherente onvoorspelbaarheid van de leenbehoefte van de Staat (artikel 11) en de fluctuerende geldstromen in het geïntegreerd middelenbeheer (artikel 12). De tweede eigenschap is dat de rente-uitgaven en renteontvangsten van artikel 11 en artikel 12 in deze begroting niet op kasbasis, maar op transactiebasis worden verantwoord. Alle andere onderdelen van de rijksbegroting worden op kasbasis verantwoord. Dit is wettelijk vastgelegd in artikel 3, eerste lid van de Comptabiliteitswet. Er wordt bij artikel 11 en 12 dus niet gekeken naar de geldelijke betalingen en ontvangsten in het jaar, maar naar de rentekosten en renteopbrengsten die op transactiebasis aan een jaar worden toegerekend. Hiermee wordt voldaan aan de Europese voorschriften van het ESR 2010 (Europees Stelsel van Rekeningen).

Interventies ten behoeve van de financiële sector en maatregelen financiële stabiliteit Europa

Als gevolg van de kredietcrisis is door de Minister van Financiën een aantal maatregelen getroffen om het vertrouwen in de financiële sector en de reële economie te herstellen. In paragraaf 3.2.2 wordt dieper ingegaan op het beleidsterrein financiële markten. Het beleid met betrekking tot ABN AMRO, ASR en SNS REAAL wordt toegelicht in paragraaf 3.2.3. In paragraaf 3.2.4 zijn de verstrekte garanties voor het stabiliteitsmechanisme en de lening aan Griekenland verwerkt. De effecten van de kredietcrisis maatregelen op de staatsschuld zijn verwerkt in artikel 11.

Groeiparagraaf

Ten opzichte van de begroting 2015 zijn een aantal verbeteringen doorgevoerd. Eén daarvan is het verder optimaliseren van de beleidsagenda. In deze begroting is extra gekeken naar de mate van toetsbaarheid van de doelen, de instrumenten en het opnemen van een verwijzing naar het betreffende begrotingsartikel.

Een andere wijziging is dat de plannen van aanpak voor de beleidsdoorlichtingen voortaan via een aparte brief gezamenlijk met de verzending van de begroting 2016 aan de Tweede Kamer wordt aangeboden. Dit is door de Minister van Financiën toegezegd als reactie op de motie Harbers1. Aanvankelijk was het de bedoeling dat de plannen van aanpak in de begroting zouden worden opgenomen, maar op verzoek van de Tweede Kamer worden de plannen van aanpak apart verstuurd.

Daarnaast zijn binnen artikel 1 Belastingen enkele indicatoren aangescherpt dan wel toegevoegd.

2. DE BELEIDSAGENDA

2.1 Het werkterrein van het Ministerie van Financiën op hoofdlijnen

De Minister van Financiën draagt de verantwoordelijkheid voor de voorbereiding en uitvoering van onder meer:

  • a) het algemeen financieel-economische en internationale financiële beleid;

  • b) het begrotingsbeleid en een doelmatig beheer van de Rijksfinanciën;

  • c) het financieringsbeleid;

  • d) het fiscale beleid;

  • e) het heffen, controleren en innen van de belastingen;

  • f) het beheer van roerende materiële activa van het Rijk.

Het begrotingsbeleid en het algemeen financieel-economisch beleid worden primair toegelicht in de Miljoenennota en komen slechts beknopt aan de orde in deze beleidsagenda. Ook de belastingontvangsten worden voornamelijk toegelicht in de Miljoenennota.

De financiën van de decentrale overheden, waarvoor de Minister van Financiën medeverantwoordelijk is, komen aan de orde in de Miljoenennota en in de begrotingen van het Gemeente- en Provinciefonds.

2.2 Beleidsagenda 2016

In de beleidsagenda wordt ingegaan op relevante ontwikkelingen die de begroting in financiële zin raken. In de beleidsartikelen wordt de relevante financiële en beleidsinformatie die samenhangt met de voorgenomen uitgaven vermeld.

1. Houdbare overheidsfinanciën

Het op orde brengen van de schatkist is een belangrijke pijler van het beleid van het huidige kabinet. Het kabinet heeft de ambitie om de overheidsfinanciën structureel op orde te brengen en streeft daarom op middellange termijn begrotingsevenwicht na in lijn met de Europese begrotingsafspraken.

Naar aanleiding van de recente crisis ontstonden hoge jaarlijkse tekorten en daarnaast hebben de ingrepen in de financiële sectoren de overheidsschuld aanzienlijk laten stijgen. Afbouw van de schuld is nodig om de financiële schokbestendigheid te waarborgen, om eventuele toekomstige economische schokken op te kunnen vangen.

Mede dankzij het economisch herstel daalt het feitelijk tekort in 2016 naar verwachting tot – 1,5% van het BBP, een verbetering van 0,7% ten opzichte 2015. De EMU-schuld daalt van 67,3% van het BBP in 2015 naar verwachting tot 66,4% van het BBP eind 2016.

2. Investeringsagenda (artikel 1 «Belastingen»)

Op 20 mei 2015 heeft Staatssecretaris Wiebes zijn Brede agenda van mei 2014 nader uitgewerkt in een Investeringsagenda Belastingdienst en die aan de Tweede Kamer gezonden. Zijn brief en de als bijlage bijgevoegde «Hoofdlijnen aanpak Belastingdienst: Activiteitenkalender» bevatten een meerjarige aanpak (voor een periode van vijf tot zeven jaar) van de problemen bij de Belastingdienst. Daarbij worden werkmethoden grondig herzien om de productiviteit van de Belastingdienst in al zijn functies sprongsgewijs op een hoger plan te brengen. Dat vergt een grote verandering en een stevige investering, maar levert een structureel lager kostenniveau op voor de Belastingdienst

De Investeringsagenda benoemt vijf verandergebieden:

  • Anders omgaan met gegevens: bestaande systemen worden gekoppeld door middel van een boven de systemen staande datalaag;

  • Informatiegestuurd toezicht en inning: met massale data-analyse, op basis van zeer grote hoeveelheden beschikbare gegevens, wordt de trefkans in toezicht en inning aanzienlijk groter;

  • Betere interactie met de belastingbetaler: meer directe communicatie tussen de Belastingdienst en de burger of het bedrijf in een veilige digitale omgeving waarin informatie gedeeld wordt en waarin op termijn transacties mogelijk zijn. Hierdoor ontstaat in een portaal een complete en actuele informatiepositie. Uitgangspunt hierbij is dat het formele recht pas aan de orde komt bij een daadwerkelijk geschil;

  • Heldere prioriteiten in systeemontwikkeling: geen rigoureuze vernieuwing van de legacysystemen, maar verder inzetten op systeem- en gegevensintegratie door verdere implementatie van de datalaag;

  • Sturing, verantwoording en effectmeting: aansturing van de Belastingdienst via een compacte Raad van Bestuur en verheldering van doelstellingen van de organisatie gekoppeld aan het verder ontwikkelen van informatie over en sturing van interne ketens.

Het werk op de verandergebieden begint niet bij nul. Ontwikkelingen zijn vol in gang: zo is de datalaag al voor een behoorlijk deel gerealiseerd, zijn proeven met informatiegestuurd toezicht en inning succesvol gebleken en is de online aangifte geïntroduceerd. Voor 2016 worden de volgende resultaten nagestreefd:

  • Portaal (mijnbelastingdienst) voor burgers en bedrijven is volledig operationeel. Het portaal bevat statusinformatie waardoor veel telefoontjes naar de BelastingTelefoon overbodig worden;

  • Pilots met compliante burgers waarbij een directe betaalmogelijkheid wordt geboden en de mogelijkheid om een eenvoudige betalingsregeling te treffen;

  • Werkwijze met informatiegestuurd toezicht en inning is volledig operationeel.

Concretisering van de plannen krijgt de vorm van een roadmap. De verschillende plannen worden getoetst door een Investment Committee. Op de aanvullende post staan middelen gereserveerd ten behoeve van de plannen:

Jaar

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Gereserveerde bedragen (x € 1 mln.)

38

192

243

200

165

145

Op langere termijn levert de investeringsagenda Belastingdienst een besparing op.2

3. Fiscale voornemens (artikel 1 «Belastingen»)

In het pakket Belastingplan 2016 worden verschillende maatregelen getroffen die zullen leiden tot een vereenvoudiging voor de uitvoeringspraktijk. Het betreft de integratie van de Research and Development Aftrek (RDA) in de speur en ontwikkelingswerk (S&O) afdrachtvermindering, een vereenvoudiging van de verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken, het vervallen van de mogelijkheid van jaarbetalingen in de Motor- en Rijtuigenbelasting (MRB), een vereenvoudiging van de definitie geneesmiddelen, een vereenvoudiging van het fiscaal procesrecht, de invoering van een opschortende werking van hoger beroep bij toeslagen, een vereenvoudiging van de informatieplicht bij eigenwoningschuld anders dan bij aangewezen administratieplichtigen, de invoering van een fictie bij de exportheffing afvalstoffen, het afschaffen van de minimumwaarderingsregel bij afkoop van lijfrenten en de vervanging van premiekortingen door loonkostenvoordelen.

Het BEPS (Base Erosion and Profit Shifting)-project van de OESO wordt eind 2015 afgerond. Ook de Europese Commissie komt met soortgelijke initiatieven tegen belastingontwijking. Het kabinet ziet transparantie en automatische uitwisseling van gegevens tussen belastingdiensten als hét belangrijkste wapen tegen belastingontwijking. De inzet op transparantie past ook goed in de Nederlandse cultuur van openheid. Dit zal ook een van de speerpunten worden onder het Nederlandse voorzitterschap van de Europese Unie. Bij beleidsartikel 1 «Belastingen» wordt de achtergrond van de internationale ontwikkelingen nader beschreven.

De genoemde internationale initiatieven leiden tot wijzigingen in de Nederlandse belastingwetgeving. Het is nog niet voor alle onderdelen van het BEPS-project bekend welke concrete gevolgen deze voor de Nederlandse wetgeving zullen hebben. De onderhandelingen over de innovatiebox (een onderdeel van het BEPS-project) zijn al in een verder stadium en zodoende zijn de contouren van de uitkomst daarvan ook al concreter. Bij alle eventuele wijzigingen in de Nederlandse wetgeving zal het kabinet rekening houden met het behoud van een goed vestigingsklimaat en een gelijk speelveld tussen landen.

4. Vormgeving kapitaalmarktunie (artikel 2 «Financiële Markten»)

De afgelopen jaren zijn zowel op nationaal als Europees niveau verschillende stappen gezet om te komen tot beter functionerende financiële markten en kwetsbaarheden van financiële instellingen te beperken. Daarbij kan gedacht worden aan het geharmoniseerd bankentoezicht en de aanscherping van kapitaaleisen voor banken en verzekeraars. De komende jaren zal het kabinet zich in Europa inzetten voor de vormgeving van een kapitaalmarktunie. De plannen rond de kapitaalmarktunie zijn gericht op het vergroten van de diepte van de kapitaalmarkt en het bevorderen van marktintegratie. Voltooiing van de kapitaalmarktunie zal moeten leiden tot een verdere versterking, verdieping en verbreding van de financieringsmogelijkheden voor de reële economie. Het kabinet zet zich hier actief voor in, zoals ook aangegeven in de kabinetsreactie op het «groenboek» kapitaalmarktunie van de Europese Commissie.3 De kapitaalmarktunie bestaat uit componenten die op korte, middellange en lange termijn gerealiseerd zullen worden.

Op de korte termijn richt de vormgeving van de kapitaalmarktunie zich op het uitwerken van een regime voor securitisaties van hoge kwaliteit. Daarvoor zal vastgesteld worden aan welke kenmerken dergelijke securitisaties voldoen en of zij eventueel in aanmerking komen voor een gunstiger prudentiële behandeling. Daarnaast zal de prospectusrichtlijn worden herzien om het aantrekken van (grensoverschrijdende) financiering te vergemakkelijken voor bedrijven. Ook zal ingezet worden op het verbeteren van kredietinformatie, met name voor het midden- en kleinbedrijf. Bovendien wordt het gebruik van langetermijninvesteringfondsen gestimuleerd en worden marktinitiatieven rond de verdere ontwikkeling van de markt voor private placements ondersteund. Tot slot zet het kabinet in op de totstandkoming van een herstel- en afwikkelraamwerk voor centrale tegenpartijen.

Op de middellange termijn zijn drie sporen van belang: i) het verbeteren van toegang tot financiering, ii) het vergroten van de beschikbaarheid van kapitaal, en iii) het vergroten van de efficiëntie van markten. Deze sporen worden voornamelijk gerealiseerd door het vergroten van de marktfinancieringsmogelijkheden. Zo wordt gekeken naar het standaardiseren van informatie over mkb’ers om kapitaalmarkttoegangsdrempels te verlagen. Later dit jaar zal de Europese Commissie een consultatie starten over de mogelijke voordelen en eventuele vorm van een gemeenschappelijk regime voor gedekte obligaties. Tot slot zal worden gekeken naar de toezichtkaders voor alternatieve financiering, zoals crowdfunding. Momenteel kunnen deze namelijk sterk verschillen tussen lidstaten, waardoor weinig grensoverschrijdende activiteiten plaatsvinden.

Op de lange termijn wil de Europese Commissie kijken naar mogelijke barrières die voortvloeien uit internationale verschillen tussen het vennootschapsrecht, faillissementsrecht en belastingrecht. Het kabinet is het met de Commissie eens dat hiernaar gekeken kan worden, maar wijst erop dat dit moet met inachtneming van nationale bevoegdheden.

In de kabinetsreactie op het voornoemde groenboek voor de totstandkoming van de kapitaalmarktunie wordt nader ingegaan op de genoemde acties en voorstellen. De verdere integratie van de Europese interne kapitaalmarkt zal met name door de uitwerking van de initiatieven voor de middellange termijn vorm krijgen in de actieagenda van de Europese Commissie in het najaar van 2015.

5. Financieel beheer en verkoop van de financiële deelnemingen (artikel 3 «Financieringsactiviteiten publiek-private sector»)

Zoals eerder in de kabinetsvisie op de Nederlandse bankensector en de Kamerbrief over de toekomstplannen voor ABN AMRO en SNS REAAL werd verwoord, is het kabinet voornemens de belangen van de staat in de financiële instellingen te verkopen. Het voornemen tot uiteindelijke verkoop van de aandelen van ABN AMRO en ASR, is vrijwel direct na de verwerving van de aandelen in 2008 door het kabinet geuit. In 2015 is een brief naar de Tweede Kamer verstuurd over de verkoop van ABN AMRO4. In deze brief is aangekondigd dat een eerste aandelenplaatsing mogelijk vanaf het vierde kwartaal van 2015 plaats zou kunnen vinden. In latere jaren worden mogelijk vervolgtranches van ABN AMRO verkocht. De verkoopopbrengsten van de financiële instellingen worden aangewend voor de aflossing van de overheidsschuld.

Ook met betrekking tot de andere financiële instellingen in handen van de staat worden stappen gezet. Propertize5 is, in lijn met de plannen, zijn vastgoedportefeuille geleidelijk aan het afbouwen. Over de toekomst van SNS Bank en ASR moet nog een besluit worden genomen. Het kabinet heeft het voornemen om SNS Bank te verplaatsen en direct onder de staat te brengen op 28 augustus jongstleden aan de Tweede- en Eerste Kamer voorgelegd6. De verplaatsing van SNS Bank zal pas plaatsvinden nadat de Kamers hebben aangegeven geen bezwaar te hebben. SNS Bank is momenteel de vierde bank van Nederland. SNS Bank verzorgt bancaire dienstverlening en kent een grote hypotheekportefeuille. Het is van belang dat SNS Bank een sterke en zelfstandige positie binnen het Nederlandse bankenlandschap verwerft. Daarom wordt voor de verkoop van SNS Bank in 2015 geen besluit genomen. NLFI wordt gevraagd medio 2016 advies uit te brengen. Over ASR ben ik voornemens wel een besluit te nemen in 2015. Hierover wordt de Kamer in het najaar geïnformeerd.

6. Effectieve Europese economische beleidscoördinatie – in het bijzonder met oog op het Nederlandse voorzitterschap van de EU (artikel 4 «Internationale Financiële Betrekkingen»)

Als handelsland profiteert Nederland van stabiliteit en groei in de Europese Unie. De Europese schuldencrisis heeft aanleiding gegeven tot versterking en uitbreiding van afspraken over economische beleidscoördinatie. In 2016 zal de naleving van de aangescherpte regels ten aanzien van het Stabiliteits- en Groeipact een belangrijke rol blijven spelen op de politieke agenda. Het is van groot belang voor de financiële stabiliteit in de Eurozone dat lidstaten zich blijven inspannen voor solide overheidsfinanciën.

Op Europees niveau en bij lidstaten zelf kunnen belangrijke stappen worden gezet voor het creëren van groei en banen. Structurele hervormingen zijn nodig om de economische groei te bevorderen. Er valt winst te behalen door deze hervormingen gezamenlijk door te voeren. Beleidscoördinatie moet echter niet afgedwongen worden vanuit Brussel, maar lidstaten moeten elkaar hier op aanspreken en elkaar stimuleren tot het overnemen van best practices. Alleen wanneer lidstaten onvoldoende actie ondernemen om hun overheidsfinanciën op orde te brengen of ernstige macro-economische onevenwichtigheden te corrigeren kan dit uiteindelijk leiden tot sancties. In de komende jaren is het van groot belang om de gemaakte afspraken te blijven implementeren. Nederland zal deze boodschap blijven uitdragen op Europees niveau.

De Europese samenwerking zal in 2016 voor Nederland in het teken staan van het voorzitterschap van de Raad van de Europese Unie in de eerste helft van het jaar. Het kabinet wil het Nederlandse voorzitterschap in dienst stellen van het helpen bereiken van concrete voortgang op de vijf hoofddoelstellingen van de strategische agenda, die is vastgesteld door de Europese Raad van juni 2014, met bijzondere aandacht voor innovatieve groei en banen. Voor het kabinet is het belangrijk dat de Europese Unie zich richt op hoofdzaken en verbinding zoekt met burgers, bedrijven en maatschappelijke organisaties. De agenda van het Nederlands Voorzitterschap zal voor een belangrijk deel bestaan uit het verder brengen van een reeds lopende agenda, waarbinnen eigen accenten kunnen worden gezet. Dat geldt ook voor de Raad Economische en Financiële zaken. Daar hoopt het kabinet concrete stappen te zetten in de richting van een kapitaalmarktunie en de verdere vervolmaking van de bankenunie. Het kabinet wil ook het Voorzitterschap benutten om structurele hervormingen binnen lidstaten te bevorderen en ideeën voor een meer transparante EU-begrotingssystematiek en beter voorspelbare EU-afdrachten op de Europese agenda te krijgen. Tot slot zal het kabinet de discussie in Europa oppakken over de vennootschapsbelasting wanneer hierover nieuwe voorstellen van de Commissie verschijnen.

7. Implementatie nieuw beleid risicomanagement staatsschuld (artikel 11 «Financiering staatsschuld»)

Voor de financiering van de staatsschuld maakt het Agentschap gebruik van een risicokader, waarin een afweging wordt gemaakt tussen de risico’s en kosten. Het huidige risicokader bestaat sinds 2008 en is gebaseerd op een benchmark. Deze benchmark wordt benaderd door een combinatie van schulduitgifte en renteswaps. In de eerste helft van 2015 is bij de beleidsevaluatie7 geconstateerd dat het risicokader in grote lijnen doeltreffend is geweest. Tegelijkertijd werd geconstateerd dat de swapstrategie, die nodig is om het doel te benaderen, onder druk is komen te staan. Het Agentschap zal daarom voor de periode 2016–2019 het risicokader aanpassen. Het nieuwe risicokader voor de jaren 2016–2019 zal vóór aanvang van het begrotingsjaar 2016 met de Tweede Kamer worden gedeeld.

Voor de herijking van het kader wordt opnieuw een afweging gemaakt tussen kosten en risico’s. De kosten van verlengen van de schuldportefeuille zijn door de lage rentestanden op dit moment historisch gezien laag. Dat maakt het mogelijk om de rente tegen lage kosten voor langere tijd vast te zetten. Het verlengen van de portefeuille zorgt er dus voor dat het renterisico wordt verlaagd. Onder het huidige beleid is het voor langere tijd vastzetten al toegestaan. De gemiddelde looptijd van de schuld is hierdoor tussen 2012 en 2014 toegenomen van 3,5 tot ongeveer 4,5 jaar. De uitzonderlijk lage rentes van dit moment zorgen echter ook voor een toename van het renterisico. De potentiële omvang van een renteschok en het effect daarvan op de begroting is nu groter dan bij de hogere renteniveaus uit het verleden. Dit effect wordt versterkt door de toegenomen omvang van de staatsschuld.

Om bovenstaande redenen is het voornemen om de looptijd van de schuld verder te verlengen en de gemiddelde looptijd in 2019 uit te laten komen binnen een bandbreedte van 5,5 – 6,5 jaar. Een dergelijke verlenging is in lijn met keuzes die veel andere landen hebben gemaakt. De afhankelijkheid van renteswaps zal daarbij verder worden verminderd. Renteswaps zullen echter ook in het nieuwe kader een regulier instrument blijven om de renterisico’s bij te sturen.

Mocht de situatie op de financiële markten significant wijzigen en rentes sterk toenemen, zal het risicokader tussentijds worden heroverwogen.

2.3 De begroting op hoofdlijnen

In deze paragraaf wordt op hoofdlijnen inzicht gegeven in de samenstelling en ontwikkeling van de uitgaven en (niet-belasting)ontvangsten op begrotingshoofdstuk IX (Financiën en Nationale Schuld). Er wordt onderscheid gemaakt tussen de (niet-) beleidsartikelen 1 tot 10 (Financiën) en de beleidsartikelen 11 en 12 (Nationale Schuld). Eerst worden de belangrijkste mutaties vanaf de stand 1e suppletoire begroting 2015 toegelicht. Daarna wordt er door middel van grafieken meer inzicht in de uitgaven en ontvangsten gegeven. In de verdiepingshoofdstukken wordt meer in detail ingegaan op samenstelling en ontwikkeling van de uitgaven en (niet-belasting)ontvangsten per artikel.

Beleidsartikelen Ministerie van Financiën

Overzicht belangrijkste mutaties (uitgaven) (bedragen x € 1.000)
 

Art. nr.

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Stand ontwerpbegroting 2015

 

6.922.713

6.900.209

6.665.303

6.621.756

6.615.728

 

Mutaties nota van wijzigingen

             

Mutaties 1e suppletoire begroting

 

61.534

2.630

– 99.529

– 142.935

– 177.771

 
               

Belangrijkste mutaties:

             

Besparingsreeks investeringsagenda

1

 

– 38.000

– 110.000

– 183.000

– 255.000

 

Overheveling GDI

1

7.300

22.800

       

Aanpassing IDA betaalschema

4

80.000

– 80.000

       

Aanpassing BCF

6

– 52.787

– 51.322

– 49.396

– 49.396

– 49.396

 

Investeringsagenda Belastingdienst werkbedrijf (Switch)

10

 

63.000

91.000

120.000

138.000

 

Overige mutaties incl. extrapolatie

 

– 2.569

11.821

6.109

201

326

6.147.619

Stand ontwerpbegroting 2016

 

7.016.191

6.831.138

6.503.487

6.366.626

6.271.887

6.147.619

Toelichting

Besparingsreeks Investeringsagenda

De investeringsagenda omvat maatregelen waarvoor extra middelen benodigd zijn en maatregelen die tot besparingen leiden. De verwachte besparingen die voortvloeien uit de diverse maatregelen in de investeringsagenda zijn nu meerjarig overgeheveld naar het beleidsartikel 1 «Belastingen». De additionele middelen die benodigd zijn om deze besparingen te realiseren (de kosten gaan voor de baten uit) zijn nog niet volledig toegekend.8 De maatregelen worden nog getoetst door het Investment Committee, ook wat betreft de kosten en de baten.

Overheveling GDI

In het kader van de generieke digitale infrastructuur ontvangt de Belastingdienst middelen om communicatie met burgers en bedrijven technisch gezien mogelijk te maken.

Aanpassing IDA Betaalschema

Het IDA betaalschema is aangepast met € 80 mln. Door te schuiven met IDA betalingen kan er in het kalenderjaar 2016 € 80 mln. worden vrijgespeeld. Dit bedrag zal in 2015 als extra betaling worden verricht

Aanpassing BCF

De mutatie betreft een bijstelling van de raming van het BCF op basis van de beschikking van het afgelopen jaar, aangevuld met het voorschot van het vierde kwartaal van het afgelopen jaar en driemaal het voorschot van het eerste kwartaal uit het lopende jaar.

Investeringsagenda Belastingdienst werkbedrijf (Switch)

Dit bedrag is gereserveerd voor kosten behorende bij het werkbedrijf Switch (onderdeel van de Investeringsagenda).

Overzicht belangrijkste mutaties (niet-belastingontvangsten) (bedragen x € 1.000)
 

Art. nr.

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Stand ontwerpbegroting 2015

 

4.124.758

2.909.331

2.840.542

2.778.712

2.717.979

 

Mutaties nota van wijzigingen

             

Mutaties 1e suppletoire begroting

 

– 568.915

88.196

8.379

9.651

8.501

 

             

Belangrijkste mutaties:

             

Ramingsbijstelling niet belastingontvangsten

1

 

3.000

6.000

10.000

13.000

 

Renteopbrengsten als gevolg van continueren kredietfaciliteit.

3

20.608

         

Bijstellling winstafdracht DNB

3

 

150.955

56.455

38.945

– 33.286

 

Bijstelling dividend ABN AMRO / ASR

3

238.900

         

Bijstelling renteontvangsten Griekenland

4

 

– 47.564

       

Overige mutaties incl. extrapolatie

 

– 1.054

573

579

579

579

2.614.642

Stand ontwerpbegroting 2016

 

3.814.297

3.104.491

2.911.955

2.837.887

2.706.773

2.614.642

Toelichting

Ramingsbijstelling niet belastingontvangsten

In het kader van de Investeringsagenda worden extra ontvangsten aan boetes en belasting- en invorderingsrente verwacht.

Renteopbrengsten als gevolg van continueren kredietfaciliteit

Het door de staat aan SNS REAAL N.V. bij de nationalisatie verstrekte overbruggingskrediet is in 2015 doorgerold. Vanwege het doorrollen betaalt SNS REAAL een hogere vergoeding over het door de staat verstrekte overbruggingskrediet.

Bijstelling dividend ABN AMRO / ASR

De dividendraming voor 2015 is geactualiseerd, de raming voor ABN AMRO en ASR is naar boven bijgesteld met respectievelijk € 14 mln. en € 225 mln.

Bijstellling winstafdracht DNB

De toename van de winst in 2016 wordt grotendeels verklaard door verkopen die hebben plaatsgevonden in de aandelenportefeuille van DNB (vermogenswinsten). Daarnaast zijn de rekeningen-courant en de deposito’s in omvang gestegen waardoor, dankzij de negatieve depositorente, de verwachte renteopbrengsten zijn toegenomen. Meerjarig wordt de winst bijgesteld vanwege extra inkomsten uit het Extended Asset Purchase Program van de ECB.

Bijstelling renteontvangsten Griekenland

Door een nieuwe (lagere) rekenrente van het CPB dalen de geraamde rente-inkomsten van de bilaterale leningen aan Griekenland.

Beleidsartikelen Ministerie van Financiën

De totale uitgaven op de artikelen 1 tot en met 10 bedragen in 2015 € 6,8 mld. Hiervan is € 3,1 mld. apparaat (zie grafiek 1). De overige uitgaven (excl. artikel 10) zijn programma-uitgaven (€ 3,7 mld., zie grafiek 2). De apparaatsuitgaven van de Belastingdienst worden in artikel 1 toegelicht, de apparaatsuitgaven van het kerndepartement in artikel 8.

Grafiek 1: apparaat (bedragen x € 1.000)

Grafiek 1: apparaat (bedragen x € 1.000)

Grafiek 2: programma uitgaven (bedragen x € 1.000)

Grafiek 2: programma uitgaven (bedragen x € 1.000)

De programma-uitgaven worden per artikel nader toegelicht. De grootste programma-uitgaven zijn: btw-compensatiefonds (€ 2,9 mld., artikel 6), uitgaven aan de belasting- en invorderingsrente (€ 232,4 mln., artikel 1) en de algemene bijdragen aan multilaterale ontwikkelingsbanken en -fondsen (€ 280,0 mln., artikel 4).

Grafiek 3: niet-belastingontvangsten (bedragen x € 1.000)

Grafiek 3: niet-belastingontvangsten (bedragen x € 1.000)

In grafiek 3 wordt een overzicht gegeven van de programmaontvangsten op de departementale begroting van Financiën. De grootste programmaontvangsten zijn de belasting-en invorderingsrente (€ 441,5 mln., artikel 1), dividend staatsdeelnemingen inclusief ABN AMRO (€ 1.055 mln., artikel 3) en de winstafdracht DNB (€ 665 mln., artikel 3).

Grafiek 4: verleende garanties (bedragen x € 1 mln.)

Grafiek 4: verleende garanties (bedragen x € 1 mln.)

In grafiek 4 wordt een overzicht gegeven van de verleende garanties op de begroting van Financiën. De grootste garanties zijn verleend aan het EFSF (€ 49,6 mld., artikel 4), DNB – deelneming in kapitaal IMF (€ 47,5 mld., artikel 4) en het ESM (€ 35,4 mld., artikel 4). Voor een uitgebreide toelichting op de verschillende garantieregelingen wordt verwezen naar de paragraaf 2.5 Overzicht garanties en achterborgstellingen.

Grafiek 5: overzicht uitgaven en ontvangsten (in € mld.)

Grafiek 5: overzicht uitgaven en ontvangsten (in € mld.)

Grafiek 5 geeft een overzicht van de uitgaven en ontvangsten op de departementale begroting van het Ministerie van Financiën. De ontvangsten zijn uitgesplitst naar belastingontvangsten en niet-belastingontvangsten. In 2014 waren de uitgaven voornamelijk hoger omdat een funding fee inzake IABF werd betaald ad € 2,8 mld. Ook werd vorig jaar een kapitaalstorting gedaan in het ESM fonds ad. € 914 mln. De ontvangsten in 2014 waren hoger doordat de Alt-A portefuille werd afgewikkeld (€ 4,2 mld.) en leningen door ING zijn terugbetaald (€ 2,3 mld.).

Beleidsartikelen Nationale Schuld

In deze paragraaf wordt de verwachte staatsschuld aan het einde van ieder jaar weergegeven, alsmede de daarbij behorende rentekosten. De schuldtoerekening als gevolg van de EFSF (European Financial Stability Facility) is niet meegenomen. Deze wordt verantwoord in artikel 3.

Kerncijfers ontwerpbegroting Nationale Schuld en realisaties (in mld. euro's)1
 

2014

2015

2016

EMU-schuld

450

458

466

Staatsschuld (art. 11)

379

386

394

Schuldverhouding met ABN AMRO

– 3,6

– 1,8

– 0,8

Interne schuldverhouding (art. 12)

– 24,6

– 24,5

– 20,4

Rentekosten vaste en vlottende schuld (art. 11, excl. derivaten, incl. ABN AMRO)

8,9

8,1

7,9

Bij: rente-ontvangsten schuldverhouding ABN AMRO (art. 11)

– 0,1

0,0

0,0

Rentekosten staatsschuld art. 11 (excl. derivaten en excl. ABN AMRO)

9,0

8,1

7,9

Af: rente-ontvangsten interne schuldverhouding (art. 12)

– 0,3

– 0,2

– 0,1

Totaal rentekosten artikel 11 en 12 (excl. derivaten en excl. ABN AMRO)

8,7

7,9

7,8

Af: rente-ontvangsten derivaten (art. 11)

– 0,3

– 2,1

– 1,6

Totaal rentekosten (art. 11 en 12, incl. derivaten)

8,4

5,8

6,1

Uitgaven en ontvangsten bij voortijdige beëindiging derivaten (art. 11, -/- is ontvangsten)

0,0

– 2,6

0,0

X Noot
1

Als gevolg van afronding kan de som der delen afwijken van het totaal.

De indeling van de bovenstaande tabel is ten opzichte van de begroting 2015 aangepast. Sinds september 2014 zijn nieuwe Europese boekhoudregels (ESA-2010) van kracht. De regels schrijven voor dat uitgaven en inkomsten uit derivaten niet langer meetellen in de bepaling van het EMU-saldo. De renteopbrengsten van derivaten worden daarom voortaan apart in deze tabel zichtbaar gemaakt.

De bovenstaande tabel geeft ook de interne schuldverhoudingen met aan de schatkist gelieerde instellingen weer, zoals decentrale overheden, rechtspersonen met een wettelijke taak (RWT’s), Sociale Fondsen en Agentschappen.

Het Agentschap is sinds 2015 bezig om haar derivatenportefeuille te verkleinen. Bij het beëindigen van een rentederivaat wordt de actuele marktwaarde van het derivaat verrekend tussen beide partijen. De in 2015 beëindigde derivaten hadden een marktwaarde die positief was voor het Agentschap. Hierdoor is tot nu toe in 2015 ongeveer € 2,6 mld. ontvangen. Deze incidentele ontvangsten zorgen voor een verlaging van de staatsschuld. Omdat de derivatenportefeuille de komende jaren waarschijnlijk verder zal worden afgebouwd worden de inkomsten en uitgaven als gevolg hiervan apart gepresenteerd in bovenstaande tabel («Opbrengst voortijdige beëindiging derivaten»). In artikel 11 wordt dit onder het kopje beleidswijzigingen verder toegelicht.

Belangrijkste mutaties rentekosten

In onderstaande tabel worden de belangrijkste mutaties in de rentekosten vanaf de ontwerpbegroting 2015 weergegeven.

Belangrijkste mutaties rentekosten sinds ontwerpbegroting 2015 (bedragen x € 1 mln.)
 

Art. nr.

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Stand ontwerpbegroting 2015

 

7.086

7.996

8.905

10.066

10.949

Mutaties:

             

Bijstelling kassaldo

11

3

4

– 223

– 602

– 1.104

 

Bijstelling rekenrente

11

– 271

– 1.912

– 1.996

– 1.961

– 1.889

 

Effect van schulduitgifte

11

– 1.194

– 183

– 101

– 14

115

 

Rentederivaten

11

22

52

110

– 8

28

 

Bijstelling rentelasten interne schuldverhoudingen

12

145

190

524

645

852

 

Extrapolatie

           

9.872

Stand ontwerpbegroting 2016

 

5.791

6.146

7.219

8.127

8.951

9.872

De rentekosten voor de staatsschuld liggen voor een groot deel vast doordat er rente betaald wordt op leningen die in het verleden zijn uitgegeven. De omvang van deze kosten volgt uit de tekortontwikkeling en daarmee de schuldopbouw in het verleden, de toenmalige rentestanden en de keuzes in het financieringsbeleid en het risicomanagement. Voor de nieuw uit te geven schuld worden de rentekosten geraamd op basis van de rentetarieven uit de meest recente raming van het Centraal Planbureau (CPB).

Mutaties in de geraamde rentekosten worden veroorzaakt door een aantal factoren. In de eerste plaats wijzigen de rentekosten als gevolg van nieuwe ramingen voor het kassaldo. Het kassaldo is het bedrag dat het Rijk jaarlijks tekort komt en dat dus geleend moet worden. Een hoger geraamd kassaldo heeft hogere geraamde rentekosten als gevolg. In de tweede plaats zorgen bijstellingen in de rekenrente voor mutaties in de geraamde rentekosten op toekomstige obligaties. Ten derde ontstaan mutaties bij het daadwerkelijk uitgeven van schuldpapier. Pas bij het daadwerkelijk uitgeven van schuld is bekend welk rentetarief exact betaald moet worden. Dit tarief kan afwijken waarmee tot dan toe in de raming rekening werd gehouden. Op dezelfde wijze heeft ook het afsluiten van renteswaps een effect op de geraamde rente.

Hieronder wordt de verwachte staatsschuld aan het einde van iedere jaar weergegeven, alsmede de daarbij behorende rentekosten. Het betreft de staatsschuld. De schuldtoerekening als gevolg van de EFSF (European Financial Stability Facility) is niet meegenomen. Deze wordt verantwoord in artikel 3 van de begroting IXB.

Grafiek 6: Overzicht staatsschuld en rentekosten (bedragen x € 1 mln.)

Grafiek 6: Overzicht staatsschuld en rentekosten (bedragen x € 1 mln.)

De omvang van de staatsschuld (artikel 11) ultimo 2016 bedraagt naar verwachting circa € 394 mld. De raming voor de EMU-saldorelevante rentekosten in 2016 bedraagt € 7,8 mld. De raming voor de rentekosten in 2016 bedraagt € 7,8 mld. Als ook de rentebaten uit derivaten worden meegeteld bedragen de geraamde rentekosten € 6,1 mld.

2.4 Beleidsdoorlichtingen

Planning beleidsdoorlichtingen
 

(Realisatie)

(Planning)

 

Artikel

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Geheel artikel?

Financien

               

1 Belastingen

               

– dienstverlening

 

         

Nee

– toeslagen

   

       

Nee

– overige onderdelen (massale processen, toezicht en opsporing)

     

     

Nee

2 Financiële Markten

     

     

Ja

3 Financieringsactiviteiten publieke-private sector:

– publiek private investeringen

   

       

Nee

– staatsdeelnemingen

           

Nee

4 Internationale Financiële Betrekkingen

 

       

Ja

5 Exportkredietverzekeringen, -garanties en investeringsverzekeringen

   

       

Ja

– exportkredietgarantie

           

Nee

6 Btw-compensatiefonds

   

       

Ja

7 Beheer materiële activa

     

     

Ja

Overig

               

Begrotingsbeleid

   

       

Nvt

                 

Nationale Schuld

               

11 Financiering Staatsschuld

 

1

     

 

Ja

12 Kasbeheer

     

   

Ja

X Noot
1

Reeds naar de Kamer verzonden, zie Kamerstukken 2014/2015, 31 935 nr. 20

Voor het meest recente overzicht van de realisatie van beleidsdoorlichtingen, zie: http://www.rijksbegroting.nl/node/223

Toelichting

Algemeen

In de Regeling periodiek evaluatieonderzoek (RPE) is vastgelegd dat al het beleid met een zekere regelmaat dient te worden geëvalueerd in een beleidsdoorlichting. Dit kan bijvoorbeeld eens in de vier jaar zijn en ten minste eens in de zeven jaar. Er moet volgens de RPE sprake zijn van een dekkende programmering van beleidsdoorlichtingen. De bovenstaande meejarige planning van de beleidsdoorlichtingen voor Financiën is dekkend en voldoet aan de RPE voorschriften.

In 2016 staan vijf beleidsdoorlichtingen gepland: Belastingdienst (onderdeel toeslagen, artikel 1), financieringsactiviteiten publieke-private sector (artikel 3), exportkredietverzekeringen, -garanties en investeringsverzekeringen (artikel 5), het Btw-compensatiefonds (artikel 6) en het begrotingsbeleid (overig). Voor een verdere onderbouwing van de meerjarenplanning zie de bijlage «evaluatie en overig onderzoek» (bijlage 6.3).

Artikel 1 – Belastingen

Het artikel van de Belastingdienst is te omvangrijk om in een keer in het geheel te evalueren, daarom is gekozen voor een opsplitsing in onderdelen. Het onderdeel dienstverlening zal in 2015 worden geëvalueerd, toeslagen in 2016 en de overige onderdelen volgen in 2017.

Artikel 3 – Financieringsactiviteiten publieke-private sector

Het artikel Financieringsactiviteiten publieke-private sector kan worden opgesplitst in twee delen. Aangezien het IBO Staatsdeelnemingen recent (2013) uitgevoerd is, richt deze beleidsdoorlichting van artikel 3 zich op de mate waarin de Minister van Financiën een verantwoorde en doelmatige besteding van overheidmiddelen stimuleert en regisseert bij omvangrijke investeringsprojecten en transacties van de rijksoverheid alsmede publiek-private investeringen in Nederland.

Artikel 5 – Exportkredietverzekeringen, -garanties en investeringsverzekeringen

In 2014 is met de Exportkredietgarantie reeds een deel van het exportkredietinstrumentarium via een beleidsdoorlichting geëvalueerd. In 2016 zal het gehele artikel worden geëvalueerd.

Artikel 6 – Btw-compensatiefonds

In 2016 staat een beleidsdoorlichting gepland van artikel 6 Btw-compensatiefonds (BCF). Het BCF is een fonds waaruit decentrale overheden betaalde btw kunnen terugvragen en is opgericht om een eind te maken aan de factor btw bij de afweging door decentrale overheden tussen het uitbesteden van werkzaamheden of het uitvoeren ervan door de eigen organisatie. De centrale vraag van de beleidsdoorlichting is of het BCF op een doelmatige wijze effectief heeft bijgedragen aan de afweging van decentrale overheden tussen uitbesteding en inbesteding.

Overig – Begrotingsbeleid

Naast de doorlichtingen van de hierboven genoemde begrotingsartikelen, zal ook het begrotingsbeleid van de overheid worden geëvalueerd via een beleidsdoorlichting. Het begrotingsbeleid kent sinds de begroting 2013 geen eigen artikel9 meer, wat betekent dat volgens de RPE een doorlichting niet noodzakelijk is. Omdat het belangrijk is om gevoerd beleid te evalueren, wordt toch een beleidsdoorlichting begrotingsbeleid uitgevoerd. Deze beleidsevaluatie hangt samen met de Studiegroep Begrotingsruimte en zal op hetzelfde moment aan de Tweede Kamer worden aangeboden. Vanwege deze samenhang wordt op een aantal punten afgeweken van de gebruikelijke opzet. In het plan van aanpak wordt de beleidsdoorlichting Begrotingsbeleid toegelicht.

Plannen van aanpak

Sinds het aannemen van de motie Harbers10 in het najaar van 2014 wordt de Tweede Kamer voorafgaand aan de start van een beleidsdoorlichting geïnformeerd over de opzet en vraagstelling zodat het mogelijk is om invloed uit te oefenen op de opzet en vraagstelling van de evaluatie. Doordat de motie Harbers pas aangenomen werd na het vaststellen van de begroting, zijn de plannen van aanpak van de beleidsdoorlichtingen in het begrotingsjaar 2015 met een aparte brief11 verzonden. De ervaringen van de diverse Kamercommissies met apart toegezonden brieven per beleidsdoorlichting zijn echter qua procedure en behandelwijze dusdanig bevallen, dat de commissie voor de Rijksuitgaven de Ministeries hebben verzocht deze werkwijze voort te zetten. De plannen van aanpak zullen meelopen met de begrotingscyclus en op Prinsjesdag met een aparte brief aan de Tweede Kamer worden aangeboden.

2.5 Overzicht garanties en achterborgstellingen

Overzicht verstrekte garanties (bedragen x € 1.000)

Nr.

Artikel

Omschrijving

Uitstaande garanties 2014

Geraamd te verlenen 2015

Geraamd te vervallen 2015

Uitstaande garanties 2015

Garantie- plafond 2015

Geraamd te verlenen 2016

Geraamd te vervallen 2016

Uitstaande garanties 2016

Garantie- plafond 2016

Totaal plafond

1

Belastingen

Garantie procesrisico's

362

400

400

362

400

400

400

362

400

 

2

Financiële Markten

Terrorismeschades (NHT)

50.000

50.000

50.000

 

50.000

3

Financiële Markten

WAKO (kernongevallen)

14.023.000

4.254.099

9.768.901

9.768.901

 

9.768.901

4

Financiële Markten

Garantie Stichting Waarborgfonds Motorverkeer

156

156

156

 

156

5

Financieringsactiviteiten publiek-private sector

DNB winstafdracht

5.700.000

5.700.000

5.700.000

 

5.700.000

6

Financieringsactiviteiten publiek-private sector

Garantie Propertize

3.600.000

3.600.000

3.600.000

 

3.600.000

7

Financieringsactiviteiten publiek-private sector

Garantie en vrijwaring inzake verkoop en financiering van staatsdeelnemingen

952.832

952.832

952.832

 

952.832

8

Internationale Financiële Betrekkingen

EFSF

49.640.411

49.640.411

49.640.411

 

49.640.411

9

Internationale Financiële Betrekkingen

EFSM

2.778.000

42.000

2.820.000

2.820.000

 

2.820.000

10

Internationale Financiële Betrekkingen

EIB-kredietverlening in ACP en OCT

173.953

173.953

173.953

 

173.953

11

Internationale Financiële Betrekkingen

ESM

35.445.400

35.445.400

35.445.400

 

35.445.400

12

Internationale Financiële Betrekkingen

Kredieten EU-betalingsbalanssteun

2.315.000

35.000

2.350.000

2.350.000

 

2.350.000

13

Internationale Financiële Betrekkingen

MIGA

27.596

27.596

27.596

 

27.596

14

Internationale Financiële Betrekkingen

EBRD

589.100

589.100

589.100

 

589.100

15

Internationale Financiële Betrekkingen

EIB

9.895.547

9.895.547

9.895.547

 

9.895.547

16

Internationale Financiële Betrekkingen

Wereldbank

3.888.147

3.888.147

181.841

4.069.988

 

4.069.988

17

Internationale Financiële Betrekkingen

DNB – deelneming in kapitaal IMF

47.503.587

47.503.587

47.503.587

 

47.503.587

18

Internationale Financiële Betrekkingen

AIIB

730.088

730.088

730.088

 

730.088

19

Exportkredietverzekeringen, -garanties en investeringsverzekeringen

Regeling Investeringen

175.010

453.780

453.780

175.010

453.780

453.780

453.780

175.010

453.780

 

20

Exportkredietverzekeringen, -garanties en investeringsverzekeringen

MIGA – herverzekeren

150.000

150.000

150.000

150.000

150.000

150.000

 

21

Exportkredietverzekeringen, -garanties en investeringsverzekeringen

Exportkredietverzekering

13.373.678

10.000.000

10.000.000

13.373.678

10.000.000

10.000.000

10.000.000

13.373.678

10.000.000

 
 

Totaal

 

190.131.779

11.411.268

14.858.279

186.684.768

10.604.180

10.786.021

10.604.180

186.866.609

10.604.180

173.317.559

Overzicht uitgaven en ontvangsten garanties (bedragen x € 1.000)

Nr

Artikel

Omschrijving

Uitgaven 2014

Ontvangsten 2014

Saldo 2014

Uitgaven 2015

Ontvangsten 2015

Saldo 2015

Uitgaven 2016

Ontvangsten 2016

Saldo 2016

1

Belastingen

Garantie procesrisico's

378

– 378

245

– 245

245

– 245

2

Financiële Markten

Terrorismeschades (NHT)

1.275

1.275

1.075

1.075

1.075

1.075

3

Financiële Markten

WAKO (kernongevallen)

1.126

1.126

609

609

609

609

4

Financiële Markten

Garantie Stichting Waarborgfonds Motorverkeer

5

Financieringsactiviteiten publiek-private sector

DNB winstafdracht

6

Financieringsactiviteiten publiek-private sector

Garantie Propertize

1.920

1.920

9.300

9.300

7.800

7.800

7

Financieringsactiviteiten publiek-private sector

Garantie en vrijwaring inzake verkoop en financiering van staatsdeelnemingen

4.800

5.716

916

4.800

5.716

916

4.800

4.800

8

Internationale Financiële Betrekkingen

EFSF

9

Internationale Financiële Betrekkingen

EFSM

10

Internationale Financiële Betrekkingen

EIB-kredietverlening in ACP en OCT

38

5.398

5.360

4.687

4.687

11

Internationale Financiële Betrekkingen

ESM

12

Internationale Financiële Betrekkingen

Kredieten EU-betalingsbalanssteun

13

Internationale Financiële Betrekkingen

MIGA

14

Internationale Financiële Betrekkingen

EBRD

15

Internationale Financiële Betrekkingen

EIB

16

Internationale Financiële Betrekkingen

Wereldbank

17

Internationale Financiële Betrekkingen

DNB – deelneming in kapitaal IMF

18

Internationale Financiële Betrekkingen

AIIB

19

Exportkredietverzekeringen, -garanties en investeringsverzekeringen

Regeling Investeringen

789

789

500

1.250

750

500

1.250

750

20

Exportkredietverzekeringen, -garanties en investeringsverzekeringen

MIGA – herverzekeren

21

Exportkredietverzekeringen, -garanties en investeringsverzekeringen

Exportkredietverzekering

43.376

205.944

162.568

74.900

178.000

103.100

74.900

233.202

158.302

 

Totaal

 

48.592

222.168

173.576

80.445

200.637

120.192

80.445

248.736

172.276

Algemeen

Ontwikkelingen in uitstaande garanties

In onderstaande toelichting zijn de wijzigingen per regeling toegelicht. Ten opzichte van de begroting 2015 zijn een aantal garantieregelingen niet meer opgenomen in bovenstaand overzicht en is er één nieuwe garantie afgegeven. De beëindigde regelingen zijn: garantie interbancaire leningen, de garantie deelneming ABN AMRO (counter indemnity) en DNB kredietverlening BIS (was reeds beëindigd in begroting 2015). De nieuwe garantie ziet op de Asian Infrastructure Investment Bank, zie hiervoor ook het naar de Tweede Kamer gestuurde toetsingskader12.

Horizonbepaling garantieregelingen

Alle reguliere garantieregelingen worden in de periodieke beleidsdoorlichtingen getoetst op nut en noodzaak. Voor de planning van deze periodieke evaluatie wordt verwezen naar het overzicht bij de beleidsagenda en de bijlage evaluatie en onderzoeksoverzicht.

Toelichting per risicoregelingen

Garanties groter dan € 5 mln. worden toegelicht, mits deze niet voor 2016 aflopen.

2. Terrorisme Schade (NHT)

Doel en werking garantieregeling

De Nederlandse Herverzekeringsmaatschappij voor Terrorismeschaden (NHT) is in 2003 opgericht, nadat herverzekeraars en verzekeraars waren begonnen terrorismerisico’s uit te sluiten in hun polissen. Binnen de NHT leveren verzekeraars, herverzekeraars en de Staat gezamenlijk een dekkingscapaciteit van € 1 mld. per jaar. De Staat heeft een garantie afgegeven voor de laatste € 50 mln. van deze dekkingscapaciteit.

Beheersing risico’s

De Staat en de NHT zijn overeengekomen om de participatie van de Staat na 2018 te beëindigen. Daarnaast zijn de risico’s voor de Staat beperkt doordat de verzekeraars en herverzekeraars de eerste € 950 mln. van de dekkingscapaciteit garanderen, daarna kan pas de garantie van de Staat worden aangesproken.

Premiestelling en kostendekkendheid

De premie is (ten minste) marktconform en sluit aan bij de premie die herverzekeraars ontvangen. De garantie van de Staat kan pas ingeroepen worden nadat de garantie van de verzekeraars en herverzekeraars is uitgeput. Tot op heden heeft er geen uitkering plaatsgevonden onder deze regeling, waardoor de regeling op dit moment meer dan kostendekkend is13.

3. WAKO (Kernongevallen)

Doel en werking garantieregeling

De Wet Aansprakelijkheid Kernongevallen (WAKO) regelt de aansprakelijkheid van exploitanten van nucleaire installaties voor kernongevallen. De exploitant is namelijk verantwoordelijk voor schade bij kernongevallen. De exploitant moet deze aansprakelijkheid verzekeren tot een maximumbedrag van € 1,2 mld. Voor de staatsgarantie betaalt de exploitant jaarlijks een vergoeding aan de Nederlandse Staat.

Het doel van deze risicoregeling is tweeledig: enerzijds schadeloosstelling van slachtoffers indien zich een ernstig kernongeval in Nederland voordoet en anderzijds het internaliseren van kosten die met het gebruik van kernenergie samenhangen. De Staat der Nederlanden staat voor zes installaties garant, tot een bedrag van € 2,3 mld. per ongeval voor een installatie en € 1,5 mld. voor vijf installaties per ongeval. Het totaalrisico voor deze installaties bedraagt € 9,8 mld.

Beheersing risico’s

Kerncentrales moeten voldoen aan strenge veiligheidseisen. De kerncentrale in Borssele is ook bestand tegen omstandigheden van buitenaf. Bijvoorbeeld een aardbeving of overstroming. Uit onderzoek (onder andere de Europese stresstest) blijkt dat Borssele ruim voldoet aan de bestaande veiligheidseisen.

Kerncentrales staan onder streng nationaal en internationaal toezicht. Dit ligt vast in de Nederlandse wet en in internationale verdragen. Daarnaast staan in de vergunning talrijke eisen aan een kerncentrale. Bijvoorbeeld eisen om internationale contacten tussen kerncentrales te onderhouden om kennis en ervaringen uit te wisselen. Wettelijk toezicht in Nederland valt onder het Ministerie van Infrastructuur en Milieu. Het toezicht wordt uitgevoerd door de Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming (ANVS). De ANVS ziet er op toe dat alle nucleaire installaties in Nederland veilig zijn. Ook zorgt de ANVS dat veiligheids- en beveiligingsmaatregelen worden getroffen. Er zijn bijna dagelijks contacten tussen de kerncentrale en de ANVS. Inspecteurs houden vaak ter plekke toezicht en controles. Zij kijken of de vergunningen worden nageleefd, of technische specificaties en de werkwijzen kloppen en of wijzigingen aan installaties mogen worden uitgevoerd.

Op 1 januari 2015 is een wijziging van de Wet Aansprakelijkheid Kernongevallen (Wako) in werking getreden waarmee de garantie van de Staat wordt ingeperkt. Middels deze wetswijziging wordt de garantie voor kerninstallaties, waarbij een ongeval beperkte gevolgen heeft, teruggebracht tot het verdragsminimum van € 1,5 mld. Voor Borssele blijft de garantie staan op € 2,3 mld. Daarnaast is de kerninstallatie van Dodewaard sinds maart 2015 uitgesloten van de WAKO en vervalt hierdoor de € 1,5 mld. garantie die nog op de begroting stond. De kerncentrale van Dodewaard is in 1997 buiten bedrijf gesteld en alle splijtstoffen zijn sinds 2003 verwijderd waardoor het zeer lage risico op een ongeval (en zeer beperkte schade) niet meer in verhouding staat tot de verplichte verzekering van ruim € 22,5 mln. die de exploitant moet afsluiten, en de verplichting voor de Staat om voor een bedrag van € 1,5 mld. garant te staan.

Premiestelling en kostendekkendheid

De doelstelling is dat het rendement voor de overheid (in de zin van premieontvangsten) een weerspiegeling is van de risico’s voor de overheid (in de zin van impact en kans). Voor de berekeningssystematiek wordt aangesloten bij de premieberekening die de markt hanteert voor kernongevalschadeverzekeringen. Door de relatief hoge garantie ten opzichte van de premie is het onmogelijk om op een redelijke termijn een begrotingsreserve te creëren die het risico afdekt, de premies worden daarom niet afgestort in een begrotingsreserve. Tot op heden heeft er geen uitkering plaatsgevonden onder deze regeling, waardoor de regeling op dit moment meer dan kostendekkend is.

5. DNB winstafdracht

Doel en werking garantieregeling

Een deel van de winst die De Nederlandsche Bank maakt vloeit – via een vooraf bepaalde verdeelsleutel – in de staatskas. De winsten die worden gemaakt met crisisgerelateerde transacties vallen ook onder de winstafdracht. DNB heeft hierdoor tijdelijk grotere risico’s op haar balans staan. Het Ministerie van Financiën en DNB hebben in samenspraak besloten om de bestaande praktijk te handhaven onder afgifte van een garantie die de toegenomen risico’s voor DNB mitigeert.

Beheersing risico’s

In 2017 wordt beoordeeld of DNB nog risico loopt op de crisisgerelateerde transacties. De garantieovereenkomst zal worden verlengd indien 5 jaar na inwerkingtreding nog sprake is van zowel (i) een risico ten aanzien van de gekwalificeerde activa als (ii) een buffertekort bij DNB. In dit geval zal een nieuw maximumbedrag worden vastgesteld. Wanneer DNB geen risico meer loopt op de gegarandeerde activa vervalt de garantie. DNB informeert periodiek over het onderliggende risico en het buffertekort. Bij het verstrekken van de garantie bedroeg het risico voor DNB € 13,5 mld. Op basis van de meest recente informatie kan gemeld worden dat de onderliggende risico’s gestegen zijn tot € 13,3 mld. Met name de exposure op Griekenland is toegenomen.

Door de financiële en Europese schuldencrisis en de door het Eurosysteem genomen maatregelen om deze crisis te beheersen, zijn de financiële risico’s voor DNB veranderd. Vanwege het hoge risicoprofiel voortkomend uit de monetaire beleidstaken heeft DNB bij de eigen beleggingen vastgehouden aan een zeer laag risicoprofiel. Het renterisico van de beleggingen wordt door DNB beheerst door de omvang en gemiddelde looptijd van de vastrentende portefeuilles te begrenzen. Ter beheersing van het debiteurenrisico op de beleggingen past DNB een strikt limietenraamwerk toe voor overheden, emittenten en banken. Daarbij zijn alle bancaire uitzettingen gedekt door onderpand van hoge kwaliteit14.

Premiestelling en kostendekkendheid

Er wordt geen premie betaald door DNB. Als gevolg van de garantie kan DNB meer winst afdragen aan het Ministerie van Financiën. Tot op heden heeft er geen uitkering plaatsgevonden onder deze regeling, waardoor de regeling op dit moment meer dan kostendekkend is.

6. Garantie Propertize

Doel en werking garantieregeling

Bij de nationalisatie van SNS REAAL is reeds aangekondigd dat Propertize (voorheen: «Property Finance») zal worden afgesplitst van de rest van SNS REAAL en in een vastgoedbeheerorganisatie zal worden ondergebracht. Eind 2013 is de afsplitsing gerealiseerd. De vastgoedbeheerorganisatie heeft tot doel om de vastgoedportefeuille op de middellange termijn zo kostenefficiënt en rendabel mogelijk af te wikkelen. De Staat heeft een garantie verstrekt op de financiering van de vastgoedbeheerorganisatie. Het gaat hierbij om een garantie van circa € 3,6 mld. Zonder garantie van de Staat is het niet mogelijk voor Propertize om financiering aan te trekken in de markt.

Beheersing risico’s

Voor de beheersing van het risico is een eindtermijn en maximum bedrag opgenomen. Een verlenging van de garantie dient periodiek te worden goedgekeurd door de Staat.

Premiestelling en kostendekkendheid

Voor de garantie op de financiering van de vastgoedbeheerorganisatie ontvangt de Staat een garantiepremie van 30 basispunten (+ 0,3%). De hoogte van deze premie is bepaald op basis van drie referentiepunten: (1) de garantiepremie die vergelijkbare Europese afwikkelentiteiten met overheidsgarantie betalen, (2) een inschatting van de financieringslasten bij ontbreken van overheidsgarantie en (3) het effect van de garantiepremie op winstgevendheid van de vastgoedbeheerorganisatie. Tot op heden heeft er geen uitkering plaatsgevonden onder deze regeling, waardoor de regeling op dit moment meer dan kostendekkend is.

7. Garantie en vrijwaring inzake verkoop en financiering van staatsdeelnemingen

Doel en werking garantieregeling

De Staat heeft een aantal garanties en vrijwaringen afgegeven aan verschillende deelnemingen die volgen uit verplichtingen uit de verkoop van deelnemingen. Dit is het geval geweest bij de verkoop van SDU (€ 30 mln.), Fortis Corporate Insurance (€ 5,5 mln.) en WesterSchelde Tunnel (€ 167,5 mln.). Bij de verkoop van een belang kan het voorkomen dat de koper bepaalde garanties vraagt voor niet in de balans verwerkte posten. Dit is gebruikelijk bij fusies en overnames. Op deze manier wordt het risico van de acquisitie voor de koper verminderd, waardoor voorkomen wordt dat er een overeenkomst gesloten wordt tegen een lagere prijs.

Daarnaast heeft de Staat specifieke garanties en vrijwaringen afgegeven vanwege het belang om financiering van staatsdeelnemingen NS (€ 448,7 mln.), NWB (€ 1,1 mln.) en TenneT (€ 300 mln.) mogelijk te maken. Het Ministerie van Financiën heeft als aandeelhouder aan TenneT Holding een garantie afgegeven ten gunste van de Stichting Beheer Doelgelden. De middelen uit deze Stichting dienen altijd direct beschikbaar te zijn, bijvoorbeeld indien er een investering in interconnectiecapaciteit dient te worden gedaan. Daarnaast garandeert de Staat leningen die NS heeft afgesloten via Eurofima. Eurofima is een multilaterale bank, opgericht op basis van een Europees verdrag, die zich specialiseert in de financiering van rollend materieel. Alle nationale Europese spoorvervoerders kunnen hier financiering aantrekken onder garantie van het land van herkomst.

