33 750 IX Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Financiën (IXB) en de begrotingsstaat van Nationale Schuld (IXA) voor het jaar 2014

Nr. 21 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 4 maart 2013

De algemene commissie voor Wonen en Rijksdienst en de vaste commissie voor Financiën hebben op 16 januari 2014 overleg gevoerd met Minister Blok voor Wonen en Rijksdienst en Staatssecretaris Weekers van Financiën over:

  • de brief van de Staatssecretaris van Financiën d.d. 3 januari 2014 inzake toelichting op de aanpassing van het eigenwoningforfait (Kamerstuk 33 750 IX, nr. 13);

  • de brief van de Staatssecretaris van Financiën en de Minister voor Wonen en Rijksdienst d.d. 3 januari 2014 met antwoorden op schriftelijke vragen d.d. 2 januari 2014 van de Tweede Kamerleden Knops, Omtzigt en Bashir over de bijstellingsregeling directe belasting (Aanhangsel Handelingen II 2013/14, nr. 888);

  • de brief van de Staatssecretaris van Financiën d.d. 13 januari 2014 met antwoorden op vragen d.d. 6 januari 2014 van het Tweede Kamerlid Omtzigt over de bijstellingsregeling directe belastingen (Aanhangsel Handelingen II 2013/14, nr. 889).

Van dit overleg brengen de commissies bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de algemene commissie voor Wonen en Rijksdienst, De Rouwe

De voorzitter van de vaste commissie voor Financiën, Van Nieuwenhuizen-Wijbenga

De griffier van de algemene commissie voor Wonen en Rijksdienst, Van der Leeden

Voorzitter: De Rouwe

Griffier: Van der Leeden

Aanwezig zijn acht leden der Kamer, te weten: Paulus Jansen, Van Klaveren, Monasch, Omtzigt, De Rouwe, Schouten, Verhoeven en Visser,

en Minister Blok voor Wonen en Rijksdienst en Staatssecretaris Weekers van Financiën, die vergezeld zijn van enkele ambtenaren van hun ministeries.

Aanvang 14.35 uur

De voorzitter: Welkom bij de algemene commissie voor Wonen en Rijksdienst. Dit AO heeft als onderwerp de aanpassing van het eigenwoningforfait. Ik stel voor spreektijden te hanteren van maximaal vijf minuten en twee interrupties toe te staan. Ik vermoed dat de heer Omtzigt nog komt, maar dat weet ik niet zeker. Desalniettemin stel ik voor om te beginnen.

Ik heet beide bewindspersonen en hun ondersteuning welkom, evenals de mensen die dit volgen.

De heer Van Klaveren (PVV): Voorzitter. Ik zal het vandaag kort houden. De politiek draait om het maken van keuzes. De ene partij kiest voor linksaf en de andere partij voor rechtsaf. De laatste optie heeft vaak grote aantrekkingskracht op de Partij voor de Vrijheid. Vorig jaar heeft de PVV het verzet geïnitieerd tegen dit waardeloze kabinet, zowel hier in dit huis van de democratie als op straat, zij aan zij met de mensen in het land. Zolang dit kabinet nog in de Trêveszaal zit en niet daarbuiten staat, gaat de PVV door met het verzet tegen de onzalige keuzes die het kabinet-Rutte/Asscher maakt. Dit kabinet is kampioen lasten verzwaren. We hoeven alleen maar te denken aan de accijnzen, de btw, de aantasting van de hypotheekrenteaftrek en de explosieve huurstijgingen. Het gaat maar door.

Daarbovenop komt nu de verhoging van het eigenwoningforfait naar 0,7%. De huurstijgingen zijn voor de huurders al een verschrikking en een enorme lastenverzwaring en nu worden ook de woningeigenaren door deze maatregel indirect getroffen. En dat nadat men ook al tussentijds, zoals ik net al stelde, de hypotheekrenteaftrek aangetast zag worden en de waarde van veel huizen enorm zijn gedaald.

De PVV pleit voor het bevriezen van het percentage en krijgt daar graag een reactie op. Daar kan ik het nu bij laten.

De voorzitter: Het is mooi dat u kort bent. Ik zie nog andere leden binnenkomen. Het zal daarom zeer gewaardeerd wordt als iedereen maximaal vier minuten zal spreken.

Mevrouw Visser (VVD): Het wordt steeds korter.

Voorzitter. De VVD wil dit AO graag gebruiken om ook naar de toekomst te kijken als het gaat om de berekening van het eigenwoningforfait. In het regeerakkoord en het woonakkoord zijn namelijk belangrijke maatregelen genomen om de woningmarkt van het slot te krijgen, onder andere door binnen de huursector maatregelen te nemen op het gebied van marktconforme huren en de aanpak van scheefwonen. Daar is lang over gesproken en dat is nu ook daadwerkelijk gerealiseerd. Deze maatregelen zijn het afgelopen jaar vastgesteld in de Kamer en ze moeten ervoor zorgen dat de sociale woningbouw weer terechtkomt bij die doelgroep die het echt nodig heeft en dat er ruimte ontstaat voor de vrijehuursector, waardoor mensen weer doorstromen op de woningmarkt, zowel koop als huur.

Wat in de afgelopen periode in al deze debatten niet aan de orde is gekomen, is wat deze beleidsdoelstellingen voor de woningmarkt betekenen voor de huidige systematiek van het eigenwoningforfait. Sinds 2001 kennen we de indexeringssystematiek op grond van de inkomstenbelasting. De consequenties voor de stijging van het eigenwoningforfaitpercentage voor het jaar 2014 zijn dan ook het gevolg van de systematiek die is vastgelegd in de wet uit 2001. Dit blijkt ook duidelijk uit de toelichtende brief van het kabinet, waarin nogmaals wordt bevestigd op welke wijze deze indexatie is vastgelegd en hoe deze dit jaar is toegepast. Het kabinet is verplicht om het tarief jaarlijks te indexeren bij ministeriële regeling. Dat is dit jaar ook gebeurd conform de wet- en regelgeving.

Voor het jaar 2015 zullen de maatregelen uit het woonakkoord inzake aanpak scheefwonen en meer marktconform huren, in hun volle omvang zichtbaar worden in de berekening van het eigenwoningforfait. Wat de VVD hierbij niet wil, is dat de rekening voor de scheefwoners wordt neergelegd bij de eigenwoningbezitter. De huidige indexeringssystematiek kan daar wel voor zorgen en dat vinden wij onwenselijk. Wij willen de Staatssecretaris dan ook vragen om te zoeken naar de mogelijkheden om deze niet-bedoelde bijwerking van het nieuwe huurbeleid in de toekomst te voorkomen. De VVD vindt het niet fair dat de huurverhogingen als gevolg van de aanpak van scheefwonen indirect ook de belasting voor de eigenwoningbezitter doet toenemen. Daar is en was het nieuwe huurbeleid wat ons betreft niet voor bedoeld.

De heer Verhoeven (D66): Mevrouw Visser zegt zelf al dat deze indexeringsformule met twee componenten, sinds 2001 bestaat. Als de huren omhooggaan, gaat het forfait omhoog en als de huizenprijzen omlaag gaan, moet dat gecompenseerd worden en gaat het forfait ook omhoog. Deze situatie bestaat dus al tien jaar. We hebben nu een huurverhoging doorgevoerd. Wist de VVD dan niet dat dit de consequentie zou kunnen zijn? De VVD doet nu net alsof dit een soort onbedoeld effect is, terwijl deze formule al tien jaar bestaat.

Mevrouw Visser (VVD): Als de heer Verhoeven goed naar mij had geluisterd, had hij gehoord dat ik heb aangegeven dat het eigenwoningforfaitpercentage voor het jaar 2014 conform de afspraken is die zijn vastgelegd in 2001. Dat trek ik dan ook niet in twijfel. Het gaat ons erom dat wij in het regeer- en het woonakkoord nieuwe beleidsdoelstellingen hebben geformuleerd als het gaat om de aanpak van de woningmarkt. Wij willen graag dat de woningmarkt van het slot komt en dat de doorstroming op gang komt. Er is een aantal specifieke maatregelen op het huurbeleid genomen, waaronder de aanpak van scheefwonen. Dat beleid hadden we niet in 2001. We willen niet dat de aanpak van scheefwonen ertoe leidt dat de eigenwoningbezitter daar extra voor opdraait, want de aanpak van scheefwonen is bedoeld om ervoor te zorgen dat mensen die een beroep moeten doen op de sociale woningbouw, ook in dat soort woningen terechtkomen. Die aanpak is er niet voor bedoeld om een onbedoelde bijwerking voor het eigenwoningbezitter te realiseren en die eigenwoningbezitter daarvoor te laten opdraaien.

De heer Verhoeven (D66): Ik blijf vinden dat dit een beetje uit de lucht komt vallen. Als je een systeem hebt dat al tien jaar bestaat en dat gebaseerd is op onder andere de huurprijzen en je verhoogt de huren, dan weet je dat dat kan gebeuren. Niemand vindt dat leuk, maar dat is wat anders. Hoe ziet mevrouw Visser het dan voor zich? Een beetje gaan vooruitlopen op een andere manier van berekenen, is leuk, maar dan wil ik ook graag weten wat voor beeld ze daar dan bij heeft. Welk voorstel heeft zij dan in gedachten?

Mevrouw Visser (VVD): Ik wil nogmaals benadrukken dat ik het eigenwoningforfaitpercentage voor 2014 niet in twijfel trek. Ik heb in mijn bijdrage ook gezegd dat dit conform de afspraak uit 2001 is. Maar wat wel anders is ten opzichte van 2001, is dat we een aantal maatregelen voor de woningmarkt hebben genomen, ook gesteund door D66. De aanpak van scheefwonen is een belangrijk element en daar is lang over gesproken en die wordt nu eindelijk gerealiseerd. Die aanpak gaat er echter, wat ons betreft onbedoeld, ook voor zorgen dat het eigenwoningforfaitpercentage omhoog gaat en dat de eigenwoningbezitter indirect ook nog een keer betaalt voor de aanpak van scheefwonen. Dat is het gevolg van de systematiek uit 2001, maar die had deze aanpak op de woningmarkt niet in zich. Dat is wat ons betreft een onvoorzien effect.

De heer Monasch (PvdA): Collega Visser richt zich heel erg op de aanpak van het scheefwonen. Nu kent het huurbeleid ook gewoon een generieke component, namelijk een huurverhoging van 1,5%. Ik begrijp uit haar pleidooi dat ze daar niet over praat en dat we dat wel gewoon door laten gaan in het voorstel van de VVD. Geldt dat echter alleen voor volgend jaar? Na volgend jaar stappen we namelijk sowieso over op een generiek huurbeleid in het kader van de huursombenadering en wordt de specifieke aanpak van het scheefwonen via het huurbeleid als resultaat van het woonakkoord in ieder geval beëindigd.

Mevrouw Visser (VVD): Ik had mijn bijdrage nog niet beëindigd als het gaat om mijn vragen aan het kabinet. Wat ons betreft vragen wij een verdere uitwerking van de maatregelen uit het woonakkoord en wordt aangegeven wat het nieuwe beleid voor de huren zou kunnen betekenen voor het eigenwoningforfaitpercentage. Daar horen meer marktconforme huren bij, maar ook de aanpak van scheefwonen. We zullen zo meteen dan ook beide vragen aan de Staatssecretaris stellen.

De heer Monasch (PvdA): U richtte zich in uw verhaal met name op dat de aanpak van scheefwonen en het eigenwoningforfait. Daar kunnen we met elkaar over discussiëren, maar een onderdeel van het huurbeleid is ook de generieke huurverhoging. Moet ik dat als onderdeel van uw betoog zien of zegt u: nee, dat laten we wel doortellen in de toekomst in het huurwaarde- of eigenwoningforfait?

De voorzitter: Graag via de voorzitter.

Mevrouw Visser (VVD): Zoals de heer Monasch ook weet, gaan we de komende periode ook nog een aantal zaken wijzigen. Een voornemen uit het woonakkoord is om ook te kijken naar de huursombenadering. Wat ons betreft, betrekken we beide er dus bij, want beide worden straks opgenomen in de huursombenadering. Maar dat zal het komend jaar uitgewerkt moeten worden. We horen graag van het kabinet wat de mogelijkheden op dit punt zijn. We willen echter graag weten wat de effecten kunnen aan zijn van de maatregelen uit het woonakkoord die zich richten op meer marktconforme huren en op de aanpak van scheefwonen.

