27 926 Huurbeleid

Nr. 230 BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 20 augustus 2014

Hierbij zend ik u, mede namens de Minister voor Wonen en Rijksdienst, een brief over de besluitvorming over de huurtoeslag in relatie tot het koopkrachtbeeld, zoals ik tijdens het debat over de Voorjaarsnota heb toegezegd ((Handelingen II 2013/14, nr. 101, debat over de Voorjaarsnota 2014).

Jaarlijks wordt in het voorjaar duidelijk of en in hoeverre de realisatie afwijkt van het begrote budget voor de huurtoeslag over het afgelopen jaar. Daarnaast worden in maart de ramingen van de huurtoeslag voor de komende jaren aangepast aan de meest recente economische verwachtingen, op basis van gegevens uit het Centraal Economisch Plan van het CPB. Het totaal van realisatie en ramingen bepaalt het budgettaire beeld van de huurtoeslag. Deze planning maakt het mogelijk om, indien nodig, over de huurtoeslag een besluit te nemen tijdens het hoofdbesluitvormingsmoment.

In de begrotingsregels is afgesproken dat overschrijdingen specifiek dienen te worden gecompenseerd op de desbetreffende begroting. Aangezien het instrument huurtoeslag circa 90% van de begroting van Wonen en Rijksdienst beslaat, is de mogelijkheid om elders binnen de begroting middelen te vinden beperkt. Dit impliceert dat in de meeste gevallen het onvermijdelijk is dat een tegenvaller op de huurtoeslag moet worden gecompenseerd door een ombuiging op diezelfde huurtoeslag.

De parameters van de huurtoeslag dienen wettelijk jaarlijks per 1 januari te worden aangepast. Deze nieuwe parameters dienen half oktober voorafgaand aan het betreffende jaar bij de Belastingdienst bekend te zijn, om een correcte implementatie in het toeslagensysteem mogelijk te maken. De wijze van aanpassing van de meeste huurtoeslagparameters ligt vast in de Wet op de huurtoeslag; slechts twee parameters, namelijk de opslag op de eigen bijdrage en de kwaliteitskorting, kunnen per algemene maatregel van bestuur (amvb) worden aangepast en daarmee worden gebruikt om een ombuiging te realiseren zonder voorafgaande wetswijziging. Deze amvb dient ingevolge de Wet op de huurtoeslag acht weken voor te hangen bij de Eerste en Tweede Kamer. Indien binnen deze periode van acht weken sprake is van een reces, dienen ten minste zes weken van de voorhangperiode buiten het reces te vallen. Dit jaar dient de amvb uiterlijk 20 augustus te worden voorgehangen om een ombuiging in 2015 te realiseren.

Het moment waarop de amvb moet worden voorgehangen maakt een afweging waarbij een mogelijke ombuiging op de huurtoeslag wordt bezien in het licht van het totale koopkrachtbeeld lastig. Het koopkrachtbeeld wordt immers meegenomen in de augustusbesluitvorming van het kabinet, die mede afhankelijk is van de cMEV ramingen van het CPB. Deze ramingen zijn dit jaar op 14 augustus gepubliceerd. De augustusbesluitvorming wordt eind augustus afgerond. De Minister voor Wonen en Rijksdienst heeft (met inachtneming van bovengeschetste procedure) dan ook op 20 augustus de amvb ter invulling van de bezuiniging op de huurtoeslag aan u voorgelegd. Dit laat overigens onverlet dat deze bezuiniging bij de besluitvorming over het koopkrachtbeeld kan worden meegewogen. Mocht deze afweging leiden tot een ander besluit over de bezuiniging op de huurtoeslag, zal uw Kamer daarover zo snel mogelijk worden geïnformeerd.

Ik ben mij ervan bewust dat deze gang van zaken, waarbij een voorstel voor invulling van een bezuiniging aan het parlement moet worden voorgelegd, voordat deze bezuiniging is bezien in het totale koopkrachtbeeld voor 2015, niet optimaal is. Een oplossing voor deze situatie, weliswaar niet al voor 2015, maar wel voor de verdere toekomst, zou kunnen worden gevonden in het inkorten van de verplichte voorhangtermijn van de betrokken amvb naar zes weken. Indien uw Kamer dat wenst kan een daartoe strekkend wetsvoorstel aan u worden voorgelegd.

Volledigheidshalve merk ik op dat een en ander uiteraard niet betekent dat er in de komende jaren geen sprake meer kan zijn van ombuigingsvoorstellen op de huurtoeslag, want voor het kabinet blijft in beginsel gelden dat tekorten specifiek moeten worden opgelost. De hierboven voorgestelde procedure stelt kabinet en Kamer in staat eventueel een andere afweging te maken.

De Minister van Financiën, J.R.V.A. Dijsselbloem

Naar boven