33 957 Wijziging van de Wet bekostiging financieel toezicht in verband met de afschaffing van de overheidsbijdrage, de invoering van Europees bankentoezicht en de bestemming van door de Autoriteit Financiële Markten en de Nederlandsche Bank opgelegde dwangsommen en boetes

Nr. 15 BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 6 oktober 2014

Tijdens de behandeling van het voorstel tot wijziging van de Wet bekostiging financieel toezicht (Handelingen II 2014/15, nr. 8, Wet bekostiging financieel toezicht) heb ik de Kamer onder meer een nadere onderbouwing toegezegd van het deel van de door de toezichthouders verkregen opbrengsten uit opgelegde boetes en dwangsommen dat volgens het voorstel niet ten goede komt aan de Staat.

Zoals bekend heb ik bij het voorstel rekening gehouden met het feit dat de fase waarin een boete of dwangsom wordt opgelegd het sluitstuk vormt van een repressief handhavingstraject. Indicatief hiervoor zijn de door de toezichthouders gemaakte kosten van repressieve handhavingsactiviteiten in de jaren 2010 t/m 20121:

 

AFM

DNB

2010

€ 19,9 mln.

€ 16,8 mln.

2011

€ 18,4 mln.

€ 18,3 mln.

2012

€ 16,5 mln.

€ 19,8 mln.

Opgemerkt zij dat de kosten voor repressieve handhaving (bijvoorbeeld toezicht Wwft, toezicht op handel met voorwetenschap en marktmanipulatie) aanzienlijk meer omvat dan louter kosten voor het opleggen van punitieve maatregelen. De specifieke kosten van punitieve maatregelen zijn echter door de toezichthouder niet apart geregistreerd. Het onderhavige wetsvoorstel voorziet weliswaar in een integrale doorberekening van de kosten van de toezichthouder aan onder toezicht staande instellingen, inclusief de kosten van repressieve handhavingactiviteiten, maar ik vind het niet gerechtvaardigd om de kosten die specifiek voortvloeien uit het opleggen van een punitieve maatregel door te berekenen aan instellingen die zich wel aan wet- en regelgeving houden.

Het bedrag van € 2,5 mln is een ruwe schatting, waarbij geldt dat het traject van een boete en dwangsom bewerkelijk is. Immers, uit hoofde van rechtsbescherming is het noodzakelijk dat het proces voor het opleggen van boetes en dwangsommen door de AFM en DNB zorgvuldig plaatsvindt en voorzien is van waarborgen (dossiervorming, vaststelling van normschending, interne toetsing door een boetefunctionaris, betrokkene informeren over het voorgenomen besluit/gelegenheid geven tot een zienswijze, bezwaar en beroepsprocedures).

Teneinde uw Kamer meer inzicht te kunnen verschaffen in de kosten die de toezichthouders maken bij het opleggen van punitieve maatregelen zal ik in overleg met beide toezichthouders bezien hoe de hier bedoelde activiteiten gedurende een bepaalde periode gemonitord kunnen worden. Ik verwacht uw Kamer hierover halverwege volgend jaar te kunnen informeren.

Tot slot ga ik kort in op de aansluitend op het debat ingediende amendementen. Door het lid De Vries (VVD) en het lid Van Hijum (CDA) zijn amendementen ingediend die zien op het beheersbaar houden van de toezichtkosten. Het voorstel van het lid De Vries om de huidige systematiek van het kostenkader wettelijk te verankeren (Kamerstuk 33 957, nr. 11) kan extra zekerheid bieden omtrent de ontwikkelingen van de toezichtkosten en wordt zodoende door mij onderschreven. Het voorstel van het lid van Hijum om een exact bedrag in de wet op te nemen als plafond voor de toezichtkosten (Kamerstuk 33 957, nr. 12) wordt daarentegen door mij ontraden aangezien het ten koste gaat van de noodzakelijke flexibiliteit van de toezichthouder om in te spelen op ontwikkelingen in het financiële landschap.

De Minister van Financiën, J.R.V.A. Dijsselbloem


X Noot
1

Met de inwerkingtreding van de Wbft op 1 januari 2013 houdt de toezichthouder deze kosten niet meer separaat bij.

Naar boven