Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2014-2015 | 34135 nr. 3 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2014-2015 | 34135 nr. 3 |
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 5 maart 2015
Op 22 januari jongstleden (Handelingen II 2014/15, nr. 45, item 4) heeft het lid Omtzigt (CDA) tijdens het dertigledendebat een initiatiefnota over de accijnsverhoging aangeboden (Kamerstuk 34 135, nr. 2). In de initiatiefnota behandelt het lid Omtzigt de grenseffecten van de accijnsverhoging op diesel en LPG. Daarvoor maakt hij gebruik van het door de regering gekozen raamwerk voor evaluatie. De uitgebreide initiatiefnota, waarvoor ik het lid Omtzigt zou willen bedanken, bevat vier aanbevelingen ten aanzien van de brandstofaccijnzen. Tijdens het debat heb ik toegezegd te reageren op deze aanbevelingen. Met deze brief geef ik graag gevolg aan die toezegging.
Aanbeveling 1: alternatief model van brandstofaccijnzen
De heer Omtzigt verzoekt in de initiatiefnota allereerst om een alternatief model voor de ramingen van brandstofaccijnzen waarbij rekening wordt gehouden met grens- en gedragseffecten. Tijdens het debat op 22 januari jongstleden heb ik het volgende aangegeven. Ik ben het in algemene zin eens met de oproep van de heer Omtzigt om ramingen zo betekenisvol mogelijk te laten zijn. Een aanpassing van de raming voor brandstofaccijnzen brengt echter met zich mee dat de ramingen voor allerlei andere belastingsoorten op identieke wijze moeten worden aangepast. Daarom heb ik uw Kamer toegezegd om in overleg te treden met de Minister van Financiën en met een afgerond oordeel te komen met Prinsjesdag.
Aanbeveling 2: kosten van het terugdraaien van de accijnsverhoging
De heer Omtzigt vraagt vervolgens hoeveel het terugdraaien van de accijnsverhoging kost en welke gevolgen dit heeft. Het beleidsmatig relevante budgettaire effect van het terugdraaien van de verhoging van de dieselaccijns met 3 cent en de verhoging van de accijns op LPG met 7 cent – indien dit per 1 januari 2015 was doorgevoerd – bedraagt spiegelbeeldig aan de verhoging 280 miljoen euro. Dit is conform de systematiek van ex ante ramingen van beleidswijzigingen zonder rekening te houden met gedragseffecten, economische en andere relevante ontwikkelingen.
Aanbeveling 4: de gevolgen van het terugdraaien van de accijnsverhoging
Vervolgens vraagt het lid Omtzigt wat de gevolgen zijn van het terugdraaien van de accijnsverhoging per 12 juli a.s. en of het kabinet daartoe bereid is. Het is waarschijnlijk dat zich, eveneens spiegelbeeldig aan het uitverdieneffect van de verhoging, een inverdieneffect voordoet als gevolg van tariefsverlaging. Voor de totale opbrengstontwikkeling komt daar het effect bij van overige factoren die relevant zijn voor de accijnsopbrengst zoals de uitbreiding en samenstelling van het wagenpark (meer of minder diesels, zuiniger of minder zuiniger auto’s) en het gereden aantal kilometers in NL. Het kabinet is niet voornemens de accijnsverhoging terug te draaien. Zoals ook uit mijn brief van 18 februari jongstleden blijkt, heeft de accijnsverhoging geleid tot een extra opbrengst en draagt deze maatregel bij aan het op orde brengen van de overheidsfinanciën.1 Het kabinet beseft dat dit niet de uitkomst is waarop sommigen hadden gehoopt.
Aanbeveling 3: rechten van Kamerleden om informatie
Tot slot kom ik toe aan de rechten van Kamerleden om te verzoeken om informatie. Het lid Omtzigt vraagt op welke wijze een Kamerlid informatie die duidelijk op grond van de Wet Openbaarheid van Bestuur openbaar gemaakt moet worden, in het normale verkeer tussen regering en Kamer openbaar kan krijgen.
In mijn antwoord van 19 juni 2014 op vragen van de heer Omtzigt heb ik aangegeven dat ik van mening ben dat een verzoek om informatie van de Kamer moet worden aangemerkt als een verzoek op basis van artikel 68 van de Grondwet.2 Mede omdat toetsing van dit artikel in laatste instantie een zaak is van de meerderheid van de Kamer. In deze opvatting voel ik mij gesteund door het oordeel van de Vice-President van de Raad van State, zoals weergegeven in zijn brief van 12 juli 2002.3 Hierin verwijst hij naar de notitie van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 21 januari 20024 waarin onder meer staat aangegeven dat artikel 68 van de Grondwet de Kamer een ruimer recht op informatie geeft dan de WOB aan de burger.
Maar dat betekent niet dat alle informatie openbaar moet worden gemaakt. Zo zal ik bijvoorbeeld bedrijfsvertrouwelijke en concurrentiegevoelige informatie van bedrijven niet openbaar maken op grond van de WOB en in bepaalde gevallen evenmin op grond van artikel 68 van de Grondwet. Zoals ook is aangegeven in de hiervoor genoemde notitie van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zal, indien een informatieverzoek vanuit de Kamer betrekking heeft op vertrouwelijke bedrijfsinformatie, in het concrete geval de afweging moeten worden gemaakt of openbare verstrekking (eventueel gedeeltelijk in geaggregeerde vorm) niettemin verantwoord is of dat tot vertrouwelijke informatieverstrekking (geheel of gedeeltelijk) moet worden overgegaan, dan wel dat in uitzonderlijke gevallen met een beroep op het belang van de staat de informatieverstrekking geheel of gedeeltelijk achterwege moet blijven.
De Staatssecretaris van Financiën, E.D. Wiebes
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-34135-3.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.