34 000 XIII Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Economische Zaken (XIII) en het Diergezondheidsfonds (F) voor het jaar 2015

Nr. 2 MEMORIE VAN TOELICHTING

Inhoudsopgave

A.

Artikelsgewijze toelichting bij het begrotingswets voorstel

3

B.

Artikelsgewijze toelichting bij de begrotingsartikelen

4

1.

Leeswijzer

4

2.

Het Beleid

7

2.1

De Beleidsagenda

7

 

1. Overzichtstabel bedrijfslevenbeleid en topsectoren

22

 

2. Belangrijkste mutaties ontwerpbegroting 2015

24

 

3. Meerjarenplanning beleidsdoorlichtingen

29

 

4. Overzicht Garanties

30

2.2

De Beleidsartikelen

40

 

11 Goed functionerende economie en markten

40

 

12 Een sterk innovatievermogen

50

 

13 Een excellent ondernemingsklimaat

68

 

14 Een doelmatige en duurzame energievoorziening

83

 

16 Concurrerende, duurzame, veilige agro-, visserij- en voedselketens

96

 

17 Groen onderwijs van hoge kwaliteit

113

 

18 Natuur en regio

121

2.3

De niet-beleidsartikelen

135

 

40 Apparaat

135

 

41 Nominaal en onvoorzien

138

3.

Begroting agentschappen

139

3.1

Aansluiting raming begroting agentschappen met financiering door moederdepartement EZ

139

3.2

Agentschap Telecom (AT)

141

3.3

Dienst ICT Uitvoering (DICTU)

147

3.4

Dienst Landelijk Gebied (DLG)

152

3.5

Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA)

156

3.6

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO)

161

4.

Begroting Diergezondheidsfonds

168

4.1

Beleidsartikel 01 Bewaking en bestrijding van dierziekten en voorkomen en verminderen van welzijnsproblemen

169

5.

Bijlagen

179

5.1

Bijlage ZBO’s en RWT’s

179

5.2

Verdiepingsbijlage bij de begrotingsartikelen

186

5.3

Verdiepingsbijlage bij het Diergezondheidsfonds

201

5.4

Europese geldstromen

202

5.5

Moties en toezeggingen

210

5.6

Subsidieoverzicht

242

5.7

Evaluatie- en overig onderzoek

256

5.8

Lijst van afkortingen

262

A. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING BIJ HET BEGROTINGSWETS VOORSTEL

Wetsartikel 1

De begrotingsstaten die onderdeel zijn van de Rijksbegroting, worden op grond van artikel 1, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001 elk afzonderlijk bij de wet vastgesteld. Het wetsvoorstel strekt ertoe om de onderhavige begrotingsstaten van het Ministerie van Economische Zaken voor het jaar 2015 vast te stellen.

Alle voor dit jaar vastgestelde begrotingswetten tezamen vormen de Rijksbegroting voor het jaar 2015. Een toelichting bij de Rijksbegroting als geheel is opgenomen in de Miljoenennota 2015.

Met de vaststelling van dit wetsartikel worden de uitgaven, verplichtingen en de ontvangsten voor het jaar 2015 vastgesteld. De in de begrotingsstaat/begrotingsstaten opgenomen begrotingsartikelen worden in onderdeel B van deze memorie van toelichting toegelicht (de zogenoemde begrotingstoelichting).

Wetsartikel 2

Met de vaststelling van dit wetsartikel worden de baten en de lasten, het saldo van de baten en de lasten en de kapitaaluitgaven en -ontvangsten van de in de staat opgenomen agentschappen voor het jaar 2015 vastgesteld. De in die begrotingen opgenomen begrotingsartikelen worden toegelicht in onderdeel B (Begrotingstoelichting) van deze memorie van toelichting en wel in de paragraaf inzake de agentschappen.

Wetsartikel 3

De begrotingsstaten die onderdeel zijn van de Rijksbegroting, worden op grond van artikel 1, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001 elk afzonderlijk bij de wet vastgesteld. Het wetsvoorstel strekt ertoe om de onderhavige begrotingsstaat van het Diergezondheidsfonds voor het jaar 2015 vast te stellen.

Alle voor dit jaar vastgestelde begrotingswetten tezamen vormen de Rijksbegroting voor het jaar 2015. Een toelichting bij de Rijksbegroting als geheel is opgenomen in de Miljoenennota 2015.

Met de vaststelling van dit wetsartikel worden de uitgaven, verplichtingen en de ontvangsten voor het jaar 2015 vastgesteld. Het in de begrotingsstaat opgenomen begrotingsartikel wordt in onderdeel B van deze memorie van toelichting toegelicht (de zogenoemde begrotingstoelichting).

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

B. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING BIJ DE BEGROTINGSARTIKELEN

1. LEESWIJZER

De leeswijzer gaat in op de volgende onderwerpen:

  • 1. Begrotingsstructuur;

  • 2. Prestatiegegevens;

  • 3. Groeiparagraaf;

  • 4. Verwerking motie Schouw en motie Hachchi c.s.

1. Begrotingsstructuur

Verantwoord Begroten

Op 20 april 2011 is de aanpassing van de presentatie van de Rijksbegroting onder de naam «Verantwoord Begroten» in de Tweede Kamer behandeld (TK, 31 865, nr. 26). Deze presentatie geeft meer inzicht in de financiële informatie, de rol en verantwoordelijkheid van de Minister en laat een duidelijke splitsing tussen apparaat en programma zien. In deze begroting zijn alle begrotingsartikelen ingevuld volgens de nieuwe voorschriften, inclusief de aanpassing van de tabel Budgettaire gevolgen van beleid.

Beleidsagenda

In de beleidsagenda wordt eerst de economische situatie beschreven. Vervolgens gaat de beleidsagenda in op de volgende onderwerpen:

  • 1) Veranderende verhoudingen in de wereld;

  • 2) Technologische ontwikkelingen steeds meer bepalend;

  • 3) Versterking van natuurlijk kapitaal en verduurzaming;

  • 4) Maatschappij en overheid in beweging.

Bij elk onderwerp is aangegeven wat de beleidsinzet is van dit kabinet. Achter de beleidsagenda is een overzichtstabel (overzichtsconstructie) opgenomen die inzicht geeft in de Rijksmiddelen die worden ingezet voor het Bedrijfslevenbeleid en de Topsectoren. Voorts zijn in de beleidsagenda de belangrijkste begrotingswijzigingen vermeld na de Voorjaarsnota 2014. Tenslotte is een overzicht opgenomen met de meerjarenplanning van de beleidsdoorlichtingen en een overzicht met de garanties.

Beleidsartikelen

Aansluitend op de beleidsagenda volgt de toelichting op de beleidsartikelen. Per beleidsartikel is een algemene doelstelling en een beschrijving van de rol en verantwoordelijkheid van de bewindspersonen opgenomen. Voor elk beleidsartikel zijn de belangrijkste beleidswijzigingen apart opgenomen onder het kopje «beleidswijzigingen». De financiële instrumenten zijn voorzien van een korte toelichting. Waar mogelijk wordt, voor een meer inhoudelijke en gedetailleerde beleidstoelichting, verwezen naar de relevante beleidsnota’s of brieven die naar de Tweede Kamer zijn gestuurd.

In de budgettaire tabellen van de beleidsartikelen zijn de financiële instrumenten onderverdeeld naar de volgende categorieën: subsidies, opdrachten, garanties, leningen, bekostiging, bijdrage aan agentschappen, bijdrage aan ZBO’s/RWT’s, bijdrage aan (inter)nationale organisaties en bijdragen aan mede-overheden. Deze onderverdeling komt ook terug in de structuur van het beleidsartikel.

Overzichtstabel agentschappen

In het hoofdstuk «De agentschappen» is een overzichtstabel agentschappen opgenomen. In deze tabel is de aansluiting te maken tussen de «opbrengst moederdepartement» zoals opgenomen in de agentschapsparagrafen en de «bijdrage aan agentschappen» zoals opgenomen in de begrotingsartikelen. Eventuele resterende verschillen zijn toegelicht.

2. Prestatiegegevens

In de beleidsartikelen wordt onder de algemene doelstelling aangegeven waar de Minister van EZ voor verantwoordelijk is. Indien voor deze doelstellingen een directe relatie gelegd kan worden tussen het gevoerde beleid en de gewenste (maatschappelijke) uitkomst, zijn prestatie-indicatoren opgenomen. Bij de doelstellingen waarbij EZ een belangrijke bijdrage kan leveren door de juiste randvoorwaarden te creëren en het resultaat afhankelijk is van externe factoren, is het niet of beperkt mogelijk om prestatie-indicatoren op te nemen en wordt volstaan met kengetallen over ontwikkelingen op het betreffende beleidsterrein. Daarnaast zijn, waar mogelijk, prestatie-indicatoren en kengetallen opgenomen op instrumentniveau, die inzicht geven in het bereiken van specifieke resultaten.

3. Groeiparagraaf

Begroting Diergezondheidsfonds

In deze Ontwerpbegroting is voor de eerste keer de begroting van het Diergezondheidsfonds (DGF) integraal opgenomen. De begrotingsstaat voor het jaar 2015 van het DGF is terug te vinden in het wetsdeel en in de artikelsgewijze toelichting bij het begrotingswetsvoorstel is het wetsartikel 3 toegevoegd. Onder de artikelsgewijze toelichting bij de begrotingsartikelen is de toelichting op de DGF-begroting als een apart onderdeel opgenomen. Het DGF blijft daarmee als apart begrotingshoofdstuk bestaan, maar de afzonderlijke presentatie is met ingang van 2015 komen te vervallen. Deze keuze is om efficiencyredenen gemaakt.

Opzet beleidsartikel 16

De opzet van het beleidsartikel 16 (Concurrerende, duurzame, veilige agro-, visserij- en voedselketens) is ten opzichte van de vorige begroting aangepast. Dit artikel is meer in lijn gebracht met de uitgangspunten van «Verantwoord Begroten». In de nieuwe opzet van beleidsartikel 16 zijn de bestaande financiële instrumenten in de budgettaire tabel geclusterd naar de volgende beleidsthema’s:

  • Duurzame veehouderij;

  • Mestbeleid;

  • Plantaardig productie;

  • Plantgezondheid;

  • Diergezondheid en dierenwelzijn;

  • Voedselveiligheid- en kwaliteit;

  • Voedselzekerheid en internationaal;

  • Visserij;

  • Agrarisch ondernemerschap;

  • Agrarische innovatie;

  • Kennisontwikkeling en innovatie.

De voormalige artikelonderdelen 16.1 tot en met 16.5 zijn daarmee komen te vervallen. De toelichtingen bij de financiële instrumenten zijn meer gericht op de concrete beleidsinzet van de betreffende instrumenten. Het beleidsartikel is daarmee compacter van omvang geworden en daardoor beter leesbaar.

4. Verwerking motie Schouw en motie Hachchi c.s.

Motie Schouw

In juni 2011 is de motie Schouw c.s. ingediend en aangenomen (TK, 2010–2011, 21 501-20, nr. 537). Deze motie zorgt er voor dat de landenspecifieke aanbevelingen van de Raad op grond van de nationale hervormingsprogramma’s een eigenstandige plaats te geven in de departementale begrotingen. Voor de beleidsterreinen van EZ zijn geen specifieke aanbevelingen gedaan.

Motie Hachchi c.s.

Ter uitvoering van de motie Hachchi c.s. (TK, 33 000 IV, nr. 28) brengen departementen in kaart welke uitgaven zij doen in Caribisch Nederland, uitgesplitst per instrument. Hiervoor geldt een ondergrens van € 1 mln. De totale uitgaven van EZ voor Caribisch Nederland in 2015 bedragen

€ 11,2 mln. Deze uitgaven zijn verdeeld over de beleidsartikelen 11, 13, 14, 18. De uitgaven voor de beleidsartikelen 11 en 13 zijn lager dan de ondergrens van € 1 mln en worden derhalve niet opgenomen in de budgettaire tabellen. De uitgaven op beleidsartikel 14 voor energiekosten Caribisch Nederland en beleidsartikel 18 voor Natuurprojecten Caribisch Nederland zijn apart opgenomen in de budgettaire tabellen.

Sinds 10 oktober 2010 is Nederland verantwoordelijk voor de veterinaire gezondheidszorg in Caribisch Nederland (Bonaire, St Eustatius en Saba). Het DGF heeft vooralsnog geen betrekking op de veehouders in dit gebied.

2. HET BELEID

2.1 DE BELEIDSAGENDA

Inleiding

Na een zware periode, getekend door een financiële en economische crisis, groeit de Nederlandse economie weer. Er is sprake van pril herstel, wat bijvoorbeeld is terug te zien in het voorzichtig aantrekken van de arbeidsmarkt. Tegelijkertijd wordt het economische tij gekenmerkt door onzekerheden. De politieke spanningen rond Oekraïne en in het Midden-Oosten vormen een risico voor de wereldhandel en daarmee ook voor de Nederlandse economie.

In de afgelopen jaren heeft onze economie veerkracht getoond. Het schept vertrouwen dat ook in de crisisjaren de Nederlandse economie tot de tien meest competitieve economieën in de wereld behoorde.1 De kernkwaliteiten van onze samenleving sluiten aan bij de eisen van deze tijd: open, duurzaam, transparant, creatief en gericht op samenwerking. In 2015 werkt het kabinet verder aan het versterken en vergroten van onze welvaart in ruime zin: meer werk en inkomen, met oog voor natuur en een goede leefomgeving. Het kabinet zet een breed pakket aan maatregelen in, gericht op de uitdagingen van vandaag en morgen. Dit doet het niet alleen, maar in samenwerking met maatschappelijke organisaties, het bedrijfsleven, medeoverheden en als schakel tussen regio’s, Europa en de wereld.

Tabel 1: Positie van Nederland op de (wereld)ranglijsten

(Wereld)ranglijst

Positie NL

bbp per hoofd van de bevolking1

18

Arbeidsproductiviteit2

5

Goederenuitvoer3

5

Dienstenuitvoer3

9

Landbouwexport3

2

Concurrentiekracht4

8

Innovatiekracht binnen EU5

6

Bron: 1Wereldbank, 2Conference Board, 3Wereldhandelsorganisatie, 4World Economic Forum, 5EU Innovation Union Scoreboard

Stand van de economie2

Sinds 2008 ondervindt Nederland de gevolgen van de financiële crisis. De crisis raakte de financiële sector hard, sloeg over naar de reële economie en legde onhoudbare schuldposities bloot bij overheden, bedrijven en burgers. Verschillende steunoperaties, onder andere van de Europese Centrale Bank, waren nodig om de rust en het vertrouwen te herstellen. Daarbij zijn krachtigere begrotingsafspraken gemaakt en is de coördinatie van en het toezicht op het economische en budgettaire beleid versterkt. Inmiddels is met het op orde brengen van de overheidsfinanciën en het terugbrengen van schulden in de private sector, bij zowel het bedrijfsleven als huishoudens, een proces van balansherstel ingetreden. De economie herstelt volgens het gebruikelijke patroon, waarbij eerst de uitvoer aantrekt, daarna de binnenlandse bestedingen en vervolgens de werkgelegenheid. De economische groei in Nederland zal naar verwachting van het CPB in 2014 uitkomen op ¾ procent en in 2015 op 1¼ procent. Bij verdere escalatie van politieke spanningen rond Oekraïne zou de groei in 2015 ¼ tot ½ procent lager kunnen uitvallen.

De recente verwachtingen voor de wereldhandel zijn iets minder positief dan eerder verwacht. De uitvoer zal naar verwachting in 2014 met 3¼ procent en in 2015 met 3¾ procent groeien. De bedrijfsinvesteringen laten ten opzichte van 2013 een herstel zien. In 2013 krompen de investeringen met 2,5 procent, in 2014 zullen deze naar verwachting met 2½ procent en in 2015 met 5½ procent toenemen. Voor 2015 is de verwachting dat de binnenlandse bestedingen, waaronder de consumptie van huishoudens, na jaren van krimp weer een positieve bijdrage leveren. Zoals gebruikelijk reageert de arbeidsmarkt met vertraging op de aantrekkende productie. In 2014 zal de werkloosheid naar verwachting op 7 procent uitkomen. Verschillende indicatoren voor de arbeidsmarkt stemmen echter positief. Zo neemt het aantal uitzenduren al bijna een jaar toe en loopt het aantal vacatures al vier kwartalen op rij op. Dit duidt op een voorzichtig herstel van de arbeidsmarkt.

Tabel 2: Kerngegevens Nederlandse economie. Procentuele mutatie, tenzij anders vermeld.
 

2012

2013

2014

2015

Bruto binnenlands product

– 1,7

– 0,7

¾

Consumptie huishoudens

– 1,4

– 1,6

0

1

Overheidsconsumptie

– 1,6

– 0,2

– ¾

0

Bruto investeringen bedrijvensector (exclusief woningen)

– 4,9

– 2,5

Uitvoer van goederen en diensten

3,2

2,0

Invoer van goederen en diensten

2,8

0,8

3

Consumentenprijsindex

2,5

2,5

1

Koopkracht, mediaan alle huishoudens

– 2,1

– 1,4

½

Werkloze beroepsbevolking (niveau in duizend personen)

469

600

620

605

Werkloze beroepsbevolking (internationale definitie)

5,3

6,7

7

Bron: Aangepast van CPB (augustusraming 2014)

Uitdagingen voor de middellange tot lange termijn

Groei en werkgelegenheid hebben prioriteit voor het kabinet. Hoewel de economie stevig is geraakt door de financiële crisis is het, aldus het CPB, mogelijk om terug te keren naar de structurele groeivoet van voor de crisis.3 De ambitie van het kabinet ligt echter hoger dan de gemiddelde jaarlijkse 1½ procent structurele groei van het begin van deze eeuw. De groei zal in toenemende mate moeten komen uit een verhoging van de arbeidsproductiviteit en het werken van meer uren. Door vergrijzing en ontgroening zal het groeipotentieel uit het arbeidsaanbod de komende decennia beperkter zijn.

Tabel 3: Macro-economische kerngegevens scenario’s 2016–2023. Procentuele mutaties.
 

Aantrekkend herstel

Gematigd herstel

Vertraagd herstel

Feitelijk bbp

¾

Potentiële bbp

2

1

1

Potentiële arbeidsproductiviteit

1

1

Potentiële arbeidsaanbod (in uren)

¼

0

0

Arbeidsproductiviteit (feitelijk)

1

¾

Bron: Aangepast van CPB (2014), «Roads to Recovery»

Het kabinet streeft naar economische groei die duurzaam is. De vraag naar voedsel, grondstoffen, water en energie stijgt de komende decennia sterk. Er zijn aanpassingen nodig om welvaart en welzijn in de toekomst veilig te stellen. Om de transitie naar groene groei op gang te brengen dienen natuur, leefmilieu, dierenwelzijn, voedselveiligheid en -productie en energie onlosmakelijke onderdelen te worden van duurzame economische en maatschappelijke ontwikkelingen.

Het zal geen gemakkelijke opgave zijn om de groeiambities van het kabinet te realiseren. Nederland is, als open economie, gevoelig voor internationale ontwikkelingen. Ondernemers zullen, samen met maatschappelijke organisaties, kennisinstellingen en medeoverheden, moeten inspelen op de economische en maatschappelijke trends en uitdagingen die daaruit voortvloeien. Ook het Ministerie van Economische Zaken zet zich hiervoor in. Samen werken we aan een duurzaam en ondernemend Nederland. In het beleid van het ministerie spelen de trends van veranderende verhoudingen in de wereld, voortschrijdende technologie, de noodzaak om duurzaam om te gaan met natuurlijk kapitaal en ontwikkelingen in de maatschappij en bij de overheid een belangrijke rol. De beleidsagenda is dan ook thematisch langs deze trends vormgegeven.

1. Veranderende verhoudingen in de wereld

De verschuiving van zwaartepunten in de wereldeconomie zet de komende decennia verder door. Opkomende economieën zoals van de BRIC-landen4 en van diverse landen in Zuidoost-Azië zijn niet meer weg te denken in de huidige economische ordening en zullen de komende jaren verder aan gewicht winnen. De positie en opvattingen van deze landen spelen een steeds belangrijker rol. Ook neemt de concurrentie op internationale (grondstoffen)markten toe. Dit vraagt om nieuwe internationale netwerken en afspraken en om bijstelling van prioriteiten voor overheden en bedrijfsleven. Voor een open economie als Nederland is internationale samenwerking cruciaal voor versterking van het verdienvermogen. De Nederlandse uitgangspositie is goed. Volgens de meest recente editie van de DHL Global Connectedness Index, waarin handel- kapitaal-, personen- en informatiestromen van landen worden geanalyseerd, is Nederland al jaren het meest economisch verweven land ter wereld.5 Verdere integratie van economieën via internationale waardeketens biedt goede economische kansen, zoals ook toegelicht in de kabinetsbrief «Versterking van de positie van Nederland in mondiale waardeketens» (zie box 1)6.

Box 1: Optimalisatie van internationale waardeketens

Door globalisering raken economieën steeds meer met elkaar verbonden. Na de toename van de onderlinge handel verschuift de nadruk meer naar gezamenlijke productie in gedeelde internationale waardeketens. Het meeste geld wordt verdiend met de activiteiten aan het begin en einde van de waardeketen: Research & Development, branding, design, sales en marketing. Als dit grafisch wordt weergegeven, levert dit een U-vorm op die bekend staat als de glimlach-curve, zie figuur 1.

Figuur 1: Internationale waardeketens en toegevoegde waarde

Figuur 1: Internationale waardeketens en toegevoegde                     waarde

Bron: Gebaseerd op Shih (1992), Dedrick en Kraemer (1999) en Baldwin (2012)

Het systeem van internationale arbeidsdeling is winstgevender geworden doordat transportkosten fors zijn afgenomen en de ICT-revolutie de coördinatiekosten aanzienlijk heeft verlaagd.7 Ontwikkelde landen winnen bijvoorbeeld aan concurrentiekracht door productie goedkoper te laten plaatsvinden in lagelonenlanden. De minder ontwikkelde landen winnen aan concurrentiekracht door gebruik te maken van de kennis uit meer ontwikkelde landen om daarmee betere producten te maken. Bovendien kunnen landen zich specialiseren in bepaalde taken waardoor de arbeidsproductiviteit stijgt.8 Dit is vooral belangrijk voor kleine economieën. Voor Nederland zijn met name de activiteiten aan het begin en einde van de waardeketen, met een hoge toegevoegde waarde, van belang. Het Nederlandse topsectorenbeleid sluit hierop aan. Het is gericht op hoogwaardige kenniscreatie en valorisatie van kennis en innovatie. Daarnaast draagt het bij aan een goed opgeleide beroepsbevolking, de exportkansen voor Nederlandse bedrijven en het wegnemen van belemmerende wet- en regelgeving.

De bijdrage van de export bedraagt op dit moment ongeveer 30 procent van het bbp.9 De meeste handel wordt nog altijd gedreven met nabije buurlanden. Van de Nederlandse export van goederen gaat 24 procent naar Duitsland, 11 procent naar België en 8 procent naar respectievelijk Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk.10

Beleidsprioriteiten in 2015

Het Nederlandse bedrijfsleven profiteert van nauwe economische samenwerking met andere landen. Het kabinet bevordert de samenwerking onder andere door het organiseren van economische missies en handelsverdragen. De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) helpt en adviseert Nederlandse ondernemingen actief in het buitenland. RVO vervult eenzelfde rol voor buitenlandse bedrijven, uit met name Noord-Amerika en Azië, die nieuwe activiteiten in Nederland willen opzetten of bestaande activiteiten willen uitbreiden. Als onderdeel van het Rijksbrede buitenlandnetwerk onderhoudt het Ministerie van Economische Zaken een netwerk van attachés over de hele wereld die internationaal opererende bedrijven ondersteunen en adviseren op het gebied van innovatie, landbouw en buitenlandse investeringen.

Op het gebied van agro-food is Nederland een wereldspeler. De agrarische export bedroeg in 2013 € 83,6 mld11. Daarmee is Nederland de tweede agro-exporteur ter wereld. Deze positie is mede te danken aan de efficiëntie van de sector en aan het goed werkende landbouwkennissysteem. In de agrosector neemt het aantal en de complexiteit van handelsbelemmeringen toe. Daarom is gerichte inzet van de overheid nodig om markttoegang voor planten, plantmateriaal en dierlijke producten zeker te stellen. Met name in landen waar de overheid een groot aandeel heeft in de economische sturing is diplomatieke ondersteuning noodzakelijk. De sancties van Rusland vragen hierbij speciale aandacht (zie box 2). Om de exportpositie buiten de Europese Unie te versterken, zal daarnaast de komende jaren aandacht uitgaan naar China, India, Indonesië, Brazilië en de Verenigde Staten. Het Nederlandse exporterende bedrijfsleven krijgt betere toegang tot financiering om een gelijker speelveld te creëren met concurrenten in het buitenland. Het kabinet komt in 2015 met voorstellen voor aanpassing van het bestaande instrumentarium van exportkredietverzekeringen en investeringsgaranties.

