34 049 Wijziging van de Wet op het financieel toezicht en enige andere wetten in verband met Verordening (EU) Nr. 1024/2013 van de Raad van 15 oktober 2013 waarbij aan de Europese Centrale Bank specifieke taken worden opgedragen betreffende het beleid inzake het prudentieel toezicht op kredietinstellingen (PbEU 2013, L 287) (Uitvoeringswet verordening bankentoezicht)

Nr. 16 BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 30 juni 2015

Hierbij informeer ik u over de wijze waarop ik uitvoering zal geven aan de motie van de leden Merkies en Omtzigt (Kamerstuk 34 049, nr. 15). Deze motie verzoekt de regering in Europees verband te pleiten voor het vastleggen van controlebevoegdheden voor de Europese Rekenkamer over de Europese Centrale Bank (ECB) – zoals de Algemene Rekenkamer die in Nederland over De Nederlandsche Bank (DNB) had – en de Kamer hier voor de zomer over te informeren.

Op 9 februari 2015 heeft de Algemene Rekenkamer (Kamerstuk 34 049, nr. 8) uw Kamer een brief gezonden over de controle van het door de ECB uitgevoerde prudentieel bankentoezicht. Deze brief is op 10 februari 2015 aan de orde gekomen tijdens de behandeling van de Uitvoeringswet verordening bankentoezicht in de Tweede Kamer (Handelingen II 2014/15, nr. 94, Overeenkomst betreffende gemeenschappelijk afwikkelfonds). De Algemene Rekenkamer heeft eerder bij brief aan uw Kamer (Kamerstuk 32 013, nr. 78) aan de orde gesteld dat zij meent dat er sprake is van een controlegat. De bestuurlijke reactie op deze brief die ik op 1 juli 2014 naar de Algemene Rekenkamer zond, treft u bijgaand aan.1 Dit onderwerp heeft zij nogmaals aan de orde gesteld in de voornoemde brief van 9 februari 2015. Naar aanleiding daarvan heb ik met uw Kamer van gedachten gewisseld over deze controle en aangegeven dat ik deze controle ook van groot belang acht. Om die reden heeft Nederland zich tijdens de onderhandelingen over de SSM-verordening2 reeds met succes ingezet om ervoor te zorgen dat een bepaling zou worden opgenomen die het mogelijk maakt dat de Europese Rekenkamer bij het verrichten van een doelmatigheids-controle van het bestuur bij de ECB, tevens rekening houdt met de toezichttaken van de ECB.3 Ik ga ervan uit dat de Europese Rekenkamer de controle op de toezichttaken van de ECB voortvarend zal oppakken. Tegelijkertijd besef ik dat de huidige bevoegdheden van de Europese Rekenkamer om toezicht te houden op het bankentoezicht door de ECB mogelijk niet van hetzelfde niveau zijn als die van de Algemene Rekenkamer op DNB.4

Naar aanleiding van voornoemde motie Merkies/Omtzigt (Kamerstuk 34 049, nr. 15) is er ambtelijk contact geweest tussen de Algemene Rekenkamer, de Permanente Vertegenwoordiging van Nederland bij de EU en mijn ministerie om de mogelijkheden voor agendering van dit onderwerp op de Europese agenda te verkennen.

In de verordening bankentoezicht5 is voorgeschreven dat de Europese Commissie driejaarlijks een evaluatie uitvoert van het Single Supervisory Mechanism (SSM). Dit betreft een verslag over de toepassing van de verordening bankentoezicht, met bijzondere aandacht voor het monitoren van de gevolgen voor het functioneren van de interne markt. Daarbij is onder meer geduid dat de Europese Commissie zal kijken naar de doelmatigheid van de regelingen inzake onafhankelijkheid en verantwoordingsplicht (artikel 32, onderdeel e, van de verordening bankentoezicht). Daarnaast kijkt de Europese Commissie naar andere elementen van het functioneren van het SSM die betrekking hebben op doelmatigheid en doeltreffendheid, zoals bijvoorbeeld de taakverdeling tussen de ECB en de nationale bevoegde autoriteiten, de doeltreffendheid van de door de ECB vastgestelde praktische organisatorische regelingen, de doeltreffendheid van de toezicht- en sanctiebevoegdheden van de ECB en de geschiktheid van de governanceregelingen van de ECB.

De eerste van deze driejaarlijkse evaluaties zal plaatsvinden eind 2015. Gelet op de strekking van deze evaluatie ligt het in de rede om met de Europese Commissie in overleg te treden om het onderwerp van een goede controle van het toezicht van de ECB in dat verband aan de orde te stellen. Nu de Europese Commissie in het bijzonder de doelmatigheid van de regelingen inzake onafhankelijkheid en verantwoordingsplicht zal evalueren, zou daarin op Europees niveau de vraag kunnen worden behandeld of het toezicht op de ECB adequaat is ingericht en op welke wijze dit zou kunnen worden versterkt.

Ik ben dan ook voornemens om de Europese Commissie te verzoeken in haar evaluatie aandacht te besteden aan dit vraagstuk. Ik zal uw Kamer informeren over het resultaat hiervan zodra deze evaluatie is afgerond.

De Minister van Financiën, J.R.V.A. Dijsselbloem


X Noot
1

Conform mijn toezegging naar aanleiding van een vraag van het lid Omtzigt tijdens het debat over de overeenkomst betreffende het gemeenschappelijk afwikkelfonds d.d. 10 juni 2015 (Handelingen II 2014/15, nr. 52, item 25), raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.

X Noot
2

Verordening (EU) Nr. 1024/2013 van de Raad van 15 oktober 2013 waarbij aan de Europese Centrale Bank specifieke taken worden opgedragen betreffende het beleid inzake het prudentieel toezicht op kredietinstellingen (verordening bankentoezicht).

X Noot
3

Artikel 20, zeven lid, van de verordening bankentoezicht.

X Noot
4

De bevoegdheden van de Europese Rekenkamer op grond van artikel 285 e.v. van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

X Noot
5

Artikel 32 van de verordening bankentoezicht.

Naar boven