Aan de orde is het debat over de embargoregeling voor Prinsjesdag.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Voorzitter. Opheffing van de embargoregeling heeft geen enkel goed gedaan. De Kamer kan de feiten niet checken of met goed voorbereide financiële alternatieven komen en staat tijdens de algemene politieke beschouwingen dus op achterstand, aangezien het kabinet zijn plannen overal heeft kunnen uitventen. Fracties kunnen niet goed reageren en die informatieachterstand houdt ook stand tijdens het debat.

Daarmee verplaatst het belangrijkste debat van het jaar zich naar de media, terwijl het thuishoort in dit parlement. Het uitstellen van het debat met een week na publicatie van de stukken biedt dan ook geen soelaas.

Men zou kunnen zeggen dat het kabinet wel profijt heeft van het opheffen van de embargoregeling. De gang van zaken van vorig jaar heeft ons geleerd dat dat ook niet het geval is, want de vrijheid van het kabinet om zijn plannen te presenteren was zo ruim en het weerwoord van het parlement was zo klein dat al snel het beeld overheerste dat hier sprake was van een overgeregisseerde pr-show, waar uiteindelijk misschien alleen de verhuurder van de partytenten echt profijt van heeft.

Nu heeft het kabinet voorgesteld om met een nieuwe proef te komen. Dat wil zeggen dat wij de stukken voor de algemene politieke beschouwingen op Prinsjesdag om 7.00 uur krijgen. Als ik het voorzichtig zeg, is dit toch wel een klap in ons gezicht. Of, zoals vicepremier Bos het vorig jaar verwoordde toen hij nog gewoon Kamerlid was, dit is gewoon "Kamertje-pesten". De verhouding tussen Kamer en kabinet berust op vertrouwen. Het kabinet moet erop kunnen vertrouwen dat Kamerleden niet lekken uit onder embargo toegezonden stukken, zoals de Kamer er omgekeerd op moet kunnen vertrouwen dat ministers niet lekken of hun plannen voor Prinsjesdag druppelsgewijs presenteren.

Ik roep de premier op om ons te helpen het vertrouwen te herstellen en de embargoregeling volledig te herstellen zoals die vroeger was. Dat betekent dat wij de stukken op vrijdag voor Prinsjesdag toegezonden krijgen.

De heer Pechtold (D66):

Voorzitter. Ik sta hier, mijn eerste keer als fractievoorzitter in dit huis, om steun te betuigen aan het betoog van mevrouw Halsema. Ik voel dit debat staan in een trend die ik liefst met het kabinet zou willen ombuigen. Deze trend neem ik waar sinds de start van het kabinet-Balkenende IV, na verantwoordingsdag, een hoop gedoe en gezeur en de afloop van de honderddagenshow. Ik merk dat wij in deze Kamer – oppositie en coalitie – vanuit het kabinet weinig vertrouwen krijgen. Vertrouwen dient in de politiek iets te zijn wat men niet hoeft uit te spreken maar wat er is totdat het tegendeel is bewezen. Dan begin je er pas over te praten. Zoals de Kamer vertrouwen heeft in ministers en in de minister-president, zou het kabinet omgekeerd vertrouwen in de Kamer moeten hebben en stukken die onder embargo zijn ook aan de Kamer ter beschikking stellen om het democratisch proces goed te laten verlopen.

Ik hecht zeer aan niet overspannen reacties van parlementariërs wanneer het kabinet met plannen en stukken komt. Zij worden echter bevorderd wanneer men het parlement te weinig tijd geeft om die plannen en stukken op zich te laten inwerken. Ik vond dat heel vervelend bij de presentatie van de plannen na de eerste honderd dagen. Daarbij moest ik echt in een uur tijd met enkele anderen de hoofdstukken verdelen om het beleidsprogramma te kunnen lezen. Wanneer het kabinet mij een stuk geeft, houd ik het bij mij wanneer ik het ook fysiek aankan om het te verwerken.

Voor mij gaat dit dus verder dan alleen Prinsjesdag. Het gaat mij om de omgang tussen Kamer en kabinet. Ik zou willen dat wij deze net gestarte periode opnieuw beginnen en dat het kabinet ons nu een goed signaal geeft door de stukken, zoals mevrouw Halsema heeft voorgesteld, op vrijdag voor Prinsjesdag beschikbaar te stellen. Het kabinet mag mij erop afrekenen als daarbij door mijn fout iets mis gaat.

De heer Dijsselbloem (PvdA):

De heer Pechtold schetst een trend, die hij laat beginnen bij de start van dit kabinet, maar ik kan mij herinneren dat wij een vergelijkbaar debat een jaar geleden hebben gevoerd in deze zaal en dat D66 toen een heel ander standpunt innam. Het ging toen ook over de embargoregeling, die toen voor het eerst de nek om werd gedraaid. De fractie van D66 en de heer Pechtold als toenmalig lid van het kabinet vonden dat toen geen bezwaar. Dus waar begint de trend?

De heer Pechtold (D66):

Wij kunnen elkaar bij elk debat blijven lastigvallen over zaken uit het verleden. Ik noem de pardonregeling, waarvan ik tegen de heer Dijsselbloem zeg dat hij die in 2000 had kunnen realiseren maar dat hij heeft gewacht op een kabinet van zijn kleur. Uiteindelijk hebben onze partijen samen nu deze pardonregeling gerealiseerd. Wij kunnen met het CDA eeuwig blijven twisten over het homohuwelijk en over de gevolgen daarvan voor de Adoptiewet. Ik heb laatst mijn waardering voor het CDA uitgesproken dat wij deze zaak nu los van het verleden realiseren. Ik spreek nu vanuit mijn verantwoordelijkheid op dit moment, als politiek leider van D66. Ik wil als parlementariër met het kabinet in vertrouwen omgaan. Ik erger mij dood aan het lekken van stukken. Ik erger mij er dood aan dat ik met vragen van journalisten het kabinet moet gaan bestoken. Ik wil daar een streep onder zetten. Ik erken het ruiterlijk als de heer Dijsselbloem zegt dat ik of mijn partij daaraan in het verleden heb bijgedragen en dat wij zaken toen anders deden of anders vonden. Ik wil een streep trekken en werken op basis van vertrouwen. Daarbij hoort dat stukken op tijd beschikbaar zijn.

De heer Van Haersma Buma (CDA):

U hebt veel woorden nodig om uw draai uit te leggen. Vorig jaar is het hele begrip vertrouwen hier niet aan de orde geweest. Uw fractie en het kabinet waar u toen in zat waren van mening dat voor een ordentelijk verloop van Prinsjesdag de embargoregeling niet meer voldeed. U moet dan uitleggen waarom de zakelijke redenering van toen, waar iets voor te zeggen is, nu 180 graden anders is, nu u zelf niet in het kabinet zit en nu er een andere fractieleider is dan een jaar geleden.

De heer Pechtold (D66):

Vorig jaar waren wij op Prinsjesdag reeds uit het kabinet. Of bedoelt u toen het debat plaatsvond?

De heer Van Haersma Buma (CDA):

Het spijt mij, maar zo ver kan ik u niet helpen. Toen het debat plaatsvond en het kabinet het standpunt innam dat de embargoregeling moest worden verlaten, maakte u deel uit van het kabinet. U zult hier dus een ander argument naar voren moeten brengen.

De heer Pechtold (D66):

Gehoord de gebruiken in dit huis sluit ik aan bij de ministeriële eenheid die ik toen te bewaken had en waarvan ik nu niet zal afwijken. Er staat nu een nieuwe politiek leider van D66 voor u, die met zijn nieuwe verantwoordelijkheden ook over het verleden oordeelt. Als u zegt dat mijn partij vorig jaar anders oordeelde, vind ik dat prima. Het gaat mij nu om het initiatief van mevrouw Halsema, waaraan ik nu vanuit mijn verantwoordelijkheid steun betuig.

De heer Van Haersma Buma (CDA):

Voorzitter. Ieder jaar levert de publicatie van kabinetsstukken rond Prinsjesdag een heftig debat op. Nadat de stukken jaar in, jaar uit uitlekten nadat zij onder embargo waren verstrekt, heeft het kabinet vorig jaar helemaal van verzending van de stukken onder embargo afgezien. Dit jaar stelt de minister-president voor om de stukken op de derde dinsdag van september om 7.00 uur aan de Kamer te doen toekomen. Het CDA zou het liefst zien dat de stukken net als in het verleden tijding onder embargo kunnen worden verstrekt. Het maakt de voorbereiding op de behandeling van de begroting voor alle fracties beter, maar onderdeel van zo'n afspraak – een embargo is namelijk niet een regeling maar een afspraak – is wel dat de verzender ervan moet kunnen uitgaan dat de stukken ook onder dat embargo blijven als zij zijn verzonden. In die zin is er wel sprake van vertrouwen.