De heer Paulus Jansen (SP): Heel erg duidelijk is mevrouw Visser niet, maar ik interpreteer haar bijdrage maar zo dat zij ervoor pleit om de parameter van de huurverhoging – dus dat de huurverhoging effect kan hebben op het percentage eigenwoningforfait – te ontkoppelen en de negatieve koppeling met de ontwikkeling van de waarde van de woning te handhaven. Zij zal inmiddels toch wel haar geheugen opgefrist hebben. Ik ken de tekst van de wet uit 2001 ook niet letterlijk, maar in de memorie van toelichting en tijdens de behandeling in de Kamer, is volgens mij klip-en-klaar vastgelegd dat het principe is dat als de huren extra omhoog zouden gaan, het eigenwoningforfait mee zou ademen. Dat was een vorm van zowel fiscale logica, als solidariteit.

De voorzitter: Dat is interessant, maar ik vraag u uw vraag te stellen.

De heer Paulus Jansen (SP): Begrijp ik goed dat de VVD nu zegt: dat kunnen we wel dumpen; nu het echt serieus gaat worden en de huren echt hard omhooggaan, zouden we die koppeling graag kwijtraken?

Mevrouw Visser (VVD): Ik heb mij ook, net als de heer Jansen, verdiept in de achtergrond van het eigenwoningforfait. Dat kent een lange geschiedenis en er zijn vele scripties over geschreven en onderzoeken naar gedaan. De memorie van toelichting, waar de heer Jansen naar verwijst, is opgesteld in de context van de woningmarkt en de maatregelen van destijds. Inmiddels leven we in 2014 en zijn een aantal substantiële en grote hervormingen van dit kabinet doorgevoerd, ook op de woningmarkt. Onze vraag is dus: wat betekent de hervorming van de huursector voor het percentage en de berekening van het eigenwoningforfait? Dat willen we graag uitgewerkt zien. Het gaat ons om het politieke uitgangspunt dat de rekening voor een aantal maatregelen die we hebben genomen in de huursector en die gericht zijn op meer marktconforme huren en de aanpak van scheefwonen, niet eenzijdig bij de eigenwoningbezitter kan worden gelegd. Die uitwerking willen we graag zien. Ik heb geen concrete suggesties of dat a, b of c moet zijn. Dat is nu juist een vraag die ik graag zou willen stellen. Wat zijn de mogelijkheden? Die verkenning wil ik graag in de Kamer bespreken.

De heer Paulus Jansen (SP): Veel duidelijker wordt het nog niet. Ik blijf toch de indruk houden dat mevrouw Visser zegt: de huren gaan nu echt serieus omhoog en dat is het verschil met de afgelopen tien jaar, want toen waren die min of meer inflatievolgend en nu gaan ze opeens keihard omhoog. In de wet is echter willens en wetens een koppeling opgenomen. Daar heeft de VVD destijds ook voor gestemd. Maar nu het pijn gaat doen, begrijp ik dat mevrouw Visser zegt: eigenlijk liever niet. Het kost de eigenwoningbezitters 200 miljoen. Dat is het netto-effect.

Mevrouw Visser (VVD): Die 200 miljoen zit nog in het inflatievolgende huurbeleid van het afgelopen jaar. Daarom ook mijn vraag om ons te laten zien wat het nieuwe huurbeleid gaat betekenen voor de eigenwoningbezitter als het gaat om het eigenwoningforfait. Wat de heer Jansen in zijn opmerkingen vergeet, en daar gaat het ons om, is de balans tussen de huur- en de koopsector, juist ook bij die hervormingen. Dit effect is wat ons betreft onbedoeld als dit betekent dat hervormingen op de huursector die gericht zijn op meer marktconforme huren en de aanpak van scheefwonen, ertoe leiden dat ook de eigenwoningbezitter extra moet gaan betalen, want de eigenwoningbezitter betaalt al indirect bij als het gaat om ontwikkelingen op de woningmarkt. U weet zelf ook de voorbeelden van projectontwikkelingen met sociale grondprijzen, die worden verdisconteerd in gewone koopwoningen, zodat de eigenwoningbezitter daartoe extra bijdraagt.

De heer Van Klaveren (PVV): Er is aan de kant van de PVV ook nog enige onduidelijkheid. De VVD sprak net over een onvoorzien effect. We mogen toch aannemen dat de VVD alle gevolgen van de drastische huurverhogingen heeft bekeken voordat zij dit plan zou gaan steunen? Of stelt de VVD nu dat ze dit punt over het hoofd heeft gezien en zoekt ze nu naar een alternatieve systematiek?

Mevrouw Visser (VVD): We hebben het debat over de huurverhoging uitgebreid gevoerd in deze Kamer. Ik heb geen van mijn collega's het debat horen starten over het eigenwoningforfait. Dat geldt overigens ook voor de afgelopen twaalf jaar en ook toen zijn ze gestegen. Wij stellen de huidige indexering dan ook niet ter discussie. Het gaat ons erom dat we nu een aantal maatregelen op het terrein van de woningmarkt nemen en dat wij voorzien dat de huurmaatregelen, die echt specifiek gericht waren op de hervorming van de huursector, de aanpak van scheefwonen en meer marktconforme huren, ook indirect een bijwerking hebben voor het eigenwoningforfaitpercentage van de eigenwoningbezitter. Wat ons betreft, is die onbedoeld en wij willen graag zien welke mogelijkheden er zijn om die te mitigeren.

De heer Van Klaveren (PVV): De PVV heeft zich in deze periode, in tegenstelling tot de VVD, altijd gekeerd tegen de huurverhogingen. Verder kunnen we dus concluderen dat de VVD dit punt gewoon over het hoofd heeft gezien.

Mevrouw Visser (VVD): Dat is grappig, want de PVV heeft in het vorige kabinet, waar ook inkomensafhankelijke huurverhogingen waren opgenomen, de maatregelen gewoon gesteund. Dat is de heer Van Klaveren blijkbaar vergeten, maar toen was hij wel voor de aanpak van scheefwonen. Hij heeft zijn mening gewijzigd. Dat kan. Dit is wat ons betreft een startpunt voor de discussie over het eigenwoningforfaitpercentage. Wij vragen wat de effecten van het huurbeleid voor het komende jaar, 2015 dus, voor dit percentage gaan betekenen en welke mogelijkheden er zijn voor de wat ons betreft onbedoelde bijwerkingen van het huurbeleid, die voor rekening zouden komen van de eigenwoningbezitter. Daar was het huurbeleid niet voor bedoeld.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie): We kennen de VVD als een partij die altijd graag duidelijkheid geeft over hoe het dan betaald moet gaan worden. Heeft mevrouw Visser nagedacht waar de dekking van dit plan vandaan zou moeten komen? Of heeft ze daar nog geen antwoord op?

Mevrouw Visser (VVD): Ik wil de Staatssecretaris daar nog op bevragen. Wij willen graag van de Staatssecretaris horen of deze wat ons betreft onbedoelde bijwerking niet is verwerkt in de zogenoemde financiële plaat en of hij bereid is om te kijken welke mogelijkheden er zijn om deze onbedoelde bijwerking niet op het bordje van de eigenwoningbezitter te laten belanden. Dat is een van de vragen die ik graag beantwoord zie door de Staatssecretaris.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie): Als het niet op het bordje van de eigenwoningbezitter terechtkomt, komt het op een ander bordje terecht. Zo werkt dat hier meestal. Op welk bordje zou het volgens mevrouw Visser dan terecht moeten komen?

Mevrouw Visser (VVD): Wij willen graag bevestigd zien dat het niet in de financiële plaat is verwerkt. Als dat niet zo is, zijn er wat ons betreft mogelijkheden om te kijken op welke andere manier dit ingevuld kan gaan worden. Nogmaals, het huurbeleid is gericht op meer marktconforme huren en de aanpak van scheefwonen en niet op de eigenwoningbezitter via het eigenwoningforfaitpercentage extra te laten betalen.

De voorzitter: Dan rest nu het vervolg van uw betoog, voor zover u niet al uw vragen heeft kunnen stellen.

Mevrouw Visser (VVD): Ik heb de Staatssecretaris gevraagd of deze bijwerking al dan niet in de zogenoemde plaat is verwerkt. Verder heb ik gevraagd of de Staatssecretaris bereid is om op zoek te gaan naar mogelijkheden om het nieuwe huurbeleid niet op het bordje van de eigenwoningbezitters te laten belanden. Wanneer kunnen wij de eerste uitwerking tegemoetzien, zodat we snel een einde kunnen maken aan eventuele discussies, dan wel onduidelijkheid die er mogelijk nog is, dan wel gaat ontstaan?

De voorzitter: Dat was, los van de interrupties, keurig binnen de drie minuten.

De heer Paulus Jansen (SP): Voorzitter. Volgens de Minister en de Staatssecretaris heeft de Kamer zitten pitten. We waren een beetje dom. We hadden moeten weten dat er in de Wet inkomstenbelasting 2001 twee vormen van bijstelling van het eigenwoningforfaitpercentage zijn vastgelegd en dat de uitvoering is gedelegeerd aan de regering. Ik wil best bekennen dat ik niet wist dat het percentage voor eigenwoningforfait ook geïndexeerd werd aan de hand van de huurverhoging. Ik wist wel dat het gecompenseerd werd voor de ontwikkeling van de koopprijzen, maar dat eerste dus niet. Dat komt omdat dat de afgelopen tien jaar niet heeft gespeeld.

Dat toegegeven hebbend, constateer ik ook dat ik mag aannemen dat de Minister van Wonen de regeling zeker moest kennen. Als ik hem had moeten kennen als Kamerlid, had de Minister die zeker moeten kennen. Daar zit nu precies de crux. Als de Minister de regeling kende, had hij de Kamer bij het debat over de verhuurdersheffing en de inkomensafhankelijke huurverhoging absoluut moeten informeren over het bijkomende financiële effect van de extra huurverhoging. De hoogte van dat financiële effect kon de Kamer immers niet kennen, maar de Minister wel. Het gaat bovendien niet om een ondergeschikt bedrag, maar om 200 miljoen euro structureel per jaar. Dat is geen detail, maar groot geld. Ik krijg graag de bevestiging van de Staatssecretaris van Financiën dat de 200 miljoen netto extra veroorzaakt wordt door de megahuurverhoging die dit kabinet bedacht heeft.

Er is ook geen sprake van een autonoom effect, zoals bij de prijsontwikkeling van de koopwoningen. De schommelingen in het percentage eigenwoningforfait van de afgelopen tien jaar zijn vrijwel uitsluitend veroorzaakt door eerst de vastgoedboom en daarna de vastgoedcrisis. Ik krijg graag een bevestiging van de Staatssecretaris dat deze analyse klopt.

Het huureffect van het afgelopen jaar is voor 0% veroorzaakt door de markt, maar voor 100% door nieuw overheidsbeleid. Bij nieuw overheidsbeleid, in de vorm van de Wet op de inkomensafhankelijke huurverhogingen, hoort de Minister de Kamer te informeren over de financiële effecten van de beleidswijziging. Dat is bij deze wet wel gebeurd voor een aantal heel kleine futiele effecten, maar niet voor dit zeer aanzienlijke effect. Ik hoor graag van de Minister voor Wonen waarom hij deze uiterst relevante kennis onder de pet heeft gehouden. Dat riekt naar het onvolledig en onjuist informeren van de Kamer en daar houdt de SP-fractie niet van. Sterker nog, dat zou een politieke doodzonde zijn.

De kennis van het effect had ertoe kunnen leiden dat de verhuurdersheffing met een paar honderd miljoen euro verlaagd was. De taakstellende opbrengst was immers 1,7 miljard, terwijl hij nu feitelijk 1,9 miljard blijkt te zijn: 1,7 miljard rechtstreeks en 200 miljoen indirect. Mutatis mutandis zou de verhuurdersheffing met 200 miljoen omlaag kunnen als dit effect was meegenomen. Dat is € 80 per huurder per jaar. Relevant in dit verband is dat in 2013, het jaar waarin de lasten voor hurend Nederland met 1,7 miljard verhoogd zijn, er 1,2 miljard euro extra – ik herhaal: extra – naar de eigenwoningbezitters is gegaan door het structureel maken van de verlaging van de overdrachtsbelasting. Wat mij betreft, zijn de huurders nu weer een keer aan de beurt. Ik ga ervan uit dat ik ook de hartelijke steun van de PvdA-fractie krijg, zeker nu de verkiezingen in aankomst zijn. Graag een reactie van de Minister op dit punt.

De heer Verhoeven (D66): Voorzitter. Ieder jaar berekent de overheid het eigenwoningforfait. Dat betekent dat er elk jaar een nieuwe indexering naar buiten wordt gebracht. Mevrouw Visser zei het ook al, dat gebeurt sinds 2001. Dat is dit jaar dus niets nieuws en dat gaat al vele kabinetten op deze manier, ook vele CDA-kabinetten, die zaten namelijk ook ooit in het kabinet. Om dit te begrijpen is het nodig om even naar de techniek te kijken. Het forfait is een fictieve huuropbrengst uit de eigen woning, omdat we huizen belasten alsof het inkomen is, en wordt gebaseerd op huur- en huizenprijzen. Dit jaar zijn de huren gestegen en de huizenprijzen gedaald. Als je dan naar de formule voor het forfait kijkt, moet de forfaitopbrengst omhoog gaan. Voor heel veel huizenbezitters is dat heel vervelend.