Box 2: Gevolgen van sancties door Rusland

Dat de internationale integratie van economieën en sectoren risico’s en onzekerheden met zich meebrengt wordt geïllustreerd door de wederzijdse sancties van Rusland en de Europese Unie. In reactie op een eerder aangenomen EU-sanctiepakket vanwege de Russische opstelling bij het conflict in Oekraïne, heeft Rusland begin augustus importrestricties afgekondigd voor verschillende agrarische producten uit onder andere de Europese Unie. Hoewel het aandeel van de Nederlandse agrarische export naar Rusland met 1,9 procent van de totale agrarische export beperkt is, kunnen specifieke sectoren en bedrijven door de Russische maatregelen hard worden geraakt. Ook zullen de sancties voelbaar zijn in andere delen van de keten zoals de transport- en logistieksector en de groothandel. De aard en de omvang van de Russische maatregelen vragen primair om een Europese aanpak. Met een gemeenschappelijke aanpak kan krachtiger en effectiever worden gereageerd.

In Europees verband zet het kabinet in op een krachtig Gemeenschappelijk Landbouwbeleid, gericht op versterking van de concurrentiekracht van agrariërs, innovatie en verduurzaming. De nadruk van het Europese landbouwbeleid ligt op het verder afbouwen van markt- en prijsbeleid tot een vangnet voor crisissituaties en meer doelgerichte directe betalingen aan agrariërs.

Het nieuwe Gemeenschappelijke Visserijbeleid zal in 2015 worden geïmplementeerd. Bij de implementatie ligt het zwaartepunt op de invoering van de aanlandplicht. Het Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij, dat begin 2015 operationeel zal worden, ondersteunt de hervorming van het Gemeenschappelijke Visserijbeleid. Het fonds is gericht op verbetering van de concurrentiepositie en verdere verduurzaming van de visserij- en aquacultuur.

Op Europees niveau en bij lidstaten zelf kunnen belangrijke stappen worden gezet voor het creëren van groei en banen. Als handelsland profiteert Nederland van stabiliteit en groei in de Europese Unie. Een beter werkende interne markt kan volgens schattingen van de Europese Commissie de komende 10 jaar leiden tot extra economische groei van circa 4 procent van het Europese bbp. Nederland heeft dus veel te winnen bij verdere economische integratie, het terugdringen van administratieve lasten en het creëren van open markten. Het kabinet maakt versterking van de interne markt en prikkels bij lidstaten om structurele hervormingen door te voeren tot prioriteit richting de nieuwe Europese Commissie en in het eigen voorzitterschap in 2016.

Het kabinet pleit op Europees niveau voor het creëren van één digitale interne markt, onder andere door invoering van een Europese titel voor auteursrecht, in plaats van 28 nationale auteursrechttitels. Nederland kan hier sterk van profiteren vanwege het hoge internetgebruik en het hoge percentage detailhandelaren dat hun goederen of diensten online aanbiedt. Om tot één Europese telecommarkt te komen streeft het kabinet naar versterking van de Europese toezichthouder en volledige afschaffing van roamingtarieven. Ook zet het kabinet in op het makkelijker maken van grensoverschrijdende e-commerce, samen met gelijkgezinde lidstaten. Dit kan onder andere door verdere harmonisering van consumentenrechten.

Het kabinet zal de Europese dienstenrichtlijn voortvarend uitvoeren en zal hiertoe eisen aan gereglementeerde beroepen en activiteiten in Nederland vereenvoudigen en waar mogelijk afschaffen, met name in de bouw, zakelijke dienstverlening en veiligheidssector. Om sneller voortgang te boeken binnen Europa werkt Nederland ook geregeld met een kleinere groep gelijkgestemde lidstaten (frontrunners) aan dossiers op het gebied van elektronische handel, één loket voor zakelijke dienstverlening en het opzetten van nationale Single Market Centres. Ook zullen op korte termijn afspraken met de Benelux-landen worden gemaakt om nationale koppen op Europese regelgeving voor detailhandel in beeld te brengen en waar nodig af te schaffen en tot een gezamenlijke markt te komen voor verwerking, transport en recycling van afval.

2. Technologische ontwikkelingen steeds bepalender

Waar de groei van de Nederlandse economie in de afgelopen decennia voor een belangrijk deel werd bepaald door een grotere arbeidsinzet, moet deze de komende jaren vooral komen uit de groei van de arbeidsproductiviteit.12 Ontwikkelingen in het arbeidsaanbod dragen, mede als gevolg van vergrijzing en ontgroening, steeds minder bij aan de economische groei; technologische vooruitgang, innovaties en kennis des te meer. Technologische ontwikkelingen volgen elkaar steeds sneller op. Door toenemende concurrentie en fragmentatie zijn doorbraaktechnologieën steeds korter bepalend. De time to market, zoals aangegeven in figuur 2, neemt af. De marktleiders van vandaag zijn steeds minder vaak ook de marktleiders van morgen.

Figuur 2: Sterke toename van technologische vernieuwing gekoppeld aan steeds snellere commerciële uitrol van nieuwe techniek

 Figuur 2: Sterke toename van technologische                     vernieuwing gekoppeld aan steeds snellere commerciële uitrol van nieuwe                     techniek

Bron: Gebaseerd op Comin & Hobijn (2008), «An Exploration of Technology Diffussion», Online database World Intellectual Property Organization, juni 2012

Informatie- en communicatietechnologie (ICT) zal naar verwachting nog lange tijd een belangrijke bijdrage leveren aan economische groei. Het is een technologie die in talloze toepassingen wordt verspreid en daarmee een cyclus van investeringen op gang brengt. Door het slim combineren van ICT, logistiek en dienstverlening worden productieprocessen in de industrie en de land- en tuinbouw steeds innovatiever. Machines onderling, producten en productiemiddelen raken meer en meer verbonden door middel van sensoren en door toepassing van het zogenaamde internet of things. Ook de ontwikkeling van big data, ofwel de analyse van steeds grotere hoeveelheden informatie, gaat naar verwachting een groei van economische activiteiten teweegbrengen. De data die hiermee verzameld worden, bieden veel mogelijkheden voor interessante verdienmodellen.

Voor de groei van de arbeidsproductiviteit is een omgeving van belang die de toepassing en de verspreiding van nieuwe producten, oplossingen en slimmere werkwijzen faciliteert. Traditiegetrouw heeft Nederland een omgeving die het adopteren van en het aanpassen aan nieuwe technologieën stimuleert: het opleidingsniveau van de beroepsbevolking en de kwaliteit van de wetenschap zijn hoog, de fysieke en digitale infrastructuur zijn van hoge kwaliteit en publieke en private partijen werken intensief samen. De wereld wordt echter steeds dynamischer, de vraag pluriformer en de concurrentie neemt toe. Het is essentieel om wendbaar en vernieuwend te blijven.

Beleidsprioriteiten in 2015

Met het generieke bedrijfslevenbeleid worden ondernemers uitgedaagd om vernieuwend en wendbaar te zijn. Zo worden ondernemers via de WBSO13 fiscaal gestimuleerd om zelf aan Research & Development te doen en nieuwe producten te ontwikkelen. Daarnaast levert het kabinet maatwerk via het topsectorenbeleid. Ondernemers, kennisinstellingen en overheden werken samen aan oplossingen voor maatschappelijke uitdagingen die een bron zijn voor het Nederlandse verdienvermogen; met andere woorden Global Challenges, Dutch Solutions. Nederlandse bedrijven spelen daar nu al op in met producten en diensten die wereldwijd geëxporteerd worden. Goede voorbeelden zijn de Nederlandse voedingsmiddelen- en de agro-sector. Deze sectoren combineren een sterke positie op het gebied van groene innovatie met een uitstekende exportpositie.

In 2015 wordt het bedrijfslevenbeleid koersvast voortgezet, met als speerpunten de actualisatie van innovatiecontracten, de versterking van betrokkenheid van het MKB door verhoging van het budget voor de MKB-innovatiestimuleringsregeling met € 30 mln en een nauwere aansluiting tussen het topsectorenbeleid en het Europees onderzoeks- en innovatieprogramma Horizon 2020. Het kabinet stelt in 2014 een special envoy voor startups aan om het Nederlandse profiel als een internationaal aantrekkelijke plek voor jonge, innovatieve bedrijven te versterken. Onderdeel van deze aanpak is betere benutting van bestaande financieringsinstrumenten, onderwijsinitiatieven (zoals aandacht voor coderen, apps ontwikkelen in het voortgezet onderwijs) en het versterken van innovatieve ecosystemen (zoals het Amsterdamse startup-initiatief). Ook zal het kabinet, samen met kennisinstellingen, bedrijven, maatschappelijke organisaties en medeoverheden in 2015 een wetenschapsagenda op. Deze agenda benoemt uitdagende thema’s waar de wetenschap zich op gaat richten, met een actieve betrokkenheid van bedrijven en maatschappelijke organisaties. Zowel de profileringsafspraken van de universiteiten, als de sectorplannen onderzoek en de middelen van NWO zullen worden gericht op de thema’s uit de Wetenschapsagenda. Het is belangrijk dat de wetenschapsagenda aansluit bij de maatschappelijke uitdagingen en de Europese Horizon 2020-agenda. Hierdoor kunnen de wetenschapsagenda en inspanningen binnen de topsectoren elkaar versterken.

Ondernemers hebben financiering nodig om nieuwe ideeën te realiseren en op de markt te brengen. De afgelopen jaren is het voor het MKB, dat sterk afhankelijk is van bankfinanciering, moeilijker geworden om financiering te krijgen. Het is van belang dat het Nederlandse financieringslandschap diverser van karakter wordt. Het kabinet stelt een uitgebreid instrumentenpakket ter beschikking en richt zich specifiek op het MKB. Met het «Aanvullend actieplan voor MKB-financiering»14 neemt het kabinet in 2015 extra maatregelen om de markt voor risicodragend vermogen door te ontwikkelen, het financieringsaanbod te verbreden en bestaande overheidsinstrumenten te verbeteren. Daarnaast richt het kabinet zich op de ontwikkeling van alternatieve financieringsvormen zoals kredietunies, crowdfunding en de MKB-beurs NPEX en het wegnemen van informatieasymmetrie over kredietwaardigheid. Verder ondersteunt het kabinet marktpartijen bij het oprichten van een fonds voor achtergestelde leningen en geeft het een extra impuls aan co-financiering met business angels. Om direct een impuls te geven aan innovatie stelt het kabinet een Toekomstfonds in. Er komt € 200 mln beschikbaar voor revolverende financiering van innovatieve MKB-bedrijven. De rendementen van het fonds komen beschikbaar voor uitgaven aan fundamenteel en toegepast onderzoek. Tot slot ziet het kabinet in de Nederlandse Investeringsinstelling (NII) een krachtig initiatief dat gaat bijdragen aan een gevarieerder financieringslandschap. De NII moet het voor pensioenfondsen en verzekeraars makkelijker en aantrekkelijker maken om te investeren in Nederlandse projecten.

Nederland is met zijn hoogwaardige informatie- en communicatietechnologie-infrastructuur een belangrijke digital gateway voor Europa. De ontwikkelingen in ICT gaan snel en dringen door tot in de haarvaten van de maatschappij. Om het bedrijfsleven en burgers hiervan optimaal te laten profiteren, zorgt het kabinet voor goede randvoorwaarden. Het kabinet geeft meer ruimte aan innovatief gebruik van data en komt in 2015 met concrete voorstellen. Wetgeving wordt aangepast zodat op verantwoorde wijze nieuwe datagedreven innovaties en verdienmodellen tot stand kunnen komen. Ook zal het gebruik van open data worden gefaciliteerd en regels omtrent intellectueel eigendom gemoderniseerd. Voorts voert het kabinet de actie-agenda Smart Industry uit die moet leiden tot nieuwe manieren van samenwerken en produceren in de Nederlandse (maak)industrie.

Het kabinet versterkt in 2015 de cybersecurity. Zo wordt de kennisbasis op het gebied van digitale veiligheid verbreed en komt er een keurmerk veilig internet voor het MKB. Dit maakt ondernemers minder kwetsbaar voor digitale inbraken en versterkt het consumentenvertrouwen in e-commerce. De investeringen in cybersecurity en internationale samenwerking bieden ook bij uitstek kansen voor het Nederlandse bedrijfsleven om exportkansen in deze mondiale groeisector te grijpen.

Ook het winkellandschap is aan verandering onderhevig. Consumenten winkelen steeds meer online en zijn beter geïnformeerd over kwaliteit en prijs. Het kabinet neemt maatregelen die ervoor zorgen dat de detailhandel sneller kan inspelen op veranderende voorkeuren van het winkelpubliek. Met het oog op de aantrekkelijkheid van binnensteden doet het kabinet voorstellen om leegstaande winkelruimtes sneller een andere bestemming te geven. Ook neemt het kabinet maatregelen om de combinatie van fysieke en online detailhandel te faciliteren. Tevens komt er een Nederlandse gedragscode franchise met een bijbehorende geschillencommissie.

Het kabinet stelt in 2015 een Agenda Stad op om de concurrentiekracht en leefbaarheid van Nederlandse steden verder te versterken. Deze is er mede op gericht om bestemmingsplannen, bouwprocedures en bestaande investeringsprogramma’s beter bij stedelijke groei aan te laten sluiten. Uiteraard doet het kabinet dit samen met de steden, bedrijven en kennisinstellingen.

Voor de groei van de productiviteit is het van belang dat innovaties snel en grootschalig door de beroepsbevolking worden toegepast. Het vaardighedenniveau moet meegroeien met de ontwikkeling van de technologie. De overheid stimuleert scholieren, studenten en werknemers in alle geledingen van het onderwijs om te excelleren. Een daarmee samenhangende uitdaging is het versterken van de aansluiting van het onderwijs op de arbeidsmarkt voor de technieksector. Met het «Nationaal Techniekpact 2020»15 werkt het kabinet aan de instroom van voldoende opgeleide en vakbekwame technici. Aandacht voor techniek in het onderwijs draagt onder andere bij aan de ontwikkeling van probleemoplossend vermogen en creatief denken. Talentontwikkeling is hard nodig om technologische vernieuwingen tot stand te brengen. Het kabinet gaat afspraken maken met het bedrijfsleven met als doel de komende 10 jaar (2015–2025) het aantal promovendi in het bedrijfsleven (onder andere in de vorm van industrial doctorates) en de rijksoverheid met enkele honderden te vergroten. Hiermee realiseren we een betere toepassing van kennis in bedrijfsleven en overheid, en maken we Nederland als vestigingsplaats aantrekkelijker. Daarnaast zal het kabinet de toegang voor kennismigranten versoepelen en goedkoper maken en zal hiertoe in 2015 een voorstel doen. Het kabinet zal met maatregelen komen om Nederland aantrekkelijker te maken als bestemming voor kennismigranten, bijvoorbeeld via een versterking van het aanbod van internationale scholen.

3. Versterking van natuurlijk kapitaal en verduurzaming

Door de groeiende wereldbevolking en welvaart neemt de vraag naar voedsel, energie, schoon drinkwater en grondstoffen toe. Hierdoor wordt de druk op de natuur, het leefmilieu en het klimaat groter. De biodiversiteit, ecosystemen en natuurlijke hulpbronnen worden bedreigd. Om welvaart en welzijn in de toekomst zeker te stellen, dienen natuur, leefmilieu en klimaat onlosmakelijke onderdelen te worden van duurzame economische en maatschappelijke ontwikkeling. De potentie van natuurcombinaties, publieke en private investeringen die niet alleen natuurwinst opleveren, maar ook anderszins maatschappelijk renderen, moet optimaal worden benut.

Voor de Nederlandse economie is het belangrijk dat energie betaalbaar en voldoende beschikbaar blijft. In vergelijking met andere Europese landen kent de Nederlandse export een relatief groot aandeel producten en activiteiten die veel energie gebruiken. De komende jaren zal de energievraag blijven stijgen terwijl het aanbod zich concentreert in een beperkt aantal landen en regio’s die politiek of economisch soms instabiel zijn. Het is belangrijk dat Europa minder eenzijdig afhankelijk wordt van dergelijke energieproducerende landen. Daarvoor dient de energie-efficiëntie te worden verbeterd, worden gewerkt aan een schonere energiehuishouding en worden ingezet op een sterk concurrerende energiemarkt die zijn grondstoffen betrekt uit verschillende bronnen en regio’s.

De transitie kan Nederland niet alleen tot stand brengen. Het klimaat, de natuur en het leefmilieu trekken zich niets van grenzen aan. Internationaal en Europees afstemmen en samenwerken is noodzakelijk. Ook door verdere integratie van de Europese markten, zoals de energiemarkt, worden internationale afspraken en samenwerking steeds belangrijker. Door in te zetten op ambitieuze mondiale afspraken helpt het kabinet de internationale druk op natuur, leefmilieu en klimaat, te verminderen en kan Nederland tegelijkertijd zijn positie als speler op internationale markten behouden en versterken.

Beleidsprioriteiten in 2015

Natuur en economie kunnen goed samengaan en van elkaar profiteren. Het kabinet kiest voor een gezamenlijke aanpak met maatschappelijke organisaties en medeoverheden, waarin met oog voor economische ontwikkeling het fundament voor natuur en biodiversiteit wordt versterkt. Met deze aanpak wordt tegelijkertijd invulling gegeven aan de Nederlandse doelen en ambities om het natuurbeleid te vermaatschappelijken en aan de Europese en internationale afspraken waaraan Nederland zich heeft verbonden. De aanpak komt tot uiting in de recent uitgebrachte Natuurvisie «Natuurlijk Verder»16. De kern van de visie weerspiegelt de omslag van denken: van natuur beschermen tegen de samenleving naar natuur versterken met de samenleving. In de bijhorende maatschappelijke uitvoeringsagenda worden concrete acties uitgewerkt waarmee het kabinet in 2015 handen en voeten geeft aan de visie. Ook bij de nieuwe Wet Natuurbescherming en de implementatie van het Natura 2000-beleid is de aanpak gevolgd en worden natuur en economie gecombineerd. Met de aanwijzing van de laatste Natura 2000-gebieden en met de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS) wordt ruimte geboden aan ondernemerschap en infrastructuur. In 2015 worden naar verwachting weer vergunningen verleend voor (economische) activiteiten rondom Natura 2000-gebieden, maar met behoud van natuurwaarden.

Op verschillende domeinen zoals de biobased economy, voedsel en energie, wordt invulling gegeven aan de transitie naar groene groei. De ambitie is om de Nederlandse concurrentiekracht en het verdienvermogen te versterken en tegelijkertijd de belasting op het milieu en de afhankelijkheid van fossiele energie en grondstoffen terug te dringen. Ook in het kader van natuurinclusief beleid en groen ondernemerschap wordt gewerkt aan groene groei. De uitdaging is om de waarde van natuur op een transparante wijze te laten meewegen in de besluitvorming van bedrijven, financiële instellingen en overheden, bijvoorbeeld waar het gaat om de landbouw- en woningproductie en de aanleg van bedrijventerreinen en infrastructuur. Goederen en diensten die de natuur voortbrengt zijn waardevol maar meestal niet beprijsd omdat deze vaak niet voorhanden zijn. Het kabinet werkt daarom in 2015 aan verbetering van de waardering van natuur in het instrument Maatschappelijke kosten-batenanalyse (MKBA) en via de zogenaamde TEEB-studies17. Daarnaast verkent het kabinet met sectoren welke economische prikkels natuurinclusief ondernemen stimuleren, en hoe kan worden gezorgd dat met het toepassen van natuurcombinaties wat goed is voor de natuur ook economisch aantrekkelijk is. Het kabinet wil dat natuur weer een thema van burgers, ondernemers en overheden wordt.

Om negatieve effecten op het milieu te beperken en het dierenwelzijn te verbeteren, stimuleert het kabinet duurzame productie en consumptie van voedsel. Nederland loopt hierin internationaal voorop.18 Met de «Uitvoeringsagenda Natuurlijk Kapitaal»19 wordt gewerkt aan behoud en duurzaam gebruik van biodiversiteit, onder andere door in te zetten op verdere verduurzaming over de (internationale) voedsel- en agroketens. Beoogd wordt de Nederlandse ecologische footprint te beperken en tegelijkertijd concurrerend te blijven. De agenda sluit aan bij het internationale biodiversiteitsbeleid.

In de voedselketen heeft het kabinet veel aandacht voor voedselverspilling, voedselveiligheid, volksgezondheid, zorgvuldig (en terughoudend) gebruik van antibiotica in de veehouderij en dierengezondheid en -welzijn. Handhaving en naleving van regelgeving is van groot belang. Het kabinet werkt daarom in 2015 verder aan het uitvoeren van het plan van aanpak om het toezicht door de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) te versterken. In de kabinetsreactie op het rapport «Risico’s in de vleesketen» van de Onderzoeksraad voor de Veiligheid20 heeft het kabinet aangekondigd dat vleesfraude integraal en multidisciplinair zal worden aangepakt en dat de keuringstaken voor de sectoren vlees, zuivel en plant weer binnen het publieke domein worden gebracht.

Natuurinclusieve landbouw biedt voor Nederland grote kansen. Wereldwijd moet de landbouw- en visserijsector een groeiende bevolking voeden. Met climate-smart agriculture kan de voedselzekerheid worden verbeterd, de uitstoot van broeikasgassen worden teruggebracht en de landbouw aan klimaatverandering worden aangepast. Het kabinet stimuleert daarom dat de kennis en kunde van Nederlandse bedrijven en kennisinstellingen wereldwijd in praktijk worden gebracht. In eigen land zet het kabinet onder meer in op een klimaat-neutrale glastuinbouw, verbetering van dierenwelzijn en evenwicht op de mestmarkt. Daarnaast maakt het kabinet in 2015 werk van een duurzame veehouderij en een duurzame voedselvoorziening, in nauwe samenwerking met de ketenpartijen en andere partners van de Uitvoeringsagenda Duurzame Veehouderij (UDV) en de Alliantie Verduurzaming Voedsel (AVV).

Een schone, betaalbare en betrouwbare energiehuishouding is essentieel voor duurzame, economische groei. Het kabinet wil dat de transitie naar een schone energievoorziening tempo houdt. Met het «Energieakkoord»21 worden belangrijke stappen gezet en krijgt tegelijkertijd de economie een stevige impuls. De betrokken partijen hebben de verantwoordelijkheid opgepakt om te komen tot grote investeringen die leiden tot energiebesparing, meer duurzame energie, extra werkgelegenheid en versterking van de concurrentiepositie. De uitvoering van de 159 maatregelen vindt in samenspraak plaats. In 2015 geeft het kabinet prioriteit aan de start van de grootschalige uitrol van wind op zee, onder andere via de openstelling van een eerste tender. Daarnaast wordt de SDE+-regeling voor de vierde keer opengesteld en komt ook bij- en meestook van biomassa voor deze regeling in aanmerking. Tegelijkertijd zorgt het kabinet voor het op orde brengen van de randvoorwaarden voor wind op land en op zee en dat er duurzaamheidscriteria voor biomassa worden opgesteld. Ter versterking van de concurrentiekracht stimuleert het kabinet energiebesparing in de industrie.

Voor het borgen van de betrouwbaarheid en betaalbaarheid van energie is het van belang dat de energiemarkt goed werkt. Dit creëert efficiënte prijsprikkels en investeringszekerheid voor bedrijven waardoor het aantrekkelijk wordt om te investeren in cruciale energie-infrastructuur. Voor het goed functioneren van de energiemarkt is het noodzakelijk dat landen in de Europese Unie het derde interne-energiemarktpakket en de energie-infrastructuurverordening implementeren en naleven. Daarnaast is het essentieel dat de gemaakte afspraken over ontvlechting van belangen in enerzijds transmissienetwerken en anderzijds productie en levering goed worden uitgevoerd. In veel lidstaten is nog sprake van gereguleerde energieleveringsprijzen waardoor er onvoldoende ruimte is voor efficiënte prijsvorming op de consumentenmarkt. Het kabinet zet in op versterking van de energiemarkt door een betere koppeling van nationale en regionale gas- en elektriciteitsmarkten en -infrastructuur zodat beschikbare productiecapaciteit beter wordt benut en effectieve prikkels ontstaan ten behoeve van leveringszekerheid en een schonere energieproductie. Binnen het EU-kader maakt het kabinet afspraken in Noordwest-Europees verband om het energiebeleid beter op elkaar te laten aansluiten.

4. Maatschappij en overheid in beweging

De verhoudingen tussen burgers en overheid en de sociaaleconomische opvattingen zijn aan verandering onderhevig. Waar de overheid vroeger doorgaans zowel de beleidslijnen als de uitvoering voor zijn rekening nam, wordt de laatste jaren meer samengewerkt met publieke en private partijen. Tevens is er steeds meer vraag naar maatwerk en individuele afspraken en vrijheden, naast uniforme collectieve arrangementen. De overheid neemt een meer en meer ondersteunende en faciliterende rol aan. Ook wordt de overheid steeds vaker ingezet als een belangrijke schakel in regionale, Europese en internationale samenwerkingsverbanden. Door ruimte te geven aan initiatieven uit de maatschappij en burgers, publieke en private partijen meer te betrekken bij beleidsvorming en -uitvoering kan de overheid belangen beter afwegen, het draagvlak verbreden en de effectiviteit van het beleid vergroten.

Bij de herpositionering van de overheid in het speelveld gaat het om maatwerk. Dit is de laatste jaren onderstreept door de verschillende misstanden die aan het licht gekomen zijn in bijvoorbeeld de aansturing van semipublieke instellingen, het toezicht op de financiële sector en de kwaliteitsbewaking in de vleessector. De overheid is en blijft stelselverantwoordelijk voor het borgen van publieke belangen. Zelfregulering, toezicht en prikkels moeten op de goede wijze in het kader worden geplaatst zodat de juiste balans wordt gevonden tussen verwachtingen van de maatschappij enerzijds en het waarborgen van het algemene belang anderzijds.