Er is geen constitutioneel recht op ontvangst van kabinetsstukken onder embargo. Zo lang de stukken op de grondwettelijk voorziene datum waarop de Troonrede wordt uitgesproken aan de Kamer worden aangeboden, is aan de staatsrechtelijke eisen voldaan. De rest is een informele afspraak tussen twee partijen. De Kamer kan uiteindelijk niet anders van de keuze van de zender respecteren, zolang dat gebeurt binnen de kaders van wet en Grondwet.

Wanneer het kabinet het vertrouwen dat de stukken binnen blijven niet heeft, is er geen grond voor een wederzijdse regeling. Deze rechtlijnigheid van het kabinet houdt overigens in dat het kabinet zelf ook geen stukken voortijdig vrijgeeft aan de pers. Als dat toch gebeurt, komt de grond voor de voorgestelde beperkte embargoregeling immers te vervallen.

De heer Rutte (VVD):

Voorzitter. Bij de discussie over de embargoregeling in het vorige jaar ging het over twee zaken. Hoe kun je voorkomen dat voortijdig wordt gelekt? Hoe kan er snel na Prinsjesdag een debat plaatsvinden? Uiteindelijk sluit ik mij op dit punt aan bij mevrouw Halsema.

Mij valt op dat juist dit kabinet heeft bewezen eerst de media op te zoeken alvorens naar de Kamer te gaan. Het voltallige kabinet sloot aan bij een talkshow om verslag uit te brengen van de eerste honderd dagen. Wij zagen dat de Kamer moest wachten op het beleidsprogramma, maar dat allerlei stukken van dat programma uitlekten via de media. De minister-president wilde in het debat over de eerste honderd dagen niet praten over de Participatietop. In de wandelgangen was echter te zien dat de minister van Sociale Zaken en de minister van Financiën uitgebreid de pers te woord stonden over het ontslagrecht.

Ik maak mij zorgen over Prinsjesdag. Zonder embargoregeling ziet de Kamer de stukken voor het eerst op Prinsjesdag. Dan kan er pas een week later over worden gedebatteerd. Ik ga er daarbij vanuit dat er niet van tevoren is gelekt. Het betekent dat het kabinet in de week tussen Prinsjesdag en het Kamerdebat weer een roadshow, bustour of praatprogramma met misschien wat leuke nieuwtjes kan organiseren. Als de agenda het toelaat, kan het ook nog naar het parlement komen.

Mijn fractie is voorstander van het terugbrengen van de embargoregeling, zodat onmiddellijk na Prinsjesdag het debat kan worden gevoerd in de arena waar het debat thuishoort: de Tweede Kamer.

De heer Van Haersma Buma (CDA):

Hoe kan het dat de VVD-fractie vorig jaar een totaal ander beeld had van de verantwoordelijkheid voor het zenden van de stukken?

De heer Rutte (VVD):

Ik heb met de heer Van Beek gesproken. Die heeft de vorige keer aangegeven dat de VVD goed kon leven met de bestaande embargoregeling. Hij gaf ook aan dat het uiteindelijk aan het kabinet is om te beslissen wanneer de stukken te versturen. In dat debat is ook gezegd dat de discussie gezien moest worden in het licht van de situatie van de jaren 2004 en 2005. Toen zijn immers van tevoren stukken uit het kabinet naar de media gelekt. Ik stel vast dat het afschaffen van de regeling niet heeft gewerkt. Er is weliswaar niet gelekt, maar er zat wel een week tussen het presenteren van de stukken en het debat daarover. De eerste ervaringen met het nieuwe kabinet wegend, vind ik het buitengewoon onverstandig om op deze wijze door te gaan. Wij moeten terug naar de embargoregeling.

De heer Van Haersma Buma (CDA):

De vorige keer is niet het argument van de jaren daarvoor gebruikt. De VVD stelde toen dat het kabinet mag bepalen wanneer het stukken stuurt omdat het binnen de randvoorwaarden van de Grondwet valt. Dat heb ik zo-even ook betoogd. Dat was het hoofdargument van de VVD.

De heer Rutte (VVD):

Dat kan zo zijn. Wij zijn vandaag als medewetgevers in overleg over wanneer wij de stukken willen. In finale zin kan het kabinet inderdaad voet bij stuk houden. Er is echter ook nog zoiets als goede omgangsvormen. De vorige keer heeft mijn voorganger, Van Beek, gezegd dat het lekken mee heeft gewogen bij de vraag hoe met de embargoregeling moet worden omgegaan.

De heer Van Haersma Buma (CDA):

Ik citeerde de heer Van Beek toen ik sprak over de Grondwet.

De heer Rutte (VVD):

Ik bevestig die woorden. De heer Van Beek heeft ook aangegeven dat zijn bijdrage gezien moest worden in de context van het lekken in de jaren daarvoor. De afweging is die tussen het risico van lekken en het risico van een volle week tussen Prinsjesdag en debat. Ik sluit mij aan bij het verzoek van mevrouw Halsema om elkaar te vertrouwen. Wij moeten het debat zo snel mogelijk na Prinsjesdag voeren. Dat kan alleen als de oude embargoregeling wordt hersteld.

De heer Wilders (PVV):

Voorzitter. Pas op het allerlaatste moment krijgt de Kamer de volledige informatie en alle stukken. Zo was het vorig jaar en zo wordt het nu weer als het aan de minister-president ligt. Het gevolg is gênant. Op Prinsjesdag krijgt de Kamer en vooral de oppositie de stukken pas om zeven uur 's ochtends. Dat betekent dat de Kamer en vooral de oppositie met de mond vol tanden staat. Dat was vorig jaar te zien in de verschillende media, toen mevrouw Halsema en de heer Marijnissen voor de camera riepen: sorry, maar wij hebben de stukken nog niet in kunnen kijken. De fractievoorzitters van de regeringspartijen hadden toen hun volzinnen en oneliners al klaar.

Dat is niet zoals het hoort. Het kabinet moet de stukken veel eerder aan de Kamer geven dan Prinsjesdag zeven uur. Iedereen weet dat de regeringspartijen de stukken en soms zelfs de conceptstukken al weken voor Prinsjesdag krijgen. Die hebben een informatievoorsprong op de oppositie. Het minste wat de oppositie gegund moet worden, is dat ook die een weekend voor Prinsjesdag inzage in de stukken krijgt. De oppositie moet zich gedegen kunnen voorbereiden, niet alleen op de mediamomenten maar ook op de algemene politieke beschouwingen direct na Prinsjesdag. Een weekend voor Prinsjesdag de stukken inzien, dat is niet te veel gevraagd.

Ik vraag de minister-president om de Kamer te vertrouwen, ook al is dat vertrouwen in het verleden beschaamd. Hij moet erop vertrouwen dat de stukken niet uitlekken of niet meer uitlekken. Als hij dat vertrouwen geeft, krijgt hij dat wellicht ook terug.

Mijn fractie is van mening dat de stukken vrijdag voorafgaande aan Prinsjesdag onder embargo aan de Kamer ter beschikking moeten worden gesteld. Coalitie en oppositie moeten de stukken in kunnen zien. Als dat onverhoopt opnieuw niet het geval is, wil ik pas in de week na Prinsjesdag het debat over de algemene politieke beschouwingen voeren.

De heer Cramer (ChristenUnie):

Voorzitter. Opnieuw debatteert de Kamer over de embargoregeling Prinsjesdag. Dat is jammer. Het is niet goed dat getouwtrek tussen kabinet en Kamer een traditie wordt. Het speelveld is duidelijk. De voorzitters van beide Kamers hechten aan een langlopende embargoregeling. Het kabinet is daarvoor bevreesd, omdat het bang is dat het embargo ontijdig wordt geschonden. Dat is in het verleden dan ook herhaaldelijk het geval geweest.

Daarmee is duidelijk dat het bij dit meningsverschil niet gaat over wenselijkheid van een embargo, maar de vraag over hoe dat zo kan worden ingericht dat het overeind blijft. Wij zijn blij dat het kabinet met die invalshoek instemt en een stap in de richting van de Kamer heeft gemaakt. De embargoregeling wordt dit jaar hersteld in de zin dat Kamerleden en media de stukken op Prinsjesdag om zeven uur in de ochtend krijgen uitgereikt.