De Kamer is niet goed geïnformeerd, in ieder geval niet op een prettige manier, over de indexering. Wat dat betreft, sluit ik mij aan bij de SP. Het zat namelijk verstopt in een algemene overheidsbrief met enkele tabellen, zonder uitleg, tussen de regels door en dat ook nog eens op de allerlaatste dagen van het jaar. Je kunt dan nog zeggen: de Kamer had het toch moeten weten, want ze heeft die brief gekregen en de leden hebben die gelezen. Maar het is allemaal wel heel vaag en schimmig. Dat is extra vervelend omdat het percentage nu omhoog gaat. Huizenbezitters hebben dus een vervelende tegenvaller waar ze moeilijk rekening mee hadden kunnen houden. Kunnen we daarom in het vervolg eerlijker en duidelijker geïnformeerd worden over de wijze van aanpassen van het eigenwoningforfait in de toekomst?

De heer Paulus Jansen (SP): Ik wil de heer Verhoeven vragen of hij niet ook met de SP-fractie eens is dat dit betrokken had moeten worden bij het debat over de inkomensafhankelijke huurverhoging. Het is namelijk geen autonoom effect. Het komt niet uit de hemel vallen, maar het is willens en wetens het gevolg van dit stukje wetgeving. We hebben het al gehad over effecten van enkele miljoenen tot enkele tientallen miljoenen euro. Die zijn keurig in de memorie van toelichting verwerkt. We hebben het echter niet gehad over een effect van 200 miljoen. Is de heer Verhoeven het met mij eens dat dat gewoon bij die wetsbehandeling betrokken had moeten worden?

De heer Verhoeven (D66): Ik weet niet precies hoe de heer Jansen dat dan voor zich ziet. Ik vroeg net al of we in de toekomst jaarlijks op een duidelijkere manier geïnformeerd kunnen worden over de uitkomst van de indexering van het eigenwoningforfait. Ik was net vrij kritisch tegen mevrouw Visser, omdat we dit in 2001 hebben vastgesteld. De wet bepaalt dat dit jaarlijks bij ministeriële regeling wordt vastgesteld. De bewindspersonen schrijven in hun brief dat het dan niet gebruikelijk is om het in de ministerraad of aan de Kamer te melden. Ik vind dat ze dat in de toekomst wel zouden moeten doen. Maar de wijze waarop dat in het debat had moeten worden betrokken, is dan weer een heel andere vraag. Misschien had het gemeld kunnen worden, maar ik ga daarin niet zo ver als de heer Jansen.

De heer Paulus Jansen (SP): De inkomens- en uitgavenstroom van de overheid, de administratieve lasten en dergelijke worden in de memorie van toelichting meegenomen en uiteraard ook betrokken bij het debat. Waarom is dat in dit geval voor een zo'n majeur effect niet gebeurd?

De heer Verhoeven (D66): Dat lijkt me nou een mooie vraag die de bewindspersonen dadelijk kunnen beantwoorden.

De voorzitter: U had uw betoog al afgerond?

De heer Verhoeven (D66): Zeker niet, voorzitter. Ik heb nog een aantal belangwekkende frases en ik heb nog een paar minuten spreektijd.

Ik wil het ook nog even hebben over de regie van de Staatssecretaris van Financiën. De informatie kwam niet alleen laat en was vaag, maar ook was er veel onduidelijkheid door miscommunicatie, fouten en verschillende uitspraken van bewindspersonen. Op een gegeven moment was de chaos zelfs compleet. Ik schets het even. De Minister voor Wonen zei op 13 december dat het eigenwoningforfait 0,6% zou blijven. Een week later schreef de Staatssecretaris van Financiën dat het toch 0,7% zou worden. De belastingdienst deed er vervolgens nog een schepje bovenop en ging tussen de 0,6 en de 0,7 zitten, op 0,65%. Dat is er inderdaad precies tussenin. Dat is misschien goed bedoeld, maar misschien ook wel zeer verwarrend en een beetje knullig. Daarnaast zijn er ook nog verkeerde percentages in de aanslagen verwerkt. Hierdoor hebben veel mensen een foute aanslag gekregen. De huizenbezitters zijn mogelijk slachtoffer van die onduidelijkheid, omdat ze andere aanslagen zullen krijgen of andere bedragen moeten betalen. Ik wil daarom graag weten hoe al deze miscommunicatie en die fouten en onduidelijkheden de wereld in konden komen. Waar was de regie van de Staatssecretaris van Financiën? Is het percentage dat nu gaat gelden wel in alle doorrekeningen verwerkt, inclusief het lastenkader of worden we daar later over geïnformeerd?

De heer Omtzigt (CDA): Voorzitter. Ik sluit mij vanwege die vier minuten spreektijd, kortheidshalve aan bij de vraag van de VVD of het percentage eigenwoningforfait gewoon vastgelegd kan worden. Het gaat namelijk om een verhoging van 200 tot 300 miljoen en daarbij vallen de aflossingseis die 7 miljoen oplevert en het verlagen van de aftrek van 52% naar 51,5% – daar hebben we een heel lang debat over gevoerd – dat ongeveer 40 miljoen oplevert, in het niet. Dit is dus veel groter en dat wordt op de laatste dag voor het reces behandeld. Het gaat om een substantieel bedrag. Dus, kan dat percentage bevroren worden? Dat geeft ook enige rust op de huizenmarkt en zorgt voor de voorspelbaarheid die we allemaal nodig achten.

Ik sluit mij ook aan bij de vraag van de heer Jansen of dit niet gemeld had moeten worden bij de behandeling van de Wet op de inkomensafhankelijke huurverhogingen. Dit is namelijk wel degelijk een gevolg van de wet. Mevrouw Visser zei het ook al: als je de huren extra verhoogt, krijg je dit.

Mevrouw Visser (VVD): Ik wil even voor het verslag zeggen dat ik niet heb gevraagd om het eigenwoningforfaitpercentage voor dit jaar te bevriezen. Ik heb gevraagd om ernaar te kijken. Ik heb een aantal van mijn collega's die opmerking ook horen maken. In het komend jaar zullen de effecten uit het woonakkoord wat betreft het huurbeleid in volle omvang zichtbaar worden. Wat gaat dat betekenen voor het eigenwoningforfaitpercentage? Op welke manier kunnen die wat ons betreft onbedoelde effecten gemitigeerd worden? Die vragen heb ik gesteld.

De heer Omtzigt (CDA): Mevrouw Neppérus was in de krant wat helderder en die wilde dat percentage bevriezen. Maar dat was in de krant. Ik wil echter wel vragen om het percentage te bevriezen.

De huidige berekeningsmethode volgt uit Kamerstuk 29 612 en geldt pas sinds 2007 en niet sinds 2001. Toen is de factor iw toegevoegd, zonder dat er in de memorie van toelichting iets over geschreven stond. Heel lange wetsvoorstellen worden wel eens niet helemaal gelezen, ook niet als er een nieuwe factor iw zonder toelichting in wordt gezet. Dat is de manier waarop het hier door de Kamer is gekomen. Daarvoor moeten we ook even in de spiegel kijken. We doen nu overigens net alsof dit al vanaf 2001 geldt, maar het is pas in 2007 ingegaan.

Ik kom nu bij het centrale punt. Doordat we op 30 en 31 december allemaal beleidsbesluiten krijgen, waar grote belastingveranderingen in zitten, lopen we een aantal risico's: a. wij volgen het niet meer, maar dan moeten wij maar wat harder werken; b. de rest van Nederland volgt het niet; c. de belastingdienst heeft fouten in haar aangifteprogramma staan. Is het niet mogelijk om al deze beleidsbesluiten ten minste één maand naar voren te trekken en vanaf 30 november in te laten gaan? Dan communiceer je eerlijk met de rest van Nederland en dan kunnen er vragen gesteld worden als er nog foutjes in zitten. Ook in deze berekening zat een foutje. Die laten we maar staan, want die is klein, maar met zulke grote bedragen kun je ook fouten maken. En dan wordt het wat groter.

Zouden wij een toelichting kunnen krijgen van de bewindspersonen op de beleidsbesluiten van 30 december? Hoeveel extra andere beleidsveranderingen zitten erin en hoeveel hebben die opgeleverd? Ik noem een voorbeeld. De aftrek voor levensonderhoud van kinderen is met 30% teruggebracht. Dat is een bezuiniging van ongeveer 60 miljoen, die pas als een beleidsbesluit op 30 december naar de Kamer gestuurd wordt. Er ligt een wetsvoorstel voor om die aftrek af te schaffen, maar dat wordt in de wet gedaan. Dit is op geen enkel ander moment aan de Kamer meegedeeld en valt een aantal gescheiden ouders rauw op het dak. Het staat wel in het overzicht van 19 december, maar dat was de eerste dag van het reces en dat was ook de eerste keer dat het ergens in de mededelingen stond. Het zou fijn zijn als dit soort veranderingen van beleid – die het kabinet gerechtigd is te door te voeren, daar wil ik absoluut duidelijk over zijn – gewoon bij de voordeur gemeld worden en als dat tijdig wordt gemeld. Dat maakt het prettiger voor iedereen om ook op dat beleid te reageren. Ik krijg graag de toezegging dat dat gebeurt en ik krijg ook graag de toezegging dat het percentage wordt bevroren.

Wil de Staatssecretaris verder nadenken over wijze de waarop, als we de besluiten naar voren halen en als we misschien het programma voor de voorlopige aangifte wat later beschikbaar maken, er enige ruimte kan komen om het programma min of meer kloppend te maken? Nu lijken alle berekeningen niet te kloppen en dat is niet zo fraai.

Tot slot heb wil ik de Minister vragen wanneer hij van de Staatssecretaris heeft gehoord dat dit percentage 0,7 was. Mijn collega van D66 heeft alle percentages die overal in stonden al genoemd. Op 25 november is de brief van de Waarderingskamer gekomen, waarin stond wat precies de daling van de woningprijzen was. De stijging van de huurprijzen was op dat moment al bekend, want die lopen van juli tot juli. Het had sinds 25 november dus bij de regering bekend kunnen zijn. Maar wanneer wist de Minister het? Wist hij het voordat hij het debat in de Eerste Kamer inging?

De heer Monasch (PvdA): Voorzitter. Wij hebben van onze kant toch de behoefte om het debat tot normale proporties terug te brengen. Als je goed kijkt naar de tabel die is meegestuurd aan het Kamer, met daarop de effecten van afronding, dan zie je dat huizenbezitters langdurig, over meerdere jaren, voordeel hebben gehad van de afrondingssystematiek. Die is zelfs tot vorig jaar, op basis van 0,648, steeds in het voordeel uitgevallen. Als ik de cijfers goed lees, had men een voordeel van 115 miljoen, omdat die afronding naar beneden ging. Nu hanteert het kabinet ook de systematiek die afgelopen tien jaar is toegepast en valt het vanzelfsprekend anders uit, maar nog steeds wordt het percentage in deze systematiek naar beneden afgerond en zit er – als je dat percentage precies zou berekenen – weer een meevaller in. Als wij de zaak dus in proporties bekijken, dan hanteren we een systematiek en dan doet het kabinet al tien jaar lang netjes wat is afgesproken en waar verschillende partijen in verschillende kabinetten ook altijd aan hebben meegewerkt en waarbij de huisbezitter tot nu toe altijd voordeel heeft gehad van de afronding.

Je kunt altijd met elkaar discussiëren over de vraag wanneer dat wel of niet gemeld had moeten worden. Wij vinden dit echter een logisch gevolg. Als je dan ook nog ziet dat de afronding de afgelopen jaren altijd in het voordeel van de huisbezitter is uitgevallen, ook dit jaar, dan denk ik dat het verstandig is om het binnen die proporties te zien.

Het is verder misschien goed om te herhalen dat dit het gevolg is van verandering in de systematiek, die heeft plaatsgevonden voordat er sprake was van een huurverhoging en van dit kabinetsbeleid. Wat dat betreft, is het goed dat we dit debat hebben en dat we gealarmeerd zijn en dat we bekijken wat het voor consequenties zal hebben voor het vervolg.

Wat voorzien of onvoorzien is, moet iedereen maar voor zichzelf verantwoorden. Het is echter wel duidelijk dat de definitie van het eigenwoningforfait in zichzelf herbergt dat als de huren stijgen, het eigenwoningforfait ook stijgt. Als het kabinet dus een kijkje in de toekomst wil nemen en wil bezien wat de consequenties zijn – daar staan wij altijd voor open – dan zal het ook moeten kijken naar de huurverhogingen.