Beleidsprioriteiten in 2015

De energieke, ondernemende samenleving manifesteert zich op diverse terreinen. Om hier zoveel mogelijk profijt uit te halen, stelt het Ministerie van Economische Zaken zich actief op als netwerkpartner. Zo is de «Middellangetermijnvisie op telecommunicatie, media en internet»22, en het vervolg daarop, tot stand gekomen in dialoog met een uitgebreide groep partners, waaronder marktpartijen, consumentenorganisaties en wetenschap. Naar aanleiding van de visie wordt in 2015 verder gewerkt aan modernisering van de regelgeving. De nieuwe manier van werken komt ook tot uitdrukking in de Natuurvisie waar beleidsvernieuwing heeft plaatsgevonden door burgers, maatschappelijke organisaties, bedrijven en decentrale overheden direct te consulteren. In 2015 zal samen met betrokken partijen concreet invulling worden gegeven aan de visie. Bij de totstandkoming van de Nationale Investeringsinstelling (NII) heeft het kabinet slechts een ondersteunende rol gehad; de NII wordt door private partijen gerealiseerd en gedragen. Ook bij de uitvoering van afspraken, zoals vastgelegd in het Energieakkoord en het topsectorenbeleid, werkt het kabinet intensief samen met bedrijfsleven, kennisinstellingen en maatschappelijke organisaties.

De verbindende werkstijl van het Ministerie van Economische Zaken komt tot uiting in de sturingsfilosofie dat de overheid de verbindende schakel vormt met de regio’s en Europa. Zo wordt in het topsectorenbeleid de MKB-innovatiestimuleringsregeling ingezet om regionale verbindingen te versterken. Met de provincies Limburg en Noord-Brabant zijn afspraken gemaakt over een financiële bijdrage aan de regeling en ook met de andere provincies lopen gesprekken. Ook de uitvoering van het Nationaal Techniekpact 2020 is regionaal verankerd. In de landelijke regiegroep heeft de regio een prominente rol met per landsdeel een bestuurder. Een ander instrument waarin de overheid de verbindende schakel vormt is het Europese fonds voor regionale ontwikkeling (EFRO) voor de periode 2014–2020. De nieuwe operationele programma’s zijn opgesteld door de vier landsdelen, waarbij de nationale overheid de kaders heeft gesteld. De ambitie is om de EFRO-middelen in te zetten voor het versterken van de regionaal economische dynamiek van de topsectoren. De regio’s zelf zijn verantwoordelijk voor de regionale afspraken, de inzet van middelen en de invulling van de landelijke afspraken. Ook wordt stevig ingezet op het verbinden van het Europese kennisbeleid in Horizon 2020 en de plattelandsontwikkelingsprogramma’s via het Europees Innovation Partnership Landbouw. In samenwerking met de provincies wordt gewerkt aan een interactieve, publiek-private aanpak, waardoor Horizon 2020-gelden beschikbaar kunnen komen voor Nederlandse kennisinstellingen en private bedrijven.

Bij veel semipublieke organisaties is er sprake van een spanning tussen eigen verantwoordelijkheid en beleidsruimte en toezicht. Het kabinet beoogt een effectieve borging van publieke belangen te laten samengaan met voldoende ruimte voor vernieuwing. Bij verschillende semipublieke taken zoals het waarborgen van de voedselveiligheid zet het kabinet in op het versterken van de ordening, de governance en het toezicht. Aanscherpen als het moet, vereenvoudigen als het kan.

De (digitale) dienstverlening van de overheid aan burgers en bedrijven dient in te spelen op de veranderende eisen ten aanzien van continuïteit, betrouwbaarheid, veiligheid, privacy, regeldrukvermindering en het voorkomen van fraude. Het kabinet heeft de Nationaal Commissaris Digitale Overheid (NCDO) geïntroduceerd om het gebruik van digitale dienstverlening verder te laten toenemen en daarmee een digitale overheid te realiseren.

In 2015 zal het kabinet een wetsvoorstel indienen om de nieuwe Europese aanbestedingsrichtlijnen te implementeren. Belangrijk onderdeel van het wetsvoorstel is de digitalisering van de aanbesteding van (overheids)opdrachten boven de Europese drempelbedragen. Door een betere e-overheidsdienstverlening en verlaging van de administratieve lasten zijn ondernemers minder tijd en geld kwijt. Ook wordt er toegewerkt naar één controlemoment om de efficiëntie van de logistieke keten te vergroten: alle inspecties, zoals de Inspectie Leefomgeving en Transport, de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit, en de Douane gaan zo inspecteren op hetzelfde moment in de logistieke keten.

Tot slot

Het is lastig om goede voorspellingen te doen over hoe de Nederlandse economie en maatschappij zich de komende decennia zullen ontwikkelen. Waar verdienen wij ons brood mee, welke technologische ontwikkelingen zullen zich de komende jaren voordoen, hoe verhoudt Nederland zich ten aanzien van de rest van de wereld? Het is wel belangrijk om over deze vragen na te denken en stil te staan bij het toekomstig verdienmodel en -vermogen van Nederland. De recente ontwikkelingen bieden reden tot voorzichtig optimisme. Het kabinet heeft stappen gezet om kwetsbaarheden in onze sociaal-economische instituties weg te nemen: de publieke en private schulden worden teruggebracht, er is noodzakelijk onderhoud op de woningmarkt en de arbeidsmarkt gepleegd en er zijn belangrijke maatregelen genomen ter bescherming van de natuur, een beter leefklimaat en ter bevordering van een hernieuwbare energievoorziening. De hierboven geschetste ontwikkelingen laten echter geen ruimte voor terughoudendheid; ambitieuze doelen en inzet zijn noodzakelijk en gerechtvaardigd.

1. Overzichtstabel bedrijfslevenbeleid en topsectoren

De tabel bevat een meerjarig overzicht van de middelen die in 2014–2018 beschikbaar zijn binnen de begrotingen van een aantal departementen voor het bedrijvenbeleid en de topsectoren. De indeling van de tabel geeft inzicht in de samenhang tussen de verschillende onderdelen. Voor een groot deel betreft dit het innovatiebeleid, dat uit een generieke pijler en een specifieke pijler bestaat. Het generieke beleid ondersteunt innovatie voor alle bedrijven, binnen en buiten de Topsectoren (tabel A1 en A2). Ook de bijdrage van Buitenlandse Zaken (A3) is generiek van aard. De kern van het specifieke beleid is publiek-private samenwerking (PPS, tabel B1 en B2). Door een intensievere samenwerking tussen de excellente Nederlandse publieke kennisinfrastructuur en de bedrijven vindt de kennis beter zijn weg in innovatieve producten. PPS wordt gestimuleerd met de TKI Toeslag en de MIT. Internationale PPS wordt mogelijk gemaakt dankzij EU cofinanciering (B2), daarnaast door de Innovatie Attachés en technologiemissies. Onderdeel C bevat de instrumenten voor aansluiting van onderwijs op de arbeidsmarkt en tot slot bestaat onderdeel D uit verschillende specifieke bijdragen van departementen aan voor hun relevante topsectoren.

Nieuw is de kolom met het begrotingsartikel waar de middelen op de departementale begrotingen staan. Daar zijn de hier getoonde reeksen vaak niet één op één terug te vinden, omdat hier alleen de middelen zijn getoond die samenhangen met het bedrijfslevenbeleid en topsectoren. Ten opzichte van de presentatie in de begroting 2014 is ook de indeling van onderdeel B aangepast.

In deze tabel zijn zowel de intensiveringen als taakstellingen uit de begrotingsafspraken 2014 verwerkt. Een afnemend deel van de middelen is reeds belegd met uitgaven voor lopende programma’s. De verantwoording over deze budgetten vindt plaats via de reguliere begrotingscyclus via de desbetreffende departementale begrotingen.

De reeksen van WBSO en RDA betreffen het beschikbare budget, inclusief technische inboekingen. Voorts zal nader worden onderzocht om de RDA en WBSO per 2016 te integreren.

Voor een totaalbedrag van cofinanciering KP7 en H2020 wordt verwezen naar Bijlage 5.4 Europese geldstromen, paragraaf 5 Horizon 2020. De reeksen voor NWO en Creatief liggen vast in de BIS (2013–2016). Een deel van het geld van het regionaal investeringsfonds MBO gaat ook naar publiek-private samenwerkingsverbanden buiten de topsectoren. De specifieke bijdrage van Defensie gaat naar TNO en NLR.

Overzichtstabel bedrijfslevenbeleid en topsectoren
 

2014

2015

2016

2017

2018

Departement

Artikel

(kasbedragen x € 1 mln)

             
               

I Generiek

             
               

A1. Ondernemerschap en innovatie

207

117

103

82

74

   

• Innovatiefonds MKB+

207

117

103

82

74

EZ

12

               

A2. Fiscale maatregelen

1.066

1.040

943

928

928

   

• RDA

302

238

131

126

126

EZ/FIN

12, Belastingplan

• WBSO

764

802

812

802

802

EZ/FIN

12, Belastingplan

               

A3. Internationaal

258

357

390

530

59

   

• Internationaal ondernemen en ontwikkelingssamenwerking

158

207

240

230

59

BuZa

1

• Dutch Good Growth Fund (DGGF)

100

150

150

300

BuZa

1, 2, 3

               

II Specifiek voor topsectoren

             
               

B1. Kennis en innovatie

484

546

516

512

512

   

• NWO

210

275

275

275

275

OCW/EZ

16

• STW

22

22

21

21

21

EZ

12

• KNAW

19

19

19

19

19

OCW

16

• Toegepast onderzoek (TO2: TNO, DLO, Marin, ECN, NLR, Deltares)

189

187

157

153

153

EZ

12, 14, 16

• Profilering kennisinfrastructuur

44

44

44

44

44

OCW

16

               

B2. Innovatie en PPS

265

245

217

215

212

   

• TKI Toeslag

67

81

101

115

115

EZ

12

• MKB Innovatiestimuleringsregeling Topsectoren (MIT)

21

28

29

29

29

EZ

12

• Europese Cofinanciering, afloop FES en innovatieprogramma's

177

136

87

71

68

EZ

12

               

C. Onderwijs en arbeidsmarkt

70

64

35

32

0

   

• Professionele masters

7

7

7

7

0

OCW

6

• Centra voor Innovatief Vakmanschap

5

3

3

0

0

OCW/EZ

4

• Stimuleren beta en technologie

13

12

0

0

0

OCW

6

• Centers of Expertise

20

17

0

0

0

OCW

6

• Regionaal investeringsfonds MBO

25

25

25

25

0

OCW

4

               

D. Specifieke bijdragen departementen

269

283

288

271

257

   

• VWS: Life Sciences & Health/zorg

79

64

70

51

46

VWS

1, 2, 4, kader Zorg

• EZ: Energie-innovatie (excl. ECN)

89

110

105

108

99

EZ

14

• EZ: Voeding + tuinbouw

51

47

45

44

45

EZ

16

• I&M: Logistiek

16

18

23

23

23

I&M

divers H-XII, IF en DF

• I&M: Water

12

23

23

23

23

I&M

divers H-XII, IF en DF

• OCW: Creatief

11

11

11

11

11

OCW

14

• Defensie

11

11

11

11

11

DEF

6

               

Totaal

2.619

2.652

2.492

2.571

2.042

   
2. Belangrijkste mutaties ontwerpbegroting 2015

In onderstaand overzicht zijn de belangrijkste budgettaire wijzigingen (kasuitgaven en ontvangsten) vanaf de standen van de Voorjaarsnota opgenomen. De Verdiepingsbijlage (bijlage 5.2) van de begroting geeft een toelichting op alle nieuwe mutaties per begrotingsartikel.

UITGAVEN (x € 1.000)
 

Art.

2014

2015

2016

2017

2018

2019

Stand Ontwerpbegroting 2014

 

5.032.290

4.840.642

4.968.078

4.956.864

5.058.754

 

Mutaties Voorjaarsnota 2014

 

79.264

– 71.379

– 296.056

– 287.812

– 195.950

 

Stand Voorjaarsnota 2014

 

5.111.554

4.769.263

4.672.022

4.669.052

4.862.804

 
               

Nieuwe mutaties:

             

GSM interferentieproblematiek

11

– 15.000

15.000

       

GSM interferentieproblematiek (bijdrage I&M)

11

– 4.000

– 15.000

       

Ruimtevaart

12

13.359

– 13.359

       

Innovatiefonds

12

13.200

16.653

13.304

30.320

30.595

 

Europese programma's

12

 

41.400

49.100

50.000

50.000

 

MKB-Innovatiestimulering Topsectoren

12

 

4.500

12.000

15.000

15.000

 

TKI-toeslag

12

 

– 4.500

– 12.000

– 15.000

– 15.000

 

TNO

12

11.000

– 11.000

       

Bevorderen ondernemerschap

13

 

17.000

6.000

1.000

1.000

 

BMKB

13

 

26.000

5.000

     

Garantieregeling Scheepsnieuwbouw

13

 

– 6.000

– 6.000

– 6.000

– 6.000

 

Kamers van Koophandel

13

12.190

– 12.190

       

Nederlandse Investerings Instelling

13

– 5.600

5.300

300

     

Geothermie

14

8.700

1.000

       

Bijstelling NVWA

16

– 400

35.400

33.520

26.720

22.520

 

Bijstelling RVO

16

 

9.400

5.600

4.400

8.100

 

Dekking NVWA/RVO

16

 

– 17.744

– 31.614

– 31.678

– 31.424

 

Kasverschuiving PAS-middelen

16

– 19.363

5.557

8.300

4.800

700

 

Derogatie mestbeleid

16

5.607

5.607

5.607

5.607

5.607

 

RVO/NVWA/overname taken productschappen

16

 

29.265

29.265

29.265

29.265

 

Taken productschappen naar RVO/NVWA

16

 

– 29.265

– 29.265

– 29.265

– 29.265

 

Overboeking van begroting OCW

17

1.045

18.370

25.334

23.896

25.352

 

Natuurbeleid

18

7.750

3.750

925

– 3.140

1.340

 

Bijdrage in transitiekosten DLG

18

18.200

         

Totaal van de overige nieuwe mutaties

 

7.344

– 4.892

3.132

3.391

11.095

 

Stand Ontwerpbegroting 2015

 

5.165.586

4.870.715

4.779.330

4.769.568

4.965.489

5.513.494

Toelichting nieuwe mutaties

Artikel 11

GSM interferentieproblematiek/bijdrage I&M

Vanwege interferentie van de nieuwe 4G-technologie met het GSM-netwerk van het spoor worden er flexibele filters geplaatst in de treinontvangers. Hiervoor wordt een bijdrage aan het Ministerie van Infrastructuur en Milieu geleverd. Tevens vindt dit kader een horizontale budgetverschuiving plaats van 2014 naar 2015.

Artikel 12

Ruimtevaart

In de kasraming voor Ruimtevaart vindt een per saldo neutrale versnelling plaats van € 13 mln. Een deel van de bijdrage ten behoeve van het Europese ruimtevaarcentrum in Kourou, die oorspronkelijk voor 2015 geraamd stond, wordt in 2014 betaald.

Innovatiefonds

Het beschikbare budget in 2014 voor Vroege Fase Financiering en de co-investeringsfaciliteit voor Business Angels (circa € 72 mln) en de onderuitputting vanuit 2013 (circa € 15 mln) is in het juiste ritme aan de jaren tot en met 2019 toebedeeld. Daarnaast is in 2014 € 100 mln toegevoegd aan het Innovatiefonds voor het Dutch Venture Initiative als onderdeel van het Aanvullend Actieplan MKB-financiering (TK, 32 637, nr. 147). Tevens is een deel van de te verwachten terugontvangsten op de via het Innovatiefonds uitgezette middelen in de begroting verwerkt. Deze ontvangsten zijn ingezet voor het Aanvullend Actieplan MKB-financiering onder andere voor het structureel beschikbaar stellen van budget voor Vroege Fase Financiering (€ 12,5 mln structureel) en € 25 mln voor de overige onderdelen van het Actieplan MKB-financiering.

Europese programma’s

In het Begrotingsakkoord 2014 zijn intensiveringsmiddelen opgenomen voor onderzoek en innovatie. Deze op de OCW-begroting geraamde middelen worden overgeheveld naar de EZ-begroting.

MKB-Innovatiestimulering Topsectoren (MIT) / TKI-toeslag

Om de succesvolle MIT-regeling op het niveau van 2014 (€ 30 mln) te houden, is structureel budget overgeheveld van de TKI-toeslag naar de MIT. Hierdoor is ook de komende jaren voldoende budget beschikbaar om via de MIT-regeling private investeringen door het MKB in R&D te stimuleren.

TNO

Op de bijdrage aan TNO vindt in 2014 een versnelde betaling plaats ten laste van 2015.

Artikel 13

Bevorderen ondernemerschap

De benodigde budgetten voor het aanvullend actieplan MKB-financiering worden aan artikel 13 toegevoegd voor de jaren 2015–2018. Dit betreft een kasreserve van € 12 mln voor het ondersteunen van marktpartij(en) bij het oprichten van een achtergesteld leningenfonds. Daarnaast betreft het in totaal € 13 mln voor het verbeteren en ontsluiten van informatie over kredietwaardigheid binnen het MKB, het opzetten en stimuleren van ketenfinanciering, het verhogen van de ambitie en verbetering van de groeivaardigheden in het kleinbedrijf en het stroomlijnen en toegankelijker maken van het financieringsinstrumentarium.

Borgstellingsregeling Midden- en Kleinbedrijf (BMKB)

Naast de € 6 mln die vanuit artikel 12 wordt toegevoegd, wordt er in totaal € 29 mln aan de interne begrotingsreserve onttrokken om het verwachte tekort in 2015 en 2016 te dekken. Tevens wordt € 4 mln ingezet ter dekking van tegenvallende premie-ontvangsten.

Garantieregeling Scheepsnieuwbouw

Het garantieplafond voor de Garantieregeling Scheepsnieuwbouw wordt met het oog op de voorzienbare benutting verlaagd van € 1 mld naar € 400 mln conform het door het Kabinet vastgestelde garantiekader. De ontvangsten en uitgaven worden naar verhouding verlaagd van € 10 mln naar € 4 mln.

Kamers van Koophandel

De raming voor de Kamers van Koophandel in 2014 wordt met € 12 mln verhoogd ten laste van de voor 2015 geraamde uitgaven.

Nederlandse Investerings Instelling

Op het artikelonderdeel «Bevorderen Ondernemerschap» vindt een kasschuif plaats ten behoeve het meerjarig beschikbaar houden van het budget voor de Nederlandse Investerings Instelling (NII). Het gaat hier om een bedrag van € 5,6 mln dat grotendeels naar 2015 wordt doorgeschoven.

Artikel 14

Geothermie

Het garantiebudget voor de ondersteuning van aardwarmte (Geothermie) is verhoogd met totaal € 124,9 mln (€ 62,5 mln in 2014 en € 62,4 mln in 2015). De uitgavenmutatie (€ 8,7 mln in 2014 en € 1 mln in 2015) betreft de voeding van de interne begrotingsreserve voor Geothermie.

Artikel 16

Bijstellingen NVWA en RVO/Dekking NVWA/RVO

De bijdrage aan de NVWA wordt meerjarig verhoogd ter financiering van het plan van aanpak om het toezicht door de NVWA te versterken en te verbeteren (TK, 33 835, nr. 1).

De bijdrage aan de RVO wordt meerjarig verhoogd ter dekking van de noodzakelijke kosten voor uitvoering van het voorziene opdrachtenpakket.

Deze verhogingen worden voor een deel gecompenseerd binnen artikel 16.

Kasverschuiving PAS-middelen

Van de middelen die in 2014 beschikbaar zijn voor de Programmatische Aanpak Stikstof komt een groot deel in latere jaren tot betaling, omdat betalingen op verstrekte subsidies meestal pas in de jaren ná de subsidie-toezegging plaatsvinden. Dit leidt tot een per saldo neutrale budgetverschuiving van 2014 naar latere jaren.

Derogatie mestbeleid

In het kader van het 5e actieprogramma nitraat is afgesproken dat de agrariërs die profiteren van de nieuwe derogatieregeling een bijdrage leveren aan de kosten van de derogatiemonitoring in het Landelijk Meetnet effecten Mestbeleid (LMM). Op grond hiervan worden zowel de uitgaven als ontvangsten structureel verhoogd.

Medebewindstaken van productschappen naar RVO en NVWA

De RVO en de NVWA nemen met ingang van 2015 medebewindstaken en autonome publieke taken over van de Productschappen. In verband hiermee wordt de bijdrage aan de RVO met ingang van 2015 structureel verhoogd met € 21,7 mln en de bijdrage aan de NVWA met € 7,6 mln.

Artikel 17

Overboeking van begroting OCW

De overheveling van budgetten vanaf de begroting van het Ministerie van OCW naar de EZ-begroting betreffen voornamelijk de uitwerking van de Begrotingsafspraken 2014 (TK, 33 750 nr. 19). Het betreft onder andere de maatregel voor het behoud van gratis schoolboeken, bijdragen in de huisvesting van scholen, het EZ aandeel in de Technologiemiddelen en het aandeel van het Groen Onderwijs in de professionaliseringsmiddelen.

Artikel 18

Natuurbeleid

De verhoging van het budget is bestemd voor de uitvoering van de «motie natuureducatie», kosten die het gevolg zijn van Europese verplichtingen (bijvoorbeeld VIBEG volgend uit Kaderrichtlijn Mariene Strategie) en gerechtelijke uitspraken (Hamsterbeheer in het kader van soortenbeleid) en tekorten in verband met eerdere bezuinigingen en afspraken in het kader van de decentralisatie van het Natuurbeleid (tekort Dienst Landelijk Gebied en extra kosten in verband met de decentralisatie Faunafonds). Compensatie vindt plaats uit diverse niet eerder geraamde ontvangsten (VINAC, grondverkoop Gelderland, PROMT, verkoop militaire terreinen DLG), eindafrekeningen (ZandMaas) en versnellingen (GrensMaas/NURG).

Bijdrage in transitiekosten DLG

In 2014 vindt er een additionele bijdrage aan DLG plaats (€ 18,2 mln) welke zal worden ingezet voor de transitiekosten als gevolg van het besluit tot opsplitsing van de Dienst Landelijk Gebied. Deze middelen komen voort uit een meevaller die in 2014 is opgetreden bij de ontvangsten uit de taakstelling verkoopgronden. Het in 2013 niet ontvangen deel van de taakstelling verkoop gronden (€ 18,2 mln), zal conform de afspraken met provincies, in 2014 alsnog door de provincies worden betaald.

ONTVANGSTEN (x € 1.000)
 

Art.

2014

2015

2016

2017

2018

2019

Stand Ontwerpbegroting 2014

 

12.733.810

11.741.965

11.511.966

10.754.130

10.538.323

 

Mutaties Voorjaarsnota 2014

 

– 389.720

– 703.833

– 1.326.223

– 513.285

– 426.108

 

Stand Voorjaarsnota 2014

 

12.344.090

11.038.132

10.185.743

10.240.845

10.112.215

 
               

Nieuwe mutaties:

             
               

Innovatiefonds

12

 

5.000

5.000

10.000

15.000

 

BMKB

13

 

20.000

5.000

     

Garantieregeling Scheepsnieuwbouw

13

 

– 6.000

– 6.000

– 6.000

– 6.000

 

Aardgasbaten

14

– 596.000

– 899.000

– 84.000

– 354.000

– 46.000

 

Derogatie mestbeleid

16

5.607

5.607

5.607

5.607

5.607

 

VINAC/Zandmaas

18

7.300

2.800

4.675

     

Verkoop natuurgronden

18

18.200

         

Totaal van de overige nieuwe mutaties

Div

17.479

1.918

2.099

2.409

2.719

 

Stand Ontwerpbegroting 2015

 

11.796.676

10.168.457

10.118.124

9.898.861

10.083.541

10.573.726

Artikel 12

Innovatiefonds

Zie de toelichting onder de uitgaven.

Artikel 13

BMKB

Er wordt in totaal € 29 mln aan de interne begrotingsreserve onttrokken om het verwachte tekort in 2015 en 2016 te dekken. Hiernaast wordt de raming in 2015 met € 4 mln verlaagd vanwege lagere premie-ontvangsten.

Garantieregeling Scheepsnieuwbouw

Het garantieplafond voor de Garantieregeling Scheepsnieuwbouw wordt zoals toegelicht bij uitgavenartikel 13 verlaagd van € 1 mld naar € 400 mln. De ontvangsten en uitgaven worden naar verhouding met € 6 mln verlaagd tot € 4 mln.

Artikel 14

Aardgasbaten

De raming van de aardgasbaten voor 2014 en volgende jaren valt lager uit. Deze raming is gebaseerd op het meest recente scenario van het CPB uit de concept-Macro Economische Verkenning (concept-MEV).

Artikel 16

Derogatie mestbeleid

Zie de toelichting bij de uitgaven.

Artikel 18

VINAC/Zandmaas

De hogere ontvangsten houden verband met diverse niet eerder geraamde ontvangsten (VINAC grondverkoop Gelderland, PROMT; verkoop militaire terreinen DLG) en eindafrekeningen (ZandMaas). Deze meevallers in de ontvangsten worden ingezet voor hogere uitgaven op dit artikel (zie de toelichting bij de uitgaven).

Verkoop natuurgronden

In 2014 is een meevaller opgetreden bij de ontvangsten uit de taakstelling verkoop gronden. Het in 2013 niet ontvangen deel van de taakstelling (€ 18,2 mln) zal, conform de afspraken met provincies, in 2014 alsnog door de provincies worden betaald.

