32 545 Wet- en regelgeving financiële markten

Nr. 22 BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 5 november 2014

Op 13 juni jongstleden heb ik u geïnformeerd over de tot dan toe opgedane ervaring met het nieuwe vakbekwaamheidsbouwwerk en meer specifiek over de ervaringen met de centrale examenbank Wet op het financieel toezicht (Wft).1 Met deze brief doe ik de toezegging gestand om u nogmaals te informeren over de actuele stand van zaken.2 Ik zal daarbij ingaan op de meest actuele slagingspercentages, de ervaringen met het examenproces en de acties die zijn ondernomen om de kwaliteit van de centrale examinering doorlopend te borgen. Ook zal ik ingaan op de verschillende gesprekken die met marktpartijen zijn gevoerd en de resultaten daarvan. Tot slot zal ik enkele in voorbereiding zijnde bijstellingen van de regelgeving, die zijn ingegeven door de tot nu toe opgedane ervaringen, toelichten.

Ervaringen centrale examinering

Slagingspercentages

Dit jaar zijn tot en met september in totaal 24.319 examens afgenomen, inclusief herexamens. Dit betrof 5.421 PEplusexamens3 en 18.898 initiële Wft-examens.

Voor alle 24.319 examens die tot en met september 2014 zijn afgenomen, bedraagt het slagingspercentage 48,4%. Wat betreft de PEplus-examens is het slagingspercentage 62,0% en voor de initiële Wft-examens bedraagt het slagingspercentage 44,5%. Ter vergelijking: in de stand van zaken die ik u in juni heb toegezonden bedroegen de slagingspercentages (berekend tot en met mei 2014) 29,9% voor alle examens, 53,1% voor de PEplus-examens en 28,0% voor de initiële examens. Voor een compleet beeld van de slagingspercentages, verwijs ik u naar de bijlage4 bij deze brief waarin tot en met september van dit jaar voor zowel de initiële Wft-examens als de PEplus-examens per module het aantal afgenomen examens en de slagingspercentagens zijn opgenomen.

Afhandeling van klachten en meldingen

Naast het slagingspercentage is ook het proces van afhandeling van klachten en meldingen belangrijk om het functioneren van een examensysteem te borgen. Drie partijen zijn betrokken bij het proces, ieder vanuit hun eigen specifieke rol bij de centrale examenbank, namelijk het exameninstituut waar het examen is afgenomen, de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) en het College Deskundigheid Financiële Dienstverlening (CDFD).

Het exameninstituut is er verantwoordelijk voor dat examens op een correcte en eerlijke wijze worden afgelegd. De exameninstituten beschikken daartoe over een eigen interne klachtenprocedure. DUO behandelt ten eerste meldingen over mogelijke fouten en storingen in de examenapplicatie. Verdere klachten die bij DUO binnenkomen hebben vooral betrekking op de examenuitslag, inzage van examens, diploma’s en privacy. Van deze klachten zijn er 8 gegrond verklaard, 4 gedeeltelijk gegrond en 22 ongegrond. Op het moment van schrijven zijn 7 klachten nog in behandeling. Het CDFD analyseert klachten en meldingen over de kwaliteit van examenvragen. Na een melding wordt de vraag door een team van vakspecialisten opnieuw beoordeeld. Het team van specialisten onderzoekt of de melding van de kandidaat terecht is. Dit heeft tot gevolg gehad dat 22 vragen uit de vragenbank zijn verwijderd, 112 vragen in meer of mindere mate zijn aangepast en 89 vragen marginaal zijn bijgesteld. Tot 1 september heeft dit bij een beperkt aantal kandidaten alsnog geleid tot een positieve examenuitslag. Vanaf 1 september is dit effect meegenomen in de cesuur, zie hieronder voor een nadere toelichting. Klachten over de taakuitvoering door CDFD kunnen rechtstreeks worden ingediend bij het CDFD. Hiervan is sporadisch sprake.