Het eigenwoningforfait zou je ook kunnen definiëren als een voorbeeld van marktconformiteit binnen het koopstelsel. Die huurwaarde is namelijk gerelateerd aan wat mensen aan huur kwijt zouden zijn. Daar zit dus per definitie een marktconformiteit in. Ik hoop niet dat ik het te technisch maak, maar uiteindelijk moet je het gewoon zo zien, want het is gebaseerd op de hoogte van de huren. Als dat ongelukkig uitvalt, is niet de eerste gedachte: we gaan aan de definitie rommelen, maar dan zou je ook moeten kijken wat de drijvende kracht is geweest en dat is de huurverhoging. Dat zullen we dan ook in onze beschouwingen moeten betrekken. Ik hoop daar een reactie op te krijgen van het kabinet als het gaat beschouwen hoe we dit in de toekomst verder gaan berekenen en aanpakken.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie): Voorzitter. De winst van dit debat is in ieder geval dat iedereen nu weer weet hoe het eigenwoningforfait wordt berekend. Ook ik moest er even induiken in de aanloop naar dit debat. Ik herhaal wat alle collega's ook al hebben geconstateerd, namelijk dat deze systematiek al sinds 2001 bestaat en dat wij daar de afgelopen tien jaar nooit over zijn begonnen. Er is nu echter aanleiding om er wel over te beginnen. Maar wat ons betreft, zit die veel meer in de communicatie met beide Kamers. Ik moet het de CDA-senator nageven, hij heeft wel gevraagd wat de consequenties van de huurverhoging op grond van inkomen zijn voor andere regelingen. Hij heeft in ieder geval gevraagd om een overzicht te geven van wat de maatregel voor effect heeft op de koopmarkt.

De Staatssecretaris van Financiën kon op 25 november weten wat het percentage van het eigenwoningforfait zou worden. De Minister voor Wonen heeft in de schriftelijke beantwoording nog gewerkt met de percentages die voor 2013 golden. Dan is mijn vraag: is er vanuit Financiën richting het Ministerie voor Wonen gemeld: let op, het percentage zal waarschijnlijk wel omhooggaan? Naar ik heb gezien, zou de Staatssecretaris op 10 december al geweten hebben dat het percentage naar 0,7 ging, maar wist de Minister voor Wonen dat ook toen hij de beantwoording in de Eerste Kamer deed?

Ook wat betreft de komende jaren zou het goed zijn dat we inderdaad meer inzicht krijgen in wat ons nog ongeveer staat te wachten. Er zitten natuurlijk componenten in het EWF die je niet makkelijk kunt voorspellen, zoals de WOZ-waarde en de inflatie. Het is echter goed om de Kamer te informeren over dit aspect. Welke gevolgen zal de huurverhoging hebben? Daar kan dan eventueel later over doorgesproken worden.

Mijn fractie ziet geen aanleiding om nu wijzigingen aan te brengen in de systematiek om het forfait te berekenen. Dit is al jaren zo gedaan en soms was dat ook in het voordeel van de eigenwoningbezitter. Laten we op grond van alle informatie die we mogelijk nog gaan krijgen van de Minister voor Wonen, bepalen wat wijsheid is voor de toekomst.

De vergadering wordt van 15.10 uur tot 15.20 uur geschorst.

De voorzitter: Ik wil in totaal hooguit twee interrupties toestaan. U moet zelf bepalen bij wie u die wilt plaatsen.

Minister Blok: Voorzitter. De Kamerleden hebben zelf bij de vraagstelling aangegeven aan wie de vraag precies gesteld werd. Dat maakt de beantwoording makkelijk.

Mevrouw Visser gaf als eerste aan, maar anderen gingen daar ook op in, dat een indexatiemechanisme is toegepast dat allang in de wet staat. Er is dus noch door de Staatssecretaris, noch door mijzelf een beleidswijziging doorgevoerd. Er werd ook gevraagd waar de regie lag. Op het moment dat er een beleidswijziging aan de orde zou zijn, zouden wij daar natuurlijk samen over bij de Kamer zijn gekomen. Hier is echter sprake van het informeren van de Kamer over de wettelijk voorgeschreven indexaties. De uitvoering van de Wet inkomstenbelasting ligt bij de Staatssecretaris. Vandaar dat hij op 30 december die brief aan de Kamer heeft gestuurd.

Mij is gevraagd wanneer ik wist wat het percentage zou zijn en het daarmee gemoeide bedrag. Dat was op 30 december, omdat op dat moment de combinatie van de component van de index en het daaruit resulterende eigenwoningforfait aan de Kamer is meegedeeld en ook aan mij. Dat er indexaties in de belasting zitten, wist ik wel. Ik moet ze wel altijd even opzoeken, maar dat is voor u niet anders dan voor mij. De meeste onderdelen van de belasting kennen wettelijke indexaties. Ook het bedrag van 200 miljoen – dat overigens niet enkel een gevolg is van de inkomensafhankelijke huurverhoging, zoals de heer Jansen scheen te suggereren – kende ik pas vanaf dat moment.

De analyse van de heer Jansen dat die 200 miljoen geleid zou moeten hebben tot een lagere verhuurdersheffing, deel ik niet. In de begrotingsregels die het kabinet toepast en die de partijen over het algemeen zelf ook toepassen wanneer ze tegenbegrotingen maken of verkiezingsprogramma's door laten rekenen, kennen we wat we noemen endogene effecten en beleidskeuzes. Een endogeen effect is bijvoorbeeld een indexatie die in bestaande wetgeving zit. Of het kabinet nu een begroting of een regeerakkoord laat doorrekenen of dat de Kamer een verkiezingsprogramma laat doorrekenen, zo'n endogeen effect is het basisscenario en alleen inkomstenwijzigingen ten gevolge van beleidskeuzes worden doorgerekend. Vandaar dat je niet kunt zeggen: we kunnen deze 200 miljoen aftrekken van een beleidskeuze die 1,7 miljard oplevert.

De heer Paulus Jansen (SP): Ik zou de redenering van de Minister kunnen volgen als er sprake was van een autonome ontwikkeling, maar dat is hier niet het geval. Hier was sprake van een heel duidelijke koerswijziging in het beleid, die geleid heeft tot een huursprong. Ik wil overigens ook graag weten of het effect in de komende jaren nog gaat doorwerken, of er dus sprake is van een soort na-ijleffect, wat het nog groter maakt. Dat is wel degelijk een direct effect van de wetswijziging. Mijn vraag aan de Minister was waarom dat niet betrokken is bij de behandeling van het wetsvoorstel. Daar was mijn verontwaardiging dat de Kamer dat in maart of april niet heeft gehoord, op gebaseerd.

Minister Blok: Het onderscheid tussen endogene effecten – ik heb er geen mooier woord voor – en beleidskeuzes is een onderscheid dat gemaakt wordt zowel in de rekenmethodes van het Centraal Planbureau, als in die van het Ministerie van Financiën, als in wetsbehandelingen. Dat is ook logisch, omdat je anders iedere keer alle wetten die in het verleden al zijn aangenomen, nog een keer moet bevestigen. Weet je nog dat we toen die en die wet hebben aangenomen? Je hebt het in de sommen en in het debat altijd over de wijzigingen en de effecten daarvan.

De tweede vraag van de heer Jansen was hoe het de komende jaren zal gaan. Daarvan kunnen we alleen een schatting maken. Collega Weekers zal straks nog ingaan op de manier waarop we u daarin mee kunnen nemen. We kunnen aannemen dat de huren de komende jaren zullen stijgen. De wet biedt een ruimte, maar geen verplichting, maar we kunnen redelijkerwijs aannemen dat daar gebruik van gemaakt zal worden. De WOZ-component is veel lastiger te ramen. Er is macro-economisch wel een samenhang tussen de waarde van koopwoningen en de hoogte van de huren. Als de huren stijgen wordt de prikkel om over te stappen naar een koopwoning voor een deel van de huurders groter. Dat vertaalt zich dan weer in een wat hogere woningwaarde. Die component komt dan weer terug in de berekening van het eigenwoningforfait. Die komt dan overigens weer terug als een drukkende factor. Je gaat dan dus echt ramen. We kunnen u best meenemen in een aantal ramingen, maar dan gaan we een groot aantal aannames doen en dan moeten we goed duidelijk maken aan elkaar dat het over aannames gaat.

Daarmee kom ik meteen op de vraag die mevrouw ...

De voorzitter: Ik wachtte even welke vraag u zou gaan beantwoord, maar ik hoorde «mevrouw». Het zal dus niet een vraag van de heer Jansen zijn, maar hij heeft nog wel een vervolgvraag.

Minister Blok: Heel scherp.

De heer Paulus Jansen (SP): De redenering van de Minister is: wij veroorzaken een secundair effect van 200 miljoen, maar we hoeven dat niet te melden, want dat noemen we een endogeen effect. Ik heb toch een vraag over de grootte van het effect. De Minister zegt dat het heel moeilijk is om die effecten in de toekomst te ramen. Voor de koopsector onderschrijf ik dat wel, want daarbij spelen veel marktfactoren, maar voor de huursector is het vrij makkelijk. De Minister heeft dat ook uitgebreid gedaan in het kader van de verhuurderheffing. Hij heeft toen namelijk zegt: van de dekking houden de corporaties ... en toen kwam er een hele rekensom, met een raming. Is de Minister bereid om op dit punt toch aan te geven, op grond van zijn eigen inbreng bij het wetsvoorstel ten aanzien van de inverdieneffecten bij de corporaties, wat het effect is op de ontwikkeling van het eigenwoningforfait in de komende jaren?

Minister Blok: Ik gaf al aan dat collega Weekers, mede namens mij, wel met u een aantal varianten wil berekenen, maar dat je daarin dan aannames gaat doen. Ik gaf, net als de heer Jansen nu doet, ook al aan dat mijn inschatting is dat je de huurcomponent met een redelijke stelligheid kunt inschatten. Dat is niet omdat we die huurverhoging wettelijk opleggen, maar omdat ik mij realiseer, ook kijkend naar de ervaring van het afgelopen jaar, dat die wettelijke ruimte wel behoorlijk gebruikt zal worden. Maar de andere componenten, zoals de WOZ-component, zijn moeilijk in te schatten. Ik hoop natuurlijk dat de prijzen zich in een gelijkmatig tempo weer omhoog gaan bewegen, want dat is een teken van herstel. Het moet overigens ook weer niet te snel gaan, want dan krijgen we een volgende luchtbel. Dat is echter echt koffiedik kijken. Dat worden dan dus echt een aantal scenario's.

Dat vormt meteen een brug naar de vraag die mevrouw Schouten heeft gesteld. De heer Verhoeven ging er ook op in. Dat betreft de beantwoording van de vraag van de heer Essers in de Eerste Kamer en het daarin gehanteerde eigenwoningforfait. Allereerst het volgende. De vraag van de heer Essers ging niet over het eigenwoningforfait. De heer Essers vroeg om drie verschillende aflossingsvarianten voor een annuïteitenhypotheek over een looptijd van 40 jaar door te rekenen en om die onderling te vergelijken voor de jaarlijkse lastendruk voor degene die zo'n hypotheek heeft. Voor die onderlinge vergelijking is het nodig om een aantal aannames te doen over andere variabelen. Er staat ook uitgebreid bij beschreven welke aannames zijn gedaan, zoals het eigenwoningforfait over 2013, omdat dat op dat moment het geldende eigenwoningforfait was. Er is ook een aanname gedaan over de hoogte van de belastingtarieven. Die zijn niet aangepast, omdat dat de vergelijking zou verwarren. Dat is echter ook expliciet aangegeven. Er is aangegeven wat de randvoorwaarden waren waarbinnen ik de gestelde vraag – die ging over verschillende aflossingsvarianten – beantwoordde. Op dat moment kende ik geen ander percentage voor het eigenwoningforfait. Overigens vind ik het ook logisch dat als je de randvoorwaarden waarbinnen je een sommetje maakt, constant wilt houden, je de randvoorwaarden van het geldend jaar toepast. Dat staat ook keurig vermeld.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie): De Minister zegt: op dat moment wist ik geen ander percentage. De Staatssecretaris van Financiën wist op dat moment mogelijk wel een ander percentage. Moet ik daaruit concluderen dat er geen contact is geweest tussen de Staatssecretaris van Financiën en de Minister voor Wonen over wat het eigenwoningforfait in 2014 zou worden?