Beheersing risico’s

Voor de beheersing van het risico is een eindtermijn en maximum bedrag opgenomen. De garanties en vrijwaringen lopen de komende jaren af, het laatste deel in 2020.

De premieontvangsten van TenneT worden afgestort in een begrotingsreserve, ultimo 2014 was de omvang van de begrotingsreserve € 20,8 mln.

Premiestelling en kostendekkendheid

Er worden premies betaald over de garanties die zijn afgegeven vanwege het belang om financiering van staatsdeelnemingen mogelijk te maken. Voor de garantie van TenneT ontvangt de Staat een premie van € 4,8 mln. op jaarbasis. NS heeft in totaal € 450 mln. geleend bij Eurofima, de Staat ontvangt hiervoor een garantiefee van NS. De onderliggende leningen zijn op verschillende momenten afgesloten en de garantiefee is daarmee verschillend. De berekening van de fee is als volgt:

  • Over € 65,7 mln. een fee van 15 basispunten.

  • Over € 355,5 mln. sinds half december 2011 een fee van 23 basispunten.

  • Over de rest (€ 28,8 mln.) geen fee.

Voor leningen die voor 1995 zijn afgesloten (verzelfstandiging NS) is geen garantiefee afgesproken. Bij garanties en vrijwaringen die worden afgegeven bij de verkoop van een staatsdeelneming loopt de vergoeding voor het risico via een hogere verkoopopbrengst.

8, 9, en 11. EFSF, EFSM en ESM

Doel en werking garantieregeling

In 2010 is besloten tot de oprichting van de Europese noodmechanismen EFSM en EFSF en tot de oprichting van een permanent noodmechanisme, European Stability Mechanism (ESM). De noodmechanismen kunnen steun verstrekken aan landen in nood onder strikte beleidscondities. Op dit moment staat Nederland voor € 49,6 mld. garant voor het EFSF, € 2,8 mld. voor het EFSM en € 35,4 mld. voor het ESM. Naar aanleiding van een verandering in het Nederlandse aandeel in de EU-begroting is de bestaande garantieverplichting voor EFSM bijgesteld. De noodfondsen ontvangen rentevergoedingen voor de verstrekte leningen.

Beheersing risico’s

Financiële steun aan een land met een programma wordt door het EFSF, EFSM en ESM in tranches uitgekeerd, na een positief oordeel van de instituties (Europese Commissie, ECB en IMF) over de voortgang van het programma. Het leningenprogramma is erop gericht dat het land dat steun ontvangt zo spoedig mogelijk weer een houdbare financieel-economische positie heeft en weer toegang krijgt tot de financiële markten.

Op het moment dat een lidstaat, die steun uit het EFSF ontvangt, niet aan de betalingsverplichtingen van het EFSF kan voldoen en als gevolg daarvan het EFSF haar schuldeisers niet meer kan betalen, zal Nederland naar rato haar aandeel in de garantie moeten bijdragen aan het EFSF. Als andere garanderende landen op dat moment niet in staat zijn hun bijdrage aan het EFSF te kunnen voldoen, dan zal Nederland (samen met andere lidstaten) hier ook (naar rato) voor moeten betalen. Nederland krijgt hierdoor een vordering op de in gebreke blijvende garanderende lidstaat. Zodra het EFSF garanties inroept heeft dit effect op het EMU-saldo.

Om de financiële ondersteuning vanuit het EFSM te kunnen financieren is de Europese Commissie gemachtigd om namens de EU geld aan te trekken op de kapitaalmarkten. Deze leningen worden via de EU-begroting gegarandeerd door de EU-lidstaten. Zodra het EFSM garanties inroept, betekent dit een effect op de Nederlandse schuld en het EMU-saldo.

Het ESM kent een andere kapitaalstructuur, waardoor de risico’s voor landen die garanties verstrekken zijn ingeperkt. De risico’s worden daarnaast beheerst doordat het ESM een preferente schuldeiser status (preferred creditor) kan claimen over andere crediteuren (behalve die van het IMF). Indien lidstaten die steun hebben ontvangen uit het ESM niet in staat zijn om aan de betalingsverplichtingen van het ESM te voldoen en als gevolg daarvan het ESM haar schuldeisers niet meer kan betalen, dan zal het ESM deze verliezen moeten opvangen. Het ESM zal dan eerst putten uit het reservefonds, daarna uit het volgestort kapitaal en als laatste optie pas het oproepbaar kapitaal(garanties) oproepen. Als andere garanderende landen op dat moment niet in staat zijn hun bijdrage aan het ESM te kunnen voldoen, dan zal Nederland (samen met andere lidstaten) hier ook (naar rato) voor moeten betalen. Nederland krijgt hierdoor een vordering op de in gebreke blijvende garanderende lidstaat. Zodra het ESM garanties inroept, betekent dit een effect op de Nederlandse schuld en het EMU-saldo.

Premiestelling en kostendekkendheid

ESM/EFSF

De rente die de verschillende programmalanden momenteel betalen aan het ESM en EFSF is afhankelijk van de rente waarvoor het ESM/EFSF op de geld- en kapitaalmarkt leent (zogenaamde cost of funding). Het verschuldigde rentepercentage is een samenstelling van de rente die het ESM/EFSF betaalt voor obligatieuitgiftes met verschillende looptijden. Op basis van de op de markt aangetrokken middelen berekent het ESM/EFSF op dagbasis de gemiddelde financieringskosten, welke worden doorberekend aan de programmalanden. Daarnaast betalen lidstaten die steun ontvangen van het ESM/EFSF aan het ESM/EFSF bij ontvangst van een lening een service fee van 50 basispunten, jaarlijks een service fee van 0,5 basispunten en een commitment fee. Lidstaten betalen aan het ESM ook nog een renteopslag, waar de hoogte hiervan afhangt van het gekozen instrument. De exacte opslagen zijn vastgelegd in de beprijzingsrichtsnoer van het ESM. De renteopslag van het EFSF is vastgesteld op nul.

EFSM

De prijsstelling van het EFSM kent als uitgangspunt dat deze direct worden doorgegeven aan de specifieke programmalanden tegen dezelfde rente als waarvoor de Europese Commissie inleent. Dit zijn de financieringskosten. De renteopslag op de EFSM-leningen is vastgesteld op nul.

10. EIB-kredietverlening in ACP en OCT

Doel en werking garantieregeling

De Europese Investeringsbank (EIB) verricht activiteiten in de landen in Sub-Sahara Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan (ACP-landen), alsmede Europese Overzeese Gebieden (OCT-landen). De projecten richten zich op economische ontwikkeling van deze landen via de ontwikkeling van de private sector en de financiële sector, investeringen in infrastructuur en het verbeteren van het ondernemingsklimaat. Een deel van deze activiteiten wordt bekostigd met een revolverend fonds dat gefinancierd wordt door het European Development Fund (EDF). De EIB financiert daarnaast ook met eigen middelen, hierop hebben de lidstaten een garantie afgegeven voor het politieke risico.

Beheersing risico’s

Om inspraak van de lidstaten in financieringsbesluiten, gefinancierd uit zowel EDF als eigen middelen, te waarborgen is er een Comité opgericht waar alle lidstaten in vertegenwoordigd zijn. Dit Comité beoordeelt alle investeringsvoorstellen inhoudelijk en brengt advies uit aan de EIB Board inzake eventuele goedkeuring. Tevens heeft het beheer van de portefeuille dezelfde waarborgen als de EIB portefeuille binnen de EU.

Premiestelling en kostendekkendheid

Voor deze garantie wordt geen premie ontvangen. Door de aandeelhouders wordt geen dividend of vergoeding gevraagd, aangezien zij de garantie zonder winstbejag ten dienste van de gemeenschappelijke doelstellingen van de EIB/EU-lidstaten in de ACP- en OCT-landen hebben gesteld. Rendementen op investeringen komen wel ten goede aan het eigen vermogen van de EIB, welke de aandeelhouders, waaronder Nederland, toebehoort. Tot op heden heeft er geen uitkering plaatsgevonden onder deze regeling, waardoor de regeling op dit moment kostendekkend is.

12. Kredieten EU-betalingsbalanssteun

Doel en werking garantieregeling

De Europese Betalingsbalansfaciliteit is bedoeld voor niet-eurolanden met feitelijke of ernstig dreigende moeilijkheden met betrekking tot de lopende rekening van de betalingsbalans of het kapitaalverkeer. De EU draagt bij aan de stabiliteit door het verstrekken van leningen via de Betalingsbalansfaciliteit. Alleen lidstaten die de euro (nog) niet hebben ingevoerd kunnen aanspraak maken op de Betalingsbalansfaciliteit. Om de financiële ondersteuning te kunnen financieren is de Europese Commissie gemachtigd om namens de EU geld aan te trekken op de kapitaalmarkten. Deze leningen worden gegarandeerd door de EU-lidstaten via de EU-begroting. Uit de betalingsbalansfaciliteit kan voor een maximum aan € 50 mld. aan leningen worden verstrekt. Naar aanleiding van een verandering in het Nederlandse aandeel in de EU-begroting is de bestaande garantieverplichting bijgesteld. Het Nederlandse aandeel in deze garantie is circa € 2,4 mld.

Beheersing risico’s

Het verstrekken van leningen gaat altijd gepaard met een risico. Het doel van de Betalingsbalansfaciliteit is juist om de financiële stabiliteit van de gehele EU te waarborgen opdat risico’s voor de Nederlandse economie, financiële sector en begroting niet escaleren. Doordat de Europese Commissie op grond van een impliciete garantie van de EU-begroting leningen kan verstrekken hoeven de EU-lidstaten geen kosten te maken voor het verstrekken van deze leningen. Het uitstaande risico komt als pro-memoria in de EU-begroting. De eventuele rentemarge (verschil tussen rente bij in- en uitlenen) wordt verrekend in de afdrachten van de lidstaten (inkomstenkant van de EU-begroting).

Premiestelling en kostendekkendheid

De rente die steunontvangende landen betalen voor financiële steun van de Betalingsbalansfaciliteit is gelijk aan de financieringskosten die de Commissie maakt. In de periode 2008–2011 is een totaalbedrag van € 13,4 mld. aan leningen verstrekt aan Hongarije, Letland en Roemenië. Van deze programma’s zijn alle tranches uitgekeerd en Hongarije en Letland zijn reeds begonnen met terugbetalen van de leningen. Het openstaande bedrag van de faciliteit aan deze drie landen is circa € 13,4 mld. (stand juli 2015). Tot op heden heeft er geen uitkering plaatsgevonden onder deze regeling, waardoor de regeling op dit moment kostendekkend is.

13. en 16. Wereldbank Groep

Doel en werking garantieregeling

De Multilateral Investment Guarantee Agency (MIGA) is een onderdeel van de Wereldbank Groep. Deze organisatie ondersteunt de private sector bij het verzekeren van buitenlandse investeringen. De activiteiten van MIGA worden gefinancierd door aandelenkapitaal (paid-in) en de rest wordt verstrekt in de vorm van garanties (callable capital).

Een ander onderdeel van de Wereldbank Groep is de Internationale Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling (IBRD). IBRD functioneert als een soort coöperatieve bank, waarvan lidstaten aandeelhouder zijn. Op basis van ingelegd aandeelkapitaal en garanties, leent IBRD in op kapitaalmarkten en worden leningen verstrekt. De Staat verhoogt de garantie aan de Wereldbank. Door het uitstel van een gedeelte van de in 2010 afgesproken kapitaalstorting van 2015 naar 2016, is de bijbehorende garantieverhoging tevens een jaar uitgesteld van 2015 naar 2016. Deze mutatie is opgenomen in de tabel overzicht verstrekte garanties.

Beheersing risico’s

De garanties kunnen alleen worden ingeroepen door de IBRD op het moment dat de IBRD niet meer aan haar verplichtingen kan voldoen en failliet dreigt te gaan. De kans dat dit gebeurt wordt als zeer klein aangemerkt. De IBRD voert namelijk een prudent beleid met als expliciet doel het risico op een call on capital te minimaliseren en het liquiditeit- en risicobeleid van de IBRD is conservatief. De leenportfolio van de IBRD functioneert ondanks de crisisjaren goed. Dit komt mede doordat de Wereldbank mondiaal opereert waardoor de portefeuille goed gediversifieerd is. De bank heeft geen winstmotief en hecht veel waarde aan de AAA-status (stabiel) die de instelling in staat stelt voordelig in te lenen op de kapitaalmarkt. Tevens heeft de Bank een zogenaamde Preferred Creditor Status. Dit houdt in dat lenende landen de IBRD voorrang verschaffen bij betaling indien zij moeite hebben om aan hun verplichtingen te voldoen.

Premiestelling en kostendekkendheid

Voor deze garantie wordt geen premie ontvangen. De financiële voordelen van de garantie worden door de IBRD middels betere leenvoorwaarden doorberekend aan de klantlanden, waarmee het bijdraagt aan de realisatie van de door IBRD opgelegde beleidsdoelstellingen. Het instellen van een premie zou de bijdrage van de IBRD aan het maatschappelijke doel verminderen. Tot op heden heeft er geen uitkering plaatsgevonden onder deze regeling, waardoor de regeling op dit moment kostendekkend is.

14. EBRD

Doel en werking garantieregeling

De Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling (EBRD) is opgericht om de landen in Midden- en Oost-Europa en de voormalige Sovjet Unie bij te staan in hun transitie naar een democratie en naar een markteconomie. Inmiddels is het operatiegebied uitgebreid met een aantal Centraal-Aziatische landen en enkele landen in de Zuidoostelijk Mediterrane regio. Het mandaat van de Bank is specifiek gericht op de transitie van (aanvankelijk ex-communistische) economieën naar markteconomieën met een robuuste private sector en integratie daarvan in de wereldeconomie. De EBRD wordt gefinancierd door aandelenkapitaal, waarvan zo’n 20% is ingelegd door de lidstaten (paid-in) en de rest wordt verstrekt in de vorm van garanties (callable capital).

Beheersing risico’s

De garantie kan alleen worden ingeroepen door de EBRD wanneer de Bank niet meer aan haar verplichtingen kan voldoen en de bank dus failliet dreigt te gaan. De kans dat dit gebeurt wordt als klein aangemerkt. De EBRD voert een prudent beleid. Het liquiditeit- en risicobeleid zijn conservatief. De leenportfolio van de EBRD doet het historisch gezien goed en de Bank maakt winst. Mede daardoor heeft de EBRD een sterke kapitaalpositie met een gezonde verhouding tussen de portfolio en de capaciteit om het risico in de portfolio te dragen. Het beleid is erop gericht dat kapitaalgaranties nooit ingeroepen hoeven te worden. De EBRD wordt door alle kredietbeoordelingsbureau’s dan ook als betrouwbaar aangemerkt (AAA, stabiel). De Bank heeft een Preferred Creditor Status.

Tevens heeft de Board van de Bank een Audit Committee dat de risico’s van de Bank nauwgezet in de gaten houdt. Er is een Internal Audit Committee dat toeziet op de kwaliteit van procedures en processen (deze rapporteert aan de President).

Premiestelling en kostendekkendheid

Voor deze garantie wordt geen premie ontvangen, het is immers de wijze waarop het ingelegd kapitaal wordt gefinancierd. Noch voor het ingelegde noch voor het oproepbare kapitaal wordt door de aandeelhouders een dividend of vergoeding gevraagd, aangezien zij het zonder winstbejag ten dienste van de gemeenschappelijke doelstellingen van de EBRD hebben gesteld. Rendementen op investeringen komen wel ten goede aan het eigen vermogen van de EBRD, welke de aandeelhouders, waaronder Nederland, toebehoort. Uit het eigen vermogen worden regelmatig (beperkt) middelen ontrokken met goedkeuring van de Raad van Gouveneurs, zoals het EBRD fonds waaruit o.a. technische assistentie activiteiten worden betaald of het door de EBRD beheerde Chernobyl Shelter Fund. Tot op heden heeft er geen uitkering plaatsgevonden onder deze regeling, waardoor de regeling op dit moment kostendekkend is.

15. De Europese Investeringsbank (EIB)

Doel en werking garantieregeling

De Europese Investeringsbank heeft tot taak, met een beroep op de kapitaalmarkten en op haar eigen middelen, bij te dragen aan een evenwichtige en ongestoorde ontwikkeling van de interne markt in het belang van de Unie. Op basis van kapitaal en garanties van de lidstaten leent de EIB op de kapitaalmarkt waarmee het middelen genereert voor investeringen in zowel de publieke als de private sector.

Beheersing risico’s

Garanties kunnen alleen worden ingeroepen door de EIB op het moment dat de Bank niet meer aan haar verplichtingen kan voldoen. De kans dat dit gebeurt wordt echter als klein aangemerkt, omdat de EIB een zeer prudent risicobeleid voert dat als doel heeft kapitaalgaranties nooit te hoeven inroepen. De leenportfolio van de EIB functioneert historisch gezien goed en de bank maakt winst. De externe kredietbeoordelingbureaus (Moody’s, S&P and Fitch) geven de EIB een AAA/Aaa rating. Deze sterke rating is een reflectie van de kwalitatief hoogwaardige portefeuille van de EIB en de sterke steun van een aantal kredietwaardige aandeelhouders (met name Duitsland, het Verenigd Koninkrijk en Nederland). De Bank heeft geen winstmotief en hecht veel waarde aan de AAA-status die de instelling in staat stelt voordelig in te lenen op de kapitaalmarkt. De Bank heeft een Preferred Creditor Status.

Tevens heeft de Board van de Bank een «risk committee» dat de risico’s van de Bank in de gaten houdt en is er een onafhankelijk «Audit Committee» (bestaande uit financiële experts, toezichthouders en auditors) dat rechtstreeks rapporteert aan de Gouverneurs van de EIB (Ministers van Financiën) en onder andere toeziet op naleving van de regels voor toereikendheid van kapitaal en liquiditeit van de EU (CRD-Directives) en Bazel, waarbij de bank overigens conform haar eigen beleid ver boven de daarin vastgelegde minima uitsteekt.

Premiestelling en kostendekkendheid

Voor deze garantie wordt geen premie ontvangen. Noch voor het ingelegde noch voor het oproepbare kapitaal wordt door de aandeelhouders/lidstaten een dividend of vergoeding gevraagd, aangezien zij het zonder winstbejag ten dienste van de gemeenschappelijke doelstellingen van de EIB/EU-lidstaten hebben gesteld. Rendementen op investeringen komen wel ten goede aan het eigen vermogen van de EIB, welke de aandeelhouders, waaronder Nederland, toebehoort. Zou de EIB ooit worden opgeheven dan zou dit kapitaal terugstromen naar de aandeelhouders (overigens is er wel eenmaal in het bestaan van de EIB dividend verstrekt aan de aandeelhouders toen het kapitaal van de Bank uitzonderlijk hoog was in verhouding tot de behoefte). Tot op heden heeft er geen uitkering plaatsgevonden onder deze regeling, waardoor de regeling op dit moment kostendekkend is.

17. DNB- Deelneming in kapitaal IMF

Doel en werking garantieregeling

Bij het IMF gaat het om een garantie die de Nederlandse Staat aan DNB verleent om het risico te dekken indien het Fonds in gebreke blijft. De garantieverstrekking is daarmee dus in feite een nationale aangelegenheid. Deze garantie staat wel op de begroting, maar wordt alleen ingeroepen in het geval dat het IMF niet aan haar verplichtingen zou kunnen voldoen en een beroep doet op middelen van DNB. Een deel van de garantie is tijdelijk en/of afhankelijk van ratificatie door de deelnemers van het IMF. Hierdoor kan de garantie dalen. Het deel van de garantie voor het Poverty Reduction and Growth Trust (PRGT) van SDR15 500 mln. loopt tot 2024.

Beheersing risico’s

De kans dat het IMF bij Nederland de garantie moet inroepen is zeer klein. De kredietverlening van het IMF is revolverend, wat betekent dat landen na een bepaalde periode het Fonds weer terug moeten betalen. Het komt nauwelijks voor dat landen achterstanden hebben bij het IMF, mede dankzij het prudente beleid dat het Fonds voert. Een belangrijk element hierin vormt het toegangsbeleid, waarbij de analyse van schuldhoudbaarheid en richtlijnen voor limieten van leningen centraal staan. Daarnaast zijn de vormgeving van het programma en de gestelde conditionaliteiten belangrijke waarborgen voor terugbetaling. Hiermee dwingt het Fonds economische aanpassingen af die lidstaten in staat stellen hun betalingsbalansproblemen op orde te krijgen en tijdig de lening terug te betalen. Daar komt bij dat het IMF een Preferred Creditor is (crediteur die voorrang krijgt boven andere crediteuren) en dat achterstanden bij het IMF slecht zijn voor de reputatie op financiële markten en bij andere internationale instellingen. In het geval van achterstallige betalingen kan het IMF terugvallen op de reservebuffer, de zogenaamde precautionary balances. Het IMF houdt voor deze reserves een doelstelling aan van SDR 20 mld. waarbij SDR 10 mld. als een minimum wordt gehanteerd.

Premiestelling en kostendekkendheid

Voor afgegeven garanties wordt geen premie ontvangen van het IMF. De Staat verstrekt immers de garantie aan DNB en niet aan het IMF. Het IMF vraagt wel premie aan landen die financiële steun krijgen en betaalt een premie aan landen waar zij op trekken (dit wordt door DNB ontvangen). De premie die landen moeten betalen is gebonden aan de IMF marktgerelateerde rente, die weer gerelateerd is aan de SDR-rente. Het IMF rekent een extra opslag (vergoeding voor gelopen risico’s) voor programma’s die groot van omvang zijn (boven de 300% quota van een land uitkomen). Als het bedrag aan financiële steun na 3 jaar nog steeds boven de 300% quota uitkomt, wordt daar bovenop een extra opslag gevraagd om groot en langdurig gebruik van IMF middelen te ontmoedigen. Een uitzondering wordt gemaakt voor lage inkomenslanden: zij betalen een veel lagere premie. Daarnaast rekent het IMF een zogeheten commitment fee voor een aantal faciliteiten, die wordt teruggestort wanneer een land daadwerkelijk geld trekt onder die faciliteit. Ook rekent het IMF een vergoeding om de uitvoeringskosten van een programma te dekken.

Het IMF betaalt ook premies, namelijk aan landen waar zij op trekken. Dit geldt ook voor Nederland. Op het moment dat het IMF gebruik wenst te maken van een verstrekt leenarrangement, dan moet DNB dit geld financieren op de kapitaalmarkt. Hiervoor ontvangt DNB een vergoeding; de SDR-rente. Via de winstafdracht van DNB ontvangt de Nederlandse Staat een deel van de premie. Tot op heden heeft er geen uitkering plaatsgevonden onder deze regeling, waardoor de regeling op dit moment kostendekkend is.

18. AIIB

Doel en werking garantieregeling

De doelstelling van de Asian Infrastructure Investment Bank (AIIB) is tweeledig:

  • i) het bevorderen van duurzame economische ontwikkeling, het creëren van welvaart en het verbeteren van het infrastructuurnetwerk in Azië door te investeren in infrastructuur en andere productieve sectoren; en

  • ii) het bevorderen van regionale samenwerking en partnerschappen door samen te werken met andere multilaterale en bilaterale ontwikkelingsinstellingen bij het adresseren van ontwikkelingsuitdagingen.

Beheersing risico’s

Het verstrekken van garanties gaat altijd gepaard met een risico. Dit risico zal bestaan totdat de garantie wordt opgeheven. De garantie kan worden afgeroepen door de AIIB op het moment dat de Bank niet meer aan haar financiële verplichtingen kan voldoen. In dit uiterste geval heeft het directe gevolgen voor de rijksuitgaven en het EMU-saldo (voor maximaal USD 825 mln). De kans dat dit gebeurt wordt echter als zeer klein aangemerkt. De optie om callable capital in te roepen is bij de Internationale Financiële Instellingen (IFI’s) nog nooit ter sprake geweest, zelfs niet in tijden van crises (bv. Azië-crisis of afgelopen financiële crisis). Het risico wordt ook geadresseerd door het nog op te stellen risicobeleid van de bank.

Premiestelling en kostendekkendheid

Voor deze garantie wordt geen premie ontvangen. Noch voor het ingelegde noch voor het oproepbare kapitaal wordt door de aandeelhouders/lidstaten een dividend of vergoeding gevraagd, aangezien zij het zonder winstbejag ten dienste van de gemeenschappelijke doelstellingen van de AIIB hebben gesteld. Rendementen op investeringen komen wel ten goede aan het eigen vermogen van de AIIB, welke de aandeelhouders, waaronder Nederland, toebehoort.

19. Regeling Investeringen

Doel en werking garantieregeling

De Staat kan jaarlijks voor maximaal € 453,8 mln. aan verplichtingen aangaan voor nieuwe investeringsverzekeringen. Via deze verzekeringen worden Nederlandse bedrijven die langdurig investeren gedekt tegen het politieke risico dat zij lopen in het buitenland. In de tabel overzicht verstrekte garanties wordt naast het verplichtingenplafond van € 453,8 mln., een verwachte afloop van € 453,8 mln. opgenomen. De exacte omvang van de aangegane en vervallen verplichtingen zijn pas na afloop van een begrotingsjaar bekend.

Beheersing risico’s

De randvoorwaarden voor de afgifte van verzekeringen kunnen ieder moment worden aangepast zodat onverantwoord grote risico’s worden vermeden. Het risicoprofiel van de bestaande EKV-portefeuille (inclusief RIV en MIGA) en van nieuwe aanvragen wordt daarom nauwlettend gevolgd door het Ministerie van Financiën door middel van een uitgebreid risicokader. Voor de RIV is in de begroting een bedrag van € 453,8 mln. opgenomen als plafond voor hoeveel de Staat jaarlijks aan nieuwe verplichtingen kan aangaan (bruto plafond). Het gebruik van de regeling wordt in onderstaande tabel weergegeven.

Benutting garantieregeling (bedragen x € 1.000)
 

2010

2011

2012

2013

2014

Aangegane garantieverplichtingen (bruto)

22.340

0

13.789

62.194

5.760

Vervallen garantieverplichtingen (incl. schade-uitkeringen)

71.559

19.752

34.262

9.275

57.225

Aangegane garantieverplichtingen (netto)

– 49.219

– 19.752

– 20.473

52.919

– 51.465

Premiestelling en kostendekkendheid

Bij de investeringsverzekeringen gelden net zoals bij exportkredietverzekeringen internationale afspraken ten aanzien van kostendekkendheid en minimum premies. De kostendekkendheid van de investeringsverzekering wordt gemonitord door middel van een speciaal hiervoor ontwikkeld model voor Bedrijfseconomische Resultaatbepaling (BERB).

20. MIGA-herverzekering

Doel en werking garantieregeling

Herverzekering MIGA betreft de herverzekering van investeringsverzekeringen afgesloten door Nederlandse exporteurs onder de MIGA-faciliteit van de Wereldbank. Door herverzekering ontstaat er bij de Wereldbank meer ruimte voor het afsluiten van investeringsverzekeringen met Nederlandse exporteurs. Om deze herverzekeringscapaciteit af te bakenen is een separaat garantieplafond opgesteld. In de tabel overzicht verstrekte garanties wordt naast het verplichtingenplafond van € 150 mln., een verwachte afloop van € 150 mln. opgenomen. De exacte omvang van de aangegane en vervallen verplichtingen zijn pas na afloop van een begrotingsjaar bekend. Tot op heden is er geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid tot herverzekering van investeringsverzekeringen afgesloten onder de MIGA-faciliteit. Herverzekering onder de MIGA-faciliteit maakt onderdeel uit van het reguliere instrumentarium en zal als zodanig dan ook onderdeel uitmaken van de beleidsdoorlichting in 2016. Hierbij zal ook de benutting van het instrument aan de orde komen.

Beheersing risico’s

Er is een maximale jaarlijkse herverzekeringslimiet van € 150 mln. vastgelegd.

Voor de MIGA-herverzekering is in de begroting een bedrag van € 150 mln. opgenomen als plafond voor hoeveel de Staat jaarlijks aan nieuwe verplichtingen kan aangaan (bruto plafond). Het gebruik van de regeling wordt in onderstaande tabel weergegeven.

Benutting garantieregeling (bedragen x € 1.000)
 

2010

2011

2012

2013

2014

Aangegane garantieverplichtingen (bruto)

0

0

0

0

0

Vervallen garantieverplichtingen (incl. schade-uitkeringen)

0

0

0

0

0

Aangegane garantieverplichtingen (netto)

0

0

0

0

0

Premiestelling en kostendekkendheid

Conform de overeenkomst met de Wereldbank wordt de premiestelling van MIGA overgenomen. De Wereldbank is eveneens gebonden aan de internationaal afgesproken minimum premies.

21. Exportkredietverzekering

Doel en werking garantieregeling

De Nederlandse Staat biedt de mogelijkheid voor het verzekeren van betalingsrisico’s verbonden aan het handels- en dienstenverkeer met het buitenland. Het productenassortiment van de EKV-faciliteit omvat momenteel onder andere: de exporteurspolis, financieringspolis, koersrisicoverzekering, werkkapitaaldekking en verzekering van garanties. In de tabel overzicht verstrekte garanties wordt naast het verplichtingenplafond van € 10 mld., een verwachte afloop van € 10 mld. opgenomen. De exacte omvang van de aangegane en vervallen verplichtingen zijn pas na afloop van een begrotingsjaar bekend.

Beheersing risico’s

De randvoorwaarden voor de afgifte van verzekeringen kunnen ieder moment worden aangepast zodat onverantwoord grote risico’s worden vermeden. Het risicoprofiel van de bestaande EKV-portefeuille (incl. RIV en MIGA) en van nieuwe aanvragen wordt daarom nauwlettend gevolgd door het Ministerie van Financiën door middel van een uitgebreid risicokader.

In de begroting 2012 is het jaarlijkse garantieplafond naar beneden bijgesteld van € 11,3 mld. naar € 10 mld. Een herijking van garantieverplichtingen in vreemde valuta heeft eind 2014 geleid tot lagere uitstaande garanties. Hierdoor is ook de omvang van vervallen garantieverplichtingen relatief groot (zie onderstaande tabel). Door deze wijziging wordt echter aangesloten bij de systematiek die al wordt gehanteerd bij andere internationale garanties.

Voor de EKV is in de begroting een bedrag van € 10 mld. opgenomen als plafond voor hoeveel de Staat jaarlijks aan nieuwe verplichtingen kan aangaan (bruto plafond). In voorgaande jaren was er sprake van een plafond voor het saldo van nieuwe verplichtingen (nieuwe verplichtingen minus de vervallen verplichtingen (netto plafond)). Het gebruik van de regeling wordt in onderstaande tabel weergegeven.

Benutting garantieregeling (bedragen x € 1.000)
 

2010

2011

2012

2013

2014

Aangegane garantieverplichtingen (bruto)

4.616.849

6.823.709

12.644.489

12.901.909

8.882.142

Vervallen garantieverplichtingen (incl. schade-uitkeringen)

3.418.210

5.705.565

9.701.607

9.378.339

16.366.533

Aangegane garantieverplichtingen (netto)

1.198.639

1.118.144

2.942.882

3.523.570

– 7.484.391

Premiestelling en kostendekkendheid

Internationaal is afgesproken dat EKV-faciliteiten over een langere periode kostendekkend moeten zijn, om concurrentieverstoring te voorkomen. Dat betekent dat op lange termijn de premie-inkomsten voldoende moeten zijn om de uitvoeringskosten en de netto schade-uitkeringen (inclusief de recuperaties) te dekken. Om deze reden zijn de OESO minimumpremies opgesteld. Nederland houdt zich aan deze minimumpremies en monitort de kostendekkendheid door een speciaal hiervoor ontwikkeld model voor Bedrijfseconomische Resultaatbepaling (BERB).

3. DE BELEIDSARTIKELEN (Financiën)

3.1 Artikel 1 Belastingen

A. Algemene doelstelling

Het genereren van inkomsten voor de financiering van overheidsbeleid. Solide, eenvoudige en fraudebestendige fiscale wet- en regelgeving is hiervoor de basis. Doeltreffende en doelmatige uitvoering van die wet- en regelgeving zorgen er voor dat burgers en bedrijven bereid zijn hun wettelijke verplichtingen ten aanzien van de Belastingdienst na te komen (compliance).

B. Rol en verantwoordelijkheid

De Minister van Financiën is verantwoordelijk en heeft een regisserende rol op het terrein van de fiscaliteit. Daarbij gaat het om:

  • het te voeren fiscale beleid;

  • het opstellen van fiscale wet- en regelgeving;

  • het internationaal behartigen van de Nederlandse fiscale belangen.

De Minister van Financiën is verantwoordelijk en heeft een uitvoerende rol op het terrein van:

  • de heffing en inning van de rijksbelastingen en douanerechten;

  • de heffing en inning van de premies werknemers- en volksverzekeringen;

  • de heffing en inning van de inkomensafhankelijke bijdragen Zorgverzekeringswet;

  • de heffing en inning voor derden van een aantal belastingen, heffingen en overige vorderingen;

  • de vaststelling en de uitbetaling van toeslagen;

  • de controle op VGEM-aspecten (veiligheid, gezondheid, economie en milieu) bij invoer, doorvoer en uitvoer van goederen;

  • handhavingstaken op het gebied van de economische ordening en financiële integriteit.

Op grond van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) voert de Belastingdienst de heffing en inning van de rijksbelastingen uit. Op grond van de Algemene wet Inkomensafhankelijke Regelingen (Awir) voert Belastingdienst/Toeslagen de toeslagregelingen uit voor de Ministeries van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Sociale Zaken en Werkgelegenheid en Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Op grond van de Algemene douanewet voert de Douane de controle op VGEM-aspecten uit. Op grond van de Wet op de bijzondere opsporingsdiensten voert de Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst (FIOD) de handhavingstaken uit op het gebied van de economische ordening en financiële integriteit.

De Minister bevordert, door inzet van de Belastingdienst, naleving van wet- en regelgeving door passende dienstverlening te leveren, massale processen juist en tijdig uit te voeren, adequaat toezicht uit te oefenen en waar nodig naleving bestuurs- of strafrechtelijk af te dwingen.

C. Beleidswijzigingen

Op 19 mei 2014 is de Brede Agenda voor de Belastingdienst door de Staatssecretaris van Financiën aan de Kamer gestuurd. Ter uitwerking hiervan heeft de Staatssecretaris op 20 mei 2015 zijn Investeringsagenda Belastingdienst aan de Tweede Kamer gezonden16. De voorstellen uit deze Investeringsagenda die betrekking hebben op 2016 worden toegelicht in de beleidsagenda (2.1).

D1. Budgettaire gevolgen van beleid

De Belastingdienst wordt beschouwd als een grote uitvoeringsorganisatie vanwege het budget (€ 3,1 mld. in 2016) en het aantal medewerkers, daarnaast is er veel politieke en maatschappelijke aandacht voor de werkzaamheden van de Belastingdienst. Via een eigen begrotingsartikel is het mogelijk inzicht te geven in de verschillende werkzaamheden, uitgaven en ontvangsten van de Belastingdienst.

Tabel budgettaire gevolgen van beleid – artikel 1 Belastingen (bedragen x € 1.000)
 

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Verplichtingen

2.933.935

3.312.896

3.102.765

2.806.239

2.669.924

2.559.735

2.520.535

Waarvan garantieverplichtingen:

             

Garantieprocesrisico's

378

245

245

245

245

245

245

               

Uitgaven (1) + (2)

3.210.167

3.312.896

3.102.765

2.806.239

2.669.924

2.559.735

2.520.535

               

(1) Programma-uitgaven

229.451

279.664

238.304

176.304

156.304

121.304

121.304

               

waarvan juridisch verplicht

   

100%

       
               

Rente

223.783

273.750

232.390

170.390

150.390

115.390

115.390

Belasting- en invorderingsrente

223.783

273.750

232.390

170.390

150.390

115.390

115.390

               

Bekostiging

5.668

5.914

5.914

5.914

5.914

5.914

5.914

Proceskosten

3.865

3.536

3.536

3.536

3.536

3.536

3.536

Overige programma-uitgaven

1.803

2.378

2.378

2.378

2.378

2.378

2.378

               

(2) Apparaatsuitgaven

2.980.716

3.033.232

2.864.461

2.629.935

2.513.620

2.438.431

2.399.231

               

Personele uitgaven

2.197.951

2.191.839

2.090.805

1.938.032

1.843.140

1.769.689

1.732.698

waarvan: Eigen personeel

1.957.091

2.001.750

1.920.364

1.807.041

1.715.899

1.643.698

1.606.707

waarvan: Inhuur externen

240.860

190.089

170.441

130.991

127.241

125.991

125.991

               

Materiële uitgaven

782.765

841.393

773.656

691.903

670.480

668.742

666.533

waarvan: ICT

237.586

261.217

240.673

226.378

218.396

215.134

214.634

waarvan: Bijdrage SSO's

211.555

191.040

185.412

157.892

149.024

150.700

151.208

waarvan: Overige

333.624

389.136

347.571

307.633

303.060

302.908

300.691

               

Ontvangsten (3) + (4)

116.225.745

115.444.118

116.447.338

122.238.960

127.657.664

132.992.487

138.519.905

               

(3) Programma-ontvangsten

116.204.039

115.421.444

116.415.523

122.201.095

127.620.349

132.955.322

138.482.740

Waarvan:

             

Belastingontvangsten

115.402.186

114.525.846

115.517.770

121.295.342

126.700.596

132.032.569

137.558.987

               

Rente

372.452

440.000

441.500

447.900

459.800

461.500

461.700

Belasting- en invorderingsrente

372.452

440.000

441.500

447.900

459.800

461.500

461.700

               

Boetes en schikkingen

218.885

238.322

238.977

240.577

242.677

243.977

244.777

Ontvangsten boetes en schikkingen

218.885

238.322

238.977

240.577

242.677

243.977

244.777

               

Bekostiging

210.516

217.276

217.276

217.276

217.276

217.276

217.276

Kosten vervolging

210.516

217.276

217.276

217.276

217.276

217.276

217.276

               

(4) Apparaatsontvangsten

21.706

22.674

31.815

37.865

37.315

37.165

37.165

D2. Budgetflexibiliteit

Rente

Dit budget betreft de belasting- en invorderingsrente die wordt vergoed aan belastingplichtigen. De rente-uitgaven komen voort uit de Algemene wet inzake rijksbelastingen en de Invorderingswet 1990 en zijn voor 100% juridisch verplicht. Er is geen einddatum voor deze regeling vastgesteld.

Bekostiging

De uitgaven onder bekostiging betreffen onder andere de proceskostenvergoeding aan belastingplichtigen indien hun bezwaar of beroep wordt gehonoreerd. De regeling ligt vast in de Algemene wet bestuursrecht. De uitgaven zijn 100% juridisch verplicht. Verder valt onder dit budget een bijdrage aan de Waarderingskamer die 100% juridisch verplicht is op basis van Wet waardering onroerende zaken. Er is geen einddatum voor deze regeling vastgesteld.

E. Toelichting op de instrumenten

Rente

Dit budget betreft de belasting- en invorderingsrente die wordt vergoed aan (uitgaven) of ontvangen van (ontvangsten) belastingplichtigen.

Bekostiging

Uitgaven: belastingplichtigen komen in aanmerking voor een proceskostenvergoeding, indien zij in het gelijk worden gesteld bij een bezwaar- of beroepsprocedure.

De overige programma-uitgaven bestaan onder andere uit een bijdrage aan de Waarderingskamer en de Douaneraad.

Ontvangsten: aan belastingschuldigen worden de kosten doorberekend van invorderingsmaatregelen (aanmaning, dwangbevel, beslaglegging, etc.). Dit gebeurt op grond van de Kostenwet invordering rijksbelastingen.

Belastingontvangsten

De in de tabel budgettaire gevolgen opgenomen belastingontvangsten zijn netto-ontvangsten. De netto-ontvangsten zijn gelijk aan de totale belastingontvangsten minus de afdrachten aan het Gemeentefonds en het Provinciefonds op grond van de Financiële verhoudingswet, en minus de afdrachten aan het Btw-compensatiefonds en het BES-fonds.

In onderstaande tabel staat de aansluiting van de Miljoenennota 2016 met het hoofdstuk IX. De Miljoenennota bevat een toelichting op de belastingontvangsten.

Tabel aansluiting belastingontvangsten Miljoenennota 2016 met begroting IX (bedragen x € 1.000)
 

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Totale belastingontvangsten

138.431.449

145.735.472

147.901.970

153.253.957

158.282.770

163.473.559

168.811.565

Afdracht Gemeentefonds

18.741.001

27.246.482

27.338.731

26.923.849

26.703.127

26.567.847

26.385.794

Afdracht Provinciefonds

1.295.740

1.077.398

2.160.334

2.150.390

1.994.580

1.988.661

1.982.302

Afdracht BTW-Compensatiefonds

2.953.836

2.851.726

2.851.726

2.851.726

2.851.726

2.851.726

2.851.726

Afdracht BES- fonds

38.686

34.020

33.409

32.650

32.741

32.756

32.756

               

Belastingontvangsten IX

115.402.186

114.525.846

115.517.770

121.295.342

126.700.596

132.032.569

137.558.987

Belastinguitgaven

Conform de conclusie van het kabinet naar aanleiding van de «beleidsdoorlichting evaluatie belastinguitgaven» (Kamerstukken II 2009/10, 31 935, nr. 6), worden de belastinguitgaven die onder verantwoordelijkheid vallen van het Ministerie van Financiën in deze begroting weergegeven. Het zijn vooral fiscale faciliteiten die geen directe relatie hebben met een specifiek beleidsterrein van andere departementen.

Belastinguitgaven

Budgettair belang (mln. euro) in 2016

Doorschuiven inkomen aanmerkelijk belang bij aandelenfusie

100

Kindertoeslag forfaitair rendement

Vrijstelling rechten op kapitaaluitkering bij overlijden forfaitair rendement

24

Vrijstelling rechten op bepaalde kapitaaluitkeringen

928

Aftrek wegens geen of geringe eigenwoningschuld

412

Giftenaftrek

323

Faciliteiten successiewet algemeen nut beogende instellingen (ANBI)

207

Omzetbelasting vrijstelling vakbonden, werkgeversorganisaties, politieke partijen en kerken

196

Omzetbelasting vrijstelling fondsenwerving

55

Vrijstelling motorrijtuigenbelasting motorrijtuigen van 40 jaar of ouder

70

Vrijstelling motorrijtuigenbelasting reinigingsdiensten

1

Boetes en schikkingen

Deze ontvangstenpost betreft de opbrengsten van bestuurlijke boetes en van fiscale strafbeschikkingen.

Apparaatsbudgetten

Apparaatsuitgaven

De apparaatsuitgaven van de Belastingdienst betreffen personeel (ca. € 2,1 mld.) en materieel (ca. € 0,8 mld.). Het apparaatsbudget betreft de uitvoeringskosten voor het primaire proces binnen de Belastingdienst en de ondersteuning daarvan. Het primaire proces omvat de bedrijfsonderdelen: Belastingen, Douane, Toeslagen, FIOD, BelastingTelefoon, Centrale Administratie en het Directoraat-Generaal Belastingdienst. De ondersteuning betreft: Centrum voor Kennis en Communicatie, Centrum voor Facilitaire Dienstverlening, het Centrum voor Applicatieontwikkeling en Onderhoud en het Centrum voor Infrastructuur en Exploitatie.

Onderstaand cirkeldiagram geeft een verdeling op hoofdlijnen (in %) van de inzet van personele capaciteit op de instrumenten dienstverlening, toezicht en opsporing en massale processen. De verdeling is op basis van de formatie van de Belastingdienst in 2014.

Inzet capaciteit op instrumenten (in %)

Inzet capaciteit op instrumenten (in %)

Apparaatsontvangsten

De apparaatsontvangsten ad € 31,8 mln. bestaan onder andere uit ontvangsten in verband met werkzaamheden die de Belastingdienst voor andere overheidsorganisaties uitvoert.

Hieronder wordt het beleid rondom het opstellen van fiscale wet- en regelgeving toegelicht (F1) en komen de verschillende (bedrijfs)onderdelen binnen de Belastingdienst inclusief meetbare gegevens aan de orde (F2). Dit zijn dienstverlening, handhaving (te onderscheiden in handhaving belastingen, toeslagen, douane en FIOD), inning en massale processen.

F1. Fiscaal beleid en wetgeving

Genereren van inkomsten – fiscale wet- en regelgeving

Het genereren van inkomsten ten behoeve van uitgaven voor de rijksbelastingen, de sociale fondsen en de zorgverzekeringen door middel van het ontwikkelen van solide, eenvoudige en fraudebestendige fiscale wet- en regelgeving die ook in internationale context werkbaar is.

In het pakket Belastingplan 2016 worden verschillende maatregelen getroffen die zullen leiden tot een vereenvoudiging voor de uitvoeringspraktijk. Het betreft de integratie van de Research and Development Aftrek (RDA) in de speur en ontwikkelingswerk (S&O) afdrachtvermindering, een vereenvoudiging van de verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken, het vervallen van de mogelijkheid van jaarbetalingen in de Motor- en Rijtuigenbelasting (MRB), een vereenvoudiging van de definitie geneesmiddelen, een vereenvoudiging van het fiscaal procesrecht, de invoering van een opschortende werking van hoger beroep bij toeslagen, een vereenvoudiging van de informatieplicht bij eigenwoningschuld anders dan bij aangewezen administratieplichtigen, de invoering van een fictie bij de exportheffing afvalstoffen, het afschaffen van de minimumwaarderingsregel bij afkoop van lijfrenten en de vervanging van premiekortingen door loonkostenvoordelen.

Bij alle hervormingen zal veel aandacht uitgaan naar de uitvoerbaarheid van de maatregelen, zoals aangekondigd in de brief «Brede Agenda voor de Belastingdienst».

De fiscale wet- en regelgeving wordt ook in grote mate beïnvloed door internationale ontwikkelingen. In het verleden was het grootste probleem dubbele belasting: dezelfde winst werd in meerdere landen belast. Nederland heeft een groot belang bij het voorkomen van dubbele belasting. Om dezelfde schaalvoordelen te kunnen halen als concurrenten moeten Nederlandse bedrijven internationaal actief zijn. De verschillen tussen nationale systemen hebben echter ook structuren mogelijk gemaakt waardoor helemaal geen belasting wordt betaald. Met name grote bedrijven zijn steeds beter in staat om met dergelijke structuren hun belastingdruk te verlagen. In het BEPS (Base Erosion and Profit Shifting)-project van de OESO wordt gewerkt aan maatregelen ter voorkoming van grondslaguitholling en het verbeteren van fiscale informatie-uitwisseling. Het BEPS-project wordt eind 2015 afgerond. De Europese Commissie komt met soortgelijke initiatieven. Zo heeft de Europese Commissie een conceptrichtlijn ingediend voor de verplichte automatische uitwisseling van inlichtingen over fiscale rulings. De internationale ontwikkelingen hebben gevolgen voor het Nederlandse fiscale vestigingsklimaat. Nederland is ervan overtuigd dat acties multilateraal genomen moeten worden en afspraken zo bindend mogelijk moeten zijn. Het niet aansluiten van systemen op elkaar kan niet door een individueel land aangepakt worden.

F2. Belastingdienst

De Belastingdienst streeft na het gedrag van burgers en bedrijven zodanig te beïnvloeden dat een optimaal effect wordt bereikt op de compliance, het bereidwillig naleven door belastingplichtigen van de fiscale regels. Het uitgangspunt daarbij is dat elke burger en elk bedrijf de behandeling krijgt die hij verdient.

In lijn met de voornemens van de Brede agenda is de Belastingdienst gestart met een herziening van het totaal aan prestatie-indicatoren, met als doel beter inzicht te geven in de prestaties van de Belastingdienst en verantwoording af te leggen. Op 20 mei 2015 heeft de Commissie Managementinformatie en Bekostigingssystematiek Belastingdienst hierover advies uitgebracht. De commissie beveelt onder meer aan om te komen tot een heldere en realistische explicitering van de doelen van de Belastingdienst. Zij beveelt tevens aan om periodiek een handhavingstrategie op te stellen en deze jaarlijks in de ontwerpbegroting op te nemen met een bij de strategie behorende set meetbare prestatie-indicatoren. Een aantal van de huidige indicatoren is inmiddels herzien en opgenomen in de ontwerpbegroting 2016. Deze hebben betrekking op de behandeling van bezwaarschriften, de inning van belastingen en premies en het toezicht op grote ondernemingen. Met deze indicatoren zal in 2016 ervaring worden opgedaan. De komende jaren zal de Belastingdienst meer aandacht besteden aan het helder formuleren van de doelstellingen van de organisatie, de relatie tussen deze doelstellingen en de in te zetten instrumenten en de verantwoording hierover.

Dienstverlening

De Belastingdienst bevordert met passende dienstverlening dat burgers en bedrijven hun wettelijke verplichtingen nakomen.

Passende dienstverlening zorgt ervoor dat belastingplichtigen en toeslaggerechtigden hun verplichtingen kunnen nakomen en hun rechten kunnen verwezenlijken. De Belastingdienst streeft er naar te voldoen aan de verwachtingen van burgers en bedrijven ten aanzien van snelle en klantgerichte dienstverlening. Hiervoor worden voortdurend nieuwe maatregelen en nieuwe technologie ingezet, zoals:

Uitbreiding vooringevulde aangifte

Steeds meer belastingplichtigen kiezen voor de digitale aangifte. Voor ondernemers is de score nagenoeg 100%, voor particulieren steeg deze van 95% in 2012 naar 96,5% in 2014. Eén van de maatregelen om de aangifte makkelijker te maken is de vooringevulde aangifte (VIA) waarmee burgers gegevens die al bij de Belastingdienst bekend zijn elektronisch bij de Belastingdienst ophalen. Zij hoeven de gegevens alleen nog te controleren. Het aantal mensen dat gebruik maakt van deze service steeg van 4,1 mln. in 2012 naar 7,2 mln. in 2015. Dit heeft geleid tot een sterke daling van het aantal aangiften op papier.

De stijging van het aantal VIA-downloads houdt verband met de verwachting dat ook belastingconsulenten met behulp van commerciële software in 2016 aangifte kunnen doen met VIA-gegevens. Daarnaast vindt vernieuwing plaats van de aangifte voor buitenlandse belastingplichtigen (de C-aangifte) en de aangifte inkomstenbelasting voor ondernemers (winstaangifte). In een online versie van deze aangiftes worden VIA-gegevens beschikbaar gesteld. In de winstaangiften zullen in het eerste jaar van de vernieuwing alleen de particuliere bestanddelen uit de aangifte vooraf worden ingevuld die onder meer betrekking hebben op eigen woning, hypotheekrente- en schuld eigen woning, waarde effectenportefeuille en premies lijfrente.

Mijnbelastingdienst.nl

Sinds 2015 is het nieuwe webportaal MijnBelastingdienst in gebruik.

Hiermee kunnen burgers online aangifte doen en rekeningnummers wijzigen. De online aangifte markeert de start van het portal MijnBelastingdienst, waarlangs burgers straks al hun zaken kunnen regelen op het terrein van belastingen. Dit is een belangrijke stap om de dienstverlening naar de belastingplichtigen nog verder te verbeteren door geleidelijk in MijnBelastingdienst steeds meer inzicht te geven in de stand van aangiften, aanvragen, betalingen etc.

Berichtenbox

De Belastingdienst streeft op termijn naar volledig digitale correspondentie, zowel voor berichten van als naar burgers en bedrijven. Dat sluit aan bij de ambitie in het regeerakkoord dat burgers in 2017 al hun zaken met de overheid digitaal moeten kunnen afhandelen. De overschakeling naar digitale correspondentie gaat stapsgewijs en is afhankelijk van de verdere ontwikkeling van de digitale infrastructuur, zowel bij de Belastingdienst zelf als overheidsbreed. Tevens wordt gewerkt aan een vangnet voor burgers die om welke reden dan ook niet in staat zijn om zelf digitaal zaken af te handelen en te communiceren.

Meetbare gegevens17

Prestatie-indicator
   

Waarde 2013

Waarde 2014

Streefwaarde 2015

Streefwaarde 2016

Bereikbaarheid BelastingTelefoon

79

63

80–85

80–85

Kwaliteit beantwoording fiscale vragen Belastingtelefoon (extern gemeten)

86

88

80–85

80–85

Afgehandelde bezwaren binnen Awb-termijn

94

87

90–95

90–95

Afgehandelde klachten binnen Awb-termijn

98

93

90–95

90–95

Klanttevredenheid

       
 

Internet

91

94

80–90

80–90

 

Balie

85

92

80–90

80–90

 

Telefonie

       
 

– Algemeen

85

79

70–80

70–80

 

– Intermediairs

89

83

80–90

80–90

Toelichting

• Prestatie-indicatoren

De bereikbaarheidsindicator (uitgedrukt in een percentage) met een streefwaarde van 80–85 % is een verhouding die weergeeft hoeveel bellers daadwerkelijk te woord zijn gestaan wanneer zij contact hebben gezocht met de BelastingTelefoon. Deze indicator is geen waardering van de – door burgers en bedrijven – beleefde dienstverlening door de Belastingdienst. Bovendien biedt de indicator enkel inzicht in de bereikbaarheid van de telefonische dienstverlening, terwijl de Belastingdienst diensten verleent op meerdere kanalen, waarbij de inzet is meer digitale interactie en minder telefonisch contact. En burgers en bedrijven aan wie via het keuzemenu diensten zijn verleend, worden meegeteld in de categorie voor wie de BelastingTelefoon onbereikbaar is geweest. Het bereikbaarheidspercentage is daarom niet meer representatief voor de prestaties van de Belastingdienst op het gebied van dienstverlening en zal in de begroting 2017 worden vervangen.

Vooruitlopend op begroting 2017 wordt met onderstaande kengetallen inzicht gegeven in het aantal afgehandelde telefoontjes, de beleving van de wachttijd door burgers en bedrijven en de feitelijke wachttijd. De BelastingTelefoon kan in 2016, gegeven de huidige middelen, 14–15 mln. telefoontjes per jaar kan afhandelen.

Kengetallen

Waarde 2014

Waarde 2015 (t/m mei)

Afgehandeld belvolume

Het aantal door belmedewerkers aangenomen gesprekken.

15.236.020

6.372.274

Wachttijd (beleving)

Het percentage van de beleving van de wachttijd is het aantal mensen dat neutraal tot zeer tevreden was over de wachttijd.

67%

73%

Wachttijd (feitelijk)

De feitelijke wachttijd is gedefinieerd als het gemiddelde aantal seconden vanaf het moment dat de klant zijn laatste keuze heeft gemaakt in het keuzemenu tot het moment dat de klant wordt geholpen door een belmedewerker.

145

109

• Kwaliteit beantwoording fiscale vragen BelastingTelefoon

Externe bureaus meten of de fiscaal juiste antwoorden worden gegeven. Een klein deel van de vragen heeft het karakter van individuele belastingadviezen. De BelastingTelefoon zal dat soort vragen niet meer beantwoorden. Betrokkenen krijgen voortaan het advies zich tot een fiscaal dienstverlener te wenden.

• Afgehandelde bezwaren en klachten binnen Awb-termijn

Burgers en bedrijven die het niet eens zijn met een beslissing, kunnen daartegen bezwaar maken door een bezwaarschrift in te dienen bij de Belastingdienst. Burgers en bedrijven kunnen bij de Belastingdienst een klacht indienen over gedragingen van belastingdienstmedewerkers. Bezwaren en klachten worden Awb-conform behandeld.

• Klanttevredenheid

De klanttevredenheid over het internet, de balie en de telefonie wordt gemeten onder ondernemers, particuliere belastingplichtigen, toeslaggerechtigden en douaneklanten die de laatste twaalf maanden gebruik hebben gemaakt van deze voorzieningen. Jaarlijks worden de uitkomsten voor alle dienstverleningskanalen gepubliceerd in de Fiscale Monitor.

Handhaving

De Belastingdienst oefent adequaat toezicht uit en dwingt, zo nodig, naleving af zodat burgers en bedrijven hun wettelijke verplichtingen nakomen.

Handhaving Belastingen

De Belastingdienst verwerkt jaarlijks ruim 58 mln. aangiften voor belastingen, invoerrechten en accijnzen en ruim 7 mln. toeslagen. Gezien deze grote aantallen moet de Belastingdienst zijn capaciteit zo efficiënt mogelijk inzetten. Daartoe investeert de Belastingdienst in het monitoren van de aangiften, toeslagen en goederenstromen en het op basis van intelligente profielen vroegtijdig detecteren van fouten en risico’s. Nieuwe vormen van risicoanalyses dragen hieraan bij. Alle activiteiten van de Belastingdienst, van dienstverlening tot fraudeaanpak, zijn er in samenhang op gericht het nalevingsgedrag van de belastingplichtige en toeslaggerechtigde positief te beïnvloeden. De doelstelling is dat «elke burger en elk bedrijf de behandeling krijgt die hij verdient». De meeste belastingplichtigen zijn welwillend en verdienen goede ondersteuning en service, de minder bona fide belastingplichtige krijgt een andere aanpak. Een burger die een fout maakt in zijn aangifte ontvangt informatie of hulp om zijn fout te herstellen (dienstverlening), het bedrijf dat fiscaal transparant is, sluit een convenant met de Belastingdienst («horizontaal» toezicht), een bedrijf dat het bewust niet zo nauw neemt met zijn wettelijke verplichtingen wordt gecontroleerd («verticaal» toezicht) en de frauderende belastingplichtige of toeslaggerechtigde wordt strafrechtelijk vervolgd (opsporing door de FIOD).

Meetbare gegevens18

Prestatie-indicator
 

Waarde 2014

Streefwaarde 2015

Streefwaarde

2016

Percentage gevalideerde grote ondernemingen voor horizontaal toezicht

_1

_

85%

Aantal MKB ondernemingen onder een horizontaal toezichtconvenant

108.800

75.000–100.000

75.000–100.000

Aantallen behandelde aangiften IH (betreft Particulieren en MKB)

1.048.500

1.000.000–1.225.000

845.000–1.000.000

Aantallen behandelde aangiften Vpb

33.600

29.000–37.000

29.000–37.000

Aantallen boekenonderzoeken

38.300

35.750–38.750

30.750–33.250

Bezwaren ingediend na een correctie door de Belastingdienst

10%

n.v.t.

8–12%

X Noot
1

De waarde van deze nieuwe indicator werd in 2014 nog niet geregisteerd

Toelichting

• Percentage gevalideerde grote ondernemingen voor horizontaal toezicht

Bij grote ondernemingen is er sprake van individuele klantbehandeling. Voor elke grote onderneming wordt beoordeeld of de onderneming in aanmerking komt voor horizontaal toezicht. Drie gedragscomponenten zijn daarbij bepalend: 1) de mate van transparantie, 2) de mate van fiscale beheersing en 3) de fiscale strategie. De analyse leidt tot een strategie en de vaststelling of een onderneming al dan niet voor horizontaal toezicht in aanmerking komt. Mocht dit het geval zijn, dan wordt op directieniveau een gesprek gehouden en een aanvullende verkenning uitgevoerd. Het streven is om deze toets in 2016 voor 85% van alle grote ondernemingen te hebben uitgevoerd.

• Aantal MKB ondernemingen onder een horizontaal toezichtconvenant

De Belastingdienst richt zich bij het segment MKB onder meer op intermediairs. Dit betreft de fiscale dienstverleners zoals belastingadviseurs en administratiekantoren. Het doel is om horizontaal toezicht zo vorm te geven dat de samenwerking met fiscale dienstverleners leidt tot een aangifte die voldoet aan de wet- en regelgeving en meer zekerheid biedt voor de ondernemer. In de convenanten met fiscale dienstverleners worden afspraken gemaakt over de kwaliteitsborging door de fiscale dienstverlener van de aangiften van hun klanten.

• Aantallen behandelde aangiften inkomensheffing, vennootschapsbelasting en boekenonderzoeken

Met behulp van geautomatiseerde risicoanalyse worden aangiften geselecteerd voor toezicht. Het toezicht vindt onder meer plaats in de vorm van aangiftecontrole vanuit de Belastingkantoren en in de vorm van boekenonderzoeken waarbij onderdelen van de aangifte worden gecontroleerd aan de hand van administratie van de betreffende belastingplichtige. De streefwaarden voor aantallen behandelde aangiften inkomensheffing, vennootschapsbelasting komen voort uit de doelstellingen voor intensivering toezicht en invordering19. De streefwaarde voor aantallen boekenonderzoeken is lager dan voorgaande jaren. Dit houdt verband met het verleggen van de aandacht naar boekenonderzoeken met een groter fiscaal belang in het midden- en kleinbedrijf. Deze onderzoeken leveren hogere correctieopbrengsten op waardoor verwacht wordt dat de doelstelling voor intensivering toezicht en invordering qua opbrengst wordt gerealiseerd.