3. Meerjarenplanning beleidsdoorlichtingen

Artikel

2013

2014

2015

2016

2017

2018

2019

11

Goed functionerende economie en markten

   

X

       

12

Een sterk innovatievermogen

   

X

       

13

Een excellent ondernemingsklimaat

   

X

       

14

Een doelmatige en duurzame energievoorziening

 

X

       

X

16

Concurrerende, duurzame en veilige agro-, visserij- en voedselketens

 

X

       

X

17

Groen onderwijs van hoge kwaliteit

 

X

       

X

18

Natuur en regio

   

X

       

Toelichting

Het komend jaar worden vier doorlichtingen opgeleverd. Daarmee wordt een groot deel van de begrotingsmiddelen onderzocht. Binnen EZ is een kennisgroep ingericht die zorgt voor kennisborging en uitwisseling tussen de verschillende doorlichtingen die net opgeleverd zijn, of op stapel staan. In 2015 en daarna zal speciale aandacht gegeven worden aan de programmering van evaluaties opdat deze beschikbaar zijn op het moment dat een doorlichting wordt uitgevoerd.

De doorlichting van artikel 11 is in 2014 gestart om in 2015 afgerond te worden.

De doorlichting van artikel 12 wordt gecombineerd met die van artikel 13. Daarom schuift de oplevering van artikel 13 een jaar op (van 2014 naar 2015). Overigens is er in 2014 een begin gemaakt met deze gecombineerde doorlichting.

In de vorige begroting stond artikel 14 gepland voor 2013. Dat is niet gelukt. Het rapport is in 2014 gereedgekomen en zal na de zomer aan de Kamer worden gezonden.

De combinatie van IBO en doorlichting van artikel 16 voor de begrotingsbehandeling naar uw Kamer worden gezonden.

Ten opzichte van de begroting 2014 is artikel 17 een jaar later opgeleverd dan gepland. Deze is inmiddels in juni 2014 aan de Kamer gezonden.

Tot slot is de doorlichting van artikel 18 begonnen om in 2015 opgeleverd te worden.

4. Overzicht Garanties
Overzicht verstrekte garanties (bedragen x € 1.000)

Artikel

Omschrijving

Uitstaande garanties 2013 1

Geraamd te verlenen 2014 2

Geraamd te vervallen 2014

Uitstaande garanties 2014

Geraamd te verlenen 2015

Geraamd te vervallen 2015

Uitstaande garanties 2015

Garantieplafond 2015

Totaal plafond

Artikel 13 Een excellent onder-nemingsklimaat

BMKB

2.165.544

350.000

560.000

1.955.544

706.250

525.000

2.136.794

706.250

 
 

Garantie Ondernemers-financiering

679.762

100.000

176.251

603.511

400.000

100.000

903.511

400.000

 
 

Groeifaciliteit

71.445

58.247

12.070

117.622

85.000

17.838

184.784

85.000

 
 

Garantie Scheepsnieuw-bouw

44.081

50.000

40.000

54.081

400.000

40.000

414.081

400.000

 
                     

Artikel 14 Een doelmatige en duurzame energievoor-ziening

Aardwarmte

65.765

43.865

0

109.630

43.865

0

153.495

43.865

 
                     

Artikel 16 Concurrerende, duurzame, veilige agro-, visserij- en voedselketens

Garanties voor investeringen en werkkapitaal landbouwonder-nemingen (Garantieregelingen Landbouw en Garantie-regeling Marktintroductie Innovatie)

394.523

36.000

90.523

340.000

120.000

80.000

380.000

120.000

 
 

Totaal

3.421.120

638.112

878.844

3.180.388

1.755.115

762.838

4.172.665

1.755.115

 
X Noot
1

Het verschil met de bedragen in het Jaarverslag 2013 wordt verklaard door de garanties die zijn vervallen door schadebetalingen.

X Noot
2

Betreft een inschatting van de te verlenen garanties per juli 2014.

Overzicht uitgaven en ontvangsten garanties (bedragen x € 1.000)

Artikel

Omschrijving

Uitgaven 2013

Ontvangsten 2013

Saldo 2013

Uitgaven 2014

Ontvangsten 2014

Saldo 2014

Uitgaven 2015

Ontvangsten 2015

Saldo 2015

Artikel 13 Een excellent ondernemingsklimaat

BMKB

102.422

21.544

– 80.878

91.500

23.500

– 68.000

71.000

25.000

– 46.000

 

Garantie Ondernemersfinan-ciering

8.176

10.160

1.984

11.842

13.000

1.158

11.842

13.000

1.158

 

Groeifaciliteit

2.360

2.047

– 313

9.343

8.000

– 1.343

9.365

8.000

– 1.365

 

Garantie Scheepsnieuwbouw-financiering

0

44

44

9.668

10.000

332

3.679

4.000

321

                     

Artikel 14 Een doelmatige en duurzame energievoorziening

Aardwarmte

526

526

0

0

0

0

0

0

0

                     

Artikel 16 Concurrerende, duurzame, veilige agro-, visserij- en voedselketens

Garanties voor investeringen en werkkapitaal landbouw-ondernemingen

24.119

2.300

– 21.819

21.000

1.800

– 19.200

17.000

1.800

– 15.200

 

Totaal

137.603

36.621

– 100.982

143.353

56.300

– 87.053

112.886

51.800

– 61.086

Artikel 13 Een excellent ondernemingsklimaat

Borgstelling MKB-kredieten (BMKB)

De BMKB biedt banken een borgstelling voor leningen aan midden- en kleinbedrijven (≤ 250 werknemers) voor zover deze bedrijven onvoldoende zekerheden kunnen bieden aan de bank. Het knelpunt dat met de BMKB wordt bestreden is het verschijnsel dat in de kern gezond MKB – met voldoende zicht op rentabiliteit en continuïteit – niet of onvoldoende in een kredietbehoefte kan voorzien door een tekort aan zekerheden (onderpand), waardoor kansrijk ondernemerschap wordt belemmerd en ongewenste welvaartsverliezen ontstaan. Kleinere leningen zijn daarbij verminderd rendabel voor banken. De BMKB kent een aantal faciliteiten:

  • Basisfaciliteit: Borgstellingskredieten tot maximaal € 1 mln. De overheid staat voor 90% borg. De bank moet bovenop het borgstellingskrediet een lening van minstens eenzelfde bedrag voor eigen risico verstrekken. Het borgstellingspercentage is daarmee per saldo 45% (1/2 maal 90%). Als onderdeel van het stimuleringspakket is het plafond van het borgstellingskrediet verhoogd tot € 1,5 mln. Deze maatregel is verlengd tot ultimo 2015.

  • Startersfaciliteit voor ondernemers die minder dan 3 jaar actief zijn: borgstellingskredieten tot maximaal € 0,2 mln. De overheid staat 90% borg. De bank moet bovenop het borgstellingskrediet een lening verstrekken van minstens 1/3 van het borgstellingskrediet. Het borgstellingspercentage is daarmee per saldo 67,5% (3/4 maal 90%). Als onderdeel van het stimuleringspakket is de Startersfaciliteit opengesteld voor alle bedrijven met een maximum borgstellingskrediet van € 200.000. Deze maatregel is verlengd tot ultimo 2015.

  • Faciliteit voor innovatieve bedrijven: Borgstellingskrediet tot maximaal € 1 mln. Overheid staat 90% borg. De bank moet bovenop het borgstellingskrediet nog een lening verstrekken van minstens 50% van het borgstellingskrediet. Het borgstellingspercentage is daarmee per saldo 60% (2/3 maal 90%). De verhoging van het plafond van het borgstellingskrediet tot € 1,5 mln tot ultimo 2015 geldt ook voor innovatieve bedrijven.

Banken zijn zeer bepalend bij het risicobeheer. Zij dienen net als bij iedere andere financiering die ze verstrekken actie te ondernemen als dat nodig is. Banken moeten daarbij niet alleen voldoen aan hun eigen voorschriften (toezicht door DNB) maar worden ook achteraf door het EZ-agentschap Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) gecontroleerd. Een ingeroepen borgstelling wordt pas gehonoreerd als de bank gedurende het hele financieringsproces juist heeft gehandeld.

De gemiddelde eenmalige premie die voor het borgstellingskrediet wordt betaald is 3,6%. De premie is afhankelijk van de looptijd van het bedrijfsborgstellingskrediet. Gedachte achter het koppelen van de premie aan de looptijd is dat de ondernemer een vergoeding betaalt voor de periode dat deze middels het verkrijgen van een borgstellingskrediet een beroep doet op de Staat. Aangezien deze vanwege het beperken van de administratieve lasten bij de bank eenmalig bij de verstrekking van de borgstelling wordt geïnd, loopt deze op naarmate de looptijd langer is. De premie is niet kostendekkend. Op de begroting is structureel € 8,5 mln beschikbaar ter afdekking van de schades die niet door premie-ontvangsten worden gedekt.

Aangezien de inkomstenstroom uit provisies en fees vooruitlopen op de uitgaven en de uitgaven een conjunctuurgevoelig karakter hebben (in tijden van krimp en recessie hogere verliezen) is een interne begrotingsreserve gevormd, zodat deze kan worden ingezet om fluctuaties in ontvangsten en uitgaven ten opzichte van het in de begroting opgenomen bedrag op te vangen.

Momenteel loopt een pilot met openstelling van de BMKB voor niet-banken. Partijen die hiervan gebruik willen maken dienen een accreditatieproces te doorlopen. Een adviescommissie met onafhankelijke experts beoordeelt de aanvragen. De pilot openstelling wordt eind 2014 geëvalueerd, waarna een beslissing wordt genomen over het permanent maken van de openstelling.

De horizonbepaling voor de BMKB is 1 november 2016. De laatste evaluatie is uitgevoerd in 2011. De eerstvolgende evaluatie zal in 2016 worden uitgevoerd.

Het gebruik van de BMKB fluctueert sterk met de conjunctuur. De verwachting is dat als de economie in de komende jaren aantrekt ook de benutting van dit instrument toeneemt. Daarom is het garantieplafond voor 2015 ongewijzigd.

Garantie Ondernemingsfinanciering (GO)

De GO is een antwoord van de overheid op de moeilijkheden die ondernemingen sinds enkele jaren ondervinden bij het aantrekken van bankleningen en het verkrijgen van bankgaranties. Dankzij de GO kunnen banken een 50% staatsgarantie krijgen op leningen en bankgaranties.

Door die staatsgarantie wordt het risico voor de bank (en in het geval van bankgaranties ook schadeverzekeraars) op te verstrekken bedrijfsfinanciering gereduceerd. Dit vergroot voor banken c.q. schadeverzekeraars de mogelijkheden om te voorzien in de financieringsbehoefte bij het Nederlandse bedrijfsleven. De GO-regeling is bestemd voor ondernemers die financiering willen aantrekken bij banken en is gericht op (middel-)grote ondernemingen met substantiële activiteiten in Nederland en met bevredigende rentabiliteits- en continuïteitsperspectieven. De GO regeling biedt banken c.q. schadeverzekeraars de mogelijkheid om nieuwe bankleningen te verstrekken en/of bankgaranties af te geven van minimaal € 1,5 mln en maximaal € 150 mln met een garantie van 50% door de overheid. In het kader van het stimuleringspakket en vervolgens het Aanvullend actieplan MKB-financiering is het maximum van de lening onder de GO tot uiterlijk 31 december 2015 € 150 mln. De overheid deelt mee in de opbrengsten uit zekerheden. De GO is door het huidige kabinet structureel gemaakt met een jaarlijks garantieplafond van € 400 mln.

Het kredietbeheer ligt primair bij de bank. De bank heeft geen ander belang bij de betaling van rente en aflossing dan de overheid. Naast de 50% garantie van de overheid draagt de bank namelijk zelf eveneens 50% risico. RVO beoordeelt de kredietaanvragen en wijziging van kredieten. Daarnaast is een kredietcommissie met externe deskundigen geïnstalleerd, die de kredietvoorstellen met een garantie van meer dan € 2,5 mln ter fiattering beoordeelt. De Commissie toetst – additioneel aan RVO – het risico van het betreffende voorstel en bij fiattering wordt de premie bepaald op basis van het te lopen risico.

De premie bestaat in hoofdzaak uit de provisie op de rentemarge voor het debiteurenrisico van de bank onder aftrek van 0,25% die de bank voor haar beheersactiviteiten mag behouden. Andere bronnen van inkomsten zijn bijvoorbeeld afsluitprovisies en fees die 50/50 ten gunste van bank en overheid komen. Uitgangspunt is dat de GO-regeling kostendekkend is. Een eventueel verschil tussen premieontvangsten, schades en uitvoeringskosten in enig jaar worden afgestort dan wel onttrokken aan de interne begrotingsreserve.

De horizonbepaling voor de Garantie Ondernemingsfinanciering is 1 november 2016. In 2014 is de eerste evaluatie afgerond.

Het gebruik van de GO fluctueert sterk met de conjunctuur. De verwachting is dat als de economie in de komende jaren aantrekt, ook de benutting van dit instrument toeneemt. Daarom is het garantieplafond voor 2015 ongewijzigd.

Groeifaciliteit

De regeling Groeifaciliteit helpt bedrijven bij het aantrekken van risicodragend vermogen door garanties te geven op achtergestelde leningen verstrekt door banken en op aandelen verstrekt door participatiemaatschappijen aan ondernemingen. De Groeifaciliteit is in 2007 geïntroduceerd en kan ondernemingen in een groeifase, bij bedrijfsovernames en bij herstructureringen helpen bij het aantrekken van risicokapitaal.

Toegang tot financiering is een belangrijk aandachtspunt op dit moment. Met name kleine bedrijven komen moeilijker aan bancaire financiering. Voor de komende periode is de verwachting dat de vraag naar risicokapitaal zal toenemen. Door het verstrekken van een garantie kan de Groeifaciliteit voor financiers de steun in de rug betekenen die nodig is om risicokapitaal aan ondernemingen te verstrekken. Uit evaluatie blijken de effecten van de regeling met name gelegen in de uitbreiding of het behoud van werkgelegenheid en de toename van de omzet en R&D-uitgaven te liggen.

Alleen deelnemende financiers kunnen een garantieaanvraag bij de overheid indienen. Zij beoordelen de financieringsaanvraag van de ondernemer eerst zelf. Als zij voornemens zijn de financiering te honoreren met een garantie van de Groeifaciliteit, zullen zij een garantie-aanvraag bij RVO indienen. Bij een positief besluit van RVO kan de financier het risicokapitaal verstrekken met garantie van de overheid. De maximumgarantie van de overheid is 50%, wat bij participaties neerkomt op maximaal € 12,5 mln en bij bancaire achtergestelde leningen op maximaal € 2,5 mln.

Bij RVO worden garantieaanvragen en wijzigingen beoordeeld. Daarnaast is een commissie met externe deskundigen geïnstalleerd, die de voorstellen met een garantie van meer dan € 2,5 mln ter fiattering beoordeelt. De Commissie toetst – additioneel aan RVO – het risico van het betreffende voorstel en bij fiattering wordt de premie bepaald op basis van het te lopen risico. De gemiddelde provisie-inkomsten over de huidige portefeuille bedragen 2,97%. De verwachte inkomstenstroom aan provisies en fees is naar berekening van RVO toereikend om eventuele verliezen af te dekken. Om te kunnen beoordelen of de regeling zichzelf financiert, worden periodiek de cijfers bezien.

Financiers betalen om de garantie te verwerven in ieder geval een eenmalige premie van 1% van het garantiebedrag vooraf en vervolgens een premie over het uitstaande garantiebedrag. Voor participaties is voorzichtigheidshalve uitgegaan van 3% per jaar en voor achtergestelde leningen 2,5%. Het uitgangspunt is dat de Groeifaciliteit hiermee kostendekkend is. Deze jaarlijkse premie kan gedurende de looptijd van de garantiemaatregel worden herzien en zo nodig naar boven worden bijgesteld om ervoor te zorgen dat de premies de kosten van de regeling blijven dekken. Een eventueel verschil tussen premieontvangsten, schades en uitvoeringskosten in enig jaar wordt met ingang van 2014 afgestort in de interne begrotingsreserve.

De horizonbepaling voor de Groeifaciliteit is 1 november 2016. De laatste evaluatie is uitgevoerd in 2012. De eerstvolgende evaluatie zal in 2016 worden uitgevoerd.

Het gebruik van de Groeifaciliteit fluctueert sterk met de conjunctuur. De verwachting is dat als de economie in de komende jaren aantrekt ook de benutting van dit instrument toeneemt. Daarom is het garantieplafond voor 2015 ongewijzigd.

Garantie Scheepsnieuwbouwfinanciering

De garantieregeling Scheepsnieuwbouwfinanciering (GSF) biedt banken van in Nederland gevestigde scheepswerven de mogelijkheid om een garantie te verkrijgen op de financiering van de bouwfase van nieuwe schepen. De bank is de aanvrager van de staatsgarantie op de financieringsvraag, die door een scheepswerf aan de bank is voorgelegd. De maximale garantie, die de Staat kan verstrekken bedraagt 80% van de gecontracteerde bouwsom. Bij het verlenen van de financiering worden de gebruikelijke bancaire spelregels in acht genomen, waarbij het risico tussen bank en staat paritair (20/80) verdeeld is.

Deze garantieregeling creëert een level playing field voor de Nederlandse scheepswerven in Europa voor de productie van nieuwe schepen. Andere Europese landen kennen voor hun nationale scheepsbouwproductiesector vergelijkbare nationale regelingen.

De range van schepen waarop de regeling van toepassing is, ligt op een bouwsom per schip van € 3 mln tot € 100 mln. Voor de regeling is een plafond ingesteld van jaarlijks € 1 mld dat per 2015 is verlaagd naar € 400 mln, waarbij één scheepswerf(groep) maximaal 30% van dit plafond mag benutten.

Aan het verlenen van garanties gaat een zorgvuldig proces vooraf. Het verstrekken van een garantie kan eerst plaatsvinden nadat de betrokken bankier zelf de bereidheid heeft om voor ten minste 20% een eigen risico te aanvaarden op de betreffende werf. Daarnaast adviseert een onafhankelijke kredietcommissie over de aanvraag voor een staatsgarantie.

Via een analyse van de markt is nagegaan welke faillissementen zich in Nederland hebben voorgedaan bij relevante scheepswerven en wat de gevolgen zijn voor de positie van het onderhanden werk (schepen). Uit de analyse van een periode van 15 jaar bleek dat er nagenoeg geen schade was ontstaan. Dit heeft geleid tot de inschatting dat de kans dat de borgtocht daadwerkelijk zal worden ingeroepen minimaal is. Op basis daarvan is het risico gewaardeerd op 1%. Uitgaande van het jaarlijks garantieplafond van € 400 mln en het risico op inroepen van 1% wordt het uit te keren bedrag geraamd op € 4 mln gemiddeld per jaar. De provisie die de staat over de garantie zal ontvangen bedraagt gemiddeld 1,5%. Om eventuele schades in de eerste jaren op te vangen is een interne begrotingsreserve ingesteld die per 1 januari 2014 € 25 mln bevat. In de loop van 2014 is deze reserve neerwaarts bijgesteld naar € 10 mln vanwege verlaging van het garantieplafond. Ultimo 2013 bedroeg het aantal gefiatteerde garantieaanvragen € 44 mln.

De te vragen premie is afhankelijk van de voorafgaande beoordeling van iedere financiering. Bij de beoordeling zal de risicoclassificatie een doorslaggevende rol spelen voor de hoogte van de provisie waarbij als randvoorwaarde geldt dat de provisie ten minste in overeenstemming moet zijn met de «geen steun» ondergrens zoals door de Europese Commissie is vastgesteld. De premie is kostendekkend en wordt volledig doorberekend aan de eindgebruiker. Een eventueel verschil tussen premieontvangsten en schades en uitvoeringskosten in enig jaar, wordt afgestort in de interne begrotingsreserve.

De horizonbepaling voor de Garantiefaciliteit Scheepsnieuwbouwfinanciering is 1 november 2017. De eerstvolgende evaluatie zal in 2017 worden uitgevoerd.

Het plafond voor de Garantieregeling Scheepsnieuwbouw is met ingang van 2015 verlaagd van € 1 mld naar € 400 mln. Dit vanwege het beperkte gebruik van de regeling en de verwachting dat de komende jaren het gebruik van de regeling niet boven de € 400 mln zal uitkomen.

Artikel 14 Een doelmatige en duurzame energievoorziening

Aardwarmte

Aardwarmte wordt gezien als een kosteneffectieve duurzame energiebron met potentie. Het draagt bij aan het halen van de duurzame energiedoelstelling van Nederland. Binnen de SDE+ is het één van de gunstigste opties. Aardwarmte is tevens een belangrijke optie voor het halen van de energie- en klimaatdoelen van EZ en de glastuinbouw. In het energieakkoord en de beleidsbrief tuinbouw is een versnellingsplan aardwarmte aangekondigd.

Het doel van de garantieregeling aardwarmte is het afdekken van het geologisch risico dat het boren van de putten voor de toepassing van aardwarmte, niet succesvol is. Het gaat om het risico dat de volgens het plan aangeboorde aardlaag minder warm water productie oplevert en/of water van lagere temperatuur oplevert dan op basis van een gedegen geologisch vooronderzoek verwacht werd.

Het ontbreken van een (betaalbare) verzekering is nog steeds een belangrijk knelpunt voor de toepassing van aardwarmte. Door dit risico af te dekken wordt de toepassing van aardwarmte gestimuleerd. De garantieregeling dekt het risico dat een boring niet in een goede watervoerende laag uitkomt, waardoor het vermogen dat vooraf verwacht werd, niet wordt behaald. In dat geval wordt voor een deel van de gemaakte kosten een subsidie uitgekeerd, gerelateerd naar de mate waarin de aardwarmteboring mislukt is. Eind 2015 zal bezien worden in hoeverre de markt bereid is het risico te verzekeren en of de regeling moet worden gecontinueerd.

Er wordt een premie van 7% gevraagd. Het staat aanvragers vrij andere ondersteuning te zoeken voor het risico van misboring bij het aardwarmteproject, maar er is een grens. De wetgever vindt het redelijk dat de initiatiefnemer zelf ten minste 5% van het risico draagt (zoals vastgelegd in de regeling).

De garantie wordt uitgekeerd wanneer projecten (deels) mislukken. Bij een geslaagde boring wordt niet uitgekeerd. Met de garantiestelling worden projecten uitgelokt met een relatief klein risico (eis 90% slaagkans). Het verwacht vermogen dat aan de bodem onttrokken wordt (dit is het vermogen dat bij de aanvraag is opgegeven) is namelijk maximaal het vermogen dat met 90% zekerheid aan de ondergrond kan worden onttrokken (op basis van een locatiespecifiek geologisch onderzoek dat moet zijn opgesteld door een ISO 9001 gecertificeerde onderneming)

Er wordt een garantieplafond bekend gemaakt en het maximaal te garanderen bedrag per boring. Doorlooptijd per gegarandeerd project: EZ neemt binnen acht weken na de indiendatum een besluit op de aanvraag. De aanvrager moet binnen zes maanden na goedkeuring van de aanvraag starten met het boorproject. Na de aanvang van de aardwarmteboring heeft de aanvrager een jaar voor de voltooiing. Het aardwarmteproject moet binnen twee jaar leiden tot toepassing van aardwarmte in Nederland.

De premieontvangsten alsmede dotaties worden gestort in de interne begrotingsreserve. Eventuele schade-uitkeringen komen ten laste van deze reserve.

Tot nu toe zijn 12 projecten gegarandeerd. Daarvan zijn 3 projecten afgerond, waaronder 1 project met een gedeeltelijke uitkering van € 0,53 mln. 1 project is ingetrokken en 1 project is aan het boren, 7 projecten moeten nog starten. Naar verwachting zal het hele budget voor 2015 benut worden

Artikel 16 Concurrerende, duurzame, veilige agro-, visserij- en voedselketens.

Garanties voor investeringen en werkkapitaal landbouwondernemingen (Garantieregeling Landbouw en GMI). Het plafond voor deze garantstelingen tezamen is € 120 mln. Voorheen was dit plafond € 130 mln.

Garantieregeling Landbouw (GL)

De garantieregeling heeft als doel de ontwikkeling van de land- en tuinbouw te bevorderen. Een garantstelling landbouw en aquacultuur wordt alleen afgegeven voor leningen ten behoeve van investeringen. De totale garantstelling van een onderneming kan maximaal 80% van € 2,5 mln bedragen.

De lening onder garantstelling is maximaal 2/3 van de benodigde investering, waardoor de garantie maximaal 53,6% van de benodigde financiering bedraagt.

De GL kent drie varianten:

  • Garantstelling Landbouw: Maximale garantstelling 80% van € 0,6 mln.

  • Garantstelling Landbouw Jonge Landbouwers: Maximale garantstelling 80% van € 1,2 mln. Lening ten behoeve van bedrijfsovername. De ondernemer mag maximaal 39 jaar oud zijn.

  • Garantstelling Landbouw Plus: Maximale garantstelling 80% van € 2,5 mln. De investeringen die in aanmerking komen zijn Groen Label Kassen (GLK) en Duurzame stallen die voldoen aan de maatlat duurzame veehouderij (MDV). De Garantstelling Landbouw plus ziet ook toe op achtergestelde leningen.

