Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 20 augustus 2014
Hierbij zend ik u, mede namens de Minister voor Wonen en Rijksdienst, een brief over
de besluitvorming over de huurtoeslag in relatie tot het koopkrachtbeeld, zoals ik
tijdens het debat over de Voorjaarsnota heb toegezegd ((Handelingen II 2013/14, nr.
101, debat over de Voorjaarsnota 2014).
Jaarlijks wordt in het voorjaar duidelijk of en in hoeverre de realisatie afwijkt
van het begrote budget voor de huurtoeslag over het afgelopen jaar. Daarnaast worden
in maart de ramingen van de huurtoeslag voor de komende jaren aangepast aan de meest
recente economische verwachtingen, op basis van gegevens uit het Centraal Economisch
Plan van het CPB. Het totaal van realisatie en ramingen bepaalt het budgettaire beeld
van de huurtoeslag. Deze planning maakt het mogelijk om, indien nodig, over de huurtoeslag
een besluit te nemen tijdens het hoofdbesluitvormingsmoment.
In de begrotingsregels is afgesproken dat overschrijdingen specifiek dienen te worden
gecompenseerd op de desbetreffende begroting. Aangezien het instrument huurtoeslag
circa 90% van de begroting van Wonen en Rijksdienst beslaat, is de mogelijkheid om
elders binnen de begroting middelen te vinden beperkt. Dit impliceert dat in de meeste
gevallen het onvermijdelijk is dat een tegenvaller op de huurtoeslag moet worden gecompenseerd
door een ombuiging op diezelfde huurtoeslag.
De parameters van de huurtoeslag dienen wettelijk jaarlijks per 1 januari te worden
aangepast. Deze nieuwe parameters dienen half oktober voorafgaand aan het betreffende
jaar bij de Belastingdienst bekend te zijn, om een correcte implementatie in het toeslagensysteem
mogelijk te maken. De wijze van aanpassing van de meeste huurtoeslagparameters ligt
vast in de Wet op de huurtoeslag; slechts twee parameters, namelijk de opslag op de
eigen bijdrage en de kwaliteitskorting, kunnen per algemene maatregel van bestuur
(amvb) worden aangepast en daarmee worden gebruikt om een ombuiging te realiseren
zonder voorafgaande wetswijziging. Deze amvb dient ingevolge de Wet op de huurtoeslag
acht weken voor te hangen bij de Eerste en Tweede Kamer. Indien binnen deze periode
van acht weken sprake is van een reces, dienen ten minste zes weken van de voorhangperiode
buiten het reces te vallen. Dit jaar dient de amvb uiterlijk 20 augustus te worden
voorgehangen om een ombuiging in 2015 te realiseren.
Het moment waarop de amvb moet worden voorgehangen maakt een afweging waarbij een
mogelijke ombuiging op de huurtoeslag wordt bezien in het licht van het totale koopkrachtbeeld
lastig. Het koopkrachtbeeld wordt immers meegenomen in de augustusbesluitvorming van
het kabinet, die mede afhankelijk is van de cMEV ramingen van het CPB. Deze ramingen
zijn dit jaar op 14 augustus gepubliceerd. De augustusbesluitvorming wordt eind augustus
afgerond. De Minister voor Wonen en Rijksdienst heeft (met inachtneming van bovengeschetste
procedure) dan ook op 20 augustus de amvb ter invulling van de bezuiniging op de huurtoeslag
aan u voorgelegd. Dit laat overigens onverlet dat deze bezuiniging bij de besluitvorming
over het koopkrachtbeeld kan worden meegewogen. Mocht deze afweging leiden tot een
ander besluit over de bezuiniging op de huurtoeslag, zal uw Kamer daarover zo snel
mogelijk worden geïnformeerd.
Ik ben mij ervan bewust dat deze gang van zaken, waarbij een voorstel voor invulling
van een bezuiniging aan het parlement moet worden voorgelegd, voordat deze bezuiniging
is bezien in het totale koopkrachtbeeld voor 2015, niet optimaal is. Een oplossing
voor deze situatie, weliswaar niet al voor 2015, maar wel voor de verdere toekomst,
zou kunnen worden gevonden in het inkorten van de verplichte voorhangtermijn van de
betrokken amvb naar zes weken. Indien uw Kamer dat wenst kan een daartoe strekkend
wetsvoorstel aan u worden voorgelegd.
Volledigheidshalve merk ik op dat een en ander uiteraard niet betekent dat er in de
komende jaren geen sprake meer kan zijn van ombuigingsvoorstellen op de huurtoeslag,
want voor het kabinet blijft in beginsel gelden dat tekorten specifiek moeten worden
opgelost. De hierboven voorgestelde procedure stelt kabinet en Kamer in staat eventueel
een andere afweging te maken.
De Minister van Financiën, J.R.V.A. Dijsselbloem