• Bezwaren ingediend na een correctie door de Belastingdienst

Burgers en bedrijven die het niet eens zijn met een beslissing, kunnen een bezwaarschrift indienen. De hiervoor behandelde prestatie-indicator «Afgehandelde bezwaren binnen Awb-termijn» is gericht op een snelle afhandeling. Dit zegt niets over de kwaliteit c.q. de acceptatie van de door de Belastingdienst in de aangifte aangebrachte correcties. De onderhavige indicator «Bezwaren ingediend na een correctie door de Belastingdienst» ziet op het voorkomen van bezwaarschriften door te zorgen voor juiste en voor de belastingplichtige acceptabele aanslagen bij de inkomensheffing. Dit zijn de «echte» bezwaarschriften, waarin de belastingplichtige het inhoudelijk niet eens is met de Belastingdienst. De grote massa bezwaarschriften, waarin de belastingplichtige alleen een aanvulling of wijziging van de eerdere ingediende aangifte meldt, blijft bij de nieuwe indicator buiten beschouwing. In 2014 werden bij de inkomensheffing 48.500 bezwaren ingediend na een correctie door de Belastingdienst (10%). Voor 2016 is de doelstelling om binnen een bandbreedte van 8–12% uit te komen.

Handhaving Toeslagen

Het toezicht bij Toeslagen is gericht op het correct, dat wil zeggen op basis van de wettelijke grondslagen, uitbetalen van het juiste bedrag. Het toezichtbeleid komt tot stand in afstemming met de departementen die beleidsinhoudelijk verantwoordelijk zijn voor de inkomensafhankelijke regelingen. Het streven is dienstverlening en toezicht steeds beter te differentiëren op grond van het gedrag van individuele toeslagaanvragers. Toeslaggerechtigden die nog niet bij de dienst bekend zijn, zullen vaker langer moeten wachten op hun voorschot. Zij moeten eerst aanvullende informatie verschaffen waaruit hun recht blijkt.

Meetbare gegevens

Prestatie-indicator
 

Waarde 2013

Waarde 2014

Streefwaarde 2015

Streefwaarde 2016

Rechtmatige toekenning van toeslagen

n.v.t.

n.v.t.

De score van fouten en onzekerheden ligt onder de rapporteringsgrens op artikelniveau

De score van fouten en onzekerheden ligt onder de rapporteringsgrens op artikelniveau

Het percentage definitief toegekende toeslagen met een terug te betalen bedrag ≤ € 500 1

n.v.t.

n.v.t.

91%

91%

X Noot
1

Voor kinderopvangtoeslag wordt een grens van € 1.000,– aangehouden. Bij de toekenningen van kinderopvangtoeslag gaat het veelal om hogere bedragen dan bij andere toeslagen.

Toelichting

• Rechtmatige toekenning van toeslagen

Belastingdienst Toeslagen streeft naar een rechtmatige toekenning van toeslagen. Voor het rapporteren van fouten en onzekerheden gelden kwantitatieve rapportagegrenzen op artikelniveau die jaarlijks in de Rijksbegrotingsvoorschriften worden vastgelegd. In 2014 bedroeg de rapportagegrens 3% voor fouten en onzekerheden in de rechtmatige toekenning van toeslagen.20 Het streven is dat de score van fouten en onzekerheden onder deze grenzen ligt.

• Terug te betalen bedragen zoveel mogelijk beperken

De Belastingdienst streeft er naar het ontstaan van terug te betalen bedragen bij het definitief toekennen zoveel mogelijk te beperken tot bedragen die inherent zijn aan de systematiek van de inkomensafhankelijke regelingen. Als kwantitatieve indicator wordt gebruikt: het percentage van de totale hoeveelheid definitief toegekende toeslagen, waarbij niet terugbetaald hoeft te worden of het terug te betalen bedrag onder € 500 blijft (kinderopvangtoeslag: ≤ € 1.00021). Als startjaar voor de meting wordt het toeslagjaar 2009 aangehouden omdat voor dat jaar het proces van definitief toekennen zo goed als klaar is (kinderopvangtoeslag 94%, huurtoeslag 82%, zorgtoeslag 94%, kindgebonden budget 87%)22 De resultaten bij deze indicator zijn onder meer afhankelijk van de mate waarin aanvragers hun inkomen juist kunnen schatten en van wet- en regelgeving. Zo ontstaat bijvoorbeeld sneller dan voorheen een grote terugvordering door steile afbouw van de Zorgtoeslag bij een hoger inkomen dan geschat. Vanwege deze afhankelijkheden is de streefwaarde gelijk aan 2015.

Handhaving Douane

Het toezicht bij de Douane is gericht op goederen die via Nederland de Europese Unie (EU) binnenkomen of verlaten. Hiermee draagt de Douane bij aan een veilig en gezond Europa. Gelijktijdig worden ook Europese (en Nederlandse) fiscale en economische belangen bewaakt. Daarbij wordt zoveel mogelijk samengewerkt met het bedrijfsleven en andere handhavingspartners, al dan niet in internationaal verband. Bij het toezicht kijkt de Douane naar de risico’s en wordt op basis daarvan de meest passende toezichtsvorm of mix van toezichtsvormen gekozen. De Douane zet daarbij verschillende hulpmiddelen in, waaronder scan- en detectieapparatuur. De toezichtsvormen verschillen naar aard en intensiteit. Zo kent de Douane:

  • toezicht op (grensoverschrijdende) vervoersstromen, waarbij, mede op basis van aangiften, via risicogerichte selectie, zendingen, vervoermiddelen, containers, etc. worden gecontroleerd;

  • toezicht op gebieden langs de buitengrens (lucht en zee), waarbij onder andere gebruik wordt gemaakt van radarbeelden, surveillance en cameratoezicht;

  • systeemtoezicht bij vergunninghouders en gecertificeerde bedrijven, waarbij het gaat om controles, gericht op het functioneren van bedrijfseigen controlemechanismen en kwaliteit- en veiligheidsystemen.

Het beleid van de Douane is erop gericht het overgrote deel van de goederenstroom met deze vormen van toezicht af te dekken. Om de efficiëntie van de logistieke keten te vergroten wordt er samen met de andere inspectiediensten toegewerkt naar één controlemoment.

Meetbare gegevens

Prestatie-indicator
 

Waarde 2013

Waarde 2014

Streefwaarde 2015

Streefwaarde 2016

Controles op de goederenstroom

338.300

357.100

295.000–365.000

350.000–420.000

Gecertificeerde goederenstroom

91%

91%

> 85%

> 90%

Controles op passagiersvluchten

13.600

14.700

12.000–15.000

12.000–15.000

Toelichting

• Controles op de goederenstromen23

De Douane voert controles uit op de reguliere goederenstroom (vracht en post). Daarbij gaat het om scancontroles en fysieke controles. De ophoging van de bandbreedte is het gevolg van het feit dat er prioriteit wordt gegeven aan fiscale risico's, hetgeen zal leiden tot meer (risicogerichte) controles bij invoer.

• Gecertificeerde goederenstromen

De prestatie-indicator geeft aan welk deel van de reguliere goederenstroom (in- en uitvoer) betrekking heeft op Authorised Economic Operators (AEO). Een AEO certificaat biedt bedrijven voordelen in het internationale handelsverkeer, bijvoorbeeld minder strenge controle bij grensoverschrijdende handel waardoor er minder oponthoud is. Om de status van Authorised Economic Operator te krijgen moet een bedrijf aan een aantal veiligheidscriteria voldoen. Deze criteria zijn gebaseerd op het Communautair douanewetboek en de bijpassende toepassingsverordeningen.

• Controles op passagiersvluchten

De Douane gaat bij de controle van passagiersvluchten uit van verschillende risico's per vlucht en past hierop de controledichtheid en inzet van handhavingsmiddelen aan. Die controledichtheid varieert van 100% (de hoog-risicovluchten) tot 5% (de laag-risicovluchten). Bij de handhavingsmiddelen moet gedacht worden aan profiling, fysieke controles op passagiers, inzet van speurhonden en veiligheidscans.

Handhaving FIOD

De FIOD (Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst) werkt aan de rechtshandhaving door bijdragen te leveren aan het tegen gaan van fiscale, financiële en economische fraude (inclusief fraude met premies, subsidies, toeslagen en in- en export), witwasbestrijding, het waarborgen van de integriteit van het financiële stelsel en de bestrijding van de financiële georganiseerde criminaliteit.

Meetbare gegevens

Prestatie-indicator
 

Waarde 2013

Waarde 2014

Streefwaarde 2015

Streefwaarde 2016

Percentage processen-verbaal dat leidt tot veroordeling/transactie (%)

85%

83%

82–85%

82–85%

Toelichting

De Belastingdienst geeft bij het selecteren van aanmeldingen voor strafrechtelijk onderzoek prioriteit aan zaken die zowel financieel, als anderszins maatschappelijk van voldoende gewicht zijn. De doelstelling voor het percentage processen-verbaal dat leidt tot een veroordeling of een transactie is een resultaat van het overleg tussen het Openbaar Ministerie, de financiële toezichthouders en de FIOD en is een indicator voor de kwaliteit van de door de FIOD aangeleverde zaken.

Inning

Inning is de laatste schakel in het fiscale proces. In 2014 inde de Belastingdienst 98,3% van de verschuldigde belastingen zonder dwang.

Invordering

Een gedeelte van de burgers en bedrijven betaalt niet of niet tijdig hun belastingen. De Belastingdienst neemt invorderingsmaatregelen om achterstallige vorderingen alsnog te innen. De al langer opgenomen indicator «achterstand invordering» geeft een momentopname van de omvang van de voorraad nog in te vorderen posten. In deze begroting zijn daarom twee nieuwe indicatoren opgenomen die beter aansluiten bij de incassostrategie van de Belastingdienst:

Meetbare gegevens

Prestatie-indicator
 

Waarde 2013

Waarde 2014

Streefwaarde 2015

Streefwaarde 2016

Achterstand invordering

2%

2,2

2,5%–3,0%

2,5%–3,0%

Betaling belastingen en premies op compliante wijze

98,2%

98,3%

n.v.t.

98–99%

Inning invorderingsposten binnen een jaar

57,0%

58,5%

n.v.t.

55–65%

Toelichting

• Achterstand invordering

De stand invordering is het bedrag van de betalingsachterstand (de openstaande vorderingen waarvan de betalingstermijn is verstreken en waartegen geen bezwaar is ingediend) uitgedrukt in een percentage van de totale belasting- en premieontvangsten en betreft de belastingmiddelen inkomensheffing/Zorgverzekeringswet, loonheffingen, motorrijtuigenbelasting, omzetbelasting en vennootschapsbelasting. Het is een kengetal voor de (relatieve) omvang van de debiteurenpositie van de Belastingdienst. De Belastingdienst stelt een grens van maximaal 3% aan de betalingsachterstand bij invordering om te bewaken dat tijdig maatregelen in gang worden gezet als de achterstand oploopt.

• Compliante betaling van belastingen en premies

Deze indicator meet het deel van de geïnde belastingen en premies dat de belastingplichtigen op compliante wijze betalen aan de Belastingdienst. Hiertoe wordt ook het voldoen van een vordering na een betalingsherinnering of als onderdeel van een betalingsregeling gerekend. Dat betekent dat de Belastingdienst geen invorderingsmaatregelen hoeft toe te passen. Voor 2016 is de doelstelling om binnen een bandbreedte van 98 tot 99% uit te komen.

• Inning invorderingsposten binnen een jaar

Deze indicator meet hoe snel de Belastingdienst erin slaagt om vorderingen die niet op tijd betaald worden toch te innen, als resultaat van de ingezette invorderingsmaatregelen. In 2014 werd 58,5% van de invorderingsposten binnen een jaar geïnd. Voor 2016 is de doelstelling om binnen een bandbreedte van 55 tot 65% uit te komen.

Massale processen

De Belastingdienst voert zijn massale processen efficiënt uit.

De Belastingdienst zorgt dat belastingplichtigen en toeslaggerechtigden de juiste berichten ontvangen. Grote stromen beschikkingen (aanslagen, toeslagen) worden voor verzending gecontroleerd op juistheid, volledigheid en inhoudelijke (fiscale) kwaliteit.

Meetbare gegevens

Prestatie-indicator
 

Waarde 2013

Waarde 2014

Streefwaarde 2015

Streefwaarde 2016

Postzendingen zonder fouten

99,3%

99,9%

>99%

>99%

Toelichting

• Postzendingen zonder fouten

De indicator betreft het percentage poststukken dat zonder fouten is verzonden. De score van 100% foutloos is voor een organisatie die veelvuldig communiceert met ruim tien miljoen onderling zeer verschillende burgers en bedrijven praktisch onhaalbaar. De aandacht van de Belastingdienst is gericht op opsporing van kwetsbaarheden, vroegtijdige signalering van fouten en herstel van fouten, en een goede communicatie daarover via de website van de Belastingdienst. De totstandkoming van een verstoringenoverzicht op de website, zorgt voor de gewenste transparantie over verstoringen voor burgers. De gevolgen van een procesverstoring kunnen erg vervelend zijn voor de burgers en bedrijven. De eerste prioriteit van de Belastingdienst is daarom om de eventuele schade voor burgers en bedrijven te beperken en zo snel mogelijk te herstellen. Naast de berichtgeving op de website, worden betrokkenen zo snel mogelijk geïnformeerd over wat er fout is gegaan, wat voor hen de gevolgen zijn, wat de Belastingdienst hieraan doet en eventueel wat hen wordt aangeraden om zelf te doen.

3.2 Artikel 2: Financiële Markten

A. Algemene doelstelling

Beleid maken voor een stabiele werking van financiële markten, waarin financiële instellingen betrouwbare diensten verlenen aan burgers en bedrijven.

B. Rol en verantwoordelijkheid Minister

De Minister van Financiën bevordert het goed functioneren van het financiële stelsel en heeft een regisserende rol. De Minister is verantwoordelijk voor de Nederlandse wetten en regels ten aanzien van de financiële markten en de institutionele structuur van het toezicht. Het daadwerkelijke toezicht op de financiële markten wordt uitgevoerd door De Nederlandsche Bank (DNB) en de Autoriteit Financiële Markten (AFM) en sinds 4 november 2014 ook in belangrijke mate door de Europese Centrale Bank (ECB) voor het toezicht op grote en grensoverschrijdende Europese banken.

De randvoorwaarden die de Minister stelt voor een integer en stabiel systeem hebben hun basis in de Wet op het financieel toezicht (Wft). Het gaat hierbij om (het toezicht op nakoming van) regelgeving die financiële instellingen stimuleert en verplicht om op integere en transparante wijze te werk te gaan. Met deze regelgeving en dit toezicht wordt eraan bijgedragen dat consumenten en bedrijven met voldoende informatie en vertrouwen financiële producten kunnen afnemen.

De Minister bevordert de educatie van de burger op financieel gebied, streeft naar een integer financieel stelsel met passende regelgeving in de Wet ter voorkoming van witwassen en het financieren van terrorisme (Wwft) en is verantwoordelijk voor de ongestoorde voorziening van voldoende munten in circulatie.

C. Beleidswijzigingen

De financiële crisis heeft duidelijk gemaakt dat een hervorming van de wet- en regelgeving in de financiële sector noodzakelijk is. In de G20 (FSB), het Bazels Comité voor bankentoezicht en in Europa zijn hiertoe een grote hoeveelheid voorstellen gedaan, die grotendeels door middel van richtlijnen in nationale regelgeving zijn en worden geïmplementeerd. Zoals in het departementaal jaarverslag over 2014 is aangegeven, zijn belangrijke stappen gezet richting een volledige Europese bankenunie. De bankenunie draagt bij aan financiële stabiliteit in Europa en sterkere banken. Met gelijke regels voor alle banken in de eurolanden, centraal toezicht en afspraken over ingrijpen bij banken met problemen. Daarnaast worden momenteel, zoals in de beleidsagenda is aangegeven, in Europa inspanningen verricht om een kapitaalmarktunie vorm te geven. Het verbeteren van de financieringsmogelijkheden voor de reële economie is een van de speerpunten van de kapitaalmarktunie. In Europa is momenteel nog sprake van fragmentatie van markten voor financiering, zijn bedrijven in sterke mate afhankelijk van bancaire financiering en is er vraag naar versterking van de mogelijkheden voor financiering. Daarom is het voor de groei en werkgelegenheid in Europa, cruciaal dat de Europese kapitaalmarkt verder wordt ontwikkeld. De hervormingen van de financiële sector moeten ook leiden tot een robuuste financiële sector die solide, verantwoordelijk en transparant is. Via een jaarlijks te sturen brief wordt de Tweede Kamer geïnformeerd over het verloop van de hervormingen en de veranderingen die op het terrein van wet- en regelgeving zijn te verwachten.

D1. Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel budgettaire gevolgen van beleid – Artikel 2 Financiele Markten (bedragen x € 1.000)
 

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Verplichtingen

– 9.827.776

– 4.210.791

22.379

18.860

18.857

18.859

18.859

Waarvan garantieverplichtingen:

             

Garantie WAKO

 

– 4.254.099

         

Garantieregeling bancaire leningen

– 9.892.984

           

Schatkistbankieren AFM

 

18.000

         
               

Uitgaven

58.451

25.308

22.379

18.859

18.856

18.859

18.859

               

waarvan juridisch verplicht

   

63%

       
               

Subsidies

4.584

6.755

4.363

3.207

3.204

3.207

3.207

Vakbekwaamheid

4.584

6.755

4.363

3.207

3.204

3.207

3.207

               

Bekostiging

10.633

13.775

13.775

12.575

12.575

12.575

12.575

Rechtspraak Financiële Markten

988

1.250

1.250

1.250

1.250

1.250

1.250

Muntcirculatie

9.645

12.385

12.385

11.185

11.185

11.185

11.185

Afname munten in circulatie

             

Overig

 

140

140

140

140

140

140

               

Opdrachten

1.456

1.964

1.404

270

270

270

270

Wijzer in geldzaken

1.456

1.964

1.404

270

270

270

270

               

Bijdrage aan ZBO’s en RWT’s

41.358

2.414

2.437

2.407

2.407

2.407

2.407

Bijdrage BES-toezicht en FEC

41.358

2.414

2.437

2.407

2.407

2.407

2.407

               

Bijdrage aan (inter)nationale organisaties

420

400

400

400

400

400

400

Caribean Financial Action Taskforce

40

20

20

20

20

20

20

IASB

380

380

380

380

380

380

380

               

Ontvangsten

814.597

18.003

10.311

9.871

9.691

8.691

8.691

               

Garanties

99.636

           

Feeopbrengsten gar. banc. leningen

99.636

           
               

Leningen

623.085

           

Ontvangsten IJsland

623.085

           
               

Bekostiging

86.992

5.184

5.184

5.184

5.184

5.184

5.184

Ontvangsten muntwezen

3.288

5.184

5.184

5.184

5.184

5.184

5.184

Toename munten in circulatie

83.704

           
               

Overig

4.884

12.819

5.127

4.687

4.507

3.507

3.507

D2. Budgetflexibiliteit

De budgetflexibiliteit van de uitgaven is 63%. Een groot deel van de uitgaven betreft de muntcirculatie en bestaat uit uitgaven die betrekking hebben op de productie van munten en een vergoeding van de kosten gemaakt door het Nationaal Analysecentrum voor Munten. Deze uitgaven zijn juridisch verplicht. De overige uitgaven voor muntcirculatie zijn beleidsmatig gereserveerd en zijn nodig voor de aankoop van metaal voor reguliere circulatiemunten en bijzondere munten, alsmede het ontwerp. Tot slot bestaat een aanzienlijk deel van de uitgaven op de vakbekwaamheid. De subsidie aan het College Deskundigheid Financiële Dienstverlening (CDFD) en het ter beschikking gestelde budget aan de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) voor uitvoering van taken van de centrale examenbank zijn juridisch verplicht. Dit blijkt uit de subsidieovereenkomst met CDFD en een dienstverleningsovereenkomst met DUO.

E. Toelichting op de instrumenten

Subsidies

Vakbekwaamheid

Sinds 1 januari 2014 worden examens in het kader van de Wft getoetst vanuit een centrale examenbank. De centrale examenbank wordt namens de Minister van Financiën inhoudelijk beheerd door het CDFD. De leges die ontvangen worden van de centrale examenbank zijn opgenomen bij de post overig (onder ontvangsten). Het CDFD is verantwoordelijk voor het laten maken van vragen en ziet toe op de kwaliteit en de kwantiteit van de examenvragen. Het CDFD ondersteunt en adviseert de Minister van Financiën over de uitvoering van de regels met betrekking tot vakbekwaamheid van financiële dienstverleners zoals deze zijn neergelegd in de Wet financieel toezicht (Wft) en het Besluit gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft (Bgfo). Daarnaast heeft het CDFD onder andere als taak het adviseren van de Minister bij het vaststellen van toets- en eindtermen en het erkennen van en toezien op exameninstituten. Voor de uitvoering van deze taken ontvangt het CDFD subsidie. De subsidie wordt formeel verleend aan de stichting Centrum Arbeidsverhoudingen Overheidspersoneel (CAOP). Het geautomatiseerde systeem voor examinering vanuit de centrale examenbank wordt in opdracht van de Minister van Financiën uitgevoerd door DUO.

Bekostiging

Rechtspraak Financiële Markten (accountantskamer)

De Accountantskamer beoordeelt klachten over gedragingen van accountants bij hun beroepsmatig handelen. Het gaat daarbij vooral om gedragingen die mogelijk in strijd zijn met de wet of met het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep. In een tuchtprocedure staat het belang van een goede beroepsuitoefening voorop. Aldus wordt bijgedragen aan het (herstel van) vertrouwen van het publiek in de beroepsuitoefening van accountants.

Muntcirculatie

Muntcirculatie bestaat uit uitgaven die betrekking hebben op de muntproductie en de vergoeding van de kosten van het Nationaal Analysecentrum voor Munten. De muntproductie in de jaren 2016 en verder is afhankelijk van de ontwikkelingen in de muntvraag.

Afname munten in circulatie

Het in omloop brengen van reguliere euromunten leidt tot ontvangsten voor de Staat en tegelijkertijd tot een schuld aan het publiek. Wanneer er meer munten in omloop worden gebracht dan dat er uit omloop terugkomen, neemt het aantal munten in circulatie toe. Deze toename leidt tot een netto ontvangst, omdat de nominale waarde van de munten wordt ontvangen door de Staat. Wanneer er minder munten in omloop worden gebracht dan dat er uit omloop terugkomen, leidt dit tot een afname van munten in circulatie en tot een netto uitgave, omdat de nominale waarde wordt terugbetaald. De realisaties van voorgaande jaren laten een wisselend beeld zien met zowel positieve als negatieve resultaten. Om deze reden wordt een stelpost van nul opgenomen voor zowel de ontvangsten als de uitgaven aan munten in circulatie.

Overig

Deze post is een verzameling van kleine instrumenten.

Opdrachten

Wijzer in geldzaken

Het platform Wijzer in geldzaken zet zich in voor het bevorderen van verantwoord financieel gedrag in Nederland. Uitgangspunt voor de begroting van Wijzer in geldzaken is dat het Ministerie van Financiën samen met een aantal partijen uit de sector het platform financiert.

Bijdrage aan ZBO’s en RWT’s

Bijdrage BES-toezicht en FEC

De overheidsbijdrage voor het toezicht van de AFM en DNB op financiële instellingen in Nederland is per 2015 komen te vervallen. Er resteert enkel een bijdrage aan de AFM en DNB voor het toezicht op de BES-eilanden. Daarnaast draagt het Ministerie bij aan de financiering van het financieel expertise centrum (FEC).

Bijdrage aan (internationale) organisaties

Hieronder vallen de jaarlijkse contributie aan de International Accounting Standards Board, alsmede de bijdrage in de kosten van de Caribbean Financial Action Task Force (CFATF). De CFATF is een regionale organisatie in het Caribische gebied die witwassen en het financieren van terrorisme bestrijdt.

Ontvangsten

Bekostiging

Ontvangsten muntwezen

De ontvangsten muntwezen hebben betrekking op de uitgifte van bijzondere euromunten, de afdracht van de Koninklijke Nederlandse Munt (KNM) aan de Staat van de totale nominale waarde van uitgegeven muntsets, de bijzondere euromunten en van royalty's. Royalty's zijn vergoedingen die de Staat ontvangt voor dukaten die KNM produceert en verkoopt. De ontvangsten muntwezen hebben tevens betrekking op verkocht metaalschroot.

3.3 Artikel 3: Financieringsactiviteiten publiek-private sector

A. Algemene doelstelling

Optimaal financieel resultaat bij de realisatie van publieke doelen. In het bijzonder bij investeren in en verwerven, afstoten en beheren van de financiële en materiële activa van de Staat.

B. Rol en verantwoordelijkheid

De Minister van Financiën stimuleert en regisseert een verantwoorde en doelmatige besteding van overheidsmiddelen. Bedrijfseconomische expertise wordt ingezet bij staatsdeelnemingen, politiek belangrijke investeringsprojecten en transacties van de rijksoverheid en publiek-private investeringen in Nederland. De Minister van Financiën is verantwoordelijk voor:

  • een optimaal financieel resultaat bij het beheren, aangaan en afstoten van staatsdeelnemingen met inachtneming van de betrokken publieke belangen;

  • het toetsen en adviseren op bedrijfseconomische doelmatigheid bij het realiseren van grote publieke investeringsprojecten, zodat vakdepartementen hun projecten binnen budget, op tijd en met de gewenste kwaliteit kunnen realiseren. Voorbeelden van deze projecten zijn DBFM(O)]24-projecten, bedrijfsvoerings- en duurzaamheidsprojecten, en veilingen waarbij exclusieve rechten in de markt worden gezet;

  • het overkoepelende DBFM(O) beleid en de regie van het systeem dat ervoor moet zorgen dat DBFM(O) in Nederland structureel goed verankerd is en toegepast wordt;

  • het beheren en afwikkelen van de tijdelijke overheidsinvesteringen in de gesteunde financiële instellingen. In dit kader is de Minister van Financiën verantwoordelijk voor zwaarwegende en/of principiële beslissingen (o.a. exitstrategie en beloningsbeleid) van, alsmede het houden van toezicht op NL Financial Investments (NLFI);

De Minister van Financiën heeft een aantal instrumenten tot zijn beschikking, die ingezet kunnen worden voor de invulling van zijn verantwoordelijkheid:

  • bevoegdheden die de Minister van Financiën heeft op basis van de Comptabiliteitswet en als aandeelhouder op basis van Boek 2 Burgerlijk Wetboek en de statuten van de onderneming;

  • de gedragsregels uit de Corporate Governance Code voor zijn rol als aandeelhouder in staatsdeelnemingen;

  • bedrijfseconomische, juridische en corporate governance-expertise en kennis en kunde op het gebied van businesscases, sourcing en risicomanagement;

  • kennis van financieringsmarkten en -instrumenten ten behoeve van vernieuwende financieringsvormen zoals fondsen en publiek-private investeringsprojecten;

  • structureel en incidenteel overleg met bestuurders en commissarissen van de staatsdeelnemingen;

  • overleg met betrokken vakdepartementen over de mate waarin en de wijze waarop de relevante publieke belangen worden geborgd;

  • besluit privaatrechtelijke rechtshandelingen 1996, in het bijzonder artikel 6: huur-, huurkoop- en lease-overeenkomsten, zoals DBFM(O) en andere langjarige complexe projecten, mogen pas worden gesloten na overeenstemming met de Minister van Financiën;

  • kader voor het gebruik van businesscases binnen het Rijk (handleiding publieke businesscase);

  • PPS-code: de beheercode voor goede bedrijfsvoering binnen de rijksoverheid gericht op een doelmatige en rechtmatige inzet van het instrument van publiek-private samenwerking bij de realisatie en de exploitatie van (met name meerjarige) investeringsprojecten. Deze beheercode is nader uitgewerkt in een aantal specifieke toezichtsafspraken op het gebied van huisvesting en infrastructuur;

  • Wet stichting administratiekantoor beheer financiële instellingen (NLFI).

Bovenstaande instrumenten zijn verschillend van aard. De bevoegdheden die voortvloeien uit het Burgerlijk Wetboek en Comptabiliteitswet vormen de basis van de (formele) zeggenschap. De overige instrumenten hebben een meer informeel karakter, zijn richtinggevend (zoals de Corporate Governance Code) of dienen als randvoorwaarde om invulling te kunnen geven aan de beleidsdoelstelling (zoals de beschikbaarheid over en/of toegang tot de benodigde kennis).

C. Beleidswijzigingen

NLFI zal in 2016, in nauwe samenwerking met het Ministerie van Financiën, de exitstrategie voor de verschillende financiële instellingen (ASR, ABN AMRO en SNS REAAL) verder uitvoeren. Een nadere toelichting op dit onderdeel is beschreven in de beleidsagenda.

In 2014 is, na de behandeling van de Nota Deelnemingenbeleid in de Kamer, overgegaan tot uitrol op de verschillende gebieden van strategie, doelmatigheid en rendement, vermogenspositie, investeringen, benoemingen en beloningsbeleid. De Staat vult daarmee zijn rol als aandeelhouder verder in. In 2016 zal deze uitrol verder plaatsvinden, onder andere op de gebieden van statuten en het normrendement. Het kabinet vindt het wenselijk om periodiek te evalueren of het aandeelhouderschap als aanvullend borgingsinstrument, naast wet- en regelgeving en toezicht, nog steeds toegevoegde waarde heeft en daarmee wenselijk is. Jaarlijks worden een aantal deelnemingen onderworpen aan een evaluatie zodat alle deelnemingen iedere zeven jaar ten minste eenmaal zijn geëvalueerd. In 2016 zal gestart worden met een nieuwe cyclus hiervoor.

D1. Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel budgettaire gevolgen van beleid – Artikel 3 Financierings-activiteiten publiek private sector (bedragen x € 1.000)
 

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Verplichtingen

– 1.435.070

28.984

19.401

19.401

19.401

19.401

17.757

Waarvan garantieverplichtingen:

             

Garantie Counter Indemnity

– 950.000

           

Garanties en vrijwaringen staatsdeelnemingen

– 2.010

           

Garantie SNS Propertize

– 566.410

           
               

Uitgaven

2.805.899

28.984

19.401

19.401

19.401

19.401

17.757

               

waarvan juridisch verplicht

   

95%

       
               

Bijdrage aan RWT

17.100

17.920

10.000

10.000

10.000

10.000

10.000

NLFI

17.100

17.920

10.000

10.000

10.000

10.000

10.000

               

Lening

2.778.719

           

Uitgaven IABF

2.778.719

           
               

Garantie

4.806

4.900

4.900

4.900

4.900

4.900

3.256

Dotatie begrotingsreserve TenneT

4.800

4.800

4.800

4.800

4.800

4.800

3.156

Overig

6

100

100

100

100

100

100

               

Opdrachten

5.274

6.164

4.501

4.501

4.501

4.501

4.501

Uitvoeringskosten staatsdeelnemingen

5.274

6.164

4.501

4.501

4.501

4.501

4.501

               

Ontvangsten

8.858.957

2.532.552

1.831.850

1.589.350

1.481.850

1.359.350

1.286.206

               

Bijdrage aan RWT

15.417

16.263

9.250

9.250

9.250

9.250

9.250

NLFI

15.417

16.263

9.250

9.250

9.250

9.250

9.250

               

Leningen

6.503.836

20.608

         

Ontvangsten IABF

4.233.228

           

Aflossing kapitaalversterkingen ING, Aegon en SNS Reaal

1.500.000

           

Couponbetaling en/of boetebetaling kapitaal-versterking ING, Aegon en SNS REAAL

750.000

           

Renteontvangsten SNS krediet

20.608

20.608

         
               

Garantie

20.129

15.015

12.600

11.100

9.600

8.100

4.956

Premie-ontvangsten garantie Tennet

4.800

4.800

4.800

4.800

4.800

4.800

3.156

Premie-inkomsten counter indemnity

12.493

           

Garantiefee Propertize

1.920

9.300

7.800

6.300

4.800

3.300

1.800

Garantie overig

916

915

         
               

Opdrachten

8.288

575

         

Terug te vorderen uitvoeringskosten staatsdeelnemingen

8.288

575

         
               

Vermogensonttrekking

2.311.287

2.532.552

1.810.000

1.569.000

1.463.000

1.342.000

1.272.000

Opbrengst verkoop vermogenstitels

4.111

644

         

Dividend en afdrachten staatsdeelnemingen

1.188.537

1.628.900

1.145.000

1.160.000

1.180.000

1.155.000

1.160.000

Winstafdracht DNB

1.118.639

903.008

665.000

409.000

283.000

187.000

112.000

waarvan SMP-Griekenland

134.897

98.115

67.000

48.000

36.000

26.000

19.000

waarvan investeringsportefeuille DNB

27.427

51.749

44.000

44.000

33.000

   

D2. Budgetflexibiliteit

Bijdrage aan RWT

De bijdrage aan NLFI is voor 100% juridisch verplicht op basis van de door de Minister van Financiën goedgekeurde begroting van NLFI en artikel 7 Wet stichting administratiekantoor beheer financiële instellingen. De begroting van NLFI van het aankomende jaar wordt telkens voor het einde van het lopende jaar vastgesteld en ter goedkeuring aan de Minister voorgelegd. De verplichting loopt zolang NLFI kosten maakt bij de uitvoering van haar wettelijke taak.

Garantie

Dit budget is 100% juridisch verplicht op basis van een overeenkomst met TenneT. De verplichting loopt door tot 2020. Dit betreft de storting van de premie in de begrotingsreserve.

Opdrachten

Dit budget is bestemd voor de inhuur van adviseurs omtrent het beheer van de staatsdeelnemingen. Deze advieskosten worden ieder jaar geraamd op basis van de verwachte inhuur. Een deel van de contracten wordt in de loop van het begrotingsjaar gesloten waardoor op voorhand geen exacte inschatting is te maken van de mate waarin het budget juridisch verplicht is of wordt.

E. Toelichting op de instrumenten

Bijdrage aan RWT

De stichting administratiekantoor beheer financiële instellingen (NLFI) is een rechtspersoon met een wettelijke taak en is in juli 2011 opgericht. NLFI is een op afstand staande stichting die het staatsaandeelhouderschap uitvoert voor de financiële instellingen die tijdelijk in beheer zijn. De netto uitgaven van NLFI om uitvoering te geven aan haar wettelijke taak zijn € 0,75 mln. over 2016 (€ 10,0 mln. uitgaven minus € 9,3 mln. ontvangsten).

Garanties

De Staat heeft in 2010 een garantie verstrekt van maximaal € 300 mln. ten behoeve van de Stichting Beheer Doelgelden Landelijk Hoogspanningsnet. Hierdoor kon de Stichting de overname financieren van Transpower door TenneT Holding. De jaarlijkse, marktconforme premie die de Staat ontvangt, wordt afgestort in een begrotingsreserve.

Zoals in de Kamerbrief over de nationalisatie van SNS REAAL is opgenomen, verstrekt de Staat een garantie op de financiering van de vastgoedbeheerorganisatie. Het gaat hierbij om een garantie van maximaal € 5 mld. De garantie is per 22 december 2014 verlaagd naar € 3,6 mld. en weerspiegelt dat Propertize tot nu toe succesvol is geweest met het aflossen van haar schuld en het afbouwen van haar vastgoedportefeuille. Voor de garantie op de financiering van de vastgoedbeheerorganisatie zal de Staat een garantiepremie van 30 basispunten (+0,3%) ontvangen.

De hoogte van deze premie is bepaald op basis van drie referentiepunten:

  • (1) de garantiepremie die vergelijkbare Europese afwikkelentiteiten met overheidsgarantie betalen;

  • (2) een inschatting van de financieringslasten bij ontbreken van overheidsgarantie; en

  • (3) het effect van de garantiepremie op winstgevendheid van de vastgoedbeheerorganisatie.

De Staat ontvangt hierdoor een marktconforme premie over de afgegeven garantie op de financiering van Property Finance.

Opdrachten

Dit budget is bestemd voor de inhuur van adviseurs omtrent het beheer van de staatsdeelnemingen.

Vermogensonttrekking

Deze post bestaat uit alle dividenden en winstafdrachten die zien op zowel de reguliere staatsdeelnemingen zoals de Nederlandse Spoorwegen, Schiphol en Gasunie als de tijdelijke financiële deelnemingen (ABN AMRO, ASR, RFS en SNS REAAL).

Meetbare gegevens staatsdeelnemingen

De Staat is aandeelhouder vanwege de met haar deelnemingen gemoeide publieke belangen. De publieke belangen dienen dan ook centraal te staan in de strategie en de investeringen van deze ondernemingen. De Staat stuurt als aandeelhouder haar deelnemingen op zakelijke wijze aan, opdat de ondernemingen financieel zelfstandig kunnen blijven en eigenstandig de voor het publieke belang noodzakelijke investeringen kunnen doen.

De publieke belangen die samenhangen met de staatsdeelnemingen zijn veelal geborgd via wet- en regelgeving. De verantwoordelijkheid voor borging van die belangen ligt bij het vakdepartement, dat doorgaans ook de instrumenten heeft om die publieke belangen te toetsen dan wel af te dwingen, zoals concessies en vergunningen. De onderstaande kengetallen zien op aspecten die binnen de directe invloedssfeer van de Staat als aandeelhouder liggen.

In onderstaande tabel is een overzicht opgenomen van de staatsdeelnemingen waarvan het aandeelhouderschap ligt bij het Ministerie van Financiën.

Overzicht staatsdeelnemingen in beheer bij Financiën

Operationele deelnemingen in beheer bij Financiën

%-belang

BNG

50%

COVRA

100%

DNB

100%

FMO

51%

Gasunie

100%

Havenbedrijf Rotterdam

29%

Holland Casino

Stichting

KLM

6%

Koninklijke Nederlandse Munt

100%

NS

100%

NWB Bank

17%

Schiphol

70%

Staatsloterij

Stichting

TenneT

100%

Thales

1%

UCN

100%

Tijdelijke financiële deelnemingen

%-belang

ABN AMRO Group N.V.

100%

ASR Nederland N.V.

100%

SNS REAAL N.V.

100%

Propertize B.V.

100%

NLFI Financial investments

100%

RFS Holding B.V.

100%

Kengetallen

De Nota Deelnemingenbeleid vormt de basis van het beleid rondom staatsdeelnemingen. De onderstaande kengetallen zien op de verdere uitrol van dit beleid. Deelnemingen met volwaardige bedrijfsactiviteiten en waarvan het aandeelhouderschap in het beheer is van de Minister van Financiën zijn meegenomen in de kengetallen. Thales en KLM zijn hierbij buiten beschouwing gelaten vanwege de zeer geringe zeggenschap.

Kengetallen
 

Realisatie 2014

Streefwaarde 2015

Streefwaarde 2016

Streefwaarde 2017

Percentage van deelnemingen waarvan de nieuwe statuten en investeringsdrempels zijn vastgesteld

22% (n=9)

56%

100%

100%

Percentage van deelnemingen waar een specifieke minimum rendementseis is vastgesteld

76% (n=13)

92%

100%

100%

In de begroting voor 2015 werd reeds gemeld dat wordt gewerkt aan indicatoren voor contractmanagement bij DBFM(O)-contracten. De komende periode (tot eind 2016) werken de departementen aan het ontwikkelen van «key performance indicators» (KPI’s) voor deze contracten, waardoor beter inzicht ontstaat in de kwantitatieve performance van het contractmanagement. Op het moment dat deze gereed zijn wordt bezien of deze indicatoren in de komende begroting kunnen worden opgenomen.

3.4 Artikel 4: Internationale Financiële Betrekkingen

A. Algemene doelstelling

Een bijdrage leveren aan een financieel gezond en welvarend Europa en een evenwichtige internationale financieel-economische ontwikkeling.

B. Rol en verantwoordelijkheid

De Nederlandse economie wordt door zijn openheid en relatief beperkte grootte sterk beïnvloed door internationale financieel-economische ontwikkelingen. Dit betreft voor een belangrijk deel ontwikkelingen in de lidstaten van de Europese Unie. Verreweg het grootste deel van de Nederlandse export en import gaat naar of komt uit andere Europese landen. Een sterke Europese economie heeft daarmee een directe weerslag op de Nederlandse economie. Mede om die reden is Nederland gebaat bij een gezonde financieel-economische ontwikkeling en een stabiele budgettaire en monetaire ontwikkeling in de Europese Unie en haar lidstaten, waarbij ook de financiële stabiliteit binnen de eurozone gewaarborgd is. De Minister van Financiën speelt in Nederland op dit gebied een regisserende rol en maakt daarbij gebruik van een aantal instrumenten.

Ten behoeve van de bevordering van financiële stabiliteit neemt de Minister actief deel aan internationale overleggen (onder andere Ecofin Raad en Eurogroep) ter versterking van de begrotingsdiscipline van lidstaten van de EU en een stabiele macro-economische omgeving in de eurozone. Hieronder valt ook de economische beleidscoördinatie in de EU en de EMU in het kader van het Europees semester.

Verder neemt de Minister van Financiën besluiten over het Nederlandse standpunt met betrekking tot aanvragen voor het Exchange Rate Mechanism (ERM-II) en voor invoering van de euro. Tevens draagt de Minister van Financiën het Nederlandse standpunt over de EU-begroting uit. De Minister ziet er op toe dat deze EU-begroting volgens de afspraken van het Meerjarig Financieel Kader (2014–2020) wordt vormgegeven.

In internationaal verband zijn maatregelen getroffen om de wereldeconomie minder gevoelig te maken voor financieel-economische crisissen en te zorgen dat de gevolgen, mocht een dergelijke crisis toch plaatsvinden, zo beperkt mogelijk blijven.

De Minister van Financiën draagt bij aan het beheer van stabilisatiemechanismen, zoals het EFSF en het ESM ten behoeve van het bewaken van de financiële stabiliteit in de eurozone. In de tabel in paragraaf E is het Nederlandse aandeel in deze instellingen te zien.

Op 13 juli 2015 is de Minister van Financiën herkozen door zijn collega’s, voor een periode van 2,5 jaar, als voorzitter van de Eurogroep. De rol als voorzitter van de Eurogroep biedt bij uitstek de mogelijkheid om uitvoering te geven aan de gezamenlijke Europese inzet. In de eerste helft van 2016 is de Minister van Financiën voorzitter van de Ecofin Raad, wat de gelegenheid biedt om voor Nederland belangrijke thema’s te agenderen.

Nederland wordt, als open economie, ook geraakt door ontwikkelingen in de rest van de wereld. Om die reden is Nederland gebaat bij een goed functionerend internationaal monetair en financieel systeem dat financiële stabiliteit bevordert en duurzame economische groei stimuleert. Ter bevordering hiervan maakt de Minister van Financiën gebruik van een aantal instrumenten.

Internationale Financiële Instellingen (IFI’s), waaronder het Internationaal Monetair Fonds (IMF), de Wereldbank, de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling (EBRD) en de Europese Investeringsbank (EIB) dragen in belangrijke mate bij aan een evenwichtige internationale financieel-economische ontwikkeling. Zij vervullen een belangrijke rol bij het financieel-economisch beleidstoezicht, bevorderen de ontwikkeling van lage- en middeninkomenlanden en vormen een financieel vangnet in geval van een crisis.

De Minister houdt als aandeelhouder toezicht op deze IFI’s en hun financiële soliditeit en bestuur, met als doel deze instellingen gezond en sterk te houden. Hierbij bewaakt de Minister ook de financiële belangen van de Nederlandse overheid en burger. In de tabel in paragraaf E wordt een overzicht gegeven van het Nederlandse aandeel in de verschillende instellingen.

Daarnaast levert de Minister een bijdrage aan de internationale beleidsdiscussie en beleidsrespons bij internationale fora, zoals de Ecofin, Eurogroep, verschillende OESO werkgroepen en commissies en discussies bij het Internationaal Monetair Fonds, de Wereldbank en andere IFI’s.

C. Beleidswijzigingen

Vanaf 1 januari 2016 heeft Nederland voor zes maanden het voorzitterschap van de Raad van de Europese Unie. Dit biedt de gelegenheid om voor Nederland belangrijke thema’s verder te brengen, zoals het stimuleren van groei en werkgelegenheid via gezonde overheidsfinanciën, structurele hervormingen en investeringen. Ook wil Nederland tijdens het voorzitterschap extra aandacht besteden aan het verbeteren en verbreden van de financieringsmogelijkheden voor bedrijven, via een kapitaalmarktunie. Daarover worden in de tweede helft van 2015 concrete voorstellen verwacht van de Europese Commissie. Nederland hoopt als voorzitter belangrijke stappen te kunnen zetten richting besluitvorming hierover in de Raad.

Daarnaast zal in 2016 een tussentijdse evaluatie plaatsvinden van het meerjarig financieel kader. Daarbij wil Nederland voorstellen presenteren voor een meer transparante EU-begrotingssystematiek en beter voorspelbare EU-afdrachten. Tijdens het voorzitterschap zullen ook een aantal informele bijeenkomsten worden georganiseerd, zoals de informele Ecofin en bijeenkomsten op ambtelijk niveau.

Komend jaar zal er aandacht zijn voor de lopende steunprogramma’s voor Griekenland en Cyprus. Op 19 augustus jl. heeft de Raad van gouverneurs van het ESM ingestemd met een derde leningenprogramma van 3 jaar met een maximale omvang van € 86 mld. voor Griekenland. De Minister van Financiën neemt namens Nederland deel aan discussies en besluitvorming op ministerieel niveau in Eurogroep en Ecofin verband en in de Raad van gouverneurs van het ESM over deze onderwerpen.

Ook in 2016 zal er substantiële aandacht zijn voor een verder herstel van de financiële stabiliteit van de eurozone. De Europese schuldencrisis heeft aanleiding gegeven tot wijziging en uitbreiding van afspraken omtrent economische beleidscoördinatie (o.a. versterkt Stabiliteits- en Groeipact). Verstandig economisch en budgettair beleid wordt via het Europees Semester gestimuleerd. Lidstaten dienen bij het opstellen van hun nationale begrotingen rekening te houden met de aanbevelingen die de Ecofin-Raad in juni vaststelt. De aanbevelingen zijn geen beleidsvoorschriften. Lidstaten hebben de ruimte om de aanbevelingen op maatregelniveau verder in te vullen. Slechts in die situaties waarbij lidstaten onvoldoende actie ondernemen om hun uit de hand lopende overheidsfinanciën en/of ernstige macro-economische onevenwichtigheden te corrigeren, kan dit uiteindelijk leiden tot sancties. In dat geval zal dit via de buitensporigtekortprocedure lopen of via de buitensporige macro-economische onevenwichtighedenprocedure. Voor Nederland is dat nu niet aan de orde, aangezien geen sprake is van een buitensporig tekort of macro-economische onevenwichtigheid.

De IFI’s zullen in het komende jaar, naast aandacht voor crisispreventie en beleidstoezicht, verder de nadruk leggen op het creëren van (inclusieve) groei. Er zullen verschillende maatregelen genomen worden om groei wereldwijd een impuls te geven. De Minister van Financiën zal erop inzetten dat de IFI’s hierbij effectief gebruik maken van hun middelen en investeringen, binnen hun mandaat opereren en goed samenwerken.

In het komende jaar zal de Europese Investeringsbank (EIB) een belangrijke katalyserende rol op het gebied van investeringen in Europa spelen en zal het Europese Fonds voor Strategische Investeringen (EFSI) volledig operationeel zijn. Het doel van EFSI is investeringen in Europa een impuls geven. Met het EFSI kan de EIB een garantie vanuit de EU-begroting gebruiken en zo meer kapitaal verstrekken voor meer risicovolle projecten. Daarbij dient het ook private investeerders aan te trekken. EFSI is een belangrijk onderdeel van «An investment plan for Europe» van de Europese Commissie, dat op 26 november 2014 is gepresenteerd. Als aandeelhouder van de EIB zal de Minister er op toezien dat de governance van EFSI op orde is en de (economische) impact zo groot mogelijk.

In 2015 heeft Nederland zich als Prospective Founding Member aangemeld bij de creatie van een nieuwe IFI: de Aziatische Infrastructuur Investeringsbank (AIIB). De AIIB heeft als doel:

  • i) het bevorderen van duurzame economische ontwikkeling, het creëren van welvaart en het verbeteren van het infrastructuurnetwerk in Azië door te investeren in infrastructuur en andere productieve sectoren; en

  • ii) het bevorderen van regionale samenwerking en partnerschappen door samen te werken met andere multilaterale en bilaterale ontwikkelingsinstellingen

D1. Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel budgettaire gevolgen van beleid – Artikel 4 Internationale Financiële Betrekkingen (bedragen x € 1.000)
 

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Verplichtingen

3.649.277

1.286.391

268.782

983.206

59.991

50.991

965.535

               

Waarvan garantieverplichtingen:

             

Deelneming multilaterale ontwikkelingsbanken en -fondsen

725.439

181.841

181.841

       

Garantie aan DNB inzake IMF en BIS

2.158.610

           

Kredieten EU-betalingsbalanssteun

– 10.000

35.000

         

EFSF en EFSM

– 12.000

42.000

         

Garantie deelname AIIB

 

730.088

         
               

Uitgaven

1.093.524

464.253

439.981

355.300

352.033

343.034

276.817

               

Waarvan juridisch verplicht

   

99%

       
               

Bijdrage aan internationale organisaties

1.092.584

462.577

438.305

353.624

350.357

341.358

275.141

Multilaterale ontwikkelingsbanken en fondsen

52.864

355.312

280.031

254.540

271.853

271.854

251.141

ESM

914.720

           

Deelname AIIB

   

73.009

36.504

36.504

36.504

 

Uitkering aan Griekenland

125.000

107.265

85.265

62.580

42.000

33.000

24.000

               

Opdrachten

940

1.268

1.326

1.676

1.676

1.676

1.676

Technische assistentie kiesgroeplanden

940

1.268

1.326

1.676

1.676

1.676

1.676

               

Subsidies

0

408

350

0

0

0

0

Technische assistentie

 

408

350

       
               

Ontvangsten

19.969

28.337

22.992

86.277

86.277

86.277

88.440

               

Bijdrage aan internationale organisaties

5.951

6.017

672

655

655

655

2.818

Ontvangsten IFI's

5.951

6.017

672

655

655

655

2.818

               

Leningen

14.018

22.320

22.320

85.622

85.622

85.622

85.622

Rente ontvangsten lening Griekenland

14.018

22.320

22.320

85.622

85.622

85.622

85.622

D2. Budgetflexibiliteit

Bijdrage aan internationale organisaties

Dit budget betreft grotendeels bijdragen aan de International Development Association (IDA) van de Wereldbank. Deze bijdragen zijn direct na ondertekening meerjarig en onvoorwaardelijk verschuldigd. Voor een deel van de verplichtingen- en uitgavenramingen geldt dat door wisselkoersinvloeden de realisaties kunnen afwijken van de ramingen. Dit deel van de realisaties is daarmee niet beleidsmatig te beïnvloeden. Voor de eerste jaren is voor IDA 17 al de verplichting aangegaan en daarom is dit programma 100% juridisch verplicht.

De kapitaalbetalingen voor de deelname aan de AIIB is na ratificatie van het verdrag door het parlement juridisch verplicht.

De uitkering van de inkomsten op de Griekse obligaties zijn momenteel niet juridisch verplicht. In het najaar zal er meer duidelijkheid zijn over de afspraken die eventueel gemaakt worden rondom schuldverlichting voor Griekenland en kan deze afspraak worden aangepast. Mocht deze afspraak weer juridisch bindend worden, dan loopt de verplichting door tot tenminste 2026. In de periode 2026–2038 gaat het echter om een relatief klein bedrag, dat in een keer in 2026 zal worden uitgekeerd.

Opdrachten en subsidies

Technische assistentie aan Kiesgroeplanden

Deze middelen zijn nog niet juridisch verplicht.

E. Toelichting op de instrumenten

Bijdrage aan internationale organisaties

Het overige deel van de raming voor garantieverplichtingen heeft betrekking op het zogenaamde garantiekapitaal van de internationale financiële instellingen (het deel van de verplichting dat waarschijnlijk niet tot betaling komt, het «callable capital»).

Daarnaast draagt Nederland via algemene bijdragen aan multilaterale ontwikkelingsbanken en -fondsen bij aan ontwikkelingssamenwerking. Het grootste deel dat hiervan op de Financiën begroting staat betreft IDA, het onderdeel van de Wereldbank Groep dat concessionele leningen – en in beperkte mate schenkingen – verstrekt aan de armste landen in de wereld. Voor 2016 is wegens de Nederlandse deelname aan de AIIB een kapitaalstorting geraamd.

Met het oog op de financiële stabiliteit van de eurozone zijn verschillende maatregelen genomen, waaronder de steunprogramma’s voor Griekenland, Ierland, Portugal, Cyprus en het programma gericht op de herstructurering van de financiële sector in Spanje. Onderdeel van de afspraken van de Eurogroep van februari en november 2012 is dat de inkomsten van de nationale centrale banken uit de Griekse staatsobligaties, die niet zijn meegenomen in de obligatieomruil van februari 2012, werden doorgegeven aan Griekenland. Deze afspraken waren onderdeel van het tweede leningenprogramma aan Griekenland dat op 30 juni 2015 is afgelopen. Onderdeel van het derde steunprogramma, waar de Raad van gouverneurs van het ESM op 19 augustus definitief mee heeft ingestemd is dat de Eurogroep, in lijn met de verklaring van de Eurozone Top van 12 juli jl., indien nodig, klaar staat om aanvullende maatregelen te overwegen om de bruto financieringsbehoefte van Griekenland op een houdbaar niveau te houden. De schuldverlichtende maatregelen zullen worden overwogen na afronding van de eerste voortgangsmissie van het nieuwe programma en op voorwaarde dat het volledige programma is geïmplementeerd. De uitgavenreeks aan SMP- en ANFA-winsten zal ongewijzigd blijven totdat er meer duidelijkheid is over de afspraken die eventueel gemaakt worden rondom schuldverlichting.

Opdrachten en subsidies

Technische Assistentie Kiesgroeplanden

Voor de komende jaren zal budget worden gereserveerd voor technische assistentie aan landen in de Nederlandse IMF/WB/EBRD kiesgroep. De assistentie is vooral gericht om de landen te ondersteunen in hun financieel-economische beleid, daarbij wordt gebruik gemaakt van Nederlandse expertise.

Leningen

In 2010 is besloten tot het verlenen van financiële steun door het verstrekken van bilaterale leningen. Deze zogenaamde Greek Loan Facility (GLF) bestond oorspronkelijk uit € 80 mld., het Nederlandse aandeel in de GLF is daarmee in totaal € 3,2 mld. Op de Griekse leningen wordt rente ontvangen.

Meetbare gegevens

Overzicht Internationale Financiële Instellingen en Fondsen

Bedragen * € 1 mld.

   

MIGA1

IBRD1

EIB2

EBRD2

IMF3

ESM

EFSF

EFSM

BoP

Financiële relatie Nederland

                     

Garantie/oproepbaar bedrag

   

0,03

4,7

9,9

0,6

47,5

35,5

49,6

2,8

2,4

Deelneming in kapitaal

   

0,1

0,3

1

0,2

-

4,6

-

-

-

Deelneming in %

   

2,2%

1,99%

4,5%

2,5%

2,2%

5,7%

6,13%

4,7%

4,7%

Schade voor Nederland

Financieel profiel Instelling of Fonds

   

0

0

0

0

0

0

0

0

0

Uitstaande bedragen

   

11,2

140,3

449.9

27.2

69.3

64,54

174,6

46,8

13,4

Toegezegd-niet uitgekeerd

   

Nvt

53,8

99,4

10.9

124.2

63,0

0

0

0

Totaal toegezegde bedragen

   

11,2

194,1

549.3

38.7

193.5

136,3

174,6

46,8

13,4

Totale uitleencapaciteit

   

13,0

250,2

702

39.2

571.65

500,0

218,4

60,0

50,0

X Noot
1

Financieel Profiel Instelling cijfers 30-06-2015, o.b.v. USD/EUR wisselkoers 30-06-2015

X Noot
2

Cijfers per 31 december 2014

X Noot
3

Financieel Profiel Instelling cijfers 30-04-2015, SDR bedragen omgerekend naar EUR o.b.v. wisselkoers 30 april 2015

X Noot
4

Spanje heeft reeds 5,6 miljard euro afgelost aan het ESM.

X Noot
5

Dit bedrag is niet vastgepind en fluctueert.

De bovenstaande tabel geeft een aantal kengetallen van Internationale Financiële Fondsen en Instellingen waarin Nederland deelneemt. Per fonds of instelling is de financiële binding weergeven. Hierbij wordt de omvang van de garantie en het gestorte kapitaal weergeven. Verder wordt van de versterkte bedragen en de maximale capaciteit een financieel profiel gemaakt van het fonds of instelling. Voor cijfers met betrekking tot de financiële relatie van MIGA, Wereldbank en het IMF is het jaarverslag van het Ministerie van Financiën 2014 gebruikt. Meer informatie over de instelling is te vinden in de garantieparagraaf in de beleidsagenda.

3.5 Artikel 5: Exportkredietverzekeringen, -garanties en investeringsverzekeringen

A. Algemene doelstelling

Het bieden van mogelijkheden voor verzekering van betalingsrisico’s die zijn verbonden aan export en investeringen in het buitenland, in aanvulling op de markt, en het creëren en handhaven van een internationaal gelijkwaardig speelveld voor bedrijven op het terrein van de exportkredietverzekeringsfaciliteit.

B. Rol en verantwoordelijkheid

De Minister van Financiën heeft de rol van regisseur van de uitvoering van de exportkredietverzekeringsfaciliteit (EKV-faciliteit). De Minister stelt de randvoorwaarden vast waaronder de uitvoerder van de faciliteit verzekeringen mag afgeven. De Staat treedt op als verzekeraar en Atradius Dutch State Business N.V. voert de EKV-faciliteit uit, op naam en voor rekening en risico van de Staat. De Minister van Financiën is budgetverantwoordelijk. De Minister van Financiën is, samen met de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, beleidsverantwoordelijk voor het verstrekken van de verzekeringen en beide Ministers stimuleren een gelijkwaardig speelveld op het gebied van de exportondersteunende maatregelen.

Op basis van de Kaderwet financiële verstrekkingen Financiën biedt de Nederlandse Staat, ter aanvulling op de private markt, faciliteiten aan waarmee Nederlandse ondernemers en hun financiers betalingsrisico’s kunnen afdekken bij de Staat. Met de verschillende producten25 binnen de exportkrediet- en investeringsverzekeringen kunnen Nederlandse bedrijven meer en op (middel)lange termijn gefinancierde exportorders verwerven, hetgeen een positief effect heeft op de concurrentiekracht en werkgelegenheid in Nederland. Hierbij wordt ook steeds vaker voor het midden- en kleinbedrijf export mogelijk gemaakt.

De randvoorwaarden voor de afgifte van verzekeringen kunnen ieder moment worden aangepast zodat onverantwoord grote risico’s worden vermeden. Het risicoprofiel van de bestaande EKV-portefeuille en van nieuwe aanvragen wordt daarom nauwlettend gevolgd door het Ministerie van Financiën door middel van een uitgebreid risicokader.

Om zo veel mogelijk te voorkomen dat de Staat risico’s in verzekering neemt die door de markt kunnen worden gedekt, is de risicodracht opgezet. In de risicodracht staat vermeld op welke risico’s (landen, looptijd en omvang) de Staat potentieel dekking aanbiedt. Voor de overige risico’s gaat de Staat er in principe vanuit dat deze door de markt zelf in dekking kunnen worden genomen. De risicodracht wordt periodiek aangepast na overleg met de uitvoerder van de faciliteit of indien reacties van marktpartijen hiertoe aanleiding geven.

De Minister heeft een stimulerende rol ten aanzien van het bevorderen van een gelijkwaardig speelveld op het gebied van de exportondersteunende maatregelen. Om Nederlandse exporteurs en hun financiers internationaal onder gelijke voorwaarden te kunnen laten concurreren, wordt door Nederland in internationaal verband overlegd over de exportondersteunende maatregelen. Zo worden in OESO- en EU-verband afspraken gemaakt over de voorwaarden waaronder exportkredietverzekeringen mogen worden verstrekt, zoals kostendekkendheid, minimum premies, maximale looptijden, het gebruik van ontwikkelingshulpgelden en verantwoord leenbeleid. De OESO voert een actieve dialoog met de opkomende economieën die geen deel uitmaken van de OESO om mogelijke verstoringen van het speelveld zoveel mogelijk te beperken.