De premie bedraagt 3% van het te lenen bedrag, te betalen door de ondernemer. De premie wordt gebruikt om verliesdeclaraties te betalen. De regeling is niet volledig kostendekkend. Daarom stort EZ jaarlijks aanvullend € 3 mln in een interne begrotingsreserve. Het geld uit de begrotingsreserve wordt gebruikt om verliesdeclaraties te betalen. De premie en de storting door EZ komen overeen met het gemiddelde nettoverlies per jaar over de afgelopen twintig jaar.

De afgelopen jaren was het gemiddelde beroep op de Garantieregeling Landbouw relatief laag als gevolg van de economische crisis. Naar verwachting zal er bij een aantrekkende economie weer meer behoefte aan garantiekredieten voor investeringen zijn.

In 2008 is de garantieregeling geëvalueerd. In december 2013 is de regeling opnieuw goedgekeurd als steunmaatregel door de Europese Commissie. In 2018 zal de Garantieregeling Landbouw samen met de Garantieregeling Marktintroductie Innovatie geëvalueerd worden. Afhankelijk van de uitkomsten van de evaluatie zal worden bezien of voortzetting wenselijk is.

Garantieregeling Marktintroductie Innovatie (GMI)

Er is een knelpunt geconstateerd in de marktintroductiefase van risicovolle grensverleggende innovaties. De bedrijven, die als eerste prototypen in de praktijk op het vlak van dierenwelzijn en milieu op praktijkschaal willen toepassen, worden vaak geconfronteerd met grote financiële risico’s. Door deze risico’s worden ondernemers afgeschrikt en banken willen hiervoor geen financiering verstrekken. Daardoor komt dit soort duurzame investeringen slechts beperkt van de grond. Een garantstelling door het Rijk geeft ondernemers die investeringen willen doen op het vlak van verduurzaming en marktvernieuwing een zetje in de rug.

De deelsectoren die het aangaat betreffen: melkveehouderij, varkenshouderij, pluimveehouderij, glastuinbouw, en opengrondstuinbouw. De garantstelling moet nog concreet uitgewerkt worden, de genoemde bedragen hieronder zijn indicatief.

De totale garantstelling van een onderneming kan maximaal 80% van € 2,5 mln bedragen. Naar verwachting zullen 25 initiatieven een garantstelling van gemiddeld € 1,5 mln ontvangen. De garantstelling in totaal door de rijksoverheid zou dus ongeveer € 37,5 mln gaan bedragen.

De ondernemers betalen premie om voor de garantstelling in aanmerking te komen, maar de regeling is niet volledig kostendekkend. Het verwachte risico voor de staat is jaarlijks iets meer dan € 3,5 mln (waarvan € 1,0 mln EU-middelen uit POP en € 2,5 mln nationaal). Dit bedrag zal jaarlijks aan de begrotingsreserve toegevoegd worden. Bij 3% provisie betalen de ondernemers ongeveer € 1,5 mln aan premie. De premie wordt gebruikt om verliesdeclaraties te betalen. Daarmee is de totale buffer jaarlijks

€ 5 mln.

In 2013 heeft een verkenning naar deze garantieregeling plaatsgevonden. De regeling loopt tot en met 2020. In 2018 zal de Garantieregeling Marktintroductie Innovatie samen met de Garantieregeling Landbouw geëvalueerd worden. Afhankelijk van de uitkomsten van de evaluatie zal worden bezien of voortzetting wenselijk is.

2.2 DE BELEIDSARTIKELEN

11 Goed functionerende economie en markten

Algemene doelstelling

Het scheppen van voorwaarden voor een goed functionerende economie en goed functionerende markten, waaronder de markt voor elektronische communicatie.

Goed functionerende markten dragen in belangrijke mate bij aan de economische groei en innovatie. In een goed functionerende markt reageren vraag en aanbod effectief op elkaar. Consumenten en bedrijven profiteren daarvan. Op goed functionerende markten ontstaat een optimale prijs – kwaliteitverhouding van goederen en diensten en hebben gebruikers keuzevrijheid. Het slim benutten van en zorgdragen voor hoogwaardige elektronische communicatie netwerken en digitale infrastructuren waar de Nederlandse samenleving op kan bouwen én vertrouwen draagt bij aan het economisch groeivermogen en een goed functionerende economie.

Rol en verantwoordelijkheid

De Minister van EZ is op grond van de Telecommunicatiewet en de Postwet 2009 verantwoordelijk voor het stellen van regels voor vaste en mobiele communicatienetwerken respectievelijk de postvoorziening. Daarnaast ziet de Minister van EZ het als een taak eventuele belemmeringen voor het goed functioneren van markten te verminderen of weg te nemen en heeft hij een systeemverantwoordelijkheid voor de statistische informatievoorziening van rijkswege. Hieruit vloeien de volgende verantwoordelijkheden voort:

Financieren

  • Het bijdragen aan het goed functioneren van markten door het financieren van TenderNed (het elektronisch aanbestedingssysteem) en diverse organisaties op het gebied van metrologie, normalisatie, accreditatie en markttoezicht;

  • Het financieren van een deel van de exploitatie van het Agentschap Telecom en het verrichten van uitgaven voor opdrachten inzake beleidsvoorbereiding en evaluaties voor frequentiebeleid en veiligheid. Veiligheid heeft hier met name betrekking op het beheersen van risico’s bij openbare elektronische communicatienetwerken en diensten, het voorkomen van internet- en telefoonstoringen en het voorkomen van graafschades aan kabels en leidingen;

  • Het financieren van het CBS om het van overheidswege verrichten van statistisch onderzoek ten behoeve van praktijk, beleid en wetenschap en het openbaar maken van de op grond van zodanig onderzoek samengestelde statistieken mogelijk te maken.

(Doen) uitvoeren

  • Het tegengaan van mededingingsbeperkende gedragingen met de Mededingingswet en uitvoeren van mededingingsbeleid in alle sectoren van de Nederlandse economie;

  • Het reguleren van de postmarkt met de Postwet 2009 waardoor een toegankelijke en betaalbare basisvoorziening voor de post is gewaarborgd (universele postdienst);

  • Het opstellen van verkeersregels voor het gebruik van de ether, door afspraken te maken in internationaal verband voor harmonisatie en door – in geval van schaarste – te bepalen op welke wijze het spectrum wordt verdeeld;

  • Het inzetten op het realiseren van hoogwaardige en innovatieve breedbandige mobiele communicatie en omroeptoepassingen door verruiming van gebruiksmogelijkheden van het spectrum en door de uitgifte van beschikbare frequentieruimte.

Regisseren

  • Het bevorderen van goed functionerende markten door het scheppen van randvoorwaarden via wet- en regelgeving;

  • Het bewaken van een goede balans tussen de belangen van bedrijven en consumenten met generiek consumentenbeleid waarbij de Wet handhaving consumentenbescherming centraal staat;

  • Het scheppen van voorwaarden waarbinnen concurrentie kan plaatsvinden door middel van de Waarborgwet, de Winkeltijdenwet, de Aanbestedingswet 2012, de Wet aanwijzing nationale accreditatie-instantie en de Metrologiewet;

  • Het op basis van de in 2013 uitgekomen middellange termijnvisie op de ontwikkeling van telecommunicatie, media en Internet in 2015 verder moderniseren van de regelgeving om deze te kunnen laten meegroeien met de ontwikkelingen in de markt en de behoeftes in de samenleving.

Beleidswijzigingen

Op 1 augustus 2014 is de Stroomlijningswet ACM in werking getreden. Onderdeel van de wet is een gestroomlijnde methodiek van doorbelasting van toezichtskosten van de ACM aan ondernemingen die onder toezicht vallen. Deze methodiek, die voor verschuivingen in de toezichtslasten per sector zorgt, zal op 1 januari 2015 van kracht worden.

Een wetsvoorstel ter verhoging van de wettelijke maxima van de ACM-boetes wordt voorbereid. Doelstelling van dit wetsvoorstel is het vergroten van de afschrikkende werking van de ACM-boetes en daarmee van de effectiviteit van het markttoezicht dat de ACM uitoefent. In 2015 zal de parlementaire besluitvorming over het wetsvoorstel plaatsvinden. Naar verwachting treedt de wet in de tweede helft 2015 of de eerste helft 2016 in werking.

In 2014 zal een wetsvoorstel worden ingediend om de eisen aan de Universele Postdienst (UPD) meer in lijn te brengen met de behoeften van gebruikers, met name door het verminderen van het aantal verplichte postvestigingen en brievenbussen. Naar verwachting zal het wetsvoorstel in 2015 in werking treden.

In 2015 wordt de herziening van de Europese metrologische richtlijnen op basis van verordening 765/2008 betreffende accreditatie en marktoezicht en besluit 768/2008 betreffende het verhandelen van producten in de Metrologiewet geïmplementeerd. Hierdoor wordt een aantal technische verbeterpunten doorgevoerd.

Mede naar aanleiding van de lessen uit een overnamepoging van KPN in 2013 is de Tweede Kamer in 2014 geïnformeerd over een beleidsvoornemen om de Minister van Economische Zaken extra bevoegdheden te geven indien een partij overwegende zeggenschap wil verwerven in een telecommunicatiebedrijf dat beschikt over vitale infrastructuur. Voorjaar 2015 zal een wetsvoorstel daartoe voor behandeling worden voorgelegd aan de Tweede Kamer.

In vervolg op de in 2013 uitgekomen middellange termijnvisie op de ontwikkeling van telecommunicatie, media en internet, zijn in 2014 in nauwe samenwerking met alle stakeholders (netwerkpartneraanpak) analyses uitgevoerd en oplossingsrichtingen geformuleerd binnen de thema’s «Markt en toezicht», «Neutraliteit verder in de keten», «Audiovisuele diensten en media», «E-privacy» en «Betrouwbaarheid van netwerken en diensten». De Tweede Kamer zal hierover eind 2014 worden geïnformeerd. In 2015 zullen deze oplossingsrichtingen in samenwerking met andere departementen zoals het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en het Ministerie van Veiligheid en Justitie worden meegenomen bij de verdere modernisering van de regelgeving.

De planning is dat de Verzamelwet met diverse wijzigingen van de Telecommunicatiewet eind 2014 aan de Tweede Kamer wordt aangeboden. In 2015 zal dan de parlementaire behandeling door Tweede en Eerste Kamer plaatsvinden en het wetsvoorstel in werking treden.

De verwachting is dat de Tweede Kamer in 2014 instemt met een wetsvoorstel tot aanpassing van artikel 11.7a (de cookiebepaling) van de Telecommunicatiewet. Het wetsvoorstel zorgt er voor dat cookies die geen of nauwelijks gevolgen hebben voor de privacy niet meer onder de informatieplicht en het toestemmingsvereiste vallen. Gebruikers van internet hoeven dan alleen nog maar toestemming te geven voor het plaatsen van cookies als hun privacy daadwerkelijk in het geding is. Na instemming van de Tweede en Eerste Kamer zal de wet begin 2015 in werking kunnen treden.

Aan de Tweede Kamer20 is toegezegd dat het gewijzigde frequentiebeleid, zoals dat in maart 2013 is vastgelegd in de Telecommunicatiewet, na twee jaar wordt geëvalueerd. De evaluatie zal in 2015 worden afgerond. Op basis van de uitkomsten zal eind 2015 worden bezien of het frequentiebeleid bijstelling behoeft.

Budgettaire gevolgen van beleid

Bedragen x € 1.000
 

2013

2014

2015

2016

2017

2018

2019

VERPLICHTINGEN

214.441

197.186

192.396

182.292

177.891

170.015

170.020

UITGAVEN

216.199

198.280

192.483

183.123

175.774

168.998

169.003

Waarvan juridisch verplicht (percentage)

   

98%

       
               

Subsidies

797

1.700

1.400

100

1.100

1.080

 

Digitalisering regionale radio

797

1.700

1.400

100

1.100

1.080

 
               

Opdrachten

8.071

9.282

14.186

13.778

12.910

12.733

13.813

Onderzoek en Opdrachten

2.883

2.183

1.866

1.453

1.453

1.453

1.453

PIANOo/TenderNed

1.572

3.101

6.857

6.517

6.511

6.511

6.511

Beleidsvoorbereiding en evaluaties Frequenties en Veiligheid

3.616

3.998

5.463

5.808

4.946

4.769

5.849

               

Bijdragen aan agentschappen

14.510

13.030

9.825

9.254

8.551

8.008

8.013

Agentschap Telecom

10.921

10.436

9.825

9.254

8.551

8.008

8.013

Rijksdienst Voor Ondernemend Nederland

365

           

DICTU

3.224

2.594

         
               

Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s

190.090

169.839

162.309

155.831

148.777

142.747

142.747

Metrologie

14.969

14.029

13.935

13.263

12.640

11.940

11.940

Raad voor Accreditatie

162

297

105

142

129

127

127

ACM

1.333

422

402

375

375

377

377

CBS

173.626

155.091

147.867

142.051

135.633

130.303

130.303

               

Bijdragen aan (inter)nationale organisaties

2.731

4.429

4.763

4.160

4.436

4.430

4.430

Nederlands Normalisatie Instituut (NEN)

790

1.154

1.039

1.204

1.182

1.059

1.059

Internationale organisaties

1.941

3.215

3.664

2.896

3.194

3.311

3.311

Raad van deskundigen voor de nationale meetstandaarden

 

60

60

60

60

60

60

               

ONTVANGSTEN

3.846.784

53.281

52.265

43.434

30.200

30.200

30.200

Ontvangsten ACM

1.074

           

High Trust

16.655

31.300

31.300

31.300

30.200

30.200

30.200

Diverse ontvangsten

3.829.055

21.981

20.965

12.134

     

Om invulling te geven aan de Kaderrichtlijn, 2002/21/EG, zoals gewijzigd door 2009/140/EG, artikel 3 inclusief considerans 13, wordt opgemerkt dat van het totaalbedrag voor de apparaatsuitgaven van de ACM (inclusief de raming voor ACM op artikel 40), een bedrag van circa € 13,6 mln in 2015 specifiek voor toezicht op de elektronische communicatiesector wordt geraamd (inclusief betreffende kosten van het bestuur van de ACM).

Budgetflexibiliteit

Subsidies: Het bedrag dat geraamd is in 2015 voor deze subsidie vloeit voort uit een verplichting die in het verleden is aangegaan; deze is dus 100% juridisch verplicht.

Opdrachten: Het geraamde bedrag voor uitgaven uit hoofde van opdrachten is voor 77% juridisch verplicht, het betreft uitfinanciering van in het verleden aangegane verplichtingen en uitgaven die op grond van de Aanbestedingswet worden gedaan door PIANOo en TenderNed.

Bijdragen aan agentschappen: Het budget betreft de uitfinanciering van opdrachten 2015 aan Agentschappen en is 100% juridisch verplicht.

Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s: Van de totaal voor 2015 geraamde uitgaven voor artikel 11 is circa € 162 mln bestemd voor bijdragen aan ZBO's/RWT's. Hiervan is 100% niet flexibel inzetbaar in 2015 als gevolg van overeenkomsten met betrokken organisaties.

Bijdragen aan (inter)nationale organisaties: Over de contributies aan (inter)nationale organisaties zijn meerjarige afspraken gemaakt, de bedragen zijn voor 80% juridisch verplicht.

Toelichting op de financiële instrumenten

Subsidies

Digitalisering regionale radio

Dit betreft de uitfinanciering van de in 2011 afgegeven subsidiebeschikking aan de Stichting Regionale Omroep Overleg en Samenwerking. Dit zal worden aangewend voor investeringen in digitale radio voor regionaal publieke omroepen.

Een indicatie voor het succes van de introductie van digitale radio is de penetratiegraad van digitale radio-ontvangers in huishoudens. Dit wordt gemonitord in de jaarlijkse uitgave «De Digitale Economie» van het CBS. Belangrijke indicator voor dit succes is het percentage huishoudens dat over een DAB+ ontvanger beschikt en daarmee toegang heeft tot digitale radio. Als dit in meer dan 50% van de huishoudens het geval is, ligt het in de rede om de analoge FM op termijn af te schakelen.

Indicator

Referentie-waarde 2012

Peildatum

Raming 2015

Streef-waarde

Planning

Bron

Penetratiegraad van digitale radio ontvangers in huishoudens

3,9%

2012

25–30%

50%

2016

CBS

Opdrachten

Onderzoek en opdrachten

Dit betreft onderzoeksopdrachten die dienen ter ondersteuning van het beleid op het gebied van onder andere het marktordeningsbeleid, mededingingsbeleid, consumentenbeleid, aanbestedingsbeleid, Europese zaken en strategie.

PIANOo en TenderNed (aanbestedingsbeleid)

De in 2013 in werking getreden Aanbestedingswet 2012 beoogt een eenduidig en helder regelgevend kader te schetsen van de voorwaarden waaronder aanbestedende diensten hun opdrachten voor concurrentie moeten openstellen.

Een belangrijk element in het aanbestedingsbeleid vormt TenderNed. TenderNed is het elektronische aanbestedingssysteem, waardoor alle openbare (overheids)opdrachten op één centrale plaats te vinden zijn. TenderNed levert een belangrijke bijdrage aan de professionalisering van de overheidsinkoop, verbetering van naleving van de aanbestedingsregels en vermindering van de administratieve lasten voor ondernemers. Ondernemers kunnen dankzij de verplichting voor aanbestedende diensten om op TenderNed te publiceren alle openbare (overheids-)opdrachten vinden op één centrale plaats.

De vereenvoudigde en gemoderniseerde Europese aanbestedingsregels zullen worden geïmplementeerd in de Aanbestedingswet 2012.

Beleidsvoorbereiding en evaluaties Frequenties en Veiligheid

De begrote bedragen zijn voor opdrachten met betrekking tot de volgende onderwerpen ten aanzien van frequenties:

  • De huidige vergunningen in de 2 GHz (UMTS) band lopen op 1 januari 2017 af. Het uitgiftebeleid voor de frequenties in deze band krijgt in 2015 zijn uitwerking.

  • De huidige vergunningen voor radio lopen op 1 september 2017 af. Het uitgiftebeleid voor de frequenties in de radiobanden zal in 2015 zijn uitwerking krijgen.

  • De (heruitgifte) van frequenties voor omroeptoepassingen voor publieke en commerciële radio en televisie. Begin 2017 lopen de huidige DVBT-vergunningen (digitale ethertelevisie) van Digitenne (KPN) en de Publieke Omroep in het UHF-spectrum af. Begin 2015 neemt de Minister een besluit of nog spectrum beschikbaar wordt gesteld voor digitale ethertelevisie. Zo ja, dan worden in 2015 voorbereidingen getroffen om de bestemming en de heruitgifte van dit spectrumdeel in goede banen te leiden.

De begrote bedragen zijn daarnaast voor opdrachten met betrekking tot de continuïteit van netwerken internetveiligheid en cybersecurity:

  • Het versterken van de continuïteit van de telecommunicatienetwerken via onder andere bijdragen aan monitoring en onderzoek.

  • Het verhogen van internetveiligheid onder meer in samenwerking met het Platform Internetveiligheid. Betreft onderwerpen als aanpak van botnets, veiligheid van hotspots, het verbeteren van de intrinsieke veiligheid van hard- en software, standaardisatie van privacyvoorwaarden en de veiligheid van mobiele toepassingen.

  • Uitvoering van het programma Digiveilig dat er op is gericht om eindgebruikers (in het bijzonder individuele gebruikers, MKB en ZZP-ers) bewust te maken van een veilig internetgebruik en hen voor te lichten over en tools te bieden voor veilig internetten en veilig online zakendoen. Onderdeel hiervan vormt de doorontwikkeling en exploitatie van de portal veilig internetten en ook het faciliteren van acties die leiden tot betere borging van e-privacy.

  • EZ verzorgt de Interdepartementale Coördinatie van de onderzoeksprogrammering Nationale Cybersecurity Research Agenda. EZ draagt hier voor € 0,2 mln aan bij.

Kengetal

2010

2011

2012

2013

Ambitie 2020

Concurrentie markt mobiele telefonie (HHI-index)

3.802

3.721

3.740

3.675

Dalend

Bron: TNO

Toelichting

De Herfindahl – Hirschman Index (HHI) geeft een indicatie van de marktconcentratie, die afhankelijk is van enerzijds het aantal partijen in de markt (hoe meer partijen, des te lager de HHI) en anderzijds de marktaandelen van deze partijen (hoe lager het marktaandeel van de marktleiders, des te lager de HHI). De HHI kan een waarde aannemen tussen 0 (bij heel intensieve concurrentie) en 10.000 (bij een volledig monopolie). Hoe lager de HHI, hoe meer er gesproken kan worden van concurrentie. En bij dalingen van de HHI kan dus gesproken worden van toegenomen concurrentie. De betreffende HHI kijkt alleen naar de markt op netwerkniveau, dat wil zeggen dat het alleen naar de marktaandelen kijkt van partijen met een eigen netwerk. In de markt voor mobiele telefonie zijn echter ook partijen aanwezig die zelf diensten aanbieden, maar dat doen via de netwerken van de drie grote aanbieders. Het streven is dat door uitgifte van frequenties voor nieuwe mobiele toepassingen ook nieuwe partijen de markt kunnen betreden. Met de veiling voor frequenties voor nieuwe generatie mobiele telecommunicatie is er een nieuwe netwerkaanbieder bij gekomen. Naarmate deze netwerkaanbieder marktaandeel gaat verwerven en vergroten zal de HHI – waarde kunnen dalen.

Bijdragen aan agentschappen

Agentschap Telecom

Agentschap Telecom draagt onder meer zorg voor de toelating tot het spectrum en ziet toe op het juiste gebruik daarvan. De begrote bedragen hebben betrekking op deze taken. De voornaamste uitvoeringstaken zijn voorlichting in het kader van het antennebeleid, juridische procedures en een bijdrage voor werkzaamheden in het kader van vergunningvrije toepassingen. De toezichtstaken hebben betrekking op onder meer toezicht ondergrondse netten (WION), bevoegd aftappen en dataretentie.

Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s

Metrologie

Met de Metrologiewet worden nationale meetstandaarden beschikbaar gesteld, die de basis vormen van een internationaal herleidbare metrologische infrastructuur. Het gebruik van gecontroleerde meetinstrumenten bij het leveren van goederen draagt onder andere bij aan eerlijke handel en consumentenbescherming.

VSL B.V. ontwikkelt, beheert en onderhoudt de nationale meetstandaarden. Verispect B.V. houdt toezicht op de Metrologiewet en de Waarborgwet. In beide gevallen gaat het om een overeenkomst voor onbepaalde tijd.

Raad voor Accreditatie

De Raad voor Accreditatie (RvA) is een ZBO dat controleert of een keuringsinstantie, certificeringsinstantie, inspectie-instantie of een laboratorium aan de accreditatienormen voldoet. De taken van de Raad voor Accreditatie zijn vastgelegd in de Wet aanwijzing nationale accreditatie-instantie. De RvA ontvangt jaarlijks een bijdrage van de Staat voor de kosten die de RvA maakt in het kader van Europese en internationale activiteiten die relevant zijn voor de accreditatie sector als geheel.

Autoriteit Consument en Markt (ACM)

Sinds 1 april 2013 is de uitoefening van het markttoezicht op de niet-financiële markten opgedragen aan de Autoriteit Consument en Markt (ACM). De ACM is belast met wettelijke taken op het gebied van het generieke mededingingstoezicht (Mededingingswet), generieke consumentenbescherming (Wet handhaving consumentenbescherming) en het sectorspecifieke markttoezicht in de sectoren energie, telecommunicatie, post en vervoer.

De apparaatsuitgaven van de ACM zijn geraamd op artikel 40, voor zover de kosten van de ACM niet worden doorbelast naar marktorganisaties die onder het ACM-toezicht vallen. Het bedrag geraamd op artikel 11 betreft de geraamde kosten van de leden van het bestuur van de ACM.

ConsuWijzer is het informatieloket van de ACM en biedt op laagdrempelige wijze informatie over de rechten en plichten van consumenten. ConsuWijzer geeft advies op maat over de stappen die de consument kan nemen om zijn recht te halen. Dit kan variëren van een bezoek aan de winkelier, het schrijven van een brief aan de leverancier tot het aanhangig maken van een geschil bij de Geschillencommissie of de rechter. Daarnaast heeft ConsuWijzer als doel om de ACM te voorzien van toezichtsinformatie (signaalfunctie). Voor meting van de effectiviteit van ConsuWijzer.nl wordt onderzocht wat het percentage consumenten is dat stappen heeft ondernomen na een bezoek aan de website. Tevens wordt de klanttevredenheid gemeten.

In de tweede helft van 2014 zullen tot slot de voorbereidingen worden gestart voor de externe evaluatie van de ACM die in de loop van 2015 moet zijn afgerond.

Kengetal

Referentie-waarde

Peil-datum

Raming 2015

Streef-waarde

Planning

Bron

Percentage consumenten dat stappen heeft ondernomen na bezoek ConsuWijzer

46%

2011

46%

46%

2015

ACM

Klanttevredenheid Consuwijzer

7,4

2011

7,3

7,3

2015

ACM

Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS)

Het CBS publiceert als onafhankelijk kennisinstituut betrouwbare, samenhangende en actuele statistische informatie, die inspeelt op de behoefte van de samenleving. Deze informatie omvat vele maatschappelijke aspecten, van macro-economische indicatoren als economische groei en consumentenprijzen, tot de inkomenssituatie van personen en huishoudens die relevant zijn voor praktijk, beleid en wetenschap. Producten van het CBS worden intensief gebruikt voor onder meer het opstellen en evalueren van beleid en voor het signaleren van maatschappelijke trends.