Minister Blok: Op 13 december was het nieuwe eigenwoningforfait nog niet vastgesteld. In de antwoorden op de schriftelijke vragen is ook aangegeven dat er op dat moment een fase van intern doorvragen binnen het Ministerie van Financiën speelde. Op dat moment was er dus echt geen ander eigenwoningforfait. Zoals aangegeven, hoeft de Staatssecretaris niet te overleggen over indexaties die door de wet worden voorgeschreven, niet met mij en niet met anderen. Op het moment dat we beleidswijzigingen zouden overwegen, vindt dat overleg natuurlijk wel plaats.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie): Op het moment dat die aannames gemaakt moeten worden en de Minister die vraag moet beantwoorden, neem ik toch aan dat hij wil weten met welke cijfers hij moet rekenen. Het is bekend dat de indexatie jaarlijks wordt vastgesteld. Deze vragen speelden in december. Is er dan helemaal geen telefoontje vanuit het Ministerie voor Wonen richting Financiën gegaan om te vragen of de nieuwste, actuele cijfers al bekend waren, zodat de Kamer de volledige informatie kon worden gegeven?

Minister Blok: Zo'n telefoontje is er inderdaad niet geweest, maar dat zou ook onzorgvuldig zijn, want dan zouden we bijna terloops, in de beantwoording van vragen die, nogmaals, niet specifiek naar het eigenwoningforfait vroegen, maar naar verschillende aflossingsvarianten, gaan melden dat twee weken later er wellicht – die doorrekening was toen nog niet gedaan – een aanpassing zou komen. Dat zou ik nou onzorgvuldig hebben gevonden.

De heer Omtzigt (CDA): De Minister voor Wonen heeft het hier over interne berekeningen, maar de Staatssecretaris gaf in zijn beantwoording aan dat hij rond 10 december het besluit al getekend heeft. Dan was het dus al onder ogen gekomen in een conceptbesluit. Dan zijn het toch geen conceptberekeningen? Op 22 november waren alle cijfers bekend. Dan was dat percentage toch eind november in het ministerie bekend? Voordat het op het bureau van de Minister ligt, is het dan toch bekend? Hier blijkt dan wel uit dat er geen samenwerking plaatsvindt tussen het Ministerie van BZK en het Ministerie van Financiën en dat er geen uitwisseling van informatie is op een cruciaal dossier – er zijn twee cruciale dossiers – namelijk de berekening van de kosten van een eigen woning.

Minister Blok: Nogmaals, de indexatie van dit onderdeel van de belastingwetgeving en van andere onderdelen zijn in de wet voorgeschreven. Dat is dus geen beleidskeuze. Om die reden is er geen traditie en ook geen noodzaak om onderling overleg te plegen. Verder was er op het moment van het beantwoorden van deze vragen, geen nieuw percentage bekend. Het zou dan ook onzuiver zijn geweest om in de beantwoording van een vraag die daar niet specifiek over ging, even een ander percentage te gaan noemen.

De heer Omtzigt (CDA): De Staatssecretaris heeft gezegd dat in die week dat conceptbesluit door hem is getekend. Dat percentage was dus volledig bekend. Misschien is het niet aan de Minister meegedeeld, maar het percentage was bekend.

Minister Blok: Het is misschien beter dat de Staatssecretaris in zijn beantwoording nog even zijn deel van de besluitvorming toelicht. Hij popelt al om dat te doen. Maar nogmaals, van mijn kant is geen sprake van verwijten of van het gevoel niet conform de afspraken geïnformeerd te zijn.

De heer Verhoeven (D66): Ik ben uitermate benieuwd naar het precieze moment dat de Staatssecretaris het besluit getekend heeft. De heer Omtzigt gooit mij nu iets voor mijn neus wat hij zelf net ook heeft gezegd. Dat is zijn goed recht, want het zijn schriftelijke vragen. Het is soms goed om het ook nog een keer iemand te horen zeggen. Ik ben benieuwd wat de Staatssecretaris daarover zal zeggen, want dan weten we in ieder geval of die data in elkaars verlengde liggen en of er een telefoontje had kunnen komen.

Over de waarde van zo'n telefoontje of de waarde van het antwoord aan senator de heer Essers van het CDA heb ik de volgende vraag. Als je weet dat een bepaald cijfer dat je in een antwoord betrekt, gaat veranderen, dan hoef je dat cijfer niet te gebruiken, maar dan kun je wel aangeven, al is het in een voetnoot – dat gebeurt heel vaak bij dit soort antwoorden – dat dit cijfer binnen nu en een paar weken gaat veranderen. Je kunt dan dus wel een slag om de arm houden. Waarom is zoiets niet gedaan? Dat had ik wel logisch gevonden. We doen nu de hele tijd of het een superingewikkeld iets is, het eigenwoningforfait, maar dat valt eigenlijk hartstikke mee. Als de huren omhooggaan, gaat het forfait omhoog. Iedereen kon dus aan zien komen dat dit ging gebeuren. Dan kun je ook in een brief even aangeven: ik gebruik nu dit getal, maar weet wel dat we op 18, 19, 20 december indexeren.

Minister Blok: Als de heer Verhoeven het zo formuleert, kan ik hem niet tegenspreken. Natuurlijk kun je in een voetnoot zetten: houd er rekening mee dat er geïndexeerd wordt. Dat geldt echter ook voor andere onderdelen van de beantwoording van deze vraag. Nogmaals, dit was een randvoorwaarde waarbinnen de kern van de vraag beantwoord werd, namelijk: wilt u drie verschillende aflossingsvarianten? Daarbij speelt de indexatie van het eigenwoningforfait inderdaad een rol, maar ook de tariefsaanpassing in de jaren daarna. De heer Verhoeven heeft er dus gelijk in dat je voetnoten had kunnen maken. Dat had dan echter op veel punten gekund.

De heer Verhoeven (D66): Eigenlijk zegt de Minister dat hij volgens «de manier van de heer Verhoeven» allerlei getallen had kunnen toevoegen en had kunnen zeggen dat ze misschien in de toekomst weer zouden veranderen. Dat heeft hij echter niet gedaan omdat hij dat bij allerlei andere getallen ook niet gedaan heeft. Er is geen lichtje gaan branden en men heeft binnen het ministerie niet gedacht: laten we het maar even onder de pet houden. Men heeft gewoon gerekend met alle getallen die beschikbaar waren en heeft geen uitzondering gemaakt voor dit getal. Op die manier is het gepasseerd. Voor alle getallen is dezelfde behandeling gekozen en daarom is het jammer, aldus de Minister, dat dit getal er nu uitgehaald wordt.

Minister Blok: Ik zal niet het hele antwoord op de vraag van de heer Essers voorlezen, maar er is een hele alinea over de randvoorwaarden. Die luidt: «Tevens is in de uitwerking als veronderstelling gehanteerd dat het eigenwoningforfaitpercentage 0,6 (cijfer 2013) bedraagt en dat over alle leningen gedurende de gehele looptijd fictief en daadwerkelijk 4% rente wordt berekend.» Dat is ook een aanname.

Verderop in de brief wordt op het volgende ingegaan: hoewel wel bekend was, op grond van het amendement van de heer Verhoeven zelf, dat de tarieven gedurende de looptijd van deze som aangepast zouden worden, is dat toch bewust niet meegenomen. Dat is echt een keuze. Voor de vraag die de heer Essers stelt – wat is de onderlinge vergelijking van die aflossingsvarianten? – zou dit namelijk eerder verwarrend werken dan dat het een bijdrage zou leveren. Die randvoorwaarden zijn natuurlijk gesteld tegen de achtergrond van de echte vraag van de heer Essers hoe de drie aflossingsvarianten werken. Deze zijn expliciet genoemd.

Staatssecretaris Weekers: Voorzitter. In aansluiting op de beantwoording van collega Blok zal ik aangeven wanneer ik wat onder ogen kreeg en wanneer ik heb getekend. Ik heb dit ook al geschreven in antwoord op de schriftelijke vragen. De heer Omtzigt heeft dit zojuist niet helemaal precies geciteerd. Tussen 6 en 9 december heb ik de conceptbijstellingsregeling gekregen. Mij is gevraagd om deze te tekenen indien ik ermee akkoord ging. Ik heb daarover een aantal vragen gesteld, onder meer over het eigenwoningforfait. Op maandag 9 december zat ik in Brussel bij de Eurogroep. Op dinsdagochtend ben ik naar Curaçao gegaan voor de belastingregeling voor het Koninkrijk. Dat weet de Kamer ook. Het weekend erop kwam ik terug. Op maandag 16 december kreeg ik de antwoorden op mijn vragen. Toen heb ik opnieuw een paar vragen gesteld. Uiteindelijk heb ik de bijstellingsregeling op woensdag 18 december getekend.

Wanneer staat het percentage vast? Dat staat vast op het moment dat de Staatssecretaris tekent. De Staatssecretaris heeft hierbij geen enkele discretionaire bevoegdheid. Het staat mij dus niet vrij, zeg ik als antwoord op een vraag van de heer Van Klaveren, om een en ander te bevriezen op het niveau van 2013. Als ik dat wel had willen doen, had ik dat in de wet moeten opnemen. Ik had ook een begunstigend beleidsbesluit kunnen nemen, maar dat had natuurlijk de nodige financiële en budgettaire consequenties gehad. Dat zou een beleidswijziging zijn geweest ten opzichte van hetgeen in de wet staat. Dat moet ik simpelweg toepassen. Het had dan voor de hand gelegen om de Kamer daar separaat over te informeren, zodat zij daar ook iets van had kunnen vinden. Dat kan ik dus zeggen over het vaststellen van het eigenwoningforfait.

Mevrouw Visser vraagt of ik kan bevestigen dat dit een onbedoeld neveneffect, een onbedoelde bijwerking was. Ik ben zelf geen onderhandelaar geweest bij het regeerakkoord. Mevrouw Visser vraagt of dit effect staat uitgesplitst in de financiële bijlage. Het bedrag dat in de financiële bijlage staat, slaat op het deel dat met de verhuurdersheffing te maken heeft. Dat is het nettobedrag dat in de financiële bijlage staat. Het Centraal Planbureau rekent natuurlijk zaken door. Het bekijkt het beleid van het kabinet op het gebied van huren et cetera. Vervolgens doet het Centraal Planbureau op tal van zaken aannames. Het hanteert de wetten die gelden. Daar rollen bepaalde sommetjes uit. Voor deze kabinetsperiode zit een en ander dus in de sommetjes van het Centraal Planbureau. Uiteraard worden die sommetjes gebaseerd op bepaalde aannames. Ik kan mij voorstellen dat dit neveneffect niet scherp op het netvlies heeft gestaan toen men sprak over het aanpakken van het scheefwonen.

Mevrouw Visser vraagt of ik bereid ben op zoek te gaan naar mogelijkheden. Hierbij zijn een paar dingen van belang. Collega Blok heeft zojuist al gezegd dat het misschien verstandig is om een paar scenario’s te schetsen. Hoe zouden de huren en de WOZ-waarde zich kunnen ontwikkelen? In de belastingwetgeving staan natuurlijk tal van verschillende indexatiefactoren. Chapeau voor de diverse woordvoerders die zich in de krochten van de fiscale techniek hebben gewrongen voor dit algemeen overleg. Aan de indexatiefactor van de eigen woning in het kader van het eigenwoningforfait zijn nogal wat artikelen, leden van artikelen en factoren gewijd. Ik kan mij voorstellen dat wij naast het schetsen van de scenario's ook wat breder in de fiscaliteit kijken. Daarin komen wij dingen tegen ten aanzien van indexaties die wij wellicht kunnen vereenvoudigen.

De Kamer heeft mij al vaker opgeroepen om vereenvoudigingsslagen door te voeren. Wij moeten bekijken of dit kan. Wij moeten de consequenties ervan in beeld brengen en bekijken of het budgettair goed is in te passen. Ik meen dat mevrouw Schouten zich afvroeg waar je de rekening neerlegt als je die ergens weghaalt. Dat zullen wij dan ook goed in beeld moeten brengen. Ik ben echter best bereid om een dergelijke exercitie uit te voeren en te bekijken of dit mogelijk en wenselijk is. Ik zal hier uiterlijk bij de behandeling van het Belastingplan op terugkomen.

De heer Jansen vraagt hoeveel van de extra opbrengst van het eigenwoningforfait te maken heeft met de huurverhoging. De extra opbrengst in 2014 is 200 miljoen. 100 miljoen hiervan komt door de minder gunstige afrondingsfactor. De heer Monasch zei dat de afronding altijd gunstig is, maar als die nu minder gunstig is dan vorig jaar, betekent dat dat de burgers dit zwaarder in de portemonnee zullen voelen. Het effect van de huurverhoging, de huurindex, is 100 miljoen.

De heer Jansen stelt dat de vastgoedboom tussen 2001 en de crisis ervoor hebben gezorgd dat het eigenwoningforfait qua percentage steeds fors daalde. Als de waardeontwikkeling van de woningen fors is, zal dit dalen als gevolg van de factor die wij eind november krijgen van de Waarderingskamer. In die tijden hebben wij ook te maken gehad met gematigde huurontwikkeling. Vorig jaar is het gestegen en nu is het opnieuw gestegen.