Mijn fractie is blij met dit gebaar. Wij zijn echter voorstander van een verdergaande verruiming. In feite maakt allen herstel van de oude embargoregeling het mogelijk om direct na Prinsjesdag algemene beschouwingen te houden. Het zou beter zijn als wij het daartoe kunnen leiden. Wij beseffen dat het kabinet het tijdstip van verzending bepaalt, maar het zou goed zijn als Kamer en kabinet elkaar wat meer in het midden zouden kunnen vinden. Als dit dan niet zou blijken te werken, kunnen Kamer en kabinet altijd opnieuw met elkaar in overleg treden om te bezien wat op dat moment wijsheid is.

Ik wacht de antwoorden van de premier af, maar niet dan nadat opgemerkt te hebben dat de handhaving van het embargo – welke termijn daarbij ook gehanteerd wordt – niet alleen een verantwoordelijkheid is van de Kamer, maar ook van het kabinet. Ik verzoek daarom nog eens te bevestigen dat de afspraken over terughoudendheid van kabinetsleden over de inhoud van het te presenteren beleid ook dit jaar gehandhaafd worden.

De heer Dijsselbloem (PvdA):

Mevrouw de voorzitter. Afgelopen maandag zijn in het debat over de raming veel plechtige woorden gesproken over de positie van de Kamer. Er werd gesproken over lam of leeuw en over de vraag of het vraagteken kan worden weggelaten. Dit is de eerste vuurproef of wij ook een leeuw kunnen zijn.

Mijn fractie, vanuit de oppositie of als onderdeel van een regeringscoalitie, is van mening dat de Kamer tijdig en adequaat moet worden geïnformeerd. De embargoregeling en de daarmee verband houdende afspraken dienen er immers toe de Kamer in staat te stellen om zich goed voor te bereiden op Prinsjesdag en de algemene politieke beschouwingen. De Kamer bepaalt zelf haar agenda; zij mag daarin niet belemmerd worden door de wijze of het tijdstip van aanleveren van stukken.

Het is duidelijk dat wij hechten aan de terugkeer van de oude embargoregeling en wij vragen de minister-president om dit mogelijk te maken.

Mevrouw Kant (SP):

Voorzitter. Voor mijn fractie is het belangrijkste in dit voor ons verder overigens relatief onbelangrijke debat, dat wij ons goed kunnen voorbereid op algemene politieke beschouwingen. Daarvoor is het van belang dat je op tijd de stukken krijgt voordat een debat begint. Als wij het voor het zeggen zouden hebben, zou het onze voorkeur hebben om de stukken weer – net als het was – het weekend voor Prinsjesdag te krijgen. Dan kunnen wij ons goed voorbereiden op onze reacties en op het komende debat. Wij steunen dan ook de wens om nogmaals aan het kabinet te vragen of die situatie kan worden hersteld.

Het kabinet heeft eigenlijk al besloten dat het dat niet wil. Ik vind het prima dat dit vandaag nog een keer wordt geprobeerd en dat wij nog een keer vragen of het niet kan zoals het was. Blijkt dit toch niet mogelijk en krijgen wij de stukken inderdaad dinsdagochtend vroeg, dan is dit een voldongen feit, want de Kamer gaat hier niet over. Het kabinet beslist zelf wanneer het de stukken verstuurt. Ook dan staat weer de vraag voorop of wij ons goed kunnen voorbereiden op het debat. Het is dan voor mijn fractie onbespreekbaar om nog dezelfde week de algemene politieke beschouwingen te houden. Dan doen wij dat gewoon de week daarop, net als vorig jaar. Dit is wat ons betreft geen enkel probleem, want de Kamer bepaalt haar eigen agenda en laat zich niet opdringen dat die week het debat moet plaatsvinden.

Ik hoop op een goede afloop opdat wij hier samen met het kabinet kunnen uitkomen. Ik lig hier echter niet wakker van. Ik lig wakker van de uitkomst van het debat over de thuiszorg, vannacht om half twee, die zeer onbevredigend is doordat ouderen mogelijk geen thuiszorg krijgen. Daar liggen wij wakker van.

Minister Balkenende:

Mevrouw de voorzitter. Ik dank de leden voor hun inbreng. Dit is inderdaad een debat dat niet voor het eerst wordt gevoerd. Er is natuurlijk wel enige aanleiding voor. Ik zal eerst de algemene context schetsen die ons tot ons standpunt heeft geleid. Daarna zal ik ingaan op de vragen die de leden hebben gesteld.

Voor het goede begrip zal ik de context nog eens schetsen en iets zeggen over de geschiedenis van het Prinsjesdagembargo. Laat ik voorop stellen dat een embargo een afspraak is tussen twee of meer partijen, een afspraak waarbij alle deelnemers vooraf verklaren zich aan de afspraken te houden. Na enkele tientallen jaren waarin het maken van embargoafspraken over Prinsjesdagstukken goed mogelijk was, deden zich vanaf het begin van deze eeuw steeds meer incidenten voor. Ik roep er een paar in herinnering.

In 2002 plaatsten onbekenden samenvattingen van de rijksbegroting en de Miljoenennota op internet. De stukken waren in eerste instantie door het ANP onder embargo onder de media verspreid en zijn door andere voortijdig openbaar gemaakt. Kranten besluiten vervolgens de embargoafspraken te doorbreken en publiceren met verwijzing naar deze teksten.

In 2002 treedt de hoofdredacteur van NRC Handelsblad na een conflict over verscherpte embargoafspraken uit het genootschap van hoofdredacteuren; hij wenst sinds 2004 geen embargoafspraken meer te tekenen.

In 2003 publiceren het NOS Journaal en NRC Handelsblad voortijdig over de WAO-plannen van het kabinet en De Volkskrant publiceert voortijdig over de macro-economische verkenningen.

In 2004 wordt een vroege versie van de Miljoenennota aan RTL gelekt en naar aanleiding van deze berichtgeving gaan ook andere media over tot publicatie. NRC Handelsblad publiceert in dit jaar voor Prinsjesdag de hoofdlijnen van de begroting.

In 2005 kwam het klapstuk: een exemplaar van de Miljoenennota dat bestemd is voor de fractievoorzitters lekt uit naar RTL en Metro en na hun berichtgeving gaan ook andere media over tot publicatie.

Het is goed om dit nog eens te noemen, want dit was het aanknopingspunt van het debat vorig jaar. Het was duidelijk dat de betrekkelijke rust waarin met vertrouwen over en weer stukken in vrij grote kring onder embargo konden worden verspreid, niet meer bestond. Samenleving en media hebben niet stilgestaan; ze hebben zich verder ontwikkeld. Daarover zijn de afgelopen jaren uitgebreide beschouwingen geschreven, onder meer in het rapport van de Raad voor Maatschappelijk Ontwikkeling onder de titel: Media, logica. Zo heeft bijvoorbeeld de komst van internet de deadlines van de dagbladen verruimd van een keer per 24 uur naar iedere minuut van de dag. Tegelijk is het aantal media enorm toegenomen. De daardoor toenemende commercieel gedreven felle concurrentie tussen de media staat het maken van langlopende afspraken steeds meer in de weg.

Daarom heeft de rijksoverheid al enkele jaren het beleid om zo weinig mogelijk te werken met embargoafspraken. Als die toch moeten worden gemaakt, dan wordt de periode zo kort mogelijk gehouden. Dit is overigens geen specifiek Nederlands verschijnsel. In veel landen om ons heen heeft zich precies dezelfde ontwikkeling voorgedaan. Overigens is het in andere landen niet gebruikelijk om bij de presentatie van de plannen voor het volgend jaar de stukken onder embargo aan het parlement en/of de pers ter beschikking te stellen.

In de afgelopen periode hebben wij van onze kant alles geprobeerd om het proces beheersbaar te houden. Zo zijn de door de media te ondertekenen embargovoorwaarden aangescherpt en zijn er veiligheidskenmerken aangebracht in de documenten. Dit alles heeft echter niet geleid tot een beter hanteerbaar proces. Daarom heeft het kabinet vorig voorjaar de conclusie moeten trekken dat een embargoafspraak rond Prinsjesdag niet langer tot de realiteit behoort. Ik heb die conclusie vorig jaar in de Kamer verdedigd. Na dit debat is een motie waarin werd gevraagd om toch een embargo in te stellen, door een meerderheid van de Kamer verworpen.

Ik hecht eraan om ook nog een formeel punt naar voren te brengen. Het vroegtijdig verstrekken van begrotingsstukken onder een embargoafspraak berustte op een afspraak uit het verleden tussen kabinet, parlement en de media. Ik wil benadrukken dat het geen wettelijke plicht is om begrotingsstukken onder embargo te verstrekken. De heer Van Haersma Buma verwees al naar de artikel 65 en 68 van de Grondwet. Naar de letter genomen presenteert de regering op de derde dinsdag van september de plannen voor het volgend jaar en dus niet enkele dagen eerder onder embargo.

