32 545 Wet- en regelgeving financiële markten

Nr. 19 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 1 juli 2014

De vaste commissie voor Financiën heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Financiën over de brief van 13 juni 2014 over de stand van zaken m.b.t. centrale Wft-examinering (Kamerstuk 32 545, nr. 18).

De Minister van Financiën deze vragen beantwoord bij brief van 30 juni 2014. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie, Duisenberg

De griffier van de commissie, Berck

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de VVD

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de brief met de stand van zake centrale Wft-examinering en hebben naar aanleiding daarvan nog een aantal vragen aan de Minister.

De leden van de VVD-fractie constateren dat er het nodige mis is gegaan bij de implementatie van het nieuwe vakbekwaamheidsbouwwerk voor de financiële sector: vragen die verbeterd moesten worden, alle vragen zijn uiteindelijk opnieuw beoordeeld; slechte aansluiting op het niveau van beginnend beroepsbeoefenaar; onvoldoende getrainde itemauteurs en controleurs; (resultaten van) examens konden lang niet ingezien worden (meer dan tien weken) zodat mensen niet konden zien wat ze nu fout deden; definitieve resultaten van de examens lieten lang op zich wachten.

De leden van de VVD-fractie lezen dat de Minister niet ontevreden is over de eerste vier en halve maand van centrale examinering. De Minister vindt het nog te prematuur om conclusies te trekken uit de eerste ervaringen en slagingspercentages. Wanneer is het volgens de Minister wel mogelijk om conclusies te trekken?

Hoe heeft de voorbereiding en implementatie van het nieuwe vakbekwaamheidsbouwwerk plaatsgevonden? De leden van de fractie van de VVD constateren dat er allereerst een maand te laat is gestart, namelijk per februari 2014, maar dat er ook nog behoorlijk wat kinderziektes in het nieuwe vakbekwaamheidsbouwwerk zaten. Waarom is er een maand te laat gestart? In hoeverre is nog overwogen de implementatie verder uit te stellen? Waarom is er niet voor gekozen het nieuwe vakbekwaamheidsbouwwerk (langer) te testen en pas later in te voeren? Waarom vond de Minister dat het nieuwe vakbekwaamheidsbouwwerk per 1 februari 2014 in werking kon treden? Welke afweging is toen gemaakt?

De leden van de VVD-fractie lezen dat de ketenpartners regelmatig signalen van examinandi ontvangen die aangegeven niet te zijn geslaagd vanwege naar hun oordeel «niet-deugende vragen» in de examenbank en «verkeerde vraagstellingen». Vindt de Minister dat er sprake was en is van «niet-deugende vragen» en «verkeerde vraagstellingen»? Zo nee, waarom niet? Waarom zijn er dan toch vragen aangepast? Welke gevolgen heeft het aanpassen van vragen gehad voor de uitslag van het examen? Zijn de uitslagen daarop aangepast? Zo nee, waarom niet? Welke gevolgen heeft dit gehad voor het slagingspercentage?

Wat vindt de Minister van vragen in een dergelijk examen als «Wat is een laadschop» (Wft Schade Zakelijk)? Wat vindt de Minister van een vraag als: «Een vrouw opent een spaarrekening voor haar pasgeboren kind: moet de adviseur eerst feliciteren of meteen met het adviesgesprek beginnen»?

Wat vindt de Minister van het feit dat mensen die in deze beginperiode examen doen en de dupe zijn van eventuele gebreken, voor elk examen opnieuw 120 euro moeten betalen?

De leden van de fractie van de VVD lezen dat in de praktijk wordt uitgegaan van een minimum van 55% beheersing van kennis en vaardigheden, maar dat CDFD de cesuur voor de huidige Wft-examen heeft vastgesteld op 70%. Waar wordt de cesuur gelegd bij vergelijkbare opleidingen en examens, onder meer SEH-examens, FPP-examens, etc., maar ook andere opleidingen? Is deze 70% of 55%? Indien het Wft-examen met 70% afwijkt van vergelijkbare opleidingen en examens, waarom wordt er dan afgeweken? Hoeveel mensen zouden het examen gehaald hebben als de cesuur niet op 70% maar op 55% was gelegd? CDFD kan besluiten om de cesuur voor bepaalde Wft-examens bij te stellen. Voor welke Wft-examens heeft dit in de afgelopen periode plaatsgevonden? Welke gevolgen heeft dit gehad voor het slagingspercentages? Indien dit in de toekomst alsnog gaat gebeuren voor bepaalde Wft-examens, welke gevolgen heeft dit dan voor de reeds afgelegde examens?

De leden van de VVD-fractie lezen dat CDFD een examenvraag achteraf kan verwijderen uit het examen en de uitslag opnieuw kan berekenen. In hoeveel gevallen heeft dit de afgelopen maanden plaatsgevonden? Wat zijn de criteria c.q. redenen om een examenvraag achteraf te verwijderen? Volgens de Beleidsregel CDFD rond examinering via de centrale examendatabank hebben gezakte kandidaten het recht om de examens in te zien op een locatie van DUO. In de praktijk blijken alleen kandidaten met een examenuitslag lager dan een 5 de examens te kunnen inzien en dan alleen de foutief gemaakte vragen. Is dit niet in strijd met de inhoud van de Beleidsregel en tevens ook onwenselijk dat niet alle gezakte kandidaten hun examen kunnen inzien?

Hoe verhouden deze gegevens zich met de omvang van de examenbank voor de Wft-examinering en het aantal kandidaten dat respectievelijk vóór 2016 een initieel examen of een PEplus examen moet afleggen? Welk moment wordt precies bedoeld met de komende jaren? In welk tijdsbestek nemen de vragen toe tot 6.000? Hoeveel toetsvragen uit de op dit moment bestaande examenbank van 1.300 vragen hebben betrekking op initiële examens respectievelijk op PEplus examens? Met andere woorden: hoe is de verdeling v.w.b. het aantal vragen? Hoe verhoudt dat aantal zich tot de verwachting dat honderdduizenden PEplus examens moeten worden afgenomen? Kan de Minister ook aangeven hoe die verhouding is per module?

De leden van de VVD-fractie lezen dat de Minister ernaar streeft dat de definitieve examenuitslag binnen 48 uur kan worden gegeven. Dat vindt deze leden een positieve ontwikkeling. Wanneer is dit geregeld c.q. een feit? En betekent dit dat de examens ook na 48 uur kunnen worden ingezien door de student? Zo nee, waarom niet en wanneer kan het examen dan wel ingezien worden?

Bezwaar en beroep

Is de Minister bekend met de onvrede die heerst onder examenkandidaten dat bezwaar en beroep tegen de examenuitslag en daarmee tegen de inhoud van een examen niet mogelijk is?

Kan de Minister andere voorbeelden geven van centrale examinering waarbij bezwaar of beroep tegen een examenuitslag is uitgesloten, en wat daarbij de gronden voor uitsluiting zijn? Op welke gronden is te verdedigen dat bezwaar en beroep niet mogelijk is? Zijn er mogelijkheden om bezwaar en beroep alsnog mogelijk te maken?

MBO en HBO

De leden van de VVD-fractie lezen dat de Minister van mening is dat het de eigen keuze van MBO- en HBO-instellingen is dat er een koppeling wordt gemaakt tussen schooldiploma en Wft-examen. Is de Minister het met de leden van de VVD-fractie eens dat het voor studenten geen eigen keuze is? Zo nee, waarom niet? Is de Minister het met de leden van de fractie van de VVD eens dat onderwijsinstellingen gedurende een lopend studiejaar niet zomaar een eerder gekozen koppeling los kunnen laten? Zo nee, waarom niet?

De leden van de VVD-fractie vinden het onredelijk dat een student die goed presteert op de opleiding de studie zou moeten beëindigen omdat er nog één examen uit het eerste jaar gehaald moet worden voor 1 september a.s., zijnde een Wft-examen, en per 1 januari 2014 geconfronteerd wordt met: een nieuw type examen waar nog kinderziektes in zitten en waarvoor de opleiding te weinig tijd heeft gehad om de opleiding aan te passen; te maken krijgt met het meer dan tien weken lang niet mogen inzien van het afgelegde examen zodat niet gezien kan worden wat de student fout doet; 120 euro kosten moet betalen voor elke keer weer examen doen.

In hoeverre vindt de Minister het redelijk dat een student in de problemen komt, en bijvoorbeeld zelfs zijn studie zou moeten staken omdat er een nieuw vakbekwaamheidsbouwwerk wordt ingevoerd?

De leden van de VVD-fractie lezen dat de Minister zegt dat een tijdelijke oplossing kan zijn dat MBO- en HBO-instellingen de koppeling van hun diploma’s met Wft-examens facultatief maken. Betekent dit een oproep van de Minister aan MBO- en HBO-instellingen om enige coulance te betrachten op dit moment? Is de Minister bereid om op zeer korte termijn (want de datum van 1 september is cruciaal voor studenten) in gesprek te gaan met de HBO- en MBO-sector over deze problematiek? Zo nee, waarom niet? Is de Minister bereid om de Tweede Kamer over de uitkomst van deze gesprekken te informeren? Zo nee, waarom niet?

Uit deze casus is duidelijk naar voren gekomen dat een invoeringsdatum van 1 januari niet aansluit bij de onderwijsinstellingen die werken met studiejaren vanaf september, en zich dus onvoldoende kunnen voorbereiden. Welke consequenties trekt de Minister daaruit voor de toekomst als het gaat om een invoeringsdatum?

Tot slot

Wat heeft de invoering van het nieuwe vakbekwaamheidsbouwwerk en examen tot nu toe gekost? En wat gaat het de komende tijd nog kosten? Hoe moet het totale bedrag voor invoering gezien worden ten opzichte van vergelijkbare opleidingen en examens?

Klopt het dat de Rabobank de examens voor haar klantadviseurs enkele maanden heeft uitgesteld? Wat was daarvan de reden? Welke bedrijven hebben een vergelijkbaar besluit genomen om uit te stellen? Studiecentrum Financiële Branche (SCFB) adviseert financiële dienstverleners deelname aan de PEplus examens uit te stellen. Wat is daarvan de reden volgens de Minister?

Hoe verloopt de samenwerking tussen DUO (Dienst Uitvoering Onderwijs) en CDFD?

Kan de Minister een totaaloverzicht geven van de slagingspercentages per categorie Wft-examen en de ontwikkeling daarin sinds de start?

Welke mogelijkheden ziet de Minister voor verdere verbetering van het vakbekwaamheidsbouwwerk? Is de Minister bereid hierbij de zeer uitgebreide praktijkervaringen van het loket van de brancheorganisaties te betrekken? Is de Minister verder bereid om in gesprek te gaan met brancheorganisaties in de financiële sector, waaronder de financieel adviseurs, om noodzakelijke verbeteringen in de examens en systematiek van het vakbekwaamheidsbouwwerk door te voeren? Zo nee, waarom niet? Is de Minister bereid om de Tweede Kamer over de uitkomst van deze gesprekken te informeren? Zo nee, waarom niet?

Is de Minister bereid om de Tweede Kamer in oktober 2014 wederom een stand van zaken over de Wft-examinering toe te sturen? Zo nee, waarom niet?

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de PvdA

Algemeen

De leden van de fractie van de PvdA hebben met belangstelling kennisgenomen van de brief over de stand van zaken wat betreft de centrale Wft-examinering. Deze leden benadrukken dat voor een betrouwbare en dienstverlenende financiële sector een kwalitatief hoogwaardig Wft-examinering onmisbaar is; niet langer winsten maar de klant moet centraal staan. Deze leden zijn blij dat de Minister stappen heeft gezet om de Wft-examinering te verbeteren. De Wft-examinering is kortgeleden ingevoerd dus het ontstaan van kinderziektes is normaal, maar het is in het belang van alle betrokkenen dat deze kinderziektes zo snel mogelijk worden verholpen. Deze leden willen van de Minister daarom graag nog verduidelijking op een aantal punten.