Het CBS staat voor de opgave verder in te spelen op de groeiende vraag naar betrouwbare statistische informatie, de toegankelijkheid van gegevens verder te vergroten, de kwaliteit te handhaven en tegelijkertijd te bezuinigen. Hiertoe worden op innovatieve wijze statistieken geproduceerd en operationele processen gestroomlijnd.

Bijdragen aan (inter)nationale organisaties

Nederlands Normalisatie Instituut (NEN)

Het Nederlands Normalisatie Instituut (NEN) ontvangt een bijdrage van de Staat voor het uitvoeren van bepaalde werkzaamheden die voortvloeien uit Verordening (EU) Nr. 1025/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012. Deze betreffen Europese normalisatie en de Overeenkomst inzake technische handelsbelemmeringen die over het geven van informatie over normen gaan. Tevens is de bijdrage bedoeld voor het informeren van Nederlandse belanghebbenden over de initiatieven van de Europese en mondiale normalisatie-instellingen. Daarnaast gebruikt het NEN de bijdrage voor de contributies die het NEN is verschuldigd aan de Europese en mondiale normalisatie-instellingen en voor de controle van de juistheid van verwijzingen in regelgeving naar normen en kennisgeving aan ministeries van het vervallen en vervangen van normen.

Internationale organisaties

Dit betreft bijdragen aan:

  • International Telecommunications Union (ITU): In 2015 organiseert de ITU de World Summit on the Information Society (WSIS-15). De NL inzet is gericht op de versterking van de «multistakeholder benadering» voor het internet en op een besturingsmodel dat is gebaseerd op een open, beschikbaar en toegankelijk internet. Daarnaast zijn met name de werkzaamheden van de Radiocommunicatiesector (ITU-R) van groot belang. ITU-R neemt besluiten over de wereldwijde toewijzing van radiofrequenties aan categorieën van diensten en over de toewijzing van (schaarse) ruimteposities aan satellietsystemen.

  • Universal Postal Union (UPU): Binnen de UPU zal worden gewerkt aan het uitvoeren van alle afspraken die zijn gemaakt in oktober 2012 tijdens de vierjaarlijkse UPU Conferentie, waaronder het strategisch plan voor 2013–2016.

  • European Conference of Postal and Telecommunications Administrations (CEPT): De inzet in de ITU wordt regionaal voorbereid, voor landen in Europa is daarvoor CEPT het aangewezen kanaal. Daarnaast zal in CEPT verder worden gewerkt aan regionale afspraken over nummers en frequentieverdelingen en aan (technische) mandaten van de Europese Commissie. De rapporten die CEPT opstelt aan de hand van deze mandaten vormen een belangrijke input voor besluiten in het Radio Spectrum Comité van de EU. EZ draagt jaarlijks bij aan de kosten van ERO (het permanente ondersteunende bureau van CEPT in Kopenhagen).

  • The Internet Corporation for Assigned Names and Numbers/Governmental Advisory Committee (ICANN/GAC): EZ financiert samen met Brazilië en Noorwegen het secretariaat van ICANN/GAC tot en met 2015. Dit versterkt de slagkracht van overheden binnen ICANN, de organisatie die wereldwijd het domeinnamensysteem (de basis van het internet) coördineert.

  • Internet Governance Forum (IGF): Het Internet Governance Forum is het mondiale overlegplatform waar ontwikkelingen op het gebied van internet met alle betrokken partijen (overheden, private sector, maatschappelijke organisaties, technische gemeenschap en de academische wereld) worden besproken. EZ doneert vooralsnog tot en met 2015 jaarlijks een bedrag aan het IGF, met name ter ondersteuning van het IGF-secretariaat. Verder subsidieert EZ ECP onder meer voor de jaarlijkse voorbereiding van het NL IGF multistakeholder platform.

  • Internationale organisaties Metrologie. Het gaat om bijdragen op het gebied van metrologie die vastliggen in internationale verdragen (Organisation Internationale de Métrologie Légale (OIML), WELMEC, Bureau International des Poids et Mesures (BIPM)).

Raad van deskundigen voor de nationale meetstandaarden

Het geraamde bedrag betreft vergoedingen voor de leden van de op grond van de Metrologiewet verplicht ingestelde adviesraad, kosten secretariaat en vergaderkosten. De Raad is een technisch specialistisch adviescollege als bedoeld in de Kaderwet adviescolleges. De Raad oefent toezicht uit op de verwezenlijking en het beheer van onze nationale meetstandaarden en geeft gevraagd en ongevraagd advies over meetstandaarden en grootheden.

Toelichting op de ontvangsten

High Trust

Betreft raming van ontvangsten van boetes die toezichthouders van EZ opleggen en waar – in het kader van het zogenaamde High Trust-beleid – een meerjarige raming voor wordt aangehouden. Verreweg het grootste deel van de ontvangsten betreft boetes die opgelegd worden door de ACM.

Diverse ontvangsten

Betreft ramingen voor ontvangsten uit hoofde van het beleid inzake Telecommunicatie.

Budgettair belang fiscale maatregelen

Bedragen x € 1 mln
 

2013

2014

2015

2016

2017

2018

2019

BTW-vrijstelling Post

178

172

167

161

156

151

147

12 Een sterk innovatievermogen

Algemene doelstelling

Een sterker innovatievermogen van de Nederlandse economie.

  • De ambitie is dat de positie van Nederland in de Innovation Union Scoreboard verbetert naar de groep van innovatieleiders. Nederland neemt nu de zesde plaats in en is daarmee innovatievolger.

  • In het kader van de Europa 2020-strategie stelt Nederland zich ten doel dat in 2020 2,5% van het bruto binnenlands product aan onderzoek en ontwikkeling (R&D) wordt uitgegeven.

  • Bovendien is het een ambitie van het bedrijvenbeleid dat publieke en private partijen in 2015 voor tenminste € 500 mln participeren in Topconsortia voor Kennis en Innovatie, waarvan tenminste 40% wordt gefinancierd wordt door het bedrijfsleven.

Rol en verantwoordelijkheid

De Minister van Economische Zaken is Rijksbreed verantwoordelijk voor versterking van het innovatievermogen, in het bijzonder gericht op het bedrijfsleven, om te komen tot:

  • nieuwe of sterk verbeterde producten, processen of diensten;

  • administratieve, organisatorische of marketinginnovatie.

Samen met de bewindspersonen van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen is de Minister van Economische Zaken verantwoordelijk voor het coördineren en borgen van de publieke kennisinfrastructuur voor toegepast en fundamenteel onderzoek.

Vanuit deze verantwoordelijkheden heeft de Minister een stimulerende en regisserende rol:

Stimuleren

  • Het stimuleren van extra investeringen in R&D en innovatie in generieke zin en specifiek ten aanzien van topsectoren, door alle bedrijven, inclusief het MKB.

  • Het stimuleren van privaatpublieke samenwerking tussen kennisinstellingen en bedrijven, zoals in de topconsortia voor kennis en innovatie (TKI).

  • Het stimuleren van de toegang tot (risico)kapitaal voor bedrijven, middels het Innovatiefonds MKB+.

  • Het stimuleren van Europese en internationale samenwerking op het gebied van innovatie en samen met de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen het stimuleren van Europese en internationale samenwerking op het gebied van R&D.

Regisseren

  • De kabinetsbrede regie van het topsectorenbeleid en de invulling van de kennis- en innovatiecontracten.

  • Het regisseren van een effectief stelsel voor kennisbescherming en benutting.

  • Het regisseren van het Nederlandse lucht- en ruimtevaartbeleid.

Indicator

Referentie-

Waarde 1

Peildatum

Raming

2015

Streef-

waarde

Planning

Bron

R&D-uitgaven als % van het BBP2

1,97%

2012

2,1%

2,5%

2020

CBS

– waarvan private sector

1,14%

2012

1,3%

n.v.t.

 

CBS

– waarvan publieke sector

0,83%

2012

0,8%

n.v.t.

 

CBS

X Noot
1

In juni 2014 heeft het CBS een revisie van het BBP doorgevoerd in het kader van de herziening van de Nationale Rekeningen. Dit heeft een opwaarts effect van 7% gehad op de omvang van het BBP in 2012. Indien de revisie van het BBP niet had plaatsgevonden, waren de R&D-uitgaven in 2012 uitgekomen op 2,10% van het BBP, waarvan 1,22% in de private sector en 0,89% in de publieke sector.

X Noot
2

De getoonde uitsplitsing van R&D-uitgaven naar publieke en private sector heeft betrekking op de sector waarbinnen het onderzoek wordt uitgevoerd, niet op de financieringsbron. De publiek gefinancierde R&D-uitgaven (inclusief WBSO en RDA) zijn voor 2012 te becijferen op 0,91% van het BBP, de privaat gefinancierde R&D-uitgaven (na aftrek van WBSO/RDA) op 1,05% van het BBP. Deze berekening is door EZ gedaan op basis van recente gegevens over de financiering van R&D van het CBS.

Kengetallen: Innovatieprestaties van Nederland

Kengetal

2009

2010

2011

2012

2013

Innovation Union Scoreboard: positie Nederland in de EU

8e

8e

7e

5e

6e

Aantal bij PCT1 aangevraagde octrooien,

         

• per mld euro BBP (in purchasing power parity (PPP) €)2

7,03

(2006)

6,59

(2007)

6,46

(2008)

6,32

(2009)

5,45

(2010)

• positie Nederland in de EU

5e

5e

5e

5e

5e

Aantal bij OHIM3 aangevraagde handelsmerken,

         

• per mld euro BBP (in PPP €)4

5,90

(2008)

6,76

(2009)

7,38

(2010)

7,12

(2011)

7,1

(2012)

• positie Nederland in de EU

9e

6e

6e

9e

9e

Bron: Europese Commissie (Innovation Union Scoreboard 2014)

X Noot
1

Het Patent Cooperation Treaty wordt uitgevoerd door de World Intellectual Property Organisation (WIPO), het agentschap van de Verenigde Naties dat onder andere internationaal aangevraagde octrooien registreert.

X Noot
2

Betreft het aantal octrooiaanvragen (onder PCT, internationale fase met EPO-bestemming) naar land van uitvinder, gedeeld door het BBP in mld euro’s gecorrigeerd voor koopkrachtverschillen. Tussen haken is het jaar opgenomen waarop de data betrekking hebben. Dit betekent dat de positie van Nederland in 2013 op de Innovation Union Scoreboard dus mede is bepaald op basis van octrooidata uit 2010.

X Noot
3

Het Office for Harmonisation in the Internal Market (OHIM) is het EU-agentschap dat onder andere handelsmerken registreert die in de gehele EU geldig zijn.

X Noot
4

Tussen haken zijn de jaren aangegeven waarop de data betrekking hebben.

Toelichting

Nederland heeft in 2013 een zesde positie in het Innovation Union Scoreboard bereikt (IUS 2014). Daarmee behoort Nederland tot de groep landen die tot de «innovatievolgers» worden gerekend, achter de «innovatieleiders» Zweden, Duitsland, Denemarken en Finland.

Kengetal

2006

2008

2010 1

2012

Aandeel innoverende bedrijven:

       

• Industrie (EU-gemiddelde)

42%

42%

(44%)

53%

(44%)

50%

(n.n.b.)

• Diensten (EU-gemiddelde)

32%

31%

(35%)

44%

(35%)

42%

(n.n.b.)

Aandeel innoverende bedrijven dat (de laatste drie jaar) technologisch heeft samengewerkt met publieke partijen:

       

• Researchinstellingen (EU-gemiddelde)

8%

10%

(6%)

6%

(6%)

7%

(n.n.b.)

• Universiteiten (EU-gemiddelde)

11%

14%

(10%)

8%

(11%)

10%

(n.n.b.)

Bron: CBS en Eurostat (uitkomsten van innovatie-enquêtes, die tweejaarlijks worden gehouden)

X Noot
1

enquêtemethode gewijzigd

Toelichting

Het aandeel innoverende bedrijven geeft het percentage bedrijven weer dat de laatste drie jaar bezig is geweest met technologische innovatie. Dat lag in 2012 lager dan in 2010. Het aandeel innoverende bedrijven dat de laatste drie jaar heeft samengewerkt met universiteiten of publieke researchinstellingen biedt inzicht in de mate waarin innoverende bedrijven kennisinstellingen betrekken bij onderzoek en innovatie. Dat is in 2012 gestegen ten opzichte van 2010. Een vergelijking over de periode 2006–2012 wordt bemoeilijkt door een breuk in de tijdreeks als gevolg van de introductie van de digitale enquêtemethode door het CBS bij de meting over 2010. Ten opzichte van het EU-gemiddelde kent Nederland de laatste jaren een aanzienlijk hoger aandeel technologisch innoverende bedrijven, waarvan er grosso modo evenveel samenwerken met kennisinstellingen.

Beleidswijzigingen

Vanaf 1 juli 2014 is de regeling Vroegefasefinanciering geopend, om ondernemers via een lening te ondersteunen om hun waardevolle ideeën voor nieuwe producten of diensten in de ontwikkelingsfase naar de markt te brengen. Het budget voor deze regeling was in het kader van het stimuleringspakket uit 2014 éénmalig beschikbaar gesteld. In het Aanvullend Actieplan MKB-financiering is structureel € 12,5 mln beschikbaar voor deze regeling.

In het Aanvullend Actieplan MKB-financiering is € 100 mln beschikbaar gesteld in 2014 voor het Dutch Venture Initiative (DVI) voor investeringen in participatiemaatschappijen en business angels.

Vanwege de grote belangstelling bij het MKB voor de MKB Innovatiestimulering Topsectoren (MIT) in 2014 wordt er in 2015 wederom € 30 mln voor dit instrument beschikbaar gesteld. Verder zal de samenwerking met de provincies op het innovatie-instrumentarium voor het MKB, welke in 2014 onder meer heeft geleid tot € 2 mln aan extra MIT projecten dankzij investeringen vanuit de provincies Limburg en Noord-Brabant, in 2015 verder worden voortgezet.

De TKI-toeslagregeling voor 2015 wordt op een aantal punten verder vereenvoudigd. De aanvragen voor toeslag worden gebaseerd op de vastgelegde, in plaats van de verwachte private bijdragen in publiek private samenwerkingsverbanden, waardoor de TKI’s meer zekerheid hebben over de omvang van de toeslag. Voorts zullen bij de inzet van de toeslag op nieuwe PPS’en geen verdergaande eisen worden gesteld dan het nieuwe staatssteunkader voor onderzoek en innovatie voorschrijft.

De transitie van Technologische Topinstituten (TTI) die in 2014 in gang is gezet bestrijkt een periode van drie tot vier jaar. Van de totale overheidsbijdrage gedurende de transitieperiode is circa 2/3 deel voorzien voor onderzoek en 1/3 deel voor onder andere netwerkvorming en kennisoverdracht. De transitie resulteert in een structurele inbedding van de succesfactoren van de TTI’s via het borgen van het onderzoek in de bestaande kennisinfrastructuur (NWO,TO2) en het organiserend vermogen via de TKI’s en de topsectoren.

Budgettaire gevolgen van beleid

Bedragen x € 1.000
 

2013

2014

2015

2016

2017

2018

2019

VERPLICHTINGEN

768.402

769.765

618.986

585.677

537.704

540.687

533.896

UITGAVEN

775.292

888.293

695.025

613.070

589.884

572.839

562.403

Waarvan juridisch verplicht (percentage)

   

79%

       
               

Leningen

99.538

227.951

125.128

90.342

89.329

89.528

75.521

Innovatiefonds (IF): innovatiekrediet

48.965

67.558

76.454

43.299

46.049

34.409

29.402

IF: risicokapitaal

16.500

15.593

17.074

13.343

13.780

22.027

22.027

IF: Dutch Venture Ininitative/Fund of Funds/Vroege fase/informal Investors

17.073

121.800

31.600

33.700

29.500

33.092

24.092

IF: Rom’s

17.000

23.000

         
               

Subsidies

73.576

64.058

62.422

52.129

53.125

50.430

50.715

MKB Innovatiestimulering Topsectoren (MIT)

10.353

21.388

27.957

29.308

29.239

29.239

29.524

Eurostars

6.949

7.592

11.174

15.255

16.556

18.325

18.325

Lucht- en Ruimtevaart

7.812

20.445

13.347

4.873

4.301

1.798

1.798

Overig

48.462

14.633

9.944

2.693

3.029

1.068

1.068

               

Opdrachten

1.436

2.558

1.464

1.538

1.538

1.538

1.538

Onderzoek en opdrachten

1.436

2.558

1.464

1.538

1.538

1.538

1.538

               

Bijdragen aan agentschappen

68.895

67.003

61.643

51.996

49.424

52.424

52.436

Rijksdienst Voor Ondernemend Nederland

68.602

66.862

61.004

51.857

49.285

52.285

52.297

Dienst Landelijk Gebied

   

500

       

Agentschap Telecom

293

141

139

139

139

139

139

               

Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s

154.840

136.874

113.349

113.911

110.235

108.874

108.874

TNO

154.840

136.874

113.349

113.911

110.235

108.874

108.874

               

Bijdragen aan (inter)nationale organisaties

377.007

389.849

331.019

303.154

286.233

270.045

273.319

Toeslag Topconsortia voor Kennis en Innovatie (TKI-toeslag)

25.434

66.534

80.945

101.101

115.273

115.267

118.267

Internationaal Innoveren

 

4.000

14.000

24.000

34.000

40.000

40.000

Topsectoren overig

183.625

187.370

132.146

68.388

40.828

30.600

30.874

Marin, Deltares, NLR

54.802

41.191

40.833

31.742

30.944

30.043

30.043

Topsectoren overig

             

Syntens

19.797

           

Ruimtevaart (ESA)

92.895

90.230

61.925

76.753

64.018

52.965

52.965

Overig

454

524

1.170

1.170

1.170

1.170

1.170

               

ONTVANGSTEN

96.098

74.495

61.601

63.737

72.234

79.830

82.025

Luchtvaartkredietregeling

2.515

2.102

3.800

5.777

9.695

12.203

14.125

Technische Ontwikkelingsprojecten (TOP)

2.128

4.000

3.000

2.000

500

   

Rijksoctrooiwet

35.287

31.212

31.212

31.212

31.212

31.212

31.212

Innovatiekredieten

16.733

9.816

18.788

19.588

23.188

26.688

25.388

Seed

2.188

 

800

 

1.400

2.900

4.200

Fund of Funds

       

100

800

2.800

Ontvangsten ROM’s

16.995

23.000

         

Eurostars

104

1.777

2.413

3.572

4.651

5.239

5.512

Diverse ontvangsten

20.150

2.588

1.588

1.588

1.588

1.588

1.588

Budgetflexibiliteit

Leningen: Het budget in 2015 voor het Innovatiefonds is voor 72% juridisch verplicht.

Subsidies: De beleidsbudgetten worden per jaar gepubliceerd. Van het beschikbare bedrag in 2015 is 74% juridisch verplicht. Het betreft onder andere uitfinanciering van tot en met 2014 aangegane verplichtingen. Het budget van de regeling MKB Innovatiestimulering Topsectoren (totaal € 28 mln) is voor € 10 mln nog niet juridisch verplicht. Dit zal bij de openstelling in 2015 plaatsvinden. Van het totale budget subsidies heeft 3% betrekking op de rente luchtvaartkredietregeling. Dit budget is bestuurlijk gebonden.

Opdrachten: Van het opdrachtenbudget is 91% juridisch verplicht. Het betreft de uitfinanciering van in voorgaande jaren aangegane verplichtingen.

Bijdragen aan agentschappen: Het budget betreft de financiering van het opdrachtenpakket 2015 aan de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO), Dienst Landelijk Gebied (DLG) en aan Agentschap Telecom en is 100% juridisch verplicht.

Bijdragen ZBO’s/RWT’s: Het budget betreft de uitfinanciering van de commitering 2015 aan TNO. Het budget is 100% juridisch verplicht.

Bijdragen aan (inter)nationale organisaties: Van dit bedrag is 71% juridisch verplicht. Dit betreft vooral de bijdragen aan Nationaal Lucht en Ruimtevaartlaboratorium, Stichting Technische Wetenschappen, verschillende Technologische Topinstituten en de uitfinanciering van verschillende innovatieprogramma’s. Een deel van het budget van de TKI-toeslagregeling (€ 48 mln) is nog niet juridisch verplicht. Dit betreft circa 15% van het totale budget voor (inter)nationale organisaties. De juridische verplichting van dit budget zal naar verwachting in 2015 plaatsvinden. Van de uitgaven aan (inter)nationale organisaties is 13% bestuurlijk gebonden. Dit betreft onder andere de uitgaven aan Deltares, Marin, Ruimtevaart en de Adviesraad voor wetenschap en techniek.

Toelichting op de financiële instrumenten

Samenhang instrumenten in het innovatiebeleid

Het innovatiebeleid heeft twee sporen: het generieke spoor en het specifieke spoor. Het generieke spoor bestaat uit het fiscale innovatie-instrumentarium (WBSO, RDA, innovatiebox), het Innovatiefonds MKB+ en enkele andere instrumenten. De generieke instrumenten beogen – tegen geringe uitvoeringskosten – bedrijven in de volle breedte van de economie aan te zetten tot innovatie.

Het specifieke spoor heeft betrekking op de topsectorenaanpak. De kern van het specifieke beleid is publiekprivate samenwerking (PPS). Een essentieel onderdeel daarvan wordt gevormd door de innovatiecontracten in de topsectoren. Daarin formuleren bedrijven, kennisinstellingen en overheden, samen de «gouden driehoek», op het gebied van innovatie en kennis de agenda’s en de programma’s, waarbij ook de inzet van middelen van de betrokken partijen is bepaald. Door een intensievere samenwerking tussen de excellente Nederlandse publieke kennisinfrastructuur en de bedrijven vindt de kennis beter zijn weg in innovatieve producten. Vanuit budgettaire optiek zijn hier de bijdragen aan de kennisinstellingen (TNO, DLO, GTI’s), de TKI-toeslag en de MIT van belang. In figuur 1 wordt een verdeling van middelen naar generieke en specifieke instrumenten getoond21. Daaruit blijkt dat 89 procent van het totale budget voor innovatie-instrumenten toegankelijk is voor alle innovatieve bedrijven.

Figuur 1: budget innovatie-instrumenten 2015 verdeeld naar generiek en specifiek

Figuur 1: budget innovatie-instrumenten 2015 verdeeld                   naar generiek en specifiek

Een andere manier om naar de samenhang van middelen voor innovatie te kijken, is door onderscheid te maken in grootteklasse van de ontvangende bedrijven. Het MKB (bedrijven met minder dan 250 werkzame personen) is bijna net zo belangrijk als het grootbedrijf in termen van uitgevoerde R&D (zie figuur 2b, bron: CBS, ICT, Kennis en economie 2014). In vergelijking hiermee, toont figuur 2a dat het MKB een relatief ruim aandeel (65%) van de innovatiemiddelen ten gunste van bedrijven ontvangt22.

Een goede verbinding met de initiatieven van de EU en andere landen is integraal onderdeel van het Nederlandse innovatiebeleid. Essentieel is de band tussen de topsectoren en de EU-programma’s op het terrein van kennis en innovatie. Het topsectorenbeleid maakt bovendien gerichter werk van bilaterale contacten en economische diplomatie.

De uitgaven van de verschillende departementen aan innovatie worden door het Rathenau Instituut jaarlijks samengesteld en openbaar gemaakt, als onderdeel van de totale investeringen in wetenschap en innovatie in verband met de samenhang tussen R&D en innovatie.

Leningen

Innovatiefonds MKB+.

Het Innovatiefonds MKB+ bestaat uit het Innovatiekrediet, de Seed capital-regeling (risicokapitaal), het Dutch Venture Iniative (DVI) en de ROM’s. In 2014 is hier de nieuwe regeling Vroege Fase Financiering aan toegevoegd.

  • Het Innovatiekrediet vergemakkelijkt de toegang tot vreemd vermogen voor het innovatieve MKB en het grootbedrijf. De verhoging van de Innovatiekredietbijdrage in 2014 van 35% naar maximaal 50% voor de MKB-doelgroep is als onderdeel van het Aanvullend actieplan MKB-financiering (TK, 32 637 nr. 147) met een jaar verlengd tot ultimo 2015.

  • De Seed capital-regeling (risico-kapitaal) ondersteunt starters in high tech en creatieve sectoren bij het verwerven van risico-kapitaal (early stage).

  • Het Dutch Venture Initiative stelt risico-kapitaal beschikbaar voor doorgroei van het innovatieve MKB (later stage). Het DVI wordt samen met het Europees Investeringsfonds (EIF) en het participatiefonds PPM Oost uitgevoerd. Naast de € 100 mln bijdrage vanuit het Rijk draagt het EIF ook € 50 mln bij, waarmee in totaal een investeringsfonds van € 150 mln actief is. Hiermee wordt geïnvesteerd in private investeringsfondsen die zich richten op innovatief en snel groeiend mkb. Private investeerders, als niet institutionele investeerders, spelen ook een belangrijke rol in de toegang van het MKB tot risicokapitaalfinanciering. Om investeringen vanuit deze professionele private investeerders (aangeduid als business angels) te stimuleren is € 30 mln van het Rijk en € 15 mln van het EIF aan het DVI toegevoegd voor het opzetten van een co-investeringsfaciliteit met business angels. Het DVI is daarmee in 2014 vergroot van de oorspronkelijke € 150 mln naar € 195 mln. Naast deze middelen is met het Aanvullend Actieplan MKB-financiering nog eens € 100 mln extra beschikbaar gesteld in 2014 voor het DVI voor investeringen in participatiemaatschappijen en private investeerders. De inzet van het kabinet is dat, evenals bij de eerste investering in DVI, ook in dit geval het Europees Investeringsfonds weer voor tenminste € 50 mln mede-investeert.