Door de ontstane praktijk dreigde het karakter van Prinsjesdag steeds meer verloren te gaan. Het was niet langer de dag waarop de regering de plannen voor het volgend jaar aan de Staten-Generaal presenteert, maar de dag waarop parlement, samenleving en media op de kabinetsplannen reageren.

Het werken zonder embargo vorig jaar heeft aan de verwachting beantwoord. Er zijn minder vroegtijdige publicaties en door de gelijktijdige en volledige bekendmaking van alle stukken werd de samenhang helderder. In de dagen na Prinsjesdag was er volop ruimte voor maatschappelijke en parlementaire reacties en mijn beeld is dat het voor het eerst sinds jaren voor de burgers weer duidelijk werd waarop precies werd gereageerd. Dit kwam de transparantie van het hele proces naar mijn mening ten goede.

Een punt is mogelijk voor verbetering vatbaar. De voorzitters van de Tweede Kamer en de Eerste Kamer hebben mij erop gewezen dat het voor de fractievoorzitters lastig werkbaar is om op dinsdagmiddag, direct na het publiceren van de stukken, een eerste inhoudelijke reactie te geven. Om daarvoor een oplossing te bieden, is de regering bereid om de Miljoenennota en de begrotingen vroeg op Prinsjesdag met strikte embargoafspraken ter beschikking te stellen. Ik ben dus gevoelig voor het argument dat stukken zo veel eerder ter beschikking moeten worden gesteld dat een goede reactie mogelijk is.

Het is zeker geen kwestie van vertrouwen in de Kamer. Ik heb namelijk twee andere argumenten centraal gesteld. Zo heb ik gewezen op de problemen die ontstonden met de oude afspraken over het embargo. Het gaat mij daarbij niet om de schuldvraag, maar om het feit dat stukken blijkbaar toch worden gelekt of besproken. Daardoor kon het gebeuren dat journalisten stukken in handen kregen en er een hele bijlage in NRC Handelsblad kon worden gepubliceerd. Dat is de realiteit van de afgelopen jaren. Prinsjesdag is de dag waarop voornemens worden gepubliceerd. Dat gebeurt niet het weekend ervoor.

Mijn tweede argument betreft het karakter van Prinsjesdag en de bepalingen die hierover in de Grondwet zijn opgenomen. Het heeft dus niets te maken met vertrouwen, maar wel met een praktijk die mij vorig jaar heeft genoopt om zaken te heroverwegen. Vorig jaar heb ik in het debat gezegd dat er ook naar het kabinet zal worden gekeken. Daarom heb ik tegen de leden van het kabinet gezegd dat van het kabinet de grootste zorgvuldigheid mag worden verwacht, juist omdat er geen embargoafspraken meer zijn. Wij hebben alles op alles gezet om ons aan die afspraak te houden. Dat heeft de vorige Voorzitter de uitspraak ontlokt dat je het kabinet niet kan verwijten dat het kabinet afspraken heeft geschonden.

Ik sta open voor het argument dat het moeilijk is om een reactie voor te bereiden als je van tevoren helemaal geen inzage hebt in de stukken. Dat is een valide argument en daarom heb ik gekozen voor een kort embargo. Ik vind echter niet dat je daaraan de consequentie kunt verbinden dat alles weer zoals vroeger moet worden. Als ik die consequentie de mijne zou maken, zou ik mijn eigen argumenten ondergraven: wat is het karakter van Prinsjesdag en wat waren de ervaringen met de oude embargoafspraken?

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

U kiest voor die korte embargoregeling, omdat u de Kamer in staat wil stellen om al op Prinsjesdag te reageren. Daarmee ondergraaft u uw argument dat Prinsjesdag alleen maar bedoeld is voor de presentatie van stukken. Uw eerste argument vind ik ook onvoldoende, want geldt ook hier niet: een nieuwe ronde nieuwe kansen? Alle parlementariërs die aan dit debat deelnemen, hebben expliciet gezegd dat ze te vertrouwen zijn. Ik vind het dan ook beledigend dat u zegt: wij doen het toch maar niet.

Minister Balkenende:

Ik sta open voor het argument dat het eigenlijk niet mogelijk is om onmiddellijk na de troonrede te reageren als je de stukken helemaal niet hebt gezien. Dat is de reden dat ik de regeling van vorig jaar heb aangepast. Als ik na de ervaringen van de afgelopen jaren weiger om de embargoregeling met enkele dagen te verlengen, doe ik geen uitspraak over de schuldvraag. Ik ga uit van het ervaringsfeit dat er dan hoe dan ook zaken bekend worden. Als ik u zou volgen, gaan de media op jacht naar informatie, want zij zullen pogingen doen om zoveel mogelijk informatie voor Prinsjesdag naar buiten te brengen.

Het voordeel van de regeling van vorig jaar is dat Prinsjesdag weer het karakter krijgt van een echte Prinsjesdag, de dag dat voornemens naar buiten worden gebracht. Dat is de reden waarom het kabinet niet terug wil naar de situatie dat nog voor het weekend voor Prinsjesdag stukken ter beschikking worden gesteld. Dat is de achtergrond van onze beslissing. De vraag of ik wel of niet vertrouwen heb in de Kamer is dus niet aan de orde.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Die vraag is juist wel aan de orde.

Minister Balkenende:

Nee. Die vraag is niet aan de orde. Het gaat mij om een ordentelijke gang van zaken op Prinsjesdag. Daar wil ik mij voor inzetten. Ik wil helemaal geen verwijten maken, maar de afgelopen jaren gebeurde er elke keer weer wat. De vraag aan wie dat lag, is eigenlijk niet van belang. Ik wil namelijk dat Prinsjesdag een ordentelijk verloop heeft en weer de dag wordt waarop het kabinet zich presenteert. Ik wil dus geen bijlage in kranten over stukken waarop een embargo ligt. Dat risico is er wel en dat is een fair argument van het kabinet om vast te houden aan zijn beslissing. Het heeft dus niet met vertrouwen te maken, maar met de vraag waartoe Prinsjesdag dient.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Het heeft alles met vertrouwen te maken, want u zegt dat Prinsjesdag niet ordentelijk verloopt als wij de stukken voor het weekend krijgen. U gaat er dan blijkbaar van uit dat uw Prinsjesdag in het water zal vallen, omdat wij stukken naar buiten brengen.

Uw beschrijving van Prinsjesdag als een zuivere presentatie doet geen recht aan het karakter van Prinsjesdag en de manier waarop parlement en pers hiermee over het algemeen zijn omgegaan. Aan de embargoregeling was het namelijk ook te danken dat in de kranten uitgebreide stukken te lezen waren over de inhoud van uw beleid. Die stukken waren voor u misschien wel eens iets te kritisch, omdat de pers zich al had kunnen inlezen. Prinsjesdag is iets anders dan een pr-show. Het riekt er toch naar dat u die show wilt laten doorgaan door ons niet de kans te geven ons goed voor te bereiden. Natuurlijk moet u ons vertrouwen, maar als u dat zou doen, kunt u gewoon uw plannen presenteren en kan Prinsjesdag ordentelijk verlopen. Wij zijn dan echter wel in staat om op een goede manier te reageren. Ik vind het echt jammer dat u ons dat niet gunt.

Minister Balkenende:

Ik heb mijn argumenten al gegeven. Ik herhaal dat het niets met vertrouwen heeft te maken, maar met de ervaringen van de afgelopen jaren. Er bleek elk jaar weer een run op stukken te zijn.

Ik ben wel gevoelig voor het argument dat de Kamer moet kunnen reageren. De heer Wilders zei zelfs dat de Kamer met de mond vol tanden staat als zij pas om kwart over drie de stukken krijgt. Ik kan mij de heer Wilders overigens niet tandeloos voorstellen!

Ik begrijp dat de Kamer goed wil kunnen reageren op de stukken. Die kritiek neem ik volgens mij goeddeels weg door het korte embargo, want dan heeft de Kamer uren de tijd om de Miljoenennota door te nemen. Het is echter geen reden om terug te keren naar de oude situatie.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Neemt u uw eigen stukken eigenlijk wel serieus? Het gaat om de Miljoenennota en de begrotingsstukken voor het komende jaar. Het is het belangrijkste debat van het jaar, maar u vindt dat de Kamer voldoende is voorbereid als ze een ochtendje de tijd heeft om de stukken te lezen. U neemt niet alleen de Kamer maar ook uw eigen stukken niet serieus.

Minister Balkenende:

Ik zie dat echt anders.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Dat is toch geen antwoord. Zoiets zegt mij dochter van drie ook!