Kwaliteitszorg

De leden van de PvdA-fractie lezen in de brief van de Minister dat de constructie en het onderhouden van de examenvragen/examens is uitbesteed aan een externe partij. Wat voor invloed hebben de zorgen van de hogescholen en commerciële instellingen op deze aanbesteding? Op welke manier voert het CDFD kwaliteitscontrole uit bij deze externe partij?

De leden van de PvdA-fractie lezen dat er kritische signalen zijn ontvangen over de vragen over professioneel gedrag. De vragen over de professioneel gedrag worden daardoor opnieuw beoordeeld. Kan de Minister toelichten op welke manier dit gebeurt?

Slagingspercentage

De leden van de PvdA-fractie vinden het zorgelijk dat het gemiddelde slagingspercentage van alle initiële examens over de gehele periode 28,0% bedraagt. Deze leden zijn van mening dat dit percentage des te meer laat zien dat er nog veel te winnen valt op het gebied van klantcontact binnen de financiële dienstverlening. Deze leden zien in het slagingspercentage een kans voor de HBO, MBO en financiële instellingen om studenten te laten beseffen hoe belangrijk het is dat de klant centraal staat. Deze leden staan ook achter de cesuur die gesteld is op 70%, hiermee bereiken we vakbekwame financieel adviseurs die adequate adviezen geven, zo vinden deze leden.

De leden van de PvdA-fractie vinden het slagingspercentages bij de MBO en HBO-opleidingen (respectievelijk 9% en 7%) wel schrikbarend laag. Volgens de MBO- en HBO-instellingen komt dit onder andere doordat de examens niet voldoen aan de kwaliteitseisen van de betreffende school. Kan de Minister aangeven welke instellingen dit hebben aangegeven en wat concreet wordt bedoeld met kwaliteitseisen? In de brief van de Hanzehogeschool Groningen lezen deze leden dat de MBO-, HBO- en financiële instellingen in gesprek zijn met het CDFD en andere betrokkenen. Kan de Minister aangeven hoe dit proces verloopt en wat de uitkomsten zijn van deze gesprekken?

Loskoppeling diploma’s en Wft-examens

De leden van de PvdA-fractie zetten vraagtekens bij de tijdelijke oplossing van de Minister om de koppeling van diploma’s met Wft-examens facultatief te maken. Studenten in financiële dienstverlening zijn immers verplicht om de Wft-examens te halen, alvorens zij kunnen adviseren op Wft-onderwerpen. Deze leden roepen de Minister dan ook op om samen met de betrokken partijen zo snel mogelijk te komen tot een kwalitatief hoogwaardige Wft-examinering die voldoet aan de kwaliteitseisen van de MBO en HBO instellingen, waardoor studenten afstuderen met een officiële Wft-certificering.

Termijn examenuitslag en beroepsmogelijkheid

De leden van de PvdA-fractie steunen de inzet van de Minister om de termijn voor definitieve examenuitslag te verkorten. Wel zijn deze leden benieuwd hoe de Minister via een simpelere procedure de termijn van 6–8 weken naar 48 uur wil brengen? Hoe wordt de kwaliteit van de definitieve examenuitslag geborgd?

De leden van de PvdA-fractie hebben signalen ontvangen dat het voor studenten niet mogelijk is om in beroep te gaan tegen de uitslag. Kan de Minister toelichten of en waarom dit niet mogelijk is?

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de SP

De leden van de fractie van de SP hebben met belangstelling kennisgenomen van de brief van de Minister over de stand van zaken van de centrale Wft-examinering. Deze leden hebben naar aanleiding daarvan nog enkele vragen.

Kan de Minister aangeven hoeveel klachten er binnengekomen zijn over de examens bij het CDFD? Hoeveel klachten zijn gegrond verklaard? En binnen welke termijn worden klachten behandeld?

De Minister geeft aan dat er reeds 75 vragen aangepast of verwijderd zijn naar aanleiding van klachten. Zijn dit foutieve vragen die na 3 februari 2014 zijn geconstateerd? Kan de Minister toelichten wat de gevolgen zijn van aanpassing of verwijdering van deze vragen voor de examinandi?

Naast de initiële en de PE-examens, worden er ook sinds maart PEplus examens afgelegd. Hoeveel examens zijn reeds afgenomen en wat is daar de slagingspercentage van? De slagingspercentages bij HBO’s en MBO’s zijn beduidend lager. Kan de Minister toelichten of deze scholen voldoende tijd gehad hebben om hun curricula aan te passen? Gaat de Minister met zijn collega stappen ondernemen om de aansluiting van de lespakketten en de examens te bevorderen?

De Minister geeft aan dat hij streeft naar een examenuitslag binnen 48 uur. Kan de Minister aangeven welke stappen hij gaat ondernemen om deze termijn te verkorten? Is de Minister van mening dat deze wachttijdverkorting haalbaar is zonder afbreuk aan de kwaliteit van de examens en het nakijken daarvan?

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van het CDA

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Minister. Deze leden onderkennen het belang van een professionele en vakbekwame financiële sector met als doel het centraal stellen van de klantbehoeften.

De leden van de CDA-fractie willen van de Minister weten wat zijn reactie is op het stopzetten van de Wft-examinering van enkele onderwijsinstellingen. Deze leden zijn verheugd over de maatregelen die continu worden genomen om de kwaliteit van de examinering te verbeteren. De leden van de CDA-fractie stellen hierbij wel vast dat uit de verbetermaatregelen blijkt dat het Wft-examen eerder niet volledig aan alle kwaliteitseisen voldeed, deelt de Minister deze vaststelling? Deze leden vragen zich hierbij verder af of de Minister nog een rol ziet weggelegd voor het CDFD dan wel DUO als het gaat om het compenseren van individuele gevallen die aantoonbaar schade hebben ondervonden van eerdere examens die blijkbaar niet aan de juiste kwaliteitseisen voldeden. Is de Minister tevens bereid om voor de mensen die aan een nog niet aan de kwaliteitseisen voldoend examen hebben deelgenomen een mogelijkheid tot beroep te geven? Kunnen deze mensen hun examen onafhankelijk van hun uitslag ook inzien bij DUO? Wat is het standpunt van de Minister aangaande studenten van financiële opleidingen die door het stopzetten van Wft-examinering door hun onderwijsinstelling studievertraging oplopen? Welke maatregelen wil de Minister voor hen nemen?

Tenslotte, kan de Minister aangeven op welke termijn hij verwacht dat de definitieve examenuitslagen binnen 48 uur bekend gaan zijn?

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de PVV

De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Minister ten behoeve van de stand van zaken met betrekking tot de centrale Wft-examinering. Naar aanleiding van genoemde brief brengt de fractie voornoemd het navolgende naar voren.

Allereerst merken de leden van de PVV-fractie op dat er weinig draagvlak is voor het nieuwe vakbekwaamheidsbouwwerk. Er is zelfs een petitie gestart tegen een verplichte examinering van Wft PE, die door meer dan 10.000 financiële adviseurs is ondertekend. Waarom negeert de Minister deze 10.000 adviseurs door toch te kiezen voor een verplichte examinering van Wft PE?

Daarnaast heeft Hanzehogeschool Groningen zelfs aangegeven te stoppen met het aanbieden van Wft-examens, omdat deze niet aan hun kwaliteitseisen voldoen. Gesteld wordt dat dit probleem niet alleen voor de Hanzehogeschool Groningen geldt, maar wordt ondervonden door alle hogescholen en commerciële instellingen. Hoe beoordeelt de Minister dit?

Ziet de Minister verder het gevaar om deze examens verplicht in te voeren als de kwaliteit nog onvoldoende is? Zo neen, waarom niet?

Hoe beoordeelt de Minister de situatie dat het Wft-examen volgens het nieuwe vakbekwaamheidsbouwwerk verplicht afgelegd moet worden, terwijl deze nog niet aan de kwaliteitseisen voldoet?

Op welke wijze gaat de Minister voorkomen dat scholen – evenals de Hanzehogeschool te Groningen – en commerciële instellingen stoppen met het aanbieden van Wft-examens?

Is de Minister – nu het voorstel toch is doorgedrukt – bereid om dit systeem voor advies voor te leggen aan bijvoorbeeld de Onderwijsraad, om het te laten toetsen op effectiviteit, redelijkheid en billijkheid? Zo neen, waarom niet?

Voorts zijn de gezamenlijke brancheorganisaties met een alternatief gekomen voor een verplichte examinering van Wft PE, te weten het PE-puntensysteem. De Minister heeft echter aangegeven tegen dit voorstel te zijn, omdat de groep financieel adviseurs in vergelijking met artsen, notarissen en advocaten – die wel een PE-puntensysteem hanteren – onder andere veel diffuser is. Is de Minister van mening dat het gegeven dat de groep financiële adviseurs diffuser is dan artsen, notarissen en advocaten niet hoeft te betekenen dat het PE-puntensysteem niet werkbaar zou zijn? Zo neen, waarom niet?

Gaat een verplichte examinering van Wft PE ook gelden voor registeraccountants? Welke andere beroepsgroepen met raakvlakken op het gebied van financiën zullen niet verplicht worden tot het afleggen van een driejaarlijks Wft-examen?

Ten slotte hebben de leden van de PVV-fractie vragen over het Wft-examen. Deze leden merken op dat de Minister nog geen overzicht heeft gegeven van de omvang van de kwestie rondom de Wft-examens. In het kader hiervan zouden zij willen weten hoeveel bestaande diplomahouders momenteel nog een PEplus examen moeten afleggen en hoeveel adviseurs een nieuw Wft-examen moeten doen vanwege het zogenoemde bedrijfsvoeringsmodel.

Wat zijn verder de kosten van een PEplus examen en van een Wft-examen voor de deelnemers?

Vanaf 2014 wordt de PE termijn op drie jaar gesteld. Kan de Minister garanderen dat degenen die reeds een Wft-examen hebben behaald over drie jaar niet te maken krijgen met herhaling van lesstof, maar ook voor wat betreft het examen? Zo neen, waarom niet?

Verder krijgt een deelnemer aan het examen slechts inzage daarin als hij daarvoor gezakt is en zijn eindcijfer tussen 4,0 en 5,5 ligt. Is de Minister bereid te bewerkstelligen dat het te allen tijde mogelijk zou moeten zijn inzage te krijgen in het examen? Zo neen, waarom niet?

Daarnaast ontvangen examinandi binnen zes tot acht weken hun definitieve uitslag. Hierdoor lopen veel examinandi een vertraging op. De Minister streeft naar een simpeler procedure met een definitieve examenuitslag binnen 48 uur. De leden van de PVV-fractie zouden graag willen weten op welke wijze de Minister dit gaat bewerkstelligen en binnen welke termijn we dit kunnen verwachten.

Ook stelt de Minister dat het slagingspercentage over alle afgenomen examens circa 30 procent bedraagt. 70 procent slaagt dus niet voor het examen. Het gemiddelde slagingspercentage van examinandi van MBO- en HBO-opleidingen is nog lager, te weten respectievelijk 9 en 7 procent. De Minister geeft aan dat het echter, gelet op de kleine aantallen examens, prematuur is hieruit conclusies te trekken aangaande het functioneren van het nieuwe vakbekwaamheidsbouwwerk. Welk slagingspercentage acht de Minister acceptabel?

Is de Minister bereid de Kamer schriftelijk op de hoogte te blijven houden ten aanzien van de slagingspercentages over de afgenomen examens? Zo neen, waarom niet?

