Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 28 juni 2007 over de stand van zaken met betrekking tot gedane toezeggingen en aanhangige dossiers.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Voorzitter. Ik dien de volgende moties in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er maatschappelijke discussie is ontstaan over onder meer de wijze waarop dieren in dierentuinen worden gehouden;

constaterende dat de huisvestingseisen die in het Dierentuinbesluit worden gesteld, onvoldoende zijn gespecificeerd, evenals de criteria voor educatieve programma's en invulling van het fok- en transactiebeleid van dierentuinen;

van mening dat dierentuinen een waardevolle functie kunnen hebben, maar dat de huidige wetgeving ten aanzien van dierentuinen herijking behoeft;

verzoekt de regering om het Dierentuinbesluit te evalueren met daarbij aandacht voor de functie, de huisvestingseisen en het fok- en transactiebeleid van dierentuinen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Ouwehand. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 121(30800 XIV).

De Kamer,Ouwehand

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Wetenschapswinkel Rechtsgeleerdheid van de Universiteit Utrecht reeds in 2002 heeft gewezen op de acute welzijnsproblemen onder konijnen in de landbouwsector en dat een verbod op het fokken van vleeskonijnen noodzakelijk is zolang de overheid geen concrete stappen zet om deze problemen aan te pakken;

overwegende dat de Kamer waarde hecht aan welzijnsrichtlijnen voor het commercieel houden en fokken van konijnen blijkens de motie-Van Velzen c.s. (30300-XIV, nr. 66), die met algemene stemmen is aangenomen;

verzoekt de regering om welzijnsrichtlijnen op te stellen voor het commercieel houden en fokken van vleeskonijnen en om de Kamer hierover binnen een halfjaar te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Ouwehand en Van Velzen. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 122(30800 XIV).

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Voorzitter. De volgende en laatste motie had ik eigenlijk eerder willen voorlezen. Ik wil deze in stemming brengen, maar mocht die verworpen worden, dan breng ik de volgende in stemming. De volgorde is alleen omgekeerd.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Wetenschapswinkel Rechtsgeleerdheid van de Universiteit Utrecht in 2002 heeft gesteld dat er grote gedragsstoornissen en gezondheidsproblemen voorkomen in de commerciële vleeskonijnenhouderij in Nederland, zoals maagdarmstoornissen, voetzoolbeschadigingen en misvormingen van de wervelkolom, met veel vroegtijdige sterfte als gevolg;

voorts constaterende dat de Wetenschapswinkel heeft gesteld dat een verbod op het fokken van vleeskonijnen noodzakelijk is zolang de overheid geen concrete stappen zet om de acute welzijnsproblemen onder konijnen in de landbouwsector aan te pakken;

overwegende dat de minister van LNV te kennen heeft gegeven, niet bereid te zijn om welzijnsrichtlijnen op de stellen voor de commerciële konijnenhouderij;

verzoekt de regering om een verbod in te stellen op het commercieel houden en fokken van vleeskonijnen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Ouwehand. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 123(30800 XIV).

Minister Verburg:

Voorzitter. Ik heb de moties tot mij kunnen nemen en even op mij laten inwerken. In het dictum van de eerste motie verzoekt mevrouw Ouwehand om het Dierentuinenbesluit te evalueren en daarbij aandacht te besteden aan de functie, de huisvestingseisen en het fok- en transactiebeleid van dierentuinen. Wij hebben een Dierentuinenbesluit dat voorschrijft dat dierentuinen een vergunning moeten hebben. Verder gaat het over het welzijn en de gezondheid van dieren, de veiligheid van mensen die dieren registreren en over hygiëne. Ook is het bevorderen van het wereldwijd in stand houden van diersoorten in dat besluit opgenomen en moeten dierentuinen beschikken over een informatief en educatief programma. Dat geldt allemaal voor dierentuinen. Ik maak dat maar even duidelijk om de mogelijke veronderstelling weg te nemen dat er helemaal niets is geregeld. Het is juist heel zorgvuldig geregeld. Voordat dierentuinen een vergunning krijgen, wordt uitgebreid door de visitatiecommissie bekeken of ze voldoen aan de voorschriften in het besluit. Daarna vindt er regelmatig controle plaats door de Algemene Inspectiedienst. Het welzijn en de gezondheid van dieren is daarmee voldoende en blijvend geborgd. Met andere woorden: ik ontraad de aanneming van deze motie.

Er zijn twee moties ingediend over konijnen. In de motie op stuk nr. 122 wordt de regering verzocht, welzijnsrichtlijnen op te stellen voor het commercieel houden en fokken van vleeskonijnen en de Kamer hierover binnen een half jaar te informeren. In de motie op stuk nr. 123 wordt de regering verzocht een verbod in te stellen op het voor het commercieel houden en fokken van vleeskonijnen.

Hiermee anticipeert mevrouw Ouwehand op mijn antwoord. Ik moet eerlijk zeggen dat zij naar de bekende weg vraagt en zeer waarschijnlijk al weet wat dit antwoord zal zijn. Zij heeft namelijk al eerder gevraagd naar welzijnsregels voor konijnen. In een brief van 14 juni, dus tamelijk recent, heb ik de Tweede Kamer de geldende welzijnseisen voor konijnen geschetst. Het gaat in dezen om een gedelegeerde bevoegdheid, namelijk een verordening van het productschap. Die welzijnsrichtlijnen bestaan dus al. Ik zie geen enkele aanleiding om deze opnieuw op te stellen. Ik zal ook geen verbod instellen, omdat ik meen dat er goede welzijnseisen, onder meer voor het fokken en houden van vleeskonijnen, worden gesteld. Ik ontraad dus de aanneming van de moties.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel voor, aan het einde van de dag over de moties te stemmen.

Daartoe wordt besloten.

Naar boven