Minister Balkenende:

Ik vind dat ik op een redelijke manier heb beargumenteerd waarom ik voor deze lijn heb gekozen. Ik wil recht doen aan het karakter van Prinsjesdag en recht doen aan de ervaringen met de oude embargopraktijk. Verder wil ik ervoor zorgen dat de Kamer goed in staat is om al op Prinsjesdag te reageren. Ik neem de stukken en de Kamer heel serieus. Ik kies alleen voor een regeling die volgens mij recht doet aan de belangen die hier in het geding zijn.

De heer Pechtold (D66):

Het is van tweeën een: of er wordt helemaal niets ter beschikking wordt gesteld of wij worden in gelegenheid gesteld om ons goed voor te bereiden. Als de minister-president voor die eerste mogelijkheid kiest, verwacht ik dat hij voor zijn eigen club dezelfde fatsoensnormen hanteert. Ik zeg dat, omdat de minister-president echt elke vrijdag wordt verrast met minimaal één, maar gemiddeld drie of vier stukken die door ministeries zijn gelekt. De minister-president is daarvoor eindverantwoordelijk.

Ik wil het niet over vertrouwen hebben, maar over fatsoen. Terwijl de minister-president in het debat over de participatietop alleen maar iets wil zeggen over de academische vraag wat een versoepeling van het ontslagrecht zou kunnen betekenen, wordt er vijf meter achter hem gewoon over de inhoud van de top en de plannen verteld.

Inmiddels is de rijksrecherche meerdere keren ingeschakeld om een lek te achterhalen. Ik wil desondanks dat wij elkaar gewoon blijven vertrouwen. Ik ben het dan ook met mevrouw Halsema eens dat de minister-president geen vertrouwen heeft in de Kamer als hij zich vandaag niet bereid toont om het embargo op te rekken.

Minister Balkenende:

Ik ben het geheel eens met de woorden van de heer Pechtold over het lekken. Ik erger mij ook aan het feit dat er telkens weer stukken naar buiten worden gebracht. Wij hebben het nu over Prinsjesdag. Ik heb vorige jaar gezegd dat iedereen na afschaffing van de embargoregeling met nog meer aandacht naar het kabinet zou kijken. Daarom haalde ik eerder oud-voorzitter Weisglas aan die zei dat het kabinet zich heeft gehouden aan wat het had gezegd. Ik wijs daar nadrukkelijk op, omdat ik heel goed begrijp waarom de heer Pechtold zegt dat het kabinet ook naar zichzelf moet kijken als het ervoor kiest om strenger om te gaan met de stukken van Prinsjesdag.

De heer Pechtold (D66):

De minister-president deelt misschien mijn analyse, maar niet mijn conclusie. Maar hij weet toch ook wat zijn ministers gedurende de honderd dagen hebben gedaan: zij hebben in de weken voor de presentatie van het beleidsplan allerlei zaken naar buiten gebracht. Daar heeft de oppositie maar op moeten reageren. Iemand die zelf zonder smet is – ik heb het niet over uw persoon, maar over uw verantwoordelijkheid als minister van Algemene Zaken – kan mij ook op zaken aanspreken. Uw eigen club, uw eigen verantwoordelijkheid en hoe je het ook organiseert, hebben in de afgelopen honderd dagen ook gefaald. Ik heb zojuist uitgesproken dat ik niet met de heer Van Haersma Buma wil dimdammen over het verleden. Ik wil een streep trekken. Mijn handtekening op een embargo is mijn handtekening. Ik verwacht dat u die afspraak met tien fractievoorzitters kunt maken. Ik zou willen dat u ons niet om zes uur het bed uit joeg, maar gewoon het weekend ervoor de kans gaf, het stuk serieus te nemen.

De voorzitter:

Wil de minister-president reageren?

Minister Balkenende:

Nee, dit is een algemene conclusie. Dat begrijpt de heer Pechtold ook.

De heer Rutte (VVD):

In augustus 2004 berichtten De Telegraaf en andere kranten over de plannen van het kabinet voor VUT en prepensioen. In 2005 bracht het kabinet zelf in de eerste helft van september hele delen van de Miljoenennota naar buiten, omdat zij toch aan het uitlekken waren. Welke embargoregeling werd op dat moment geschonden?

Minister Balkenende:

Ik herinner mij heel goed dat wij toen een debat hebben gehad en dat ik toen zelf eens een persconferentie heb gegeven. Ik denk dat u daarop doelt. Dat was op het moment dat wij in zeshoekverband een aantal conclusies hadden getrokken. Waarom ben ik toen naar buiten getreden? Ik heb dat hier uitgelegd. Dat was omdat er ineens beelden ontstonden over waar het kabinet mee bezig was. Die hadden niets meer met de werkelijkheid te maken. Ik heb een en andermaal gezegd dat het kabinet corrigerend moet kunnen optreden als er sprake is van grote onzorgvuldigheid in de beelden van waar het kabinet mee bezig is. Daarmee is dat toen gerechtvaardigd. Ik heb er kritiek op gekregen, dat weet ik. Om die reden hebben wij vorig jaar ook besloten om zoiets dergelijks niet meer te doen, tenzij het te gek wordt in de media. Toen informatie was uitgelekt doordat er een exemplaar bij de fractievoorzitters terecht was gekomen, hebben wij ook besloten, om daar consequenties aan te verbinden. Zo is het gegaan.

De heer Rutte (VVD):

De premier laat zich erg voorstaan op het feit dat het vorig jaar wel gelukt is, maar de Miljoenennota is toen door een rompkabinet met verkiezingen in het vooruitzicht geschreven. Er stond niet veel nieuws meer in, zoals het een tijdelijk demissionair kabinet dat verkiezingen aan het voorbereiden was, paste. Alle Miljoenennota's die op verantwoordelijkheid van de premier zijn geschreven en wel nieuws bevatten, lekten ruim voordat de embargoregeling kon beginnen, uit, dus ruim voor de vrijdag voor het weekend voor Prinsjesdag. De premier maakt zich echt schuldig en kwetsbaar voor het verwijt dat de pr hem nader aan het hart ligt dan een goede verhouding met het parlement. Natuurlijk geeft dit hem de kans om er op Prinsjesdag een mooie show van te maken. Precies zoals de heer Pechtold al zei, is de conduite staat niet zodanig dat hij dit kan waarmaken. Hij kan dit ook niet alleen maar met een beroep op 2006 doen. Dat was een bijzonder jaar. Het zou de premier dus sieren als hij de oude embargoregeling in ere herstelde en de verhoudingen tussen kabinet en Parlement normaliseerde. Ik doe daartoe een klemmend beroep op hem.

Minister Balkenende:

Ik dacht dat ik in mijn bijdrage in deze termijn duidelijk had gemaakt dat de ervaringen die ik tijdens mijn premierschap tot nu toe heb opgedaan, mij leren dat het een soort race wordt om als eerste de Miljoenennota in handen te krijgen en als eerste een bijlage over de voornemens in de krant te krijgen. Ik heb dat allemaal in de afgelopen jaren meegemaakt. Daarom heb ik vorig jaar met kracht van argumenten gezegd dat ik het anders wilde. Ik neem niet zo maar afstand van wat er is gebeurd. Bovendien vind ik vanwege mijn verantwoordelijkheid en gezien het overleg hierover in de ministerraad van afgelopen vrijdag dat wij door de Kamer de mogelijkheid te bieden om de stukken te bekijken en daar een reactie op te geven, zowel recht doen aan het karakter van Prinsjesdag als aan het kritische werk dat de Tweede Kamer te doen heeft.

De heer Cramer (ChristenUnie):

Voorzitter. De minister-president maakt duidelijk dat hij aan een ordentelijk verloop van Prinsjesdag hecht. Zo zei hij dat. Volgens mij moet qua behandeling van de stukken de omgang tussen Kamer en regering ook ordentelijk verlopen. De premier zei zelf in het interruptiedebat met de heer Rutte dat het vorig jaar noodzakelijk was om beelden die ontstaan waren, te corrigeren. Als wij de stukken niet tijdig hebben en wij er niet tijdig, de dag na Prinsjesdag, met elkaar over kunnen spreken, krijgt de regering vast weer snel de behoefte om dingen te corrigeren. Als de premier dan toch zo aan een ordentelijk verloop hecht, is het verzoek van de Kamer om de stukken eerder te krijgen, zodat zij gedegen kan reageren, toch gerechtvaardigd? Dan kan zij vanaf de dag na Prinsjesdag haar werk op ordentelijke wijze voortzetten.