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van D66

De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de brief over de stand van zaken van de centrale Wft-examinering. Deze leden zijn ervan overtuigd dat permanente educatie van groot belang is om goed te kunnen adviseren in de veranderlijke financiële sector. Zij vinden het belangrijk dat klanten erop kunnen vertrouwen dat hun adviseur verstand van zaken heeft. Deze leden hebben nog enkele vragen naar aanleiding van de brief.

De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de lage slagingspercentages van de initiële Wft-examens. Slagingspercentages zijn, zoals de Minister ook aangeeft in de brief, geen doel op zich, maar een middel om te testen of (zelf)studie geleid heeft tot voldoende kennis en inzicht bij de adviseur. Deze leden constateren dat met slagingspercentages van 7% van HBO-studenten en 9% van MBO-studenten de studie niet tot het gewenste resultaat leidt, onder de aanname dat het probleem niet bij het examen zelf ligt. De Minister noemt als mogelijke oplossing dat MBO- en HBO-instellingen tijdelijk de koppeling van hun diploma’s met Wft-examens facultatief maken. Heeft de Minister kennisgenomen van de bezorgdheid van de sector dat dit de aansluiting van MBO- en HBO-studenten op de arbeidsmarkt aantast? Hoe kijkt de Minister hier tegen aan, aangezien het onderwijsbeleid van het kabinet er juist op gericht is dat scholen het opleidingsaanbod beter afstemmen op de vraag vanuit de arbeidsmarkt?

De leden van de D66-fractie vragen of de randvoorwaarden in orde waren voor de opleidingsinstituten om de opleiding aan te passen. Hadden opleidingsinstituten voldoende tijd en mogelijkheden om hun programma en lesmethode bij te stellen? Waren er vooraf oefentoetsen beschikbaar zodat opleiders inzicht kregen in het niveau dat voortaan gevraagd zou worden van de kandidaten? Deze leden lezen in de brief van het kabinet dat er stappen zijn gezet om de kwaliteit van de Centrale Examenbank te verbeteren, zo zal het College Deskundigheid Financiële Dienstverlening (CDFD) haar richtlijnen voor de verschillende soorten vragen voor de uitvoeringspraktijk ter beschikking stellen, zodat opleiders concreter inzicht krijgen in de wijze waarop de vragen worden vormgegeven. Is dit inmiddels gebeurd?

De leden van de D66 fractie lezen dat de examenbank op dit moment bestaat uit circa 1.300 toetsvragen en dat dit de komende jaren zal toenemen tot 6.000. Wanneer moet dit aantal behaald worden? Hoeveel kandidaten worden de komende jaren verwacht voor de initiële examens en de Permanente Educatie? Loopt de opstart van CDFD voldoende snel om geen verdere vertraging te laten ontstaan in het studieprogramma van nieuwe en bestaande adviseurs, bovenop het geconstateerde probleem met de termijn voor het vaststellen van de definitieve examenuitslag? De Minister streeft naar een definitieve examenuitslag binnen 48 uur. Binnen welke termijn verwacht de Minister dit te kunnen realiseren?

De leden van de D66-fractie hebben vernomen dat brancheorganisaties gezamenlijk een ervaringsloket hebben geopend om zicht te krijgen op praktijkervaringen van examenkandidaten en dat er in algemene zin nog veel vragen leven omtrent de centrale Wft-examinering. Is de Minister nog in overleg met de sector hierover?

II. Reactie van de Minister

Ik heb met belangstelling kennis genomen van de opmerkingen en vragen van de leden van de fracties van de VVD, de PvdA, de SP, het CDA, de PVV en D66. Hieronder ga ik per fractie op de gestelde vragen in.

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de VVD

De leden van de VVD fractie wijzen erop dat ik het op dit moment nog prematuur vind om op basis van de eerste ervaringen en slagingspercentages conclusies te trekken met betrekking tot de centrale examinering. Deze leden vragen in dit kader wanneer het wel mogelijk is om conclusies te trekken.

De verwachting is dat in het najaar de aantallen voor zowel de initiële Wft examens als de PEplus-examens zodanig zijn dat er per module conclusies te trekken zijn over de slagingspercentages. Tegen die tijd zal naar verwachting circa 10 tot 15 procent van de geprognosticeerde examens zijn afgelegd.

Verder vragen de leden van de VVD-fractie naar de voorbereiding van het nieuwe vakbekwaamheidsbouwwerk. Meer concreet vragen deze leden waarom in februari 2014 gestart is, welke afwegingen daarbij gemaakt zijn en of is overwogen het nieuwe systeem langer te testen en bijgevolg later in te voeren.

Het nieuwe vakbekwaamheidbouwwerk is voorbereid door het College Deskundigheid Financiële Dienstverlening (CDFD) in samenwerking met een groot aantal werkgroepen van deskundigen. Vervolgens hebben hierover marktconsultaties plaatsgevonden die tot allerlei bijstellingen hebben geleid. Op verzoek van de Tweede Kamer hebben eind 2013 nog aanvullende overleggen tussen mijn ministerie en de brancheorganisaties plaatsgevonden.

De nieuwe eind- en toetstermen zijn eind 2013 definitief vastgesteld en sinds 1 januari 2014 geïmplementeerd. Het totale proces heeft ongeveer drie jaar in beslag genomen.

De examinering via de centrale examenbank is sinds begin 2013 voorbereid. Hiertoe is een projectorganisatie ingericht die de benodigde aanbestedingstrajecten heeft uitgevoerd. Daarbij ging het om de selectie van een leverancier voor de examenafname-applicatie en om de selectie van een leverancier voor de examenvragen (de content). Tevens heeft de projectorganisatie alle noodzakelijke voorbereidingen binnen en tussen de betrokken organisaties verricht om het examenafnameproces begin 2014 te implementeren.

Het nieuwe vakbekwaamheidsbouwwerk is 1 januari 2014 gestart. Inschrijven was mogelijk vanaf 3 januari. De examinering via de centrale examenbank is een maand later gestart. Dit had twee belangrijke overwegingen. Ten eerste bleken in december 2013 niet alle exameninstituten hun werkprocessen (bijv. om hun kandidaten in te schrijven) al voldoende op het werkproces van de centrale examenbank te hebben afgestemd. Mogelijk kwam dat mede omdat men wellicht afwachtte of het overleg met de Tweede Kamer nog tot wijzigingen zou leiden. Ten tweede had de leverantie van de content in december 2013 en de kwaliteitscontrole daarop door het CDFD enige vertraging opgelopen. De iets latere start was verantwoord omdat er een ruime overgangstermijn is die kort daarvoor van anderhalf naar twee jaar was verlengd en de exameninstituten aangaven pas in februari of maart jl. te zullen starten met inschrijvingen voor examens. Anderzijds was er geen aanleiding om nog verder uit te stellen.

Gezien de klachten die de ketenpartners hebben ontvangen en het feit dat er vragen zijn aangepast, vragen de leden van de VVD-fractie of er sprake is geweest van «niet-deugende vragen» en «verkeerde vraagstellingen».

Op een aantal punten sloten de vragen niet optimaal aan bij de nieuwe eisen die de eind- en toetstermen aan de vragen stelden. Daarom zijn er vragen aangepast. Verder is het ondanks een zorgvuldig proces toch altijd mogelijk dat vragen in de praktijk niet blijken te voldoen. Dat geldt voor bijna elk examen. Daarom vindt continu evaluatie plaats en worden de scores door de onderwijskundigen bijgehouden.

Verder vragen deze leden naar de gevolgen van de aanpassingen voor de uitslag van de examens en het slagingspercentage. Ook vragen zij hoe vaak het is voorgekomen dat een vraag is verwijderd en als gevolg daarvan de uitslag opnieuw is berekend, alsmede welke criteria gehanteerd worden om een vraag achteraf te verwijderen.

Gebleken is dat een aantal vragen niet voldeed aan de kwaliteitseisen die gelden voor de inhoud van de examenbank. Die vragen werden aangepast (of als dat niet mogelijk is verwijderd uit de examenbank). Dat leidt tot een bijstelling van de score bij degenen die een voorlopige uitslag hebben ontvangen (alle kandidaten die examen hebben gedaan, ontvangen eerst een voorlopige uitslag voordat de definitieve uitslag vastgesteld wordt). Overigens kunnen kandidaten die volgens de eerste voorlopige uitslag «geslaagd» zijn niet meer zakken door deze bijstelling. Bijstelling van de score wordt namelijk alleen toegepast bij de kandidaten die volgens de eerste voorlopige uitslag «gezakt» zijn. Een vraag moet zodanig zijn dat een kandidaat in redelijkheid op het juiste antwoord kan komen. Vragen worden verwijderd als dat om onderwijskundige of inhoudelijke redenen niet het geval bleek dan wel als bij nader inzien geen van alle alternatieven het juiste antwoord bevat. In totaal heeft herberekening van de examenuitslag in 77 gevallen plaatsgevonden waardoor gezakte kandidaten alsnog waren geslaagd.

In dit kader vragen de leden van de VVD-fractie ook naar mijn mening over twee concrete vragen en over het feit dat examinandi die niet slagen € 120 voor een herexamen moeten betalen.

De vraag «Wat is een laadschop?» is een voorbeeld van een kennisvraag uit de module Wft Schade Zakelijk. In de toetstermen van Wft Schade Zakelijk staat vermeld dat de kandidaat de in de transportsector gebruikelijke transportmiddelen en hun benamingen kan onderscheiden. Bij het samenstellen van de eind- en toetstermen is nadrukkelijk gekozen voor een abstractere formulering zodat niet bij elke verandering in wet of regelgeving de toetstermen herschreven hoeven te worden. «Wat is een laadschop?» is een voorbeeld van een kennisvraag de binnen deze toetsterm past. Een zakelijk schadeadviseur op startend niveau wordt geacht bekend te zijn met deze machine, zodat hij de risico’s die het werken met zo’n machine voor de ondernemer die eigenaar is, in kaart kan brengen en kan verzekeren.

De vraag «Een vrouw opent een spaarrekening voor haar pasgeboren kind. Moet de adviseur haar eerst feliciteren of meteen met het adviesgesprek beginnen? is een voorbeeld van een vraag inzake professioneel gedrag. De vragen over professioneel gedrag zijn nieuw ingevoerd per 1 januari 2014. Gelet op het relatief grote aantal klachten over dit type vragen heeft het CDFD deze herbeoordeeld en aangescherpt.

Ik probeer te voorkomen dat kandidaten gedupeerd worden. Eventuele gebreken in vragen waren tot nu toe de reden om te werken met een voorlopige en een definitieve uitslag. Onderzoek naar een vraag kan leiden tot aanpassing of wijziging van de vraag in de examenbank. Dit kan weer leiden tot een bijstelling van de score van een kandidaat waardoor de uitslag van «gezakt» naar «geslaagd» gaat. Dan hoeft de kandidaat niet opnieuw te betalen om opnieuw examen te doen. Overigens ga ik niet over de examenprijs die exameninstituten vragen voor examens en herexamens. Wel betalen exameninstituten per afgenomen examen € 46 leges aan de Staat.

In het kader van de cesuur vragen de leden van de VVD-fractie naar een vergelijking met andere opleidingen en examens en naar de reden van een eventuele afwijking van de cesuur van de Wft-examens.

De cesuur van 70% komt neer op 55% na correctie voor de gok- of raadkans. Bij examens wordt vaak uitgegaan van een minimum van 55% beheersing van inhoud. Dit percentage wordt in Nederland gezien als de absolute ondergrens. Echter, de Wft-examens bestaan uit gesloten vragen. Dit heeft tot gevolg dat een kandidaat een aantal antwoorden correct zal raden (gok- of raadkans). Ook als kandidaten geen enkel antwoord weten, kunnen zij in het geval van meerkeuzevragen punten verdienen door te gokken. Er kan niet geconcludeerd worden dat het Wft-examen met een cesuur van 70% afwijkt van vergelijkbare examens omdat de cesuur van 70% neer komt op 55% (absolute ondergrens) na correctie voor de gok- of raadkans.

