Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 27 juni 2007 over het stads- en streekvervoer.

De heer Roemer (SP):

Mevrouw de voorzitter. Ik wil de volgende twee moties indienen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van mening dat aanbestedingen hoogstens een middel kunnen zijn, en dat goed openbaar vervoer het doel is;

overwegende dat decentrale overheden de zeggenschap hebben over het openbaar vervoer en de regering hen daartoe dan ook de middelen dient te geven;

constaterende dat het Europees Parlement geen aanbestedingsplicht voor al het openbaar vervoer wil en mogelijkheden biedt om onder voorwaarden het openbaar vervoer onderhands te gunnen;Roemer

overwegende dat aanbestedingen niet altijd het beste zijn voor het openbaar vervoer;

verzoekt de regering, aanbesteden als verplichting uit de Wet personenvervoer 2000 te halen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Roemer en Duyvendak. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 163(23645).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het Rijk bij de Wet personenvervoer 2000 heeft besloten tot het overdragen van de zeggenschap over het stads- en streekvervoer aan decentrale overheden;

constaterende dat er nauwelijks overzicht is op het functioneren van de concessie op het gebied van prijsontwikkelingen, dienstregelinguren, leeftijd van het materieel, aantal werknemers, arbeidsonrusten, aantal uitzendkrachten, bedieningscriteria, opvolging adviezen van de consumenteninspraak, gehanteerde criteria bij aanbesteding, aantal partijen dat zich heeft ingeschreven bij de aanbesteding, winsten van vervoerbedrijven en tussentijdse wijzigingen van de concessie;

verzoekt de regering, overzichtelijk aan te geven hoe de uitvoering van concessies in het stads- en streekvervoer verlopen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Roemer, Roefs en Duyvendak. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 164(23645).

Mevrouw Roefs (PvdA):

Mevrouw de voorzitter. Ik wil de volgende motie indienen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat bij steden met zowel bus als tram en metro de afsplitsing van de bus onwenselijk is voor de reiziger;

overwegende dat de opheffing van het mobiliteitsprobleem in de Randstad niet gebaat is bij een verdere versnippering van het aanbod;

overwegende dat in de G4 sprake is van gecompliceerde netwerken;

overwegende dat sociale veiligheid een integrale aanpak vergt die moeilijk aan diverse commerciële partijen valt te delegeren;

overwegende dat openbare aanbesteding niet langer door Europese regelgeving verplicht wordt gesteld;

overwegende dat de doelen uit de WP 2000, zijnde de toename van de klantgerichtheid, meer reizigers en toename van de kwaliteit, ook op een andere manier bereikt kunnen worden;

overwegende dat er niet één gezamenlijke cao is voor het stads- en streekvervoer;

verzoekt de regering om, indien op basis van criteria gebaseerd op de WP 2000 wordt aangetoond dat de GVB's in de grote steden marktconform volgens Europese benchmarks werken, de openbare aanbesteding van het ov voor de G4 niet langer te verplichten en dit in de WP 2000 te wijzigen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Roefs, Ouwehand, Duyvendak en Van der Ham. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 165(23645).

De heer Brinkman (PVV):

Voorzitter. Ik dien de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de metro's van Rotterdam en Amsterdam na 21.00 uur bijzonder onveilig zijn, de sociale controle na dit tijdstip nagenoeg ontbreekt;

constaterende dat er momenteel onvoldoende beveiligingspersoneel in de metro aanwezig is;

verzoekt de regering, te bevorderen dat ieder metrostel, in ieder geval na 21.00 uur, permanent wordt voorzien van voldoende beveiligingspersoneel en hiervoor de benodigde afspraken te maken met de gemeentebesturen van Amsterdam en Rotterdam en de Kamer over de uitkomsten van dit overleg te berichten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Brinkman. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 166(23645).Brinkman

Ik maak van de gelegenheid gebruik, de staatssecretaris te verzoeken om kort te antwoorden. De leden krijgen de kans, uitsluitend over hun eigen motie een nadere vraag te stellen. Ik verwacht dat de leden, gezien hun achtergrond, de antwoorden van de staatssecretaris zullen begrijpen, zodat zij daaraan geen behoefte hebben.