Maatschappelijk verantwoord ondernemen krijgt internationaal, maar ook nationaal steeds meer aandacht. De Nederlandse Staat heeft hierin een voorbeeldfunctie. Dat geldt ook voor de instrumenten waarmee zij bedrijven ondersteunt, zoals de exportkredietverzekering. Er is continu aandacht voor een gedegen uitvoering van het beleid voor maatschappelijk verantwoord ondernemen.

C. Beleidswijzigingen

In eerdere jaren is veel aandacht besteed aan het verbeteren van het productenaanbod om zo aansluiting te houden met de marktontwikkelingen. In 2016 ligt in het verlengde hiervan focus op de toegankelijkheid van het instrumentarium. Hierbij moet gedacht worden aan de bekendheid bij exporteurs met de mogelijkheden van het EKV-instrumentarium en de transparantie van het proces gedurende de aanvraag.

D1. Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel budgettaire gevolgen van beleid – Artikel 5 Exportkredietverzekeringen, -garanties en investeringsverzekeringen
(bedragen x € 1.000)
 

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Verplichtingen

– 7.294.439

10.616.438

10.616.436

10.616.438

10.616.435

10.616.437

10.616.437

waarvan garantieverplichtingen:

             

Exportkredietverzekeringen

– 7.441.016

10.000.000

10.000.000

10.000.000

10.000.000

10.000.000

10.000.000

Investeringsverzekeringen

– 51.466

453.780

453.780

453.780

453.780

453.780

453.780

MIGA

 

150.000

150.000

150.000

150.000

150.000

150.000

               

Uitgaven

241.419

88.058

88.056

88.058

88.055

88.057

88.057

               

waarvan juridisch verplicht

   

100%

       
               

Garanties1

229.741

75.400

75.400

75.400

75.400

75.400

75.400

Schade-uitkering EKV

43.376

74.900

74.900

74.900

74.900

74.900

74.900

Schade-uitkering investeringsverzekeringen

 

500

500

500

500

500

500

Mutatie begrotingsreserve EKV

186.365

           
               

Opdrachten

11.678

12.600

12.600

12.600

12.600

12.600

12.600

Kostenvergoeding Atradius DSB

11.678

12.600

12.600

12.600

12.600

12.600

12.600

               

Overige

 

58

56

58

55

57

57

Overige uitgaven

 

58

56

58

55

57

57

               

Ontvangsten

273.282

193.250

246.952

218.292

240.422

229.772

207.622

Premies EKV

118.261

50.000

50.000

50.000

50.000

50.000

50.000

Premies investeringsverzekeringen

789

1.250

1.250

1.250

1.250

1.250

1.250

Schaderestituties EKV

86.736

128.000

183.202

154.542

189.172

178.522

156.372

Onttrekking begrotingsreserve Seno-Gom

66.049

14.000

12.500

12.500

     

Schaderestituties en premie Seno-Gom

947

           

Overige ontvangsten

500

           
X Noot
1

Het gaat hierbij om uitgaven voortvloeiend uit de verplichtingen die zijn aangegaan uit hoofde van de EKV-faciliteit. Dit betreft met name exportkredietverzekeringen.

D2. Budgetflexibiliteit

Garanties

Dit budget is 100% juridisch verplicht op basis van door exporteurs en exportfinanciers (banken) afgesloten exportkredietverzekeringen indien de verzekerde risico’s zich materialiseren en aan alle verzekeringsvoorwaarden is voldaan.

Opdrachten

Dit budget is juridisch verplicht op basis van een overeenkomst met Atradius Dutch State Business (ADSB). Deze overeenkomst loopt door tot en met 2019.

E. Toelichting op de instrumenten

Garanties

Voor de exportkredietverzekering is in de begroting een bedrag van € 10 mld. opgenomen als plafond voor hoeveel de Staat jaarlijks aan nieuwe verplichtingen kan aangaan.

Via de exportkredietverzekeringen worden Nederlandse exporteurs en hun financiers gedekt tegen het politieke en commerciële risico dat zij lopen bij middellange en langlopende exportcontracten naar landen met een (ver)hoog(d) risico en/of buitenlandse afnemers met een relatief hoog risicoprofiel. Dit instrument vergroot dus de mogelijkheden voor Nederlandse export. Voor zowel de ontvangsten (premies en recuperaties) als de schade-uitkeringen, geldt dat deze worden beïnvloed door externe factoren, zoals de behoefte aan exportkredietverzekeringen bij financiers en het betaalgedrag van debiteuren in het buitenland.

Daarnaast kan de Staat jaarlijks voor maximaal € 453 mln. aan nieuwe verplichtingen aangaan voor investeringsverzekeringen. Via deze verzekeringen worden Nederlandse bedrijven die langdurig investeren gedekt tegen het politieke risico dat zij lopen in het betreffende land.

Naar aanleiding van het nieuwe garantiekader voor risicoregelingen is er een begrotingsreserve opgebouwd. De stand hiervan was ultimo 2014 € 186 mln.

Opdrachten

ADSB is de uitvoerder van de EKV-faciliteit. ADSB geeft in naam en voor rekening van de Staat der Nederlanden exportkredietverzekeringen, -garanties en investeringsverzekeringen af. Voor de uitvoering en het beheer van de portefeuille ontvangt ADSB jaarlijks een vergoeding.

Meetbare gegevens

Binnen de EKV-faciliteit worden twee kengetallen gebruikt om inzicht te krijgen in hoeverre de doelstelling wordt behaald. Beide kengetallen, de benchmark en het model voor Bedrijfseconomische Resultaatbepaling (BERB), bieden informatie over het internationaal gelijkwaardige speelveld. Er wordt gestreefd naar een best of class notering (A rating) in de jaarlijkse benchmark op de verzekeringsvoorwaarden en -mogelijkheden. De benchmark is een vergelijkend onderzoek tussen de Nederlandse faciliteit en faciliteiten in een aantal voor de export relevante concurrerende landen. Een best of class resultaat betekent dat de Nederlandse faciliteiten vergelijkbaar zijn met de landen die het beste scoren op de verzekeringsvoorwaarden en -mogelijkheden.

Internationaal is afgesproken dat EKV-faciliteiten over een langere periode kostendekkend moeten zijn, om concurrentieverstoring te voorkomen. Dat betekent dat op lange termijn de premie-inkomsten voldoende moeten zijn om de uitvoeringskosten en de netto schade-uitkeringen (inclusief de recuperaties) te dekken. De kostendekkendheid van de Nederlandse faciliteit wordt gemeten door BERB. Daaruit blijkt dat de Nederlandse EKV-faciliteit over de periode 1999 t/m 2014 een positief resultaat van € 293 mln. heeft geboekt. Op kasbasis is het resultaat aanzienlijk positiever. Dit komt doordat bij de kostendekkendheidsberekening (BERB) ook rekening wordt gehouden met voorzieningen voor het nog lopende risico en rentekosten op uitgekeerde schade. De omvang van het huidige cumulatieve positieve resultaat is relatief beperkt als rekening wordt gehouden met de uitstaande verplichtingen over diezelfde periode. Recuperaties spelen een belangrijke rol bij het behalen van een kostendekkend resultaat. De afgelopen jaren zijn de premies en schades ruwweg in evenwicht geweest. Momenteel (stand ultimo 2014) is van de uitgekeerde schade over de polissen afgegeven per 1999 circa 54% gerecupereerd.

Kengetallen
 

Waarde 2014

Streefwaarde 2015

Streefwaarde 2016

Streefwaarde 2017

Streefwaarde 2018

Streefwaarde 2019

Streefwaarde 2020

BERB

293 mln.

> 0 mln

> 0 mln

> 0 mln

> 0 mln

> 0 mln

> 0 mln

Benchmark

A

A

A

A

A

A

A

Uitstaande verplichtingen EKV ultimo jaar (bedragen x € mld.)

Er zijn zowel definitieve als voorlopige verplichtingen in de portefeuille. Omdat het voor een exporteur soms nog onzeker is of de opdracht wordt gegund, maar er voor een offerte wel al financiering geregeld moet zijn, kan er een dekkingstoezegging worden afgegeven. Dit is nog geen polis, maar kan bij gunning van een opdracht worden omgezet naar een polis. Ongeveer de helft van de dekkingstoezeggingen wordt daadwerkelijk een polis. Er kan echter uitsluitend onder een polis schade worden uitgekeerd. Als er duidelijke aanwijzingen zijn dat het risico sterk is verslechterd, is de Staat niet verplicht om een dekkingstoezegging in een polis om te zetten. Ultimo 2014 stond er voor bijna € 9 mld. uit aan definitieve verplichtingen.

Wanneer zich onder een polis een schade voordoet, zal de Staat bij schade-uitkering het betalingsschema van de debiteur volgen. Dit betekent dat het bedrag niet in één keer wordt uitgekeerd, maar gespreid over de resterende looptijd van de verzekering (doorgaans twee betalingen per jaar). Op basis van de portefeuille ultimo 2014 betekent dit in het meest extreme geval (alle polissen resulteren in de maximale schade) circa € 3,5 mld. aan schade-uitkeringen in 2015.

Niet alle polissen in de portefeuille hebben evenveel risico op schade. Het belangrijkste risico binnen de EKV-portefeuille betreft het landenrisico. De OESO bepaalt, op basis van het landenrisico, de landenklasse voor de verschillende landen. Een hogere landenklasse betekent een hoger landenrisico. Ter illustratie: Zuid-Afrika valt in landenklasse 3 en Ghana valt in landenklasse 5. De landenklasse wordt onder andere gebruikt in de premieberekening. Het grootste deel van de portefeuille, circa 76%, betreft polissen op landen in de vijf beste landenklassen (0 t/m 4). Informatie over nieuwe polissen die Atradius DSB namens de Staat gedurende het jaar afgeeft, is beschikbaar op de website van Atradius DSB26.

Uitstaande verplichtingen EKV per landenklasse ultimo 2014 (bedragen x € mld.)

Uitstaande verplichtingen EKV per landenklasse ultimo 2014 (bedragen x € mld.)

3.6 Artikel 6: Btw-compensatiefonds

A. Algemene doelstelling

Gemeenten, provincies en andere regionale openbare lichamen als bedoeld in de Wet op het Btw-compensatiefonds hebben de mogelijkheid een evenwichtige keuze te maken tussen in- en uitbesteding. De btw speelt hierin geen rol.

B. Rol en verantwoordelijkheid Minister

Het btw-compensatiefonds (BCF) is opgericht om een eind te maken aan de factor btw bij de afweging door decentrale overheden tussen het uitbesteden van werkzaamheden of het uitvoeren ervan door de eigen organisatie. De factor btw wordt weggenomen door het btw-compensatiefonds waaruit decentrale overheden de betaalde btw kunnen terugvragen. De betaalde btw moet daarvoor aan een aantal voorwaarden voldoen. Zo moet de btw betaald zijn over een niet-ondernemerstaak en mag geen sprake zijn van verstrekking aan een individuele derde. Voorbeelden van taken waarvoor gemeenten btw kunnen terugclaimen zijn de inzameling van huisvuil, het onderhoud aan gebouwen, het straatbeheer, schoonmaakactiviteiten, archivering, ingenieurswerkzaamheden en groenbeheer.

De Minister van Financiën is verantwoordelijk voor en heeft een uitvoerende rol bij:

  • verstrekken, verzamelen en controleren van de opgaafformulieren en het uitbetalen van de compensabele btw;

  • beheer van het BCF.

C. Beleidswijzigingen

Er zijn geen wijzigingen van het beleid voorzien. In 2016 vindt wel een beleidsdoorlichting van het btw-compensatiefonds plaats.

D. Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel budgettaire gevolgen van beleid – Artikel 6 Btw-compensatiefonds (bedragen x € 1.000)
 

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Verplichtingen

2.953.836

2.851.726

2.851.726

2.851.726

2.851.726

2.851.726

2.851.726

               

Uitgaven

2.953.836

2.851.726

2.851.726

2.851.726

2.851.726

2.851.726

2.851.726

               

waarvan juridisch verplicht

   

100%

       
               

Bijdrage aan medeoverheden

2.953.836

2.851.726

2.851.726

2.851.726

2.851.726

2.851.726

2.851.726

w.v. bijdragen aan gemeenten en kaderwetgebieden

2.614.164

2.515.341

2.515.341

2.515.341

2.515.341

2.515.341

2.515.341

w.v. bijdragen aan provincies

339.672

336.385

336.385

336.385

336.385

336.385

336.385

               

Ontvangsten

2.953.836

2.851.726

2.851.726

2.851.726

2.851.726

2.851.726

2.851.726

D2. Budgetflexibiliteit

De bijdrage ter compensatie van de door decentrale overheden betaalde btw is opgenomen in de Wet op het Btw-compensatiefonds. De Wet bevat de voorwaarden waarbinnen gemeenten en provincies kunnen claimen uit het BCF. Het BCF was in die zin een openeinderegeling. Met ingang van 2015 is de omvang het BCF gemaximeerd27. De voorwaarden voor het BCF veranderen niet. Het Gemeentefonds en het Provinciefonds fungeren als het ware als ventiel bij zowel onderschrijdingen als overschrijdingen van het BCF.

E. Toelichting op de instrumenten

Bijdrage aan medeoverheden

Gemeenten declareren in absolute zin meer btw bij het BCF dan provincies. Dit declaratiepatroon ligt in het verlengde van de ruimere budgettaire mogelijkheden van gemeenten ten opzichte van provincies; alle gemeentelijke begrotingen tezamen zijn groter dan alle provinciale begrotingen tezamen. In relatieve zin declareren de provincies meer bij het BCF. Een mogelijke oorzaak hiervan is dat de provincies vooral actief zijn op het gebied van verkeer en vervoer, hetgeen een uitgavencategorie is die veelal voor compensatie van btw in aanmerking komt.

De raming van de uitgaven uit het BCF voor het lopende jaar worden geëxtrapoleerd voor de jaren daarna. Uitgangspunt voor de raming van het lopende jaar is de beschikking van het afgelopen jaar die in het lopende jaar wordt uitbetaald, aangevuld met het voorschot van het vierde kwartaal van het afgelopen jaar en driemaal het voorschot van het eerste kwartaal uit het lopende jaar.

Tabel plafond BCF (bedragen x € 1.000)
 

2016

2017

2018

2019

2020

Geraamd plafond

3.130.917

3.122.414

3.167.390

3.222.733

3.286.576

           

Geraamde ruimte onder plafond

279.190

270.688

315.663

371.007

434.850

Compensatie

De Belastingdienst is belast met het verstrekken en verzamelen van opgaafformulieren en het compenseren van de btw over niet-ondernemersactiviteiten.

Controlebeleid

De controle op de toepassing van de Wet op het BCF is belegd bij de Belastingdienst. De algemene beleidsdoelstelling van de Belastingdienst is het onderhouden en versterken van naleving van de regels door belastingplichtigen. Om dat te bereiken zet de Belastingdienst meerdere toezichtinstrumenten in. Een van die instrumenten is het horizontaal toezicht, waarbij de relatie is gebaseerd op vertrouwen en transparantie.

Meetbare gegevens

Prestatie-indicator

Waarde 2014

Streefwaarde 2015

Streefwaarde 2016

Percentage gevalideerde gemeenten en provincies voor horizontaal toezicht1

_

_

85%

X Noot
1

De prestatie-indicator is ten opzichte van de begroting 2015 gewijzigd om beter aansluiting te behouden bij het toezichtsproces zoals de Belastingdienst dat uitvoert. Hiermee wordt eveneens consistentie bereikt met de indicatoren zoals opgenomen in de toelichting bij artikel 1 Belastingen. De waarde van deze nieuwe indicator werd in 2014 nog niet geregisteerd.

Toelichting

Voor elke gemeente en provincie wordt beoordeeld of deze in aanmerking komt voor horizontaal toezicht. Drie gedragscomponenten zijn daarbij bepalend: 1) de mate van transparantie, 2) de mate van fiscale beheersing en 3) de fiscale strategie. De analyse leidt tot een strategie en de vaststelling of een gemeente of provincie al dan niet voor horizontaal toezicht in aanmerking komt. Het streven is om deze toets in 2016 voor 85% van alle gemeenten en provincies te hebben uitgevoerd. Waar horizontalisering van het toezicht (nog) niet mogelijk is, voert de Belastingdienst op basis van handhavingsregie passende interventies uit.

3.7 Artikel 7: Beheer Materiële Activa

A. Algemene doelstelling

Een optimaal financieel resultaat bij het beheren en afstoten van materiële activa van/voor het Rijk ten behoeve van de realisatie van rijksdoelstellingen.

B. Rol en verantwoordelijkheid

Het Rijk bezit materiële activa die nodig zijn voor de realisatie van rijksdoelstellingen. Volgens de Comptabiliteitswet heeft de Minister van Financiën een uitvoerende rol ten aanzien van het (privaatrechtelijk) beheer van de roerende zaken die aan de Staat toebehoren dan wel zijn toevertrouwd, een en ander voor zover de verantwoordelijkheid voor dat beheer niet bij of krachtens de Wet bij een of meer andere Ministers is gelegd. De Minister van Financiën heeft de uitvoering van deze taak belegd bij Domeinen Roerende Zaken (Regeling materieelbeheer rijksoverheid 2006). Daarnaast wordt in het Wetboek van Strafvordering (artikel 118 e.v.) en het Besluit Inbeslaggenomen Voorwerpen (artikel 1) Domeinen Roerende Zaken aangewezen als bewaarder van inbeslaggenomen voorwerpen (uitgezonderd geld, dieren, wapens). Ook draagt Domeinen Roerende Zaken zorg voor de verwerking van digitale datadragers van het Rijk. Domeinen Roerende Zaken is daarmee verantwoordelijk voor het vervoeren, bewaren, vernietigen en verkopen van overtollige en in beslaggenomen roerende zaken voor het Rijk.

C. Beleidswijzigingen

Niet van toepassing.

D. Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel budgettaire gevolgen van beleid – Artikel 7 Beheer materiele activa (bedragen x € 1.000)
 

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Verplichtingen

350

306

306

306

306

306

306

               

Uitgaven

350

306

306

306

306

306

306

               

waarvan juridisch verplicht

   

0%

       
               

Opdrachten

350

306

306

306

306

306

306

Beheerskosten DRZ

350

306

306

306

306

306

306

               

Ontvangsten

13.807

1.800

1.800

1.800

1.800

1.800

1.800

               

Programma-ontvangsten

13.807

1.800

1.800

1.800

1.800

1.800

1.800

Vervreemding DRZ

13.807

1.800

1.800

1.800

1.800

1.800

1.800

D2. Budgetflexibiliteit

De beheerskosten ad € 0,3 mln. zijn niet juridisch verplicht.

E. Toelichting op de instrumenten

Vervreemding DRZ

De verkoop van roerende zaken brengt jaarlijks € 1,8 mln. op. Het gaat in de praktijk om de verkoopopbrengsten van inbeslaggenomen goederen. De beheerskosten betreffen aan de eigenaar geretourneerde opbrengsten naar aanleiding van een definitieve uitspraak van de rechter inzake in beslaggenomen goederen.

Niet uit tabel blijkende budgettaire gevolgen

Middelenafspraken

De Minister van Financiën verzorgt behalve de ingebruikgeving en vervreemding van de eigen (overtollige) roerende zaken ook de ingebruikgeving en vervreemding van (overtollige) roerende zaken van andere Ministers. Wanneer een middelenafspraak is gemaakt met een Minister, dan wordt de opbrengst uit ingebruikgeving en/of vervreemding door deze Minister verantwoord op zijn eigen begroting.

4. NIET-BELEIDSARTIKELEN

4.1 Artikel 8 Centraal Apparaat

A. Apparaatsuitgaven kerndepartement / Tabel budgettaire gevolgen van beleid

Op dit artikel staan alle personele en materiële uitgaven en ontvangsten van Financiën, inclusief Domeinen Roerende Zaken en met uitzondering van de Belastingdienst (zie artikel 1). Het omvat de verplichtingen en uitgaven voor ambtelijk personeel inclusief personele exploitatie, inhuur externen en materieel (inclusief huisvesting en ICT) voor het kerndepartement.

Tabel budgettaire gevolgen van beleid – Artikel 8 Centraal Apparaat Kerndepartement (bedragen x € 1.000)
 

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Verplichtingen

205.091

244.188

242.985

237.076

233.493

233.618

233.620

               

Uitgaven

202.238

244.188

242.985

237.076

233.493

233.618

233.620

               

Personeel Kerndepartement

137.774

153.359

149.912

144.931

142.907

142.908

142.908

Eigen personeel

128.629

146.565

143.584

139.070

137.178

137.178

137.178

Inhuur externen

8.844

5.985

5.527

5.300

5.183

5.183

5.183

Overig personeel

301

809

801

561

546

547

547

               

Materieel Kerndepartement

64.464

90.829

93.073

92.145

90.586

90.710

90.712

waarvan ICT

7.714

11.977

9.631

9.361

8.876

8.878

8.899

waarvan bijdrage aan SSO's

38.790

43.107

43.181

43.291

43.159

43.277

43.208

waarvan overig materieel

17.960

35.745

40.261

39.493

38.551

38.555

38.605

               

Ontvangsten

38.909

69.622

61.018

62.747

60.779

60.965

60.965

Personeel Kerndepartement

Dit betreft alle personele uitgaven inclusief externe inhuur voor het kerndepartement inclusief Domeinen Roerende Zaken (DRZ). De inhuur is onder het rijksbreed afgesproken maximum van 10%.

Materieel Kerndepartement

Dit betreft de materieeluitgaven van het kerndepartement en omvat onder andere zaken aangaande diensten, middelen en communicatie. ICT bevat voornamelijk uitgaven voor projecten. De structurele uitgaven zoals onderhoud en licenties zijn overgedragen aan het SSC-ICT per oktober 2013. De bijdrage aan Shared Service Organisaties betreft onder andere Digitale Werkomgeving Rijk (DWR), ICT, facilitaire dienstverlening, chauffeurs-diensten en de Rijksgebouwendienst.

De ontvangsten zijn in 2016 en latere jaren lager dan in 2015 vanwege éénmalige ontvangsten van Domeinen Roerende Zaken in 2015 door afroming van het eigen vermogen en overgang naar het kas-verplichtingenstelsel.

Verdeling apparaat (bedragen x € 1.000)

Verdeling apparaat (bedragen x € 1.000)

B. Totaal overzicht Apparaat Financiën

Per 1 januari 2015 is DRZ een directie van het Ministerie van Financiën en vallen de apparaatuitgaven onder de totale apparaatuitgaven van het kerndepartement. Voor de AFM, DNB en de Waarderingskamer wordt de volledige overheidsbijdrage gebruikt voor apparaat.

De onderstaande tabel geeft de totale apparaatuitgaven voor Financiën weer voor het kerndepartement inclusief de Belastingdienst, ZBO’s en RWT’s.

B. Totaaloverzicht apparaatsuitgaven incl. agentschappen en ZBO's/RWT's (bedragen x € 1.000)
 

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Totaal apparaatsuitgaven Financiën

3.182.954

3.277.420

3.107.446

2.867.011

2.747.113

2.672.049

2.632.851

Kerndepartement

202.238

244.188

242.985

237.076

233.493

233.618

233.620

Belastingdienst

2.980.716

3.033.232

2.864.461

2.629.935

2.513.620

2.438.431

2.399.231

               

Totaal apparaatskosten Agentschappen

19.998

           

Domeinen Roerende Zaken

19.998

           
               

Totaal apparaatskosten ZBO's en RWT's

63.276

21.313

13.695

13.652

13.656

13.652

13.652

AFM

24.552

400

400

400

400

400

400

DNB

20.443

2.013

2.036

2.006

2.006

2.006

2.006

Waarderingskamer

1.181

1.250

1.259

1.246

1.250

1.246

1.246

NLFI

17.100

17.650

10.000

10.000

10.000

10.000

10.000

C. Tabel apparaatsuitgaven kerndepartement per DG

C.Tabel apparaatsuitgaven per Directoraat Generaal (bedragen x € 1.000)
 

2016

Totaal Kerndepartement

242.985

Generale Thesaurie

23.114

DG Rijksbegroting

21.483

SG-cluster

184.624

DG Fiscale Zaken

13.764

  • De Generale Thesaurie is verantwoordelijk voor goede financiële relaties met het buitenland, een goede werking van de financiële markten, het beheer van de staatsleningen en het beheer van deelnemingen in bedrijven.

  • Het directoraat-generaal Rijksbegroting is verantwoordelijk voor de kaderstelling rond het begrotingsbeleid (Comptabiliteitswet), de coördinatie van het begrotingsbeleid van de rijksoverheid en de beheersing van de uitgaven.

  • Het SG-cluster adviseert over het financieel-economisch beleid, ondersteunt de organisatieonderdelen, en behartigt een aantal rijksbrede functies zoals de auditfunctie en het beheer van roerende zaken.

  • Het directoraat-generaal Fiscale Zaken is verantwoordelijk voor de voorbereiding van het fiscale beleid, van de fiscale wetgeving en van de belastingverdragen, het overleg over internationale fiscale regelingen en de uitvoering van deze verdragen.

  • Het directoraat-generaal Belastingdienst is verantwoordelijk voor de strategie en de ontwikkeling van het beleid van de Belastingdienst. De Belastingdienst zorgt voor de heffing en inning van het belastinggeld. De apparaatsuitgaven van DG Belastingdienst worden verantwoord onder artikel 1 Belastingdienst.

D. Taakstellingen

De taakstellingen die het kerndepartement en de Belastingdienst opgelegd hebben gekregen voor de apparaatuitgaven, zijn vermeld in onderstaande tabellen.

Taakstelling Belastingdienst sinds Rutte I (bedragen x € 1.000)

Taakstelling

2014

2015

2016

2017

struct.

Coalitieakkoord 2010, totale bezuiniging

– 124.275

– 165.459

– 172.484

– 179.636

– 187.707

Coalitieakkoord 2012, totale bezuiniging

   

– 46.248

– 103.469

– 125.655

Extracomptabele tabel invulling taakstelling Rutte II (bedragen x € 1.000)
 

2016

2017

2018

Struct.

Departementale taakstelling (totaal)

49.703

111.208

135.055

135.055

         

Kerndepartement

3.455

7.739

9.400

9.400

Belastingdienst

46.248

103.469

125.655

125.655

         

Agentschappen

0

0

0

0

         

ZBO's

       

Waarderingskamer

0

0

0

0

Autoriteit Financiele Markten (AFM)

0

0

0

0

De Nederlandse Bank (DNB)

0

0

0

0

Commissie Eindtermen Accountantsopleiding

0

0

0

0

Stichting administratiekantoor beheer financiële instellingen (NLFI)

0

0

0

0

Stichting Afwikkeling Maror-gelden Overheid (SAMO)

0

0

0

0

Totaal ZBO's

0

0

0

0

         

Nog in te vullen

0

0

0

0

4.3 Artikel 10: Nominaal en Onvoorzien

A. Tabel budgettaire gevolgen van beleid

Tabel budgettaire gevolgen van beleid – Artikel 10 Nominaal en Onvoorzien (bedragen x € 1.000)
 

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Verplichtingen

0

472

63.539

126.522

132.832

157.151

139.942

               

Uitgaven

0

472

63.539

126.522

132.832

157.151

139.942

Onvoorzien

...

429

63.499

126.481

132.791

157.110

139.901

Loonbijstelling

...

16

16

16

16

16

16

Prijsbijstelling

...

27

24

25

25

25

25

Toelichting

Vanuit dit artikel wordt de loon- en prijsbijstelling naar de artikelen overgeboekt. Dit artikel is tevens bedoeld om eventuele onzekere ontwikkelingen binnen deze begroting op te vangen. Daarnaast is er een stelpost opgenomen voor de budgettaire gevolgen van de oprichting van het werkbedrijf Switch (zie ook artikel 1). Deze worden nog verdeeld binnen begroting IX.

5. BELEIDSARTIKELEN (Nationale Schuld)

5.1 Artikel 11: Financiering staatsschuld

A. Algemene doelstelling

Schuldfinanciering tegen zo laag mogelijke rentekosten onder acceptabel risico voor de begroting.

B. Rol en verantwoordelijkheid

De Minister van Financiën heeft een uitvoerende rol bij de financiering van de staatsschuld. Het doel is om de schuld tegen zo laag mogelijke rentekosten met een acceptabel risico voor de begroting te financieren. De wettelijke basis voor deze uitvoerende rol is geregeld in de Comptabiliteitswet 200128. Het risico voor de begroting is laag wanneer de rente op leningen zo lang mogelijk vast wordt gezet. Op deze manier zijn de rentekosten immers zo stabiel en zeker mogelijk. Als de rente langer vastgezet wordt, gaat dit echter over het algemeen gepaard met hogere kosten. Er is daarom een balans gezocht tussen kosten en risico.

Voor de inrichting van het risicobeleid en het financieringsbeleid baseert de Staat zich onder meer op de internationale richtlijnen voor staatsschuldfinanciering die zijn opgesteld door het IMF29. Belangrijke uitgangspunten zijn onder andere transparantie, afrekenbaarheid en consistentie van beleid en uitvoering. Het risicokader dient niet alleen te kijken naar het renterisico, maar ook naar andere risico’s zoals bijvoorbeeld valutarisico en tegenpartijrisico. Daarnaast dient het beleid bij te dragen aan een goede verhandelbaarheid van Nederlands schuldpapier.

Eens per vier jaar wordt het risicokader herzien. Daarnaast wordt jaarlijks het financieringsplan van de staatsschuld voor het komende jaar gepubliceerd. Het huidige risicokader is in 2011 vastgesteld voor de jaren 2012–2015 en is grotendeels een voortzetting van het beleid van de vier jaar daarvoor. Het belangrijkste verschil met het vorige kader is de mogelijkheid om onder voorwaarden af te wijken van de gekozen benchmark. Dit wordt verderop toegelicht.

Op basis van eerdere evaluaties30 werd voor deze periode de balans tussen kosten en risico optimaal geacht als de rente steeds voor 7 jaar wordt vastgezet. Daarom streeft het Agentschap van de Generale Thesaurie sinds 2008 naar een renterisico voor de staatsschuld dat gelijk is aan dat van een 7-jaars gecentreerde portefeuille. Een gecentreerde portefeuille is een portefeuille waarin voortdurend een lening met dezelfde looptijd en dezelfde omvang wordt uitgegeven. Kenmerk van de gecentreerde benchmarkportefeuille is dat deze in theorie een optimale afruil tussen kosten en risico vertegenwoordigt: voor een gegeven risiconiveau bestaat er geen portefeuille met lagere kosten. Of, voor een gegeven kostenniveau bestaat er geen portefeuille met een lager risico. In een 7-jaars gecentreerde portefeuille worden alleen leningen met een looptijd van 7 jaar uitgegeven. De gemiddelde looptijd van een dergelijke portefeuille is 3,5 jaar.

In de eerste helft van 2015 heeft de 4-jaarlijkse evaluatie van het risicobeleid plaatsgevonden. Het eindrapport is in juni 2015 naar de Tweede Kamer verstuurd31. In de begeleidende brief heeft de Minister van Financiën ook de hoofdlijnen van het nieuwe risicobeleid voor de jaren 2016–2019 gepresenteerd. Deze worden verderop bij het onderdeel «Beleidswijzigingen» beschreven. Eerst zal echter het huidige beleid verder worden toegelicht. De huidige schuldportefeuille is immers opgebouwd volgens de regels van het in 2012–2015 geldige beleid.

Zoals gezegd streeft het Agentschap bij het financieren van de staatsschuld naar het renterisico dat hoort bij een 7-jaars gecentreerde portefeuille. In de praktijk is de schuldportefeuille van de Nederlandse Staat geen 7-jaars gecentreerde portefeuille, maar is de schuldportefeuille samengesteld uit leningen met verschillende looptijden, variërend van enkele dagen tot meer dan 30 jaar. Om toch het gewenste risicoprofiel te bereiken worden twee typen renteswaps gebruikt: receiverswaps en payerswaps. Bij een receiverswap ontvangt de Staat een vaste rente van een derde partij en betaalt aan deze in ruil daarvoor een variabele rente32. Door bij de uitgifte van een Dutch State Loan (DSL, Engelse benaming voor een Nederlandse staatsobligatie) een receiverswap af te sluiten, wordt de vaste rente die de Staat op deze DSL betaalt omgezet in een variabele rente. Met payerswaps, waarbij een vaste rente betaald en een variabele rente ontvangen wordt, wordt deze variabele rente vervolgens omgezet naar een 7-jaarsrente. Het voordeel van renteswaps is dat met het gebruik ervan het renterisico en het uitgiftebeleid losgekoppeld kunnen worden.

Sinds 2012 is het mogelijk om onder voorwaarden af te wijken van de benchmark, de 7-jaars gecentreerde portefeuille. De achterliggende gedachte daarbij is dat het mogelijk moet zijn om gebruik te kunnen maken van de lage rentestanden en een deel van de schuld voor langere tijd vast te zetten tegen deze lage rente. Afwijken betekent in de praktijk dat de rente op een kapitaalmarktuitgifte niet met renteswaps wordt teruggebracht naar de 7-jaarsrente. Ook wordt een deel van de langjarige renteswaps voortijdig beëindigd. De voorwaarden om af te wijken zijn dat dit niet mag leiden tot meer risico voor de begroting en dat het inpasbaar moet zijn binnen de begroting. Daarnaast moet er een reële kans zijn op financieel voordeel in de toekomst.

Ieder jaar wordt in het jaarverslag gerapporteerd in hoeverre de 7-jaars benchmark benaderd is. De benchmark maakt het mogelijk om over de gevolgen van bewuste afwijkingen van het renterisicokader te rapporteren. Het gaat dan om zowel de kosten als het risico van de feitelijke portefeuille ten opzichte van de benchmark.

Kengetallen staatsschuldfinanciering 2010–2014
 

2010

2011

2012

2013

2014

Staatsschuld ultimo jaar (mld.)

308

330

356

368

379

Rentelasten (mld.) (incl. derivaten)

9,8

10

10,3

9,6

8,7

Rentelasten (% staatsschuld)

3,2

3

2,9

2,6

2,3

In de tabel met kengetallen staan de realisaties voor de jaren 2010 tot en met 2014. De ramingen voor de rentelasten tot en met 2020 zijn te vinden in de tabel «budgettaire gevolgen van beleid» in paragraaf D1.

C. Beleidswijzigingen

In de eerder genoemde beleidsevaluatie is geconstateerd dat het beleid de afgelopen jaren in grote lijnen doeltreffend is geweest, maar dat de afgelopen jaren een aantal negatieve neveneffecten is opgetreden. Ten eerste is de schuldportefeuille door de afwijkingen substantieel gaan divergeren van de benchmark waardoor de transparantie en de afrekenbaarheid van het beleid zijn verminderd. Ten tweede staat de swapstrategie die is gebruikt om de benchmark in de praktijk te repliceren onder druk. Dit heeft onder andere gevolgen voor de consistentie van het financieringsbeleid. Dit wordt voornamelijk veroorzaakt door de omvang van de swapportefeuille die in combinatie met de gedaalde rente heeft geleid tot grote onderpandinkomsten. Deze onvoorspelbare inkomsten zijn een vorm van schuldfinanciering en verdringen de reguliere geldmarktinstrumenten. Ook leiden rentebewegingen tot grote uitslagen in het dagelijks innen of terug te betalen onderpand, wat het dagelijks cash management bemoeilijkt. Daarnaast bestaat onzekerheid of door nieuwe regelgeving de huidige swapstrategie houdbaar is. De liquiditeit in de markt is lager geworden en het afsluiten van derivaten wordt duurder. Verder zal de Staat in de toekomst mogelijk zelf ook verplicht worden om onderpand te storten, terwijl in de huidige contracten alleen de tegenpartij deze verplichting heeft.

Hoewel het bestaande risicokader in grote lijnen doeltreffend is geweest, zijn er verschillende redenen om voor het kader 2016–2019 nieuwe keuzes te maken. Zoals ook aangegeven in de inleiding, maken ontwikkelingen ten aanzien van zowel kosten als risico’s een nieuwe afweging noodzakelijk. Een combinatie van lagere rentekosten en hogere risico’s voor de begroting hebben geleid tot het voornemen om de gemiddelde looptijd in 2019 uit te laten komen binnen een bandbreedte van 5,5 – 6,5 jaar, in vergelijking met een looptijd eind 2014 van 4,5 jaar. Een verlenging tot minimaal 5,5 jaar is gewenst om te voorkomen dat de risico’s voor de begroting teveel toenemen.

In het nieuwe kader zal ook de afhankelijkheid van renteswaps verder worden verminderd om bovengenoemde problemen te adresseren. Dit betekent dat bij nieuwe leningen niet meer automatisch swaps worden afgesloten. Ook kan de looptijd worden verlengd door eerder aangegane langlopende swaps vroegtijdig af te wikkelen. Hierdoor zal de omvang van de swapportefeuille verder worden teruggebracht. Dit laat onverlet dat renteswaps in het nieuwe beleidskader een regulier instrument blijven om renterisico’s bij te sturen.

De verdere invulling van het risicokader, waarin wordt beschreven op welke manier de gewenste verlenging wordt nagestreefd, zal vóór de aanvang van het begrotingsjaar 2016 met de Tweede Kamer worden gedeeld. Daarbij zal ook worden ingegaan op de relatie met het financieringsbeleid en de mate waarin deze afhankelijk zal zijn van het renteklimaat. Ook zal worden aangegeven welke maatstaven, in de vorm van een aangepaste benchmark of target, zullen worden gebruikt om de renterisico’s te meten en verantwoording af te kunnen leggen.

D1. Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel budgettaire gevolgen van beleid- Artikel 11 Financiering Staatsschuld (bedragen x € 1 mln)
 

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Verplichtingen

59.639

50.526

36.228

56.594

50.556

40.182

41.425

               

Uitgaven

59.639

50.526

36.228

56.594

50.556

40.182

41.425

waarvan juridisch verplicht

   

100%

       
               

Rente

9.025

8.152

7.930

9.301

10.154

10.717

11.236

Rentelasten vaste schuld

8.746

8.106

7.884

8.108

9.012

9.575

10.095

Rentelasten vlottende schuld

78

46

46

1.193

1.142

1.142

1.141

Voortijdige beëindiging schuld

202

           
               

Leningen

50.597

42.359

28.279

47.274

40.383

29.446

30.170

Aflossing vaste schuld

41.284

42.359

28.279

47.274

40.383

29.446

30.170

Mutatie vlottende schuld

9.313

           
               

Opdrachten

17

15

19

19

19

19

19

Overige kosten

17

15

19

19

19

19

19

               

Ontvangsten

51.337

53.900

38.503

55.468

46.005

32.607

31.575

               

Rente

415

4.794

1.680

2.258

2.301

2.130

1.799

Rentebaten vlottende schuld

98

98

58

57

57

57

57

Voortijdige beëindiging schuld

22

           

Rente derivaten lang

294

2.078

1.622

2.201

2.244

2.073

1.742

Voortijdige beeindiging derivaten

 

2.618

         
               

Leningen

50.922

49.106

36.823

53.210

43.704

30.477

29.776

Uitgifte vaste schuld

50.922

48.000

36.823

53.210

43.704

30.477

29.776

Mutatie vlottende schuld

 

1.106

         

Met ingang van de ontwerpbegroting 2016 is de budgettaire tabel van artikel 11 «Financiering Staatsschuld» aangepast. Door de aanpassing wordt in de tabel duidelijker zichtbaar wat de budgettaire effecten zijn van derivaten. Hiervoor werden de inkomsten en uitgaven die voortvloeiden uit derivaten samengevoegd met de rentelasten en rentebaten als gevolg van schulduitgifte of voortijdige beëindiging schuld. Vanaf 2016 worden de inkomsten of uitgaven uit derivaten apart weergegeven.

D2. Budgetflexibiliteit

De beleidsmatige ontvangsten en uitgaven met betrekking tot de algemene doelstelling bestaan uit renteontvangsten en -betalingen als gevolg van transacties op de geldmarkt en de kapitaalmarkt. Omdat de verplichtingen voornamelijk voortvloeien uit de in het verleden opgebouwde schuld is de budgetflexibiliteit voor dit artikel zeer gering. De uitgaven zijn voor 100% als juridisch verplicht aan te merken.

Aangezien de (betalings)verplichtingen van de aangegane staatsschuld voortvloeien uit beleids- en bedrijfsvoeringsuitgaven die ten laste van andere begrotingen komen, heeft een verplichtingenbenadering (als begrotingsstelsel) voor de begroting van Nationale Schuld noch uit het oogpunt van budgettaire beheersing, noch uit het oogpunt van budgetrecht meerwaarde ten opzichte van het kasstelsel. Om die reden is in de Comptabiliteitswet 2001 bepaald dat voor de uitgaven ten laste van de begroting van Nationale Schuld de verplichtingen in een jaar gelijk gesteld mogen worden aan de uitgaven in dat jaar.

E. Toelichting

De totale uitgaven en ontvangsten van dit artikel zijn opgebouwd uit:

  • rente;

  • aflossing en uitgifte van schuld;

  • overige kosten.

Rente

Rentelasten en -baten vaste schuld

Onder vaste schuld wordt schuld met een oorspronkelijke looptijd langer dan een jaar verstaan. De vaste schuld bestaat voornamelijk uit DSL’s en de rentekosten liggen voor een groot deel vast. Deze rentekosten zijn grotendeels het gevolg van de tekortontwikkeling en schuldopbouw uit het verleden, en van de keuzes die toen gemaakt zijn in het financieringsbeleid en het risicomanagement.

Rentelasten en -baten vlottende schuld

De rentelasten over de vlottende schuld bestaan uit de rentelasten van schatkistpapier (Dutch Treasury Certificates, afgekort als DTC’s), Commercial Paper (CP) en rentelasten vanwege overige kortlopende schulden. De rentebaten vlottende schuld bestaan vooral uit vergoedingen over tijdelijk op de geldmarkt uitgezette liquiditeiten als gevolg van een positief schatkistsaldo. Ook de rentebaten over de overgenomen leningen aan ABN AMRO (voorheen Fortis Bank Nederland) vallen onder deze rubriek.

Uitgaven en ontvangsten voortijdige beëindiging schuld

Uit cashmanagementoverwegingen kunnen DSL’s ingekocht worden. Op die manier kunnen grote pieken in de aflossingen worden verkleind en kunnen aflosmomenten worden gekozen die beter aansluiten bij het kasbeheer. Het gaat hier alleen om DSL’s die oorspronkelijk in de komende 24-maands periode aflossen. Het verschil tussen het nominale bedrag dat wordt ingekocht en het bedrag dat daarvoor wordt betaald, wordt tot de rentelasten of rentebaten gerekend.

Uitgaven en ontvangsten derivaten lang

Als onderdeel van het renterisicobeleid wordt gebruik gemaakt van derivaten en wordt zowel rente ontvangen als rente betaald. Wanneer er per saldo rente betaald respectievelijk ontvangen wordt, wordt dit tot de rentelasten respectievelijk rentebaten derivaten gerekend. In 2016 zijn voor de renteswaps rentebaten voorzien. Deze rentebaten tellen sinds de overgang naar nieuwe Europese boekhoudregels in september 2014 niet meer mee in de bepaling van het EMU-saldo. Zij hebben wel effect op de EMU-schuld.

Uitgaven en ontvangsten derivaten kort

De Staat geeft kort schuldpapier uit met looptijden variërend van enkele dagen tot maximaal 12 maanden. Het streven is om de geldmarkt te financieren tegen daggeldtarief. Daarom worden eoniaswaps afgesloten om het renterisico van de korte financiering (geldmarkt) op daggeldtarief te brengen. Ook hier geldt dat het saldo van de van de rentebaten en -lasten wordt weergegeven.

Uitgaven en ontvangsten voortijdige beëindiging derivaten

Uit overwegingen van risicomanagement kan besloten worden om derivaten voortijdig te beëindigen. Bij het voortijdig beëindigen van een renteswap wordt de netto contante waarde van alle toekomstige rentestromen in één keer ontvangen. Deze rentestromen tellen sinds de overgang naar nieuwe Europese boekhoudregels in september 2014 niet meer mee in de bepaling van het EMU-saldo. Zij hebben wel effect op de EMU-schuld.

Leningen

Aflossing vaste schuld

Ieder jaar wordt een deel van de vaste schuld afgelost omdat het einde van de looptijd van leningen wordt bereikt. Daarnaast kan vanuit cashmanagementoverwegingen besloten worden DSL’s deels vervroegd af te lossen.

Uitgifte vaste schuld en mutatie geldmarkt

De raming van de uitgifte van vaste schuld is gebaseerd op de jaarlijkse financieringsbehoefte. Deze bestaat uit de omvang van de af te lossen vaste schuld en de raming voor het tekort op kasbasis. Voor toekomstige jaren wordt verondersteld dat de gehele financieringsbehoefte door de uitgifte van DSL’s wordt gefinancierd. In deze veronderstelling muteert de geldmarkt niet, maar blijft gelijk. In de praktijk zal een deel van de financieringsbehoefte echter wel op de geldmarkt gefinancierd worden. De verwachte verhouding tussen financiering op de geldmarkt en financiering op de kapitaalmarkt wordt bekend gemaakt bij de publicatie van het financieringsplan staatsschuld 2016 in december 2015.

Opdrachten

Overige kosten

Het leeuwendeel van de overige kosten bestaat uit provisiekosten voor de Primary Dealers. De Nederlandse Staat maakt gebruik van een stelsel van momenteel 15 banken (de Primary Dealers) voor de distributie en promotie van Nederlandse Staatsleningen. De Primary Dealers verplichten zich onder andere om DSL’s af te nemen, te verspreiden en te promoten. Tot de verplichtingen horen ook een maandelijkse rapportage over de verrichte activiteiten op de secundaire markt en het quoteren van DSL’s en DTC’s.

5.2 Artikel 12: Kasbeheer

A. Algemene doelstelling

Optimaal kasbeheer van het Rijk en van de instellingen die aan de schatkist zijn gelieerd.

B. Rol en Verantwoordelijkheid

De Minister van Financiën is verantwoordelijk voor het beheer van publieke middelen en de bijbehorende geldstromen. Het doel is dat publieke middelen doelmatig worden beheerd en financiële risico’s worden voorkomen. De wettelijke basis voor deze uitvoerende rol is geregeld in de Comptabiliteitswet 200133 (voor rechtspersonen met een wettelijke taak), de Wet financiering decentrale overheden34 (voor decentrale overheden), de Wet financiering sociale verzekeringen en de Zorgverzekeringswet35 (voor sociale fondsen) en de Regeling agentschappen36 (voor agentschappen).

Het kasbeheer is onder te verdelen in het schatkistbankieren en het betalingsverkeer van de rijksoverheid.

Bij schatkistbankieren heeft de Minister van Financiën een uitvoerende rol. Schatkistbankieren houdt in dat instellingen hun middelen aanhouden bij het Ministerie van Financiën (de schatkist). Publieke middelen verlaten de schatkist dan niet eerder dan noodzakelijk is voor de uitvoering van de publieke taak. Hierdoor is de externe financieringbehoefte van het Rijk minder groot. Onder voorwaarden kunnen sommige categorieën deelnemers aan schatkistbankieren ook leningen krijgen.

Ook bij het betalingsverkeer van de rijksoverheid heeft de Minister van Financiën een uitvoerende rol. Het betalingsverkeer is verdeeld in percelen die periodiek worden aanbesteed. Door de aanbesteding worden banken geprikkeld om hun diensten tegen een zo gunstig mogelijke prijs-kwaliteitverhouding aan te bieden. Het Ministerie van Financiën treedt in deze aanbestedingsprocedures op als opdrachtgever.

Kengetallen schatkistbankieren ultimo 2014
 

Aantal deelnemers

Middelen in rekening-courant en deposito

(bedragen x € mld.)

Verstrekte leningen

(bedragen x € mld.)

Agentschappen

40

2,2

6,8

RWT's en derden

200

4,8

4,6

Sociale fondsen

10

– 27,0

 

Decentrale overheden

740

7,0

 

Bron: Ministerie van Financiën

C. Beleidswijzigingen

Eind 2014 is een beleidsdoorlichting37 uitgevoerd, waarbij de Minister van Financiën een aantal toezeggingen heeft gedaan van mogelijke verbeteringen ten aanzien van schatkistbankieren. Momenteel wordt gewerkt aan de volgende onderwerpen, die mogelijk in 2016 tot beleidswijzigingen kunnen leiden:

  • Bij het (deels) vervroegd aflossen van leningen wordt aan deelnemers de actuele marktwaarde of een boete in rekening gebracht. In het licht van het maatschappelijke debat over de wenselijkheid van schulden aflossen, zal worden nagegaan op welke manier belemmeringen voor vervroegd aflossen van leningen bij de schatkist kunnen worden weggenomen. Daarbij zullen ook de budgettaire gevolgen voor het Rijk worden meegewogen.

  • In 2016 zal een enquête worden gehouden onder (potentiële) deelnemers aan het schatkistbankieren en onder andere betrokkenen. De resultaten van die enquête zullen te zijner tijd met de Kamer worden gedeeld. Hierbij zal aandacht worden geschonken aan het effect van deelname aan schatkistbankieren op de bancaire tarieven die deelnemers ervaren. In sommige gevallen worden deelnemers met hogere tarieven geconfronteerd. In de aanbesteding van het betalingsverkeer van het Rijk wordt aan inschrijvers gevraagd om te verkennen welk aantrekkelijk betalingsverkeerpakket de inschrijver kan bieden voor schatkistbankierdeelnemers.

  • Als laatste zal in de komende periode samen met de betrokken vakministers worden onderzocht welke mogelijkheden er zijn om meer eenheid aan te brengen in de rentetarieven. Meer uniformiteit zou de transparantie, uitlegbaarheid en uitvoerbaarheid ten goede komen. Daarbij zal een integrale afweging nodig zijn van de inkomsten en uitgaven van de deelnemers, de schatkist en de betrokken departementen.

D1. Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel budgettaire gevolgen van beleid – Artikel 12 Kasbeheer (bedragen x € 1 mln.)
 

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Verplichtingen

6.248

6.956

1.201

1.473

1.581

1.688

1.791

               

Uitgaven

6.248

6.956

1.201

1.473

1.581

1.688

1.791

waarvan juridisch verplicht

   

100%

       
               

Rente

60

55

51

323

431

538

641

Rentelasten

60

55

51

323

431

538

641

               

Leningen

1.979

6.136

1.150

1.150

1.150

1.150

1.150

Verstrekte leningen

1.979

6.136

1.150

1.150

1.150

1.150

1.150

               

Mutaties in rekening-courant en deposito's

4.209

764

         

Agentschappen

– 505

           

RWT’s en derden

– 193

           

Sociale fondsen

5.240

764

         

Decentrale Overheden

– 333

           
               

Ontvangsten

3.317

7.196

5.388

5.383

5.507

5.709

5.108

               

Rente

404

241

155

147

158

175

206

Rentebaten

404

241

155

147

158

175

206

               

Leningen

2.912

5.856

1.073

839

726

680

777

Ontvangen aflossingen

2.912

5.856

1.073

839

726

680

777

               

Mutaties in rekening-courant en deposito's

 

1.100

4.160

4.397

4.622

4.854

4.125

Sociale fondsen

   

3.060

3.297

3.522

3.754

4.125

Decentrale Overheden

 

1.100

1.100

1.100

1.100

1.100

 

D2. Budgetflexibiliteit

De ontvangsten en uitgaven op dit artikel zijn voor 100% als juridisch verplicht aan te merken. Alle rentelasten en rentebaten zijn juridisch verplicht omdat deze volgen uit de leningen, deposito's en rekening-couranttegoeden die deelnemers bij de schatkist aanhouden. De andere uitgaven en ontvangsten volgen ook uit de toename of afname van de middelen die door deelnemers in de schatkist worden aangehouden of uit de schatkist worden geleend.

E: Toelichting op de instrumenten

De totale uitgaven en ontvangsten zijn opgebouwd uit drie onderdelen: rente, leningen en mutaties in rekening-courant en deposito.

Rente

Onder de rentelasten vallen de rentebetalingen van het Rijk aan de deelnemers aan schatkistbankieren. Deelnemers ontvangen rente over een positief saldo op hun rekening-courant en op de deposito’s die ze bij de schatkist hebben geplaatst. De rentebaten bestaan uit de door deelnemers aan het Rijk betaalde rente op leningen en op roodstanden in de rekening-courant. De verwachte rentebaten zijn in 2016 hoger dan de verwachte rentelasten. Dit komt doordat er in totaal meer middelen zijn uitgeleend (in de vorm van leningen en roodstand op de rekening-courant) dan dat er in de schatkist wordt aangehouden. Een van de oorzaken hiervan is de roodstand bij de sociale fondsen. In de komende jaren is de verwachting dat de sociale fondsen niet langer rood staan op de rekening-courant met als gevolg dat zij een rentevergoeding zullen gaan ontvangen. Dit leidt tot oplopende rentelasten voor de staat.

Mutaties in rekening-courant en deposito

De posten toename en afname saldi in rekening-courant en deposito geven het bedrag weer dat naar verwachting door alle deelnemers in de schatkist wordt gestort (ontvangst voor het Rijk) of juist wordt opgenomen (uitgave voor het Rijk). Voor 2016 wordt een instroom van middelen, en dus inkomsten voor het Rijk, van € 4,2 mld. geraamd. Deze instroom wordt deels veroorzaakt doordat de sociale fondsen meer inkomsten hebben dan uitgaven hebben. Hun roodstand neemt daardoor naar verwachting af met € 3,1 mld. Decentrale overheden storten naar verwachting € 1,1 mld. vanwege beleggingen uit het verleden die, zodra ze vrijvallen, in de schatkist moeten worden aangehouden.

Leningen

De posten verstrekte leningen en ontvangen aflossingen geven de geraamde uitgifte van nieuwe leningen (uitgave voor het Rijk) en de aflossingen op eerder afgesloten leningen (ontvangst voor het Rijk). Als leningen voortijdig worden beëindigd dan worden deze afgelost tegen de marktwaarde van de lening op dat moment. Hierdoor kan gedurende het jaar een extra uitgave of ontvangst voor het Rijk ontstaan. Deze worden geboekt als uitgaven en ontvangsten bij voortijdige beëindiging.

6. BIJLAGEN

6.1 Rechtspersonen met een Wettelijke Taak en Zelfstandige Bestuursorganen

Naam organisatie

RWT

ZBO

Functie

Begrotingsartikel

Begrotingsramingen (bedragen x€ 1.000)

verwijzing naar (URL-link) website RWT/ZBO

Waarderingskamer

X

X

De Waarderingskamer heeft als belangrijkste taak het houden van toezicht op de waardering van onroerende zaken door de gemeenten in het kader van de Wet WOZ. De Wet WOZ is gericht op een uniforme waardering van onroerende zaken ten behoeve van de belastingheffing door het Rijk, de gemeenten en de waterschappen. De apparaatskosten worden door de Waarderingskamer in rekening gebracht bij het Rijk (25%), de gemeenten (50%) en de waterschappen (25%).

Art. 1

1.259

www.waarderingskamer.nl

Autoriteit Financiële Markten (AFM)

X

X

Op grond van het artikel1:25 van de Wet op het financieel toezicht (Wft) is de AFM belast met de uitoefening van het gedragstoezicht. AFM beslist over de toelating van de financiële ondernemingen tot de financiële markten. Sinds 1 januari 2015 wordt het toezicht in Nederland geheel gefinancierd vanuit de heffingen die de AFM aan onder toezicht staande instellingen oplegt. Voor het toezicht op de BES-eilanden ontvangt de AFM een overheidsbijdrage.

Art. 2

400

www.afm.nl

Nederlands Bureau der Motorrijtuig-verzekeraars

X

Het Nederlands Bureau der Motorrijtuigverzekeraars is verantwoordelijk voor het regelen van schaden door buitenlandse motorrijtuigen in Nederland en staat garant voor betaling van schade als onverzekerde Nederlandse motorvoertuigen in andere bij het groenekaartsysteem aangesloten landen schade veroorzaken. Daarnaast is het Nederlands Bureau op grond van artikel 27b van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen (Wam) aangewezen als Informatiecentrum waarbij personen die schade hebben geleden die is veroorzaakt door een motorrijtuig uit een EU-lidstaat, informatie kunnen verkrijgen die hen in staat kan stellen een vordering tot schadevergoeding in te dienen. Het Nederlands Bureau der Motorrijtuigenverzekeraars oefent geen openbaar gezag uit en is daarom geen ZBO.

Art. 2

0

www.nlbureau.nl

Stichting Waarborgfonds Motorverkeer

X

 

Het Waarborgfonds Motorverkeer vergoedt overeenkomstig artikel 26 van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen (Wam) schade aan benadeelden in gevallen, genoemd in artikel 25 Wam. Het betreft onder andere gevallen waarbij de veroorzaker onbekend is gebleven of deze niet verzekerd is. Daarnaast is het Waarborgfonds Motorverkeer ingevolge artikel 27k Wam aangewezen als Schadevergoedingsorgaan. In die hoedanigheid treedt het in specifieke gevallen op bij schaden die in het buitenland zijn veroorzaakt door buitenlandse motorrijtuigen. Het Waarborgfonds Motorverkeer oefent geen openbaar gezag uit en is daarom geen ZBO.

Art. 2

0

www.wbf.nl

Commissie Eindtermen Accountants-opleiding (CEA)

X

X

De Commissie Eindtermen Accountantsopleiding heeft de volgende wettelijke taken:

1 Het vaststellen van de eindtermen met inachtneming van de vakgebieden als bedoeld in de beroepsprofielen van de NBA (RA en AA).

2 Het aanwijzen van de opleidingen die het theoretisch deel van de accountantsopleiding geheel of gedeeltelijk verzorgen, met uitzondering van de eindtermen die betrekking hebben op de praktijkstage, voor zover deze opleidingen niet zijn geaccrediteerd overeenkomstig artikel 5a.9 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek.

3 Het toetsen van de praktijkstage aan de mate waarin wordt voldaan aan de eindtermen.

4 De afgifte van de verklaring van vakbekwaamheid: toelating tot het accountantsberoep van buitenlandse accountants.

Art. 2

0

www.ceaweb.nl

De Nederlandsche Bank (DNB)

X

X

Op grond van de Wet op het financieel toezicht (Wft) oefent DNB het prudentieel toezicht op financiële ondernemingen uit (art. 1.24 Wft). DNB beslist over de toelating van de financiële ondernemingen tot de financiële markten. Sinds 1 januari 2015 wordt het toezicht in Nederland geheel gefinancierd vanuit de heffingen die DNB aan onder toezicht staande instellingen oplegt. Voor het toezicht op de BES-eilanden ontvangt DNB een overheidsbijdrage.

Verder vervult DNB een intermediaire rol voor het Financieel Expertise Centrum (FEC). Het FEC is voor haar financiering in belangrijke mate aangewezen op een overheidsbijdrage. Deze bijdrage wordt door tussenkomst van DNB verstrekt.

Art 2

2.037

www.dnb.nl

Stichting Administratie Kantoor financiële Instellingen (NLFI)

X

 

De stichting administratiekantoor beheer financiële instellingen (NLFI) is op 1 juli 2011 opgericht op grond van de Wet stichting administratiekantoor beheer financiële instellingen. NLFI voert het privaatrechtelijke beheer over de deelnemingen van de Staat der Nederlanden in de vennootschappen ABN AMRO Group N.V, ASR Nederland N.V., RFS Holdings B.V., SNS REAAL N.V., Propertize B.V. en NLFI Financial Investment B.V. Het Rijk vergoedt de kosten die NLFI maakt. De Minister van Financiën brengt een groot deel van deze kosten in rekening bij de vennootschappen waarvan aandelen door de stichting worden beheerd, op grond van het besluit houdende regels inzake doorberekening van kosten van de stichting administratiekantoor beheer financiële instellingen.

Art 3

10.000

(uitgaven)

9.250

(ontvangsten)

www.nlfi.nl

Stichting Afwikkeling Maror-gelden Overheid (SAMO)

 

X

De Stichting Afwikkeling Maror-gelden Overheid (SAMO, voorheen Stichting Maror-gelden Overheid) is belast met de afwikkeling van onder het publiekrechtelijke regime afgegeven beschikkingen en is een ZBO. De Minister houdt toezicht op SAMO, dit is vastgelegd in de statuten. Ter dekking van de uitvoeringskosten is in 2005 een eenmalige subsidie van € 1,7 mln. aan SAMO verstrekt, voor de resterende doorlooptijd van SAMO. De Algemene Rekenkamer houdt bevoegdheden bij de SAMO. In 2013 is SAMO opgeheven.