Deze leden vragen tevens naar het gevolg van een verlaging van de cesuur van 70% naar 55%. Verder vragen deze leden of de cesuur de afgelopen periode voor bepaalde Wft-examens is bijgesteld en zo ja, wat voor gevolgen dit heeft gehad voor de slagingspercentages. Ook vragen de leden van de VVD-fractie welke gevolgen een toekomstige bijstelling van de cesuur heeft voor reeds afgelegd examen.

Als de cesuur niet op 70% maar op 55% zou zijn belegd, zou geen rekening gehouden zijn met de kans dat kandidaten een aantal antwoorden correct zal raden. In de Wft-examens is echter wel sprake van deze gok- of raadkans vanwege de gesloten vraagvorm. Een cesuur van 55% zou betekenen dat aan de kandidaten ongeveer 30 tot 35% beheersing van de inhoud wordt gevraagd. Dit is te laag, zeker in kader van de gewenste professionalisering van de vakbekwaamheid van de financiële adviseurs.

Het gemiddelde slagingspercentage van de start tot en met 21 juni jongstleden is bij een cesuur van 70%: 34,3%. Indien de cesuur op 55% zou zijn vastgelegd, zou het gemiddelde slagingspercentage 78,1% zijn (een verschil van 43,8%).

Sinds de start van de centrale examenbank tot en met nu heeft er geen bijstelling van de cesuur plaatsgevonden. Daarentegen vindt er wel bijstelling plaats van de uitslag als blijkt dat een gestelde vraag niet voldeed aan de kwaliteitseisen die gelden voor de inhoud van de examenbank. Tot nu toe is 2% van de kandidaten die in eerste instantie gezakt waren na een aangepaste voorlopige uitslag alsnog geslaagd maar de verwachting is dat dit aantal sterk afneemt door het ingerichte kwaliteitsproces.

Om de kwaliteit van de examens te waarborgen worden de Wft-examens geëvalueerd en worden de examenresultaten geanalyseerd. Op basis van deze analyses kan worden besloten om in de toekomst de cesuur voor de Wft-examen naar boven of naar beneden bij te stellen. Dit heeft geen gevolgen voor de reeds afgelegde examens.

De leden van de VVD-fractie wijzen erop dat in de praktijk alleen kandidaten met een examenuitslag lager dan een vijf de examens kunnen inzien. Deze leden vragen in deze context of dit niet in strijd is met de beleidsregels van het CDFD en of het onwenselijk is dat niet alle kandidaten hun gemaakte examens kunnen inzien.

In de beleidsregels is vastgelegd dat gezakte kandidaten met een examenuitslag van minimaal een 4 de examens kunnen inzien op een afgesproken toetslocatie van DUO. In de praktijk betekent dit (vanwege afrondingen) dat zij minimaal een 3,5 moeten scoren en maximaal een 5,5. Ik vind deze beperking van het aantal kandidaten wenselijk omdat ik het risico op bekend worden van examenvragen in de markt wil beperken. Bovendien vind ik kostenbeheersing van belang. Als een kandidaat lager dan een 3,5 heeft gescoord, levert het geven van inzage weinig nuttige informatie over het slecht gescoorde examen omdat hij er dan van uit kan gaan dat hij op alle onderdelen (en niet op enkele specifieke) gefaald heeft.

De leden van de VVD-fractie vragen naar de omvang van de Centrale Examenbank. Meer concreet vragen deze leden naar de verhouding tussen het aantal vragen en het grote aantal kandidaten dat voor 2016 (PEplus) examen moet doen, de huidige verdeling van de vragen tussen initieel en PEplus, de verdeling van de vragen per module en wanneer het aantal vragen zal zijn toegenomen tot 6.000.

De verwachting is dat voor 1 januari 2016 circa 120.000 kandidaten een initieel Wftexamen zullen doen en dat ca. 60.000 kandidaten twee à drie verschillende PEplus examens zullen doen. Eind 2015 zal de examenbank aangevuld zijn tot ruim 4.100 toetsvragen. Ook zal de examenbank jaarlijks worden geactualiseerd. Dit betekent dat de omvang ruim voldoende is om per module at random examens aan de verwachte hoeveelheid kandidaten aan te bieden, die ook alleen al vanwege de actualisering in 2015 en 2016 verschillend zullen zijn. Daarnaast is het een voordeel dat een deel van de toetsvragen zowel in de initiële examens als de PE-examens gebruikt wordt, waardoor deze omvang van de examenbank ook toereikend is.

Deze PEplusexamens worden tot en met 31 december 2015 afgenomen naast de initiële examens. Een PEplus-examen toetst alleen relevante actualiteiten, vaardigheden en competenties. In de examenbank zitten momenteel circa 1.300 toetsvragen verdeeld over de negen modules. Deze zien zowel op de initiële examens als op de examens voor PEplus. Het grootste deel van de vragen voor de PEplus-examens (met name vaardigheden en competenties) wordt momenteel ook gebruikt voor de initiële examens. De vragen zijn dus niet eenduidig te verdelen over de initiële respectievelijk PEplus-examens.

Module

Totaal aantal beschikbare vragen

Basis

176

Consumptief krediet

85

Hypothecair krediet

107

Inkomen

180

Pensioen

121

Schade Particulier

131

Schade Zakelijk

158

Vermogen

150

Zorg

119

   

PEplus Basis

39

PEplus Consumptief krediet

34

PEplus Hypothecair krediet

93

PEplus Inkomen

74

PEplus Pensioen

47

PEplus Schade Particulier

36

PEplus Schade Zakelijk

44

PEplus Vermogen

59

PEplus Zorg

43

Wat betreft de definitieve examenuitslag vragen de leden van de VVD-fractie wanneer het mogelijk is dat de definitieve uitslag binnen 48 uur kan worden gegeven en wat de gevolgen hiervan zijn voor de inzage van gemaakte examens.

Per 1 september 2014 wordt de definitieve uitslag binnen 48 uur afgegeven.

De inzage wordt niet door de exameninstituten verzorgd, maar op locaties van DUO. Omdat elke kandidaat een uniek examen heeft gemaakt (de examenbank stelt at random examens samen) moet DUO voor elke inzage dat unieke examen «klaarzetten». Het moment van inzage hangt af van de beschikbaarheid van de kandidaat en de planning van DUO binnen de afgesproken kaders. Binnenkort zal op de uitslagen zoveel mogelijk geautomatiseerd gedetailleerde feedback worden vermeld, zodat voor kandidaten direct inzichtelijk is hoe zij op de verschillende eind- en toetstermen hebben gescoord. Ik verwacht dat hierdoor de behoefte aan inzage in het afgelegde examen op locatie zal afnemen.

De leden van de VVD-fractie vragen of ik bekend met de onvrede die heerst, omdat bezwaar en beroep tegen de examenuitslag niet mogelijk is. In dat kader vragen deze leden wat de reden is dat bezwaar en beroep niet mogelijk is en of dit toch nog mogelijk is. Tevens vragen deze leden naar andere voorbeelden van examens zonder bezwaar- en beroepmogelijkheid.

Ja, deze onvrede is mij bekend. Het bekendste voorbeeld waar geen bezwaar of beroep mogelijk is, zijn de examens in het voortgezet onderwijs.

De examenuitslag is een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De examenuitslag houdt een beoordeling van het kennen of kunnen van een kandidaat of leerling in die ter zake is geëxamineerd of op enigerlei andere wijze is getoetst, dan wel inhoudende de vaststelling van opgaven, beoordelingsnormen of nadere regels voor die examinering of toetsing. Volgens art. 8.4 derde lid, aanhef en onder b van de Awb kan geen beroep bij de rechter worden ingesteld tegen een dergelijk besluit. Omdat de beroepsmogelijkheid is uitgesloten, bestaat krachtens art. 7:1 Awb geen recht om bezwaar tegen de uitslag in te dienen.

Betreffende de problematiek bij MBO- en HBO-instellingen vragen de leden van de VVD-fractie of de koppeling tussen MBO- of HBO-opleiding en Wft-diploma een keuze is van studenten. Ook vragen de leden of het redelijk is dat studenten in de problemen komen door de invoering van een nieuw vakbekwaamheidsbouwwerk.

De koppeling tussen een MBO- of HBO- opleiding en Wft-diploma is een keuze van de onderwijsinstelling zelf. Als de koppeling bij de betreffende opleiding om wat voor reden dan ook niet goed functioneert, is het aan de opleiding de afweging te maken wat redelijk is richting haar studenten.

Verder vragen deze leden of een onderwijsinstelling zomaar de koppeling los kan laten gedurende het schooljaar en of de oproep dit tijdelijk toch te doen een oproep tot coulance is.

De hogescholen zijn vrij om te kiezen om de Wft-examens in hun curriculum te integreren. De structuur en de doelstelling van de wetgeving maakt dat hogescholen niet anders behandeld worden dan de commerciële instellingen, juist om de waarde van de diploma’s te beschermen. De hogescholen vertrouw ik uiteraard de keuzes die ze daarin hebben gemaakt of nog zullen maken toe.

De leden van de VVD-fractie willen daarnaast weten of ik bereid ben op zeer korte termijn in gesprek te gaan met de MBO- en HBO-sector over deze problematiek.

De afgelopen maanden heeft het CDFD meerdere gesprekken gevoerd met MBO- en HBO-instellingen en met de MBO- en HBO raad. Hiervoor heb ik het CDFD mede gemandateerd. Uit deze gesprekken is naar voren gekomen dat voor diverse MBO- en HBO-studenten en MBO- en HBO-instellingen de examens naar hun oordeel niet aansluiten bij hun opleidingen, te moeilijk zijn of niet voldoen aan de kwaliteitseisen van de desbetreffende school. Op basis van deze gesprekken is er onder andere voor gekozen om de richtlijnen voor de verschillende soorten vragen bekend te maken zodat opleiders concreter inzicht krijgen in de wijze waarop de vragen worden vormgegeven en de lesstof hier beter op kunnen laten aansluiten. Daarnaast is een tijdelijke oplossing voor MBO- en HBO-instellingen om de koppeling van hun diploma’s met Wft-examens facultatief te maken. Wanneer deze koppeling door de MBO- of HBO-instelling is gemaakt en in stand wordt gehouden, moet de student aan dezelfde eisen voldoen die aan elke andere examenkandidaat in het kader van het Wft-examen worden gesteld. Het CDFD is en blijft bereikbaar voor marktpartijen, waaronder de MBO- en HBO-instellingen, om hun ervaringen met het nieuwe vakbekwaamheidstelsel te delen, problemen aan te kaarten en oplossingen voor te dragen. Met de hogescholen is afgesproken dat deze in de zomer een aparte bijeenkomst zullen houden met CDFD om hun specifieke problematiek in kaart te brengen en hun behulpzaam te zijn bij het helpen van hun studenten. Ook zal CDFD meer informatie gaan verstrekken over onderwerpen als cesuur, puntentelling en het maken van vragen.

Een invoeringsdatum van 1 januari sluit volgens de leden van de VVD-fractie niet aan bij onderwijsinstellingen. Deze leden vragen zich af of dit consequenties moet hebben aangaande de invoering van wijzigingen in het vakbekwaamheidsbouwwerk.

Bij het bepalen van de invoeringsdatum weeg ik verschillende belangen af, die ruimer zijn dan alleen de belangen van MBO- en HBO-instellingen en hun studenten. Deze groep had in het verleden een bescheiden aandeel van ca. 10% binnen de totale groep Wft-examinandi. Het Bgfo is gericht op de financiële dienstverleners, die doorgaans al werkzaam zijn. Voor financiële ondernemingen zijn vaste verandermomenten en kalenderjaren in plaats van schooljaren van belang. Alles afwegende is de datum van 1 januari een goede balans. Ik verwacht niet dat dit in de toekomst anders zal zijn, maar dat moet uiteraard van geval tot geval worden bezien.