De heer Paulus Jansen (SP): Het is een beetje impliciet, maar ik beluister dat de Staatssecretaris zegt dat de analyse wel klopt. Mijn analyse was dat het verschuiven van de percentages in de afgelopen tien jaar in wezen is veroorzaakt door de vastgoedboom. Toen daalden de percentages. De laatste jaren is er een stijging doordat de waarde van de woning gedaald is. Het komt dus niet door autonome huurontwikkeling. Dat is wat ik wilde zeggen. Hiermee bevestigt de Staatssecretaris dus dat dit het eerste jaar is waarin een beleidsmatig effect op de huurontwikkeling substantieel doortikt in het eigenwoningforfait. Kan de Staatssecretaris dat bevestigen?

Staatssecretaris Weekers: De huurontwikkeling zit er altijd in. Wanneer je het huurbeleid zodanig vormgeeft dat je het scheefwonen aanpakt – mevrouw Visser duidde daarop – waardoor de huren gemiddeld meer stijgen dan in de jaren daarvoor, werkt dat inderdaad door naar het eigenwoningforfait, conform de definitie in de indexatiefactor.

De andere factor, de WOZ-waarde, is gehanteerd om er een soort evenwicht in te houden. Burgers die te maken hebben met een hogere WOZ-waardering ten opzichte van het vorige jaar, worden vanwege de WOZ-index die hier ook in zit, als het ware gecompenseerd. Die heeft een dempend effect. Als de waardeontwikkeling van de eigen woning gemiddeld is, wordt die gecompenseerd door de WOZ-factor in het eigenwoningforfait.

Dit betekent dat degenen die een nieuwe WOZ-waardering hebben die meer dan gemiddeld afwijkt in negatieve zin, er geen last van zullen hebben dat het eigenwoningforfait omhooggaat. Omgekeerd zullen mensen er meer last hebben.

De heer Verhoeven en de heer Omtzigt hebben gezegd dat het toch wel verwarrend is. In het rekenvoorbeeld wordt het getal 0,6 genoemd. Daar is collega Blok zojuist op ingegaan. De Belastingdienst heeft 0,65 gehanteerd in de voorlopige aanslag. In het eindejaarsbesluit staat 0,7. De verklaring voor dat laatste is heel simpel. Als de voorlopige aanslagen worden verstuurd, de automatische continuering, is nog niet bekend wat de WOZ-index is. Die krijg ik namelijk pas eind november van de Waarderingskamer. Daarna kan deze pas verwerkt worden.

De heer Verhoeven (D66): Ik vroeg net aan de Minister voor Wonen of hij niet had kunnen anticiperen op een wijziging van een getal. De Minister zei dat hij dat niet deed en dat hij uitging van het bestaande getal. Vervolgens zegt de Staatssecretaris dat ze er bij de Belastingdienst al wel op hebben geanticipeerd, door een gemiddelde te nemen van twee percentages. Waarom heeft de Belastingdienst daarvoor gekozen? Hij heeft gekozen voor het percentage dat het niet was en het niet is geworden, namelijk een percentage ertussenin.

Staatssecretaris Weekers: Dat hangt samen met de aard van de voorlopige aanslag. Daarmee wordt gepoogd om een schatting te maken van wat er het komende jaar aan belasting moet worden betaald of kan worden teruggegeven. Deze inschatting is nooit honderd procent goed, maar is wel een zo goed mogelijke benadering. Dat proces start met de cijfers van Prinsjesdag. De deadline hiervoor is op 24 september. Dat zaakje gaat uiteindelijk lopen en is beschikbaar in november. Dan kan de Belastingdienst wel al rekening houden met de huurfactor – die is al eerder bekend – maar nog niet met de WOZ-factor. Dit is een van de twee factoren die de Belastingdienst dan al verwerkt.

De tweede versie van de voorlopige aanslag wordt gemaakt met de cijfers na de stemmingen in de Tweede Kamer over het Belastingplan. De deadline voor die voorlopige aanslag is op 26 november. Die komt beschikbaar in januari. Op de 26ste november kun je afleiden uit de gegevens van de Waarderingskamer wat het uiteindelijk waarschijnlijk zal worden. Het wordt pas iets als het uiteindelijk ook getekend wordt door de Staatssecretaris. Ik heb zojuist al aangegeven dat dit op 18 december is gebeurd. Aan de hand daarvan is het percentage van 0,7 opgenomen. Vanaf deze week, vanaf 14 januari, zit het ook in de voorlopige aangiftes en aanslagen.

De heer Verhoeven, de heer Omtzigt en anderen hebben gevraagd of we niet beter, eerder en sneller kunnen communiceren. Pas als de Eerste Kamer akkoord is gegaan met het Belastingplan, kun je zaken definitief afronden. Na de stemmingen in de Eerste Kamer kan ik pas tekenen. In dit geval had ik ook nog wat vragen. Pas als dat is gebeurd, is het definitief. Er zijn natuurlijk onderdelen waarvan het wenselijk is om er eerder van op de hoogte te zijn, zodat de burger hier niet op het laatste moment mee wordt geconfronteerd. Ik begrijp die vraag goed. De heer Omtzigt bracht hierbij ook nog wat andere elementen in. Hij heeft gewezen op de aftrek levensonderhoud kinderen (LOK). Die is in 2014 pakweg 30% lager dan in 2013. De villabelasting is in 2014 hoger dan in 2013. Deze zal de komende jaren, tot en met 2016, nog verder verhoogd worden. Die besluiten zijn allemaal al eerder genomen. Het besluit over de villabelasting is genomen door het kabinet-Balkenende IV. Het besluit over het levensonderhoud van kinderen is genomen in het eerste paarse kabinet. In 1995 is een bepaalde overgangsregeling afgesproken. Die overgangsregeling duurde nogal lang en liep af per ultimo in 2013. Per 2014 wordt dus automatisch de aftrek voor het levensonderhoud van kinderen verlaagd.

In de komende decennia zullen we elk jaar worden geconfronteerd met tal van overgangsregelingen die aflopen en met ingroeiregelingen die verder oplopen. Denk aan de AOW-leeftijd, de aanrechtsubsidie, de doorwerkbonus, de hypotheekrenteaftrek, de levensloopregeling, lijfrentes et cetera. Het zijn er heel veel. Ik snap het ongemak van de Kamer wel. Op een gegeven moment mis je het overzicht. Niet alleen de Kamer mist dit, maar vooral ook de burger die op 1 januari ergens mee wordt geconfronteerd. Ik zal trachten dit jaar te gebruiken om een aantal zaken te inventariseren. Wat kom je zoal tegen? In het kader van het Belastingplan kunnen we dit dan met elkaar delen. Ik kan niet beloven dat dit een uitputtende lijst wordt. Het is van belang dat we niet alleen zicht hebben op de veranderingen die dan in het wetsvoorstel staan, maar ook op de veranderingen waar al eerder toe besloten is en die effect hebben. We zullen bekijken wanneer welke zaken vaststaan en wanneer we die kunnen communiceren. We zullen dit dus voorzien van een goed communicatieplan. Ik stel dit voor om tegemoet te komen aan de wens tot informatie. Dat is niet alleen voor de Kamer van belang, maar vooral ook voor de burger die met bepaalde effecten wordt geconfronteerd.

De heer Omtzigt heeft gevraagd of de voorlopige aanslag later verstuurd kan worden en het beleidsbesluit eerder gepubliceerd kan worden. Ik heb al gezegd dat dit niet eerder kan, omdat we de wijzigingen die voortvloeien uit het Belastingplan erin moeten verwerken. De Eerste Kamer zal het mij niet in dank afnemen als ik al een beleidsbesluit publiceer terwijl zij op onderdelen de wet nog moet goedkeuren. Als de voorlopige aanslag later verstuurd wordt, krijgen mensen in januari hun teruggave nog niet. Dat lijkt me ook niet wenselijk. Ik wil de Kamer op een andere manier tegemoetkomen, door in beeld te brengen waar we het over hebben. Dan kunnen we ordentelijk met elkaar afspreken bij welke significante wijzigingen we de Kamer, de burger of beide, nog eens extra alert moeten maken in de komende jaren. Ik hoop dat ik daarmee wat meer helderheid kan scheppen.

De heer Omtzigt (CDA): Dank voor deze heldere uiteenzetting. Waarom kan er niet rond 1 december een conceptbeleidsbesluit worden gepubliceerd voor de Eerste Kamer, waarbij de Tweede Kamer een afschrift krijgt? Er worden ook weleens concept-AMvB's gepubliceerd. Dan kan iedereen bekijken wat er gebeurt. De Eerste Kamer of de Tweede Kamer kan dan zeggen dat ze iets niet wist of niet kon weten. Ook de fiscale praktijk kan dit doen.

De Staatssecretaris zegt dat hij een overzicht kan publiceren. Ik heb twee keer in Kamervragen om dit overzicht gevraagd, zowel in december als in januari. Zet alle wijzigingen in de wet eens op een rijtje. Ik kan me voorstellen dat dit de eerste keer niet gebeurd is. De Staatssecretaris heeft de vragen toen binnen drie dagen beantwoord, waarvoor dank. Dit overzicht kan echter weleens heel lang zijn en krijg je niet binnen drie dagen boven tafel. Ik vind het wel fijn als het overzicht dit voorjaar beschikbaar is, vooral omdat we een fiscale verzamelwet hebben. Kan het voor 1 april hier zijn?

Nadat ik deze vraag gesteld had, kreeg ik vanuit de fiscale praktijk ook die vraag. Ook de mensen uit de praktijk zouden dit zeer op prijs stellen, want zij zijn het overzicht ook een beetje kwijt.

Staatssecretaris Weekers: De heer Omtzigt heeft inderdaad die vraag gesteld. Ik ben blij dat hij er begrip voor toont dat de vraag op zo'n korte termijn niet beantwoord kon worden. Ik vraag hem om nog wat meer begrip. Ik wil hier in alle rust naar kijken, want er zijn veel zaken die op elkaar inwerken. Normaal gesproken beginnen de mensen bij Financiën vanaf de zomer al aan dat eindejaarsbesluit te werken. Elke keer komt daar wat bij, tot in de loop van december. Ik zal vragen om de doorlichting nu al eerder te maken. Ik stel voor om dit in het kader van het Belastingplan te doen. Dan zal ik de suggestie van de heer Omtzigt om een conceptbeleidsbesluit al eerder met de Kamer te delen, erbij betrekken. Ik kan daar nu niet alle consequenties van overzien. Het moet niet zo zijn dat we in bepaalde concepten getallen presenteren die later toch weer anders blijken te zijn. Getallen zijn namelijk nogal eens in beweging. Dat wekt dan opnieuw verwarring. Ik vraag de heer Omtzigt om mij even de tijd te geven om dit goed uit te zoeken.

De heer Omtzigt is geschrokken van de LOK. Ik schrik er ook van dat deze eigenlijk nog een voortvloeisel is uit 1995. Zo zijn er tal van voorbeelden, niet alleen in de fiscale wetgeving. Die LOK vloeit weer voort uit wetgeving rondom kinderbijslag. Het heeft ons nu een paar dagen gekost om uit te zoeken hoe het precies zit. We hebben dus tijd nodig om een redelijk complete inventarisatie te maken. Als we in het kader van het belastingplan een dergelijke lijst met elkaar bespreken, kunnen we ook bespreken op welke manier we zaken kenbaar maken en welke onderdelen kenbaar gemaakt moeten worden. We kunnen dan met elkaar bespreken wat de meest effectieve en efficiënte methode is.

De heer Omtzigt (CDA): Ik handhaaf toch mijn verzoek. Dank voor de toezegging om te bekijken of conceptbesluiten op enig moment mogelijk zijn. Ik snap dat ook hierbij tijdsdruk kan ontstaan, maar het zou de fiscale praktijk ook helpen, al is het maar omdat als er een foutje in een beleidsbesluit staat dat er dan uitgehaald kan worden. Ik handhaaf mijn verzoek om binnen een maand of twee een overzicht te krijgen van wat er in al die wetten is afgesproken.

Bij het levensonderhoud voor kinderen is er sprake van 30% korting voor gescheiden ouders in hun belastingaftrek. Zelfs in de financiële bijlage van het regeerakkoord staat dat deze bezuiniging, de afschaffing ervan, ingaat op 1 januari 2015 en 200 miljoen oplevert. De bijlage bij het regeerakkoord klopt dus niet. De onderhandelaars waren daar niet van op de hoogte. Ze hebben namelijk nul bezuiniging ingeboekt in 2014. Nu wordt er 60 miljoen bezuinigd in 2014 en ongeveer 140 miljoen – pin me niet vast op 5 miljoen – in 2015. Zelfs de bijlage bij het regeerakkoord klopt niet. Dat laat toch zien hoe urgent dit lijstje is?