Art. 8

0

www.maror.nl

6.2 Subsidieoverzicht

Tabel subsidies (bedragen x € 1.000)

Artikel

Subsidie

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Aantal verleningen 2016

Laatste evaluatie (jaartal met hyperlink naar vindplaats)

Volgende evaluatie (Jaartal)

Einddatum subsidie(regeling) (jaartal)

Artikel 2

CDFD (www.cdfd.nl)

1.383

434

435

436

436

436

436

1

2014

2019

Jaarlijkse vaststelling

Artikel 4

Technische assistentie kiesgroeplanden (CEF)

68

408

350

       

1

Niet van toepassing

2016

2016

Totaal subsidieregelingen

1.451

434

435

436

436

436

436

       

Overzicht subsidies

In deze bijlage wordt een overzicht gegeven van de subsidies van het Ministerie van Financiën. Binnen deze bijlage wordt de subsidiedefinitie van de Algemene wet bestuursrecht gebruikt. De Algemene wet bestuursrecht definieert een subsidie als volgt (artikel 4.21Awb):

«De aanspraak op financiële middelen, door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten».

6.3 Evaluatie- en onderzoeksoverzicht

Artikelnummer

Titel/onderwerp

Start

Afronding

Vindplaats

1. Ex post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

       

1a. Beleidsdoorlichtingen

       

Artikel 1 – Belastingen

Toeslagen

2016

2016

 
 

Toezicht, opsporing en massale processen

2017

2017

 

Artikel 2 – Financiële markten

Beleid maken voor een stabiele werking van financiële markten, met betrouwbare dienstverlening van financiële instellingen aan burgers en bedrijven.

2017

2017

 

Artikel 3 – Financieringsactiviteiten publiek-private sector

Optimaal financieel resultaat bij de realisatie van publieke doelen. In het bijzonder bij investeren in en verwerven, afstoten en beheren van de financiële en materiële activa van de Staat.

2016

2016

 

Artikel 4 – Internationale Financiële Betrekkingen

Een bijdrage leveren aan een gezond en welvarend Europa en een evenwichtige internationale financieel-economische ontwikkeling.

2019

2019

 

Artikel 5 – Exportkrediet- en investeringsverzekeringen

Het bieden van mogelijkheden voor verzekering van betalingsrisico’s die zijn verbonden aan export en investeringen in het buitenland, in aanvulling op de markt, en het creëren en handhaven van een gelijkwaardig speelveld voor bedrijven op het terrein van de Exportkredietverzekeringsfaciliteit.

2018

2018

 

Artikel 6 – Btw-compensatiefonds

Gemeenten, provincies en Wgr-plusregio’s hebben de mogelijkheid een evenwichtige keuze te maken tussen in- en uitbesteding. De btw speelt hierin geen rol.

2016

2016

 

Artikel 11 – Financiering staatsschuld

Schuldfinanciering tegen zo laag mogelijke rentekosten onder acceptabel risico voor de begroting.

2019

2019

 

Artikel 12 – Kasbeheer

Optimaal kasbeheer van het Rijk en van de instellingen die aan de schatkist zijn gelieerd.

2018

2018

 

Overig

Begrotingsbeleid

2016

2016

 

1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

       

2 Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

       

2a. MKBA's

       

2b. Ander ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

       

3. Overig (extern) onderzoek

       

Artikel 1 – Belastingen

Giftenaftrek

2016

2016

nvt

Artikel 1 – Belastingen

Vrijstelling oldtimers

2017

2017

nvt

       
       

Overig

Jaarlijkse beoordeling Nederlands Stabiliteitsprogramma door EFC/Ecofin

Jaarlijks

http://www. europa-nu.nl/id/vj11473teazf/aanbeveling_van_de_raad_over_het

Overig

Jaarlijkse IMF-artikel IV consultatie

Jaarlijks

http://www.rijksoverheid.nl/ministeries/fin/documenten-en-publicaties/ kamerstukken/2013/03/19/concluding-statement-imf.html

6.4 Verdiepingshoofdstukken

Artikel 1 Belastingen

Opbouw uitgaven artikel 1 (bedragen x € 1.000)
 

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Stand ontwerpbegroting 2015

3.222.131

3.145.770

3.045.293

3.008.763

3.010.021

 

Mutatie NvW 2015

           

Mutatie amendement 2015

           

Mutatie 1e suppletoire begroting 2015

75.138

– 79.985

– 140.710

– 161.473

– 201.119

 
             

Nieuwe mutaties

           

Herverdeling eenheidsprijzen kantoren

 

4.778

– 993

– 7.275

– 7.368

 

Dynamisch monitoren

 

2.000

2.000

2.000

2.000

 

Loon en prijsbijstelling

12.271

11.779

11.475

11.297

11.297

 

Besparingsreeks Investeringsagenda

 

– 38.000

– 110.000

– 183.000

– 255.000

 

Overheveling GDI

7.300

22.800

       

Rationalisatie

 

35.000

       

Overig en Extrapolatie

– 3.944

– 1.377

– 826

– 388

– 96

2.520.535

             

Stand ontwerpbegroting 2016

3.312.896

3.102.765

2.806.239

2.669.924

2.559.735

2.520.535

Opbouw ontvangsten artikel 1 (bedragen x € 1.000)
 

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Stand ontwerpbegroting 2015

115.547.130

115.412.328

121.492.629

124.848.310

128.111.934

 

Mutatie NvW 2015

           

Mutatie amendement 2015

           

Mutatie 1e suppletoire begroting 2015

655.120

– 114.807

– 137.757

– 158.307

– 194.457

 
             

Nieuwe mutaties

           

Ramingsbijstelling niet belastingontvangsten

 

3.000

6.000

10.000

13.000

 

Belastingontvangsten

– 756.141

1.146.817

878.088

2.957.661

5.062.010

 

Overig en Extrapolatie

– 1.991

       

138.519.905

             

Stand ontwerpbegroting 2016

115.444.118

116.447.338

122.238.960

127.657.664

132.992.487

138.519.905

Toelichting belangrijkste mutaties

Uitgaven

Herverdeling eenheidsprijzen kantoren

De herziening van het rijkshuisvestingsstelsel leidt tot een eenvoudigere en normatievere prijsstelling. Dit leidt vervolgens tot een gewijzigde uitgavenreeks vanaf 2016.

Dynamisch monitoren

In lijn met de uitwerking van de Brede Agenda Belastingdienst en de daar uit voortkomende investeringsagenda, worden er meerjarig middelen voor personele uitgaven ter beschikking gesteld voor de business case «Dynamisch Monitoren».

Loon- en prijsbijstelling

Dit betreft de toegekende loon- en prijsbijstelling.

Besparingsreeks investeringsagenda

De investeringsagenda omvat maatregelen waarvoor extra middelen benodigd zijn en maatregelen die tot besparingen leiden. De verwachte besparingen die voortvloeien uit de diverse maatregelen in de investeringsagenda zijn nu meerjarig overgeheveld naar het beleidsartikel 1 «Belastingen». De additionele middelen die benodigd zijn om deze besparingen te realiseren (de kosten gaan voor de baten uit) zijn nog niet toegekend. De maatregelen worden nog getoetst, ook wat betreft de kosten en de baten, in het Investment Committee.

Overheveling GDI

In het kader van de generieke digitale infrastructuur ontvangt de Belastingdienst middelen om communicatie met burgers en bedrijven technisch gezien mogelijk te maken.

Rationalisatie

De Belastingdienst ontvangt in 2016 extra middelen voor het robuuster maken van systemen en processen.

Ontvangsten

Ramingsbijstelling niet belastingontvangsten

In het kader van de Investeringsagenda worden extra ontvangsten aan boetes en belasting- en invorderingsrente verwacht.

Belastingontvangsten

Zie de Miljoenennota voor een toelichting op de belastingontvangsten.

Artikel 2 Financiële markten

Opbouw uitgaven artikel 2 (bedragen x € 1.000)
 

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Stand ontwerpbegroting 2015

21.500

20.605

18.858

18.855

18.858

 

Mutatie NvW 2015

           

Mutatie amendement 2015

           

Mutatie 1e suppletoire begroting 2015

3.807

1.773

       
             

Nieuwe mutaties

           

Overig en extrapolatie

1

1

1

1

1

18.859

             

Stand ontwerpbegroting 2016

25.308

22.379

18.859

18.856

18.859

18.859

Opbouw ontvangsten artikel 2 (x € 1.000)
 

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Stand ontwerpbegroting 2015

12.515

10.678

10.071

9.891

8.691

 

Mutatie NvW 2015

           

Mutatie amendement 2015

           

Mutatie 1e suppletoire begroting 2015

5.488

– 367

– 200

– 200

   
             

Nieuwe mutaties

           

Overig en extrapolatie

         

8.691

             

Stand ontwerpbegroting 2016

18.003

10.311

9.871

9.691

8.691

8.691

Artikel 3 Financieringsactiviteiten publiek-private sector

Opbouw uitgaven artikel 3 (bedragen x € 1.000)
 

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Stand ontwerpbegroting 2015

19.314

19.315

19.315

19.315

19.315

 

Mutatie NvW 2015

           

Mutatie amendement 2015

9.584

         

Mutatie 1e suppletoire begroting 2015

           
             

Nieuwe mutaties

           

Overig en extrapolatie

86

86

86

86

86

17.757

             

Stand ontwerpbegroting 2016

28.984

19.401

19.401

19.401

19.401

17.757

Opbouw ontvangsten artikel 3 (bedragen x € 1.000)
 

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Stand ontwerpbegroting 2015

2.929.491

1.230.050

1.110.050

1.033.050

949.050

 

Mutatie NvW 2015

           

Mutatie amendement 2015

           

Mutatie 1e suppletoire begroting 2015

– 604.630

50.845

22.845

9.855

43.586

 
             

Nieuwe mutaties

           

Overboeking stelpost dividend financiële instellingen van onvoorzien (art 10).

 

400.000

400.000

400.000

400.000

 

Renteopbrengsten als gevolg van continueren kredietfaciliteit

20.608

         

Bijstellling winstafdracht DNB

 

150.955

56.455

38.945

– 33.286

 

Bijstelling dividend ABN AMRO/ASR

238.900

         

Overig en extrapolatie

644

       

1.286.206

             

Stand ontwerpbegroting 2016

2.585.013

1.831.850

1.589.350

1.481.850

1.359.350

1.286.206

Toelichting belangrijkste mutaties

Ontvangsten

Dividend Financiële Instellingen

De stelpost op artikel 10 in verband met de moeilijk te ramen dividenden van financiële instellingen is overgeboekt naar artikel 3.

Rente overbruggingskrediet SNS

Het door de staat aan SNS REAAL N.V. bij de nationalisatie verstrekte overbruggingskrediet is in 2015 doorgerold. Vanwege het doorrollen betaalt SNS REAAL een hogere vergoeding over het door de staat verstrekte overbruggingskrediet.

Bijstellling winstafdracht DNB

De toename van de winst in 2016 wordt grotendeels verklaard door verkopen die hebben plaatsgevonden in de aandelenportefeuille van DNB (vermogenswinsten). Daarnaast zijn de rekeningen-courant en de deposito’s in omvang gestegen waardoor, dankzij de negatieve depositorente, de verwachte renteopbrengsten zijn toegenomen. Meerjarig wordt de winst bijgesteld vanwege extra inkomsten uit het Extended Asset Purchase Program van de ECB.

Bijstelling dividend ABN AMRO / ASR

De dividendraming voor 2015 is geactualiseerd, de raming voor ABN AMRO en ASR is naar boven bijgesteld met respectievelijk € 14 mln. en € 225 mln.

Artikel 4 Internationale financiële betrekkingen

Opbouw uitgaven artikel 4 (bedragen x € 1.000)
 

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Stand ontwerpbegroting 2015

384.077

445.510

317.007

313.691

304.692

 

Mutatie NvW 2015

           

Mutatie amendement 2015

176

74.471

36.793

36.842

36.842

 

Mutatie 1e suppletoire begroting 2015

           
             

Nieuwe mutaties

           

Aanpassing IDA betaalschema

80.000

– 80.000

       

Technische assistentie

   

1.500

1.500

1.500

 

Overig en extrapolatie

         

276.817

             

Stand ontwerpbegroting 2016

464.253

439.981

355.300

352.033

343.034

276.817

Opbouw ontvangsten artikel 4 (bedragen x € 1.000)
 

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Stand ontwerpbegroting 2015

24.579

72.133

87.848

87.848

87.848

 

Mutatie NvW 2015

           

Mutatie amendement 2015

           

Mutatie 1e suppletoire begroting 2015

665

         
             

Nieuwe mutaties

           

Hogere ontvangsten financieel internationale instellingen (IFI's)

4.687

         

Aanpassing rente Griekenland

– 1.594

– 49.141

– 1.571

– 1.571

– 1.571

 

Overig en extrapolatie

         

88.440

             

Stand ontwerpbegroting 2016

28.337

22.992

86.277

86.277

86.277

88.440

Toelichting belangrijkste mutaties

Uitgaven

Aanpassing IDA Betaalschema

Het IDA betaalschema is aangepast met € 80 mln. Door te schuiven met IDA betalingen kan er in het kalenderjaar 2016 € 80 mln. worden vrijgespeeld. Dit bedrag zal in 2015 als extra betaling worden verricht

Technische assistentie

Er zijn extra middelen beschikbaar gesteld voor technische assistentie voor een periode van drie jaar.

Ontvangsten

Hogere ontvangsten financieel internationale instellingen (IFI's)

De hogere IFI ontvangsten ontstaan doordat de terugbetalingen van leningen door de Europese Investeringsbank (EIB) hoger zijn dan geraamd. Het gaat om leningen aan landen in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan (ACS-landen) en de Europese landen en gebieden overzee (LGO) onder het Europees Ontwikkelingsfonds in het kader van de verdragen van Lomé en Cotonou.

Aanpassing rente Griekenland

Door een nieuwe (lagere) rekenrente van het CPB dalen de geraamde rente-inkomsten van de bilaterale leningen aan Griekenland.

Artikel 5 Exportkredietverzekeringen,-garanties en investeringsverzekeringen

Opbouw uitgaven artikel 5 (bedragen x € 1.000)
 

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Stand ontwerpbegroting 2015

88.058

88.056

88.058

88.055

88.057

 

Mutatie NvW 2015

           

Mutatie amendement 2015

           

Mutatie 1e suppletoire begroting 2015

           
             

Nieuwe mutaties

           

Overig en extrapolatie

         

88.057

             

Stand ontwerpbegroting 2016

88.058

88.056

88.058

88.055

88.057

88.057

Opbouw ontvangsten artikel 5 (bedragen x € 1.000)
 

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Stand ontwerpbegroting 2015

103.250

101.750

101.750

89.250

77.717

 

Mutatie NvW 2015

           

Mutatie amendement 2015

           

Mutatie 1e suppletoire begroting 2015

90.000

145.202

116.542

151.172

152.055

 
             

Nieuwe mutaties

           

Overig en extrapolatie

         

207.622

             

Stand ontwerpbegroting 2016

193.250

246.952

218.292

240.422

229.772

207.622

Artikel 6 BTW-Compensatiefonds

Opbouw uitgaven artikel 6 (bedragen x € 1.000)
 

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Stand ontwerpbegroting 2015

2.901.122

2.901.122

2.901.122

2.901.122

2.901.122

0

Mutatie NvW 2015

           

Mutatie amendement 2015

           

Mutatie 1e suppletoire begroting 2015

           
             

Nieuwe mutaties

           

Regiospecifiek pakket Zuiderzeelijn

2.550

         

Aanpassing BCF

– 52.787

– 51.322

– 49.396

– 49.396

– 49.396

 

Overig en extrapolatie

841

1.926

     

2.851.726

             

Stand ontwerpbegroting 2016

2.851.726

2.851.726

2.851.726

2.851.726

2.851.726

2.851.726

Opbouw ontvangsten artikel 6 (bedragen x € 1.000)
 

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Stand ontwerpbegroting 2015

2.901.122

2.901.122

2.901.122

2.901.122

2.901.122

0

Mutatie NvW 2015

           

Mutatie amendement 2015

           

Mutatie 1e suppletoire begroting 2015

           
             

Nieuwe mutaties

           

Regiospecifiek pakket Zuiderzeelijn

2.550

         

Aanpassing BCF

– 52.787

– 51.322

– 49.396

– 49.396

– 49.396

 

Overig en extrapolatie

841

1.926

     

2.851.726

             

Stand ontwerpbegroting 2016

2.851.726

2.851.726

2.851.726

2.851.726

2.851.726

2.851.726

Toelichting belangrijkste mutaties

Uitgaven en ontvangsten

Regiospecifiek pakket Zuiderzeelijn

Voor een aantal projecten binnen het Regiospecifiek Pakket Zuiderzeelijn, vervult Noord Nederland de rol van contracterende partij. Om deze rol te kunnen vervullen stort het Ministerie van Infrastructuur en Milieu delen van het budget in het Provinciefonds. Het aandeel compensabele BTW in dit bedrag wordt naar het BCF overgemaakt.

Aanpassing BCF

De mutatie betreft een bijstelling van de raming van het BCF op basis van de beschikking van het afgelopen jaar, aangevuld met het voorschot van het vierde kwartaal van het afgelopen jaar en driemaal het voorschot van het eerste kwartaal uit het lopende jaar.

Artikel 7 Beheer materiële activa

Opbouw uitgaven Artikel 7 (bedragen x € 1.000)
 

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Stand ontwerpbegroting 2015

306

306

306

306

306

 

Mutatie NvW 2015

           

Mutatie amendement 2015

           

Mutatie 1e suppletoire begroting 2015

           
             

Nieuwe mutaties

           

Extrapolatie

         

306

             

Stand ontwerpbegroting 2016

306

306

306

306

306

306

Opbouw ontvangsten artikel 7 (bedragen x € 1.000)
 

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Stand ontwerpbegroting 2015

1.800

1.800

1.800

1.800

1.800

 

Mutatie NvW 2015

           

Mutatie amendement 2015

           

Mutatie 1e suppletoire begroting 2015

           
             

Nieuwe mutaties

           

Extrapolatie

         

1.800

             

Stand ontwerpbegroting 2016

1.800

1.800

1.800

1.800

1.800

1.800

Artikel 8 Centraal Apparaat

Opbouw uitgaven artikel 8 (bedragen x € 1.000)
 

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Stand ontwerpbegroting 2015

236.162

228.103

225.064

221.369

221.380

 

Mutatie NvW 2015

           

Mutatie amendement 2015

           

Mutatie 1e suppletoire begroting 2015

9.156

9.531

6.741

6.930

7.118

 
             

Nieuwe mutaties

           

Bijstelling raming DRZ

– 2.800

         

Herverdeling eenheidsprijzen kantoren

 

2.884

2.816

2.752

2.678

 

Uitgaven verhuur FM Haaglanden

 

2.150

2.150

2.150

2.150

 

Overig en extrapolatie

1.670

317

305

292

292

233.620

             

Stand ontwerpbegroting 2016

244.188

242.985

237.076

233.493

233.618

233.620

Opbouw ontvangsten Artikel 8 (bedragen x € 1.000)
 

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Stand ontwerpbegroting 2015

55.903

51.545

53.648

51.498

51.498

 

Mutatie NvW 2015

           

Mutatie amendement 2015

           

Mutatie 1e suppletoire begroting 2015

16.519

7.323

6.949

7.131

7.317

 
             

Nieuwe mutaties

           

Bijstelling raming DRZ

– 2.800

         

Uitgaven verhuur FM Haaglanden

 

2.150

2.150

2.150

2.150

 

Overig en extrapolatie

         

60.965

             

Stand ontwerpbegroting 2016

69.622

61.018

62.747

60.779

60.965

60.965

Toelichting belangrijkste mutaties

Uitgaven en ontvangsten

Bijstelling raming DRZ

Bij Domeinen Roerende Zaken is mogelijk sprake van een verwachte vertraagde investering (– € 2,8 mln.). De verwachting is dat de investering in 2016 zal plaatsvinden. De ontvangsten zijn € 2,8 mln. lager als gevolg van een technische correctie in de raming.

Herverdeling eenheidsprijzen kantoren

De herziening van het rijkshuisvestingsstelsel leidt tot een eenvoudigere en normatievere prijsstelling. Dit leidt vervolgens tot een gewijzigde uitgavenreeks vanaf 2016. Structureel voor het kerndepartement betreft het + € 2,7 mln.

Uitgaven verhuur FM Haaglanden

Bij de huisvesting vindt een desaldering plaats van + € 2,15 mln. Een deel van de taakstelling Rutte II wordt ingevuld door verhuur aan FM Haaglanden. Dit betreft extra ontvangsten. De taakstelling was verwerkt op de uitgaven. Deze desaldering zorgt voor de juiste verwerking van de taakstelling.

Artikel 10 Nominaal en onvoorzien

Opbouw uitgaven artikel 10 (bedragen x € 1.000)
 

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Stand ontwerpbegroting 2015

50.043

51.422

50.280

50.280

51.977

 

Mutatie NvW 2015

           

Mutatie amendement 2015

           

Mutatie 1e suppletoire begroting 2015

– 36.327

– 3.160

– 2.353

– 25.234

– 20.612

 
             

Nieuwe mutaties

           

Investeringsagenda Belastingdienst werkbedrijf

63.000

91.000

120.000

138.000

 

Verdelen loonbijstelling

– 10.816

– 10.369

– 10.128

– 9.986

– 9.994

 

Verdelen prijsbijstelling

– 2.909

– 2.839

– 2.749

– 2.700

– 2.704

 

Rationalisatie Belastingdienst

 

– 35.000

       

Overig en extrapolatie

481

485

472

472

484

139.942

             

Stand ontwerpbegroting 2016

472

63.539

126.522

132.832

157.151

139.942

Opbouw ontvangsten artikel 10 (bedragen x € 1.000)
 

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Stand ontwerpbegroting 2015

0

400.000

400.000

400.000

400.000

 

Mutatie NvW 2015

           

Mutatie amendement 2015

           

Mutatie 1e suppletoire begroting 2015

           
             

Nieuwe mutaties

           

Overboeking dividend financiële instellingen

 

– 400.000

– 400.000

– 400.000

– 400.000

 

Overig en extrapolatie

         

0

             

Stand ontwerpbegroting 2016

0

0

0

0

0

0

Toelichting belangrijkste mutaties

Uitgaven

Investeringsagenda Belastingdienst werkbedrijf

Dit bedrag is gereserveerd voor kosten behorende bij het werkbedrijf Switch (onderdeel van de Investeringsagenda).

Verdelen loon- en prijsbijstelling

De jaarlijkse loon- en prijsbijstelling is verdeeld binnen de begroting.

Rationalisatie Belastingdienst

De gereserveerde middelen voor het programma ICT-rationalisatie zijn overgeheveld naar artikel 1.

Ontvangsten

Overboeking dividend financiële instellingen

Betreft de overboeking van de stelpost dividenden van financiële instellingen naar artikel 3 Financieringsactiviteiten Publiek Private Sector.

Artikel 11 Financiering staatsschuld

Opbouw uitgaven Artikel 11 (bedragen x € 1 mln.)
 

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Stand ontwerpbegroting 2015

50.474

40.415

57.070

43.046

42.508

0

Mutatie NvW 2015

           

Mutatie amendement 2015

           

Mutatie 1e suppletoire begroting 2015

– 1.578

– 3.760

317

4.241

– 2.128

 
             

Nieuwe mutaties

           

Rente vaste schuld

11

113

108

– 10

– 212

 

Rente vlottende schuld

91

86

– 7

14

14

 

Uitgifte en aflossing vaste schuld

1.528

– 626

– 894

3.265

   

Extrapolatie

         

41.425

             

Stand ontwerpbegroting 2016

50.526

36.228

56.594

50.556

40.182

41.425

Opbouw ontvangsten Artikel 11 (bedragen x € 1 mln.)
 

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Stand ontwerpbegroting 2015

55.364

45.725

61.780

43.696

45.103

 

Mutatie NvW 2015

           

Mutatie amendement 2015

           

Mutatie 1e suppletoire begroting 2015

– 2.181

– 11.498

– 239

3.502

– 1.963

 
             

Nieuwe mutaties

           

Rente derivaten lang

1.949

– 67

– 245

– 199

– 108

 

Rente derivaten kort

– 7

– 17

– 41

0

0

 

Uitgifte en aflossing vaste schuld

0

4.360

– 5.786

– 994

– 10.425

 

Mutatie vlottende schuld

– 1.226

0

0

0

0

 

Extrapolatie

         

31.575

             

Stand ontwerpbegroting 2016

53.899

38.503

55.468

46.005

32.607

31.575

Toelichting belangrijkste mutaties

Uitgaven en ontvangsten

Door een nieuw kastekort en realisaties zijn de ramingen voor rente en uitgifte schuld bijgesteld.

Artikel 12 Kasbeheer

Opbouw uitgaven Artikel 12 (x € 1 mln.)
 

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Stand ontwerpbegroting 2015

4.359

4.870

5.937

4.269

5.958

 

Mutatie NvW 2015

           

Mutatie amendement 2015

           

Mutatie 1e suppletoire begroting 2015

– 1.048

– 6.666

1.308

1.289

1.246

 
             

Nieuwe mutaties

           

Rentelasten

18

20

– 1

72

155

 

Mutaties in rekening-courant en deposito

– 1.360

2.977

– 5.771

– 4.049

– 5.671

 

Verstrekte leningen

4.986

         

Extrapolatie

         

1.791

             

Stand ontwerpbegroting 2016

6.956

1.201

1.473

1.581

1.688

1.791

Opbouw ontvangsten Artikel 12 (x € 1 mln.)
 

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Stand ontwerpbegroting 2015

2.732

3.576

3.181

3.204

3.261

 

Mutatie NvW 2015

           

Mutatie amendement 2015

           

Mutatie 1e suppletoire begroting 2015

253

– 248

– 171

– 155

– 383

 
             

Nieuwe mutaties

           

Rentebaten

– 120

– 174

– 388

– 458

– 582

 

Ontvangen aflossingen

4.331

– 827

– 535

– 606

– 342

 

Mutaties in rekening-courant en deposito

3.060

3.297

3.522

3.754

 

Extrapolatie

         

5.108

             

Stand ontwerpbegroting 2016

7.196

5.388

5.383

5.507

5.709

5.108

Toelichting belangrijkste mutaties

Uitgaven

Rentelasten

De veranderingen van de rentelasten komen voort uit meerdere effecten. Het belangrijkste effect, dat zich met name manifesteert in 2018 en 2019, is dat bij de sociale fondsen een aanzienlijke instroom van middelen wordt verwacht.

Mutaties in rekening-courant en deposito

De mutatie van de verwachte afname van rekening-courantsaldi wordt veroorzaakt door ontwikkelingen bij sociale fondsen.

Verstrekte leningen

Er zijn in 2015 nieuwe leningen verstrekt aan het RVB.

Ontvangsten

Rentebaten

De raming van de te ontvangen rente is naar beneden bijgesteld. Dit is voor een belangrijk deel het gevolg van het opnieuw afsluiten van leningen door het RVB tegen gunstigere voorwaarden. Daarnaast worden minder baten verwacht doordat de sociale fondsen minder rood gaan staan.

Ontvangen aflossingen

Het RVB heeft oude leningen afgelost in 2015. Door het totaal aantal deelnemers wordt naar verwachting minder afgelost op leningen in 2016 en verder.

Mutaties in rekening-courant en deposito

De mutatie wordt veroorzaakt door ontwikkelingen bij sociale fondsen.

6.5 Begrippenlijst

Agentschap / Baten-lastendienst

Een onderdeel van de Rijksoverheid waarvoor afwijkende beheersregels gelden gericht op het bevorderen van bedrijfsmatig werken. Belangrijk aspect hierbij is dat het batenlastenstelsel wordt toegepast en de dienst toegang heeft tot een leen- en depositofaciliteit bij de Minister van Financiën.

Bazels Comité

Het Basel Committé on Banking Supervision is een internationaal comité voor toezichthouders op banken

Callable capital

Dat is kapitaal dat door een internationale organisatie kan worden ingeroepen, als deze niet kan voldoen aan zijn financiële verplichtingen. In het geval van IFI’s gaat het vooral om garantiekapitaal wat door deelnemende landen is afgegeven.

Commercial Paper (CP)

Schuldbewijzen met een korte looptijd die kunnen worden ingezet om tijdelijke kastekorten van het Rijk te financieren. CP is een geldmarktinstrument dat wordt uitgegeven en verhandeld op discontobasis. CP kent flexibele uitgiftemomenten en looptijden. Bovendien bestaat de mogelijkheid uit te geven in vreemde valuta. CP is een aanvulling op het DTC-programma voor wat betreft de kortere looptijden.

Compliance

De bereidheid van belastingplichtigen tot nakoming van de wettelijke verplichtingen.

Comptabiliteitswet 2001

In de Comptabiliteitswet 2001 is het beheer van de financiën van het Rijk vastgesteld. De diverse hoofdstukken in deze wet gaan in op onder andere de begroting, het begrotingsbeheer en de bedrijfsvoering van het Rijk, het toezicht van de ministers en de verantwoording van het Rijk.

Corporate governance

Het besturen van een onderneming, het afleggen van verantwoording daarover en de verdeling van de verschillende daarvoor relevante bevoegdheden over de organen van de onderneming.

Deposito

Het deposito is geld dat door een belegger voor een bepaalde rentevaste periode tegen een rentevergoeding is ondergebracht bij een bank of – in het geval van geïntegreerd middelenbeheer – bij de schatkist van de Rijksoverheid. De looptijd van een deposito kan variëren van een dag (zogeheten daggeld) tot meerdere jaren.

Dutch State Loans (DSL’s)

Engelse benaming voor Nederlandse staatsleningen.

Dutch Treasury Certificates (DTC's)

Engelse benaming voor Nederlands schatkistpapier. Schuldbewijzen met een korte looptijd uitgegeven door het Rijk om tijdelijke kastekorten van het Rijk te financieren. DTC's worden uitgegeven en verhandeld op discontobasis. DTC wordt uitgegeven in looptijden van 3 tot en met 12 maanden op vooraf vastgestelde data.

Fiscale monitor

Enquêtes die jaarlijks onder de belastingplichtigen worden gehouden over de kwaliteit van de dienstverlening door de Belastingdienst.

EMU-schuld

Het totaal van de uitstaande leningen ten laste van de gehele collectieve sector. Dit is de optelsom van de uitstaande leningen ten laste van het Rijk, de sociale fondsen en de lokale overheid, minus de onderlinge schuldverhoudingen tussen deze drie subsectoren. De EMU-schuld is een brutoschuldbegrip.

G20

De G20 (Groep van 20) is een groep bestaande uit 19 landen en de Europese Unie.

Gecentreerde portefeuille

Een portefeuille die gekenmerkt wordt door een gelijkmatig aflosprofiel dat in stand gehouden kan worden door voortdurend in één en dezelfde looptijd leningen uit te geven.

Geïntegreerd middelenbeheer

Het bundelen van publieke middelen gericht op een doelmatig kasbeheer. Publieke middelen zijn middelen die verkregen zijn bij of krachtens de wet ingestelde heffing(en).

Liquiditeit

In een markt met voldoende liquiditeit kunnen grote aan- en verkooporders verhandeld worden zonder dat dit een substantieel effect op de prijs (koers) heeft.

Nationale schuld

Vaste en vlottende schuld van de Staat zoals die samenhangt met het artikel Financiering staatsschuld en het artikel Kasbeheer in deze begroting.

NLFI

NLFI is de enig aandeelhouder in ABN AMRO Group N.V., ASR Nederland N.V. en NLFI Financial Investments B.V. (voorheen ABN AMRO Preferred Investments B.V.). De aandelen in deze vennootschappen zijn in 2011 overgedragen door de Staat der Nederlanden.

Rechtspersoon met een Wettelijke Taak (RWT)

Een zelfstandige organisatie die in een wet geregelde taak uitvoert met behulp van publiek geld, welk geld is verkregen bij of krachtens de wet ingestelde heffing.

Rekening-courant

Een rekening waarover in de regel giraal betalingsverkeer wordt afgewikkeld en waaruit (een deel van) de onderlinge financiële verhouding is op te maken tussen de houder van de rekening en de instelling alwaar de rekening wordt aangehouden.

Renteswap

Een renteswap is een contract tussen twee partijen waarin wordt overeengekomen om gedurende de looptijd een vaste rente te ruilen tegen een variabele rente (meestal 6 of 3 maanden).

Seno-Gom

Stichting Economische samenwerking Nederland – Oost Europa en Garantiefaciliteit voor Opkomende Markten

Staatsschuld

Het totaal van de uitstaande geldelijke leningen van de Staat (vaste en vlottende schuld) is de bruto staatsschuld. Leningen met een oorspronkelijke looptijd van meer dan één jaar vormen de vaste (gevestigde) staatsschuld. Leningen met een oorspronkelijke looptijd van maximaal één jaar vormen de vlottende staatsschuld. Soms wordt een ruimere definitie gebruikt voor de vlottende staatsschuld, namelijk bestaande uit leningen met een oorspronkelijke looptijd van maximaal twee jaar. De staatsschuld is niet gelijk aan de EMU-schuld, die een breder begrip meet.

Vaste schuld

Leningen met een oorspronkelijke looptijd van meer dan één jaar. Wordt ook wel gevestigde schuld genoemd.

Vlottende schuld

Leningen met een oorspronkelijke looptijd van maximaal één jaar.

6.6 Lijst met afkortingen

A

 

ACP-landen

Afrikaanse, Carbische en Pacifische landen

AEO

Authorised Economic Operators

ADSB

Atradius Dutch State Business

AFM

Autoriteit Financiële Markten

AIIB

Aziatische Infrastructuur Investeringsbank

ANBI

Algemeen nut beogende instelling

Awb

Algemene Wet Bestuursrecht

Awir

Algemene Wet Inkomensafhankelijke Regelingen

Awr

Algemene Wet inzake Rijksbelastingen

   

B

 

BCF

Btw-compensatiefonds

BES-fonds

Bonaire, Sint Eurstatius en Saba fonds

BEPS

Base Erosion and Profit Shifting

BERB

Bedrijfseconomische Resultaatsbepaling

BGFO

Besluit Gedragstoezicht Financiële Ondernemingen

BIS

Bank for International Settlements

BTW

Belasting over de toegevoegde waarde

   

C

 

CAOP

Centrum Arbeidsverhoudingen Overheidspersoneel

CEA

Commissie Eindtermen Accountants-opleiding

CDFD

College Deskundigheid Financiële Dienstverlening

CP

Commercial Paper

CFATF

Caribbean Financial Action Task Force

CW

Comptabiliteitswet

   

D

 

DBFMO

Design, Build, Finance, Maintain, Operate

DNB

De Nederlandsche Bank

DRZ

Domeinen Roerende Zaken

DSL

Dutch State Loan

DTC

Dutch Treasury Certificate

DUO

Dienst Uitvoering Onderwijs

DWR

Digitale Werkomgeving Rijk

   

E

 

EBRD

European Bank for Reconstruction and Development

ECOFIN

Economic and Financial Affairs Council

ECB

European Central Bank

EDF

European Development Fund

EFSF

European Financial Stability Facility

EFSM

European Financial Stabilisation Mechanism

EIB

European Investment Bank

EKV

Exportkredietverzekering

EMU

Europese Monetaire Unie

Eonia

European Overnight Index Average

ERM-II

Exchange Rate Mechanism

ESM

Europese stabiliteitsmechanisme

ESR

Europees Stelsel van Rekeningen

EU

Europese Unie

   

F

 

FEC

Financieel Expertise Centrum

FIOD

Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst

FJR

Financieel Jaarverslag van het Rijk

FSB

Financial Stability Board

   

G

 

H

 

HT

Horizontaal Toezicht

   

I

 

IABF

Illiquid Assets Back-up Facility

IASB

International Accounting Standards Board

IBRD

International Bank for Reconstruction and Development

IDA

International Development Association

IFI

Internationale Financiële Instelling

IMF

Internationaal Monetair Fonds

   

K

 
   

K

 

KNM

Koninklijke Nederlandse Munt

KFD

Kernfysische Dienst

KPI

Key Performance Indicator

   

M

 

MGO

Middelgrote ondernemingen

MIGA

Multilateral Investment Guarantee Agency

MJN

Miljoenennota

MKB

Midden- en Kleinbedrijf

MTO

Middellangetermijndoelstelling

   

N

 

NHT

Nationale Herverzekeringsmaatschappij

voor Terrorismeschaden

 

NLFI

NL Financial Investments

   

O

 

OCT landen

Europese Overzeese gebieden

OESO

Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling

   

P

 

PPI

Publiek-Private Investering

PPS

Publiek-private samenwerking

   

R

 

RIV

Regeling Investeringen

RPE

Regeling periodiek evaluatieonderzoek

RWT

Rechtspersoon met een wettelijke taak

   

S

 

SAMO

Stichting Afwikkeling Maror-gelden

SDR

Special Drawing Rights

SENO-GOM

Stichting Economische Samenwerking Nederland Oost-Europa en Garantiefaciliteit voor Opkomende Markten

SSO

Shared Service Organisaties

STAK

Wet Stichting Administratiekantoor financiële instellingen

   

T

 

TK

Tweede Kamer

   

V

 

VGEM

Veiligheid, Gezondheid, Economie en Milieu

VIA

Vooringevulde Aangifte

   

W

 

WAKO

Wet Aansprakelijkheid Kernongevallen

Wam

Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen

Wft

Wet op het financieel toezicht

WOZ

Wet Waardering Onroerende Zaken

Wwft

Wet ter voorkoming van witwassen en het financieren van terrorisme

   

Z

 

ZBO

Zelfstandig Bestuursorgaan

ZGO

Zeer Grote Ondernemingen

6.7 Moties en toezeggingen

Deze bijlage bevat de stand van zaken van alle nieuwe moties en toezeggingen sinds de vorige begroting, de nog openstaande moties en toezeggingen uit voorgaande jaren en de moties en toezeggingen die sinds de vorige begroting zijn afgehandeld. De bijlage bestaat uit twee delen een fiscaal deel en een niet-fiscaal deel.

FISCAAL

Moties waarvan de uitvoering is afgerond

Door de Staten-Generaal aanvaarde moties
 

Vergaderjaar

Omschrijving van de motie

Vindplaats

Stand van zaken/Planning

1.

2011–2012

Omtzigt c.s. verzoekt de regering met een plan te komen om de tax-gap te halveren, dan wel zo mogelijk nog verder te verkleinen, door met gerichte acties zowel op het gebied van handhaving als invordering de belastingopbrengst te vergroten en verzoekt de regering tevens, hierbij in kaart te brengen met welke gerichte investeringen de belastingopbrengst met een veelvoud vergroot kan worden.

Kamerstukken II 2011/12, 31 066, nr. 144

Aangenomen 5 juli 2012

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 25 augustus 2015. Kamerstukken II 2014/15, 34 000 IX, nr. 30

2.

2013–2014

Essers en Bröcker c.s verzoekt de regering beleid te ontwikkelen om het aantal belastinguitgaven substantieel terug te dringen; nieuwe belastinguitgaven pas in te voeren nadat doel en noodzaak daarvan is aangetoond in combinatie met een ex ante evaluatie, enz.

Kamerstukken I 2013/14, 33 492, L

Aangenomen 17 december 2013

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 15 september 2015, die op Prinsjesdag aan de EK is aangeboden.

3.

2013–2014

Klaver verzoekt de regering in kaart te brengen hoe de sterke daling van overheidsinkomsten uit de vennootschapsbelasting wordt veroorzaakt, en de Kamer hierover uiterlijk vóór het meireces 2014 te informeren.

Kamerstukken II 2013/14, 25 087, nr. 73

Aangenomen 19 december 2013

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 12 februari 2015. Kamerstukken II 2014/15, 31 369, nr. 11

4.

2013–2014

Neppérus en Nijboer verzoeken de regering, in de nadere uitwerking en wettelijke verankering van het nieuwe stelsel aan toeslagen ervoor te zorgen dat het stelsel meer waarborgen biedt ter voorkoming van fraude dan het huidige stelsel.

Kamerstukken II 2013/14, 17 050, nr. 451

Aangenomen 21 januari 2014

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 2 oktober 2014, waarbij de 14e halfjaarsrapportage en de ICT ontwikkelagenda zijn aangeboden. Kamerstukken II 2014/15, 31 066, nr. 215

5.

2013–2014

Nijboer en Neppérus verzoeken de regering de toekenning van toeslagen zo vorm te geven dat het aantal terugbetalingen substantieel wordt verminderd.

Kamerstukken II 2013/14, 17 050, nr. 454

Aangenomen 21 januari 2014

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 27 maart 2015, waarbij de 15e halfjaarsrapportage Belastingdienst wordt aangeboden. Kamerstukken II 2014/15, 31 066, nr. 233

6.

2013–2014

Van Weyenberg verzoekt de regering om de handhaving in het onderwijs niet te wijzigen voordat de TK is geïnformeerd over de uitkomsten van het overleg tussen Belastingdienst en onderwijssector.

Kamerstukken II 2013/14, 31 311, nr. 113

Aangenomen 27 mei 2014

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 15 september 2015, die op Prinsjesdag aan de TK is aangeboden.

7.

2014–2015

Merkies c.s. spreekt uit dat het bestaan van taboes onwenselijk is bij het bespreken van de herziening van het belastingstelsel.

Kamerstukken II 2014/15, 34 000, nr. 32

Aangenomen 30 september 2014

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 1 juni 2015 waarbij diverse moties en toezeggingen worden afgedaan. Kamerstukken II 2014/15, 34 000 IX, nr. 28

8.

2014–2015

Klaver en Merkies verzoeken de regering om mogelijkheden voor milieuheffingen voor bedrijven op nationaal niveau te onderzoeken en ook voorstellen, waardoor de totale inkomsten uit vermogensheffing toenemen, met een open blik te benaderen.

Kamerstukken II 2014/15, 34 000 nr. 44

Aangenomen 30 september 2014

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 15 september 2015, die op Prinsjesdag aan de TK is aangeboden.

9.

2014–2015

Groot en Bashir verzoeken de regering te onderzoeken op welke wijze en met welk effect belastingontwijking door fiscaal gedreven emigratie kan worden tegengegaan door aanscherping van artikel 25 van de Invorderingswet en opname van een bepaling in hoofdstuk III van de Wet Vpb analoog aan artikel 7.5, lid 7, van de Wet IB en verzoekt tevens hierover uiterlijk in het voorjaar van 2015 de Kamer te informeren.

Kamerstukken II 2014/15, 34 002, nr. 62

Aangenomen 13 november 2014

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 15 september 2015, die op Prinsjesdag aan de TK is aangeboden.

10.

2014–2015

Merkies en Klaver verzoeken de regering, zich er op internationaal niveau voor in te spannen dat ontwikkelingslanden een gelijkwaardige positie krijgen in de besprekingen van toekomstige internationale belastingafspraken in OESO-verband.

Kamerstukken II 2014/15, 31 066, nr. 220

Aangenomen 9 december 2014

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 1 juni 2015 waarbij diverse moties en toezeggingen worden afgedaan. Kamerstukken II 2014/15, 34 000 IX, nr. 28

11.

2014–2015

Klaver en Merkies verzoeken de regering, zich bij de kopgroep (Duitsland, Frankrijk en Italië) aan te sluiten en zich actief in te spannen voor een Europese wet tegen belastingontwijking.

Kamerstukken II 2014/15, 31 066, nr. 221

Aangenomen 9 december 2014

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 1 juni 2015 waarbij diverse moties en toezeggingen worden afgedaan. Kamerstukken II 2014/15, 34 000 IX, nr. 28

12.

2014–2015

Van Boxtel c.s. verzoekt om, indien in het voorjaar van 2015 al voldoende middelen kunnen worden gereserveerd voor noodzakelijke lastenverlichting, uiterlijk met Prinsjesdag 2015 een uitgewerkt voorstel, inclusief de eerste concrete stappen voor 2016, te presenteren.

Kamerstukken I 2014/15, 34 002, H

Aangenomen 16 december 2014

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 15 september 2015, die op Prinsjesdag aan de EK is aangeboden.

13.

2014–2015

Neppérus c.s. verzoekt de regering zich in te spannen de banken te bewegen er alles aan te doen dat goedwillende inwoners van Nederland toegang houden tot hun bestaande rekening of dat er passende dienstverlening blijft van een voldoende aantal aanbieders en de Kamer hierover te informeren.

Kamerstukken II 2014/15, 33 985, nr.9

Aangenomen 18 december 2014

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 1 juni 2015 waarbij diverse moties en toezeggingen worden afgedaan. Kamerstukken II 2014/15, 34 000 IX, nr. 28

14.

2014–2015

Van Vliet verzoekt de regering om Vpb-achtige overheidsbedrijven zo veel mogelijk onder te brengen onder het model van horizontaal toezicht.

Kamerstukken II 2014/15, 34 003, nr. 8

Aangenomen 18 december 2014

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 1 juni 2015 waarbij diverse moties en toezeggingen worden afgedaan. Kamerstukken II 2014/15, 34 000 IX, nr. 28

15.

2014–2015

Klaver verzoekt de regering volledige medewerking te verlenen aan het onderzoek van het Europees parlement naar belastingontwijking.

Kamerstukken II 2014/15, 25 087, nr. 89

Aangenomen 10 maart 2015

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 15 september 2015, die op Prinsjesdag aan de TK is aangeboden.

16.

2014–2015

Merkies, Klaver en Schouten verzoeken de regering, zich er in Europees verband voor in te zetten dat ook andere bedrijven hun belastingafdracht aan landen openbaar moeten maken, en de Kamer hierover vóór de zomer te informeren.

Kamerstukken II 2014/15, 25 087, nr. 90

Aangenomen 10 maart 2015

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 2 juni 2015. Kamerstukken II 2014/15, 25 087, nr. 102

17.

2014–2015

Neppérus en Van Vliet verzoeken de regering zich maximaal in te spannen om banen in Nederland te behouden en nieuwe banen aan te trekken door een blijvend aantrekkelijk vestigingsklimaat.

Kamerstukken II 2014/15, 25 087, nr. 93

Aangenomen 10 maart 2015

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 15 september 2015, die op Prinsjesdag aan de TK is aangeboden.

18.

2014–2015

Van Vliet en Neppérus verzoeken de regering de rulingpraktijk structureel te blijven toepassen en geen eenzijdige stappen te zetten ter vermindering of afschaffing daarvan.

Kamerstukken II 2014/15, 25 087, nr. 94

Aangenomen 10 maart 2015

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 15 september 2015, die op Prinsjesdag aan de TK is aangeboden.

19.

2014–2015

Klaver en Koolmees verzoeken de regering zich in Europees verband hard te maken voor een geharmoniseerde grondslag voor de heffing van winstbelasting bij bedrijven met als uitgangspunt dat de winsten worden belast in het land waar de waarde wordt gecreëerd.

Kamerstukken II 2014/15, 25 087, nr. 96

Aangenomen 10 maart 2015

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 21 april 2015. Kamerstukken II 2014/15, 25 087, nr. 100

20.

2014–2015

Haersma Buma verzoekt de regering af te zien van een verhoging van de btw.

Kamerstukken II 2014/15, 32 140, nr. 15

Aangenomen 1 juli 2015

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 15 september 2015, die op Prinsjesdag aan de TK is aangeboden.

Moties waarvan de uitvoering nog niet is afgerond

Door de Staten-Generaal aanvaarde moties
 

Vergaderjaar

Omschrijving van de motie

Vindplaats

Stand van zaken/Planning

1.

2011–2012

Van Vliet verzoekt de regering twee jaar na de introductie van de nieuwe factureringsregels in 2013 te evalueren of het gelukt is dat de Nederlandse ondernemers een aantoonbare administratieve lastenverlichting krijgen, en de Kamer hierover te informeren.

Kamerstukken II 2011/12, 32 877, nr. 8

Aangenomen 16 februari 2012

Planning afronding 2e kwartaal 2016

2.

2014–2015

Groot en Schouten verzoeken de regering, bij de uitvoering van de reorganisatie van de Belastingdienst voorrang te geven aan het behoud van banen in regio's die te maken hebben met krimp en lage werkgelegenheid.

Kamerstukken II 2014/15, 31 066, nr. 243

Aangenomen 9 juni 2015

Planning afronding in de 16e halfjaarsrapportage Belastingdienst, 3e kwartaal 2015.

3.

2014–2015

Omtzigt verzoekt de regering, het deel van het berichtenverkeer van de Belastingdienst dat van belang is voor de bezwaar- en beroepsprocedure, waaronder beschikkingen en correspondentie met de inspecteur over de aanslag, beschikbaar te houden in de berichtenbox gedurende de hele navorderingstermijn.

Kamerstukken II 2014/15, 34 196, nr. 12

Aangenomen 3 juli 2015

In voorbereiding

4.

2014–2015

Nijboer en Kerstens verzoeken de regering op een handzame manier in kaart te brengen wat de gevolgen zijn voor werknemers die over de grens werken op zowel het terrein van de fiscaliteit als op het terrein van de sociale zekerheid (waaronder pensioen, bijstand, werkloosheid en arbeidsongeschiktheid).

Kamerstukken II 2013/14, 33 615, nr. 10 Aangenomen 16 oktober 2014

Planning afronding 3e kwartaal 2015

Toezeggingen waarvan de uitvoering is afgerond

Door bewindslieden gedane toezeggingen
 

Vergaderjaar

Omschrijving van de toezegging

Vindplaats

Stand van zaken/Planning

1.

2010–2011

Toegezegd om bij eventuele overheveling van de regeling gehandicapten MRB naar de WMO (in het kader van heroverweging vrijstellingen / bijzondere regelingen autobelastingen) in overleg met VWS ook de inkomenseffecten in kaart te brengen en de Kamer hiervan op de hoogte te brengen.

Staatssecretaris tijdens het AO Autobrief en Fiscale Agenda op 30 juni 2011. Kamerstukken II 2010/11, 32 800, nr. 21, blz. 26

Afgerond. De vrijstellingen/bijzondere regelingen in de MRB worden niet heroverwogen. De overheveling regeling van MRB naar Wmo ook niet, derhalve worden inkomenseffecten ook niet in kaart gebracht.

2.

2011–2012

Toegezegd om de verzilvering van de RDA mee te nemen in de evaluatie van de WBSO.

Staatssecretaris tijdens de plenaire behandeling van het Belastingplan op 16 november 2011. Handelingen II 2011/12, TK nr. 24, blz. 9–75

Afgerond bij brief van de Minister van EZ, mede namens de Staatssecretaris van Financiën, van 7 juli 2015. Kamerstukken II 2014/15, 34 002, nr. 106

3.

2011–2012

Toegezegd te kijken naar de indirecte CO²-uitstoot en het directe en indirecte energieverbruik bij de productie van auto’s, in het bijzonder van elektrische auto’s bij de aangekondigde evaluatie.

Staatssecretaris tijdens de plenaire behandeling van het Belastingplan in de EK op 13 december 2011. Handelingen I 2011/12, EK nr. 12, blz. 8–45

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 1 juni 2015 waarbij diverse moties en toezeggingen worden afgedaan. Kamerstukken I 2014/15, 34 002, O

4.

2012–2013

Toegezegd eind 2014 een nieuwe autobrief naar de Kamer te sturen.

Staatssecretaris tijdens het wetgevingsoverleg op 9 november 2012 bij de behandeling van het BP 2013. Kamerstukken II 2012/13, 33 402, nr. 46, blz. 81

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 19 juni 2015. Kamerstukken II 2014/15, 32 800, nr. 27

5.

2012–2013

Toegezegd om de diverse maatregelen waarmee de bancaire sector wordt geconfronteerd, te monitoren voor de kredietverlening.

Staatssecretaris tijdens de plenaire behandeling van het BP en andere wetsvoorstellen op 15 november 2012. Handelingen II 2012/13, TK nr. 23, blz. 14–104

Afgerond bij brief van de Minister van Financiën van 18 december 2014. Kamerstukken II 2014/15, 32 013, nr. 92

6.

2013–2014

Toegezegd aan de heer Dijkgraaf een brief te sturen m.b.t. het toetsinkomen op de toeslagen en de vraag wat het effect is op het hanteren van het bruto-inkomen voor toeslagen.

Minister tijdens de Algemene financiële beschouwingen op 17 oktober 2013. Handelingen II 2013/14, TK nr. 15, blz. 4–7

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 1 juni 2015 waarbij diverse moties en toezeggingen worden afgedaan. Kamerstukken II 2014/15, 34 000 IX, nr. 28

7.

2013–2014

Toegezegd bij stroomlijning van de termijnen invordering toeslagen en belastingen, ook de onderlinge verrekening van toeslagen en belastingen mee te nemen.

Staatssecretaris tijdens het WGO Belastingplan op 4 november 2013. Kamerstukken II 2013/14, 33 752, nr. 78, blz. 55

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van 18 december 2014. Kamerstukken II 2014/15, 31 066, nr. 226

8.

2013–2014

Toegezegd de Kamer een rapportage te sturen over de evaluatie van de pilot uitbesteding incasso kleine vorderingen.

Staatssecretaris tijdens het AO Belastingdienst op 20 november 2013. Kamerstukken II 2013/14, 31 066, nr. 188, blz. 13

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van 27 maart 2015 waarbij de 15e halfjaarsrapportage wordt aangeboden. Kamerstukken II 2014/15, 31 066, nr. 233

9.

2013–2014

Toegezegd de mogelijkheid te bekijken om burgers te helpen bij het schatten van hun inkomens door middel van een bestandvergelijking met de polisadministratie.

Staatssecretaris tijdens het AO Belastingdienst op 20 november 2013. Kamerstukken II 2013/14, 31 066, nr. 188, blz. 20

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 2 oktober 2014, waarbij de 14e halfjaarsrapportage en de ICT ontwikkelagenda zijn aangeboden. Kamerstukken II 2014/15, 31 066, nr. 215, blz. 30

10.

2013–2014

Toegezegd in de volgende halfjaarsrapportage de stand van zaken van de opvolging van de aanbevelingen van de Commissie Stevens op te nemen.

Staatssecretaris tijdens het AO Belastingdienst op 20 november 2013. Kamerstukken II 2013/14, 31 066, nr. 188, blz. 32

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 2 oktober 2014, waarbij de 14e halfjaarsrapportage en de ICT ontwikkelagenda zijn aangeboden. Kamerstukken II 2014/15, 31 066, nr. 215, blz. 33

11.

2013–2014

Toegezegd te onderzoeken in hoeverre de transparantie over gevolgen APA's en ATR's richting parlement verbeterd kan worden om te bekijken wat het effect is van wetten die we met elkaar maken.

Staatssecretaris tijdens het debat over de uitkomsten van het SEO-onderzoek en de aanpak van belastingparadijzen in het algemeen op 18 december 2013. Handelingen II 2013/14, TK nr. 38, blz. 7–15

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van 27 maart 2015 waarbij de 15e halfjaarsrapportage wordt aangeboden. Kamerstukken II 2014/15, 31 066, nr. 233

12.

2013–2014

Toegezegd te onderzoeken hoeveel investeringen door Nederland worden gedaan in ontwikkelingslanden en waar mogelijk onderscheid maken tussen investeringen door Nederlandse bedrijven en bedrijven die via Nederland investeren.

Staatssecretaris tijdens het debat over de uitkomsten van het SEO-onderzoek en de aanpak van belastingparadijzen in het algemeen op 18 december 2013. Handelingen II 2013/14, TK nr. 38, blz. 7–18

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 1 juni 2015 waarbij diverse moties en toezeggingen worden afgedaan. Kamerstukken II 2014/15, 34 000 IX, nr. 28

13.

2013–2014

Toegezegd vóór het meireces een brief aan de Kamer te sturen waarom de sterke daling van overheidsinkomsten uit de vennootschapsbelasting wordt veroorzaakt.

Staatssecretaris tijdens het debat over de uitkomsten van het SEO-onderzoek en de aanpak van belastingparadijzen in het algemeen op 18 december 2013. Handelingen II 2013/14, TK nr. 38, blz. 7–26

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 12 februari 2015. Kamerstukken II 2014/15, 31 369, nr. 11

14.

2013–2014

Toegezegd om in de toegezegde brief ook in te gaan op acties zoals slechte schatters verder aan te scherpen zodat hoge terugvordering na afloop van het jaar kan worden voorkomen.

Staatssecretaris tijdens het debat over de toeslagenfraude op 15 januari 2014. Handelingen II 2013/14, TK nr. 41, blz. 41-6-28

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 2 oktober 2014, waarbij de 14e halfjaarsrapportage en de ICT ontwikkelagenda zijn aangeboden. Kamerstukken II 2014/15, 31 066, nr. 215, blz. 30

15.

2013–2014

Toegezegd om het verzoek voor het vergroten van de fraudebestendigheid van de Huishoudentoeslag, door te geleiden naar het Kabinet.

Staatssecretaris tijdens het debat over de toeslagenfraude op 15 januari 2014. Handelingen II 2013/14, TK nr. 41, blz. 41-6-27

Afgerond. In de begroting 2015 is aangekondigd dat de huishoudentoeslag niet doorgaat.

16.

2013–2014

Toegezegd om een overzicht te verstrekken van alle toekomstige wetswijzigingen die nog in werking moeten treden.

Staatssecretaris tijdens het AO over onder andere het eigenwoningforfait op 16 januari 2014. Kamerstukken II 2013/14, 33 750 IX, nr. 21, blz. 20

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 23 oktober 2015. Kamerstukken II 2014/15, 34 002, nr. 11, bijlage

17.

2013–2014

Toegezegd in de volgende halfjaarsrapportage Belastingdienst een update te geven over het anti-witwasprogramma.

Staatssecretaris tijdens het AO Ecofin op 23 januari 2014. Kamerstukken II 2013/14, 21 501–07, nr. 113-

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van 27 maart 2015 waarbij de 15e halfjaarsrapportage wordt aangeboden. Kamerstukken II 2014/15, 31 066, nr. 233

18.

2013–2014

Toegezegd dat de Kamer wordt geïnformeerd over de voortgang van het overleg met Vluchtelingenwerk over de toekenning van toeslagen. Daarbij zal worden ingegaan op de mogelijke dubbele check op gegevens door COA en de Belastingdienst.

Staatssecretaris tijdens het AO Belastingdienst op 15 mei 2014. Kamerstukken II 2013/14, 31 066, nr. 208, blz. 7

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 2 oktober 2014, waarbij de 14e halfjaarsrapportage en de ICT ontwikkelagenda zijn aangeboden. Kamerstukken II 2014/15, 31 066, nr. 215, blz. 31

19.

2013–2014

Toegezegd dat zal worden gekeken naar een zinvolle wijze van rapportage over procesverstoringen bij de Belastingdienst.

Staatssecretaris tijdens het AO Belastingdienst op 15 mei 2014. Kamerstukken II 2013/14, 31 066, nr. 208, blz. 8

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van 27 maart 2015 waarbij de 15e halfjaarsrapportage wordt aangeboden. Kamerstukken II 2014/15, 31 066, nr. 233

20.

2013–2014

Toegezegd dat er zal worden gerapporteerd over de acties om het aantal terugbetalingen van toeslagen te verminderen (motie Nijboer en Neppérus)

Staatssecretaris tijdens het AO Belastingdienst op 15 mei 2014. Kamerstukken II 2013/14, 31 066, nr. 208, blz. 8

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 2 oktober 2014, waarbij de 14e halfjaarsrapportage en de ICT ontwikkelagenda zijn aangeboden. Kamerstukken II 2014/15, 31 066, nr. 215, blz. 30

21.

2013–2014

Toegezegd zodra een convenant voor ZZP-ers met de onderwijssector beschikbaar is, dit met de Kamer te delen.

Staatssecretaris tijdens het VAO VAR-verklaringen ZZP-ers op 21 mei 2014. Handelingen II 2013/14, TK nr. 85, blz. 5–5

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 15 september 2015, die op Prinsjesdag aan de TK is aangeboden.

22.

2013–2014

Toegezegd de Kamer te informeren of er in Griekenland een blijvend commitment bestaat aan de belastingdiensthervormingen en de consequenties voor de voortzetting van de assistentie door de Nederlandse Belastingdienst.

Staatssecretaris tijdens het AO Ecofin op 12 juni 2014. Kamerstukken II 2013/14, 21 501-07, nr. 1168, blz. 12

Afgerond bij brieven van de Minister van Financiën van 30 juni en 10 juli 2014. Kamerstukken II 2013/14, 21 501-07, nrs. 1163 en 1165

23.

2013–2014

Toegezegd direct na het zomerreces fouten van de Belastingdienst te melden op de website van de Belastingdienst, inclusief instructie voor de burger wat te doen.

Staatssecretaris tijdens het AO over de brief brede agenda van de Belastingdienst van 25 juni 2014. Kamerstukken II 2013/14, 31 066, nr. 212

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 2 oktober 2014, waarbij de 14e halfjaarsrapportage en de ICT ontwikkelagenda zijn aangeboden. Kamerstukken II 2014/15, 31 066, nr. 215, blz. 23 en 37

24.