De leden van de VVD-fractie wijzen erop dat het Studiecentrum Financiële Branche (SCFB) adviseert om het afleggen van een PEplus examen uit te stellen. Zij vragen naar de reden hiervoor.

Het SCFB heeft in een nieuwsbrief de volgende reden aangegeven:

«De examens zijn compleet nieuw. Ook opleidingsinstituten en exameninstellingen zelf hebben geen inzicht in de vragen en de totstandkoming daarvan gekregen. Daarmee is het voor de eerste PEplus-deelnemers lastig, zo niet onmogelijk, om zich fatsoenlijk voor te bereiden. Dat is de belangrijkste reden om deelname aan het eerste examen nog even uit te stellen».

Het advies aan financiële adviseurs in maart jl. luidde: «geef uzelf de tijd om te weten te komen wat u in zo’n examen nou eigenlijk te wachten staat én hoe het precies bevraagd wordt. Volg een zinvolle voorbereiding in de leervorm die bij u past en ga dán het examen ook echt doen.»

In dit kader vragen de leden van de VVD-fractie daarnaast of het klopt dat de Rabobank de examens voor haar adviseurs heeft uitgesteld en of andere bedrijven een vergelijkbaar besluit hebben genomen.

Uit navraag bij Rabobank blijkt dat zij haar medewerkers eerst intern wil voorbereiden op de examens. Rabobank wil eerst een goed beeld krijgen van de inhoud en afname van de examens om zo een goed opleidingsplan te kunnen ontwikkelen voor haar medewerkers. Hoewel ik daarvan geen volledig overzicht heb, bereiken mij wel signalen dat meer bedrijven een dergelijke afweging maken.

De leden van de VVD-fractie vragen naar de reeds gemaakte kosten en de toekomstige kosten van de invoering van het nieuwe vakbekwaamheidsbouwwerk.

De projectkosten voorafgaande aan de start van de Centrale Examenbank bedroegen ca. € 1,5 mln. Tot en met 2016 zal ca. € 2 mln. worden geïnvesteerd in de verdere uitbreiding en het beheer van de content. Daarnaast zijn er met deze nieuwe overheidstaak structurele uitvoeringskosten ontstaan doordat CDFD en DUO ieder een deel van de uitvoering voor hun rekening nemen. Deze bedragen ca. € 3 mln. in 2014 en zijn deels afhankelijk van het aantal daadwerkelijk afgenomen examens. Met ingang van 2017 zal het alleen nog gaan om de structurele uitvoeringskosten van DUO en CDFD en het beheer van de content.

Voorts vragen deze leden hoe dit bedrag zich verhoudt met vergelijkbare opleidingen en examens.

De projectkosten zijn aanvaardbaar gehouden doordat ik veel werk kon laten uitvoeren door DUO die tegen kostprijs werkt en door het (stafbureau van) het CDFD. Voor het verwerven van de content van de centrale examenbank en voor het gebruik van de examenapplicatie heb ik Europese aanbestedingen uitgeschreven. Ik ga ervan uit op deze wijze de economisch meest gunstige partijen te hebben geselecteerd.

Ik heb geen gegevens van commerciële exameninstituten inzake het ontwikkelen van examens en het opzetten van databanken. Het lijkt echter aannemelijk dat het economischer is om één landelijke databank met vragen voor negen (examen)modules te ontwikkelen en te beheren dan om dit per exameninstituut afzonderlijk te doen.

De leden van de VVD-fractie vragen naar de samenwerking tussen de ketenpartners.

Een duidelijke taakverdeling en goede samenwerking tussen de ketenpartners (Minfin, CDFD, DUO, AFM) zijn cruciaal. Hiertoe is in 2013 een stuurgroep samengesteld met de ketenpartners die gedurende de aanloop- en startfase periodiek bijeen is gekomen. De structurele taakverdeling voor het nieuwe stelsel is vastgelegd.

Voorts vragen deze leden of een totaaloverzicht van de slagingspercentages per module kan worden gegeven, alsmede de ontwikkeling daarin.

Een totaaloverzicht van de slagingspercentages en de slagingspercentages per module, alsmede de ontwikkeling hiervan sinds de start, is als bijlage bij deze antwoorden opgenomen1.

De slagingspercentages voor de initiële Wft modules Schadeverzekering Zakelijk en Consumptief Krediet zijn aanmerkelijk lager dan de overige slagingspercentages. Voor de PE-plus examens voor beide modules slaagt echter circa 65% in juni. Dat betekent dat al eerder gediplomeerde adviseurs in staat zijn om de vragen voldoende te beantwoorden. Dat kan erop duiden dat de examinandi voor de initiële examens nog niet voldoende zijn getraind in de vaardigheden en competenties, maar het aantal examinandi is nog te beperkt om er definitieve conclusies aan te kunnen verbinden. Deze modules houden wel mijn bijzondere aandacht.

Tot slot vragen de leden van de VVD-fractie welke mogelijkheden er zijn voor verdere verbetering van het vakbekwaamheidsbouwwerk en of daarbij de sector betrokken wordt.

Praktijkervaringen van examenkandidaten worden op dit moment al veelvuldig gebruikt om de kwaliteit van de examinering te verbeteren. Ik sta open om praktijkervaringen die zijn binnengekomen bij het loket van brancheorganisaties te gebruiken om de kwaliteit van de centrale examinering te verbeteren. et CDFD gemandateerd om namens mij de kwaliteitsborging van de examens te verzorgen. Daarbij kan ook de feedback van brancheorganisaties bruikbaar zijn. Uiteraard is het CDFD bereid om hierover in overleg met mij in gesprek te gaan om te bezien of voorgestelde verbeteringen noodzakelijk en wenselijk zijn. CDFD zal daartoe contact leggen.

Voorts vragen deze leden of de Kamer in oktober 2014 nogmaals over de stand van zaken kan worden geïnformeerd.

Ja, ik zal u in oktober 2014 nogmaals over de stand van zaken informeren.

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de PvdA

De leden van de PvdA-fractie wijzen erop dat de constructie van de examenvragen is uitbesteed aan een externe partij. In dat kader vragen deze leden wat voor invloed de zorgen van onderwijsinstellingen hebben op deze aanbesteding.

De aanbesteding is gestart in de tweede helft van 2013, leidde eind 2013 tot een voorgenomen gunning en begin 2014 tot definitieve gunning. Op de aanbesteding als zodanig hebben zorgen over de kwaliteit van examenvragen geen invloed gehad omdat de zorgen pas daarna zijn ontstaan. Het CDFD ziet er uiteraard wel op toe dat de externe contentleverancier bij de constructie en het onderhoud van examenvragen rekening houdt met feedback over de kwaliteit (blijkend uit klachten van examinandi of bijv. van onderwijsinstellingen en exameninstituten).

Verder vragen de leden van de PvdA-fractie op welke manier het CDFD kwaliteitscontrole uitvoert bij deze partij.

De geleverde examenvragen worden, alvorens ze in de examenbank worden opgenomen, eerst beoordeeld door een toetsdeskundige (hiervoor aangesteld bij het CDFD). De toetsdeskundige doet een toetstechnische en taaltechnische controle op de aangeleverde content. Vervolgens worden de examenvragen beoordeeld door inhoudsdeskundigen die het CDFD adviseren en die de vraag beoordelen op de inhoud. Deze inhoudsdeskundigen zijn werkzaam op het gebied van hun expertise en bekijken of de vraag inhoudelijk correct is en (als het om competenties, vaardigheden en gedrag gaat) of de echte beroepspraktijk beschreven wordt. Naast kwaliteitscontrole bij de constructie is er sprake van richtlijnen vooraf, die worden gedeeld en indien nodig besproken tussen partijen. Daarnaast vindt op basis van uitwisseling van psychometrische gegevens rondom examinering en analyse op basis van examen-afname achteraf verder overleg plaats over kwaliteitsverhoging van de content van de examenbank.

Inzake het verbeterproces wijzen de leden van de PvdA-fractie er op dat de vragen over professioneel gedrag opnieuw worden beoordeeld. Deze leden willen in dat kader weten op welke wijze dit gebeurt.

De vragen over professioneel gedrag zijn -op basis van duidelijke richtlijnen- beoordeeld en indien nodig aangescherpt. Daarnaast zijn op basis van de richtlijnen nieuwe vragen over professioneel gedrag geconstrueerd en in de examenbank opgenomen. De vragen die voor dit niveau worden gemaakt, kenmerken zich door het volgende:

  • er staat een dilemma centraal. Een dilemma is in dat verband een keuze die een adviseur moet maken uit twee (of meer) alternatieven die allen (on)aantrekkelijk zijn. De adviseur maakt deze moeilijke keuze op basis van professioneel gedrag;

  • het dilemma kan zich voordoen in de context van de (startende) beroepsbeoefenaar.

De leden van de PvdA-fractie wijzen erop dat MBO- en HBO-instellingen aangeven dat de Wft-examens niet voldoen aan de kwaliteitseisen. In dat kader vragen deze leden wat er concreet bedoeld wordt met kwaliteitseisen en welke scholen dit hebben aangegeven.

De Hanzehogeschool Groningen heeft haar zorgen schriftelijk aan het CDFD met c.c. aan de andere hogescholen kenbaar gemaakt. De MBO-instellingen hebben hun zorgen mondeling aan het CDFD doorgegeven. De instellingen zijn van mening dat hun curricula voldoen aan de Wft eind- en toetstermen die sinds 1 januari 2014 van kracht zijn. Ik wijs er in dit verband op dat het CDFD namens mij kwaliteitseisen aan de examens stelt. De slagingspercentages zijn inderdaad laag. Uit de meest recente cijfers (2012) uit de periode voorafgaand aan centrale examinering blijkt overigens dat de slagingspercentages toen ook al aan de lage kant waren.

Er zijn gesprekken geweest op individueel niveau als ook op hogeschoolbreed (Financial Services Management) niveau. Met de hogescholen is afgesproken dat deze in de zomer een aparte bijeenkomst zullen houden met CDFD om hun specifieke problematiek in kaart te brengen en hen behulpzaam te zijn bij het helpen van hun studenten. Ook zal CDFD meer informatie gaan verstrekken over onderwerpen als cesuur, puntentelling en het maken van vragen.

Voorts doen deze leden een oproep om samen met de betrokken partijen tot een oplossing te komen en vragen in die context wat de uitkomsten zijn van de gesprekken met de MBO- en HBO-instellingen.

De kwaliteitseisen aan de Wft-examinering stelt het CDFD namens mij vast. De bedoeling van het nieuwe stelsel was onder andere om de kwaliteit te verhogen. Dat betekent dat er andere eisen gesteld worden aan de markt en aan de studenten. Bij aanvang kan dat moeilijker zijn omdat opleidingsinstituten nog geen ervaring hebben opgebouwd met de nieuwe eisen. Daarbij hebben hogescholen nog de handicap dat de studenten de beroepscontext missen, ook al is het examen op niveau van een startend adviseur. Een startend adviseur heeft in de financiële sector wel al vaak als administratief medewerker beroepscontext opgebouwd. Daarnaast hanteerden de MBO- en HBOinstellingen vaak een lagere cesuur en konden de docenten hun opleiding exact afstemmen op het te verwachten examen, omdat dit door de scholen zelf werd gemaakt. Aangezien de HBO’s en MBO’s maar een beperkt percentage uitmaken van het totale beroepsveld en de doelstelling van het centrale examen is de kwaliteit van de adviseurs over de gehele markt te verbeteren, ook op het gebied van vaardigheden en competenties, zie ik geen mogelijkheid om het examen specifiek naar de wensen van de MBO- en HBOinstellingen bij te stellen. Uiteraard neem ik feedback uit die hoek wel ter harte, net als alle feedback.