Staatssecretaris Weekers: Ik snap de wens, maar ik kan hem niet honoreren. Dat is heel simpel. Ik heb maar een beperkte capaciteit op het Ministerie van Financiën. Dit is echt monnikenwerk. We gaan het doen. Dat heb ik u toegezegd. We zitten echter met enorme klussen. We zijn ook nog bezig met een kabinetsreactie op de commissie-Van Dijkhuizen. Ik kan mijn mensen dit niet binnen een paar maanden laten uitwerken. Ik zeg u heel graag toe dat we het in kaart brengen en dat we er tijdig met elkaar over kunnen spreken. Als we dat in het kader van het Belastingplan doen, kunnen we dat goed en ordentelijk doen. Dan beslissen we uiteindelijk ook over alle andere fiscale maatregelen voor volgend jaar. De Kamer kan dan lopende zaken die zij niet precies op het netvlies heeft, erbij betrekken. Verder kan ik gewoon niet gaan.

De voorzitter: Hebben de leden behoefte aan een tweede termijn? Ik zie dat dit het geval is. Ik stel een spreektijd voor van twee minuten, met hooguit één interruptie.

De heer Van Klaveren (PVV): Voorzitter. Dank voor de antwoorden. Na mijn inbreng moet ik weg in verband met verplichtingen elders. We hebben gehoord dat de VVD zich helaas niet gerealiseerd heeft dat de drastische huurverhoging ook gevolgen heeft voor huiseigenaren. Dat is uiteraard jammer. In deze tijd van enorme lastenverzwaringen, verhoogde accijnzen en btw, aantasting van de hypotheekrenteaftrek en enorme huurverhogingen is het meer dan onwenselijk dat het percentage van het eigenwoningforfait blijft stijgen. De PVV wil hierbij dan ook een VAO aanvragen om een motie in te kunnen dienen om dat eigenwoningforfait te bevriezen.

Mevrouw Visser (VVD): Voorzitter. Dank voor de beantwoording door beide bewindspersonen, met name voor de toezegging van de Staatssecretaris om een aantal zaken en varianten uit te zoeken voor de behandeling van het Belastingplan. Misschien is het goed om te herhalen waarom de VVD vraagt om deze varianten. We hebben er in het regeerakkoord en in het woonakkoord duidelijk voor gekozen om scheefwonen aan te pakken, om zo sociale huurwoningen weer beschikbaar maken voor de groepen die ze echt nodig hebben. Dat staat los van het algehele huurprijsbeleid. Ik vraag de Staatssecretaris of hij kan bevestigen dat de huurstijging die is opgenomen in het percentage van het eigenwoningforfait voor dit jaar, de huurprijsregeling is van voor het woonakkoord en het regeerakkoord. Het gaat dus gewoon om de huurprijsstijging inclusief inflatie. Het gaat ons erom dat het aanpakken van scheefwonen echt is bedoeld om doorstroming op de woningmarkt te realiseren voor de sociale woningbouw. Dat aspect mag, wat ons betreft, niet worden doorgerekend aan de eigenwoningbezitter. De aanpak van het scheefwonen was hier namelijk niet voor bedoeld. Wij willen niet tornen aan de systematiek van het eigenwoningforfait voor 2014, maar wij vinden wel dat de beleidsdoelstelling voor scheefwonen losstaat van deze tariefsystematiek. Ik begrijp dat dit tot enige verwarring bij de collega's heeft geleid over wat de VVD wil. Ik ben blij dat de Staatssecretaris bevestigd heeft dat hij dit voor het Belastingplan gaat uitzoeken en gaat bekijken of er andere mogelijkheden zijn. De aanpak van het scheefwonen staat namelijk los van de vraag of mensen het eigenwoningforfait bij hun inkomen moeten betrekken. Dat hebben we in 2001 vastgesteld. Dat is gewoon belastingwetgeving, waar de VVD toen haar handtekening onder heeft gezet. Dat doet zij nog steeds.

De heer Paulus Jansen (SP): Voorzitter. Uit de bijdrage van de Staatssecretaris in de eerste termijn – waarvoor dank – blijkt dat het effect van de huurverhogingen de afgelopen jaren 100 miljoen was en dat dit waarschijnlijk nog veel meer gaat worden. Alleen het topje van de ijsberg is dus maar in zicht. De Minister voor Wonen zegt dat hij dit niet aan de Kamer meldt omdat dit een endogeen effect is en een endogeen effect hoeft hij niet te betrekken bij het wetsvoorstel. De SP-fractie vindt dit een buitengewoon onbevredigende gang van zaken. Dit soort informatie hoort absoluut beschikbaar te zijn op het moment dat de wet besproken wordt, zodat de Kamer op dat punt een afweging kan maken. Het levert bovendien een zekere budgettaire plus op. Als Kamerlid wil ik kunnen meebeslissen over de vraag wat er mee gaat gebeuren. Op dat punt hebben ook wij behoefte aan een VAO.

Ik wil gebruikmaken van mijn termijn om iets te zeggen over het scheefwonen. Tegen mevrouw Visser zeg ik dat volgens mijn informatie – misschien kan de Minister dit bevestigen – 85% van de extra huuropbrengst in het afgelopen jaar, per 1 juli, gewoon een gevolg is van de basishuurverhoging van 1,5%. Slechts 15% is het effect van het scheefwonen. Met andere woorden, 85% van het effect op het eigenwoningforfait heeft te maken met de basishuurverhoging. Ik roep de VVD-fractie op om te stoppen met het verkondigen van scheefwoonsprookjes. Het gaat gewoon om een bijna generieke huurverhoging die ook de armste mensen in Nederland treft.

Mevrouw Visser (VVD): Ik stel nogmaals vast dat de berekening van het eigenwoningforfait voor dit jaar, 2014, te maken heeft met de huurprijs vanaf 2012 tot 2013. Per 1 juli 2013 hebben we een nieuw beleid ingezet, voorvloeiende uit het woonakkoord. U noemt een aantal zaken rondom de tariefsverhoging en de 200 miljoen, die gewoon een uitvloeisel zijn van het reguliere huurbeleid. Dat ging uit van indexatie en het inflatiepercentage daarin. Dat ging niet uit van het nieuwe beleid, dat gericht is op de aanpak van het scheefwonen. Daar zit precies ons punt. We hebben vragen over het komende jaar. Daarom hebben we de Staatssecretaris gevraagd om een aantal varianten uiteen te zetten vanaf 1 juli 2013. Dat wat nu voorligt, is niet gebaseerd op het nieuwe beleid, maar gewoon op het oude beleid zoals dat tot op heden geldt.

De heer Paulus Jansen (SP): Ook dat klopt niet. In het voorgaande jaar was al het effect van het beleid van Rutte I van kracht. Alleen al het effect van de huurharmonisatie was 0,8% extra, zeg ik uit mijn hoofd. Ook op dat punt zit mevrouw Visser er dus naast. Zij hamert erop dat het effect van het aanpakken van het scheefwonen in het kader van de inkomensafhankelijke huurverhogingen losgekoppeld moet worden van de correctie van het eigenwoningforfait. Mijn stelling is dat 85% van de extra huuropbrengst het basispercentage is, dat iedereen treft. Laat de Minister dat maar bevestigen. Ook de armste mensen in Nederland betalen gewoon 1,5% boven de inflatie. Laat de VVD eens een keer ophouden met dit soort sprookjes.

Mevrouw Visser (VVD): De SP vergeet ook heel veel zaken in dezen. De huursom- en huurprijsregulering is inflatievolgend geweest tot 1 juli 2013. Ook de huurdersmutatie en de wijze waarop daarmee wordt omgegaan, horen bij het reguliere beleid. Daar hebben we vele debatten over gevoerd. Ik weet dat de SP daar een ander beleid in wil, maar daar heeft zij geen meerderheid voor kunnen vinden in de Kamer. De heer Jansen moet nu echter niet stellen dat het beleid dat nu voorligt voor het eigenwoningforfaitpercentage komt door het huidige kabinetsbeleid. Dat is gewoon het beleid van de afgelopen tien, twaalf jaar. Er is voor gekozen om hier geen scheefwonen in te verwerken. Dat vindt de SP prima. Wat de VVD betreft, is sociale woningbouw echt alleen voor de groep die deze nodig heeft. Daar zetten we ons voor in. We vinden niet dat de eigenwoningbezitter extra moet betalen voor de scheefwoner. Voor de komende jaren willen wij uitgewerkt hebben wat dit betekent voor het eigenwoningforfaitpercentage. Wij willen weten of dit voorkomen kan worden.

De heer Verhoeven (D66): Voorzitter. Dank aan de beide bewindspersonen voor de opheldering van de kwesties wanneer stukken getekend waren en informatie bekend was. Dank voor het ophelderen van de vraag hoe is gewogen hoe men om wil gaan met nog niet helemaal zekere getallen of veranderende getallen. Het verdient geen schoonheidsprijs. Volgens mij zijn we het daar allemaal over eens. Ik vind het prettig als we voortaan eerder en duidelijker worden geïnformeerd over de ontwikkelingen, in plaats van dat een en ander schimmig wordt weggestopt. Volgens mij zijn de meeste collega's en ook de bewindspersonen daar wel voorstander van.

Ik ben ook verward door de VVD. We hebben een beleid, een blender waar je wat instopt en dan komt er wat uit. Als je er twee kiwi's en een banaan in stopt, komt er kiwi- en bananensap uit. Het lijkt alsof de VVD er iets in heeft gestopt, maar het niet zo leuk vindt wat eruit komt en daarom de blender wil weggooien. De blender heeft gewoon gedaan wat hij al jaren doet. Ik vind dit eigenlijk heel raar en niet consequent. De VVD zegt altijd dat ze heel consequent is, maar nu zegt ze dat het beleid haar niet goed uitkomt en dat ze het daarom wil veranderen. Dat is op zichzelf prima. Het lijkt me ook helemaal niet zo'n slechte discussie. Je moet je dat ook afvragen. Als je echter de huren verhoogt, weet je dat dit gebeurt. In die zin moet je wel eerlijk zijn tegen de mensen van wie je nu ziet dat ze zo hard getroffen worden.

Ik vind het een beetje schipperen. Het is prima dat de discussie gevoerd wordt. Het is prima als er duidelijkheid is voor de mensen die een huis hebben. We moeten echter niet doen alsof er nu iets uit de lucht is komen vallen wat we niet wisten. Het is vooral de manier waarop het gegaan is. Het is heel onduidelijk en onhandig uitgevoerd. De Kamer had dit ook vanaf 2007 of 2001 – je kunt het op verschillende manier interpreteren – scherp in de gaten kunnen houden. Laten we dat vanaf nu ook gewoon doen.

De voorzitter: Ik voel een lichte uitlokking richting mevrouw Visser. Ik wil haar kort de gelegenheid geven om te reageren.

Mevrouw Visser (VVD): Het is vervelend dat de heer Verhoeven blijft benadrukken dat de VVD moeite heeft met de systematiek van de eigenwoningforfaitpercentages van dit jaar. Ik herhaal: het gaat de VVD om de aanpak van het scheefwonen. Deze is vanaf 1 juli 2013 geëffectueerd en zal zorgen voor een verdere huurstijging. Deze huurstijging is dus gebaseerd op de aanpak van het scheefwonen. Het gaat ons erom dat de eigenwoningbezitter daar niet voor opdraait. Het beleid is gericht op de aanpak van scheefwonen en niet op het verhogen van het eigenwoningforfaitpercentage. De heer Verhoeven zegt nu dat de VVD met terugwerkende kracht de systematiek van de afgelopen twaalf jaar ter discussie wil stellen. Dat is niet het geval. De VVD wil naar aanleiding van een beleidswijziging voor huren die op 1 juli 2013 is ingegaan en gericht is op scheefwonen, een en ander voor de toekomst aan de orde stellen. De VVD vraagt daarom om een aantal varianten financieel en inhoudelijk uit te werken.

De voorzitter: Dat was meer dan duidelijk. Het woord is aan de heer Omtzigt.

De heer Verhoeven (D66): Ik snap er nu nog minder van. Het is helemaal niet duidelijk.

De voorzitter: Dan gaat u maar na afloop wat met elkaar drinken. Nu is de heer Omtzigt aan het woord.

De heer Verhoeven (D66): Even een punt van orde. Ik ga niet samen met mevrouw Visser wat drinken, al helemaal niet nu ze zo onduidelijk over het eigenwoningforfait heeft gepraat. Misschien bellen we elkaar nog een keer hierover. Als zij zo'n lang antwoord mag geven op mijn punt, vind ik dat ik in ieder geval mag aangeven dat ik het niet duidelijk vind. Het is goed om dat even te benadrukken, ook voor de Handelingen.