De premier zei in zijn inleiding dat de embargoregeling een afspraak tussen twee of meer partijen was. Tot nu toe waren dat de regering, de Kamer en de pers. Ik kan mij voorstellen dat wij afspreken dat de embargoregeling in ieder geval voor de Kamer wordt opgeheven, zodat zij eerder over de stukken beschikt. Dan kunnen beide partijen elkaar helpen, mits zij zich aan de afspraak houden dat zij de embargoregeling niet schenden. Als de Kamer dat wel doet, graaft zij haar eigen graf. Dat besef ik terdege.

Minister Balkenende:

Prinsjesdag verloopt niet ordentelijk als wij meemaken wat wij in de afgelopen jaren hebben meegemaakt. Daarover zal de heer Cramer het met mij eens zijn. Het is niet leuk, het is niet goed en ik vind het ook niet verantwoord om Prinsjesdag te houden, nadat in de krant een bijlage is verschenen of stukken op een van de journaals integraal zijn behandeld. Dat vind ik geen ordentelijke gang van zaken op Prinsjesdag. Daarom hebben wij dit debat met elkaar. Het kabinet moet op Prinsjesdag zijn voornemens ordentelijk presenteren, terwijl de Kamer haar werk moet kunnen doen. Daarom heeft het kabinet besloten om terug te komen op de afschaffing van de embargoregeling. De Kamer heeft ook gezegd, het op prijs te stellen dat er weer een embargoregeling komt. Zij vindt alleen dat die verder moet gaan. Daarover verschillen wij mijns inziens van mening. In ieder geval heeft het kabinet een poging gedaan om de zaak ordentelijk te laten verlopen in de zin dat de Kamer nu meer uren de tijd heeft om zich te prepareren op het geven van reacties. Daar kan de Kamer het niet mee eens zijn, maar het is wel een poging van het kabinet om de zaken ordentelijk te laten verlopen.

Ten derde heeft het kabinet de verantwoordelijkheid om stukken ter beschikking te stellen en niet de plicht om die eerder ter beschikking te stellen. Het kabinet behoort op Prinsjesdag de voornemens naar buiten te brengen. Dat is zijn verantwoordelijkheid. De Kamer is verantwoordelijk voor het bepalen van de momenten waarop er wordt gedebatteerd. Mevrouw Kant heeft gezegd dat zij afwacht hoe de discussie is, maar dat zij wel voorbereidingstijd wil. Daaraan heeft zij toegevoegd dat zij vindt dat er een week tussen moet zitten als op Prinsjesdag pas stukken komen. Dat is een helder standpunt. In ieder geval is hier de Kamer verantwoordelijk voor. Ik hecht er wel aan, op te merken dat het voorstel van het kabinet aan een ordentelijke gang van zaken op Prinsjesdag bijdraagt.

Het kabinet behandelt de Kamer niet principieel anders dan de media. Er zitten praktische kanten aan. Als de Kamer een andere regeling krijgt dan de media, zal de jacht op stukken toenemen. Dat is bekend. Op basis van de ervaringen, heeft het kabinet dit in mijn ogen wel overwogen voorstel gedaan. Het draagt bij aan een ordentelijke gang van zaken op Prinsjesdag.

De heer Cramer (ChristenUnie):

Ik begrijp het betoog van de minister-president, maar volgens mij gaat hij voorbij aan de vragen die ik hem stel. De partijen zijn ook verantwoordelijk voor de behandeling van de stukken. Prinsjesdag moet inderdaad ordentelijk verlopen, maar de behandeling van de op die dag gepresenteerde stukken ook. Wij kunnen wel zeggen dat zeven uur prettig is, maar ik heb bij de behandeling van de Voorjaarsnota meegemaakt dat ik flink moest doorlezen om de stukken uit te krijgen en de pointe eruit te halen. Het zal het recht van een Kamerlid zijn om zich het schompes te werken, maar goed. Mij lijkt dat het ook de regering ten goede komt als de Kamer echt iets over de stukken kan zeggen. Dat is ook ordentelijk. Daarom heb ik gezegd dat ik blij ben dat de premier de Kamer tegemoetgekomen is met die zeven uur. Toch verzoek ik hem om het tijdstip te vervroegen.

Ik aarzelde of ik de net gevoerde discussie moest aanhalen toen de premier iets over de pers zei. Hij suggereerde toch wel dat de pers met de stukken aan de haal kon gaan, al kreeg alleen de Kamer de stukken. Hij zei, kortom: de Kamer laat ze uitlekken. Wij stellen duidelijk dat het doel een ordentelijke behandeling van een belangrijk stuk als de Miljoenennota is. Dan moeten de regering en de Kamer er toch op kunnen vertrouwen dat geen van beiden de embargoregeling schendt? Dat mag het kabinet toch ook van de Kamer vragen en dat moet de Kamer het kabinet toch toezeggen? De premier zegt dat de Kamer ermee aan de haal gaat en dat hij het daarom zelf vast aan de pers doorspeelt, dus hij suggereert dat de Kamer het niet aan kan. Dat vind ik een bezwaarlijke opmerking.

Minister Balkenende:

Zo was zij niet bedoeld. Wij kunnen hier lang of kort over zijn. Ik snap best dat een deel van de Kamer eigenlijk direct na Prinsjesdag de algemene politieke beschouwingen wil houden. Ik begrijp die wens. Dat is de verantwoordelijkheid van de Kamer. De consequentie in de redenering van de heer Cramer is dat de stukken dan dagen van tevoren ter beschikking moeten worden gesteld, zodat de Kamer zich kan prepareren. Er moeten betogen worden voorbereid en alternatieve voorstellen worden gemaakt.

Het is de verantwoordelijkheid van het kabinet, een verantwoorde gang van zaken op Prinsjesdag te realiseren. Prinsjesdag is de dag waarop zaken worden gepresenteerd. Dat heeft mogelijk als consequentie dat de APB wat later plaatsvindt. Dat is vorig jaar ook gebeurd. Ik meen niet dat de kwaliteit van het debat over de APB vorig jaar heeft geleden onder deze gang van zaken. Sterker nog, het moment van presentatie, de reacties van de samenleving en de rol van het parlement waren duidelijker.

De heer Cramer (ChristenUnie):

Wij krijgen de stukken dan om 7.00 uur, waarna de Kamer 's middags na de troonrede een reactie kan geven om op een later moment het debat met elkaar te voeren. Dan ontstaat toch precies dezelfde situatie als vorig jaar? Dan krijg je allerlei suggesties en veronderstellingen, ook in de pers, want dan zijn de stukken openbaar. Beide partijen voelen dan de behoefte, de discussie via de pers te voeren, en niet tijdens de algemene politieke beschouwingen. Om die reden hecht ik eraan, de dag na Prinsjesdag direct de algemene politieke beschouwingen te laten plaatsvinden. Anders ontstaat het beeld waarvan de minister-president zelf zegt, dat hij daar bang voor is.

Minister Balkenende:

De consequentie is dan een embargoregeling zoals zij vroeger was: op vrijdag de stukken. Ik heb vorig jaar en dit jaar, met een aanpassing, aangegeven waarom ik dat geen goede weg vind. De mogelijke consequentie hiervan is dat de APB later plaatsvindt, maar dat raakt nu precies het wezen van Prinsjesdag. Ik voel niet veel voor de situatie waarin Prinsjesdag van zijn eigenlijke dimensie wordt beroofd, omdat een groot deel van de zaken allang op straat ligt en waarbij het element van de presentatie van de voornemens wordt weggenomen. Ik zeg dit op basis van ervaringen. Ik vind het ook fair dat een kabinet het recht heeft om op een ordentelijke wijze zaken te presenteren. Dat gaat niet via bijlagen in kranten, berichten in de media en anderszins. Dat is de reden waarom wij erin zitten, zoals wij erin zitten.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ik krijg steeds meer moeite met de redenering van de minister-president, zeker nu hij weer aanhaalt dat het goed denkbaar is dat de stukken dan al op Prinsjesdag "op straat liggen". Daar spreekt behoorlijk weinig vertrouwen uit. Ik ben het helemaal eens met de terechte opmerkingen van de heer Rutte. De voorbeelden die de minister-president noemt, hebben niets met de embargoregeling te maken. Die hebben te maken gehad met het disfunctioneren van de vertrouwelijkheid in het kabinet, niet in de Kamer. Pers en Kamer worden nu bestraft, omdat het kabinet de afgelopen jaren slecht heeft gefunctioneerd. Het is zelf naar de pers toe gegaan, een aantal jaren geleden al in augustus naar De Telegraaf, en er zijn stukken uit de zeshoek naar buiten getreden. Ik vind het echt discutabel dat de minister-president suggereert dat wij ons als Kamer niet meer goed mogen voorbereiden, omdat er voorbeelden zijn geweest waarbij het mis is gegaan. Ik vind dat hij zich daarvoor beter moet verantwoorden.