Uitvoeringskosten centrale Wft-examinering en legestarief 2015

De centrale examinering van de Wft-examens vindt plaats door een ketenorganisatie bestaande uit CDFD en DUO. Voor de overgangsperiode 2014 en 2015 bedragen de jaarlijkse uitgaven voor de hele keten naar verwachting ca. € 7 mln. In 2014 en 2015 zullen er relatief veel examens (ruim 235.000) worden afgenomen en vinden aanvullende investeringen plaats om het aantal examenvragen verder te doen toenemen. In de periode daarna zal het aantal examens naar verwachting uitkomen op structureel ca. 70.000 per jaar. De uitgaven voor de uitvoering zullen hierdoor naar verwachting dalen.

Voor 2014 is het legestarief vastgesteld op € 46 per afgenomen examen. Omdat de prognose voor het totale aantal af te nemen examens voor de overgangsperiode niet is gewijzigd, handhaaf ik het legestarief in 2015. Het feit dat een groter deel van de examens in 2015 zal worden afgenomen dan verwacht, leidt tot een exploitatietekort in 2014 en naar verwachting een overschot in 2015. Ook na 2015 zal jaarlijks op basis van de dan bekende uitgaven en inkomsten het legestarief worden bepaald.

Doorontwikkeling (proces van) centrale examinering

Het bewaken en verbeteren van de centrale examenbank en het examenproces is een continu proces waar door het CDFD hard aan gewerkt wordt. In dat kader licht ik graag de stappen toe die de afgelopen maanden zijn genomen.

Definitieve uitslag binnen 48 uur en verlaging cesuur

In mijn vorige brief kondigde ik aan dat de definitieve uitslag binnen 48 uur na het afleggen van het examen verstrekt zou gaan worden. Deze maatregel is per 1 september jl. ingevoerd. Dit heeft als voordeel dat examinandi snel na het afronden van het Wft-examen weten waar ze aan toe zijn. Nu de nodige correcties en reparaties aan de vragen hebben plaatsgevonden, kan het systeem van voorlopige en definitieve uitslag vervallen. In het schriftelijk overleg dat in juni met uw Kamer is gevoerd, heb ik tevens aangegeven dat met het vervallen van het onderscheid tussen voorlopige en definitieve uitslag, ook bekeken zou worden welke consequenties dit voor de cesuur zou hebben. Ondanks alle controles die de vragen ondergaan, kan het namelijk in een enkel geval voorkomen dat een vraag in een examen wordt opgenomen die vakinhoudelijke of toetstechnische onvolkomenheden bevat. Om daar recht aan te doen heeft het CDFD de cesuur aangepast van 70% naar 68%. Een kandidaat is derhalve geslaagd indien minimaal 68% van het totaal te halen punten is behaald. Met de verlaging is een automatische compensatie ingebouwd voor eventuele vragen die achteraf niet voldoen aan de kwaliteitseisen. Overigens wordt op basis van analyses van de examenresultaten regelmatig bezien of de cesuur moet worden bijgesteld.

Publicatie voorbeeldvragen en kandidaatsbrochure

Vanuit de markt was er een vraag naar meer ondersteuning bij de voorbereiding op de examens. Het leveren van voorbeeldvragen stond daarin centraal. Om hieraan gehoor te geven, zijn naast de al bestaande beleidsregels en toetsdeskundige informatie ook representatieve voorbeeldcasussen en een kandidaatsbrochure beschikbaar gesteld. Hiermee worden zowel opleidings- en exameninstituten als examenkandidaten in staat gesteld meer inzicht te krijgen in de wijze van examinering. De voorbeeldcasussen zijn op 6 oktober jongstleden door het CDFD ter beschikking gesteld. Voor elke module heeft het CDFD een oefencasus met drie of vier vragen op het gebied van vaardigheden of competenties opgesteld.

Gesprekken met marktpartijen

Ervaringsloket Wft

Een aantal brancheorganisaties (Adfiz, CFD, NVF, NVGA en OvFD) heeft een gezamenlijk Ervaringsloket Wft ingericht om een duidelijk beeld te krijgen van de ervaringen en kwaliteit van de Wft-examens. Zij inventariseren hoe de examinering in de praktijk werkt en dragen suggesties aan voor verbetering. Hiertoe wordt aan kandidaten gevraagd om na het afleggen van een examen een vragenlijst in te vullen. De signalen die ontvangen worden zijn wisselend.