Betreffende het voornemen om de definitieve examenuitslag binnen 48 uur beschikbaar te hebben, vragen de leden van de PvdA-fractie hoe de huidige procedure versimpeld zal worden en hoe de kwaliteit van de definitieve examenuitslag geborgd zal worden.

Eventuele gebreken in vragen zijn tot nu toe de reden om te werken met een voorlopige en een definitieve uitslag. In deze periode vindt, als onderdeel van de kwaliteitszorg, soms bijstelling of verwijdering van vragen plaats. In de nieuwe procedure zal ik deze kwaliteitszorg niet langer direct koppelen aan de uitslagbepaling. Vanaf 1 september acht ik het verantwoord de kwaliteitszorg anders (in hoge mate pro-actief) in te richten. Omdat daardoor de mogelijkheid tot bijstelling van uitslagen vervalt, zal ik dat in de bepaling van de cesuur mee laten wegen. Ik zal het CDFD verzoeken hiervoor op voorhand een compensatie in te bouwen. Voorts zal het CDFD de externe contentleverancier verzoeken zogenoemde «zaai-items» te gaan gebruiken. Dit zijn pretestvragen die aan de examenkandidaten worden aangeboden in het echte examen zonder dat ze mee tellen bij de uitslag van het examen. De kandidaten weten niet wat pretestvragen en echte vragen zijn. Op deze wijze kan de kwaliteit van de vragen vooraf worden getoetst.

Tot slot vragen de leden van de PvdA-fractie of nader toegelicht kan worden waarom tegen een examenuitslag geen bezwaar en beroep open staat.

De examenuitslag is een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De examenuitslag houdt een beoordeling van het kennen of kunnen van een kandidaat of leerling in die ter zake is geëxamineerd of op enigerlei andere wijze is getoetst, dan wel inhoudende de vaststelling van opgaven, beoordelingsnormen of nadere regels voor die examinering of toetsing. Volgens art. 8:4 derde lid, aanhef en onder b van de Awb kan geen beroep bij de rechter worden ingesteld tegen een dergelijk besluit. Omdat de beroepsmogelijkheid is uitgesloten, bestaat krachtens art. 7:1 Awb geen recht om bezwaar tegen de uitslag in te dienen.

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de SP

De leden van de SP-fractie vragen naar de klachtenprocedure. Meer specifiek vragen deze leden hoeveel klachten er binnen zijn gekomen bij het CDFD, hoeveel daarvan gegrond zijn verklaard en binnen welke termijn deze behandeld worden.

In totaal zijn er circa 170 klachten gemeld bij het CDFD, waarvan er 114 zijn afgehandeld. De klachten zijn nog in behandeling. De klachten gaan over:

  • inhoudelijke klachten over examenvragen (70)

  • klachten over onvoldoende aansluiting tussen lesstof en examens (38);

  • klachten over inzage en of doorlooptijd tot definitieve uitslag (28)

  • algemene klachten waaruit onvrede blijkt (35)

De inhoudelijke klachten over examenvragen worden tegelijk met de meldingen in de VOV’s beoordeeld conform de normen inzake kwaliteitzorg van het CDFD: inhoudelijke of onderwijskundige zaken worden voorgelegd aan inhoudsdeskundigen en/of onderwijskundigen. De klachten in de overige categorieën lenen zich niet voor gegrond of niet gegrondverklaring. Waar mogelijk beziet het CDFD op basis van deze feedback samen met de ketenpartners of verbeteringen in het proces mogelijk zijn. Maximaal binnen een maand, maar gemiddeld genomen binnen twee weken worden klachten behandeld.

Voorts vragen deze leden of het bij aangepaste of verwijderde vragen gaat om foutieve vragen die na 3 februari zijn geconstateerd. Ook willen de leden van de SP-fractie weten wat de gevolgen zijn voor examinandi van aanpassing en verwijdering.

In totaal zijn 75 vragen naar aanleiding van klachten sinds 3 februari herbeoordeeld. Circa een derde van die vragen werd aangepast maar niet uit de examens verwijderd omdat de kandidaat geen hinder had ondervonden van de fout in de vraag (bijv. tik- of taalfouten). Eén derde van de vragen werd wel uit de individuele examens verwijderd. De meldingen in de VOV’s lijken een veelvoud van deze vragen maar dat komt omdat de vragen «at random» worden getrokken: in een week krijgen bijvoorbeeld 80 mensen vraag x, maar onder een ander nummer in het examen en ook de alternatieven worden anders gerangschikt. Er wordt dan wellicht diverse malen in een VOV een melding gedaan over vraag x maar dat betekent dat er maar één keer een vraag inhoudelijk wordt beoordeeld.

Een aanpassing of verwijdering van een vraag kan ertoe leiden dat een kandidaat alsnog slaagt. Doorgaans slaagt de kandidaat alsnog niet omdat er een bandbreedte is in de scores. Ook komt het voor dat de kandidaat de vraag «goed» heeft beantwoord zodat verwijdering van die vraag niets oplevert.

Wat betreft de slagingspercentages vragen de leden van de SP-fractie naar het aantal afgelegde PEplus examens en de bijbehorende slagingspercentages.

Naast de initiële Wft examens, worden er sinds maart PEplus-examens afgenomen. Een PEplus-examen toetst alleen relevante actualiteiten, vaardigheden en competenties. Sinds de start tot en met 21 juni jongstleden, zijn er in totaal 9.161 examens afgenomen. Dit betreft 8.244 initiële examens en 917 PEplus-examens. Het gemiddelde slagingspercentage over alle afgenomen initiële examens bedraagt op dit moment 31,8% en over alle afgenomen PEplus-examens 56,5%.

De leden van de SP-fractie wijzen er verder op dat de slagingspercentages in het MBO en HBO beduidend lager liggen. Deze leden vragen of de scholen voldoende tijd hebben gehad om hun curricula aan te passen. Tevens vragen deze leden of er samen met de Minister van Onderwijs Cultuur en Wetenschappen stappen worden genomen om de aansluiting tussen lespakketten en Wft-examens te bevorderen.

Het CDFD heeft vanaf 2009 in bijeenkomsten met de opleiding- en exameninstituten waaronder hogescholen aangekondigd dat de Minister zou worden geadviseerd om centrale examinering in te voeren. In december 2012 is het advies herziening Wft vakbekwaamheidsstructuur gepubliceerd, waarmee inzicht kwam voor de branche en opleiders in de nieuwe vakbekwaamheidsstructuur per 1 januari 2014, inclusief de toevoeging van vaardigheden, competenties en professioneel gedrag. Dat betekent dat er ruim een jaar tijd is geweest voor opleidings- en exameninstellingen, waaronder HBO- en MBO-instellingen, om te bezien op welke manier om te gaan met de Wft examinering. Zij konden daarmee afwegingen maken over vraagstukken als het wel of niet opnemen van Wft examens in het curriculum en zo ja op welk moment in de opleiding en welke aanpassingen in opleidingssfeer noodzakelijk zijn om een kandidaat voor te bereiden op een examen gebaseerd op nieuwe eind- en toetstermen en de haalbaarheid binnen de instellingen zelf daarvan.

Ik stel overigens deze exameneisen aan de beroepsgroep van financieel adviseurs. Het is de rol van opleiders om kandidaten conform die eisen op te leiden. De opleiders richten zich veelal op een bepaald segment: studenten, ervaren adviseurs, universitair geschoolden, laag geschoolden enz. Daarbij is het wenselijk en noodzakelijk dat zij hun materiaal, casuïstiek en lesmethodes afstemmen op de exameneisen. Zij zullen deze stappen zelf kunnen en moeten zetten.

Tenslotte vragen de leden van de SP-fractie naar het voornemen om binnen 48 uur tot een definitieve uitslag te komen. Deze leden willen weten welke stappen er worden ondernomen om de termijn te verkorten en of de kwaliteit van de uitslag voldoende gewaarborgd is bij een kortere termijn.

Vanaf 1 september krijgen kandidaten binnen 48 uur direct hun definitieve uitslag. De fase van voorlopige uitslag komt te vervallen. Tot nu toe vormen eventuele gebreken in vragen de reden om te werken met een voorlopige en een definitieve uitslag. In de tussenliggende periode van 6 à 8 weken vindt, als onderdeel van de kwaliteitszorg, soms bijstelling of verwijdering van vragen plaats. In de nieuwe procedure zal ik deze kwaliteitszorg niet langer direct koppelen aan de uitslagbepaling. Vanaf 1 september acht ik het verantwoord de kwaliteitszorg anders (in hoge mate pro-actief) in te richten. Omdat daardoor de mogelijkheid tot bijstelling van uitslagen vervalt, zal ik in de bepaling van de cesuur mee laten wegen dat een klein percentage van de populatie een verkeerde uitslag kan krijgen. Ik zal het CDFD verzoeken hiervoor op voorhand een compensatie in te bouwen in de cesuur. Voorts zal het CDFD de externe contentleverancier verzoeken zogenoemde «zaai-items» te gaan gebruiken. Dit zijn pretestvragen die aan de examenkandidaten worden aangeboden in het echte examen zonder dat ze mee tellen bij de uitslag van het examen. De kandidaten weten niet wat pretestvragen en echte vragen zijn. Op deze wijze kan de kwaliteit van nieuwe vragen vooraf worden getoetst.

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van het CDA

De leden van de CDA-fractie vragen de Minister wat zijn reactie is op het stopzetten van de Wft-examinering van enkele onderwijsinstellingen.

Verder vragen deze leden naar het standpunt van de Minister aangaande studenten die door het stopzetten van de Wft-examinering door hun onderwijsinstelling studievertraging oplopen en welke maatregelen de Minister voor hen neemt.

Ik vertrouw het de onderwijsinstellingen toe zelf te besluiten over de mate van koppeling van hun curricula en opleidingseisen op onder andere het Wft vakbekwaamheidbouwwerk, waarbij zij rekening houden met studievoortgang van hun studenten. In de zomer wordt er door het CDFD een speciale bijeenkomst belegd om de hogescholen behulpzaam te zijn bij het opleiden van hun studenten. Daarnaast zullen wij doorlopend contact houden met alle relevante partijen.

Voorts vragen deze leden of de Wft-examens eerder volledig aan alle kwaliteitseisen voldeden aangezien er in die periode verbetermaatregelen zijn doorgevoerd.

De kwaliteit was bij aanvang voldoende. Een gerenommeerde partij had de aanbesteding voor de startset examenvragen gewonnen en haar kwaliteitsniveau was, in combinatie met een kwaliteitscontrole van het CDFD, het startpunt van de examenbank. Er bleek gedurende het proces wel verbetering mogelijk. Op punten konden vragen beter aansluiten bij de nieuwe eisen die de eind- en toetstermen aan de vragen stelden. Daarom zijn er vragen aangepast. Verder is het ondanks een zorgvuldig proces toch mogelijk dat vragen in de praktijk niet blijken te voldoen. Daarom vindt continu evaluatie plaats en worden de scores door de onderwijskundigen bijgehouden.

Ook willen de leden van de CDA-fractie weten of de Minister een rol ziet weggelegd voor het CDFD dan wel DUO als het gaat om het compenseren van individuele gevallen die aantoonbaar schade hebben ondervonden van eerdere examens die niet aan de juiste kwaliteitseisen voldeden, of de Minister bereid is om voor de mensen die aan een nog niet aan de kwaliteitseisen voldoend examen hebben deelgenomen een mogelijkheid tot beroep te geven en of deze mensen hun examen onafhankelijk van de uitslag kunnen inzien bij DUO.