2013–2014

Toegezegd de ICT ontwikkelkalender (gereed 1 oktober) naar de Tweede Kamer te sturen inclusief een voorstel voor monitoring.

Staatssecretaris tijdens het AO over de brief brede agenda van de Belastingdienst van 25 juni 2014. Kamerstukken II 2013/14, 31 066, nr. 212

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 2 oktober 2014, waarbij de 14e halfjaarsrapportage en de ICT ontwikkelagenda zijn aangeboden. Kamerstukken II 2014/15, 31 066, nr. 215

25.

2013–2014

Toegezegd een externe klankbordgroep in te stellen die in september 2014 zal starten.

Staatssecretaris tijdens het AO over de brief brede agenda van de Belastingdienst van 25 juni 2014. Kamerstukken II 2013/14, 31 066, nr. 212

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 2 oktober 2014, waarbij de 14e halfjaarsrapportage en de ICT ontwikkelagenda zijn aangeboden. Kamerstukken II 2014/15, 31 066, nr. 215, blz. 28 en 37

26.

2013–2014

Toegezegd een medewerkerspanel in te stellen voor signalen uit de organisatie van de Belastingdienst.

Staatssecretaris tijdens het AO over de brief brede agenda van de Belastingdienst van 25 juni 2014. Kamerstukken II 2013/14, 31 066, nr. 212

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van 27 maart 2015 waarbij de 15e halfjaarsrapportage wordt aangeboden. Kamerstukken II 2014/15, 31 066, nr. 233

27.

2013–2014

Toegezegd bij het Belastingplan 2015 een eerste proef te doen met het openbaar maken van de uitvoeringstoets bij enkele onderdelen.

Staatssecretaris tijdens het AO over de brief brede agenda van de Belastingdienst van 25 juni 2014. Kamerstukken II 2013/14, 31 066, nr. 212

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 2 oktober 2014, waarbij de 14e halfjaarsrapportage en de ICT ontwikkelagenda zijn aangeboden. Kamerstukken II 2014/15, 31 066, nr. 215, blz. 22

28.

2013–2014

Toegezegd bij de eerstvolgende halfjaarsrapportage een voorstel te doen voor de aanpak rapportage brede agenda Belastingdienst.

Staatssecretaris tijdens het AO over de brief brede agenda van de Belastingdienst van 25 juni 2014. Kamerstukken II 2013/14, 31 066, nr. 212

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 2 oktober 2014, waarbij de 14e halfjaarsrapportage en de ICT ontwikkelagenda zijn aangeboden. Kamerstukken II 2014/15, 31 066, nr. 215, hoofdstuk: Aanpak brede agenda.

29.

2013–2014

Toegezegd in rapportages regelmatig aandacht te besteden aan de samenwerking tussen overheden op het gebied van fraudebestrijding.

Staatssecretaris tijdens het AO over de brief brede agenda van de Belastingdienst van 25 juni 2014. Kamerstukken II 2013/14, 31 066, nr. 212

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van 27 maart 2015 waarbij de 15e halfjaarsrapportage wordt aangeboden. Kamerstukken II 2014/15, 31 066, nr. 233

30.

2014–2015

Toegezegd om de komende weken en maanden in gesprek te gaan met partijen om tot een breed draagvlak te komen voor de herziening van het belastingstelsel.

Minister-President tijdens de Algemene politieke beschouwingen in de TK op 18 september 2014. Handelingen II 2014/15, TK nr. 3, blz. 3-3-3

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 1 juni 2015 waarbij diverse moties en toezeggingen worden afgedaan. Kamerstukken II 2014/15, 34 000 IX, nr. 28

31.

2014–2015

Toegezegd om al in het Belastingplan 2016 een aantal elementen van de herziening van het belastingstelsel op te nemen.

Minister-President tijdens de Algemene politieke beschouwingen in de TK op 18 september 2014. Handelingen II 2014/15, TK nr. 3, blz. 3-3-4

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 15 september 2015, die op Prinsjesdag aan de EK is aangeboden.

32.

2014–2015

Toegezegd om bij de herziening van het toeslagenstelsel bijzondere aandacht te hebben voor de positie van de (modale) alleenverdiener met kinderen.

Minister-President tijdens de Algemene politieke beschouwingen in de TK op 18 september 2014. Handelingen II 2014/15, TK nr. 3, blz. 3-3-20

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 15 september 2015, die op Prinsjesdag aan de TK is aangeboden.

33.

2014–2015

Toegezegd om binnen drie weken in een aparte brief aan de Kamer de vragen te beantwoorden die niet tijdens het AO van 8 oktober 2014 zijn beantwoord.

Staatssecretaris tijdens het AO Belastingdienst op 8 oktober 2014. Kamerstukken II 2014/15, 31 066, nr. 222, blz. 37

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 4 november 2014. Kamerstukken II 2014/15, 31 066, nr. 218

34.

2014–2015

Toegezegd om de mogelijkheden te schetsen om via de microbenadering de tax gap te schatten.

Staatssecretaris tijdens het AO Belastingdienst op 8 oktober 2014. Kamerstukken II 2014/15, 31 066, nr. 222, blz. 22

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 25 augustus 2015. Kamerstukken II 2014/15, 34 000 IX, nr. 30

35.

2014–2015

Toegezegd voortaan de halfjaarsrapportage aan de Kamer te sturen op zodanig moment dat nog de mogelijkheid bestaat om vóór het AO een schriftelijke ronde te houden voor feitelijk en technische vragen.

Staatssecretaris tijdens het AO Belastingdienst op 8 oktober 2014. Kamerstukken II 2014/15, 31 066, nr. 222, blz. 37

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van 27 maart 2015 waarbij de 15e halfjaarsrapportage wordt aangeboden. Kamerstukken II 2014/15, 31 066, nr. 233

36.

2014–2015

Toegezegd om uit te zoeken of het mogelijk is verrekenprijzen voor ondernemingen automatisch uit te wisselen, zodat je betere vergelijkingen kunt maken.

Staatssecretaris tijdens het AO internationale ontwikkelingen op fiscaal terrein op 16 oktober 2014. Kamerstukken II 2014/15, 25 087, nr. 81, blz. 10

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 4 november 2014. Kamerstukken II 2014/15, 25 087, nr. 79

37.

2014–2015

Toegezegd na te gaan bij de collega's van EZ en V&J of het rapport van PWC openbaar gemaakt mag worden.

Staatssecretaris tijdens het AO internationale ontwikkelingen op fiscaal terrein op 16 oktober 2014. Kamerstukken II 2014/15, 25 087, nr. 81, blz. 10

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 4 november 2014. Kamerstukken II 2014/15, 25 087, nr. 79

38.

2014–2015

Toegezegd na te gaan hoe het zit met nieuwe gevallen m.b.t. de patentenbox en het «double Irish arrangement».

Staatssecretaris tijdens het AO internationale ontwikkelingen op fiscaal terrein op 16 oktober 2014. Kamerstukken II 2014/15, 25 087, nr. 81, blz. 12

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 4 november 2014. Kamerstukken II 2014/15, 25 087, nr. 79

39.

2014–2015

Toegezegd op een rijtje te zetten hoe de bronheffingen zich in het Nederlandse verdragennetwerk ontwikkelen.

Staatssecretaris tijdens het AO internationale ontwikkelingen op fiscaal terrein op 16 oktober 2014. Kamerstukken II 2014/15, 25 087, nr. 81, blz. 16

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 4 november 2014. Kamerstukken II 2014/15, 25 087, nr. 79

40.

2014–2015

Toegezegd terug te komen op de stand van zaken rond 23 ontwikkelingslanden (m.b.t. anti-misbruikbepalingen).

Staatssecretaris tijdens het AO internationale ontwikkelingen op fiscaal terrein op 16 oktober 2014. Kamerstukken II 2014/15, 25 087, nr. 81, blz. 17

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 4 november 2014. Kamerstukken II 2014/15, 25 087, nr. 79

41.

2014–2015

Toegezegd onderzoek te doen naar onduidelijkheden in de liquidatieverliesregeling en bezien of de toepasselijkheid van deze regeling kan worden verbeterd.

Toegezegd in de brief van 30 oktober 2014 schriftelijke reactie op het Wetgevingsoverleg Belastingplan 2015 van 27 oktober 2014. Kamerstukken II 2014/15, 34 002, nr. 14

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 15 september 2015, die op Prinsjesdag aan de TK is aangeboden.

42.

2014–2015

Toegezegd te kijken naar een eerdere toezegging aan de heer Omtzigt om cijfers te geven m.b.t. budgettaire opbrengst oldtimers.

Staatssecretaris tijdens het wetgevingsoverleg Belastingplan 2015 op 3 november 2014. Kamerstukken II 2014/15, 34 002, nr. 76, blz. 51

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 14 april 2015. Kamerstukken II 2014/15, 34 002, nr. 100

43.

2014–2015

Toegezegd bij de beantwoording van vragen terug te komen op het probleem van de weekenduitgaven gehandicapten en een melding hierover op de site van de Belastingdienst die tot onduidelijkheid leidt.

Staatssecretaris tijdens het wetgevingsoverleg Belastingplan 2015 op 3 november 2014. Kamerstukken II 2014/15, 34 002, nr. 76, blz. 56

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van 27 maart 2015 waarbij de 15e halfjaarsrapportage wordt aangeboden. Kamerstukken II 2014/15, 31 066, nr. 233

44.

2014–2015

Toegezegd terug te komen op de vraag wanneer de Staatssecretaris iets meer weet over een eventuele oplossing voor het probleem en de definitie partnerbegrip voor mensen in een opvangsituatie.

Staatssecretaris tijdens het wetgevingsoverleg Belastingplan 2015 op 3 november 2014. Kamerstukken II 2014/15, 34 002, nr. 76, blz. 80

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 16 december 2014. Kamerstukken II 2014/15, 34 002, nr. 81

45.

2014–2015

Toegezegd om te proberen uiterlijk maart 2015 businesscases gereed te hebben, passend binnen de context van handhavingsregie.

Staatssecretaris tijdens het wetgevingsoverleg Belastingplan 2015 op 3 november 2014. Kamerstukken II 2014/15, 34 002, nr. 76, blz. 74

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 25 augustus 2015. Kamerstukken II 2014/15, 34 000 IX, nr. 30

46.

2014–2015

Toegezegd een brief aan de Kamer te sturen met betrekking tot de moeder-dochterrichtlijn

Staatssecretaris tijdens het AO Ecofin op 5 november 2014. Kamerstukken II 2014/15, 21501–07, nr. 1216

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 1 december 2014. Kamerstukken II 2014/15, 25 087, nr. 80

47.

2014–2015

Toegezegd dat als er een oplossing wordt gevonden voor het probleem partnerbegrip in opvangsituaties, de Kamer daarover zal worden geïnformeerd.

Staatssecretaris tijdens het plenaire debat behandeling Belastingplan 2015 op 12 november 2014. Handelingen II 2014/15, TK nr. 23, blz. 23-7-9

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 16 december 2014. Kamerstukken II 2014/15, 34 002, nr. 81

48.

2014–2015

Toegezegd om terug te komen (voor eind 2014) op motie nr. 67 van mw. Schouten en de heer Dijkgraaf m.b.t. de btw en digitale kranten. Motie is aangehouden).

Staatssecretaris tijdens het plenaire debat behandeling Belastingplan 2015 op 12 november 2014. Handelingen II, 2014/15, TK nr. 23, blz. 23-7-32

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 23 januari 2015. Kamerstukken II 2014/15, 34 002, nr. 93

49.

2014–2015

Toegezegd aan collega's in Duitsland, Frankrijk en Italië te vragen om de brief die zij geschreven hebben m.b.t. belastingontwijking toe te sturen dan wel openbaar te maken.

Staatssecretaris tijdens het VAO internationale ontwikkelingen op 3 december 2014. Handelingen II 2014/15, TK nr. 32, blz. 32-8-2

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 4 december 2014. Kamerstukken II 2014/15, 21 501–07, nr. 1213

50.

2014–2015

Toegezegd om de brief over de btw-problematiek die aan de Eerste Kamer wordt gestuurd, ook aan de Tweede Kamer te sturen, voor zover de brief ook namens de Staatssecretaris van Financiën wordt gestuurd.

Staatssecretaris tijdens het VAO btw bij samenwerken gemeenten op 3 december 2014. Handelingen II 2014/15, TK nr. 32, blz. 32-7-1

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 1 juni 2015 waarbij diverse moties en toezeggingen worden afgedaan. Kamerstukken II 2014/15, 34 000 IX, nr. 28

51.

2014–2015

Toegezegd een brief te sturen m.b.t. een lijst van taken die overduidelijk van de overheid zijn en daardoor nooit zullen leiden tot betaling van Vpb, een stroomschema over belastingplicht en vrijstellingen en een oordeel over de amendementen die na het WGO van 15 december worden ingediend.

Staatssecretaris tijdens het wetgevingsoverleg Vpb-plicht overheidsondernemingen op 15 december 2014. Kamerstukken II 2014/15, 34 003, nr. 14, blz. 17

Al afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 18 december 2014. Kamerstukken II 2014/15, 34 003, nr. 13

52.

2014–2015

Toegezegd om tijdens de implementatiefase, met het oog op reductie AL en UL, te bezien hoe wordt omgegaan met taken die overduidelijk van de overheid zijn, en te onderzoeken of dit wetgevend moet worden ondersteund.

Staatssecretaris tijdens het wetgevingsoverleg Vpb-plicht overheidsondernemingen op 15 december 2014. Kamerstukken II 2014/15, 34 003, nr. 14, blz. 31

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 1 juni 2015 waarbij diverse moties en toezeggingen worden afgedaan. Kamerstukken II 2014/15, 34 000 IX, nr. 28

53.

2014–2015

Toegezegd een brief te sturen over de (on)mogelijkheden en nut en noodzaak om het parlement te informeren over het verstrekken van rulings en de afweging tussen fiscale geheimhoudingsplicht versus controlerende functie van het parlement.

Staatssecretaris tijdens de plenaire behandeling van het Belastingplan 2015 in de Eerste Kamer op 16 december 2014. Handelingen I, 2014/15, EK nr. 14, blz. 14-11-18

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 2 februari 2015. Kamerstukken I 2014/15, 34 002, K

54.

2014–2015

Toegezegd aan de heer Essers om in de loop van 2015 met een voorstel voor een wetswijziging te komen inzake het partnerbegrip.

Staatssecretaris tijdens de plenaire behandeling van het Belastingplan 2015 in de Eerste Kamer op 16 december 2014. Handelingen I 2014/15, EK nr. 14, blz. 14-11-3

Afgerond in het Belastingplan 2016 dat op 15 september 2015, op Prinsjesdag, aan de EK is aangeboden.

55.

2014–2015

Toegezegd een brief naar de Kamer te sturen over rulings en hierin ook in te gaan op de vraag of het mogelijk is de Kamer vertrouwelijk te informeren over zaken en in te gaan op het verzoek van het Europees parlement om inzage van rulings.

Staatssecretaris tijdens het VAO Belastingdienst op 17 december 2014. Handelingen II 2014/15, TK nr. 38, blz. 38-19-3

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 2 februari 2015. Kamerstukken II 2014/15, 31 066, nr. 228

56.

2014–2015

Toegezegd om na te gaan hoe de verwerking van post in Heerlen verloopt en de Kamer hierover te informeren.

Staatssecretaris tijdens het VAO Belastingdienst op 17 december 2014. Handelingen II 2014/15, TK nr. 38, blz. 38-19-4

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van 27 maart 2015 waarbij de 15e halfjaarsrapportage wordt aangeboden. Kamerstukken II 2014/15, 31 066, nr. 233

57.

2014–2015

Toegezegd om op de website van de Belastingdienst een mededeling te doen over de gang van zaken rond het aanvragen van een voorlopige aanslag 2015 door buitenlandse belastingplichtigen.

Staatssecretaris tijdens het VAO Belastingdienst op 17 december 2014. Handelingen II 2014/15, TK nr. 38, blz. 38-19-5

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van 27 maart 2015 waarbij de 15e halfjaarsrapportage wordt aangeboden. Kamerstukken II 2014/15, 31 066, nr. 233

58.

2014–2015

Toegezegd om de Koolmeesvariant in de Successiewet van een raming te voorzien.

Toezegging gedaan tijdens AO vermogensverdeling op 14 januari 2015. Kamerstukken II 2014/15, 34 000 IX, nr. 23, blz. 41

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 15 september 2015, die op Prinsjesdag aan de TK is aangeboden.

59.

2014–2015

Toegezegd een brief aan de EC te sturen in antwoord op de ingezonden brief over de CCCTB van zaterdag 17 januari 2015. Vóór versturen van de brief zal de Staatssecretaris deze eerst met de Kamer bespreken.

Staatssecretaris tijdens het AO Ecofin op 20 januari. Kamerstukken II 2014/15, 21 501-07, nr. 1242, blz. 17

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 21 april 2015. Kamerstukken II 2014/15, 25 087, nr. 100

60.

2014–2015

Toegezegd te zoeken naar mogelijkheden om de ramingen realistischer te maken en eventueel gedragseffecten en meerjarige trends hierin op te nemen.

Staatssecretaris tijdens het debat over de gedaalde dieselverkoop op 22 januari 2015. Handelingen II 2014/15, TK nr. 45, blz. 45-4-7

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 15 september 2015, die op Prinsjesdag aan de TK is aangeboden.

61.

2014–2015

Toegezegd om in de al eerder toegezegde brief aan de Kamer over accijns en oldtimers, ook in te gaan op de aanbevelingen die de heer Omtzigt heeft gedaan in de initiatiefnota van het CDA over de accijnsverhoging.

Staatssecretaris tijdens het debat over de gedaalde dieselverkoop op 22 januari 2015. Handelingen II 2014/15, TK nr. 45, blz. 45-4-12

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 5 maart 2015. Kamerstukken II 2014/15, 34 135, nr. 3

62.

2014–2015

Toegezegd om naar aanleiding van 2 concrete cases, die het lid Neppérus zal toezenden, te bezien welke gevolgen FATCA heeft op eventuele dubbele belasting van in Nederland woonachtige personen met (ook) een Amerikaans paspoort.

Staatssecretaris tijdens het AO Belastingdienst op 21 mei 2015. Kamerstukken II 2014/15, 31 066, nr. 247, blz. 28

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 25 augustus 2015. Kamerstukken II 2014/15, 34 000 IX, nr. 30

63.

2014–2015

Toegezegd bij Minister Asscher de casus aan te kaarten van mensen die kunnen werken maar wel deel uitmaken van het gezin (het voorbeeld van de vrouw die in coma ligt), en de schrijnende gevolgen die dit kan hebben voor de kinderopvangtoeslag.

Staatssecretaris tijdens het AO fiscale maatregelen van 28 mei 2015. Kamerstukken II 2014/15, 34 002, nr. 107, blz. 12

Afgerond voor het Ministerie van Financiën. De casus is onder de aandacht gebracht bij het Ministerie van SZW.

64.

2014–2015

Toegezegd aan de heer Merkies om uit te zoeken wat een reële deadline is voor de implementatie van country-by-country reporting.

Staatssecretaris tijdens het AO internationaal fiscaal beleid van 3 juni 2015. Kamerstukken II 2014/15, 25 087, nr. 110, blz. 18

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 10 juli 2015. Kamerstukken II 2014/15, 25 087, nr. 109

65.

2014–2015

Toegezegd aan de heer Groot om aan de ambtenaren van de Belastingdienst die technische bijstand verlenen aan Griekenland te vragen of het zinvol zou zijn dat Nederland aanbiedt aan Griekenland om te helpen bij het maken van een soort «mijnbouwwet».

Staatssecretaris tijdens het AO internationaal fiscaal beleid van 3 juni 2015. Kamerstukken II 2014/15, 25 087, nr. 110, blz. 28

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 10 juli 2015. Kamerstukken II 2014/15, 25 087, nr. 109

66.

2014–2015

Toegezegd aan de heer Klaver om een overzicht te verstrekken van belastingverdragen die Nederland heeft gesloten met daarin de omschrijving van de gemaakte afspraken.

Staatssecretaris tijdens het AO internationaal fiscaal beleid van 3 juni 2015. Kamerstukken II 2014/15, 25 087, nr. 110, blz. 22

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 10 juli 2015. Kamerstukken II 2014/15, 25 087, nr. 109

67.

2014–2015

Toegezegd aan de heer Koolmees om door te geven wat de status is van de onderhandelingen met Spanje over het pensioendossier.

Staatssecretaris tijdens het AO internationaal fiscaal beleid van 3 juni 2015. Kamerstukken II 2014/15, 25 087, nr. 110, blz. 25

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 10 juli 2015. Kamerstukken II 2014/15, 25 087, nr. 109

68.

2014–2015

Toegezegd aan mw. Schouten terug te komen op haar motie inzake de beslagvrije voet.

Staatssecretaris tijdens het VAO Belastingdienst op 4 juni 2015. Handelingen II 2014/15, TK nr. 92, blz. 92-3-4

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 9 juni 2015. Kamerstukken II 2014/15, 31 066, nr. 244

69.

2014–2015

Toegezegd om de vragen over de BTW bij een algemeen pensioenfonds te beantwoorden, onder andere vragen over de gevolgen voor de BTW als een fonds naar het buitenland verhuist.

Staatssecretaris van SZW tijdens de plenaire behandeling van het wetsvoorstel Algemeen Pensioenfonds op 16 juni 2015. Handelingen II 2014/15, TK nr. 96, blz. 96-32-27

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 15 september 2015, die op Prinsjesdag aan de TK is aangeboden.

70.

2014–2015

Toegezegd de Kamer op de hoogte te houden van de voortgang van het overleg in het zogeheten SVLO (|Samenwerking VPB-plicht Lokale Overheden).

Staatssecretaris in zijn brief van 16 juni 2015 opgenomen in het verslag van het schriftelijk overleg. Kamerstukken I 2014/15, 34 003, H

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 15 september 2015, die op Prinsjesdag aan de EK is aangeboden.

71.

2014–2015

Toegezegd vóór het zomerreces een beoordeling te geven over het Actieplan van de Europese Commissie «A fair and efficiënt tax system in the EU».

Staatssecretaris tijdens de AO Ecofin van 17 juni 2015. Kamerstukken II 2014/15, 21 501-07, nr. 1289, blz. 21

Afgerond bij brief van de Staatssecretaris van Financiën van 6 juli 2015. Kamerstukken II 2014/15, 21 501–07, nr. 1281

Toezeggingen waarvan de uitvoering nog niet is afgerond

Door bewindslieden gedane toezeggingen
 

Vergaderjaar

Omschrijving van de toezegging

Vindplaats

Stand van zaken/Planning

1.

2008–2009

Toegezegd om als er problemen zijn die niet in de normale uitvoeringspraktijk opgelost kunnen worden, en die dus echt tot knelpunten leiden, de Kamer hierover in te lichten.

Staatssecretaris tijdens de plenaire behandeling van het wetsvoorstel excessieve beloningsbestanddelen (31 459) op 3 september 2008. Handelingen II 2007/08, TK nr. 107, blz. 7875

Planning afronding 4e kwartaal 2015

2.

2008–2009

Toegezegd bereid te zijn de wet aan te passen indien de Belastingdienst aanloopt tegen situaties waarin grensverkennend een bepaalde maatregel wordt ontweken wat tot ongewenst gedrag leidt.

Staatssecretaris tijdens de plenaire behandeling van het wetsvoorstel excessieve beloningsbestanddelen (31 459) op 3 september 2008. Handelingen II 2007/08, TK nr. 107, blz. 7878

Planning afronding 4e kwartaal 2015

3.

2009–2010

Toegezegd om de regeling voor ANBI’s en SBBI’s na een aantal jaren te evalueren.

Staatssecretaris tijdens de plenaire behandeling van de Wijziging van de Successiewet in de EK op 15 december 2009. Handelingen I 2009/10, EK nr. 13, blz. 456, 456

Planning afronding in 2016.

4.

2010–2011

Toegezegd om wanneer de komende vier jaar blijkt dat de onderhavige wet en de middelen die de ontvanger ter beschikking staan onvoldoende verhinderen dat kwaadwillende belastingplichtigen door vertragingstechnieken middelen aan het zicht van de fiscus onttrekken of zelfs vertrekken, de regering onmiddellijk zal ingrijpen en de Kamers hierover zal informeren.

Staatssecretaris tijdens de plenaire behandeling in de EK van het wetsvoorstel Dezentjé Hamming-Bluemink en Crone houdende wijziging van de Awr ten behoeve van de rechtsbescherming van belastingplichtigen bij controlehandelingen van de fiscus op 12 april 2011. Handelingen I 2010/11, nr. 24, blz. 3

Planning afronding 4e kwartaal 2015, zoals gemeld in de brief van de Staatssecretaris van Financiën van 15 september 2015, die op Prinsjesdag aan de Kamer is aangeboden.

5.

2011–2012

Toegezegd om in 2014 bij de evaluatie van de giftenaftrek zoveel mogelijk informatie over de werking van de geefwet bij de evaluatie te betrekken. Toegezegd de regeling m.b.t. ANBI’s te monitoren en indien er aanleiding bestaat om de definitie aan te scherpen, hierop terug te komen en de Kamer hierover te informeren.

Staatssecretaris tijdens de plenaire behandeling van het Belastingplan op 16 november 2011. Handelingen II 2011/12, TK nr. 24, blz. 9–92 en blz. 9–98

Planning afronding in 2016.

6.

2011–2012

Toegezegd na 3 jaar de bankenbelasting op zeker moment te evalueren en te bezien of de bankenbelasting de goede prikkels geeft en zorgt voor de bijdrage die van de banken wordt gevraagd.

Staatssecretaris tijdens de behandeling van het wetsvoorstel bankenbelasting op 18 april 2012. Handelingen II 2011/12, TK nr. 78–6, blz.67

Planning afronding na oktober 2015

7.

2011–2012

Toegezegd dat als er aanleiding voor is om te constateren dat er ontwijkgedrag bij de banken optreedt, de Kamer hierover zal worden ingelicht.

Staatssecretaris tijdens de behandeling van het wetsvoorstel bankenbelasting op 18 april 2012. Handelingen II 2011/12, TK nr. 78–6

Indien ontwijkgedrag bij banken wordt geconstateerd.

8.

2011–2012

Toegezegd dat de kredietverlening permanent zal worden gemonitord en dat er na 3 jaar een evaluatie van de werking van de bankenbelasting plaats zal vinden.

Staatssecretaris tijdens de plenaire behandeling in de EK op 3 juli 2012 over de Wet bankenbelasting. Handelingen I 2011/12, EK nr. 36, blz. 8–78

Voorzien voor najaar 2015.

9.

2012–2013

Toegezegd om als de strafzaak tegen de Bulgaren is afgerond en er informatie beschikbaar is die gedeeld kan worden met de Kamer, de Kamer zal worden geïnformeerd.

Staatssecretaris tijdens het debat feitenrelaas fraude met toeslagen op 14 mei 2013. Handelingen II 2012/13, TK nr. 81, blz. 71

Planning afronding in de 16e halfjaarsrapportage Belastingdienst, 3e kwartaal 2015.

10.

2013–2014

Toegezegd in het voorjaar 2014 of wanneer meer inzicht bestaat in de gemeentelijke maatwerkvoorziening Wmo, dat de fiscale regeling voor chronisch zieken en gehandicapten verder zal worden vereenvoudigd en in samenspraak met VWS tegen het licht worden gehouden.

Staatssecretaris tijdens de Algemene financiële beschouwingen op 17 oktober 2013. Handelingen II 2013/14, TK nr. 15, blz. 7–2

De Staatssecretaris heeft de toezegging herhaald tijdens het WGO Belastingplan op 4 november 2013. Kamerstukken II 2013/14, 33 752, nr. 78, blz. 8

In voorbereiding

11.

2013–2014

Toegezegd bij de bespreking van de uitkomsten van de OESO/BEPS-discussie, de kwalitatieve observaties mee te nemen over nationale antimisbruik bepalingen.

Staatssecretaris tijdens het debat over de uitkomsten van het SEO-onderzoek en de aanpak van belastingparadijzen in het algemeen op 18 december 2013. Handelingen II 2013/14, TK nr. 38, blz. 7–27

In voorbereiding

12.

2013–2014

Toegezegd een opgefriste set met prestatie-indicatoren op te stellen en naar de Tweede Kamer te sturen.

Staatssecretaris tijdens het AO over de brief brede agenda van de Belastingdienst van 25 juni 2014. Kamerstukken II 2013/14, 31 066, nr. 212

Planning afronding in de 16e halfjaarsrapportage Belastingdienst, 3e kwartaal 2015.

13.

2014–2015

Toegezegd een brief te sturen met ideeën hoe volgend jaar bij ieder voorstel (amendement) ook een dekking kan worden gegeven voor de uitvoeringskosten (probleem dat mw. Schouten heeft aangehaald).

Staatssecretaris tijdens het plenaire debat behandeling Belastingplan 2015 op 12 november 2014. Handelingen II, 2014/15, TK nr. 23, blz. 23-7-10

Planning afronding 4e kwartaal 2015

14.

2014–2015

Toegezegd de realisatie van de opbrengst in de gaten te houden. Als er duidelijkheid over bestaat, kan de discussie over compensatie worden gevoerd.

Staatssecretaris tijdens het wetgevingsoverleg Vpb-plicht overheidsondernemingen op 15 december 2014. Kamerstukken II 2014/15, 34 003, nr. 14, blz. 31

In voorbereiding

15.

2014–2015

Toegezegd verslag te doen over de praktische toepassing van de wet naar aanleiding van informatie van belastingplichtigen en de Belastingdienst, nadat het eerste gehele belastingjaar is verstreken.

Staatssecretaris tijdens het wetgevingsoverleg Vpb-plicht overheidsondernemingen op 15 december 2014. Kamerstukken II 2014/15, 34 003, nr. 14, blz. 30

In voorbereiding

16.

2014–2015

Toegezegd om in de volgende halfjaarsrapportage Belastingdienst in te gaan op de voortgang van de investeringsagenda.

Staatssecretaris tijdens het AO Belastingdienst op 21 mei 2015. Kamerstukken II 2014/15, 31 066, nr. 247, blz. 37

Planning afronding in de 16e halfjaarsrapportage Belastingdienst, 3e kwartaal 2015.

17.

2014–2015

Toegezegd op welke termijn de Staatssecretaris terugkomt op letselschade-uitkeringen en persoonsgebonden budgetten in relatie tot de vermogenstoets voor toeslagen.

Staatssecretaris tijdens het AO fiscale maatregelen van 28 mei 2015. Kamerstukken II 2014/15, 34 002, nr. 107, blz. 10

Planning afronding vóór einde 2015, zoals is meegedeeld in de brief van de Staatssecretaris van 15 september 2015.

18.

2014–2015

Toegezegd een brief te schrijven hoe met de communicatie rondom dit wetsvoorstel wordt omgegaan, inclusief het bekendheid geven aan de berichtenbox.

Staatssecretaris tijdens het wetgevingsoverleg op 29 juni 2015 over het wetsvoorstel Elektronisch berichtenverkeer Belastingdienst. Kamerstukken II 2014/15, 34 196, nr.18, blz. 10

Planning afronding in de 16e halfjaarsrapportage Belastingdienst, 3e kwartaal 2015.

19.

2014–2015

Toegezegd aan de heer Omtzigt dat als blijkt dat er groepen additioneel worden uitgezonderd of een uitzondering dreigen te worden, dit zal worden gemeld aan de Kamer in de halfjaarsrapportage.

Staatssecretaris tijdens het wetgevingsoverleg op 29 juni 2015 over het wetsvoorstel Elektronisch berichtenverkeer Belastingdienst. Kamerstukken II 2014/15, 34 196, nr.18, blz. 12

Antwoord op deze vraag is pas mogelijk na invoering van de wet.

20.

2014–2015

Toegezegd aan de heer Omtzigt bij elke volgende grote verandering met een behoorlijke impact, dit vooraf aan de Kamer te melden.

Staatssecretaris tijdens het wetgevingsoverleg op 29 juni 2015 over het wetsvoorstel Elektronisch berichtenverkeer Belastingdienst. Kamerstukken II 2014/15, 34 196, nr.18, blz. 12

Als zich een volgende situatie voordoet van een verandering met een behoorlijke impact.

21.

2014–2015

Toegezegd aan de heer Bashir terug te komen op zijn vraag over de mogelijkheid de status van de aangifte in de berichtenbox te zien.

Staatssecretaris tijdens het wetgevingsoverleg op 29 juni 2015 over het wetsvoorstel Elektronisch berichtenverkeer Belastingdienst. Kamerstukken II 2014/15, 34 196, nr.18, blz. 18

In voorbereiding

22.

2014–2015

Toegezegd aan de heer Bashir de Kamer te informeren over de statistieken met betrekking tot het gebruik van de berichtenbox.

Staatssecretaris tijdens het wetgevingsoverleg op 29 juni 2015 over het wetsvoorstel Elektronisch berichtenverkeer Belastingdienst. Kamerstukken II 2014/15, 34 196, nr.18, blz. 18

Antwoord op deze vraag is pas mogelijk na invoering van de wet en de ervaring met het gebruik van de berichtenbox.

NIET-FISCAAL

Moties waarvan de uitvoering is afgerond
 

Vergaderjaar

Omschrijving van de motie

Vindplaats

Stand van zaken / planning

1

2012–2013

Europese Raad. Motie Servaes, Pechtold, Verheijen, Van Haersma Buma, Klaver over concrete voorstellen ter versterking van de democratische legitimering en verantwoording.

Kamerstukken II, 21 501-20, nr. 724.

Afgedaan in de brief van 15 februari 2013 (Staat van de Europese Unie 2013), referentie MINBUZA-2013.13317

2

2010–2011

Motie Van Vliet, vraagt het kabinet geen onomkeerbare stappen; in de privatisering van ABN AMRO te zetten zonder de Kamer in te lichten.

Kamerstukken II 2010/11, 28 165, nr. 125.

Afgerond. De Kamer is per brief van 23 augustus 2013 (Kamerstuk 32 013, nr. 36) geïnformeerd over de te nemen stappen en per brief van 22 mei 2015 (Kamerstuk 31 789, nr. 64) geïnformeerd over de voorgenomen verkoop.

3

2013–2014

Motie Nijboer verzoekt de regering schriftelijk nader te onderbouwen hoe de publieke belangen van ABN AMRO kunnen worden geborgd, t.a.v. de stabiliteit en continuïteit van de dienstverlening.

Kamerstukken II 2013/14, 32 013, nr. 46.

Afgerond. De Kamer is per brief van 22 mei 2015 (Kamerstuk 31 789, nr. 64) geïnformeerd over de verkoop van ABN AMRO en de borging van de publieke belangen.

4

2013–2014

Motie Nijboer/Koolmees over het betrachten van terughoudendheid bij dividenduitkeringen van banken in Staatshanden.

Kamerstukken II 2013/14, 32 013, nr. 63.

Afgerond. De Kamer is per brief van 22 mei 2015 (Kamerstukken II 2014/15, 31 789, nr. 64) geïnformeerd over de verkoop van ABN AMRO en het dividendbeleid.

5

2011–2012

Motie Huizing over de nutsfuncties van banken.

Kamerstukken II, 2011–2012, 31 980, nr. 65.

Voldaan. De Minister van Financiën heeft op 13 januari 2015 de Tweede Kamer de brief van De Nederlandsche Bank over de voortgang van het opstellen van afwikkelingsplannen voor de grootbanken gestuurd. (Kamerstukken II, 2014–2015, 32 013 nr. 93).

6

2012–2013

Parlementaire Enquête Financieel Stelsel. Motie Merkies over onderzoeken of van vertrouwelijke briefings voortaan verslag kan worden gelegd.

Kamerstukken II, 31 980, nr. 79

Voldaan. De Minister van Financiën heeft op 23 februari 2015 de Tweede Kamer een brief gestuurd over werkafspraken met de Tweede Kamer (Kamerstukken II, 2014/15, 21 501-07, nr. 1241). Op 4 juni 2015 heeft de Minister van Financiën tijdens een Algemeen Overleg hierover met de vaste commissie voor Financiën gesproken.

7

2012–2013

Motie Koolmees, Hijum over het tijdelijk verlagen van de kwartaalbedragen indien blijkt dat de cumulatie van maatregelen de kredietverlening negatief beïnvloedt.

Kamerstukken II, 33 227, nr. 10

Voldaan. De Minister van Financiën heeft de Tweede Kamer op 18 december 2014 een brief gestuurd over het cumulatieve effect van verschillende maatregelen op de bankensector (Kamerstukken II, 2014–2015, 32 013, nr. 92)

8

2013–2014

Verzoekt de regering, erop toe te zien dat banken hun kredietverlening op peil houden en hun kapitaalpositie alleen mogen versterken door kostenreductie, winstinhouding en aandelenemissies.

Kamerstukken II, 2013–2014, 32 013, nr. 73

Het kabinet houdt doorlopend de ontwikkelingen m.b.t. de kredietverlening in de gaten. DNB/ECB ziet daarnaast toe op het feit dat banken op duurzame wijze hun kapitaalposities versterken.

9

2013–2014

Motie Klaver over sneller terugdringen van de particuliere schuldenberg met verzoek uiterlijk september 2014 aan de Kamer te rapporteren.

Kamerstuk 21 501-07-1141.

Voldaan. In de miljoenennota 2015 is ingegaan op dalende private schulden en enkele maatregelen die getroffen zijn (Kamerstukken II, 2014–2015, 34 000, nr.2 vanaf blz 25 van de bijlage).

10

2013–2014

Motie-Nijboer over een onderzoek regelgeving voor de verzekeringssector.

Kamerstuk 33 760, nr. 28 (AFB).

Voldaan. Op 5 maart 2015 is het commissierapport «Nieuw leven voor verzekeraars» naar de Tweede Kamer gestuurd. (Kamerstukken II, 2014–2015, 32 013, nr. 96). Daarnaast is op 29 mei 2015 de kabinetsreactie op het rapport van de Commissie Verzekeraars aan de Tweede Kamer gestuurd (Kamerstukken II 2014/15, 32 013, nr. 101).

11

2014–2015

Onderzoek laten uitvoeren naar de verhouding tussen de aanpassing van de berekening van de vereveningsbijdrage, de hoogte van de minimumsolvabiliteit voor de individuele zorgverzekeraar en de gevolgen voor de zorgpremie.

Kamerstukken II, 2014–2015, 34 100, nr. 9

Voldaan. Op 2 juli 2015 heeft de Minister van Financiën samen met de Minister van VWS aan de Tweede Kamer hierover een brief gestuurd (Kamersukken II, 2014/15, 29 689, nr. 640).

12

2014–2015

Constaterende dat de Nederlandsche Bank heeft voorgesteld een bovengrens aan de omvang van banken te stellen; verzoekt de regering, te onderzoeken op welke wijze deze bovengrens kan worden vormgegeven.

Kamerstukken II, 2014–2015, 33 532, nr. 41

Voldaan. In de kamerbrief van 1 juni 2015 is ingegaan op de Nederlandse inzet om te komen tot een afwikkelbaarheids- en financiële stabiliteitstoets voor de toezichthouder om daarmee megabanken te voorkomen (Kamerstukken II 2014/15, 21 501-07, nr. 1261).

13

2014–2015

Verzoekt de regering, de ontwikkeling van de financiële positie van Vivat de komende maanden te monitoren en de Kamer daarover te informeren.

Kamerstukken II, 2014–2015, 33 532, nr. 42

Voldaan. De Minister van Financiën heeft de Tweede Kamer op 10 juli 2015 en 26 juli 2015 met een tweetal Kamerbrieven geïnformeerd over het verkoopproces van verzekeringsgroep REAAL.

14

2014–2015

Met de banken in gesprek te gaan over de continuering van hun IBAN-omnummerservice.

VAO Betalingsverkeer 20 mei 2015 (Kamerstukken II, 2014/15, 27 863, nr. 61)

Afgehandeld. In de aanbiedingsbrief bij de Jaarrapportage 2014 van het Maatschappelijk Overleg Betalingsverkeer d.d. 3 juli 2015 is de Tweede Kamer geinformeerd dat de Betaalvereniging recent als service naar consumenten toe, op de website www.overopiban.nl een IBAN-omrekentool ingericht heeft (Kamerstukken II 2014/15, 27 863 nr. 63).

15

2014–2015

Om in overleg met de sector te treden om zo snel mogelijk betaaltransacties doorlopend te verwerken.

VAO Betalingsverkeer 20 mei 2015 (Kamerstukken II, 2014/15, 27 863, nr. 62)

Voldaan. In de aanbiedingsbrief bij de Jaarrapportage 2014 van het Maatschappelijk Overleg Betalingsverkeer d.d. 3 juli 2015 is de Tweede Kamer op de hoogte gesteld van het plan van de Betaalvereniging om binnen vier jaar realtime betalingsverkeer mogelijk te maken (Kamerstukken II 2014/15, 27 863 nr. 63).

16

2014–2015

Verzoekt de regering om te waarborgen dat Nederlandse financiële ondernemingen voldoen aan de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen.

AO Duurzaam Bankieren 8 juni 2015 (Kamerstukken II, 2014/15, 34 101, nr. 10)

Voldaan. Deze motie is ondersteuning van het beleid. (Kamerstukken II, 2014–2015, 34 101, nr. 10)

17

2011–2012 (EK)

In deze motie wordt de regering verzocht in de EU met voorrang na te streven dat er een volwaardige Europese toezichthouder op banken ontstaat.

Kamerstukken I, 2011–2012, 33 000 M

Voldaan. De Eerste Kamer is per brief d.d. 29 juni 2015 geinformeerd dat met de indiening van het wetsvoorstel ter implementatie van de verordening bankentoezicht (Handelingen I, 2014–2015, 34 049, nr. A.) aan deze motie is voldaan.

18

2014–2015

verzoekt de regering, ervoor te zorgen dat kleinere partijen bij de uitwerking in de ministeriële (toezichtkosten)regeling meer worden ontzien bij het vaststellen van de nieuwe, hogere tarieven; verzoekt de regering tevens, de Tweede Kamer over de ministeriële (toezichtkosten)regeling te informeren.

Kamerstukken II 2014/15, 33 957, nr. 9

Voldaan. Brief van de Minister aan de Tweede Kamer over de Regeling bekostiging financieel toezicht 2015 (Kamerstukken II, 2014–2015, 33 400, nr. AE)

19

2013–2014

Verzoek om zo snel mogelijk tot een grotere toepassing van huidige initiatieven te komen en deze aan te vullen met meer aandacht in de accountantsverklaring voor de gekozen methodiek van de controle.

Kamerstukken II, 2013/14, 32 681, nr. 8.

Voldaan. De NBA heeft een uitgebreider model van de accountantsverklaring – voor OOB-controles – vastgesteld, die geldt vanaf 15 december 2014 (en wordt toegepast vanaf de controles over het boekjaar 2014). De implementatie van nadere Europese eisen aan de accountantsverklaring krijgt daarnaast de komende anderhalf jaar zijn beslag als gevolg van de implementatie en inwerkingtreding van Richtlijn 2014/56/EU tot wijziging van Richtlijn 2006/43/EG betreffende de wettelijke controles van jaarrekeningen en geconsolideerde jaarrekeningen en verordening 537/2014 betreffende speciefieke eisen voor de wettelijke controles van financiele overzichten van organisaties van openbaar belang. Daarnaast zal aan deze (algemene) opdracht in internationaal verband gewerkt blijven worden.

20

2013–2014

Verzoek om met de accountancysector in gesprek te gaan met als doel om deze tegelijk met de rapportage van de AFM in september met voorstellen te laten komen en de Tweede Kamer daarover te informeren.

Kamerstukken II, 2013/14, 32 681, nr. 9.

Voldaan. Minister verwijst in zijn brief aan TK van 25 september 2015 naar het NBA-rapport (Kamerstukken II 2014/15, 33 977, nr. 2)

21

2014–2015

Motie-Slob c.s. over toevoegen van € 40 miljoen aan het budget voor de toelage huishoudelijke hulp

Kamerstuk 34 000, nr. 19.

Afgerond. Zie Voorjaarsnota 2015 (Kamerstuk 34 210 nr. 1, p. 53).

22

2014–2015

Motie-Van Odijk c.s. over de inzet van extra financiële middelen voor de versterking van diplomatieke capaciteit.

Kamerstuk 34 000, nr. 22.

Afgerond. Zie amendement Kamerstuk 34 000-V, nr. 15.

23

2014–2015

Motie Harbers, verzoekt de regering om met ingang van 1 januari 2015 de Tweede Kamer voorafgaande aan de start van een beleidsdoorlichting te informeren over de opzet en vraagstelling en de Tweede Kamer de mogelijkheid te geven invloed uit te oefenen op de opzet en vraagstelling.

Kamerstuk 34 000, nr. 36

Afgerond bij brief van de Minister van Financiën van 19 november 2014 (Kamerstuk 34 000, nr. 52). Uitwerking op verzoek van de commissie voor de Rijksuitgaven aangepast bij brief van de Minister van Financiën op 27 mei 2015 (Kamerstuk 34 000, nr. 59).

24

2014–2015

Het verlengen van de overgangstermijn voor de centrale Wft-examinering met één jaar tot 1 januari 2017.

VSO over de stand van zaken centrale Wft-examering (Kamerstukken II 2014/15, 32 545 nr. 29)

De overgangstermijn zal zo spoedig mogelijk in wet- en regelgeving worden aangepast.

Moties waarvan de uitvoering nog niet is afgerond

 

Vergaderjaar

Omschrijving van de motie

Vindplaats

Stand van zaken / planning

1

2011–2012

Motie Harbers/Plasterk Blanksma-van den Heuvel/Koolmees/Braakhuis- verzoekt de regering, bij voorgenomen verhoging of wijziging van het maatschappelijk kapitaal van het ESM deze verhoging of wijziging vooraf door instemming aan de Tweede Kamer voor te leggen middels een wijzigingsverdrag en eventueel vereiste suppletoire begroting; verzoekt de regering tevens bij een opvraging van het Nederlandse niet-gestorte kapitaal door enig orgaan binnen de ESM deze opvraging voor te leggen aan de Tweede Kamer.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2011–2012, 33 221, nr. 11.

Dit is tot nu toe niet aan de orde geweest.

2

2012–2013

Europese Raad. Motie Slob, Van Haersma Buma over het opstellen van exit-condities.

Kamerstukken II, 21 501-20, nr. 721.

De motie wordt beschouwd als ondersteuning van beleid en komt aan de orde ten tijde van een verdragswijziging.

3

2012–2013

Raad voor Economische en Financiële Zaken. Motie Hijum, Klaver, Dijkgraaf, Merkies, Krol, Koolmees, Harbers, Nijboer over een effectieve aanpak van belastingontduiking als één van de harde voorwaarden te hanteren bij het beoordelen van de inspanningen van Griekenland en de besluitvorming over mogelijk aanvullende maatregelen.

Kamerstukken II, 21 501-07, nr. 965.

In de Kamerbrieven over de voortgangsmissies van het Griekse steunprogramma is aandacht besteed aan de ontwikkelingen op het gebied van belastingontduiking. Op 11 juni 2014 jl. is er een brief aan de Tweede Kamer gestuurd over de stand van zaken van de hervormingen bij de Griekse Belastingdienst (Kamerstuk 21 507-07, nr. 1157). Bij de terugkerende evaluatie van het steunprogramma van Griekenland zal een effectieve aanpak van belastingontduiking worden meegenomen in de beoordeling van de inspanningen van Griekenland en de besluitvorming over mogelijk aanvullende maatregelen.

4

2012–2013

Europese Raad. Verheijen over de extra claim op Nederland en andere landen vanwege de tweede aanvullende begroting.

Kamerstuk 21 501-20, nr. 790.

Bij de onderhandelingen over het MFK 2014–2020 met het Europees Parlement (EP) is ook de aanvullende begroting 2013 aan de orde geweest. Dit heeft, ondanks Nederlandse inspanningen, echter niet tot een gewijzigde aanvullende begroting geleid. Nederland heeft bij de formele stemming over de twee aanvullende begrotingen van respectievelijk € 7,3 mld. en € 3,9 mld. tegengestemd. Er was rekening mee gehouden dat het heel moeilijk zou zijn deze aanvullende begrotingen tegen te houden. Er was daarom in de afdrachtenraming alvast rekening mee gehouden. Hervorming van de begrotingssystematiek staat op de agenda tijdens het Nederlands voorzitterschap.

5

2012–2013

Raad voor Economische en Financiële Zaken. Nijboer/Klaver – roept de regering op de Trojka te verzoeken bij de terugkerende evaluatie van het leningenprogramma voor Cyprus te rapporteren over de sociaaleconomische situatie.

Kamerstuk 21 501-07, nr. 1039.

Bij de terugkerende evaluatie van het steunprogramma van Cyprus zal de stand van zaken wat betreft de maatregelen op sociaaleconomisch vlak worden geëvalueerd. De uitkomst hiervan wordt betrokken bij de evaluaties.

6

2014–2015

Motie Koolmees/Klaver verzoekt de regering om verslag uit te brengen aan de Tweede Kamer en een kabinetsreactie bij te voegen over de bevindingen en aanbevelingen van de werkgroep Monti

21 501-07 nr. 1195

Het rapport wordt naar verwachting in 2016 opgeleverd. Dan zal het kabinet met een reactie komen.

7

2014–2015

Motie Nijboer/ Harbers verzoekt de regering, zich in te spannen voor een betere manier van begroten door de Europese Unie.

21 501-07 nr 1194

Het kabinet zal tijdens het Nederlands voorzitterschap voorstellen presenteren voor een meer transparante begrotingssystematiek en beter voorspelbare EU-afdrachten

8

2012–2013

De Kamer te informeren over de toekomstplannen voor ABN AMRO en SNS bank.

Kamerstukken II 2012/13, 33 532, nr. 14

In behandeling. De Kamer is per brief van 23 augustus 2013 (Kamerstuk 32 013, nr. 36) en 22 mei 2015 (Kamerstuk 31 789, nr. 64) geïnformeerd over de verkoop van ABN AMRO. Met betrekking tot de toekomst van SNS Bank is NLFI gevraagd om medio 2016 advies uit te brengen.

9

2013–2014

Motie Van Hijum en Nijboer verzoekt de regering om te onderzoeken op welke wijze het nutskarakter van SNS het beste kan worden geborgd.

Kamerstukken II 2013/14, 32 013, nr. 45.

In behandeling. De Minister zal hierop terugkomen bij de Kamer met zijn plannen voor SNS Bank.

10

2013–2014

Motie Nijboer verzoekt de regering in overweging te nemen ook een beschermingsconstructie voor ASR in het leven te roepen ten behoeve van de stabiliteit van ASR (de Minister heeft in het VAO toegelicht dat hij het zal overwegen, maar niet om een overname tegen te gaan).

Kamerstukken II 2013/14, 32 013, nr. 47.

In behandeling. De Minister zal hierop terugkomen wanneer bij de Kamer informeert over de verkoop van ASR.

11

2014–2015

Bij een sobere en dienstbare bank hoort een beheerst beloningsbeleid; verzoekt de regering, in de nieuwe statuten van de bank op te laten nemen dat ABN AMRO een beheerst beloningsbeleid voert

Kamerstukken II 2014/15, 31 789, nr. 70.

In behandeling.

12

2014–2015

Motie en toezegging: mede opdrachtgeverschap naar interne controls en cultuur bij NS

Motie Van Veldhoven en De Boer (28 165 nr.  202) Stenogram AO Spoor 9-6-2015

In behandeling. Onderzoek van 2015 wordt naar verwachting in het najaar afgerond.

13

2014–2015

De Kamer informeren over de voortgang van de verbetermaatregelen middels een halfjaarlijkse voortgangsrapportage tot het moment dat interne procedures van NS op orde zijn.

Motie Van Veldhoven (28 165 nr.  201)

In behandeling

14

2014–2015

Onderzoeken in hoeverre de geldende wet- en regelgeving moet worden verduidelijkt, zodat voor alle vervoerders helder is welke goederen, diensten en informatie NS of NS-dochters bij aanbe-stedingen en concessies van regionale lijnen dienen te leveren,

Motie Van Tongeren (28 165 nr. 208)

In behandeling

15

2014–2015

Onderzoek van Financien inzake positie NS. IenM en Financien schrijven hierover een notitie. Waar nodig wordt dit aangevuld met extern onderzoek.

De motie van de leden De Boer Van Veldhoven (nr. 213) en de motie Dik-Faber en Hoogland (nr. 214).

In behandeling. In het najaar ronden I&M en Financien een gezamenlijke notitie af.

16

2011–2012

Motie Van Vliet over een wettelijke regeling vergelijkbaar met Volcker Rule.

Kamerstukken II, 2011–2012, 31 980, nr. 64.

In behandeling. Op dit moment wordt in EU verband onderhandeld over een verordening waarvan een regeling vergelijkbaar met de Volcker rule deel uitmaakt. Hierover is op 7 maart 2014 een BNC fiche naar de Kamer gezonden (Kamerstukken II, 2013/14, 22 112, nr. 1809 en 1810). Op 19 juni 2015 heeft de Raad van ministers een akkoord bereikt over de verordening. Hierna volgen de onderhandelingen met het Europees Parlement (triloog).

17

2011–2012

Motie Blanksma-van den Heuvel c.s. over niet investeren in risicovolle beleggingscategorieën.

Kamerstukken II, 2011–2012, 31 980, nr. 67.

In behandeling. Op dit moment wordt in EU verband onderhandeld over een verordening waarvan restricties aan risicovolle beleggingen door banken deel uitmaken. Hierover is op 7 maart 2014 een BNC fiche naar de Kamer gezonden (Kamerstukken II, 2013/14, 22 112, nr. 1809 en 1810). Op 19 juni 2015 heeft de Raad van ministers een akkoord bereikt over de verordening. Hierna volgen de onderhandelingen met het Europees Parlement (triloog).

18

2012–2013

Oprichting Stichting Depositogarantiefonds. Motie Graus over een risicolabel voor banken.

Kamerstukken II, 33 227, nr. 9

In behandeling. De (concept)afspraken tussen DNB en de banken om een uniforme set van kerngegevens over banken op de website van DNB te publiceren, bevinden zich in een afrondende fase. Naar verwachting kan eind 2015 voor het eerst tot publicatie worden overgegaan. DNB heeft in de Wetgevingsbrief 2015 aangegeven de met de banken gemaakte afspraken wettelijk te willen verankeren. In reactie hierop heeft de Minister van Financien aangeven hiertoe indien nodig bereid te zijn (zie Kamerstukken II, 2014–2015, 32 545, nr 32).

19

2013–2014

Motie Nijboer c.s. over het verzoek aan de regering zich hard te maken in Europa voor het meewegen van de risico’s van staatsobligaties in de kapitaaleisen.

Kamerstukken II, 33 849, nr. 8.

In behandeling. Het kabinet brengt dit onderwerp onder de aandacht in verschillende gremia in Europa. Het kabinet heeft tevens doorlopend contact met de toezichthouder (De Nederlandsche Bank) over hoe zij dit onderwerp in Europese en internationale toezichtsfora naar voren kan brengen.

20

2013–2014

Motie Nijboer c.s. die zich uitspreekt over het feit dat de leverage ratio van 4% als backstop voor Europese systeemrelevante banken als beginpunt en niet als eindpunt van de discussie moet worden gezien.

Kamerstukken II, 32 013, nr. 62.

De 4% leverage ratio wordt op dit moment in Nederland geïmplementeerd en de Tweede Kamer is in december 2014 hierover geinformeerd (Kamerstukken II 2014/15, 32 013, nr. 91). Het kabinet zal de 4% leverage ratio daarnaast ook in Europa bepleiten tijdens onderhandelingen over de leverage ratio (uiterlijk 2016).

21

2014–2015

Verzoekt de Nederlandse regering, zich in te zetten voor een zeer stringent beleid als het gaat om het afgeven van een verklaring van geen bezwaar voor bankenfusies die megabanken tot gevolg hebben.

Kamerstukken II, 2014–2015, 33 532, nr. 43

In behandeling. In de Kamerbrief van 1 juni 2015 is ingegaan op de Nederlandse inzet om te komen tot een stringent beleid ten aanzien van fusies en overnames in de Europese bancaire sector ((Kamerstukken II 2014/15, nr. 1261).

22

2010–2011

Motie nr. 28. Zorgen dat nummerportabiliteit zo snel mogelijk wordt ingevoerd en de Kamer voor het zomerreces informeren over de stappen die hiertoe worden genomen.

Kamerstukken II 2010/11, 31 980, nr. 46.

Middels de brief van 7 maart 2012 is de Tweede Kamer op de hoogte gesteld van de kabinetsreactie t.a.v. het groenboek van de EC getiteld.

«Naar een geïntegreerde Europese markt voor kaart-, internet- en mobiele betalingen» (Kamerstukken, 2011/12, 22 112, nr. 1375). Hierin heeft Nederland nogmaals een oproep gedaan aan de Europese Commissie om te bekijken welke mogelijkheden op termijn bestaan voor de invoering van nummer-portabiliteit. Nederland heeft in ambtelijke Europese overleggen meerdere keren gepleit voor een onderzoek naar Europese nummerportabiliteit. Daarnaast zal de Europese Commissie – mede op verzoek van Nederland – vijf jaar na inwerkingtreding van de richtlijn (2019) betreffende de vergelijkbaarheid van de in verband met betaalrekeningen aangerekende vergoedingen, het overstappen naar een andere betaalrekening en de toegang tot betaalrekeningen met basisfuncties, een rapport uitbrengen aan de Raad en het parlement. Hierin zullen onder andere de kosten en baten van nummerportabiliteit binnen de EU worden onderzocht.

23

2014–2015

Nijboer (PvdA): verzoekt de boetes voor het niet naleven van de bepalingen in art. 1:113, 1:114, eerste en tweede lid, 1:117, eerste tot en met derde lid, 1:118, 1:119 en 1:120, eerste en tweede lid, te verhogen naar boetecategorie 3. Verzoekt tevens, bij een herziening van het boetestelsel in de Wft de boetes te verhogen voor alle overtredingen van bepalingen uit deze wet, waarbij de hoogte van de omzet van de overtreder van invloed is op de hoogte van de boete.

Kamerstukken II, 2014/15, 33 964, nr. 32.

Het eerste deel van de motie is uitgevoerd (28-11-2014, Stb. 2014, 524.). In het Wijzigingsbesluit financiële markten is aan de genoemde artikelen de boetecategorie 3 toegekend. Het tweede deel wordt meegenomen bij de evaluatie van het boetestelsel die in 2015 zal plaatsvinden. Ook wordt rekening gehouden met het tweede deel van de motie bij de implementatie van de Verordening marktmisbruik, waarbij wordt voorgesteld om een omzetgerelateerde boete in te voeren voor ernstige overtredingen van de Wft.

24

2014–2015

Motie Merkies en Omtzigt: verzoekt de regering, in Europees verband te pleiten voor het vastleggen van controlebevoegdheden voor de Europese Rekenkamer over de ECB zoals de Algemene Rekenkamer die in Nederland over DNB had en de Kamer voor de zomer over de uitkomst te informeren.

Kamerstukken II 2014/15, 34 049, nr 15

Door middel van de brief van 30 juni 2015 (Kamerstukken II, 2014/15, 34 049, nr. 16) is de TK geinformeerd over de wijze waarop de Minister van Financien invulling zal geven aan deze motie. De Minister zegt toe om in het kader van de evaluatie van het SSM bij de EC aandacht te vragen voor de vraag of de Europese rekenkamer adequate bevoegdheden heeft.

25

2014–2015

Bij wet- en regelgeving (ook in lagere regelgeving) nadrukkelijker rekening te houden met het proportionaliteitsbeginsel en dus met de aard, omvang, complexiteit en risico's van kleine financiële instellingen.

Kamerstukken II 2014/15, 34 100, nr. 12

Dit is een doorlopende toezegging.

26

2014–2015

De toezichtkosten nog eens kritisch onder de loep te (laten) nemen, met als insteek de toezichtkosten voor kredietunies substantieel te verlagen en waar mogelijk de toezichtkosten voor kredietunies te differentiëren naar grootte, en de Tweede Kamer daarover te rapporteren voor 1 juni 2015.

Kamerstukken II, 2014/15, 33 949, nr 15

In brief aan de TK d.d. 1 juni 2015 is ingegaan op deze motie en is toegezegd dat in de toelichting op de regeling in het eerste jaar dat er vergunninghoudende kredietunies zijn op de motie wordt ingegaan. (Kamerstukken II, 2014/15, 33 400, nr. AE)

27

2014–2015

Te onderzoeken in hoeverre de privacy, door nieuwe ontwikkelingen in de markt van het betalingsverkeer, wordt geraakt en in hoeverre de Wet bescherming persoonsgegevens nog afdoende bescherming biedt om de privacy van rekeninghouders te garanderen.