  • De nieuwe regeling Vroege Fase Financiering is ook onderdeel geworden van het Innovatiefonds MKB+. Het biedt financiering -in de vorm van een geldlening- voor innovatieve starters en kleine bedrijven in een vroege ontwikkelingsfase: van validatie en onderbouwing van een business case, van idee naar concept. Hierdoor wordt ook de toegang tot vervolgfinanciering gefaciliteerd. Dit initiatief wordt door RVO en de Stichting Technische Wetenschappen (STW) uitgevoerd. Met het Aanvullend Actieplan MKB-financiering is er, aanvullend op de vorig jaar in het stimuleringspakket beschikbaar gestelde € 50 mln, met ingang van 2018 structureel € 12,5 mln per jaar beschikbaar gesteld voor Vroege Fase Financiering. Aanpassing van deze landelijke regeling is per januari 2015 voorzien, enerzijds vanwege de veranderende staatssteunkaders waarbij ook verbeterpunten in de regeling op basis van de eerste ervaringen worden verwerkt, anderzijds vanwege de ambitie om intensiever te gaan samenwerken met regionale «ecosysteempartners». Middels een pilot in Noord-Nederland, op termijn nationaal uit te rollen, loopt de verkenning naar deze samenwerking.

  • Tenslotte worden eventuele deelnemingen in de ROM’s verantwoord als onderdeel van het Innovatiefonds MKB+.

Bovengenoemde instrumenten versterken en stimuleren private vermogensverschaffers om innovatieprojecten van bedrijven te financieren en voorzien in de behoefte van bedrijven voor een betere toegang tot risicokapitaal voor innovatie.

Het InnovatiefondsMKB+ heeft een revolverend karakter, waarbij naar verwachting 60–80% van de investeringen wordt terugbetaald: opbrengsten van succesvolle innovaties vloeien zo terug in het fonds, zodat ze weer opnieuw kunnen worden ingezet. Het fonds is daarmee additioneel aan de markt: de overheid neemt het grootste risico, waardoor private investeerders kunnen mee-investeren in innovatieve ondernemingen. De overheid deelt echter mee in de opbrengsten van geslaagde innovaties, waardoor deze middelen opnieuw kunnen worden ingezet voor het vergroten van het beschikbare risicokapitaal voor innovatieve bedrijven.

Indicator

Referentie-

waarde

Peil

datum

Raming 2015

Planning

Bron

Aantal bedrijven dat Innovatiekrediet gebruikt

39

2013

>30

2015

RVO

Omvang private R&D-uitgaven ondersteund met een Innovatiekrediet (x € 1 mln)

156

2013

>120

2015

RVO

Aantal participaties via SEED en Fund of Funds1

44

2013

45

2015

RVO/EIF

Omvang gestimuleerd risicokapitaal voor innovatieve bedrijven door SEED en Dutch Venture Initiative/Fund of Funds (x € 1 mln)

390

2013

390

2015

RVO/EIF

Aantal ondernemers dat Vroege Fase Financiering gebruikt

402

2015

RVO/STW

X Noot
1

In 2010 was alleen de SEED-capitalregeling actief.

X Noot
2

De raming is een inschatting gebaseerd op het beschikbaar gesteld budget en een maximale leningsomvang van de ondernemer. Rekensom hierbij: voor «MKB (inclusief starters) € 8 mln / 0.35 = 23, en voor academische starters € 4 mln/0.25 =16, afgerond 40 bedrijven.

Toelichting

EZ hanteert voor de innovatiekredieten een indicator die aangeeft hoeveel private R&D-uitgaven worden ondersteund met het innovatiekrediet. De streefwaarde voor 2015 (> € 120 mln) is vastgesteld op basis van het beschikbare verplichtingenbedrag voor innovatiekredieten in 2015 (€ 60 mln) en het feit dat EZ maximaal 50% van de subsidiabele innovatieprojectkosten financiert. De verwachting is dat hiermee in 2015 ongeveer 37 bedrijven kunnen starten met hun innovatieprojecten.

Voor het stimuleren van de risicokapitaalmarkt via de SEED-capitalregeling en het Fund of Funds is een relevante indicator hoeveel participaties de overheid genomen heeft via private risicokapitaalfondsen. Daarnaast wordt een indicator gehanteerd die aangeeft hoeveel risicokapitaal in totaal (private en overheidsbijdrage) beschikbaar komt voor innovatieve ondernemingen. De streefwaarde voor 2015 is minimaal € 390 mln. Vanwege de voortvarende benutting van het Dutch Venture Initiative bestaat de kans dat het grootste deel van de beschikbare middelen al in 2014 wordt geïnvesteerd en er in 2015 minder beschikbaar is, waardoor de raming voor 2015 niet kan worden behaald.

Aangezien het nieuwe instrument Vroege Fase Financiering medio 2014 van start gaat, is er geen referentiewaarde beschikbaar. Voor 2015 is geschat hoeveel ondernemers gebruik kunnen maken van dit instrument (zie ook voetnoot bij tabel).

Subsidies

MKB Innovatiestimulering Topsectoren (MIT)

De MIT-regeling is in 2013 gestart met een budget van € 22 mln. In 2014 werd dit bedrag incidenteel verhoogd naar € 30 mln. Vanwege de grote belangstelling vanuit het MKB voor deze regeling zal vanaf 2015 € 30 mln structureel beschikbaar gesteld worden. Dit bedrag wordt deels gelijkelijk en deels naar rato van het aantal goede aanvragen verdeeld over de topsectoren en de doorsnijdende thema’s ICT en Biobased Economy. De topteams hebben een grote mate van betrokkenheid ten aanzien van de aanwending van de middelen die per sector zijn vastgelegd. De voorkeur van de topteams voor een bepaalde mix van innovatie-instrumenten en de thema's waarbinnen de aanvragen van MKB-ondernemers moeten passen zal daarom in beginsel worden gevolgd. De instrumentenmix kan onder andere bestaan uit haalbaarheidsonderzoeken, R&D- samenwerkingsprojecten, IPC’s en vouchers. Daarnaast kunnen TKI’s binnen het MIT subsidie aanvragen voor netwerkactiviteiten en innovatiemakelaars voor het MKB.

De samenwerking met de regio’s zal in 2015 worden voortgezet en verder worden uitgebouwd. Daarbij wordt gebruik gemaakt van de ervaringen die in 2014 zijn opgedaan met pilots in de provincie Brabant en Limburg.

De doelstellingen van de MIT zijn:

  • 1. zoveel mogelijk ondernemers aan te laten sluiten bij de topsectoren. De streefwaarde wordt uitgedrukt in aantallen deelnemers aan MIT;

  • 2. innovatieve bedrijven zoveel mogelijk te laten samenwerken bij onderzoek en innovatie, zowel met elkaar als met kennisinstellingen. Dit doel zal op termijn getoetst worden in een evaluatie van het instrument. Daarnaast zal op termijn worden nagegaan waar de diverse projecten toe hebben geleid in termen van bijvoorbeeld vervolgonderzoek en ontwikkelen van nieuwe producten.

Indicator

Referentie-

waarde

Peil

datum

Streef-

Waarde

Planning

Bron

Aantal bedrijven dat deelneemt aan MIT1

1.893

2013

1.600

2015

RVO

Omvang private R&D-uitgaven ondersteund met MIT (x € 1 mln)

€ 26

2013

€ 60

2015

RVO

X Noot
1

Hiervan ontvingen in 2013 707 bedrijven rechtstreeks subsidie voor innovatieprojecten. Het restant neemt deel aan netwerkbijeenkomsten e.d. Hiervoor zijn nog geen realisatiecijfers bekend, daarom is voor dit deel een inschatting gemaakt op basis van de verstrekte subsidie.

Het aantal bedrijven dat deelneemt, en daarmee de realisatiewaarde en streefwaarde, is rechtstreeks afhankelijk van de hoogte van het budget en van de instrumentenmix per topsector. Dat kan per jaar verschillen. Theoretisch zouden er met € 30 mln circa 1.600 bedrijven kunnen deelnemen. Dat is dan inclusief circa 1.000 bedrijven die deelnemen aan netwerkbijeenkomsten.

De subsidiepercentages zijn in 2014 verlaagd zodat met hetzelfde subsidiebedrag meer private R&D wordt ondersteund dan in 2013.

Eurostars

Eurostars is een internationaal programma dat 33 deelnemende landen en de EU cofinancieren. De regeling Eurostars is met name gericht op het high-tech MKB en ondersteunt bedrijven en kennisinstellingen die met buitenlandse partijen in Europa willen samenwerken in projecten die gericht zijn op marktgericht technologisch onderzoek en ontwikkeling. Dankzij deelname aan Eurostars-projecten krijgen Nederlandse organisaties toegang tot de kennis en R&D-resultaten van buitenlandse bedrijven en organisaties.

Eurostars II is in 2014 opgestart om vervolg te geven aan het Eurostars I-programma van de periode 2007–2013, waarbij bijna 800 internationale innovatieprojecten zijn mogelijk gemaakt. Voor het totale beleidsbudget van Eurostars II wordt bijna een verdriedubbeling voorzien voor de komende zeven jaar ten opzichte van Eurostars I. Met deze hogere bijdragen wordt tegemoetgekomen aan de grote belangstelling vanuit bedrijven en kennisinstellingen.

Indicator

Referentie-

waarde

Peil-

datum

Streef-

waarde

Planning

Bron

Aantal Nederlandse deelnemers aan Eurostars

49

2013

88

2015

RVO

• waarvan bedrijven

37

 

68

   

• waarvan high-tech MKB (%)

81%

 

85%

   

Door Eurostars ondersteunde private R&D-uitgaven van Nederlandse deelnemers (mln euro)

13

2013

20,6

2015

RVO

Toelichting

De referentiewaarden in bovenstaande tabel hebben betrekking op alle projecten die in 2013 gerealiseerd werden. Wat het aantal deelnemers betreft tonen bovenstaande cijfers unieke organisaties die in 2013 één of meermalen succesvol aan een call hebben deelgenomen. De omvang van de ondersteunde private R&D-uitgaven is de som van de door bedrijven opgegeven subsidiabele kosten op het moment van commitering, verminderd met het subsidiebedrag. De totale omvang van de Eurostars I-projecten met Nederlandse deelname bedroeg voor de periode 2007–2013 € 189,2 mln.

De EU stelt in totaal € 287 mln beschikbaar voor het Eurostars-II-programma tijdens de looptijd van H2020. Bovengenoemde streefwaarden zijn gebaseerd op de Nederlandse financiering voor Eurostars inclusief de EU-bijdrage, die bestaat uit een derde van het bedrag dat nationale overheden aan financiering voor Eurostars-projecten toekennen.

Lucht- en Ruimtevaart

Deze post heeft betrekking op de uitfinanciering van het specifieke luchtvaartbeleid (de luchtvaartkredietregeling en het Nationaal Programma Luchtvaart) en op Ruimtevaart subsidieregeling Prekwalificatie ESA-programma’s (PEP).

Opdrachten

Onderzoek en opdrachten

Uit dit budget worden beleidsonderzoek, verplichte evaluaties van beleidsinstrumenten en beleidsdoorlichtingen gefinancierd.

Bijdragen aan agentschappen

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO)

De uitvoering van een deel van de innovatie-instrumenten, zoals WBSO, RDA, Innovatiefonds MKB+, Eurostars, het kaderprogramma voor onderzoek en technologische ontwikkeling (Horizon 2020), MKB Innovatiestimulering Topsectoren en TKI Toeslag, wordt verzorgd door de RVO. Dit betreft activiteiten als beoordeling van aanvragen, bedrijfscontroles, voorlichting over de instrumenten en het terugontvangen van kredieten. Daarnaast heeft RVO ook andere taken:

  • Het netwerk van Innovatie Attachés is een onderdeel van RVO en bevordert de samenwerking van Nederlandse bedrijven, kennisinstellingen en overheidsorganisaties met het buitenland met als doel het innovatievermogen van Nederland te versterken. Daarbij concentreert het zich op de internationalisering van de innovatiecontracten van de topsectoren en speelt het in op nieuwe technologische ontwikkelingen die voor de Nederlandse kenniseconomie en de hele innovatieketen van belang zijn.

  • Een goed functionerend stelsel van intellectuele eigendomsrechten is een belangrijke voorwaarde voor een innoverende en dynamische economie en voor het versterken van de innovatiekracht van bedrijven. Essentieel daarbij is het vinden van de juiste balans tussen enerzijds kennisbescherming en anderzijds de verspreiding en benutting van kennis. Octrooicentrum Nederland, onderdeel van RVO, is belast met het uitvoeren van taken die bij of op grond van wetten of verdragen zijn opgedragen zoals bijvoorbeeld de verlening en registratie van octrooien, de inning van taksen en de uitvoering van andere wettelijke taken onder de Rijksoctrooiwet 1995 evenals de nakoming van Europese en internationale verplichtingen. Voor het stimuleren en het toegankelijk maken van het gebruik van het octrooisysteem en van de kennis die in octrooidatabanken is opgeslagen, geeft Octrooicentrum Nederland voorlichting aan bedrijven, kennisinstellingen en overheden.

Dienst Landelijk Gebied (DLG)

Dit budget is bedoeld voor de bijdrage aan het GIS Competence Center (GCC). GCC beheert de database van EZ waarin de ruimtelijke databestanden zijn opgeslagen.

Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s

TNO

TNO werkt samen met vijf andere instituten in de federatie Toegepaste Onderzoek Organisaties (TO2). EZ investeert samen met enkele andere ministeries in deze instituten, omdat hier onafhankelijk onderzoek in Nederland plaatsvindt dat kansen kan creëren voor innovatie en economische groei.

TNO is het grootste instituut voor (natuurwetenschappelijk) toegepast onderzoek. Het bestrijkt een breed onderzoeksgebied en is daarmee het enige instituut dat kennis ontwikkelt op het terrein van alle topsectoren. Daarnaast ontwikkelt het kennis op een aantal maatschappelijke thema’s, met name defensie, maatschappelijke veiligheid, leefomgeving, arbeid en gezondheid en ICT.

Met de Kabinetsvisie op toegepast onderzoek (TK, 32 637 nr. 68) is een aantal beleidsmaatregelen aangekondigd. De belangrijkste uitdagingen voor 2015 inzake toegepast onderzoek zijn:

  • verdere uitwerking geven aan de rol die TNO en de andere instituten spelen in de innovatiecontracten en de Topconsortia voor Kennis en Innovatie;

  • een scherpere balans tussen een sterke publieke kennisbasis en het flexibel inspelen op- en nader invullen van de vraag uit de topsectoren;

  • de uitvoering van een uniforme evaluatie voor alle 6 TO2 instituten;

  • de uitwerking van een uniform juridisch kader voor alle 6 TO2 instituten.

Met de indicatoren klanttevredenheid wordt de algemene tevredenheid gemeten van bedrijven (MKB en grootbedrijf) die aan de projecten deelnemen in het onderzoeksprogramma van TNO. Deze is opgenomen in de tabel bij andere TO2 instituten.

Bijdragen aan (inter)nationale organisaties

Toeslag Topconsortia voor Kennis en Innovatie (TKI-toeslag)

In 2013 zijn de Topconsortia voor Kennis en Innovatie (TKI’s) gestart met het bundelen en stroomlijnen van de onderzoeksprogrammering in de gehele kennisketen. Mede om de werkwijze van de TKI’s te vereenvoudigen heeft het kabinet in 2013 samen met alle belanghebbenden en de topteams afspraken gemaakt over de programmering van fundamenteel en toegepast onderzoek en bijbehorende modellen voor intellectueel eigendom. In 2014 is begonnen met de verdere vereenvoudiging en uniformiteit van de werking van de TKI’s en is ook de werking van de TKI toeslag vereenvoudigd. Voor 2015 wordt een verdere vereenvoudiging van het toeslagsysteem voorzien.

Beoogd wordt publiek private samenwerkingsprogramma’s in lijn met de onderzoeksagenda’s van de topsectoren en de maatschappelijke uitdagingen te stimuleren. De TKI’s zijn daarbij programmerend en regisserend.

Indicator

Referentie-

waarde

Peildatum

Raming

2015

Streef-

waarde

Planning

Bron

Omvang middelen PPS-projecten TKI (x € 1 mln)

571

2013

500

500

2015

RVO

• waarvan private middelen (%)

35%

(200)

2013

40%

40%

2015

RVO

In 2013 hebben private partijen voor € 200 mln cash bijgedragen aan publiek-private samenwerkingsprojecten op basis waarvan de TKI’s toeslag hebben aangevraagd. Naar schatting besloeg het private deel van de financiering 35% van het totaal. Daarmee komt de geschatte totale PPS-projectomvang waarvoor TKI-toeslag is aangevraagd in 2013 op € 571 mln.

In het eerste jaar van de TKI-toeslag is nog niet alle toeslag die de TKI’s in 2013 hebben verdiend ook meteen al ingezet in projecten. TKI’s hebben veel energie gestoken in onder andere het stimuleren van vorming van nieuwe samenwerkingsprojecten. Naar verwachting zullen de instituten in 2014 en 2015 een inhaalslag maken.

Horizon 2020/Internationaal Innoveren

Het Zevende kaderprogramma voor onderzoek en technologische ontwikkeling (KP7, looptijd 2007–2013), is per 1 januari 2014 opgevolgd door het onderzoek- en innovatieprogramma Horizon 2020 (looptijd 2014 – 2020). In KP7 hebben Nederlandse onderzoekers en bedrijven goed gescoord, met als resultaat dat zij bijna € 3,4 mld aan financiering hebben weten te verwerven (TK 21 501-31, nr. 343). Het doel is de wetenschappelijke en technologische basis van Europa te versterken, evenals de concurrentiekracht van het Europese bedrijfsleven. Daarnaast is benutting van kennis voor het oplossen van maatschappelijke uitdagingen een belangrijk uitgangspunt. De RVO stimuleert in opdracht van EZ en andere departementen Nederlandse deelname aan Horizon 2020. 2014 was een overgangsjaar, met de evaluatie en start van projecten voortvloeiend uit de laatste calls in 2013 van KP7 en de eerste calls van Horizon 2020.

Net als in 2014 gaat voor EZ gaat de aandacht uit naar het verbinden van Horizon 2020 met het nationale innovatiebeleid, in het bijzonder de topsectoren, het op peil houden van de deelname van Nederlandse partijen en het vergroten van de bedrijfsdeelname (vooral het MKB). Daarnaast wordt ook nadrukkelijk aansluiting gezocht met de regionale initiatieven gesteund vanuit de structuurfondsen.

Indicator

Referentie-

Waarde 1

Peil-

datum

Streef-

Waarde 2

Planning

Bron

Aantal Nederlandse deelnemers aan KP7/ H2020

1.506

t/m 2013

250

2015

RVO/EC

– waarvan bedrijven

1.137

 

180

   

Omvang KP7/H2020-middelen voor Nederlandse deelnemers (retour in mln euro)

€ 3.373

t/m 2013

€ 631

2015

RVO/EC

– waarvan bedrijven (%)

22%

 

25%

   

Retourpercentage voor Nederland (%)

7,4%

t/m 2013

7,0%

2015

RVO/EC

X Noot
1

referentiewaardes betreffen cumulatieve cijfers voor KP7 in 2007–2013

X Noot
2

streefwaarden voor 2015 hebben betrekking op H2020

Toelichting

De referentiewaardes in bovenstaande tabel zijn cumulatief en hebben betrekking op KP7-calls die in de periode 2007–2013 hebben plaatsgevonden (peildatum februari 2014). Wat het aantal deelnemers betreft, gaat het om unieke organisaties die één of meermalen succesvol aan een call hebben deelgenomen.

De streefwaarden in de tabel zijn ramingen voor 2014 op basis van de ervaringen met Nederlandse deelname aan het 7e Kaderprogramma, de vormgeving van H2020 en het budget voor Horizon 2020 in 2014 conform de EU-begroting (EC SEC (2014) 357 final d.d. 11.06.2014).

In de periode 2007 tot en met 2013 ging 7,4% van het KP7 subsidiebudget naar Nederlandse onderzoekers (waarvan 22% naar bedrijven), hetgeen zich over de gehele looptijd van KP7 zou vertalen naar € 3,4 mld (waarvan € 732 mln voor bedrijven). Dit retourpercentage is hoger dan op basis van de Nederlandse bijdrage aan de EU (= 5%) te verwachten is en geeft aan dat Nederlandse deelnemers aan KP7 op een hoger dan gemiddeld niveau hebben geparticipeerd.

Naar verwachting zal de concurrentie met andere lidstaten in Horizon 2020 toenemen omdat ook de Midden- en Oost-Europese «nieuwe» landen kwalitatief beter worden in onderzoek en innovatie. Het streven is om 7,0% te halen voor het gehele Horizon 2020 programma.

Voor 2014 heeft de Europese Commissie (EC) € 9 mld in calls beschikbaar gesteld, wat zich bij een retourpercentage van 7,0% vertaalt in een streefwaarde van ongeveer € 631 mln voor Nederlandse deelnemers. Het streven is voorts om het aandeel daarvan voor bedrijven ten opzichte van KP7 te vergroten naar 25%, in lijn met de doelstellingen van Horizon 2020. De geraamde reeks voor internationaal innoveren is gereserveerd voor de cofinanciering op Nederlandse deelname in de EU-programma’s Eureka, Eurostars en Joint Technology Initiatives.

Toegepast Onderzoek organisaties (TO2)

TO2 bestaat uit zes instituten. Naast TNO (zie «bijdragen aan ZBO’s/RWT’s») zijn dit:

  • Deltares: instituut op het gebied van deltatechnologie. Als onafhankelijk kennisinstituut en specialistisch adviseur levert Deltares bijdragen aan innovatieve oplossingen voor water-, ondergrond- en deltavraagstukken die het leven in delta’s, kust- en riviergebieden veilig, schoon en duurzaam maken.

  • MARIN: internationaal toonaangevend instituut op het gebied van hydromechanisch en nautisch onderzoek. Samen met Nederlandse en internationale universiteiten wordt fundamenteel en toegepast onderzoek verricht om de kennis en gereedschappen voor de sector te ontwikkelen.

  • Het Nationaal Lucht- en Ruimtevaartlaboratorium (NLR): instituut dat een kennisbasis onderhoudt en ontwikkelt op het gebied van militaire (ten behoeve van het Ministerie van Defensie) en civiele luchtvaart (ten behoeve van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu). Daarnaast wordt de ontwikkelde kennis samen met bedrijven uit de sector lucht- en ruimtevaart ingezet voor nieuwe commerciële mogelijkheden. Met de rijksbijdrage vindt toegepast onderzoek plaats en worden belangrijke onderzoeksfaciliteiten als vluchtnabootsers en windtunnels in bedrijf gehouden.

  • ECN en DLO: deze instituten worden toegelicht in respectievelijk artikel 14 en 16.

De TO2 instituten richten onderzoek op de uitwerking van de agenda’s van de topsectoren uit het bedrijfslevenbeleid. Hiervoor zijn nadere spelregels afgesproken (TK, 28 753 nr. 30) die in publiekprivate samenwerkingsverbanden in topsectoren maatgevend zullen zijn. Daarnaast blijft er ruimte voor onderzoek in het kader van maatschappelijke thema’s zoals leefomgeving, maatschappelijke veiligheid, arbeid en gezondheid en voor onderzoek ten behoeve van (wettelijke) taken van de overheid.

Indicator

Referentie-

waarde

Peil-

datum

Streef-

waarde 1

Planning

Bron

Klanttevredenheid Deltares

8,0

2013

8,0

2015

Deltares

Klanttevredenheid MARIN

8,8

2013

8,0

2015

MARIN

Klanttevredenheid NLR

8,5

2013

8,0

2015

NLR

Klanttevredenheid cofinanciers TNO

8,2

2013

8,0

2015

TNO

X Noot
1

Streefwaarde = raming 2015

Toelichting

De scores in bovenstaande tabel zijn gebaseerd op de recentste onafhankelijke onderzoeken naar klanttevredenheid die de T02 instituten hebben laten uitvoeren en waar nodig omgerekend naar een schaal van 1 tot 10. De streefwaarde van 8,0 bevindt zich nabij de gemiddelde score voor vergelijkbare organisaties.

In de Visie op het toegepaste onderzoek (TK 2012–13, 32 637 nr. 68) is aangegeven dat het kabinet de instituten in de toekomst op kwaliteit en maatschappelijke impact van het onderzoek wil beoordelen. Daartoe vindt in 2015 een eerste evaluatie plaats. De begrippen klanttevredenheid en kennisbenutting en de wijze waarop die in 2014 op uniforme wijze worden gemeten, zullen hier ook deel van uitmaken.

Topsectoren overig

Stichting voor de Technische Wetenschappen (STW) financiert technisch wetenschappelijk onderzoek aan Nederlandse universiteiten en instituten. Met de bijdrage van EZ worden de Perspectiefprogramma's gefinancierd, die worden ingezet voor innovatiecontracten van topsectoren. Voor de bijdrage aan STW is structureel circa € 20 mln per jaar beschikbaar.

De perspectiefprogramma’s van STW worden inhoudelijk ingebed in de innovatiecontracten van de topsectoren. Dat gebeurt door de onderzoeksvoorstellen behalve op excellentie en utilisatie ook te toetsen op de mate waarin voorstellen passen in onderzoekroadmaps van topsectoren.