Kandidaten zouden geen schade moeten hebben ondervonden van kwalitatief slechte examenvragen. Eventuele gebreken in vragen waren tot nu toe de reden om te werken met een voorlopige en een definitieve uitslag. Onderzoek naar een vraag kan leiden tot aanpassing of wijziging van de vraag in de examenbank. Dit kan weer leiden tot een bijstelling van de score van een kandidaat waardoor de uitslag van «gezakt» naar «geslaagd» gaat. Dan hoeft de kandidaat niet opnieuw te betalen om opnieuw examen te doen.

Alle kandidaten zijn in de gelegenheid geweest na afloop van hun examen een klacht in te dienen via de «Verklaring ordentelijk verloop» (VOV) die wordt opgesteld door de aanwezige surveillant. Alle VOV’s worden bestudeerd door het CDFD en DUO. Daarnaast zijn kandidaten in de gelegenheid een klacht in te dienen bij het CDFD over de inhoud (de content) van de centrale examenbank.

DUO noch het CDFD hebben een juridische relatie met individuele examenkandidaten. Examenkandidaten hebben een juridische relatie met hun exameninstituut. Zij kunnen zich daartoe wenden. Overigens sluiten exameninstituten aansprakelijkheid doorgaans uit. De exameninstituten maken gebruik van de centrale examenbank die door de Staat wordt gefaciliteerd. De Staat heeft aansprakelijkheid uitgesloten voor (in)directe gevolgschade die kan ontstaan door gebruik van de centrale examenbank.

Ten aanzien van inzage geldt inderdaad dat in de beleidsregels van het CDFD is vastgelegd dat gezakte kandidaten met een examenuitslag van minimaal een 4 de examens kunnen inzien op een locatie van DUO. In de praktijk betekent dit (vanwege afrondingen) minimaal het cijfer 3,5 en een cijfer lager dan 5,5. Het bieden van inzage is bedoeld voor kandidaten om te analyseren op welke onderdelen zij tekort zijn geschoten (leereffect). Ik vind beperking van het aantal kandidaten wenselijk omdat ik het risico op bekend worden van examenvragen in de markt zo laag mogelijk wil houden. Uit ervaringen met andere examens is bekend dat kandidaten regelmatig proberen (op technisch zeer geavanceerde manieren) vragen te kopiëren. Bovendien vind ik kostenbeheersing van belang. Als een kandidaat lager dan een 3,5 heeft gescoord levert het geven van inzage weinig nuttige informatie over het slecht gescoorde examen omdat de examenkandidaat er dan van uit kan gaan dat hij op alle onderdelen (en niet op enkele specifieke) gefaald heeft. Inzage geven aan geslaagde kandidaten acht ik minder urgent en bovendien te kostbaar.

Ten slotte wil ik er op wijzen dat de uitslagen binnenkort gedetailleerde feedback gaan vermelden, zodat voor kandidaten direct inzichtelijk is hoe zij op de verschillende eind- en toetstermen hebben gescoord. Ik verwacht dat hierdoor de behoefte aan inzage op locatie zal afnemen.

Tot slot vragen deze leden op welke termijn de definitieve examenuitslagen binnen 48 uur bekend zullen zijn.

Per 1 september 2014 zullen de definitieve examenuitslagen binnen 48 uur bekend zijn.

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de PVV

De leden van de PVV-fractie stellen dat er weinig draagvlak is voor het nieuwe vakbekwaamheidsbouwwerk. Dit blijkt onder meer uit een petitie die is gestart tegen de verplichte examinering van Wft PE. Deze leden vragen de Minister waarom de ondertekenaars van deze petitie door de Minister worden genegeerd omdat de Minister toch heeft gekozen voor verplichte examinering van Wft PE.

De keuze voor verplichte PE-examinering heb ik gemaakt omdat het in het oude systeem onvoldoende mogelijk was om de kwaliteit van de Permanente Educatie te borgen en adequaat toezicht te houden. Het nieuwe systeem stelt het belang van de consument centraal. Dit vereist financieel adviseurs die klantgericht en integraal adviseren. Verplichte permanente educatie levert daaraan een bijdrage. Overigens wil ik er op wijzen dat grote delen van de markt achter het nieuwe bouwwerk en de centrale examinering staan, zoals ook bleek uit de gesprekken die in het najaar van 2013 op verzoek van de Kamer hebben plaatsgevonden met de verschillende brancheorganisaties.

Ook vragen deze leden of de Minister alsnog bereid is om het nieuwe vakbekwaamheidsbouwwerk voor te leggen aan de Onderwijsraad om het te laten toetsen op effectiviteit, redelijkheid en billijkheid.

De keuze voor het systeem op basis van een periodiek examen is eind 2013 met instemming van de Tweede Kamer gemaakt. Ik ben van mening dat het systeem effectief, redelijk en billijk is. Ik heb mij destijds ook uitvoerig laten adviseren door het CDFD en maatschappelijke organisaties over het nieuwe systeem. Een advies van de Onderwijsraad is derhalve niet nodig. Uiteraard zal ik uw Kamer blijven informeren over de ervaringen met het nieuwe vakbekwaamheidsbouwwerk en de centrale examinering.

Voorts vragen deze leden of naast de Hanzehogeschool Groningen, welke is gestopt met het aanbieden van Wft-examens omdat deze niet aan hun kwaliteitseisen voldeden, niet alle hogescholen en commerciële instellingen zich op dit standpunt berusten.

Ik vertrouw het de onderwijsinstellingen uiteraard toe zelf te besluiten over de mate van koppeling van hun curricula en opleidingseisen op onder andere het Wft vakbekwaamheidbouwwerk, waarbij zij rekening houden met studievoortgang van hun studenten. Bij mijn weten wordt het standpunt van de Hanzehogeschool Groningen niet door alle hogescholen en commerciële instellingen gedeeld. Ik constateer dat in ieder geval commerciële instellingen examinandi aanmelden en examens afnemen en ik houd de vinger aan de pols bij het bekostigd onderwijs.

Ook vragen deze leden hoe de Minister de situatie beoordeelt dat met het nieuwe vakbekwaamheidsbouwwerk verplicht examens moeten worden afgelegd, terwijl deze examens nog niet voldoen aan de kwaliteitseisen.

Ik deel niet de suggestie dat de examens niet voldoen aan de kwaliteitseisen. Een gerenommeerde partij heeft de startset examenvragen gemaakt. Haar kwaliteitsniveau was het uitgangspunt en dat was bij aanvang voldoende. Er bleek gedurende het proces wel verbetering mogelijk. Op punten konden vragen beter aansluiten bij de nieuwe eisen die de eind- en toetstermen aan de vragen stelden. Daarom zijn er vragen aangepast. Verder is het ondanks een zorgvuldig proces toch mogelijk dat vragen in de praktijk niet blijken te voldoen. Daarom vindt continu evaluatie plaats en worden de scores door de onderwijskundigen bijgehouden.

De leden vragen verder hoe kan worden verkomen dat scholen en commerciële instellingen stoppen met het aanbieden van Wft-examens.

De Hogescholen zijn vrij om hun eigen keuze te maken. De doelstelling van het vakbekwaamheidsgebouw is te komen tot betere financiële adviseurs ter bescherming van de consument. CDFD overlegt met de markt en MBO- en HBO-instellingen over eventuele knelpunten die worden ervaren in het opleiden en examineren en probeert deze vanuit haar rol zo goed mogelijk te ondervangen.

Verder vragen de leden van de PVV-fractie dat het enkel en alleen diffuser zijn van de groep financiële adviseurs dan artsen, notarissen en advocaten niet hoeft te betekenen dat het PE-puntensysteem niet werkbaar zou zijn en of een verplichte examinering van Wft PE ook gaat gelden voor registeraccountants. Daarnaast vragen deze leden welke andere beroepsgroepen met raakvlakken op het gebied van financiën niet verplicht worden tot het afleggen van een driejaarlijks Wft-examen.

Tijdens bijeenkomsten met marktpartijen in oktober en november van 2013 hebben de brancheverenigingen voor onafhankelijk financieel adviseurs het idee van een PE-puntensysteem ingebracht waarbij adviseurs verplicht zijn binnen een bepaalde periode een geaccrediteerde opleidingsactiviteit bij te wonen. Dit puntensysteem diende daarnaast te worden aangevuld met een tuchtsysteem. Wanneer niet aan de verplichte PE is voldaan, volgt doorhaling in het register en mag de betreffende activiteit niet meer worden verricht.

Ik ben nog steeds van mening dat bovenstaande ideeën geen wenselijke alternatieven zijn voor het nieuwe vakbekwaamheidgebouw. Het voorstel lost het huidige probleem, namelijk niet over de gehele linie voldoende en uniform te borgen kwaliteit van PE-programma’s, niet op. Aanwezigheid bij programma’s in plaats van het afleggen van een examen borgt bovendien niet het vereiste niveau van vakbekwaamheid. Naast het feit dat de groep financiële adviseurs diffuser is dan bijvoorbeeld artsen en advocaten, zijn er andere zeer relevante verschillen. Zo gelden er voor artsen en advocaten in tegenstelling tot financieel adviseurs, hoge instapeisen (waaronder een afgeronde academische opleiding) en beschikken deze beroepsgroepen over een beroepsvereniging, waarbij de in een lange geschiedenis opgebouwde normerende werking van het tuchtrecht een belangrijke rol speelt.

In het nieuwe vakbekwaamheidbouwwerk blijft het afleggen van PE-examen via de centrale examenbank, wat mij betreft, de meest adequate en betrouwbare wijze om te borgen dat de individuele medewerkers voldoen aan de vereiste vakbekwaamheid. Door middel van de centrale examenbank wordt een uniform examenniveau gegarandeerd en is het niet langer mogelijk (neerwaarts) te concurreren op de kwaliteit van een examen of programma.

De permanente educatie in de Wft geldt alleen voor personen met een Wft-diploma behaald na 1 januari 2014. Een persoon die enkel en alleen in de hoedanigheid van registeraccountant werkzaam is valt dus niet onder de permanente educatie van de Wft. Alle werknemers en andere natuurlijke personen die zich onder verantwoordelijkheid van een financiële dienstverlener bezighouden met advisering met betrekking tot de onderwerpen: basis, consumptief krediet, schadeverzekering particulier, schadeverzekering zakelijk, zorgverzekering, vermogen, inkomensverzekering, hypothecair krediet en pensioen moeten beschikken over het daartoe vereiste diploma. Deze groep adviseurs dient daarnaast binnen een periode van 36 maanden met goed gevolg een PE-examen af te ronden. Voor alle andere medewerkers, zoals klantmedewerkers die geen advies geven, geldt geen diplomaplicht en daarmee ook geen plicht tot het met goed gevolg afronden van een PE-examen.

Voorts vragen deze leden of de adviseurs die reeds een Wft-examen hebben behaald over drie jaar niet te maken krijgen met herhaling van lesstof.

In november 2013 is toegezegd dat in beginsel enkel PE-actualiteiten die binnen een tijdsbestek van één jaar hebben plaatsgevonden getoetst zullen worden.2 Hiermee wordt voorkomen dat teveel «oude» kennis getoetst wordt. Relevante actualiteiten die niet binnen het tijdsbestek van één jaar vallen, kunnen getoetst worden indien deze nog van belang zijn op het moment van het afleggen van het PE-examen.

De leden van de PVV-fractie vragen verder hoeveel bestaande diplomahouders momenteel nog een PEplus examen moeten afleggen en hoeveel adviseurs een nieuw Wft-examen moeten doen vanwege het zogenoemde bedrijfsvoeringsmodel en wat de verdere kosten van een PEplus examen en van een Wft-examen voor de deelnemers is.

De prognose is dat voor 1 januari 2016 in totaal 120.000 kandidaten een initieel zullen doen en dat ca. 60.000 kandidaten twee à drie verschillende PEplus examens zullen doen. De exameninstituten zijn vrij om een prijs per examen vast te stellen. In de praktijk bedraagt deze prijs bij de diverse exameninstituten ca. € 120.