VAO Betalingsverkeer 20 mei 2015 (Kamerstukken II, 2014/15, 27 863, nr. 60)

In behandeling.

28

2014–2015

Verzoekt de regering om in samenwerking met de banken een protocol op te stellen waarin wordt vastgelegd welke rechten spaarders hebben om inzicht te krijgen in de manier waarop hun spaargeld bij hun bank is belegd.

AO Duurzaam Bankieren 8 juni 2015 (Kamerstukken II, 2014/15, 34 101, nr. 10)

Uitvoering van deze motie is nog voorwerp van overleg met stakeholders.

29

2013–2014

Verzoek om de termijn voor verplichte kantoorroulatie zo snel mogelijk in de Nederlandse wetgeving vast te stellen op tien jaar (in combinatie met een termijn voor partnerroulatie na vijf jaar en een afkoelingsperiode van vier jaar).

Kamerstukken II, 2013/14, 32 681, nr. 5

De Minister heeft in het VAO Accountancy van 20 mei 2014 aangegeven dit een verstandige motie te vinden.

N.B. In de nota n.a.v. het verslag W5 wordt aangegeven:

«De in artikel 68 onder Ba van de Wet op het accountantsberoep opgenomen verplichte acht-jaarlijkse kantoorroulatie treedt officieel in werking per 1 januari 2016. De regering zorgt er voor dat uiterlijk op 1 januari 2016 de in het betreffende artikel opgenomen periode van acht jaar is aangepast naar tien jaar. Deze wijzigingsopdracht is opgenomen in de Wijzigingswet fm 2016 (die later dit jaar aan TK wordt gezonden ter behandeling).

30

2014–2015

Nijboer (PvdA): Verzoekt de regering streng op misbruik van het plafond van gemiddeld 20% te controleren en in geval van meer dan incidenteel misbruik de uitzondering uit de wet te verwijderen.

Kamerstukken II, 2014/15, 33 964, nr. 31.

Dit wordt meegenomen bij de evaluatie eind 2017. Tot de evaluatie wordt de Kamer jaarlijks geïnformeerd over onder andere dit aspect van de wet in de praktijk.

31

2014–2015

De Vries (VVD): Verzoekt de regering mogelijke negatieve gevolgen van een ongelijk speelveld in Europa voor financiële ondernemingen of het vestigingsklimaat in Nederland te monitoren en de Kamer hierover jaarlijks te informeren.

Kamerstukken II, 2014/15, 33 964, nr. 34.

Dit wordt meegenomen bij de evaluatie eind 2017. Tot de evaluatie wordt de Kamer jaarlijks geïnformeerd over onder andere dit aspect van de wet in de praktijk.

32

2014–2015

Van Hijum (CDA): Verzoekt de regering zich op Europees niveau in te spannen voor een aanscherping van de regels voor variabele beloningen.

Kamerstukken II, 2014/15, 33 964, nr. 35.

Op relevante momenten zal het kabinet op Europees niveau aandacht blijven vragen voor aanscherping van de regelgeving met betrekking tot variabele beloningen.

33

2014–2015

Bij de volgende AFM-rapportage een totaaloverzicht aan de Kamer te doen toekomen waarin per verzekeraar wordt aangegeven hoeveel woekerpolissen zijn afgesloten en in hoeveel gevallen nog geen oplossing is geboden.

VAO Beleggingsverzekeringen 20 mei 2015 (Kamerstukken II, 2014/15, 29 507, nr. 135)

De Kamer wordt in het najaar van 2015 geïnformeerd naar aanleiding van de meting van de AFM deze zomer.

34

2014–2015

Het zo snel mogelijk – ruim voor eind 2015 – in de wet- en regelgeving regelen van een hardheidsclausule c.q. ontheffingsmogelijkheid voor schrijnende gevallen, bijvoorbeeld bij langdurige of ernstige ziekte, in het kader van de centrale Wft-examinering.

VSO over de stand van zaken centrale Wft-examering (Kamerstukken II 2014/15, 32 545 nr. 30)

De AFM zal, in overleg met het Ministerie van Financiën en het CDFD, met een nadere invulling komen. Naar verwachting kan in het najaar van 2015 meer duidelijkheid worden gegeven.

Toezegging waarvan de uitvoering is afgerond

 

Vergaderjaar

Omschrijving van de toezegging

Vindplaats

Stand van zaken / planning

1

2009–2010

In het debat over het rapport Scheltema is toegezegd periodieke rapportages over de cultuuromslag bij DNB aan de Kamer te doen toekomen.

Het hoofdlijnendebat van 1 juli 2010.

In januari 2011 is de Tweede Kamer gerapporteerd over de aanpak van het Plan van Aanpak Cultuurverandering van DNB (Kamerstukken II 2010/11, 32 648, nr. 1 (bijlage)). Bij gelegenheid van de derde voortgangsrapportage inzake de aanbevelingen van de Tijdelijke commissie onderzoek financieel stelsel (Kamerstukken II 2011/12, 32 545, nr. 10) is aan de Kamer gemeld dat – indien zich relevante ontwikkelingen voordoen – daarvan aan de Kamer melding zal worden gemaakt.

2

2010–2011

De Minister heeft toegezegd jaarlijks de Kamer te informeren over zijn voornemens ten aanzien van wet- en regelgeving op het terrein van de financiële markten.

In de aanbiedingsbrief bij het rapport van de commissie Scheltema (Kamerstukken II, 2009/10, 32 432 nr. 1).

Vast gebruik geworden. De wetgevingsbrief voor 2015 is op 2 juli 2015 verstuurd aan de Tweede Kamer (Kamerstukken II, 2014/15, 32 545, nr. 32).

3

2011–2012

Toezegging om verzoek van het lid Blanksma-Van den Heuvel over de signaalmarge mee te nemen bij de uitwerking van de Wet Hof.

Plenair debat van 5 oktober 2011.

Afgerond. De Wet Hof is aangenomen in de Tweede Kamer en Eerste Kamer. Een wijziging van de Wet Hof is aangenomen op 4 juni 2015.

4

2011–2012

Toezegging tot schrijven van een brief na twee jaar inzake consumentenbescherming op de BES-eilanden.

Wetgevingsoverleg van 24 oktober 2011 (Kamerstukken II 2011/12, 32 782, nr. 7).

Voldaan. Brief van de Minister d.d. 22 april 2015 aan de Tweede Kamer (Kamerstukken II, 2014/15, 32 545, nr. 27)

5

2011–2012

Toezegging om de evaluatie van de Wta naar de Kamer te sturen.

AO van 27 oktober 2011.

Voldaan. Brief van de Minister aan de Tweede Kamer d.d. 25 september 2014 (Kamerstukken II 2014/15, 33 977, nr. 2)

6

2011–2012

Brief met de Staatssecretaris I&M over Nederlandse inzet in klimaatonderhandelingen na 2012.

AO Ecofin van 7 maart 2012.

De Staatssecretaris I&M heeft in 2012 de Kamer geïnformeerd over de uitkomsten van de Klimaatconferentie in 2012 (31 793, nr. 73) en in 2013 en in 2014 de Kamer voorafgaand aan de Klimaatconferenties de Kamer geïnformeerd over de Nederlandse inzet (31 793, nr. 79 en 93).

7

2011–2012

Toezegging om de Kamer te berichten hoe private equity kan worden vormgegeven en wat de consequenties zijn in het onderzoek naar de Volcker-rule.

Algemeen overleg op 28 maart 2012 inzake de brief van de Minister van Financiën d.d. 8 juli 2011 met de nota over nuts- en zakenbankactiviteiten (31 980, nr. 51) en de brief van de Minister van Financiën d.d. 6 maart 2012 met de vervolgnota over nuts- en zakenbankactiviteiten (31 980, nr. 59) (Kamerstukken II, 2011/12, 31 980, nr. 70).

Voldaan. De Minister van Financiën heeft op 7 maart 2014 een BNC fiche aan de Tweede Kamer gestuurd (Fiche 4: Verordening structuurhervormingen ter verbetering van de weerbaarheid van Europese banken, Kamerstukken II 2013/14, 22 112, nr. 1809 en 1810).

8

2011–2012

Toezegging om aandacht te besteden in de Miljoenennota over de opmerking van het lid Irrgang over dat bezuinigingen leidt tot lagere economische groei.

Debat over Voorjaarsnota, 5 juli 2012.

Afgerond. MN 2013 is gepubliceerd met inachtneming van deze toezegging.

9

2012–2013 (EK)

De Minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag/opmerking van het lid Ester (ChristenUnie), toe om te bezien hoe kansrijk het is om een gedrags- en integriteitscode onderdeel te laten zijn van de financiële code van het Europees bankentoezicht, zonder dat het proces wordt vertraagd of gecompliceerd door er nu nieuwe elementen in te brengen.

Handelingen I 2012/13, 33 400, nr. 8 – blz. 54.

Voldaan. Brief van de Minister aan de Eerste Kamer van 29 juni 2015 (Kamerstukken I, 2014/15, 33 400 AF)

10

2012–2013

Rapporteren aan de Tweede Kamer over de afspraken t.a.v. beloningen DNB.

Debat over SNS REAAL, 6 februari 2013.

Brief waarin gerapporteerd wordt over de beloningsafspraken t.a.v. de directie van DNB is op 10 april 2014 naar de TK gezonden (Kamerstukken II, 2014–2015, 30 111, 68).

11

2012–2013

Aan de orde blijven stellen van betalingen van salarissen in de bankensector.

Debat over SNS REAAL, 6 februari 2013.

Voldaan. Brief aan Tweede Kamer d.d. 17-04-2014 (Kamerstukken II, 2013/14, 32 013 nr. 53)

12

2012–2013

Kamer op de hoogte houden van resolutie- en reddingsplannen.

Debat over SNS REAAL, 6 februari 2013.

Voldaan. De Minister van Financiën heeft op 13 januari 2015 de Tweede Kamer de brief van De Nederlandsche Bank over de voortgang van het opstellen van afwikkelingsplannen voor de grootbanken gestuurd (Kamerstukken II, 2014/15, 32 013 nr. 93).

13

2012–2013

Brief naar de Tweede Kamer toesturen over vormgeving evaluatie SNS REAAL.

Debat over het rapport van de parlementaire enquêtecommissie De Wit n.a.v. de crisismaatregelen 2008/2009, 14 februari 2013 (Kamerstukken II, 2012/13, nr. 53).

Voldaan. De onafhankelijke evaluatie van het handelen van en de samenwerking tussen het Ministerie van Financiën en DNB inzake SNS REAAL is uitgevoerd door de heer mr. R.J. Hoekstra en de heer prof. dr. J.M.G. Frijns. Het kader waarbinnen de betreffende evaluatie wordt uitgevoerd is aan de Kamer toegelicht in Kamerstukken II, vergaderjaar 2012–2013. Het rapport is afgerond en verzonden aan de Kamer. (Kamerstukken II, 2012/13, 33 532, nr. 25)

14

2012–2013

De Tweede Kamer voor het einde van het jaar informeren over plannen voor ontvlechting en risicobeperking (reeds toegezegd in SNS debat).

Debat over het rapport van de parlementaire enquêtecommissie De Wit n.a.v. de crisismaatregelen 2008/2009, 14 februari 2013 (Kamerstukken II, 2012/13, nr. 53).

Voldaan. De Minister van Financiën heeft op 13 januari 2015 de Tweede Kamer de brief van De Nederlandsche Bank over de voortgang van het opstellen van afwikkelingsplannen voor de grootbanken gestuurd. (Kamerstukken II, 2014–2015, 32 013 nr. 93).

15

2012–2013

De Tweede Kamer bij voortduring informeren over Europees bankentoezicht, herstel en resolutie.

Debat over het rapport van de parlementaire enquêtecommissie De Wit n.a.v. de crisismaatregelen 2008/2009, 14 februari 2013 (Kamerstukken II, 2012/13, nr. 53).

Voldaan. De Kamer is frequent geïnformeerd over de relevante ontwikkelingen met betrekking tot de totstandkoming van het Europees toezicht, de harmonisatie van resolutie-instrumentarium en het SRM. (Zie bijvoorbeeld Kamerstukken II 21 501-07 nr. 1071).

16

2012–2013

In antwoord op de vraag over de Spaanse bank Bankia die 19 miljard zou hebben geleden (niet bevestigd), heeft de Minister toegezegd om de Kamer te informeren zodra de situatie in de Spaanse bankensector verslechtert.

AO van 28 februari 2013 – Kamerstukken 21 501-07, nr. 1027.

Het Spaanse bankenprogramma is afgerond.

17

2012–2013

Toezegging om de Kamer te informeren als er meer informatie is over middelen (bijvoorbeeld van EIB) die actief bijdragen aan economisch herstel in Cyprus.

AO van 4 april 2013 – Kamerstukken 21 501-07, nr. 1056.

De Kamer is hierover geinformeerd bij brief van 3 december 2014 (kenmerk BFB 2014-12218M).

18

2012–2013

Nederland zal het thema van de Europese begrotingssystematiek tijdens het Nederlandse voorzitterschap in 2016 op de agenda zetten.

Verslag van het verantwoordingsdebat 16 mei 2013.

Het thema van de Europese begrotingssystematiek staat op de agenda van het Nederlands voorzitterschap in 2016.

19

2012–2013

Toezegging om in volgende Voortgangsrapportage te rapporteren over verdeling van efficiencywinst tussen opdrachtgever en opdrachtnemer.

AO over PPS/DBFMO van 27 juni 2013.

Behandeld in Voortgangs-rapportage DBFM(O) 2014 (Kst. 28 753 nr. 36)

20

2013–2014 (EK)

Toezegging Niet inzetten van het sanctie-instrument uit de Wet Hof en indiening apart wetsvoorstel uitwerking amendement-Koolmees.

Handelingen I 2013–2014, nr. 10, item 10 en 13 (33 416, nr. 23).

Afgerond. Wetsvoorstel gepubliceerd in MN 2016.

21

2013–2014

De Minister zal onderzoeken hoe de kosten voor een beursgang laag te houden zijn.

Kamerstukken II 2013/14, 32 013, nr. 49.

Afgerond. De Kamer is per brief van 22 mei 2015 (Kamerstukken II 2014/15, 31 789, nr. 64) geïnformeerd over de voorgenomen verkoop van ABN AMRO met als bijlage een kostenonderzoek.

22

2013–2014

De Minister van Financiën zal waar mogelijk standaardproducten in de financiële sector stimuleren en samen met de stakeholders onderzoeken aan welke criteria een standaardproduct moet voldoen.

Algemene Financiële Beschouwingen, 16-17 oktober 2013 (Handelingen II 2013/14, nr. 8, item 4)

Voldaan. Brief van de Minister d.d. 13 maart 2015 aan de Tweede Kamer (Kamerstukken II, 2014/15, 32 013 nr. 98)

23

2013–2014

Toezegging om in oktober de Kamer te informeren over de ervaringen met het nieuwe vakbekwaamheidbouwwerk, de centrale examinering en de slagingspercentages.

Kamerstukken II 2013/14, 32 545, nr. 19.

Voldaan. Brief van de Minister aan de Tweede Kamer over de ervaringen met het nieuwe vakbekwaamheidbouwwerk, de centrale examinering en de slagingspercentages. (Kamerstukken II 2014/15, 32 545, nr. 22)

24

2013–2014

In de beantwoording van de Kamervragen van de leden Lucas en Aukje de Vries (25 april 2014) is een onderzoek toegezegd waarin het huidige toezichtkader voor crowdfunding onder de loep zal worden genomen en wordt bekeken of de huidige regelgeving nog beter op crowdfunding kan worden toegesneden.

Aanhangsel Handelingen II 2013/14, nr 1843.

Voldaan. Brief van de Minister van Financiën d.d. 19 december 2014 houdende het onderzoeksrapport van de AFM naar crowdfunding (Kamerstukken II 2014/15, 31 311, nr. 145). Daarnaast nog een brief van de Minister van Financiën d.d. 31 maart 2015 naar aanleiding van de kabinetsreactie op het onderzoeksrapport (Kamerstukken II, 2014/15, 31 311, nr 148)

25

2013–2014

Waarborgen afscheidbaarheid vitale publieke functies van banken.

AO Toekomst financiële sector (Kamerstukken II, 2013/14, 32 013, nr. 57).

Voldaan. De Minister van Financiën heeft op 13 januari 2015 de Tweede Kamer de brief van De Nederlandsche Bank over de voortgang van het opstellen van afwikkelingsplannen voor de grootbanken gestuurd. (Kamerstukken II, 2014/15, 32 013 nr. 93).

26

2013–2014

Kamerbrief over verzoek DNB als onderdeel van haar macro-prudentiële toezichtstaak zou moeten toezien of een bank niet te veel investeringen heeft in projecten die niet kunnen worden uitgevoerd zonder het milieu ernstig te beschadigen. DNB moet daarnaast over dit systeemrisico gaan rapporteren in het Overzicht Financiële Stabiliteit.

Algemeen overleg inzake de Kabinetsvisie Nederlandse bankensector d.d. 6 februari 2014 (Kamerstukken II 2013/14 32 013, nr. 35).

Voldaan. Aan deze toezegging is voldaan middels de brief d.d. 19 maart 2014 van de Minister van Financiën aan de Tweede Kamer (Kamerstukken II, 2014/15, 32 013, nr. 52). In deze brief geeft de Minister aan hoe DNB rekening houdt met blootstellingen aan specifieke sectoren. DNB heeft aangegeven dat het kredietrisico van financiële instellingen met betrekking tot CO2-intensieve sectoren niet buitensporig is.

27

2013–2014

Toezegging door de Minister van Financiën aan de heer Koolmees om een brief te sturen over de procedure, over het moment waarop de evaluatie van de Antonvenerichtlijn zal plaatsvinden en de invalshoek daarbij.

Algemeen overleg inzake de Kabinetsvisie Nederlandse bankensector d.d. 6 februari 2014 (Kamerstukken II 2013/14 32 013, nr. 35).

Voldaan. Middels de Kamerbrief van 1 juni 2015 is het nadere proces en de Nederlandse inzet t.a.v. een aanpassing van de Antonveneta-richtlijn toegelicht (Kamerstukken II 2014/15, 21 501-07, nr. 1261).

28

2013–2014

De Tweede Kamer informeren over het precieze aandeel van de Nederlands banken in de bankenheffing, zodra de Regering daar zelf over is geïnformeerd.

Algemeen overleg over de Ecofin-Raad d.d. 26 maart 2014 (Kamerstukken II 21 501-07, nr. 1151).

Voldaan. Zie hiervoor de Kamerbrief d.d. 13 november 2014 over bijdragen resolutiefonds (Kamerstukken II, 2014/15, 21 501-07, nr 1201)

29

2013–2014

De Tweede Kamer informeren over het onderhandelingsresultaat van de IGA zodra de teksten zijn afgerond en de Europese Raad hier ook over heeft kunnen spreken.

Algemeen overleg over de Ecofin-Raad d.d. 26 maart 2014 (Kamerstukken II 21 501-07, nr. 1151).

Voldaan. Zie hiervoor de Kamerbrief over de werking van het SRM en Memorie van Toelichting (Kamerstukken II, 2014/15, 21 501-07 nr. 1238)

30

2013–2014

Het informeren van de Tweede Kamer zodra de Regering inzicht heeft in het totaal aan lasten die op de banken afkomen (resolutiefonds, bankenheffing, kapitaaleisen). Hierbij moet ook beoordeeld worden of dit niet de kredietverlening in gevaar brengt.

Algemeen overleg over de Ecofin-Raad d.d. 26 maart 2014 (Kamerstukken II 21 501-07, nr. 1151).

Voldaan. De brief van 18/12/2014 aan de TK behandelt achtereenvolgens de belastingen en heffingen die banken moeten betalen, hun verwachte winstgevendheid, de nog benodigde

kapitaalversterking en het effect hiervan op de kredietverlening (Kamerstukken II, 2014/15, 32 013, nr. 92).

31

2013–2014

Toezegging om de motie van Van Vliet over de niet uit de balans blijkende verplichtingen onder de aandacht te brengen van de Minister van V en J.

VAO Accountancy van 20 mei 2014 (Handelingen II 2013/14, nr 84, item 27).

Voldaan. Brief van de Minister van Veiligheid & Justitie aan de Tweede Kamer d.d. 06-11-2014 (Kamerstukken II, 2014/15, 32 681, nr. 13)

32

2013–2014

Toezegging om de motie van de leden Van Hijum en De Vries over het in kaart brengen van de voor- en nadelen van het verhogen van de vrijstellingsgrens voor de verplichte controle van de jaarrekening door te geleiden naar zijn collega van V en J en hem te vragen daarop schriftelijk te reageren.

VAO Accountancy van 20 mei 2014 (Handelingen II 2013/14, nr 84, item 27).

Voldaan. In de brief aan TK d.d. 6 november 2014 heeft de Minister van Veiligheid & Justitie aangegeven in het betreffende wetsvoorstel een verhoging van de vrijstellingsgrens op te nemen. (Kamerstukken II, 2014/15, 32 681, nr. 13)

33

2013–2014

Onderdeel van de Schokproef overheidsfinanciën, die opgenomen wordt in de Miljoenennota 2015, zijn meerdere scenario’s over het effect van een hogere rente op de staatsschuld.

Verantwoordingsdebat, 28 mei 2014.

Afgerond. MN 2015 is gepubliceerd met inachtneming van deze toezegging.

34

2013–2014

In de Miljoenennota 2015 zal aandacht worden besteed aan schulden van overheid en burgers en aan de vermogenspositie van het mkb.

Verantwoordingsdebat, 28 mei 2014.

Afgerond. MN 2015 is gepubliceerd met inachtneming van deze toezegging.

35

2013–2014

In de Miljoenennota 2015 zal een stand van zaken worden gegeven over de mogelijkheden en de concrete stappen die wij willen zetten in open data, het ontsluiten van informatie, ook informatie die is verbonden met de begroting.

Verantwoordingsdebat, 28 mei 2014.

Afgerond. In het FJR 2014 wordt aangegeven dat binnen 5 jaar «open wat open kan» het adagium is voor de financiële kolom (zie FJR H4, blz. 60).

36

2013–2014

De informatie over subsidieontvangers wordt jaarlijks openbaar gemaakt op rijksbegroting.nl, daarbij rekening houdend met de privacy en bedrijfsvertrouwelijke gegevens.

Verantwoordingsdebat, 28 mei 2014.

Afgerond. In de Rijksbegrotingsvoorschriften is opgenomen dat deze informatie jaarlijks openbaar wordt. De bestanden over 2014 zijn opgeleverd door de departementen en gepubliceerd op de website www.rijksbegroting.nl/

37

2013–2014

Het is ook de intentie om meer verantwoordingsinformatie te ontsluiten. Dat gaat dan niet alleen om het ontsluiten van de rapportage maar ook de onderliggende data zodat mensen daar zelf in kunnen grasduinen, onderzoeken, et cetera.

Verantwoordingsdebat, 28 mei 2014.

Afgerond. In het FJR 2014 wordt aangegeven dat binnen 5 jaar «open wat open kan» het adagium is voor de financiële kolom (zie FJR H4, blz. 60).

38

2013–2014

De Minister van EZ zal reageren op vragen over de SDE+-heffing: welke praktisch hanteerbare evaluatiecriteria kunnen gehanteerd worden om de effectiviteit te monitoren. Ook wordt de Kamer geïnformeerd over de toetsing van de SDE-plusregeling aan de rijksregels en voorwaarden voor subsidieverstrekking, de fraudegevoeligheid en de wijze waarop de effectiviteit wordt beoordeeld.

Verantwoordingsdebat, 28 mei 2014.

Afgerond. Zie brief van de Minister van Economische Zaken op 11 november 2014 (Kamerstuk 31 239, nr. 180).

39

2013–2014

Bewindslieden zullen in het vervolg, als een beleidsdoorlichting vertraging oploopt, dit per brief melden aan de Kamer met de reden waarom er vertraging is en een toelichting op de stand van zaken.

Verantwoordingsdebat, 28 mei 2014.

Afgerond. Zie brief van de Minister van Financiën op 16 september 2014 (Kamerstuk 31 308, nr. 6).

40

2013–2014

Het onderzoek naar Crowdfunding dat door de AFM wordt uitgevoerd zal in het najaar van 2014 gereed zijn.

Algemeen overleg ter voorbereiding op de Ecofin-Raad d.d. 12 juni 2014 (Kamerstukken II 2013/14, 21 501-07, nr. 1168).

Voldaan. Brief van de Minister van Financiën d.d. 19 december 2014 houdende het onderzoeksrapport van de AFM naar crowdfunding (Kamerstukken II, 2014/15, 31 311, nr. 145). Plus een brief van de Minister van Financiën d.d. 31 maart 2015 naar aanleiding van de kabinetsreactie op het onderzoeksrapport (Kamerstukken II, 2014/15, 31 311, nr 148).

41

2013–2014

Er gaat een brief naar de Kamer waarin de systematiek rondom beleidsdoorlichtingen wordt toegelicht, inclusief de wijze waarop de planning verloopt en de afspraken die wij nu hebben gemaakt naar aanleiding van toezeggingen aan de Kamer dat departementen het ook tussentijds melden als zaken vertragen.

Wetgevingsoverleg Verantwoording Ministerie van Financiën over 2013, 18 juni 2014.

Afgerond. Zie brief van de Minister van Financiën op 16 september 2014 (Kamerstuk 31 308, nr. 6).

42

2013–2014

De Minister van Financiën stuurt het informatieprotocol naar de Kamer, voordat de nieuwe CW naar de Kamer gaat.

Debat over de Zesde wijziging van de Comptabiliteitswet 2001 (33 837), 18 juni 2014.

Afgerond. Het informatieprotocol is 23 februari 2015 naar de Tweede Kamer gestuurd (Kamerstuk 21 501-07, nr. 1241).

43

2013–2014

Open data: eerder is al toegezegd dat hierop wordt teruggekomen in de Miljoenennota 2015. Aan deze toezegging voegt de Minister nu toe dat er expliciet ingegaan zal worden op SZW en VWS, omdat zorg en sociale zekerheid de grootste uitgaven zijn.

AO Verantwoording, 26 juni 2014.

Afgerond. Is in de door Minister van BZK op 3 juni 2015 toegezonden kabinetsreactie op de twee trendrapporten open data van de Algemene Rekenkamer opgenomen (Kamerstuk 32 802, nr. 12). Tevens heeft het Ministerie van VWS de tweede voortgangsbrief op 7 mei jl. aan de Kamer gezonden (Kamerstuk 32 620, nr. 157).

44

2013–2014

Er komt een analyse van kleine subsidies (< 25.000 euro). Hierin wordt ingegaan op vragen zoals: Zijn er veel regelingen waarbij het om kleine bedragen gaat? Wat is het karakter van deze regelingen? Op basis van welk criterium vinden we dat het toch een landelijke regeling zou moeten zijn?

AO Verantwoording, 26 juni 2014.

Afgerond. De analyse van kleine subsidies is op 18 september 2014 naar de Tweede Kamer gestuurd (Kamerstuk 34 000-IX-6).

45

2013–2014

Er gaat een brief naar de Kamer over de nieuwe bevoegdheden én het gebruik daarvan door de Europese Commissie over fouten bij EU-fondsen. In deze brief wordt ook opgenomen:

• Hoe staat het met vermoedens van fraude?

• Vervolgens, welk deel van de vermoedens wordt onderzocht?

• Vervolgens, welke onderzoeken leiden tot vervolging?

• Wat zijn de oorzaken die ervoor zorgen dat veel fouten worden gemaakt?

AO Verantwoording, 26 juni 2014.

Afgerond. Kamerbrief is verzonden aan de Tweede Kamer op 18 december 2014 (Kamerstuk 21 501-03, nr. 84).

46

2013–2014

Er wordt een brief gestuurd over de besluitvorming over de huurtoeslag.

Voorjaarsnotadebat, 2 juli 2014.

Afgerond. Brief is op 20 augustus 2014 aan de Kamer verstuurd (Kamerstuk 27 926, nr. 230).

47

2013–2014

In de Miljoenennota wordt aandacht besteed aan gerichte maatregelen om de arbeidsmarkt verder te stimuleren en de werkgelegenheid te helpen aanjagen.

Voorjaarsnotadebat, 2 juli 2014.

Afgerond. In de MN 2015 is hierop ingegaan (hoofdstuk 2: Ruimte voor groei). De derde tranche van de sectorplannen werd hier ondermeer in besproken. In de MN 2016 is opnieuw aandacht besteed aan het stimuleren van de arbeidsmarkt.

48

2013–2014

Het SCP-onderzoek naar kinderopvang komt deze zomer

Voorjaarsnotadebat, 2 juli 2014.

Afgerond. Het SCP rapport 1 september 2014 verschenen: http://www.scp.nl/Publicaties/Allepublicaties/Publicaties2014/Krimpindekinderopvang. De uitkomsten worden meegenomen in de beleidsdoorlichting die in de tweede helft van 2015 wordt uitgebracht.

49

2013–2014

Bij de Miljoenennota 2015 zal de Kamer worden geïnformeerd over de inzet van de reservering van 0,6 miljard euro.

Voorjaarsnotadebat, 2 juli 2014.

Afgerond. MN 2015 is gepubliceerd met inachtneming van deze toezegging.

50

2013–2014

De aangepaste regeling periodiek Evaluatieonderzoek zal worden gepubliceerd in de Staatscourant.

Voorjaarsnotadebat, 2 juli 2014.

Afgerond. Deze regeling is op 25 september 2014 gepubliceerd in de Staatscourant (Staatscourant, 2014, 27142) en is ingegaan per 20 februari 2015.

51

2013–2014

Het SZA-kader wordt verlaagd.

Voorjaarsnotadebat, 2 juli 2014

Afgerond. MN 2015 is gepubliceerd met inachtneming van deze toezegging.

52

2013–2014

De Tweede Kamer stap voor stap informeren over de voortgang omtrent de coördinatie van structurele hervormingen op Europees niveau.

AO 2 juli 2014.

Coördinatie van structurele hervormingen is een doorlopend proces, maar de Kamer is op geëigende momenten geïnformeerd (Geannoteerde agenda’s voor de Eurogroep en Ecofinraad, Kamerbrieven naar aanleiding van de landenspecifieke aanbevelingen en het 5-presidentenrapport).

53

2013–2014

De Minister zal de implementatie van maatregelen in de gezondheidszorg in het Cypriotische steunprogramma op de voet volgen.

AO 2 juli 2014.

Kamer is hierover geinformeerd bij brief van 3 december 2014.

54

2013–2014

Toezegging om een analyse te maken van het cumulatieve effect van de verschillende heffingen op de financiële sector en de kredietverlening, op het moment dat van al deze heffingen de hoogte en vorm bekend is (naar verwachting eind 2014).

Kamerstukken II 2013/14, 33 653, nr. 11, item 4: verslag behandeling «Invoering van een tijdelijke heffing voor de bankensector»

Voldaan. De brief van de Minister d.d. 18-12-2014 behandelt achtereenvolgens de belastingen en heffingen die banken moeten betalen, hun verwachte winstgevendheid, de nog benodigde

kapitaalversterking en het effect hiervan op de kredietverlening (Kamerstukken II, 2014/15, 32 013, nr. 92).

55

2010–2011 (EK)

De Minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Doek (CDA), toe dat de regering haar nota over de wenselijkheid van het scheiden van zakenbank- en nutsbankactiviteiten (ringfencing), zoals naar de Tweede Kamer gezonden zal worden, gelijktijdig aan de Eerste Kamer zal doen toekomen.

Handelingen I 2010/11, nr. 26, item 5, blz. 31

Voldaan. De Nota Financiële stabiliteit, bescherming van spaargeld in het depositogarantiestelsel en het combineren van verschillende bancaire activiteiten binnen een bank is op 8 juli 2011 aan de EK gestuurd (Kamerstukken I, 2010/11, 32 036 E). Bij brief van 29 juni 2015 is de EK bevestigd dat aan deze toezegging reeds is voldaan.

56

2011–2012 (EK)

De Staatssecretaris van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen/opmerkingen van de leden De Grave en Ester, toe om – in het kader van de monitoring van de effecten van de bankenbelasting op de kredietverlening – waar mogelijk een uitsplitsing te maken tussen het geaggregeerde niveau van kredietverlening en de kredietverlening aan het mkb. De Staatssecretaris zal daarbij, samen met zijn collega van EL&I, ingaan op de preciezere cijfers voor het mkb en aangeven wat daaraan wordt gedaan door het kabinet en wat er mogelijk verder nog aan zou kunnen worden gedaan.

Handelingen I 2011/12, 33 121, nr. 36 – blz. 78–79

Voldaan. Uit analyse in de brief van de minister aan de Tweede Kamer «Cumulatieve effect van maatregelen bankensector» van 18 december 2014 blijkt dat huidige maatregelen, waaronder bankenbelasting, een gezonde kredietverlening, passend bij het huidige economische klimaat niet in de weg staan. (Kamerstukken II, 2014–2015, 32 013, nr. 92)

57

2012–2013 (EK)

De Minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag/opmerking van het lid Postema PvdA) toe de Eerste Kamer optimaal te blijven informeren over het tijdpad van de oprichting van een toekomstige bankenunie.

Handelingen I 2012/13, 33 400, nr. 8 – blz. 53

Voldaan. De Eerste Kamer is frequent geïnformeerd over de relevante ontwikkelingen met betrekking tot de totstandkoming van het Europees toezicht, de harmonisatie van resolutie-instrumentarium en het SRM. (Zie bijvoorbeeld Kamerstukken II 2012/13, 21 501-07 nr. 1071).

58

2014–2015 (EK)

De Minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Postema (PvdA), toe op zo kort mogelijke termijn een brief te doen toekomen over het beleid en de rol van DNB als toezichthouder op zorgverzekeraars.

Handelingen I 2014–2015, 34 100, nr. 8, item 9, blz. 57–58

Voldaan. Zie hiervoor de brief d.d. 25-02-2015 van de ministers van Financiën en VWS over de richtlijn Solvabiliteit II van zorgverzekeraars. (Handelingen I, 2014/15, 34 000 L)

59

2014–2015

Ik overleg met DNB en NVB of zij mogelijkheden zien om de administratieve lasten voor bedrijven te verminderen (gaat specifiek over driejaarlijkse taxaties vastgoed en de (on)mogelijkheid om de OZB-taxatie hiervoor te gebruiken)

AO Duurzaam Bankieren 10 december 2014 (Kamerstukken II, 2014/15, 32 013, nr. 94)

Voldaan. Zie hiervoor de beantwoording schriftelijke vragen van de TK over de resultaten van de Comprehensive Assessment (Kamerstukken II, 2014/15, 21 501-07 nr. 1232).

60

2013–2014

Een vraag aan DNB, die hier als prudentieel toezichthouder naar kijkt, om eens even op papier te zetten hoe het zit met de CO2-bubbels. Is er een concentratierisico van banken, pensioenfondsen en verzekeraars in sectoren waarin dit probleem zich zou kunnen openbaren? De Minister zal dan de opvatting van de toezichthouder aan de Kamer doorgeleiden.

Algemeen overleg inzake de Kabinetsvisie Nederlandse bankensector d.d. 6 februari 2014 (Kamerstukken II 2013/14, 32 013, nr. 35).

Voldaan. Aan deze toezegging is voldaan middels het op 15 september 2014 doorgeleiden van de brief van DNB over hun werkwijze rond concentratierisico’s (Kamerstukken II, 2014/15, 32 013, nr. 84). In deze brief geeft DNB een overzicht van de blootstellingen van Nederlandse financiële instellingen op CO2-intensieve sectoren.

61

2014–2015

Naar aanleiding van een vraag van Merkies (SP) gaf de Minister aan de kamer binnenkort te informeren over zijn beslissing m.b.t. de aftrekbaarheid van de SRF-bijdragen voor de v.p.b. Er is hierover nog geen standpunt ingenomen, omdat de uitvoering van andere lidstaten in de bankenunie van belang zal zijn, vanwege het waarborgen van het gelijke speelveld.

Algemeen overleg kredietverlening 5 februari 2015 (Kamerstukken II, 2014/15, 33 013, nr. 97)

Voldaan. De Minister van Financiën heeft tijdens het plenair debat van 10 juni 2015 over de overdracht van bijdragen aan het gemeenschappelijk afwikkelingsfonds de Tweede Kamer geïnformeerd over zijn besluit m.b.t. de aftrekbaarheid van de bijdragen aan het afwikkelingsfonds (Kamerstukken II, 2014/15, 34 155, nr.8).

62

2014–2015

Toezegging externe verificator aanstellen voor het Alvarez & Marsal onderzoek

Stenogram AO Spoor 9-6-2015

Uitgevoerd.

63

2011–2012 (EK)

De Minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Essers, toe om de omissie, waarbij een werkgever of de met die werkgever in een groep verbonden rechtspersoon die een hoofdkantoor in de EER heeft maar de zetel buiten de EER, uit te sluiten van de mogelijkheid – die de Herziene Prospectusrichtlijn biedt – om gebruik te maken van de vrijstelling, op korte termijn te repareren door middel van een aanpassing van de Vrijstellingsregeling WFT. Bij de eerst volgende gelegenheid zal artikel 5:3 van de Wft op dit punt worden aangepast.

Kamerstukken I 2011/12, 33 023, B, blz. 3

Voldaan. In 2012 is de Vrijstellingsregeling 2012 aangepast in afwachting van een wetswijziging. De wijziging van artikel 5:3 Wft is geschied per de Nota van Wijziging bij de Wijzigingswet financiële markten 2013. (Kamerstukken II, 2012/13, 33 236, nr. 7

64

2012–2013 (EK)

De Minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen/opmerkingen van de leden Knip (VVD), Postema (PvdA), Essers (CDA), Reuten (SP), Backer (D66), De Boer (GL), toe om een halfjaar vóór de door de Minister beoogde invoering van de verplichte kantoorroulatie op 1 januari 2016 in een brief aan de Eerste Kamer te rapporteren over de stand van zaken in Brussel en de voortgang op weg naar 1 januari 2016 in Nederland. Alleen wanneer er strijdigheid zou ontstaan tussen de Nederlandse en de Europese regelgeving zal de regering de onderhavige wet aanpassen.

Handelingen I 2012/13, 33 025, nr. 9 – blz. 37

Beantwoord in de Brief «Moties en Toezeggingen Eerste Kamer» d.d. 29 juni 2015.

65

2014–2015

Het kabinet stelt de komende 4 jaar een bedrag van in ieder geval € 1,5 mln. Beschikbaar voor de beveiliging van joodse instellingen. Ook gemeenten leveren een bijdrage. De Kamer zal eind deze maand uitvoeriger worden geïnformeerd over de beveiliging van joodse instellingen en de bijbehorende kostenverdeelsleutel, inclusief alle afspraken hierover (ook met joodse instellingen).

APB TK, 17 en 18 september 2014.

Afgerond. Zie brief van de Minister van BenJ van 10 oktober 2014 (Kamerstuk 29 754, nr. 268).

66

2014–2015

Het kabinet zal het probleem rond de bekostiging van het groene onderwijs voor de begrotingsbehandeling van EZ oplossen.

APB TK, 17 en 18 september 2014.

In de APB en de AFB heeft de Kamer aangegeven dat de 2% korting op de bekostiging van Groen onderwijs ongewenst is. Daartoe zijn amendementen (Harbers en Koolmees) aangenomen met als gevolg een verschuiving van € 10 mln. van OCW naar EZ voor het jaar 2015. Verder heeft EZ voor het jaar 2015 binnen de begroting van EZ een bedrag van € 5 mln. herschikt ten gunste van het begrotingsartikel 17 Groen onderwijs. In combinatie met de ingediende amendementen is daarmee de versobering voor 2015 ongedaan gemaakt. De Minister van Financiën heeft tijdens de AFB aangegeven dat het Kabinet de Tweede Kamer zal informeren over een oplossing voor de langere termijn. Het Kabinet is daarom voor wat betreft de periode na 2015 een extern onderzoek gestart naar het onderwijs bekostigd door EZ en het onderwijs bekostigd door OCW. De uitkomsten van dit onderzoek met de kabinetsreactie zullen bij Prinsjesdag 2015 aan de Tweede Kamer worden aangeboden.

67

2014–2015

Het Kabinet wil al in oktober – en niet in december – duidelijkheid over de extra mogelijkheden voor behoud van arbeidsplaatsen in de thuiszorg via de huishoudelijke hulptoelage. De Kamer zal hierover voor 1 oktober worden geïnformeerd.

APB TK, 17 en 18 september 2014.

Afgerond. Het Kabinet heeft uw Kamer op 3 oktober 2014 per brief geïnformeerd (Kamerstuk 29 282, nr. 205).

68

2014–2015

In de reactie op het komende Actal-rapport zal ik ook terugkomen op het «Deense model» van hypotheekverstrekking.

AO Duurzaam Bankieren 10 december 2014 (Kamerstukken II, 2014/15, 32 013, nr. 94)

Voldaan. Deze toezegging is behandeld in de kamerbrief «Hypotheekverstrekking in relatie tot verduurzaming van de woning» die de Minister voor Wonen en Rijksdienst op 12 juni 2015 naar de Tweede Kamer heeft gestuurd (Kamerstukken II, 2014/15, 32 847, nr 176

69

2014–2015

Minister van WenR stuurt op 10 december een schriftelijke reactie op de oproep van de Kamer om de Nibud-normen een jaar op te schorten.

Besluitenlijst van de procedurevergadering van dinsdag 9 december 2014, punt 9.

Voldaan. Deze toezegging is behandeld in een al eerder aangekondigde Kamerbrief en op 10 december 2014 naar de Kamer gezonden (Kamerstukken II, 2014/15, 32 847 nr. 133)

70

2014–2015

Wij informeren u over de voortgang van het opzetten van tuchtrecht voor bankiers.

AO Duurzaam Bankieren 10 december 2014 (Kamerstukken II, 2014/15, 32 013, nr. 94)

Voldaan. Op 27 maart 2015 is er een kamerbrief inclusief bijlagen (tuchtreglement en nota NVB over tuchtrecht) naar de Tweede Kamer gestuurd (Kamerstukken II 2014/15, 32 013, nr. 100).

71

2014–2015

In overleg met banken (NVB?) zullen we nader bekijken wat zij doen aan voorlichting over (voordelige) extra ruimte voor hypotheekfinanciering van het «verduurzamen» van woningen bij initiële verstrekking van de hypotheek en of ze daar meer aan zouden kunnen doen. Ik zal met Minister Blok opnemen of omtrent die ruimere mogelijkheden verder nog knelpunten zijn.

AO Duurzaam Bankieren 10 december 2014 (Kamerstukken II, 2014/15, 32 013, nr. 94)

Voldaan. Deze toezegging is behandeld in de kamerbrief «Hypotheekverstrekking in relatie tot verduurzaming van de woning» die de Minister voor Wonen en Rijksdienst op 12 juni 2015 naar de Tweede Kamer heeft gestuurd (Kamerstukken II, 2014/15, 32 847, nr 176

72

2014–2015

We gaan kijken naar boetes die worden opgelegd bij verkoop van de woning en volledige aflossing van de hypotheek gedurende een rentevastperiode.

AO Duurzaam Bankieren 10 december 2014 (Kamerstukken II, 2014/15, 32 013, nr. 94)

Voldaan. Deze toezegging is behandeld in de kamerbrief «Hypotheekverstrekking in relatie tot verduurzaming van de woning» die de Minister voor Wonen en Rijksdienst op 12 juni 2015 naar de Tweede Kamer heeft gestuurd (Kamerstukken II, 2014/15, 32 847, nr 176

73

2014–2015

OOB onderzoek is beschikbaar wanneer het wetsvoorstel met wettelijke maatregelen wordt behandeld.

AO Accountancy 13 november 2014 (Kamerstukken II, 2014/15, 33 977, nr. 5)

Voldaan. De TK is over de beleidsvoornemens n.a.v. het onderzoek geinformeerd bij brief van 26 juni 2015 (Kamerstukken II, 2014/15, 33 977, nr. 6)

74

2014–2015

Nijboer (PvdA) vond betere informatievoorziening over renteopslagen niet voldoende. Minister gaat kijken naar de willekeur bij renteopslagen. Hiervoor zal opnieuw met de AFM worden gesproken of klanten voldoende worden beschermd.

AO kredietverlening 5 februari 2015 (Kamerstukken II, 2014/15, 33 013, nr. 97)

Afgehandeld. Brief «Reactie schriftelijk overleg bijzonder beheer» van de Minister van Financiën aan de Tweede Kamer d.d. 9 juli 2015 (FM 2015/1104 M)

75

2014–2015

De Vries (VVD) geeft aan wel voor 1/1/16 inwerkingtreding van eventuele maatregelen te willen ten aanzien van de knelpunten bij crowdfunding. Minister informeert kamer in maart over voortgang van de implementatie van aanbevelingen. Mulder (CDA) vraagt de Minister om crowdfunding niet te snel op te tuigen.

AO kredietverlening 5 februari 2015 (Kamerstukken II, 2014/15, 33 013, nr. 97)

Voldaan. Brief van de Minister van Financiën aan de Tweede Kamer d.d. 31 maart 2015 (Kamerstukken II, 2014/15, 31 311, nr. 148)

76

2014–2015

De kamer informeren over AFM onderzoek naar bijzonder beheer in April 2015 op verzoek van Van Dijk (PVV).

AO kredietverlening 5 februari 2015 (Kamerstukken II, 2014/15, 33 013, nr. 97)

Voldaan. Brief d.d. 26 maart 2015 aan de Tweede Kamer (Kamerstukken II 2014/15, 31 311, nr. 146).

77

2014–2015

We gaan kijken naar het systeem in België waarbij maximaal drie maanden rentederving als boete moet worden betaald bij tussentijdse aflossingen.

AO kredietverlening 5 februari 2015 (Kamerstukken II, 2014/15, 33 013, nr. 97)

Voldaan. Deze toezegging is behandeld in de kamerbrief «Hypotheekverstrekking in relatie tot verduurzaming van de woning» die de Minister voor Wonen en Rijksdienst op 12 juni 2015 naar de Tweede Kamer heeft gestuurd (Kamerstukken II, 2014/15, 32 847, nr 176

78

2014–2015

AMvB z.s.m. in werking laten treden.

AO Beleggingsverzekeringen (Kamerstukken II, 2014/15, 29 507, nr. 136)

Voldaan. Het besluit van 7 juli 2015 tot wijziging van het Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft in verband met de invoering van regels met betrekking tot het aanzetten van cliënten met een beleggingsverzekering tot het maken van een weloverwogen keuze met betrekking tot die beleggingsverzekering is op 18 juli 2015 in werking getreden (Stb. 2015, 295).

79

2014–2015

Oproep aan Allianz om te spreken met belangenorganisatie van klanten

AO Beleggingsverzekeringen (Kamerstukken II, 2014/15, 29 507, nr. 136)

Voldaan. De Minister heeft tijdens het algemeen overleg de oproep aan Allianz gedaan om te spreken met belangenorganisatie van klanten. (Kamerstukken II, 2014/15, 29 507, nr. 136)

80

2014–2015

Transparantie over resultaten verzekeraars toevoegen in AMvB

AO Beleggingsverzekeringen (Kamerstukken II, 2014/15, 29 507, nr. 136)

Voldaan. Het besluit van 7 juli 2015 tot wijziging van het Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft in verband met de invoering van regels met betrekking tot het aanzetten van cliënten met een beleggingsverzekering tot het maken van een weloverwogen keuze met betrekking tot die beleggingsverzekering is op 18 juli 2015 in werking getreden (Stb. 2015, 295). In het besluit zijn transparantievoorschriften met betrekking tot de resultaten van verzekeraars opgenomen.

81

2014–2015

Oproep adviseurs (moreel) om openheid te bieden over verdiende provisie

AO Beleggingsverzekeringen (Kamerstukken II, 2014/15, 29 507, nr. 136)

Voldaan. De Minister heeft tijdens het algemeen overleg de adviseurs (moreel) opgeroepen om openheid te bieden over verdiende provisie. (Kamerstukken II, 2014/15, 29 507, nr. 136)

82

2014–2015

Beantwoording schriftelijk overleg Kapitaalmarktunie sturen voordat de reactie op het Groenboek naar de Commissie wordt gestuurd.

VSO Ecofin Eurogroep 23 april 2015 (Kamerstukken 21 501-07 nr. 1266)

Voldaan. De Minister heeft de vragen in een brief aan de Tweede Kamer van 6 mei 2015 beantwoord (Kamerstukken II 2014/15, 22 112 nr 1964).

83

2014–2015

Brief van Minister Blok over stimuleren van duurzaamheid in de woningbouwsector.

Notaoverleg over de initiatiefnota van het lid Merkies over duurzaam bankieren 8 juni 2015 (Kamerstukken II, 2014/15, 34 101)

Voldaan. Deze toezegging is behandeld in de kamerbrief «Hypotheekverstrekking in relatie tot verduurzaming van de woning» die de Minister voor Wonen en Rijksdienst op 12 juni 2015 naar de Tweede Kamer heeft gestuurd (Kamerstukken II, 2014/15, 32 847, nr 176

84

2010–2011 (EK)

De Minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen van de leden Doek (CDA), Knip (VVD), Reuten (SP) en Sylvester (PvdA), toe dat de regering gedurende de zomer een voortgangsrapportage aan de Kamer zal toezenden waarin zij nader ingaat op de samenhang van de aankomende wet- en regelgeving en de visie van de regering op de ontwikkeling van de financiële markten. Hierbij zal onder andere ingegaan worden op de implementatie van de aanbevelingen van de commissie-De Wit, het financiële actieplan, het 10-puntenplan en de aangenomen moties uit het debat over het rapport van de commissie-De Wit.

Handelingen I 2010/11, 32 036, nr. 26, item 7, blz. 31

Voldaan. Bij brief van 29 juni 2015 is de Eerste Kamer bevestigd dat aan deze toezegging reeds is voldaan. Daarbij is verwezen naar de brief van de Minister aan de Eerste Kamer van 15 september (Kamerstukken I, 2010/11, 32 036, nr. F) en 20 oktober 2011.

85

2012–2013 (EK)

De Minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag/opmerking van het lid De Grave, toe scherp te zullen kijken naar een verdere kostenontwikkeling bij DNB en de AFM. De Minister zal de toezichtskosten van DNB aan de hand van het kostenkader dat voor de periode 2013–2016 is overeengekomen verder bewaken.

Handelingen I 2012/13, 33 400, nr. 8 – blz. 17

De Minister heeft de kosten de afgelopen periode bewaakt aan de hand van het kostenkader. Inmiddels is de systematiek van het kostenkader in de wet verankerd. De Eerste Kamer is hierover geinformeerd met de brief van 01-06-2015 van de Minister aan de EK (Kamerstukken I 2014/15, 33 400, nr. AE)

86

2013–2014

(Kort) Informeren over de voortgang met betrekking tot het bij uitreiking Eerlijke Bankwijzer aangekondigde MVO-convenant.

AO Duurzaam Bankieren 10 december 2014 (Kamerstukken II, 2014/15, 32 013, nr. 94)

Afgehandeld. Kamer is via de brief stand van zaken IMVO convenanten van Minister Ploumen en Minister Kamp geinformeerd. (Kamerstuknr. 2015Z13982)

87

2014–2015

Ik zal Actal vragen om zo concreet mogelijk te zijn in de advisering

AO Duurzaam Bankieren 10 december 2014 (Kamerstukken II, 2014/15, 32 013, nr. 94)

Voldaan. Overgebracht naar Actal middels overleggen en klankbordgroepen en dit wordt in rapportage opgenomen.

88

2014–2015

Wanneer mogelijk zullen we eerder dan 2016 de Europese regels voor transparantie over investeringen van banken invoeren. Dit wordt uitgezocht.

AO Duurzaam Bankieren 10 december 2014 (Kamerstukken II, 2014/15, 32 013, nr. 94)

Voldaan. Brief d.d. 24 februari 2015 aan Tweede Kamer (Kamerstukken II 2014/15, 34 101 nr. 3)

89

2014–2015

Teneinde uw Kamer meer inzicht te kunnen verschaffen in de kosten die de toezichthouders maken bij het opleggen van punitieve maatregelen (boetes en dwangsommen) zal ik in overleg met beide toezichthouders bezien hoe de hier bedoelde activiteiten gedurende een bepaalde periode gemonitord kunnen worden.

Brief van de Minister van Financiën aan de Tweede Kamer (Kamerstukken II 2014/15, 33 957, nr. 15)

Voldaan. Brief van de Minister aan de Tweede Kamer over de kosten die AFM en DNB maken bij het opleggen van boetes en lasten onder dwangsom. (Kamerstukken II, 2014/15, 33 957, nr. 19).

90

2014–2015

DNB brengt een en ander in rekening bij de banken op basis van het wetsvoorstel dat wij nu bespreken, dus met de categorieën, de differentiatie, et cetera. Daarnaast maakt de ECB zelf kosten. Ik zal de Kamer zo snel mogelijk informeren over de wijze waarop dat precies in zijn werk gaat.

Handelingen II 2014/15, nr. 8, item 7, pag. 12

Voldaan. In de nota naar aanleiding van het verslag van de Tweede Kamer bij de uitvoeringswet SSM wordt dit toegelicht (Kamerstukken II, 2014/15, 34 049, nr. 6).

91

2014–2015

Evaluatie geschiktheidstoets. Minister zal daarover in het gesprek gaan met de toezichtshouders.

AO Accountancy 13 november (Kamerstukken II, 2014/15, 33 977, nr. 5)

Aan deze toezegging is voldaan met de brief met bijlage van de Minister aan de Kamer van 3 juli 2015 (Kamerstukken II, 2014/15, 32 648, nr. 9).

92

2014–2015

Aandringen bij de Europese Commissie op versnelling van de invoering van nummerportabiliteit.

AO Betalingsverkeer van 10 september 2014 (Kamerstukken II, 2014/15, 27 863, nr. 58)

Afgehandeld. In een brief aan commissaris Hill is het belang dat Nederland hecht aan nummerportabiliteit onderstreept. De Kamer is hierover op 18 december 2014 in een brief geinformeerd (Kamerstukken II, 2014/15, Kamerstuk 27 863 nr. 59).

93

2014–2015

De Tweede Kamer rapporteren over de pilot geldautomaten

AO Betalingsverkeer van 10 september 2014 (Kamerstukken II, 2014/15, 27 863, nr. 58)

Voldaan. De Tweede Kamer is per brief van 18 december 2014 geïnformeerd over de reactie van de ACM op de pilot geldautomaten (Kamerstukken II, 2014/15, 27 863 nr. 59).

94

2014–2015

Bezien of het mogelijk is om betalingen sneller te verwerken, mede nav een onderzoek dat in het Maatschappelijk Overleg Betalingsverkeer wordt besproken

AO Betalingsverkeer van 10 september 2014 (Kamerstukken II, 2014/15, 27 863, nr. 58)

Voldaan. In de brief d.d. 18 december 2014 aan de Tweede Kamer reageert de Minister op de stelling over het sneller verwerken van betalingen uit de Initiatiefnota van het lid Nijboer over veilig en betrouwbaar bankieren in de 21e eeuw (Kamerstukken II, 2014/15, 34 033 nr. 3)

95

2014–2015

Toelichten wat er in de richtlijn PSDII naar alle waarschijnlijkheid geregeld gaat worden over het onderwerp «blokkade van geld bij tanken».

AO Betalingsverkeer van 10 september 2014 (Kamerstukken II, 2014/15, 27 863, nr. 58)

Voldaan. In de brief d.d. 18 december 2014 wordt de Tweede Kamer geinformeerd over het Raadscompromis over de tekst van de richtlijn betaaldiensten van begin december 2014 (Kamerstukken II, 2014/15, 27 863 nr. 59).

96

2014–2015

Reageren op de Initiatiefnota van de heer Nijboer (PvdA) over veilig en betrouwbaar bankieren in de 21e eeuw (Kamerstukken II, 2014–2015, 34 033, nr. 2).

AO Betalingsverkeer van 10 september 2014 (Kamerstukken II, 2014/15, 27 863, nr. 58)

Afgehandeld. In de brief d.d. 18 december 2014 aan de Tweede Kamer wordt gereageerd op de Initiatiefnota van de heer Nijboer (PvdA) over veilig en betrouwbaar bankieren in de 21e eeuw (Kamerstukken II 2014/15, 34 033 nr. 3).

97

2014–2015

Toelichtingen in hoeverre de bankpassen van alle consumenten versneld worden vervangen in verband met de kenbaarheid van hun nieuwe rekeningnummer.

AO Betalingsverkeer van 10 september 2014 (Kamerstukken II, 2014/15, 27 863, nr. 58)

Voldaan. In de aanbiedingbrief bij de Jaarrapportage 2014 van het Maatschappelijk Overleg Betalingsverkeer d.d. 3 juli 2015 is de Tweede Kamer op de hoogte gesteld dat veel klanten inmiddels bankpassen hebben waarop het IBAN-nummer vermeld staat. Banken zullen de uitrol van IBAN-passen naar alle waarschijnlijkheid dit jaar vrijwel volledig kunnen afronden. (Kamerstukken II 2014/15, 27 863 nr. 63).

98

2014–2015

De Tweede Kamer informeren over het eventueel opheffen van beperkingen die gesteld zijn aan het gastgebruik van pinnen.

AO Betalingsverkeer van 10 september 2014 (Kamerstukken II, 2014/15, 27 863, nr. 58)

Voldaan. Brief d.d. 18 december 2014 waarin de Tweede Kamer geinformeerd wordt over het feit dat de banken met elkaar in gesprek zijn over de opheffing van beperkingen die gelden voor het gastgebruik. (Kamerstukken II, 2014/15, 27 863 nr. 59).

99

2014–2015

De Kamer na 21 mei (MOB-vergadering) een brief sturen waarin wordt gerapporteerd over de plannen voor het «sneller verwerken» van betalingen.

AO Betalingsverkeer 26 maart 2015 (Kamerstukken II, 2014/15, 34 033, nr. 4)

Afgehandeld. In de aanbiedingbrief bij de Jaarrapportage 2014 van het Maatschappelijk Overleg Betalingsverkeer d.d. 3 juli 2015 is de Tweede Kamer op de hoogte gesteld van het plan van de Betaalvereniging om binnen vier jaar realtime betalingsverkeer mogelijk te maken (Kamerstukken II 2014/15, 27 863 nr. 63).

100

2014–2015

De TK informeren over de precieze bevoegdheden van de Europese Rekenkamer.

Debat over de overeenkomst betreffende het gemeenschappelijk afwikkelfonds op 10 juni 2015 (Kamerstukken II 2014/15, 34 155, nr. 94)

Voldaan door het meesturen van de bestuurlijke reactie op de brief van de ARK aan de TK (Kamerstukken II, 2014/15, 32 013, nr. 78) bij de brief van 30 juni 2015 aan de TK (Kamerstukken II, 2014/15, 34 049, nr. 16)

101

2014–2015

Brief van Minister Ploumen en Minister Kamp over IMVO convenanten.

AO Duurzaam Bankieren 8 juni 2015 (Kamerstukken II, 2014–2015, 34 101, nr.)

Afgehandeld. Kamer is via de brief stand van zaken IMVO convenanten van Minister Ploumen en Minister Kamp geinformeerd. (Kamerstukken II, 2014/15, 26 485, nr. 212).

102

2014–2015

Brief van de Minister van der Steur en Minister Ploumen over de wenselijkheid om mensrechtenbeleid vast te leggen.

AO Duurzaam Bankieren 8 juni 2015 (Kamerstukken II, 2014–2015, 34 101, nr.)

Voldaan. De Minister van Fin heeft mede namens de Minister van VenJ en BHOS per brief d.d. 15 juni 2015 de richting de Kamer gereageerd over de wenselijkheid om mensenrechtenbeleid vast te leggen. (FM 2015 923m)

103

2014–2015

Op verzoek van het lid Omtzigt (CDA) eind 2015 aangeven hoe we – bij de evaluatie van het SSM – onze input richting Brussel voor bevoegdheiduitbreiding van de Europese Rekenkamer hebben geleverd.

Debat over de overeenkomst betreffende het gemeenschappelijk afwikkelfonds op 10 juni 2015 (Kamerstukken II 2014/15, 34 155, nr. 94)

Voldaan door bij brief aan de TK van 30 juni 2015 (Kamerstukken II, 2014/15, 34 049, nr. 16) de Nederlandse beleidsinzet uiteen te zetten om bij de EC het onderwerp bevoegdheden van de Europese rekenkamer aan de orde te stellen.