Minister Balkenende:

Het gaat om de presentie van de stukken voor Prinsjesdag. Ik heb zojuist voorbeelden gegeven, daterend uit de periode vanaf 2002, van zaken die eerder op straat kwamen te liggen. Ik vind dat een buitengewoon kwetsbare ontwikkeling, omdat dit geen recht doet aan het karakter van Prinsjesdag. Wij kunnen over tal van andere zaken spreken, maar de vraag is hoe je Prinsjesdag wilt voorbereiden en hoe het debat erna moet verlopen. Wellicht denken wij daar verschillend over, maar de consequentie van de redenering van mevrouw Halsema is een andere dan van het kabinet. Ik vind dat sprake moet zijn van een goede mix. De Kamer moet haar werk kunnen doen door adequaat te kunnen reageren; vandaar de herintroductie van een embargoregeling. Wij hebben recht op een normale presentatie van onze voornemens op Prinsjesdag. Ik begrijp de opmerking van de heer Rutte wel. Hij stelde dat vorig jaar sprake was van een andere situatie, omdat er toen een minderheidskabinet was dat de verkiezingen moest voorbereiden. Een feit is wel dat de aandacht op Prinsjesdag toen was gericht op datgene waar het om ging. Dat was partieel niet eerder naar voren gekomen. Dat wil ik graag overeind houden. De APB vindt vervolgens plaats wanneer die plaatsvindt. Daarover kun je van mening verschillen, maar die weging moet de Kamer zelf maken. Ik hecht in ieder geval aan een goede presentatie van de stukken op Prinsjesdag.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Daar hechten wij ook aan, maar daar hoort de mogelijkheid van kritiek en commentaar bij.

Uw tevredenheid over de gang van zaken vorig jaar is heel veelzeggend. Alle argumenten die u geeft, zijn daaraan ondergeschikt. Vorig jaar was sprake van een overgeregisseerde pr-show en flauwe algemene politieke beschouwingen, een direct gevolg van het wegvallen van de embargoregeling. Zo wilt u het. U wilt een pr-show waarbij u de Kamer eigenlijk onbelangrijk vindt.

Minister Balkenende:

Ik vind het jammer dat u dit zo formuleert. Als ik werkelijk een pr-show zou willen, wat niet het geval is, dan had ik besloten om de regeling van vorig jaar te continueren. Dan was de Kamer geen stukken vooraf aangeboden. Juist om de Kamer in de gelegenheid te stellen om commentaar te leveren, is besloten om de stukken onder embargo eerder ter beschikking te stellen. Dat heeft niets te maken met een pr-show. Het besluit is genomen omdat de Kamer zich dan kan prepareren op het geven van reacties, op basis van documenten. Dat is echt een groot verschil met vorig jaar. Ik vind het jammer dat deze stap op deze manier wordt weggezet.

De heer Dijsselbloem (PvdA):

Ik heb er behoefte aan om dat beeld van vorig jaar aan te vullen. Mij staat bij dat staatssecretaris Wijn al in het voorjaar via zijn website enkele belastingplannen bekend maakte die normaal gesproken in het belastingplan, op Prinsjesdag, de Kamer hadden moeten bereiken. Mij staat bij dat minister Aart-Jan de Geus ook in het voorjaar in De Telegraaf zijn plannen rond de kinderbijslag en de kinderopvang bekend maakte. Die plannen bereikten ons pas op Prinsjesdag. Er is dus wel wat meer te zeggen over hoe het vorig jaar is verlopen. De verantwoordelijkheid daarvoor ligt bij het kabinet. Als de consequentie van dit handelen van bewindslieden is dat de Kamer de stukken laat in handen krijgt en er geen embargoregeling wordt gehanteerd, dan wordt de Kamer twee keer op achterstand gezet. Op het moment dat bewindslieden naar de pers gaan en bewust hun plannen bekend maken, staat de Kamer al op achterstand. Zij kan daarop niet reageren omdat zij niet over de stukken beschikt. Als dan ook de sanctie wordt opgelegd dat de Kamer de stukken later krijgt, dan staat zij dubbel op achterstand.

Minister Balkenende:

Dit is echt een verschil in visie. Ik vind niet dat er sprake is van het op achterstand zetten van de Kamer. U wilt een eerdere aanlevering onder embargo. Met de handreiking van het onder embargo aanleveren van de stukken aan het begin van de dag kan in elk geval niet gezegd worden dat een kabinet frustreert dat Kamerleden kunnen reageren op de stukken die worden gepresenteerd. Dat is het verschil met vorig jaar. Ik herinner mij uit mijn tijd als financieel woordvoerder in de Kamer dat ik mij op specifieke punten in de Miljoenennota richtte. U richt zich ook niet op de hele stapel begrotingshoofdstukken. Het gaat om de cruciale dingen. Wij weten allemaal waar de essentiële punten liggen. Vertelt u mij nu niet dat Kamerleden niet in staat zijn om de kwintessens uit de Miljoenennota te halen op een dag als Prinsjesdag. U doet uzelf dan onrecht aan. U kunt veel meer.

De heer Dijsselbloem (PvdA):

Misschien doet u meer recht aan de geschiedenis als u ingaat op de voorbeelden die ik noemde. U zegt dat een en ander vorig jaar voortreffelijk is gelopen: zo zou het moeten. Ik heb daar een heel andere herinnering aan. Die herinnering betreft met name de rol die de bewindslieden zelf hebben gespeeld.

Minister Balkenende:

Ik wil daar heel duidelijk in zijn: dat was niet goed. u hebt daar gewoon gelijk in. Ik heb ook nadrukkelijk tegen bewindslieden gezegd dat zorgvuldigheid noodzakelijk was vanwege de afschaffing van de embargoregeling. Afgezien van wat in het voorjaar is gebeurd, kunt u geen klachten hebben over wat er is gebeurd toen wij bezig waren met de voorbereiding van de begrotingsstukken, Miljoenennota, enzovoort.

De heer Pechtold (D66):

Wij draaien een beetje om de hete brij heen. Kunt u mij uw woord van eer geven dat niemand van de 150 Kamerleden voor 7.00 uur inzage in de stukken of de informatie die die stukken behelzen, krijgt?

Minister Balkenende:

Wat bedoelt u daarmee te zeggen?

De heer Pechtold (D66):

Fractievoorzitters van coalitiepartijen noch financieel woordvoerders van coalitiepartijen krijgen eerder inzage daarin. Ik vraag om 150 maal gelijke monniken, gelijke kappen.

Minister Balkenende:

Dit gaat om de vraag over het vertrouwen die eerder aan de orde was.

De heer Pechtold (D66):

Ik spreek uit ervaring met hoe zaken hier werken. Als u zegt dat het embargo werkt zoals is uitgelegd en dat dat nodig is om het kabinet te beschermen, dan kunt u mij uw woord van eer geven dat alle 150 Kamerleden voor 7.00 uur 's morgens gelijk behandeld worden. Als u dat niet doet – ik zou u bijna adviseren om het niet te doen – kunt u het woord "vertrouwen" in onze richting gebruiken voor de vrijdag.

Minister Balkenende:

Dit is niet de discussie die ik wil voeren. U vraagt mij eigenlijk of ik u wel vertrouw. Dat is niet de kern van de discussie. Ik heb aangegeven waarom het kabinet eerdere verstrekking van de stukken onder embargo wil. Ik heb gesproken over wat in voorgaande jaren is gebeurd en ik wil het daarbij niet eens hebben over wie daarvoor verantwoordelijk is want vaak kom je daar helemaal niet achter. Het kort voor verschijning onder embargo verstrekken van de stukken komt een ordentelijk verloop van Prinsjesdag ten goede. Dat geldt niet alleen nu. Ik heb aangegeven dat de algemene lijn is dat wij geen embargo hanteren of kort durende embargo's. Dat is een algemene ontwikkeling. De handreiking van het kabinet moet in dat kader worden geplaatst. Ik wil niet de discussie voeren over het al dan niet hebben van vertrouwen. Naar mijn mening is het mijn taak om bij te dragen aan een ordentelijk verloop. In het verleden is hierbij de praktijk ontstaan dat media en Kamer op dezelfde manier worden behandeld. Ik vind het alleszins redelijk van het kabinet om te besluiten om met een kortdurend embargo te werken. Er kan dan worden gereageerd op de Miljoenennota en er wordt recht gedaan aan het karakter van Prinsjesdag.

De heer Pechtold (D66):

Ik val terug op mijn vraag. Geeft u uw woord van eer dat de 150 Kamerleden gelijk behandeld worden met het moment van 7.00 uur?

Minister Balkenende:

Ja, de beschikbaarstelling van stukken om 7.00 uur...