Verder vragen deze leden of de Minister bereid is om voor iedere kandidaat inzage te geven in het examen en niet alleen bij een eindcijfer dat tussen de 4,0 en 5,5 ligt.

In de beleidsregels van het CDFD is vastgelegd dat gezakte kandidaten met een examenuitslag van minimaal een 4 de examens kunnen inzien op een locatie van DUO. In de praktijk betekent dit (vanwege afrondingen) minimaal het cijfer 3,5 en een cijfer lager dan 5,5. Het bieden van inzage is bedoeld voor kandidaten om te analyseren op welke onderdelen zij tekort zijn geschoten (leereffect). Ik vind beperking van het aantal kandidaten wenselijk omdat ik het risico op bekend worden van examenvragen in de markt zo laag mogelijk wil houden. Bovendien vind ik kostenbeheersing van belang. Als een kandidaat lager dan een 3,5 heeft gescoord is het geven van inzage zinloos omdat hij er dan van uit kan gaan dat hij op alle onderdelen (en niet op enkele specifieke) gefaald heeft. Inzage geven aan geslaagde kandidaten acht ik minder urgent en bovendien te kostbaar.

Ten slotte wil ik er op wijzen dat de uitslagen binnenkort gedetailleerde feedback gaan vermelden, zodat voor kandidaten direct inzichtelijk is hoe zij op de verschillende eind- en toetstermen hebben gescoord. Ik verwacht dat hierdoor de behoefte aan inzage op locatie zal afnemen.

Voorts vragen deze leden welke slagingspercentages de Minister acceptabel vindt en of de Kamer schriftelijk op de hoogte kan worden gesteld over de slagingspercentages.

Het doel van de centrale examenbank is het toetsen van de eind- en toetstermen als onderdeel van het nieuwe vakbekwaamheidsbouwwerk. Het doel van het nieuwe vakbekwaamheidsbouwwerk is het professionaliseren van de vakbekwaamheid van de financiële dienstverlening. De lat is hoger gelegd en niet iedere kandidaat zal wellicht aan de nieuwe eisen kunnen voldoen. Met andere woorden, het uitgangspunt is de professionalisering van de vakbekwaamheid en niet het percentage kandidaten dat moet slagen. De slagingspercentages voor de Wft-examens zijn onder andere gebaseerd op het beheersingsniveau van de kandidaten. Het is daarom niet mogelijk om te spreken over acceptabele slagingspercentages omdat het beheersingsniveau van de kandidaten invloed heeft op het percentage geslaagden en juist dit niveau aan de nieuwe eisen moet voldoen met als doel het professionaliseren van de vakbekwaamheid. Bij mijn volgende Kamerbrief over de stand van zaken in oktober zal ik u wederom informeren over de slagingspercentages.

Tot slot vragen de leden van de PVV-fractie op welke wijze en binnen welke termijn de definitieve examenuitslag binnen 48 uur kan worden gegeven.

Vanaf 1 september krijgen kandidaten binnen 48 uur direct hun definitieve uitslag. De fase van voorlopige uitslag komt te vervallen. Tot nu toe vormen eventuele gebreken in vragen de reden om te werken met een voorlopige en een definitieve uitslag. In de tussenliggende periode van 6 à 8 weken vindt, als onderdeel van de kwaliteitszorg, soms bijstelling of verwijdering van vragen plaats. In de nieuwe procedure zal ik deze kwaliteitszorg niet langer direct koppelen aan de uitslagbepaling. Vanaf 1 september acht ik het verantwoord de kwaliteitszorg anders (in hoge mate pro-actief) in te richten. Omdat daardoor de mogelijkheid tot bijstelling van uitslagen vervalt, zal ik in de bepaling van de cesuur mee laten wegen dat een klein percentage van de populatie een verkeerde uitslag kan krijgen. Ik zal het CDFD verzoeken hiervoor op voorhand een compensatie in te bouwen. Voorts zal het CDFD de externe contentleverancier verzoeken zogenoemde «zaai-items» te gaan gebruiken. Dit zijn pretestvragen die aan de examenkandidaten worden aangeboden in het echte examen zonder dat ze mee tellen bij de uitslag van het examen. De kandidaten weten niet wat pretestvragen en echte vragen zijn. Op deze wijze kan de kwaliteit van nieuwe vragen vooraf worden getoetst.

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van D66

De leden van de D66-fractie vragen of de Minister kennis heeft genomen van de bezorgdheid van de sector omdat de lage slagingspercentages voor MBO- en HBO-studenten de aansluiting van deze studenten op de arbeidsmarkt aantast en hoe dit zich verhoudt tot het onderwijsbeleid van het kabinet dat er op gericht is dat scholen het opleidingsaanbod beter afstemmen op de vraag vanuit de arbeidsmarkt.

Ik heb kennis genomen van de bezorgdheid van de sector. Ik wil hierbij benadrukken dat het Wft-bouwwerk gericht is op de gehele sector. De MBO- en HBO-instellingen maken ca. 10% uit van het aantal examenkandidaten. De eisen vanuit het nieuwe bouwwerk vragen meer van een student dan enkel kennis en begrip. Het nieuwe bouwwerk kan bij de beoogde toepassing juist zorgen voor een betere aansluiting bij de arbeidsmarkt. Ik kan me voorstellen dat opleiding en praktijk even tijd nodig hebben om af te stemmen. Daarbij zie ik het als taak van de onderwijsinstellingen om de studenten goed te trainen op de gewijzigde eisen. In de zomer wordt er door het CDFD een speciale bijeenkomst belegd om de hogescholen behulpzaam te zijn bij het opleiden van hun studenten. Daarnaast zullen wij doorlopend contact houden met alle relevante partijen.

Voorts vragen de leden van de D66-fractie of de opleidingsinstituten voldoende tijd en mogelijkheden hadden om hun programma en lesmethode tijdig aan te passen.

Het CDFD heeft vanaf 2009 in bijeenkomsten met de opleiding- en exameninstituten waaronder hogescholen aangekondigd dat de Minister zou worden geadviseerd om centrale examinering in te voeren. In december 2012 is het advies herziening Wft vakbekwaamheidsstructuur gepubliceerd, waarmee inzicht kwam voor de branche en opleiders in de nieuwe vakbekwaamheidsstructuur per 1 januari 2014, inclusief de toevoeging van vaardigheden, competenties en professioneel gedrag. Dat betekent dat er ruim een jaar tijd is geweest voor opleidings- en exameninstellingen, waaronder HBO- en MBO-instellingen, om te bezien op welke manier om te gaan met de Wft examinering. Zij konden daarmee afwegingen maken over vraagstukken als het wel of niet opnemen van Wft examens in het curriculum en zo ja op welk moment in de opleiding en welke aanpassingen in opleidingssfeer noodzakelijk zijn om een kandidaat voor te bereiden op een examen gebaseerd op nieuwe eind- en toetstermen en de haalbaarheid binnen de instellingen zelf daarvan.

Daarnaast vragen de leden van e D66-fractie of er vooraf oefentoetsen beschikbaar waren zodat opleiders inzicht kregen in het niveau dat voortaan gevraagd zou worden van de examenkandidaten.

Er zijn in oktober 2013 voorbeeldvragen voor competenties en vaardigheden beschikbaar gesteld. Er zijn geen oefenexamens gemaakt omdat dat een taak voor de opleiders is, die in staat zouden moeten zijn om de eind- en toetstermen te vertalen naar concrete opleiding.

Ook vragen de leden van D66-fractie per wanneer het CDFD de richtlijnen voor de verschillende soorten vragen voor de uitvoeringspraktijk ter beschikking stelt, zodat opleiders concreter inzicht krijgen in de wijze waarop de vragen worden vormgegeven.

Na de invoering van de centrale examenbank heeft de markt aangegeven behoefte te hebben aan meer inzicht hoe de examens worden vormgegeven. Op 4 juni 2014 is een document ter beschikking gesteld aan de markt waarin richtlijnen zijn opgenomen die inzicht geven in de wijze waarop de examenvragen worden vormgegeven met het doel de opleidingen hier beter op af te kunnen stemmen.

Voorts vragen deze leden per wanneer het aantal examenvragen in de Centrale Examenbank moet zijn uitgegroeid tot 6.000 examenvragen.

In de periode juni 2014 tot en met december 2016 groeit de omvang van de examenbank stapsgewijs tot ca. 6.000 items.

De leden van de D66-fractie vragen verder hoeveel kandidaten de komende jaren verwacht worden voor de initiële Wft-examens en de Permanente Educatie.

De prognose is dat voor 1 januari 2016 in totaal 120.000 kandidaten een initieel zullen doen en dat ca. 60.000 kandidaten twee à drie verschillende PEplus examens zullen doen.

In het licht van voorgaande vragen deze leden of de opstart van het CDFD voldoende snel is om geen verdere vertraging te laten ontstaan in het studieprogramma van nieuwe en bestaande adviseurs en binnen welke termijn de definitieve examenuitslag kan worden gegeven binnen 48 uur.

Vanaf 1 september krijgen kandidaten binnen 48 uur direct hun definitieve uitslag. De fase van voorlopige uitslag komt te vervallen. Tot nu toe vormen eventuele gebreken in vragen de reden om te werken met een voorlopige en een definitieve uitslag. In de tussenliggende periode van 6 à 8 weken vindt, als onderdeel van de kwaliteitszorg, soms bijstelling of verwijdering van vragen plaats. In de nieuwe procedure zal ik deze kwaliteitszorg niet langer direct koppelen aan de uitslagbepaling. Vanaf 1 september acht ik het verantwoord de kwaliteitszorg anders (in hoge mate pro-actief) in te richten. Omdat daardoor de mogelijkheid tot bijstelling van uitslagen vervalt, zal ik in de bepaling van de cesuur mee laten wegen dat een klein percentage van de populatie een verkeerde uitslag kan krijgen. Ik zal het CDFD verzoeken hiervoor op voorhand een compensatie in te bouwen. Voorts zal het CDFD de externe contentleverancier verzoeken zogenoemde «zaai-items» te gaan gebruiken. Dit zijn pretestvragen die aan de examenkandidaten worden aangeboden in het echte examen zonder dat ze mee tellen bij de uitslag van het examen. De kandidaten weten niet wat pretestvragen en echte vragen zijn. Op deze wijze kan de kwaliteit van nieuwe vragen vooraf worden getoetst.

Tot slot vragen de leden van de D66-fractie of de Minister nog in overleg is met de sector aangezien brancheorganisaties gezamenlijk een ervaringsloket hebben geopend om zicht te krijgen op praktijkervaringen van examenkandidaten en dat er in algemene zin nog veel vragen leven omtrent de centrale Wft-examinering.

Uiteraard ben ik bereid de ervaringen die binnenkomen via het loket van de brancheorganisaties te gebruiken om de kwaliteit van de centrale examinering te verbeteren. CDFD zal daarvoor overleg entameren. Praktijkervaringen die via de klachtenprocedures van DUO en het CDFD binnenkomen, worden al gebruikt om de kwaliteit van de examens te verbeteren. Ik wil daarom ook graag het belang van deze klachtenprocedures benadrukken; examinandi met klachten moeten ook vooral niet schromen deze klachten via de geëigende procedures in te dienen. Dit komt het proces van kwaliteitsverbetering alleen maar ten goede. Zoals ik eerder aangaf in mijn brief van 13 juni jl. zijn we, naar mijn oordeel, met het nieuwe vakbekwaamheidsgebouw en de centrale examinering op de goede weg en zijn sinds de introductie van dit nieuwe stelsel de betrokken ketenpartners bezig geweest om de kwaliteit van de centrale examinering continu te verbeteren.


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.

X Noot
2

Kamerstuk 32 545, nr. 16.

Naar boven