104

2014–2015

De Kamer zo snel mogelijk informeren zodra er duidelijkheid is over de hoogte van resolutieheffingen voor banken.

AO 2 oktober 2014 (Kamerstukken 21 501-07 nr. 1198)

Hieraan is voldaan middels brieven naar de Kamer inzake de bijdragen aan het afwikkelingsfonds op 27 oktober (Kamerstukken II 2014/15, 21 501-07, nr. 1179) en 13 november 2014 (Kamerstukken II 2014/15, 21 501-07, nr. 1201). Daarnaast is hier in brief naar de Kamer op 30 april 2015 nogmaals aan gerefereerd in de Nota n.a.v. het verslag inzake de «Overeenkomst betreffende de overdracht en mutualisatie van de bijdragen aan het gemeenschappelijk afwikkelingsfonds» (IGA) (Kamerstukken II, 2014/15, 34 155, nr. 5).

105

2014–2015

De Kamer een brief sturen over welke banken kwalificeren als «kleine bank» in het kader van het Single Resolution Fund.

AO 3 december 2014 (Kamerstukken II 2014/15, 21 501-07 nr. 1231)

Hieraan is voldaan middels een brief aan de Kamer van 12 december 2014, met hierin het verslag van Eurogroep en Ecofinraad van 8 en 9 december 2014, waarin specifiek wordt ingegaan op verzoek van Kamer (Kamerstukken II 2014/15, 21 501-07, nr. 1214).

106

2014–2015

De Minister zal de Kamer meer informatie sturen over de bronnenrevisies en voorbehouden in verschillende landen, alsmede de rol van illegaliteit

AO 5 november 2014

Voldaan bij brieven van 11 en 13 november 2014 (resp. Kamerstukken 21 507–07, nr 1186 en 21 507–07, nr 1199). Extra informatie en toelichting is toegestuurd aan de Tweede Kamer.

107

2014–2015

De Minister zal in de geannoteerde agenda voor de Begrotingsraad op 14 november 2014 terugkomen op de Nederlandse positie m.b.t. de superheffing op melk.

AO 5 november 2014

Hierop is teruggekomen in de geannoteerde agenda voor de Begrotingsraad van 14 november 2014.

108

2014–2015

Kamerlid Nijboer heeft gevraagd om een brief over de verbeteringen die we in de Europese begrotingssystematiek willen

AO 5 november 2014

In de Miljoennenota 2016 is hierop ingegaan.

109

2014–2015

De Minister zal ik een brief naar de Kamer sturen over het advies van de advocaat-generaal bij het Europese Hof van Justitie in Luxemburg over QE.

AO 20 januari 2015

Aan voldaan bij Kamerbrief van 9 februari 2015 over het opkoopprogramma ECB en opinie Advocaat-Generaal in de zaak Gauweiler (Kamerstukken 21 507-07, nr. 1235).

110

2014–2015

de Minister zal schriftelijk reageren op de vraag of in de jaarplanning van het CBS een aankondiging stond van de revisie van het bni en bbp

AO 30 april 2015

Hieraan is voldaan bij de antwoorden op de Kamervragen over de CBS-bijstellingen in het bni en bbp van 22 mei 2015 (kenmerk BZ/2015/179 U).

111

2014–2015

De Minister zal terugkomen op de vraag welke landen de naheffing al betaald hebben.

AO 30 april 2015

Hieraan is voldaan bij de antwoorden n.a.v. de Najaarsnota 2014, bij de Kamervragen over de CBS-bijstellingen in het bni en bbp van 22 mei 2015 (kenmerk BZ/2015/179 U) alsmede tijdens het mondelinge vragenuur van 2 juni 2015.

112

2014–2015

de Minister zal schriftelijk reageren op de vraag waarom een revisie vier jaar teruggaat en niet tot vijf of zes jaar of juist helemaal niet

AO 30 april 2015

Hieraan is voldaan bij de antwoorden op de Kamervragen over de CBS-bijstellingen in het bni en bbp van 22 mei 2015 (kenmerk BZ/2015/179 U)

113

2014–2015

De Minister zal de Kamer informeren over de verdere omplementatie van aanbevelingen van de Europese Rekenkamer. Deze aanbevelingen gaan over de verificatie door de Europese Commissie van de voor de vaststelling van de eigen middelen gebruikte BNI-gegevens over de jaren 2002–2007.

Debat ratificatie Eigen Middelenbesluit, 19 maart 2015.

Afgerond. Zie antwoord op schriftelijke kamervragen door de Minister van Financiën op 22 mei 2015 (Kamerstuk 34 000 IX, nr. 26)

114

2014–2015

De Minister van Financiën zal in het debat over de Voorjaarsnota ingaan op de gestelde vragen over de onderbesteding op de kinderopvangtoeslag in relatie tot de beoogde bezuinigingsdoelstelling.

Verantwoordingsdebat, 26 mei 2015.

Afgerond. In het WGO van SZW is door de Minister van SZW ingegaan op de onderbesteding van de kinderopvangtoeslag.

115

2014–2015

De Minister van Financiën heeft toegezegd om met de Minister van VWS de status te bespreken van het beleid gericht op verbetering van de verantwoording van de zorguitgaven.

Voorjaarsnotadebat, 30 juni 2015.

Afgerond. De Minister van VWS heeft op 30 juni 2015 uw Kamer geïnformeerd met de brief «Voortgangsrapportage verbetering informatievoorziening zorguitgaven» (Kamerstuk 32 620, nr. 160). Deze voortgangsrapportage wordt onder de aandacht gebracht van de vaste commissie voor VWS.

116

2014–2015

De Heer Omtzigt heeft gevraagd wanneer de Kamer de brief krijgt die inzicht geeft in de gedachtewisseling tussen het kabinet en de Algemene Rekenkamer over de rol van de Europese Rekenkamer. Die brief komt zo snel mogelijk. Wij zijn die toezegging niet vergeten, maar die is nog niet uitgevoerd. Dat kan echter op heel korte termijn gebeuren.

AO Eurogroep/Ecofin van 2 juli 2015

Voldaan door bij brief aan de TK van 30 juni 2015 (Kamerstukken II, 2014/15, 34 049, nr. 16) de Nederlandse beleidsinzet uiteen te zetten om bij de EC het onderwerp bevoegdheden van de Europese rekenkamer aan de orde te stellen.

Toezeggingen waarvan de uitvoering nog niet is afgerond

 

Vergaderjaar

Omschrijving van de toezegging

Vindplaats

1

2008–2009

Toezegging de Wet wijziging boetestelsel financiële wetgeving over vier jaar te evalueren. De evaluatie zal de vraag of het wetsvoorstel voldoende mogelijkheden biedt om individuen te beboeten en de vraag of de geëffectueerde boetes tegen het plafond aan zitten meenemen.

Kamerstukken II 2008/09, nr. 54, pag. 4357–4369.

Kamerstukken II 2008/09, 31 458, nr. 17

Deze evaluatie zal in 2015 plaatsvinden.

2

2010–2011

De Minister zal de Tweede Kamer periodiek op de hoogte houden van de voortgang ten aanzien van de exit van de staat uit de financiële deelnemingen en zal de Kamer nader informeren in aanloop naar de exit.

Kamerstukken II 2010/11, 28 165, nr. 130.

In behandeling. De Kamer is per brief van 23 augustus 2013 geïnformeerd over de verkoopopties en is geïnformeerd over de (voorgenomen) verkoop van Reaal en ABN AMRO.

3

2010–2011

Minister zal de Kamer betrekken indien er sprake is van vermogensstortingen bij staatsdeelnemingen.

Plenair wetgevingsdebat van 28 juni 2011.

Indien deze situatie zich voordoet, zal de Kamer hierover geïnformeerd worden.

4

2011–2012

Toezegging om de voor- en nadelen van het introduceren van een Volcker-rule voor het tegengaan van excessieve risico’s met de Kamer te delen.

Algemeen overleg op 28 maart 2012 inzake de brief van de Minister van Financiën d.d. 8 juli 2011 met de nota over nuts- en zakenbankactiviteiten (31 980, nr. 51) en de brief van de Minister van Financiën d.d. 6 maart 2012 met de vervolgnota over nuts- en zakenbankactiviteiten (31 980, nr. 59) (Kamerstukken II, 2011/12, 31 980, nr. 70).

In behandeling. Op dit moment wordt in EU verband onderhandeld over een verordening waarvan restricties aan risicovolle beleggingen door banken deel uitmaken. Hierover is op 7 maart 2014 een BNC fiche naar de Kamer gezonden (Kamerstukken II, 2013/14, 22 112, nr. 1809 en 1810). Op 19 juni 2015 heeft de Raad van ministers een akkoord bereikt over de verordening. Hierna volgen de onderhandelingen met het Europees Parlement (triloog).

5

2011–2012 (EK)

Toezegging aan de Eerste Kamer, gedaan op 22 mei 2012 tijdens de plenaire behandeling van het voorstel van de Wet bekostiging financieel toezicht, om bijvoorbeeld bij de evaluatie van de bonusregeling de boetes naar de schatkist te heroverwegen.

Handelingen I 2011/12, nr. 30, item 6.

Deels voldaan. Tijdens de parlementaire behandeling van de Wijziging van de Wet bekostiging financieel toezicht in verband met de afschaffing van de overheidsbijdrage, de invoering van Europees bankentoezicht en de bestemming van door de Autoriteit Financiële Markten en de Nederlandsche Bank opgelegde dwangsommen en boetes (Kamerstukken II 2014/15, 33 957) is het (deels) naar de schatkist laten terugvloeien van boetes aan de orde geweest. Per 1 januari 2015 stromen de boetes die het bedrag van 2,5 miljoen overstijgen naar de schatkist. Omdat de Wet beloningsbeleid financiële ondernemingen heeft geleid tot een aantal relevante wijzigingen van het bonusverbod bij staatssteun zal het bonusverbod bij staatssteun worden geëvalueerd samen met de Wet beloningsbeleid financiële ondernemingen.

6

2011–2012

Toezegging dat de Minister de secretaris-generaal van Financiën en de secretaris-generaal van Algemene Zaken zal verzoeken om ten behoeve van de volgende formatie ambtelijk na te denken over hoe ZBO's kunnen worden meegenomen als er een politieke wens is voor een nullijn, zodat het op een goede manier gedicht kan worden.

Debat over Voorjaarsnota, 5 juli 2012.

In behandeling.

7

2011–2012

Toezegging om mogelijke wijziging van de begrotingsregels onder de aandacht te brengen van de aanstaande informateur als een wens van in ieder geval een deel van de Kamer.

Debat over Voorjaarsnota, 5 juli 2012.

In behandeling.

8

2012–2013 (EK)

De Minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Reuten (SP), toe dat de regering erop zal toezien dat de termen «beleggen» en «belegger» zo consequent mogelijk zullen worden gehanteerd in relatie tot de Wft, om een onderscheid te maken met de termen «investeren» en «investeerder».

Handelingen I 2010/11, 32 036, nr. 26, item 7, blz. 29

Dit is een doorlopende toezegging.

Per wetsbehandeling zal opnieuw bezien moeten worden welke term het meest passend is om een consistente lijn te bewaren.

9

2012–2013 (EK)

De Minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Doek (CDA), toe dat wanneer een wetsvoorstel bepalingen met terugwerkende kracht bevat, de redengeving daarvoor expliciet zal worden toegelicht in de Memorie van Toelichting bij het wetsvoorstel.

Handelingen I 2010/11, 32 036, nr. 26, item 7, blz. 28

Dit is een doorlopende toezegging. Bij wetsvoorstellen waaraan (aan onderdelen daarvan) terugwerkende kracht wordt verleend, zal de redengeving daarvoor expliciet worden toegelicht in de memorie van toelichting bij het desbetreffende wetsvoorstel.

10

2012–2013 (EK)

De Staatssecretaris van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag/opmerking van het lid Sent, toe om mogelijkheden aan te grijpen om tot verdere Europese coördinatie van een bankenbelasting te komen en zich hiervoor sterk te maken als dat ook in het belang is van Nederland en de Nederlandse financiële sector.

Handelingen I 2011/12, 33 121, nr. 36 – blz. 84

In behandeling. Mocht in de toekomst een bankenbelasting op basis van coördinatie weer op de agenda verschijnen dan zal de Staatssecretaris van Financiën zich daar sterk voor maken. Een gecoördineerde bankenbelasting staat nu echter niet op de agenda, er wordt momenteel over een FTT gesproken.

11

2012–2013 (EK)

De Staatssecretaris van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag/opmerking van het lid Reuten, toe in een brief in te gaan op de argumenten met betrekking tot een bankenaandelenheffing.

Handelingen I 2011/12, 33 121, nr. 35 – blz. 40–41

In behandeling. Deze toezegging zal worden meegenomen in de brief Fiscale moties en toezeggingen Tweede Kamer van september 2015.

12

2012–2013 (EK)

De Staatssecretaris van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag/opmerking van het lid Reuten, toe terughoudend te zullen zijn met het overnemen van jargon ten aanzien van bankbalansen dat op verschillende manieren kan worden uitgelegd. Dit geldt in het bijzonder voor de termen «ongedekte schulden» en «ongedekte passiva».

Handelingen I 2011/12, 33 121, nr. 36 – blz. 85

In behandeling. De Staatssecretaris van Financiën zal terughoudend zijn met het overnemen van jargon ten aanzien van bankbalansen dat op verschillende manieren kan worden uitgelegd.

13

2012–2013

De toezegging dat de Minister nog eens gaat bekijken of de audit van het ESM ook toegepast kan worden op de EFSF.

AO van 7 februari 2013 – Kamerstukken 21 501-07, nr. 1017.

In behandeling. Voortgaand onderzoek naar opties in samenwerking met ESM.

14

2012–2013

Inzetten in Europa voor een lager garantiebedrag.

Debat over het rapport van de parlementaire enquêtecommissie De Wit n.a.v. de crisismaatregelen 2008/2009, 14 februari 2013 (Kamerstukken II, 2012/13, nr. 53).

In behandeling. Op 12-06-2014 is de nieuwe DGS richtlijn gepubliceerd. Hierin is het garantiebedrag inzake DGS op hetzelfde niveau gebleven.

15

2012–2013

De Tweede Kamer informeren hoe de motie Graus inzake kwaliteit van banken uit wordt gevoerd.

Debat over het rapport van de parlementaire enquêtecommissie De Wit n.a.v. de crisismaatregelen 2008/2009, 14 februari 2013 (Kamerstukken II, 2012/13, nr. 53).

In behandeling. De (concept)afspraken tussen DNB en de banken om een uniforme set van kerngegevens over banken op de website van DNB te publiceren, bevinden zich in een afrondende fase. Naar verwachting kan later dit jaar voor het eerst tot publicatie worden overgegaan. DNB heeft in de Wetgevingsbrief 2015 aangegeven de met de banken gemaakte afspraken wettelijk te willen verankeren. In reactie hierop heeft de Minister van Financien aangeven hiertoe indien nodig bereid te zijn (zie Kamerstukken II, 2014/15, 32 545, nr 32).

16

2012–2013

Informatievoorziening aan consumenten (spaarders) over risico’s banken.

Debat over het rapport van de parlementaire enquêtecommissie De Wit n.a.v. de crisismaatregelen 2008/2009, 14 februari 2013 (Kamerstukken II, 2012/13, nr. 53).

In behandeling. De (concept)afspraken tussen DNB en de banken om een uniforme set van kerngegevens over banken op de website van DNB te publiceren, bevinden zich in een afrondende fase. Naar verwachting kan later dit jaar voor het eerst tot publicatie worden overgegaan. DNB heeft in de Wetgevingsbrief 2015 aangegeven de met de banken gemaakte afspraken wettelijk te willen verankeren. In reactie hierop heeft de Minister van Financien aangeven hiertoe indien nodig bereid te zijn (zie Kamerstukken II, 2014/15, 32 545, nr 32).

17

2012–2013

De Minister heeft een oproep gedaan aan ABN AMRO, ASR en SNS REAAL om de hoogte en duurzaamheid van de beloningen van het CAO-personeel op de agenda te zetten en te kijken of er aanvullende maatregelen nodig zijn voor het senior management. De Minister heeft dit tevens gemeld aan de bestuursvoorzitter van ING. De Kamer zal over de voortgang van de CAO-afspraken worden geïnformeerd.

Aanhangsel van Handelingen II 2012/13, nr 2722.

In voorbereiding.

18

2012–2013

Toezegging om zodra er meer informatie is over de Lagarde-lijst de Tweede Kamer hierover geïnformeerd wordt.

AO van 4 april 2013 – Kamerstukken 21 501-07, nr. 1056, en AO van 24 april 2014 – Kamerstukken 21 501-07, nr. 1157.

In behandeling. Op 22 januari 2014 is een brief aan de Kamer gestuurd over dit onderwerp (Kamerstuk 21 501-07, nr. 1118) naar aanleiding van vragen van het lid van Dijck. Op 11 juni 2014 is een brief aan de Kamer gestuurd (Kamerstuk 21 501, nr. 1157) over hervorming van de Griekse belastingdienst, waarin ook wordt ingegaan op het tegengaan van fraude en witwassen. Zodra er meer informatie beschikbaar komt over de Lagarde-lijst zal de Kamer geïnformeerd worden.

19

2012–2013

Uitgebreide brief inzake verkoop Urenco.

AO Staatsdeelnemingen van 29 mei 2013. Kamerstukken II, 2012/13, 28 165 nr. 162, pag. 21.

In behandeling. Zodra er overeenstemming is tussen de verschillende betrokken partijen over het ontwerp en invulling van de borgingsinstrumenten zal de Kamer worden geïnformeerd. Kamerstukken II 2013/14, 28 165 nr. 174.

20

2013–2014 (EK)

Toezegging om de Kamer te informeren over een overzicht dat de Cie opstelt in 2014 over de wijze waarop andere lidstaten de Europese begrotingsregels in nationale wetgeving hebben verwerkt, inclusief het gebruik van dwingende macro-normen en referentiewaarden voor decentrale overheden.

Handelingen I 2013–2014, nr. 10, item 10 en 13 (33 416, nr. 23).

In afwachting van overzicht Commissie.

21

2013–2014

Brief waarin MINFIN heel feitelijk laat zien hoe de verantwoordelijkheden zijn belegd tussen MINFIN, MINI&M en NS. Naar aanleiding van verzoek lid Beertema (PVV) om te laten zien dat specifieke expertise op het gebied van projectmanagement aanwezig is bij MINFIN, MIN I&M en NS

De Vaste Commissie voor Infrastructuur en Milieu heeft op 4 november 2013 overleg gevoerd met Staatssecretaris Mansveld van Infrastructuur en Milieu en Minister Dijsselbloem van Financiën.

In behandeling. Deze vraag wordt meegenomen in de kabinetsreactie op het rapport van de Parlementaire Enquête commissie Fyra.

22

2013–2014

Wanneer de lidstaten die werken aan een financiële transactiebelasting een concreet voorstel presenteren, de Tweede Kamer hierover informeren en de nog openstaande vragen beantwoorden

AO 7 november 2013 (Kamerstukken II, 21 501-07 nr. 1115)

In behandeling. Aangezien er nog geen concreet voorstel ligt is dit nog niet aan de orde.

23

2013–2014

De Tweede Kamer op de hoogte houden van de initiatieven vanuit de Europese Commissie en andere instanties t.a.v. schaduwbankieren.

AO 7 november 2013 (Kamerstukken II 21 501-07 nr. 1115)

In behandeling. DNB maakt dit najaar een risico-inventarisatie in het kader van lopend FSB-traject. Deze inventarisatie zal voor het einde van het jaar aan uw Kamer worden gestuurd met begeleidende brief.

24

2013–2014

In de nieuwe CW wordt een bepaling opgenomen over het evalueren van deze wet.

Notaoverleg modernisering Comptabiliteitswet, 16 december 2013.

In behandeling. Dit wordt in het wetsvoorstel opgenomen.

25

2013–2014

In de CW wordt opgenomen dat jaarlijks het Stabiliteitsprogramma en Hervormingsprogramma, die aan Brussel moeten worden gestuurd, aan de TK (en EK) worden toegezonden.

Notaoverleg modernisering Comptabiliteitswet, 16 december 2013.

In behandeling. Dit wordt in het wetsvoorstel opgenomen.

26

2013–2014

De Minister stuurt de Tweede Kamer een brief over de uitkomsten van overleg met de Rekenkamer over staatsdeelnemingen (toegang tot volledige dochters).

Notaoverleg modernisering Comptabiliteitswet, 16 december 2013 (Kamerstukken II 2013/14, 33 670, nr. 9).

In behandeling.

27

2013–2014

De Minister zal in zijn coördinerende verantwoordelijkheid in het Financieel Jaarverslag van het Rijk aandacht geven aan het traject van effectuering en handhaving van het normenkader door de verantwoordelijke ministers. Als ondersteuning voor de uitvoering zal de Minister een handreiking voor sober en ordentelijk financieel beheer opstellen en beschikbaar stellen. Deze handreiking en het normenkader zullen worden opgenomen in het door het Ministerie van Financiën uitgegeven Handboek Financiële Informatie en Administratie Rijksoverheid.

Financieel beheer en financieel toezicht bij instellingen die een publiek belang dienen (Kamerstuk 33 822-1).

In behandeling.

28

2013–2014

Toezegging om de Wet verplicht schatkistbankieren binnen vijf jaar te evalueren.

Handelingen TK 2012/2013, nr. 103, item 15, blz. 1–15

De Wet verplicht schatkistbankieren is in december 2013 in werking getreden en zal binnen vijf jaar worden geëvalueerd.

29

2013–2014

Toezegging van de Minister van Financiën inzake opstellen van een handreiking voor sober en ordentelijk financieel beheer en het ter beschikking stellen van deze handreiking, samen met het normenkader voor financieel beheer, verantwoording en intern toezicht.

Brief aan de Tweede Kamer d.d. 23 januari 2014 met kenmerk BZ/2014/2U.

In behandeling.

30

2013–2014

Onderzoek met medewerking van de sector naar (de gevolgen van) regeldruk voor de financiële sector (Min: bal in eerste instantie bij sector leggen; focus op nationale «koppen»). Belangrijk onderscheid te maken tussen dit onderzoek en de reeds toegezegde analyse van de totale lasten voor banken (zoals heffingen, bankbelasting en verhoging kapitaalbuffers).

AO Kabinetsvisie Nederlandse bankensector d.d. 6 februari 2014 (Kamerstukken II 2013/14, 32 013, nr. 35).

In behandeling. Actal is gevraagd onderzoek te doen naar regeldruk in de financiële sector. De uitkomsten van het Actal rapport zullen, tezamen met een eerste appreciatie van het rapport, na de zomer aan de Tweede Kamer worden aangeboden.

31

2013–2014

Op de hoogte houden van ontwikkelingen rond de aanpassingen van de Antonvenetarichtlijn richting een meer expliciete macrotoets in het kader van de vvgb-verlening voor overnames/deelnemingen.

Algemeen overleg inzake de Kabinetsvisie Nederlandse bankensector d.d. 6 februari 2014 (Kamerstukken II 2013/14 32 013, nr. 35).

Voldaan. Middels de Kamerbrief van 1 juni 2015 is het nadere proces en de Nederlandse inzet t.a.v. een aanpassing van de Antonveneta-richtlijn toegelicht (Kamerstukken II 2014/15, 21 501-07, nr. 1261).

32

2013–2014

De Tweede Kamer informeren over concrete voorstellen van het FSB voor een internationaal gecoördineerde aanpak van schaduwbankieren.

Algemeen overleg over de Ecofin-Raad d.d. 26 maart 2014 (Kamerstukken II 21 501-07, nr. 1151).

In behandeling. DNB maakt dit najaar een risico-inventarisatie in het kader van lopend FSB-traject. Deze inventarisatie zal voor het einde van het jaar aan uw Kamer worden gestuurd met begeleidende brief.

33

2013–2014

Toezegging van de Minister om zich in te zetten voor het stroomlijnen van de interpretatie inzake de bevoegdheden van een accountantskantoor om te adviseren indien dat ook accountantsdiensten verleent.

VAO Accountancy van 20 mei 2014 (Handelingen II 2013/14, nr 84, item 27).

In behandeling. De Minister heeft tijdens het VAO Accountancy van 20 mei 2014 op een vraag van het lid De Vries aangegeven dat Nederland een in zijn ogen helderder benadering heeft gekozen. Zij heeft namelijk gekozen voor een positieve lijst en Europa voor een negatieve lijst. De verwachting is dat er nog veel discussie komt over wat er al op staat en wat erbij zou moeten komen.

34

2013–2014

Toezegging van de Minister om de verjaringstermijn van het tuchtrecht te verlengen.

VAO Accountancy van 20 mei 2014 (Handelingen II 2013/14, nr 84, item 27).

in behandeling. Dit zal worden meegenomen in het wetsvoorstel aanvullende maatregelen, dat begin 2016 bij de TK zal worden ingediend.

35

2013–2014

In de «geschilbeslechtingsdelta» van het WODC wordt de vraag naar het onterechte niet-gebruik van gesubsidieerde rechtsbijstand opgenomen.

Verantwoordingsdebat, 28 mei 2014.

In het lopende Geschilbeslechtingsdeltaonderzoek van het WODC naar het gedrag van burgers en bedrijven die worden geconfronteerd met (potentieel) juridische geschillen, wordt de vraag naar het onterechte niet-gebruik van gesubsidieerde rechtsbijstand opgenomen. Het onderzoek zal in 2015 beschikbaar worden gesteld.

36

2013–2014

De Minister van V&J stuurt een brief naar de CRU, waarin hij de CRU informeert over hoe de Wet Bibob wordt toegepast binnen de Rijksoverheid.

AO Verantwoording, 26 juni 2014.

In het najaar van 2015 wordt de Tweede Kamer hierover geïnformeerd met de tweede voortgangsrapportage rijksbrede aanpak fraude.

37

2013–2014

Bij de toetsing van de begrotingen in de zomer zal extra aandacht worden besteed aan de vraag of alle juridische verplichtingen echt verplicht zijn.

Voorjaarsnotadebat, 2 juli 2014.

In behandeling

38

2014–2015

Toezegging om in volgende Voortgangsrapportage meer inzicht te geven in contractmanagement bij DBFM(O)-contracten in de exploitaitefase.

Voortgangsrapportage DBFM(O) 2014 (Kst. 28 753 nr. 36), als ook: SO over Voortgangsrapportage DBFM(O) 2014 vastgesteld 1 mei 2015.

Wordt opgenomen in Voortgangsrapportage DBFM(O) 2016.

39

2011–2012 (EK)

De Staatssecretaris van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen/opmerkingen van de leden Essers, De Grave, Sent, Reuten, Backer en Ester, toe tijdig, accuraat en passen te zullen reageren wanneer de groei van de kredietverlening twee kwartalen negatief is. Ook een forse krimp van de bancaire kredietverlening vormt een reden vaan de Staatssecretaris tot heroverweging. Per kwartaal zal worden gekeken wat de invloed is op de kredietverlening. DNB zal de resultaten monitoren. De resultaten zullen worden gedeeld met de Staten-Generaal. Na drie jaar vindt een complete evaluatie van de bankenbelasting plaats. Afhankelijk van de situatie kan de Staatssecretaris, naast het mitigeren c.q. op nul stellen van het tarief van de bankenbelasting, eveneens besluiten tot het verder uitstellen van de invoering van de ex ante financiering van het depositogarantiestelsel.

Handelingen I 2011/12, 33 121, nr. 36 – blz. 77

In behandeling. Uit analyse in de brief van de Minister aan de Tweede Kamer «Cumulatieve effect van maatregelen bankensector» van 18 december 2014 blijkt dat huidige maatregelen, waaronder bankenbelasting, een gezonde kredietverlening, passend bij het huidige economische klimaat niet in de weg staan. (Kamerstukken II, 2014/15, 32 013, nr. 92) Zie ook toezegging evaluatie van de bankenbelasting. De evaluatie van de bankenbelasting wordt uiterlijk eind 2015 aan de Tweede Kamer gestuurd.

40

2014–2015

De Minister zal de kamer informeren over het effect van TLAC, zodra in de FSB meer bekend is, op verzoek van Van Dijk (PVV).

Algemeen overleg kredietverlening 5 februari 2015 (Kamerstukken II, 2014/15, 33 013, nr. 97)

In behandeling. Eerst zal nog de quantitative impact assessment moeten worden afgerond (publicatie verwacht rond november 2015).

41

2014–2015

TK vòòr publicatie van het wijzigingsbesluit financiële markten 2017 informeren over de uiteindelijke berekeningsmethode van de risicomarge voor natura-uitvaartverzekeraars;

WGO implementatie Omnibus II-richtlijn (Kamerstukken II, 2014/15, 34 100, nr. 15)

In behandeling. DNB verzamelt in 2015 de benodigde informatie van de natura-uitvaartverzekeraars en zal in de loop van 2015 of begin 2016 met haar bevindingen komen. Als bekend is hoe het Wijzigingsbesluit financiële markten 2017 komt te luiden op dit vlak, zal de Minister van Financiën de Tweede Kamer informeren.

42

2014–2015

TK tijdig informeren over eventuele wijzigingen van de gedelegeerde handeling;

WGO implementatie Omnibus II-richtlijn (Kamerstukken II, 2014/15, 34 100, nr. 15)

In behandeling. Als er wijzigingen komen in de gedelegeerde handelingen dan zal de Minister van Financiën de Tweede Kamer hier tijdig over informeren.

43

2014–2015

Op korte termijn contact met de sector opnemen over dekkingsgrens van EUR 10.000 en TK informeren over uitkomsten/oplossing;

WGO implementatie Omnibus II-richtlijn (Kamerstukken II, 2014/15, 34 100, nr. 15)

In behandeling. In juli 2015 zal de vrijstellingsregeling kleine verzekeraars in openbare consultatie gaan. Daarbij zal uitdrukkelijk aandacht worden gevraagd voor de dekkingsgrens van EUR 10.000. In de toelichting bij de regeling zal in worden gegaan op de uitkomsten van de consultatie.

44

2014–2015

Pensioenverzekeringen: vinger aan de pols houden/op basis van piepsysteem uitvoeringstechnische problemen in kaart brengen; hier de TK begin 2017 over informeren; en eventuele problemen onder de aandacht brengen van de Europese Commissie.

WGO implementatie Omnibus II-richtlijn (Kamerstukken II, 2014/15, 34 100, nr. 15)

In behandeling. Solvency II treedt in 2016 in werking. Vanaf dat moment zal er sprake kunnen zijn van eventuele uitvoeringstechnische problemen. Mocht dit het geval zijn dan zal de Minister van Financiën de Tweede Kamer informeren en de problemen onder de aandacht brengen van de Europese Commissie.

45

2014–2015

Schaduwbankieren. DNB gaat een rapportage maken t.b.v. FSB. Deze moet dan ook aan de Tweede Kamer worden gestuurd.

Algemeen overleg d.d. 4 juni 2015 inzake Start Europese bankenunie en werkafspraken bij ingrepen in de financiële sector; groenboek kapitaalmarktunie c.a. (21 501-07)

In behandeling. DNB maakt dit najaar een risico-inventarisatie in het kader van lopend FSB-traject. Deze inventarisatie zal voor het einde van het jaar aan uw Kamer worden gestuurd met begeleidende brief.

46

2014–2015

Informatieprotocol: na overleg over de vormgeving van verslaglegging van een vertrouwelijk overleg, zal met die input een nieuwe versie van de werkafspraken aan de Kamer worden gestuurd.

Algemeen overleg d.d. 4 juni 2015 inzake Start Europese bankenunie en werkafspraken bij ingrepen in de financiële sector; groenboek kapitaalmarktunie c.a. (21 501-07)

In behandeling. Na overleg met de vaste commissie voor Financiën zal de Minister van Financiën een nieuwe versie van het informatieprotocol aan de Tweede Kamer sturen met daarin afspraken over de verslaglegging van een vertrouwelijk overleg.

47

2014–2015

Tijdens de privatisering en na afronding van de privatisering, als beloning voor het vervolmaken van de privatisering, vinden er geen bonusbetalingen, extra verhogingen of andere vormen van aandeel- en optiegerelateerdewinst plaats voor de top van ABN AMRO.

Debat over ABN AMRO 9 april 2015

In behandeling.

48

2014–2015

Toezegging Second opinion op De Brauw onderzoek

Kamerstuk 28 165 nr. 217 «Reactie op verschillende verzoeken m.b.t. onderzoeken bij NS»

In behandeling. Onderzoek wordt naar verwachting in augustus of september afgerond.

49

2014–2015

De positie van de modale alleenverdiener met kinderen zal ook worden meegenomen bij het koopkrachtbeeld 2016 (augustusbesluitvorming).

APB TK, 17 en 18 september 2014

De positie van de modale alleenverdiener met kinderen komt terug in het koopkrachtbeeld 2016.

50

2014–2015

Het Interdepartementaal Beleidsonderzoek over de positie van ZZP'ers is uiterlijk eind december 2014 gereed.

APB TK, 17 en 18 september 2014.

Dit onderzoek heeft enige vertraging opgelopen. Dit is door de Minister van Financiën op 24 november 2014 (Kamerstuk 31 311, nr. 143) per brief aan de TK gemeld. Door de Minister van SZW is in het vragenuurtje van 1 juli 2015 toegezegd dat het rapport voorzien van kabinetsreactie, kort na de zomer aan de Tweede Kamer wordt aangeboden.

51

2014–2015

De inwerkingtreding van het gewijzigde artikel 4:104 Wft, waarmee het uitgangspunt dat bemiddelaars voor de verzekeraar de premies incasseren zal komen te vervallen (tenzij het gaat om de incasso van premies voor schadeverzekeringen), is met twee jaar uitgesteld. De TK zal, voordat deze periode is verstreken, nog worden geinformeerd zodat over deze wijziging kan worden gesproken.

Kamerstukken II, 2014/15, 33 918, nr. 14

De wijziging van artikel 4:104 Wft treedt conform toezegging met ingang van 1 januari 2017 in werking. Er zal nog nader met de TK over worden gesproken.

52

2014–2015

Biedplicht: de Minister zal het toezicht op de biedplicht evalueren.

Kamerstukken II, 2014/15, 33 918, nr. 14

Momenteel vindt de evaluatie van het toezicht op de biedplicht plaats, onder meer door het voeren van gesprekken met diverse belanghebbenden c.q. betrokkenen. Ik streef ernaar de Tweede Kamer uiterlijk eind 2015 over de uitkomsten van deze evaluatie te berichten.

53

2014–2015

Mogelijkheid dat het bestuur van de controleclient de accountant benoemt, schrappen

AO Accountancy 13 november 2014 (Kamerstukken II, 2014/15, 33 977, nr. 5)

Dit zal worden meegenomen in het wetsvoorstel aanvullende maatregelen, dat begin 2016 bij de TK zal worden ingediend

54

2014–2015

Er komt zoveel mogelijk een wetgevingspakket. Ambitie om wetsvoorstel voor de zomer van 2015 bij de TK in te dienen.

AO Accountancy 13 november 2014 (Kamerstukken II, 2014/15, 33 977, nr. 5)

Aan deze toezegging wordt voldaan door de implementatiewet richtlijn en verordening wettelijke controles jaarrekeningen en het wetsvoorstel met aanvullende wettelijke maatregelen tegelijkertijd in te dienen bij de TK, zodat ze gezamenlijk behandeld kunnen worden. Volgens de huidige planning worden de wetsvoorstellen na het zomerreces ingediend bij de TK.

55

2014–2015

Er zal worden gekeken naar uitbreiding van het jaarverslag en een (afzonderlijke) beoordelingsverklaring. Minister zal hierop terugkomen wanneer het wetsvoorstel met wettelijke maatregelen wordt behandeld.

AO Accountancy 13 november 2014 (Kamerstukken II, 2014/15, 33 977, nr. 5)

Wordt onderzocht door NBA. Eerste resultaten worden in 2015 verwacht.

56

2014–2015

Beperkte tussenrapportage van de AFM over voortgang implementatie NBA-voorstellen; moet beschikbaar zijn bij de behandeling van het wetsvoorstel.

AO Accountancy 13 november 2014 (Kamerstukken II, 2014/15, 33 977, nr. 5)

In behandeling.

57

2014–2015

Delen van bevindingen door AFM met controleclienten moet ook kunnen met niet OOB-clienten. Minister gaat dat bespreken met de AFM.

AO Accountancy 13 november 2014 (Kamerstukken II, 2014/15, 33 977, nr. 5)

Dit zal worden meegenomen in het wetsvoorstel aanvullende maatregelen, dat begin 2016 bij de TK zal worden ingediend

58

2014–2015

Toezegging om bij de voorbereiding van het wetsvoorstel duidelijk te zijn over de rol van de Accountantskamer en de bestuursrechter.

AO Accountancy 13 november 2014 (Kamerstukken II, 2014/15, 33 977, nr. 5)

Bij de behandeling van de wetvoorstellen wordt hierover meer duidelijkheid gegeven (in MvT geen passende plaats)

59

2014–2015

De AFM zal in een vast ritme per jaar rapporteren over de voortgang van de implementatie van de NBA-maatregelen.

AO Accountancy 13 november 2014 (Kamerstukken II, 2014/15, 33 977, nr. 5)

Er wordt nog bezien welk moment het meest geschikt is.

60

2014–2015

Kamer informeren over better spending agenda van commissaris Georgieva.

AO Europese Verantwoording, 5 maart 2015.

Vice President Georgieva heeft haar Better Spending agenda nog niet gepubliceerd.

61

2014–2015

Als er meer bekend is over het beleid van de ECB t.a.v. toezicht op beloningen in NL dan de Kamer daarover informeren. Voorlopig geen actie nodig.

Kamerstukken II, 2014/15, 34 049, nr 52

62

2014–2015

Actuele cijfers hoeveelheid polissen (uitgesplitst per categorie) in volgende rapportage

AO Beleggingsverzekeringen (Kamerstukken II, 2014/15, 29 507, nr. 136)

In voorbereiding. In het najaar van 2015 ontvangt de Kamer een brief over beleggingsverzekeringen waarin ook op dit aspect wordt ingegaan.

63

2014–2015

AFM vragen of indirecte druk op adviseurs door middel van 4:99 Wft voldoende is. Anders nadere regelgeving overwegen.

AO Beleggingsverzekeringen (Kamerstukken II, 2014/15, 29 507, nr. 136)

In behandeling.

64

2014–2015

Resultaten onderzoek kwaliteit advies in rapportage zomer, waarbij per verzekeraar wordt gepubliceerd.

AO Beleggingsverzekeringen (Kamerstukken II, 2014/15, 29 507, nr. 136)

In voorbereiding. In het najaar van 2015 ontvangt de Kamer een brief over beleggingsverzekeringen waarin ook op dit aspect wordt ingegaan.

65

2014–2015

Open voor signalen over fiscale belemmeringen gedurende de nazorg van beleggingsverzekeringen.

AO Beleggingsverzekeringen (Kamerstukken II, 2014/15, 29 507, nr. 136)

In voorbereiding. In het najaar ontvangt de Kamer een brief over beleggingsverzekeringen waarin ook op dit aspect wordt ingegaan.

66

2014–2015

Open kijken naar omkering bewijslast en op terugkomen in brief bij volgende rapportage.

AO Beleggingsverzekeringen (Kamerstukken II, 2014/15, 29 507, nr. 136)

In voorbereiding. In het najaar van 2015 ontvangt de Kamer een brief over beleggingsverzekeringen waarin ook op dit aspect wordt ingegaan.

67

2014–2015

AFM bij onderzoek kwaliteit vragen aandacht te besteden aan redenen voor niet aanpassen

AO Beleggingsverzekeringen (Kamerstukken II, 2014/15, 29 507, nr. 136)

In voorbereiding. In het najaar van 2015 ontvangt de Kamer een brief over beleggingsverzekeringen waarin ook op dit aspect wordt ingegaan.

68

2014–2015

Problemen bij revisierente in beeld brengen en in volgende brief aan TK hierop ingaan

AO Beleggingsverzekeringen (Kamerstukken II, 2014/15, 29 507, nr. 136)

In voorbereiding. In het najaar van 2015 ontvangt de Kamer een brief over beleggingsverzekeringen waarin ook op dit aspect wordt ingegaan.

69

2014–2015

Prospectusrichtlijn: aanpassing vrijstellingsgrens. Na de zomer de Kamer nader hierover informeren. Daarbij wel de Commissie voorstellen betrekken.

Algemeen overleg d.d. 4 juni 2015 inzake Start Europese bankenunie en werkafspraken bij ingrepen in de financiële sector; groenboek kapitaalmarktunie c.a. (21 501-07)

In behandeling.

70

2014–2015

SBR+: checken bij vaste commissie voor EZ of Kamp hen informeert over voortgang.

Algemeen overleg d.d. 4 juni 2015 inzake Start Europese bankenunie en werkafspraken bij ingrepen in de financiële sector; groenboek kapitaalmarktunie c.a. (21 501-07)

In behandeling.

71

2014–2015

We zullen daarom in de volgende brief specifiek ingaan op de vraag waar men recht op heeft als het gaat om transparantie met betrekking tot provisies.

VAO Beleggingsverzekeringen (Kamerstukken II, 2014/15, 29 507, nr. 85)

In voorbereiding. In het najaar van 2015 ontvangt de Kamer een brief over beleggingsverzekeringen waarin ook op dit aspect wordt ingegaan.

72

2014–2015

Met betrekking tot de opmerking van de heer Wawoe in de hoorzitting over dit onderwerp dat in Zweden regelgeving bestaat over de omzetting van variabele beloning in vaste beloning. «Ik ben bereid om nog eens te kijken naar Zweden. Ik ben daar zelf ook nieuwsgierig naar. Dat gaan wij dus doen.»

Handelingen II 2014/15, 74, blz. 31. Debat over ABN AMRO

In voorbereiding. De Kamer wordt bij de eerste jaarlijkse rapportage na de inwerkingtreding van de Wbfo hierover geïnformeerd.

73

2014–2015

We gaan, na uitkomen Actal rapport, uitwerken welke winst te behalen is ten aanzien van het verminderen van administratieve lasten en toetredingsdrempel bij het aanvragen van een bankvergunning.

AO Duurzaam Bankieren 10 december 2014 (Kamerstukken II, 2014/15, 32 013, nr. 94)

In behandeling. De uitkomsten van het Actal rapport zullen, tezamen met een eerste appreciatie van het rapport, na de zomer aan de Tweede Kamer worden aangeboden.

74

2014–2015

We gaan, na uitkomen van het Actal rapport, kijken naar de mogelijkheid om binnen het toezichtregime nader onderscheid te maken naar omvang van de financiele instellingen.

AO Duurzaam Bankieren 10 december 2014 (Kamerstukken II, 2014/15, 32 013, nr. 94)

In behandeling. De uitkomsten van het Actal rapport zullen, tezamen met een eerste appreciatie van het rapport, na de zomer aan de Tweede Kamer worden aangeboden.

75

2014–2015

Wij gaan samen met de banken/de NVB en hopelijk de Consumentenbond, kijken naar de effectiviteit en bekendheid van de overstapservice voor rekeninghouders.

AO Duurzaam Bankieren 10 december 2014 (Kamerstukken II, 2014/15, 32 013, nr. 94)

In behandeling.

76

2014–2015

Ik ga niet aan andere overheden verplichtingen opleggen ten aanzien van MVO / duurzaamheidscriteria bij de aanbesteding, maar zal IPO en VNG informeren over hoe dit op rijksniveau wordt aangepakt

AO Duurzaam Bankieren 10 december 2014 (Kamerstukken II, 2014/15, 32 013, nr. 94)

In behandeling.

77

2014–2015

Wijzigingen in het kostenkader worden voortaan altijd gemeld aan de Kamer. ... Ik zal de Kamer van nu af aan steeds betrekken bij het opstellen en hanteren van de kaders – dat is bij de vierjaars-periode, bij de jaarlijkse vaststelling en bij eventuele tussentijdse wijzigingen – en haar daarvan op de hoogte stellen.

Handelingen II 2014/15, nr. 8, item 7, pag. 9–10 (Wet bekostiging financieel toezicht)

Eerste melding heeft op 16 december 2014 plaatsgevonden met betrekking tot het kostenkader 2015 (Kamerstukken II, 2014/15, 33 957, nr. 16)

78

2014–2015

In de nieuwe periode gaan we opnieuw een efficiencytaakstelling aan de toezichthouders opleggen. Ik zal ook aan de Kamer een voorstel hiervoor doen. ... een efficiencyverbetering van 6% (zoals eerder opgelegd aan DNB) ... mag je ook in de nieuwe periode verwachten.

Opm.: nieuwe periode begint 01-01-2017

Handelingen II 2014/15, item 7, pag. 10 (Wet bekostiging financieel toezicht)

In behandeling.

79

2014–2015

Bij ieder nieuw voorstel voor (toezicht)wetgeving zal inzicht worden gegeven in de toezichtkosten terwijl op dat moment ook bekeken wordt of de (toezicht)kosten op andere punten lager worden zodat de totale kosten niet stijgen.

Handelingen II 2014/15, nr. 8, item 7, pag. 10 (Wet bekostiging financieel toezicht)

Doorlopende toezegging.

80

2014–2015

Ik ga na of we volgend jaar (2015) het onderzoek naar de toezichttarieven in andere landen op de rails kunnen zetten. Het liefst wil ik dat we dat samen met de ECB doen of dat de ECB het zelf doet. Ik kom daar graag later in een brief op terug. Het gaat daarbij puur om de vergelijkbaarheid van de toezichtkosten en de verdeling daarvan binnen de Europese bankenunie.

Handelingen II 2014/15, nr. 8, item 7, pag. 12 (Wet bekostiging financieel toezicht)

De Kamer wordt in de loop van 2015 geiinformeerd

81

2014–2015

De beschikbaarheidsnorm in art 3.17 Wft zal nader worden uitgewerkt.

Wetgevingsoverleg van 8 september 2014 (Kamerstukken II, 2014/15, 33 918, nr. 14)

In behandeling.

82

2014–2015

Uitbreiding bevoegdheden DNB: DNB krijgt de bevoegdheid om voor macroprudentiële doeleinden gegevens op te vragen bij overheidsinstellingen en private ondernemingen. Drie jaar na inwerkingtreding van dit artikel zal de Minister informeren of/hoe, bij wie DNB informatie heeft opgevraagd en wat de administratieve lasten voor het bedrijfsleven zijn geweest.

Wetgevingsoverleg van 8 september 2014 (Kamerstukken II, 2014/15, 33 918, nr. 14)

In behandeling.

83

2014–2015

Centralisatie Rechtbank Amsterdam: er zal nader onderzoek worden gedaan naar de reikwijdte van de betreffende bepaling en de toegankelijkheid vanuit het perspectief van de klant. De Minister zal de kamer hierover informeren.

Wetgevingsoverleg van 8 september 2014 (Kamerstukken II, 2014/15, 33 918, nr. 14)

In behandeling.

84

2014–2015

Betrouwbaarheid en geschiktheid: Eind 2015/begin 2016 zal de Minister rapporteren over de extra toetsingen die voortvloeien uit de nieuwe regeling ten aanzien van de geschikheids- en betrouwbaarheidstoets.

Wetgevingsoverleg van 8 september 2014 (Kamerstukken II, 2014/15, 33 918, nr. 14)

In behandeling.

85

2008–2009

Daarnaast zal ik, indien ik voornemens ben om beleidsmatige aanpassingen in de AMvB [Besluit bestuurlijke boetes Wft] te verrichten, de Tweede Kamer der Staten-Generaal in een vroeg stadium op de hoogte stellen van mijn intenties.

Kamerstukken II 2008/09, 31 458, nr. 17

Doorlopende toezegging

86

2014–2015

Bezien of het mogelijk en wenselijk is om ZZP-ers als consumenten te behandelen als het gaat om aansprakelijkheid voor ongeautoriseerde betalingen.

AO Betalingsverkeer van 10 september 2014 (Kamerstukken II, 2014/15, 27 863, nr. 58)

Deels voldaan. Deels is deze toezegging beantwoord per brief van 18 december 2014 in de reactie op de Initiatiefnota van de heer Nijboer (PvdA) over veilig en betrouwbaar bankieren in de 21e eeuw. De vraag staat nog open of een praktische afbakening mogelijk is tussen kleine ondernemers/ZZP-ers en andere ondernemers.

87

2014–2015

De Tweede Kamer informeren over hoe binnen SEPA wordt omgegaan met nummers zoals giro 555.

AO Betalingsverkeer van 10 september 2014 (Kamerstukken II, 2014/15, 27 863, nr. 58)

In behandeling.

88

2014–2015

TK informeren over MoU AFM-ECB, met in bijzonder aandacht voor afspraken over samenwerking bestuurderstoetsingen.

Kamerstukken II, 2014/15, 34 049, nr 52

De AFM en ECB zijn nu bezig met het MoU.

89

2014–2015

Brief over twee jaar (februari 2017) aan TK met evaluatie van dubbel toezicht onder SSM AFM/ECB.

Kamerstukken II, 2014/15, 34 049, nr 52

In behandeling.

90

2014–2015

Bereidheid is aanwezig om ZZP-ers en MKB-ers hetzelfde te behandelen als consumenten waar het gaat om aansprakelijkheid bij ongeautoriseerd gebruik van een betaalinstrument. Dit alleen mits dit ook een wens is van ZZP-ers en MKB-ers zelf. Dit wordt nog nader onderzocht.

AO Betalingsverkeer 26 maart 2015 (Kamerstukken II, 2014/15, 34 033, nr. 4)

In behandeling.

91

2014–2015

Bij eurocommissaris Hill informeren naar de eerder toegezonden brief over nummerportabiliteit

AO Betalingsverkeer 26 maart 2015 (Kamerstukken II, 2014/15, 34 033, nr. 4)

In behandeling.

92

2014–2015

De Kamer op de hoogte houden van (alternatieve) mogelijkheden om het overstappen naar een andere bank te vergemakkelijken.

AO Betalingsverkeer 26 maart 2015 (Kamerstukken II, 2014/15, 34 033, nr. 4)

In behandeling.

93

2014–2015

De Kamer informeren over de invulling van de beschikbaarheidsnorm door DNB en de handhaving daarvan.

AO Betalingsverkeer 26 maart 2015 (Kamerstukken II, 2014/15, 34 033, nr. 4)

In behandeling.

94

2014–2015

In het MOB inbrengen dat het wenselijk zou zijn als ook bij een iDEAL-betaling voor de klant direct zichtbaar is hoeveel de betalingstransactie kost.

AO Betalingsverkeer 26 maart 2015 (Kamerstukken II, 2014/15, 34 033, nr. 4)

In behandeling.

95

2014–2015

Via de gebruikelijke procedure aan de Kamer laten weten wat er in de PSD2 geregeld wordt.

AO Betalingsverkeer 26 maart 2015 (Kamerstukken II, 2014/15, 34 033, nr. 4)

In behandeling.

96

2014–2015

In een vervolgrapportage specifiek ingaan op de vraag hoe de gedragscode (verwerking persoonsgegevens financiële instellingen) zich verhoudt tot de wet (bescherming persoonsgegevens).

AO Betalingsverkeer 26 maart 2015 (Kamerstukken II, 2014/15, 34 033, nr. 4)

In behandeling.

97

2014–2015

Bekijken hoe we de inzichtelijkheid kunnen verbeteren van betaalinformatie; hoe kan beter kenbaar worden gemaakt wie de uiteindelijke begunstigde is? Deze vraag ook neerleggen bij betrokken sectoren en bedrijven.

AO Betalingsverkeer 26 maart 2015 (Kamerstukken II, 2014/15, 34 033, nr. 4)

In behandeling.

98

2014–2015

Met de banken bespreken dat het wenselijk is dat de pilot van de geldautomaten bij succes zoveel mogelijk ook over de andere witte vlekken in Nederland wordt uitgerold.

AO Betalingsverkeer 26 maart 2015 (Kamerstukken II, 2014/15, 34 033, nr. 4)

In behandeling.

99

2014–2015

Motie Merkies: in Europees verband te pleiten voor het vastleggen van controlebevoegdheden voor de ERK over de ECB zoals de Algemene Rekenkamer die in Nederland over DNB had, en de Kamer voor de zomer over de uitkomst te informeren, is nog een keer herhaald.

Algemeen overleg d.d. 4 juni 2015 inzake Start Europese bankenunie en werkafspraken bij ingrepen in de financiële sector; groenboek kapitaalmarktunie c.a. (21 501-07)

Bij brief van 30 juni 2015 is de TK geinformeerd over de wijze waarop de Minister van Financien invulling zal geven aan deze motie, namelijk bij de EC in het kader van de evaluatie SSM dde vraag inbrengen in hoeverre de ERK over adequate toezichtsbevoegdheden beschikt t.a.v. de ECB.

100

2014–2015

Commissaris Georgieva, de begrotingscommissaris, zal richting de Raad moeten terugkomen met voorstellen om de sytematiek rondom naheffingen te verbeteren. Zodra de Commissie zelf haar conclusies daarover heeft getrokken, komt de Minister hier op terug.

Debat Eigen Middelenbesluit

De Europese Commissie is nog niet met voorstellen gekomen. Deze worden in het najaar verwacht.

101

2014–2015

De Minister heeft toegezegd een overzicht van de Griekse schuld te geven

AO 20 januari 2015

In behandeling.

102

2014–2015

De Staatssecretaris heeft toegezegd dat de volgende keer dat er een review van het Griekse programma plaatsvindt, te zien of zien of de assistentie aan de Griekse belastingdienst heeft opgeleverd, wat we daarvan verwachtten, en wat het gekost heeft.

AO 5 maart 2015

De volgende review heeft nog niet plaatsgevonden.

103

2014–2015

Het kabinet zet zich in om de aanbevelingen van de Algemene Rekenkmaer ten aanzien van een gemeenschappelijke taal en open data bij decentralisaties op te volgen.

Verantwoordingsdebat, 26 mei 2015.

In behandeling. Is verantwoordelijkheid van de Minister van BZK.

104

2014–2015

De Algemene Rekenkamer doet onderzoek naar de aanwending van de extra onderwijsmiddelen gericht op kwaliteitsverbetering. Daarbij wordt gekeken naar de outcomeciteria in relatie tot de lumpsumsystematiek. In het najaar ontvangt de Kamer hierover een rapportage.

Verantwoordingsdebat, 26 mei 2015.

Het Rekenkamerrapport gepubliceerd op 4 juni 2015 (http://www.rekenkamer.nl/Publicaties/Onderzoeksrapporten/Introducties/2015/06/Onderwijsmonitor). Op 8 juni 2015 heeft de Tweede Kamer een brief ontvangen met de voortgang op moties over outcome-criteria voor onderwijskwaliteit (Kamerstuk 34 000-VIII, nr. 109). In het 4e kwartaal van 2015 ontvangt de Tweede Kamer opnieuw een brief die hieraan relateert.


X Noot
1

Tweede Kamer, vergaderjaar 2014–2015, 34 000, nr. 36.

X Noot
2

Tweede Kamer, vergaderjaar 2014–2015, 31 066, nr. 236

X Noot
3

Kamerstukken II, 2014–2015, 22 112, nr. 1950.

X Noot
4

Tweede Kamer, vergaderjaar 2014–2015, 31 789, nr. 64

X Noot
5

Propertize: de voormalig vastgoedtak van SNS REAAL.

X Noot
6

Kamerstukken II 2015/16, 33 532, nr. B/47

X Noot
7

Kst.nr. 31 935 – «Risicomanagement van de staatsschuld – Evaluatie van het beleid 2012–2015».

X Noot
8

In de beleidsagenda staat de reeks zoals deze is gereserveerd op de aanvullende post

X Noot
9

De uitgaven worden verantwoord op het niet-beleidsartikel Centraal Apparaat

X Noot
10

Kamerstukken 2014, 34 000, nr. 36

X Noot
11

Kamerstukken 2014/2015, 31 935 nr. 15

X Noot
12

Tweede Kamer, vergaderjaar 2014–2015, 33 625, nr. 167

X Noot
13

Waarbij sprake is van kostendekkendheid als de netto schade-uitgaven kleiner zijn dan de premieontvangsten. Deze definitie is ook gebruikt bij de overige garantieregelingen.

X Noot
14

Voor een uitgebreidere toelichting op de risicobeheersing door DNB wordt verwezen naar het jaarverslag van DNB over 2014.

X Noot
15

Special Drawing Rights: de speciale trekkingsrechten zijn gebaseerd op de Amerikaanse dollar, de euro, de Japanse yen en het Brits pond sterling. De koers van de SDR was op 1 augustus 2015 1 SDR = € 1,27

X Noot
16

Kamerstukken II, 2014/15, 31 066, nr. 236.

X Noot
17

De streefwaarden van de Belastingdienst worden voor zover mogelijk weergegeven in bandbreedtes. Hiermee geeft de Belastingdienst per prestatie-indicator aan wat de onder- en de bovengrens is.

X Noot
18

De prestatie-indicatoren «Aantallen grote ondernemingen onder horizontaal toezicht met een individueel convenant» en «Tijdigheid Aangifte» uit de begroting 2015 zijn in de begroting 2016 niet meer opgenomen. De reden is dat de eerst genoemde indicator onvoldoende inzicht geeft in de voortgang van het validatieproces voor horizontaal toezicht. De prestatie-indicator «Tijdigheid Aangifte» weerspiegelde tot 2015 het beleid wat gericht was op het tijdig ontvangen van aangiften door zo snel mogelijk contact op te nemen met de belastingplichtigen die in gebreke blijven. Omdat het contact opnemen met belastingplichtigen en daaropvolgende acties zoals aanmanen en beboeten nu hoofdzakelijk geautomatiseerd plaatsvindt heeft deze indicator aan betekenis ingeboet.

X Noot
19

Kamerstukken II 2012/13, 31 066, nr. 149

X Noot
20

Voor fouten in de huurtoeslag bedroeg de rapportagegrens 1,13%

X Noot
21

Omdat de toekenning voor de kinderopvangtoeslag hoger kan zijn dan die van andere toeslagen is inherent aan het systeem dat terug te betalen bedragen kunnen ontstaan die groter zijn dan € 500. Dit leidt tot de keuze van een hogere grenswaarde voor de kinderopvang-toeslag.

X Noot
22

Dit percentage kan voor een bepaald toeslagjaar in de loop van de tijd fluctueren. Onder meer doordat aanvragen met terugwerkende kracht niet of tot minder terug te betalen bedragen leiden, en doordat complexe gevallen met een mogelijk hoog terug te betalen bedrag later in de tijd afgerond worden. Een betrouwbare vergelijking over de jaren heen is daarom eerst na verloop van enkele jaren mogelijk. Getoonde percentages stand juni 2015.

X Noot
23

Bij goederenstromen en passagiersvluchten gaat het om alle ingaande en uitgaande stromen/vluchten.

X Noot
24

Design-Build-Finance-Maintain(-Operate)

X Noot
25

Het productenassortiment dat Atradius Dutch State Business (ADSB) namens de Staat aanbiedt betreft onder andere: kapitaalgoederenverzekering, werkkaptiaaldekking en exportkredietgarantie (EKG). Zie voor een volledige beschrijving van het productenassortiment de website van ADSB: http://www.atradiusdutchstatebusiness.nl/index.html.

X Noot
27

Conform afspraken in het financieel akkoord uit 2013 tussen het Rijk en decentrale overheden, zie ook Kamerstuk 2012–2013, 33 400 B, nr. 7.

X Noot
28

Kamerstukken II 2001/02, 28 035, nr. A.

X Noot
29

IMF Revised guidelines for public dept management – april 2014.

X Noot
30

Voor achtergronden wordt verwezen naar het rapport Risicomanagement van de Staatsschuld, evaluatie van het beleid 2008–2011 & beleid 2012–2015, Agentschap, Ministerie van Financiën, 2011 en de aanbiedingsbrief aan de Tweede Kamer, 32 000 IXA, nr. 5, vergaderjaar 2011–2012.

X Noot
31

Kst.nr. 31 935 – «Risicomanagement van de staatsschuld – Evaluatie van het beleid 2012–2015».

X Noot
32

De variabele rente die de Staat betaalt uit hoofde van receiverswaps is de 6-maands Euriborrente. Deze rente wordt ieder half jaar opnieuw vastgesteld. De vaste rente die ontvangen wordt verandert gedurende de hele looptijd van de swap niet.

X Noot
33

Kamerstukken 2001/02, 28 035, nr. A.

X Noot
34

Kamerstukken 2013/14, 33 416, nr. G.

X Noot
35

Kamerstukken 2012/13, 33 675, nr. 2.

X Noot
36

Kamerstukken 2012, 20 668.

X Noot
37

Kamerstukken 2014/15, 31 935, nr. 13.

Naar boven