De heer Omtzigt (CDA): Voorzitter. Wij zijn een beetje verbaasd over de communicatie tussen twee departementen. Iedereen in Den Haag, inclusief het CPB en de ministeries, rekenen sinds september met een percentage van 0,7. Tussen 6 en 9 december wordt dit bekend bij de Staatssecretaris. Hij weet dat hij geen discretionaire bevoegdheid heeft. De Minister en de Staatssecretaris zitten samen uren in de Eerste Kamer. De Tweede Kamerleden worden er zelfs via Twitter op gewezen dat ze het op 19 december hadden moeten weten, omdat ze dan de catalogus hadden moeten lezen. De Minister voor Wonen, die toch eindverantwoordelijk is, weet het pas op oudjaarsdag. Aangezien de Staatssecretaris van de Financiën het afgelopen jaar acht goedkeurende beleidsbesluiten heeft genomen op de vorige wet waarin de hypotheekrenteaftrek werd gewijzigd, is er voor mij enige reden om de Staatssecretaris en de Minister te vragen goed samen te blijven werken, zodat zij weten wat er op hun beide ministeries gebeurt. Die zaken grijpen namelijk hard op elkaar in.

Ik wacht de scenario's af en hoop dat er ook een bevriesscenario bij zit. In dit geval deel ik namelijk de mening van de PVV. Ik zou een en ander graag bevroren willen hebben. Dat geeft duidelijk aan hoe we het laten. Misschien kan de regering dat toezeggen. Anders ben ik ook voorstander van het VAO dat al is aangevraagd.

Het is van tweeën een. Het wordt ons als Kamerleden verweten dat wij de indexatiefactoren niet paraat hebben. In dat geval neem ik toch aan dat er binnen een paar weken een overzichtje opgeleverd kan worden van alle indexatiefactoren in de fiscale wetgeving. Als het echter negen maanden duurt om dit overzicht te publiceren, kan de Staatssecretaris niet die parate kennis van ons verwachten. Ik zie hierin dus een beetje spanning. Ik wil nogmaals proberen om de regering ervan te overtuigen dat een en ander echt binnen een redelijke termijn gepubliceerd moet worden. Ik vrees namelijk dat die lijst inderdaad redelijk lang is. Zelfs in de financiële bijlage nr. 2 bij het regeerakkoord is blijkbaar het levensonderhoud kinderen niet opgenomen. Dit is dus eerder al iemand een klein beetje ontgaan. Dat snap ik heel goed, want dan had er min 60 miljoen in het rijtje gestaan en daarna min 140 miljoen, in plaats van in een keer min 200 miljoen. Kunnen we dat lijstje zo spoedig mogelijk krijgen? Anders zal ik dit ook aan de Kamer voorleggen. Het helpt echt als we dat lijstje in het voorjaar hebben, dan kunnen we er een keer separaat naar kijken.

Ik zie de scenario's en de indexatiebepaling met interesse tegemoet. Ik hoop dat de scenario's er binnen een maand, anderhalve maand, twee maanden zijn. Dan kunnen we er een keer rustig over spreken.

De heer Monasch (PvdA): Voorzitter. Dank aan de bewindspersonen voor hun beantwoording. Het is duidelijk dat dit debat en deze maatregel het eigenwoningforfait uit zijn winterslaap hebben gehaald. Dit debat zal de komende jaren ongetwijfeld terugkeren. Ik denk dat het buitengewoon verstandig is dat de scenario's worden doorgerekend door de Staatssecretaris, in nauwe samenwerking met het Ministerie voor Wonen. Ik zou deze niet alleen op scheefwonen richten, omdat er vervolgens ook een discussie zal ontstaan over de effecten voor de huren. Maak het gewoon inzichtelijk, anders wordt een endogeen debat straks alsnog exogeen door er hier publiekelijk met elkaar over te praten. Geef het gewoon aan, zodat we weten welke huurverhogingen gepland staan.

We zijn nu nog met de inkomensafhankelijke huren bezig. Er is sprake van een huursombenadering. Die zal wellicht een ander effect hebben, of misschien niet. Ik stel het op prijs als een en ander goed in beeld wordt gebracht. Dan kunnen we daar met elkaar over debatteren.

Ik hecht eraan om te benadrukken dat we nu praten over de effecten van het beleid 2012–2013. Ik vond dat niet helemaal duidelijk in de beantwoording. Dit heeft niets te maken met het huurbeleid dat door dit kabinet is ingezet. Het gaat om de periode 2012–2013, dus gaat het voornamelijk – ik hoor het graag als het anders is – om de effecten van de huurharmonisaties. Deze zijn vrij stevig geweest, mede onder invloed van de Donnerpunten.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie): Voorzitter. De conclusie van dit debat is toch wel dat niemand zich ten diepste heeft gerealiseerd dat de huurverhogingen een effect zouden hebben op het eigenwoningforfait. Dat geldt ook voor de partijen die daar nu tegen te hoop lopen, maar in hun verkiezingsprogramma's bijvoorbeeld een huurverhoging van 2% of 5% hebben opgenomen. Ik denk dat de eigenwoningbezitter blij mag zijn dat wij de huurverhoging een beetje gematigd hebben.

Het lijkt mij heel goed als wij de scenario's krijgen. Daar kan van alles uit voortkomen. Daar kunnen wij dan op een later moment op terugkomen. Het is goed als we meer inzicht krijgen in de besluiten die op stapel staan. Nu worden we elke keer verrast. Dat is misschien een groot woord, maar we zijn weleens verbaasd over wat er is gebeurd, bijvoorbeeld op 30 december. Het is goed om dat te voorkomen.

Dan kom ik op de communicatie tussen de Minister voor Wonen en de Staatssecretaris van Financiën. Ze hoeven het misschien niet allemaal te weten, maar wellicht is het een idee om elkaar tijdig te informeren over bijvoorbeeld het advies van de Waarderingskamer, zodat dat besluit ook bekend is bij de Minister voor Wonen. Dat wat betreft het meedenken van onze kant.

Minister Blok: Voorzitter. Zowel mevrouw Visser als de heer Monasch vroeg hoe de huurverhoging als gevolg van de wetswijziging hierin verwerkt zit. Die zit er voor een belangrijk deel in, omdat veel huren per 1 juli worden verhoogd. Dat is geen wettelijk voorschrift, maar het is wel gebruikelijk. De index wordt tot het eind van de maand juli berekend. In welke mate de huurverhoging erin zit, kan ik niet beoordelen, omdat wij niet bijhouden wie wanneer de huren verhoogt.

De heer Paulus Jansen sprak nogmaals over een budgettaire plus. In de begrotingssystematiek zoals we die hanteren, is er sprake van een endogeen effect. Het gaat om afspraken, maar er is geen sprake van een budgettaire plus. Het zit in de ramingen voor de begroting en in de ramingen van het Centraal Planbureau. Het is dus geen inkomstencategorie.

De heer Monasch (PvdA): Ik wil dit graag even duidelijk hebben. Dit komt terug in de brief die we hebben gekregen. Daarin staat toch een andere berekening. Er staat: dit is het verhoudingsgetal tussen de gemiddelde huurprijzen over juli in het voorgaande kalenderjaar, 2013, ten opzichte van de gemiddelde huurprijzen over juli in 2012. Dat is wat anders dan over het hele jaar.

Minister Blok: Het gaat over de maand juli. De huren worden vaak per 1 juli verhoogd. Ik kan niet beoordelen hoe vaak. Een belangrijk deel van de huren die voor de vergelijking in 2013 gehanteerd zijn, zal aangepast zijn op grond van de wetswijziging die we op grond van het woonakkoord hebben doorgevoerd. Ik kan echter niet beoordelen hoe groot dat aandeel is.

De heer Paulus Jansen vroeg hoe groot het aandeel van de basishuurverhoging is in de huurverhoging en de inkomensafhankelijke huurverhoging. Ik heb op verzoek van de heer Monasch hierover een brief gestuurd. Ik meen dat dit in december was. De informatie is ongetwijfeld correct, maar ik heb haar niet helemaal paraat. De Kamer heeft de informatie dus al.

De heer Paulus Jansen (SP): Ik heb begrepen dat het om 85% gaat.

Minister Blok: Dat zou kunnen. De brief is in ieder geval aan de Kamer gestuurd.

De heer Omtzigt roept op tot goede samenwerking. De beantwoording aan de Eerste Kamer was ook een gezamenlijke beantwoording.

De heer Omtzigt noemde de term «verwijten». Ik denk dat mevrouw Schouten dit beter samenvatte. Iedereen realiseert zich dat er in de belastingwetgeving heel veel indexaties zitten. Je moet iedere keer opnieuw nagaan, zeker bij zo'n complexe indexatie als deze, hoe die precies doorwerkt. Bij mijn weten heeft de regering de Kamer geen verwijten gemaakt. We kunnen wel met elkaar constateren dat het een ingewikkeld systeem is. Daarom heeft de Staatssecretaris ook aangegeven dat we nog een aantal varianten zullen bekijken.

Hiermee meen ik de aan mij gestelde vragen beantwoord te hebben.

Staatssecretaris Weekers: Voorzitter. Mevrouw Visser heeft een vraag gesteld over de datum en de periode, over 1 juli van enig jaar ten opzichte van 1 juli van het vorige jaar en alles wat daar tussentijds aan huurmutaties is geweest. Deze is eigenlijk zojuist al door collega Blok beantwoord.

De heer Omtzigt heeft andermaal een pleidooi gehouden om de door hem gevraagde gegevens eerder te krijgen. Ik kan dit verzoek niet honoreren. Als je alleen kijkt naar de indexatiefactoren, is een en ander heel snel op te leveren. Dat is allemaal niet zo moeilijk. Ik wil echter ook enkele scenario’s schetsen. Vervolgens kom ik op de vraag of we de zaak kunnen vereenvoudigen. Welke consequenties zitten daar aan vast? Dit vereist wat meer tijd, zeker als daar de ingroeiregelingen en overgangsregelingen bijkomen, zoals de heer Omtzigt heeft gevraagd. Hij noemde als voorbeeld de LOK. Als we dit allemaal op een rijtje willen zetten, hebben we daar echt tijd voor nodig, zeker als we goed willen bekijken wat de beste wijze is voor de communicatie richting de Kamer en burger. Wat is het beste moment? Wanneer weten we met welk bedrag of welk percentage iets verandert? Ik zal daar de suggestie van mevrouw Schouten over het rapport van de Waarderingskamer bij betrekken. De Waarderingskamer zet overigens ongelofelijk veel, zo niet alles, online. Dat doet echter niets af aan de toezegging die ik al heb gedaan.

De heer Omtzigt (CDA): Over dat punt worden we het niet eens. Ik heb echter gevraagd om een en ander uit elkaar te trekken. We krijgen een aantal scenario’s. Ik wil beide zaken in het voorjaar hebben, dat moge helder zijn. Is het echter mogelijk om de scenario's voor het eigenwoningforfait te krijgen in het voorjaar? Als de Kamer richting het najaar een besluit wil nemen voor de augustusbesluitvorming, is het fijn als de scenario's er al liggen. Ik dien misschien nog een motie in voor de indexatiebepalingen. Kan de Staatssecretaris dit in ieder geval toezeggen? Kan een en ander rond 1 april hier liggen?

Staatssecretaris Weekers: Het lijkt me prima om wat scenario's, mogelijke oplossingsrichtingen en consequenties voor de zomer naar de Kamer te sturen. Dan kan de Kamer daar voor de zomer uitvoerig met het kabinet over spreken. Ik doe dit niet voor 1 april. Dat is echt te veel gevraagd. Het lijkt me echter wel zinvol als dit gebeurt voor 1 juni.

De voorzitter: Dank u wel. Hiermee is direct de eerste toezegging verwoord. Die zal ik niet herhalen. Er is ook nog een tweede toezegging gedaan, namelijk dat de Kamer in het kader van het Belastingplan een inventarisatie ontvangt van effecten, indexeringen en significante wijzigingen van reeds genomen besluiten die effect zullen hebben op het komende jaar. De Staatssecretaris zal de Kamer daar bij het Belastingplan over informeren. Daarbij wordt ook gekeken of het mogelijk is om een en ander te publiceren voorafgaand aan aanstaande ontwikkelingen. Dit zal met het Belastingplan meegestuurd worden. Daarmee heb ik volgens mij de toezeggingen samengevat. Zijn er nog gemiste toezeggingen?

De heer Omtzigt (CDA): Volgens mij zijn het er drie. Wij krijgen voor 1 juni de brief met de scenario's. Op Prinsjesdag krijgen wij een overzicht van alle toekomstige veranderingen, inclusief de overgangsregeling voor belastingverhogingen die al vastliggen. Er wordt bekeken op welke wijze beleidsbesluiten eventueel eerder gepubliceerd kunnen worden. Daar krijgen wij op Prinsjesdag uitsluitsel over. Het is nog niet duidelijk of dit lukt.

De voorzitter: Zo heb ik dat ook geconcludeerd. Ik dank allen voor hun aanwezigheid en hun inbreng.

Sluiting 16.30 uur.

Naar boven