De heer Pechtold (D66):

Het gaat mij om de informatie, niet om het kaftje. Het gaat mij om de informatie die uit de stukken naar voren komt, dus ook om tabelletjes, doorrekeningen, inkomensplaatjes en al dat soort dingen waar de Kamer het kabinet gelijk op moet kunnen beoordelen. Het gaat mij niet om het stuk met de kaft, de letterlijke kopieën of de opmaak, maar om de informatie in de stukken. Ik haak namelijk aan op uw redenering. U wilt terug naar zuiverheid. Het is zuiver als het niet uitmaakt of een financieel woordvoerder in de coalitie of de oppositie zit. Als u wilt uitgaan van dat zuivere principe krijgen alle 150 leden op hetzelfde moment, om 7.00 uur, de informatie.

Minister Balkenende:

De informatie die vorig jaar beschikbaar was vanaf 15.15 uur krijgen alle Kamerleden nu om 7.00 uur.

De heer Pechtold (D66):

U geeft geen antwoord op mijn vraag. Moet ik vertrouwen hebben in dat proces als u een dergelijke vraag niet met ja of nee kunt beantwoorden? Wij kennen de realiteit. Het hele feest is dat u met uw coalitie op deze manier een voorsprong krijgt op de oppositie. Ik wil net als u terug naar een sfeer van niet-lekken en naar een proces dat niet op die manier wordt beïnvloed. Als u dat serieus neemt, kunt u mijn vraag ook serieus beantwoorden.

Minister Balkenende:

Vorig jaar is dit ook niet gebeurd. Er worden geen Miljoenennota's of dat soort dingen aan coalitiepartners overhandigd.

De heer Pechtold (D66):

Daar gaat het mij niet om. U spreekt over de rol tussen Kamer en parlement. U wilt terug naar die zuivere rol. Volgens die redenering worden alle 150 Kamerleden op hetzelfde moment geïnformeerd over de informatie in de Miljoenennota. Ik vraag u om uw woord van eer dat dit betekent dat alle 150 leden de informatie uit de Miljoenennota – dus niet de Miljoenennota zelf – op hetzelfde moment ontvangen. U weet precies wat ik bedoel met deze vraag. Krijg ik hierop een ja?

Minister Balkenende:

Het antwoord daarop is ja.

De voorzitter:

Bent u aan het einde van uw antwoord gekomen?

Minister Balkenende:

Ik heb mijn algemene verhaal gehouden en ben daarna ingegaan op de concreet gestelde vragen. Ik ben dus aan het einde gekomen van mijn eerste termijn.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Mevrouw de voorzitter. De argumenten zijn gewisseld. De enige opbrengst van dit debat is dat de coalitiepartijen op dezelfde achterstand worden gezet als de oppositiepartijen. Ik vind het beeld dat de premier geeft van de Kamer en het parlementaire debat behoorlijk ontluisterend, zoals ik ook het beeld dat hij van zichzelf geeft als financieel woordvoerder nogal ontluisterend vind. Maar dat komt voor eigen rekening.

De Kamer moet zich goed kunnen voorbereiden op het grootste debat van het jaar en dat vraagt meer dan vijf uur op de dag zelf. Een sterk kabinet zou niet bang moeten zijn voor een sterke Kamer, die ook op Prinsjesdag kritiek geeft, steun verleent – iets wat ook nog zou kunnen – en becommentarieert. Ik vind het echt een teleurstelling, zeker in de beginperiode van een kabinet, dat de verhoudingen tussen kabinet en Kamer zo rommelig worden behandeld en eigenlijk zo slecht starten. Dat is wat de premier doet.

Ik dien de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de embargoregeling bijdraagt aan een adequate voorbereiding en een snel inhoudelijk publiek debat over de Miljoenennota en andere Prinsjesdagstukken;

overwegende dat het kabinet in zijn brief van 2 juli 2007 teruggekomen is op de afschaffing van de embargoregeling;

overwegende dat het kabinetsvoorstel een proef te doen met een embargoafspraak, waarin de stukken op dinsdag 18 september 2007 om 7.00 uur beschikbaar komen, onvoldoende ruimte laat voor een adequate voorbereiding en een snel inhoudelijk debat;

verzoekt de regering, de proef met de embargoregeling zo aan te passen dat de Kamer de stukken weer op de vrijdag vóór Prinsjesdag onder embargo in handen krijgt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Halsema, Rutte, Wilders, Thieme en Pechtold.

Zij krijgt nr. 5(30539).

De heer Pechtold (D66):

Mijnheer de voorzitter. De premier heeft zojuist naar mijn gevoel een belangrijke belofte gedaan. Die is dat in de nieuwe verhoudingen tot het parlement het kabinet ons allen gelijk zal behandelen. Hij heeft mij zijn woord van eer gegeven dat voor 7.00 uur op Prinsjesdag niemand van ons meer informatie krijgt dan de ander.

Dat tijdstip is voor mij niet een bevredigend tijdstip. Embargo betekent vertrouwen. Kennelijk heb ik wel vertrouwen vanaf zeven uur 's morgens, maar niet vanaf het weekend ervoor. Volgens mij is het met vertrouwen en zwangerschap zo dat je het niet een beetje hebt of een beetje bent. Ik wil naar verhouding dat wij elkaar vertrouwen. Ik vind vertrouwen vanaf 7.00 uur veel te krap voor een zorgvuldige behandeling en mijn zorgvuldige reactie later op de dag.

Ik steun de motie, maar als die niet wordt aangenomen of als de premier er niet naar handelt, zal ik mij daarbij neerleggen. Als echter in september blijkt dat dit woord van eer gebroken wordt, betekent dat voor mij als parlementariër dat ik dat heel zwaar zal opvatten.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Voor de duidelijkheid: volgens mij bedoelt de heer Pechtold niet te zeggen dat het kabinet ruimte heeft om de motie niet uit te voeren.

De heer Pechtold (D66):

Zeker niet. Daarom steun ik de motie. Ik ga ervan uit dat zij wordt uitgevoerd, als zij wordt aangenomen. Wij lopen nog niet op zaken vooruit. Ik maakte mijn opmerking ook vanuit enige realiteitszin,

De heer Rutte (VVD):

Mevrouw de voorzitter. De minister-president trekt een erg grote broek aan als het gaat om het goed laten verlopen van de verhoudingen op Prinsjesdag. Die broek is zo groot, en veel te groot voor hem, omdat het hem in zijn eerste drie kabinetten niet gelukt is om in het kabinet de vertrouwelijkheid overeind te houden. In Balkenende IV is het alleen maar erger geworden: zie het proces rond de 100 dagen en het bijna dagelijks lekken van leuke plannetjes voordat ze bij de Kamer kwamen. Daarmee maakt de premier zich in de ogen van mijn fractie schuldig aan het verwijt dat het hem niet zozeer te doen is om een zorgvuldige gang van zaken op Prinsjesdag, als wel om een zorgvuldig geregisseerde pr-show op Prinsjesdag voor het kabinet. Misschien nog wel erger is dat hij zich kwetsbaar maakt voor het verwijt arrogant te zijn in de verhouding tussen regering en Kamer.

De heer Cramer (ChristenUnie):

Voorzitter. Wij moeten constateren dat de argumenten uitvoerig gewisseld zijn. De minister-president heeft aangegeven dat ook de kabinetsleden terughoudend zullen zijn over de inhoud van het beleid. Ik benadruk dat wij goed beseffen dat het het kabinet is, dat het tijdstip van verzending bepaalt. Wij zullen ons op de motie beraden.

Minister Balkenende:

Voorzitter. Ik dank de leden voor hun inbreng. Er zijn momenten dat je het eens kunt worden. Er zijn ook momenten dat dat wat lastiger ligt. Ik hoef niet nader in te gaan op wat is gezegd, omdat er een duidelijk verschil van opvatting is over wat er gedaan moet worden.

Ik neem afstand van de opmerking van de heer Rutte, dat het zou gaan om een zorgvuldig geregisseerde pr-show. Het gaat mij om een ordentelijk verloop van Prinsjesdag, waarbij er ruimte is voor voorbereiding van commentaren, maar waarin ook de presentatie voluit tot haar recht kan komen. Dat is de achtergrond.

Met de motie wordt de regering verzocht, de proef met de embargoregeling zo aan te passen, dat de Kamer de stukken weer op vrijdag voor Prinsjesdag onder embargo in handen krijgt. Dat gaat helemaal in tegen mijn betoog. Mij rest niets anders dan aanneming van deze motie krachtig te ontraden.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Aan het eind van de avond zal over de motie worden gestemd.

De vergadering wordt van 16.15 uur tot 16.45 uur geschorst.

Naar boven