Staatssecretaris Huizinga-Heringa:

Voorzitter. Ik zal kort ingaan op de moties.

In de motie van de heer Roemer op stuk nr. 163 wordt de regering verzocht, aanbesteden als verplichting uit de Wet personenvervoer 2000 te halen. Het zal voor de heer Roemer geen verrassing zijn dat ik de aanneming van deze motie sterk ontraad. Wij hebben daarover tijdens het algemeen overleg uitgebreid gesproken. Vanwege de kortheid houd ik het bij dit antwoord en verwijs ik naar wat ik er in het algemeen overleg al over heb gezegd.

In de motie van de heer Roemer op stuk nr. 164 verzoekt hij de regering, overzichtelijk aan te geven hoe de uitvoering van concessies in het stads- en streekvervoer verloopt. Deze gedachte is buitengewoon goed, maar in feite is de regering daar al mee bezig. De aanbestedingen zijn twee keer geëvalueerd en daarover is reeds met de Kamer gesproken. Op dit moment zijn wij bezig met een aanbestedingsmonitor, waarin wordt gekeken naar de manier waarop de aanbestedingen verlopen. Dat is precies waar in de motie om wordt gevraagd. Er wordt bekeken wat de best practices zijn, welke dingen er slecht aflopen en op welke manier je de concessies zodanig kunt verlenen, dat er aan alle onderwerpen die de concessieverlener relevant vindt, aandacht wordt gegeven. Dat doet deze aanbestedingsmonitor. De heer Roemer mag kiezen: of de motie is overbodig of zij is een ondersteuning van het beleid. Ik zou denken dat zijn motie ondersteuning van het beleid is.

De heer Roemer (SP):

Voor alle duidelijkheid: ik heb over dit onderwerp schriftelijke vragen gesteld. De staatssecretaris heeft daarop steeds geantwoord dat zij daar geen inzicht in had. Daarom heb ik deze kwestie vandaag zo specifiek als motie ingediend.

De voorzitter:

Betekent dit dat u de motie intrekt of dat u haar handhaaft?

De heer Roemer (SP):

Ik handhaaf de motie.

Staatssecretaris Huizinga-Heringa:

Mevrouw Roefs verzoekt de regering in haar motie om, indien op basis van criteria, gebaseerd op de Wp 2000 wordt aangetoond dat de GVB's in grote steden marktconform volgens Europese benchmarks werken, de openbare aanbesteding van het ov voor de G4 niet langer te verplichten en dit in de Wp 2000 te wijzigen. Ook hierbij verwijs ik naar mijn standpunt in het algemeen overleg, met name als het gaat over de consistentie van het bestuur en wat lagere overheden en andere burgers mogen verwachten van een wet, als deze wordt aangenomen. Los daarvan vind ik dat het dictum van de motie een aantal andere vragen oproept, vooral de vraag wie zou moeten meten en vaststellen of er marktconform wordt gewerkt. Ik wijs erop dat er voor een economisch begrip, zoals marktconform werken, geen criteria zijn opgenomen in de Wet personenvervoer 2000. Het lijkt mij ook lastig om dat te doen. De uitwerking van deze motie, zoals zij nu is geformuleerd, stelt mij voor een heleboel open vragen en problemen. Dat is voor mij reden te meer om de aanneming van de motie te ontraden.

De motie van de heer Brinkman heeft te maken met de sociale veiligheid. Wij hebben afgesproken dat wij met een vervolgaanvalsplan sociale veiligheid zullen komen in september. Ik raad de heer Brinkman aan, zijn motie tot de verschijning van dit aanvalsplan aan te houden, want de inhoud van de motie heeft daar alles mee te maken.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel voor, aan het einde van de dag over de moties te stemmen.

Daartoe wordt besloten.

Naar boven