Op 25 september jongstleden hebben vertegenwoordigers van deze brancheorganisaties, het Ministerie van Financiën en het CDFD overlegd over de ervaringen die via het Ervaringsloket Wft waren binnengekomen. Op dat moment waren ongeveer 400 ervaringen verzameld. Deze waren vooral afkomstig van kandidaten uit het intermediair, maar ook van kandidaten afkomstig vanuit aanbieders en dan met name verzekeraars. Opvallende zaken die naar voren kwamen, waren onder meer:

  • veel kritische feedback op de wijze van toetsing van adviesvaardigheden;

  • het gevoel dat overheid erop uit is om het aantal adviseurs te verminderen;

  • onvoldoende aansluiting van de opleiding(en) bij de examens;

  • klachten over het niet beschikbaar stellen van oefenexamens door het CDFD;

  • door exameninstituten beschikbaar gestelde rekenmachines deugen soms niet, waarbij wordt verzocht om een rekenmachine in de examenapplicatie;

  • tijdnood bij bepaalde examens;

  • veel kandidaten die zakken hebben een 5.

Deze ervaringen sporen met de meldingen en klachten die bij DUO en het CDFD worden ingediend. Uiteraard is van een poging het aantal adviseurs te verminderen geen sprake. Zoals hierboven naar voren kwam, worden klachten onderzocht, waarna al dan niet verbeteringen in de vragen of de examenapplicatie worden doorgevoerd. Inmiddels bevat de examenapplicatie bijvoorbeeld een rekenmachine. Ook is bezien of en zo ja, bij welke examens tijdnood optreedt. De indruk bestaat dat vrijwel iedere kandidaat binnen de beschikbaar gestelde tijd het examen kan maken. Het CDFD zal dit signaal blijven monitoren en betrekken bij de reguliere kwaliteitszorg.

Ook is, naar aanleiding van het signaal dat veel kandidaten zakken met een 5, bezien of de spreiding van de examencijfers een acceptabel beeld vertoond. Dit wordt in het kader van het continue proces van kwaliteitsbewaking regelmatig gedaan. Uit deze analyses blijkt dat de examencijfers redelijk normaal verdeeld zijn en dat de verdeling van cijfers geen reden geeft te twijfelen aan de kwaliteit van de examens.

MBO & HBO

De afgelopen maanden zijn naar aanleiding van de achterblijvende slagingspercentages van MBO- en HBO-studenten verschillende gesprekken gevoerd met vertegenwoordigers van het MBO en HBO. Deze gesprekken hadden enerzijds tot doel om te kijken welke gevolgen de achterblijvende slagingspercentages voor de studenten hebben en feedback te verzamelen en anderzijds om te kijken hoe lesprogramma’s verbeterd zouden kunnen worden om zodoende de aansluiting bij de nieuwe Wft-examens te verbeteren.

Wat betreft het MBO zijn er binnen de sector afspraken gemaakt over hoe om te gaan met studenten die als gevolg van het gewijzigde vakbekwaamheidsbouwwerk studievertraging oplopen. Een aantal studenten uit het schooljaar 2013–2014 kon namelijk niet gediplomeerd worden, omdat zij niet konden voldoen aan de herziene exameneisen die voortvloeien uit het nieuwe vakbekwaamheidsbouwwerk. Deze wijzigingen waren bij aanvang van de opleiding niet te voorzien. Gelet hierop zijn in het MBO alternatieve exameneisen geformuleerd, waardoor deze kandidaten onder bepaalde voorwaarden toch nog MBO-gediplomeerd kunnen worden.

Hiernaast vindt overleg met vertegenwoordigers van het HBO plaats. Op 29 augustus 2014 heeft een bijeenkomst plaatsgevonden van HBO-docenten, CDFD en DUO. Bij deze bijeenkomst hebben docenten een examen naar keuze afgelegd. Vervolgens zijn de ervaringen gezamenlijk geëvalueerd. Op 1 december aanstaande volgt een praktijkdag voor een aantal HBO-docenten. In een interactieve sessie zal de methodiek achter de examenvragen worden doorgenomen. Verder is er op 16 september jl. overleg geweest tussen de directies van een aantal relevante opleidingen aan hogescholen, het Ministerie van Financiën en het CDFD. Afgesproken is dat zal worden bezien of, en zo ja hoe, de abstracte eind- en toetstermen kunnen worden vertaald naar een concreter niveau. Dit speelt vooral op het gebied van Vaardigheden en Competenties. De verduidelijking van de leerdoelen op een lager abstractieniveau kan zowel de hogescholen als de MBO’s behulpzaam zijn bij het afstemmen van de lesstof op de Wft-examens. Tevens is afgesproken dat zal worden bezien hoe de markt (waaronder het beroepsonderwijs) meer kan worden betrokken bij de processen van de centrale examenbank. Ten slotte is afgesproken dat het CDFD per Wft-module een voorbeeldcasus zal publiceren. Dit laatste is, zoals hierboven vermeld, op 6 oktober jl. gebeurd.

Regelgeving

De ervaringen met centrale examinering hebben ook aanleiding gegeven om per 1 januari 2015 enkele wijzigingen door te voeren in het Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen (BGfo). De belangrijkste daarvan is dat een grondslag is opgenomen om bij ministeriële regeling nadere regels te kunnen stellen aan examenreglementen van exameninstituten. Daarmee kan grotere uniformiteit worden bereikt ten aanzien van bijvoorbeeld het gebruik van hulpmiddelen zoals een wettenbundel of de omgang met fraude. De ministeriële regeling waarin dit verder wordt uitgewerkt, wordt momenteel vormgegeven en zal per 1 januari 2015 in werking treden. Daarnaast scherpt het CDFD momenteel haar beleid ten aanzien van accreditatie van exameninstituten aan om ook langs die weg de uniformiteit te bevorderen.

Verder wil ik van de gelegenheid gebruik maken om u te informeren over het diplomaregister. Eerder is aangegeven dat de gegevens die zijn opgenomen in het informatiesysteem dat gebruikt wordt ten behoeve van de centrale examenbank op een later moment zouden worden gebruikt voor een diplomaregister dat toegankelijk zou zijn voor diplomahouders.5

Inmiddels is duidelijk dat een apart diplomaregister onvoldoende toegevoegde waarde heeft ten opzichte van het informatiesysteem. Een belangrijke doelstelling van een diplomaregister is dat het een centrale back-up biedt voor diplomahouders. In geval van verlies of diefstal, kunnen diplomahouders toch aantonen dat zij het desbetreffende diploma hebben behaald. Deze informatie is echter al aanwezig in het informatiesysteem dat beheerd wordt door de Minister van Financiën. Bovendien kunnen diploma- en certificaathouders al een duplicaat van een diploma of certificaat aanvragen. Ik zal dan ook om onnodige kosten voor deelnemers te voorkomen afzien van het opzetten van een apart diplomaregister.

Veel adviseurs en aspirant adviseurs zullen de komende veertien maanden te baat nemen om aan hun diplomaplicht te voldoen, zodat ze 1 januari 2016 klaar zijn voor de nieuwe situatie. Daarmee wordt de vakbekwaamheid van financieel adviseurs geborgd en dat zal naar mijn overtuiging de kwaliteit van financieel advies aan consumenten ten goede komen.

De Minister van Financiën, J.R.V.A. Dijsselbloem


X Noot
1

Kamerstuk 32 545, nr. 16.

X Noot
2

Kamerstuk 32 545, nr. 19.

X Noot
3

Dit aanvullende examen is gericht op de verschillen tussen het «huidige» en het «oude» vakbekwaamheidsbouwwerk. Om kosten te besparen en efficiency te bevorderen wordt een «inhaalexamen» gecombineerd met de examinering van de reguliere permanente educatie (PE).

X Noot
4

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
5

Kamerstuk 33 632, nr. 7.

Naar boven