Deze post bevat daarnaast de middelen die gereserveerd zijn voor de afbouw van de voormalige Innovatieprogramma’s, waaronder Point One. Ook de afbouw van een aantal voormalige FES-projecten wordt hier geraamd. Tot slot worden enkele kleine posten met betrekking tot het huidige topsectorenbeleid onder deze post verantwoord. Vanwege de afbouw loopt de reeks «Topsectoren overig» sterk af.

Ruimtevaart (ESA)

De financiële bijdrage aan Ruimtevaart bestaat enerzijds uit verplichte programma’s (contributie) van European Space Agency (ESA) en anderzijds uit gerichte inschrijving op optionele programma’s van ESA. De ingeschreven middelen worden via open competitie in contracten uitgezet bij Nederlandse bedrijven en kennisinstellingen (Geo Return systeem).

Daarnaast kent het Ruimtevaartbeleid een (beperkt) flankerend beleid waarin onder andere wetenschappelijke instrumenten ontwikkeld worden en de interactie met ESTEC. In dit beleid worden ook de middelen verantwoord voor de EZ-bijdrage om het TROPOMI-instrument23 te bouwen. Bovendien wordt in 2015 verder vorm en inhoud gegeven aan beleid om te bevorderen dat nieuwe diensten worden ontwikkeld op basis van satellietdata, die beschikbaar komen via de nieuwe Copernicus aardobservatiesatellieten van de EU en ESA en het satellietdataportaal van het Netherlands Space Office (NSO). Uitvoering van dit beleid is neergelegd bij het NSO. In 2015 wordt gewerkt aan de voorbereiding van de driejaarlijkse ESA-Ministersconferentie, die naar verwachting in 2016 zal plaatsvinden in Zwitserland.

Indicator

Referentie-

waarde

Peildatum

Raming

2015

Streef-

waarde

Planning

Bron

Aantal Nederlandse bedrijven dat deelneemt aan ruimtevaartprogramma’s ESA (1)

488

2011

100

100

2015

ESA

Ruimtevaart geo-return/retour (%) (2)

1,09

2011

1

1

2015

ESA

Toelichting

(1) In het hier weergegeven getal zijn alle contracten van Nederlandse bedrijven met ESA opgenomen, ook de contracten die niet direct aan ruimtevaartprogramma’s zijn gekoppeld, maar gerelateerd zijn aan de vestiging van ESTEC in Nederland. Verschillende divisies van een bedrijf worden als afzonderlijke contractanten meegeteld. In 2015 start ESA met een nieuwe, opgeschoonde database waardoor de waarde dan substantieel lager zal uitvallen. Bedrijven waarmee al enige tijd geen contracten zijn afgesloten zullen niet in het nieuwe databestand worden opgenomen. Het betreft een cumulatief getal op basis van databestanden van ESA vanaf 1 januari 2015.

(2) De prestatie-indicator «ruimtevaart geo-return/retour (%)» betreft research- en leveringsopdrachten van ESA aan de Nederlandse industrie en kennisinstellingen. Deze opdrachten komen voort uit de Nederlandse contributies aan diverse Ruimtevaart-programma’s van ESA. Daarbij wordt door ESA een retour van 0,9 (90%) van de bijdragen van lidstaten aan deze programma’s gegarandeerd. Een hogere retour dan 1 betekent dat Nederlandse bedrijven extra succesvol zijn bij het werven van ESA-orders, maar ook dat Nederland uit eigen middelen mogelijk moet compenseren aan lidstaten met een lagere retour dan 1; vandaar de streefwaarde van 1.

Budgettair belang fiscale maatregelen

Bedragen x € 1 mln
 

2013

2014

2015

2016

2017

2018

2019

Aftrek speur- en ontwikkelingswerk (WBSO)

9

8

8

8

8

8

8

Afdrachtvermindering speur- en ontwikkelingswerk (WBSO)

766

756

794

804

794

794

794

Research & Development Aftrek (RDA)

226

302

238

131

126

126

126

Het regeerakkoord (maatregel 81 en 84) bevat een taakstelling op het (fiscaal) innovatiebeleid. Voor 2015 betekent dit een taakstelling op de fiscale innovatie-instrumenten van € 260 mln, waarvoor € 135 mln dekking binnen het budget van de WBSO wordt voorgesteld en € 95 mln binnen het budget voor de RDA. De overige € 30 mln taakstelling is in 2014 gerealiseerd door het structureel maken van de tijdelijke korting op de Energie-Investeringsaftrek (EIA), Milieu-investeringsaftrek (MIA) en de willekeurige afschrijving milieu-investeringen (VAMIL). Betreft het beschikbare budget, inclusief technische inboekingen. Voorts zal nader worden onderzocht om de RDA en WBSO per 2016 te integreren.

S&O afdrachtvermindering (WBSO)

De WBSO is de verzamelnaam voor de faciliteit afdrachtvermindering speur- en ontwikkelingswerk in de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen en de S&O-aftrek in de Wet inkomstenbelasting. De WBSO is gericht op het stimuleren van investeringen in S&O door het bedrijfsleven, door de loonkosten voor het verrichten van S&O te verlagen.

Met een budget van € 794 mln kunnen de parameters voor de regeling in 2015 op het niveau van 2014 gehandhaafd worden.

Parameters S&O-afdrachtsvermindering
 

2013

2014

2015

Tarief eerste schijf

38%

35%

35%

Tarief eerste schijf starters

50%

50%

50%

Loongrens eerste schijf

€ 200.000

€ 250.000

€ 250.000

Tarief tweede schijf

14%

14%

14%

Plafond

€ 14 mln

€ 14 mln

€ 14 mln

In lijn met de aankondiging in de brief van 2 juli 2014 over de implementatie van de visie op het toegepast onderzoek24, wordt contractonderzoek door publieke kennisinstellingen uit de S&O-afdrachtvermindering gehaald. Met het schrappen van contractonderzoek en het daarmee vrijvallen van het daarmee samenhangende budget voor de rest van de regeling wordt de S&O-afdrachtvermindering beter gericht op de doelstelling van de regeling: het stimuleren van zelfstandig speur- en ontwikkelingswerk door bedrijven.

Kengetal

2009

2010

2011

2012

2013

Aantal bedrijven dat gebruik maakt van WBSO

16.620

19.450

20.530

22.220

22.640

Aantal S&O-arbeidsjaren

67.600

73.660

75.330

79.560

81.660

Door WBSO ondersteunde private R&D-uitgaven (S&O-loon, x € 1 mln)

3.011

3.377

3.571

3.850

3.917

Bron: RVO

Toelichting

Het aantal bedrijven met een S&O-verklaring (dat wil zeggen WBSO-gebruikers) in 2013 is ten opzichte van 2012 met 1,9% gegroeid tot 22.640. Daarvan behoorde 97% tot het MKB. Van het toegekende budget ging 72% naar het MKB. Het aantal toegekende S&O-arbeidsjaren is met 2,6% gegroeid tot 81.660 S&O-arbeidsjaren. Aldus ondersteunde de WBSO circa € 3,9 mld van de S&O-loonuitgaven van bedrijven. De verwachting is dat in 2014 het aantal aanvragers van de regeling opnieuw licht zal stijgen.

Research & Development Aftrek (RDA)

De RDA is in 2012 geïntroduceerd en heeft tot doel innovatie en S&O van het Nederlandse bedrijfsleven te bevorderen door een fiscaal voordeel voor niet-loonkosten en investeringen die betrekking hebben op S&O. Het RDA-bedrag wordt opgevoerd als een aftrekpost in de inkomsten- of vennootschapsbelasting.

Op basis van het voor 2015 geraamde gebruik bestaat de ruimte om het percentage van de RDA in 2015 op 60% te handhaven. Dit komt overeen met een netto voordeel van 15% bij een Vpb-tarief van 25%. Het RDA-percentage kan op basis van de ontwikkelingen in 2014 nog worden bijgesteld. Eind 2014 wordt het definitieve RDA-percentage voor 2015 bij ministeriële regeling vastgesteld.

Het kabinet zal daarbij in 2015 nader onderzoeken of, met het oog op effectiviteit en efficiëntie, met ingang van 2016 de RDA met de S&O-afdrachtvermindering kan worden samengevoegd tot één geïntegreerde regeling die wordt verrekend middels de loonheffing. Bij de concrete vormgeving en het budget van de nieuwe regeling wordt rekening gehouden met potentiële financiële nadeel dat het bedrijfsleven mogelijk ondervindt.

Kengetal

2012

2013

Aantal bedrijven dat gebruik maakt van RDA

13.860

16.160

Door RDA ondersteunde private R&D uitgaven (x € 1 mln)

2.035

2.530

Bron: RVO

Toelichting

Het aantal bedrijven met een RDA-verklaring (dat wil zeggen RDA-gebruikers) is in 2013 is ten opzichte van 2012 met 16,6% gegroeid tot 16.160. Daarvan behoorde 97% tot het MKB. Van het toegekende RDA-bedrag ging 42% naar het MKB. De door RDA ondersteunde private R&D-uitgaven bedraagt circa € 2,5 mld, 24,3% meer dan in 2013. De verwachting is dat in 2014 het aantal aanvragers van de regeling licht zal stijgen.

13 Een excellent ondernemingsklimaat

Algemene doelstelling

Bedrijven zijn de motor achter economische groei. De overheid zet zich in om de juiste voorwaarden voor een excellent ondernemersklimaat te creëren, zodat bedrijven kunnen investeren en groeien. Bijzondere aandacht gaat daarbij uit naar de concurrentiekracht van negen topsectoren en groene groei.

Om deze doelstelling te bereiken zet de Minister van Economische Zaken enerzijds financiële instrumenten in, zoals borgstellingen en garanties. De financiële instrumenten verbeteren de toegang tot financiering voor het Nederlandse bedrijfsleven

Daarnaast maakt de Minister van Economische Zaken gebruik van niet-financiële instrumenten, zoals het terugdringen van onnodige regeldruk en het verbeteren van (digitale) dienstverlening aan bedrijven. Onder deze doelstelling valt ook het opschalen van ICT toepassingen om maatschappelijke en economische uitdagingen op te lossen, bijvoorbeeld met de ICT-doorbraakprojecten. Via onder andere het interdepartementaal programma Biobased Economy, de Green Deal aanpak en het aanpassen van belemmerende regelgeving wordt bijgedragen aan groene economische groei.

Rol en verantwoordelijkheid

De Minister van Economische Zaken is vanuit een stimulerende rol verantwoordelijk voor het scheppen van randvoorwaarden voor een excellent ondernemingsklimaat door:

Stimuleren

  • Het stimuleren van de juiste randvoorwaarden en grootschalige implementatie van digitale voorzieningen die de overheidsdienstverlening aan ondernemers verbeteren, zoals het Ondernemingsdossier en het digitaal Ondernemersplein.

  • Realiseren van tien publiek-private ICT-doorbraakprojecten, ondermeer gericht op het vergroten van het gebruik en kennis van ICT door het midden- en kleinbedrijf, in de topsectoren en in sectoren als logistiek, agro, onderwijs en de zorg. Dit wordt met name gerealiseerd door het gericht oplossen van belemmeringen op het terrein van standaardisatie, wet- en regelgeving en het gebruik van ICT.

  • De stimulering, coördinatie en facilitering van de transitie naar een biobased economy.

  • Het stimuleren van een ambitieuze een duurzame ondernemerschapscultuur.

  • Het bevorderen van Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen

  • Het bevorderen van innovatiegericht inkopen.

Regisseren/faciliteren

  • De kabinetsbrede coördinatie van het topsectorenbeleid.

  • De coördinatie en het faciliteren van het kabinetsbrede regeldrukverminderingsprogramma «Goed Geregeld, een verantwoorde vermindering van regeldruk 2012–2017». In dit programma zijn de vakministers verantwoordelijk voor de regeldrukvermindering op hun beleidsterrein. De Minister van Economische Zaken coördineert de aanpak voor bedrijven, de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties de aanpak voor burgers en professionals, evenals het lokaal toezicht.

  • Faciliteren van het Nederlandse bedrijfsleven in hun duurzame grondstoffenvoorzieningszekerheid zoals in de grondstoffennotitie.

  • De coördinatie van het Groene Groei-traject en de Green Deal aanpak.

  • Het verbeteren van de dienstverlening aan de ondernemers door middel van Ondernemerspleinen.

  • Het ondersteunen van de toegang tot (risico)kapitaal voor bedrijven.

  • Het waarborgen van een internationaal level playing field.

  • Een betere aansluiting van het onderwijs op de arbeidsmarkt.

  • Het verbeteren van de match tussen vraag en aanbod op de arbeidsmarkt voor technisch personeel (Techniekpact).

Uitgangspunt is de juiste randvoorwaarden te creëren en ondernemers de ruimte te geven voor vernieuwing en groei. In dialoog met bedrijven, maatschappelijke organisaties en medeoverheden worden kansen benut en knelpunten opgelost. De Minister van EZ is gesprekspartner en aanspreekpunt voor het bedrijfsleven, sectoren, branches en individuele bedrijven. De overheid is terughoudend met ingrijpen in het bedrijfsleven, maar er kan soms een rol zijn in geval van externe effecten, informatie-asymmetrie of verstorend gedrag van (internationale) overheden. Hiervoor zet de Minister zowel financiële instrumenten in, zoals garanties en subsidies aan bedrijven en instellingen, als niet financiële instrumenten.

1 – Global Competitiveness Index

2010

2011

2012

2013

2014

Ambitie

Positie van Nederland

8e

7e

5e

8e

n.n.b.

Top-5 in 2020

Bron: World Economic Forum (Global Competitiveness Report, 2013–2014)

           
             

2 – Ondernemersquote

2010

2011

2012

2013

2014

 

Nederland

11,9%

12,2%

12,6%

13,2%

n.n.b.

 

EU15-gemiddelde

11,9%

11,9%

11,9%

11,8%

n.n.b.

 

Bron: EIM (2009 is een voorlopig cijfer, 2010 en 2011 zijn een inschatting)

           
             

3 – Investeringsquote van bedrijven

2010

2011

2012

2013

2014

 

Nederland

12,5%

13,7%

13,2%

12,6%

13,3%

 

Bron: CPB (CEP, 2014)

           
             

4 – Aandeel snelle groeiers

   

2007/2010

2008/2011

2009/2012

 

Nederland

   

3,3%

3,2%

2,0%

 

Bron: CBS

           
             

5 – Positie in de ranglijst voor digitale economieën

2010

2011

2012

2013

2014

Ambitie

Bron: Global Information Technology Report (World Economic Forum)1

9

11

6

4

4

Top 5

X Noot
1

Wat betreft het kengetal digitale economieën in de Rijksbegroting: hier werd tot en met 2010 gebruik gemaakt van de jaarlijkse ranking van de Economist / E readiness monitor. Sinds 2010 is er echter geen update meer verschenen. Vanwege de behoefte aan een jaarlijks cijfer is gekozen voor het Global Information Technology Report van het World Economic Forum die wel jaarlijks rapporteert.

  • 1 Het Nederlandse ondernemingsklimaat behoort sinds 2007 tot de top-10 volgens de Global Competitiveness Index van het World Economic Forum. Tussen 2009 en 2012 is Nederland gestegen van de 10e naar de 5e plek. In 2013 heeft Nederland een achtste plaats op de ranglijst behaald. Dit onderschrijft de noodzaak van goede financieringsmogelijkheden voor ondernemers, blijvende investeringen in onderwijs en onderzoek, vermindering van regeldruk en stimulering van innovatie.

  • 2 Het percentage ondernemers binnen de beroepsbevolking neemt al enige jaren toe in Nederland. Waarin 2009 nog benedengemiddeld werd gescoord, ligt de Nederlandse score inmiddels ruim boven het gemiddelde van de EU-15. De stijging van ondernemersquote is voor het belangrijkste deel toe te schrijven aan de toename van het aantal ZZP'ers in Nederland.

  • 3. De investeringsquote en het aandeel snelle groeiers geven een indicatie van de kwaliteit van ondernemerschap. Juist ondernemingen die investeren en groeien, hebben een positief effect op economische groei en werkgelegenheid. De investeringsquote bereikte in 2010 een dieptepunt en leefde daarna weer iets op. Naar verwachting blijven de investeringen in 2013 op het niveau van 2012. Verder herstel wordt verwacht vanaf 2014. Nederland is niet het enige land waarin de investeringsquote het afgelopen decennium terugliep; andere landen laten een vergelijkbaar beeld zien. Een mogelijke verklaring voor de daling van de investeringsquote is de moeilijke economische situatie en het feit dat de investeringsprijzen zijn gedaald.

  • 4. Ten behoeve van de internationale vergelijkbaarheid rapporteert EZ met ingang van de begroting 2015 cijfers over snelle groeiers op basis van het Eurostat-OECD handboek. Het CBS is gevraagd deze cijfers conform dit handboek te maken. Een bedrijf is een snelle groeier wanneer het in 3 jaar tijd een werkgelegenheidsgroei heeft gerealiseerd van meer dan 72,8%. Daarbij wordt alleen gekeken naar bedrijven met meer dan 10 werknemers bij aanvang van de 3-jarige periode die is bekeken. De meest recente cijfers die de OECD heeft hebben betrekking op de periode 2007–2010 (2008–2011 volgt in juli). Nederland scoort benedengemiddeld als het gaat om het percentage snelle groeiers. Dat geldt zowel voor de industrie als de dienstensector. De aanhoudende laagconjunctuur is een belangrijke verklaring voor de dalende trend in het aandeel snelle groeiers.

  • 5 Nederland ambieert voor 2015 een top 5 positie op de wereldwijde ranglijst voor digitale economieën. In het meest recente rapport van het World Economic Forum (WEF) over «Information Technology» uit 2014 staat Nederland, na Finland, Singapore en Zweden weer op de vierde plek als het gaat om het gebruik van ICT. Volgens het WEF is informatietechnologie doorgedrongen in alle aspecten van de Nederlandse maatschappij. Nergens hebben zo veel huishoudens een computer (1e positie). Maar ook als het gaat om toegang tot internet scoort Nederland met een 3de positie hoog. Hetzelfde geldt voor overheidsdiensten die online beschikbaar zijn (5e positie), en de bedrijven die online transacties uitvoeren met klanten (4e positie). Nederland is bovendien koploper als het gaat om mobiel netwerkbereik (100% bereik op basis van populatie), het aantal afgesloten breedbandinternetabonnementen (2e positie) en veiligheid van internetservers (2e positie).

Beleidswijzigingen

De aangekondigde maatregelen in het Aanvullend Actieplan MKB-financiering (TK, 32 637, nr. 147) zijn budgettair in de ontwerpbegroting 2015 verwerkt. Onderstaande onderdelen slaan neer op dit beleidsartikel:

  • Inzet van € 1 mld uit bestaande garantieruimte voor nieuwe maatregelen in het kader van het Aanvullend Actieplan MKB-financiering. Daarvan is € 500 mln bestemd voor het doorontwikkelen van een markt voor eigen vermogen en € 500 mln voor het verbreden van het financieringsaanbod, waaronder ook Qredits. Een additionele begrotingsreserve zal hiertoe worden opgericht (€ 12 mln).

  • Verbeteren en ontsluiten van informatie over kredietwaardigheid binnen het MKB (€ 5 mln).

  • Het opzetten en stimuleren van ketenfinanciering (€ 5 mln).

  • Het verhogen van de ambitie en verbetering van de groeivaardigheden in het kleinbedrijf (€ 5 mln).

  • Het stroomlijnen en toegankelijker maken van het financieringsinstrumentarium (€ 3 mln).

  • Het verlengen van de verruimingen van de BMKB en de regeling Garantie Ondernemingsfinanciering met een extra jaar tot ultimo 2015.

Budgettaire gevolgen van beleid

Bedragen x € 1.000
 

2013

2014

2015

2016

2017

2018

2019

VERPLICHTINGEN

725.485

2.396.226

1.798.832

1.835.074

1.828.905

1.826.224

1.829.713

Waarvan garantieverplichtingen

463.183

2.191.250

1.591.250

1.650.000

1.650.000

1.650.000

1.650.000

UITGAVEN

436.722

358.454

306.921

264.751

247.691

242.996

246.998

Waarvan juridisch verplicht (percentage)

   

81%

       
               

Garanties

114.100

122.353

95.886

67.480

62.480

62.480

62.480

BMKB

102.422

91.500

71.000

42.594

37.594

37.594

37.594

Groeifacilitieit

2.360

9.343

9.365

9.365

9.365

9.365

9.365

Garantie Ondernemings-financiering (GO)

9.274

11.842

11.842

11.842

11.842

11.842

11.842

Borgstelling Scheepsnieuwbouw

44

9.668

3.679

3.679

3.679

3.679

3.679

               

Subsidies

77.685

29.317

41.473

20.677

12.373

10.666

14.666

Bevorderen ondernemerschap

7.383

12.394

27.222

11.292

6.555

6.355

10.355

Interdepartementaal Programma Biobased Economy

7.829

2.531

1.500

1.500

1.500

   

Microkrediet

30.989

           

Uitfinanciering subsidies

31.484

14.392

12.751

7.885

4.318

4.311

4.311

               

Opdrachten

24.660

24.100

24.110

24.100

23.109

21.756

21.756

Onderzoek & ontwikkeling

4.706

2.057

1.402

1.400

1.400

1.248

1.248

ICT-beleid

18.118

17.953

17.819

18.254

17.263

16.062

16.062

Beleidsvoorbereiding en evaluaties

831

1.774

2.559

2.116

2.116

2.116

2.116

Regiegroep Regeldruk / ACTAL

1.005

2.316

2.330

2.330

2.330

2.330

2.330

               

Bijdragen aan (inter)nationale organisaties

21.701

20.505

17.855

16.326

16.059

16.239

16.239

NBTC

13.536

10.167

8.471

8.450

8.450

8.450

8.450

UNWTO

271

239

240

240

240

240

240

Bijdragen aan instituten

7.894

10.099

9.144

7.636

7.369

7.549

7.549

               

Bijdrage aan ZBO’s/RWT’s

153.144

138.119

107.271

116.622

114.549

113.740

113.740

Kamers van Koophandel / Ondernemerspleinen

153.144

138.119

107.271

116.622

114.549

113.740

113.740

               

Bijdragen aan agentschappen

45.430

24.060

20.326

19.546

19.121

18.115

18.117

Rijksdienst Voor Ondernemend Nederland

28.582

21.851

18.117

17.337

16.912

15.906

15.908

DICTU

8.149

           

Logius

8.699

2.209

2.209

2.209

2.209

2.209

2.209

               

ONTVANGSTEN

37.435

66.587

78.041

61.952

57.932

59.669

62.071

BMKB

21.544

32.906

50.406

34.000

29.000

29.000

29.000

Groeifaciliteit

2.047

8.000

8.000

8.000

8.000

8.000

8.000

Garantie Ondernemingsfinanciering

10.160

13.000

13.000

13.000

13.000

13.000

13.000

Borgstelling Scheepsnieuwbouw

44

10.000

4.000

4.000

4.000

4.000

4.000

Joint Strike Fighter

1.418

1.303

1.204

1.843

2.823

4.560

6.962

Diverse ontvangsten

2.223

1.378

1.431

1.109

1.109

1.109

1.109

Budgetflexibiliteit

Garanties: Het budget voor de verschillende garanties is voor 100% juridisch verplicht. Het budget is benodigd om de verwachte schades te kunnen betalen op garanties die eerder zijn aangegaan.

Subsidies: De beleidsbudgetten worden per jaar gepubliceerd. Van het beschikbare bedrag 2015 is 40% juridisch verplicht. Het betreft uitfinanciering van tot en met 2014 aangegane verplichtingen. 53% van het budget is bestuurlijk gebonden. Dit betreft het budget dat beschikbaar is gesteld voor de Nederlands Investeringsinstelling en de Nederlandse Hypotheekinstelling (€ 5 mln), de kasreserve (€ 12 mln) voor ondersteuning van een fonds gericht op achtergestelde leningen aan het mkb en tot slot het budget (€ 5 mln) dat in 2015 beschikbaar is gesteld voor de overige onderdelen van het Aanvullend Actieplan MKB-financiering: ketenfinanciering, verbeteren kredietinformatie, het verhogen van de ambitie en verbetering van groeivaardigheden in het kleinbedrijf en het stroomlijnen en toegankelijker maken van het financieringsinstrumentarium.

Opdrachten: Van het opdrachtenbudget is 55% juridisch verplicht. Het betreft de uitfinanciering van in voorgaande jaren aangegane verplichtingen. Van het opdrachtenbudget is 2% bestuurlijk gebonden ten behoeve van de geraamde uitgaven voor ACTAL.

Bijdragen aan agentschappen: Het budget betreft de financiering van het opdrachtenpakket 2015 aan de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) en is 100% juridisch verplicht.

Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s: De bijdrage aan de Kamer van Koophandel (inclusief de bijdrage voor het Nieuwe Handelsregister) is voor 96% juridisch verplicht, 4% is bestuurlijk gebonden, het betreft de uitgaven voor het Nieuwe Handelsregister.

Bijdragen aan (inter)nationale organisaties: Van dit bedrag is 3% juridisch verplicht en is 85% bestuurlijk gebonden. Dit betreft onder andere de bijdragen aan het Nederlands Bureau voor Toerisme en Congressen en de World Tourism Organization (UNWTO).

Toelichting op de financiële instrumenten

Garanties

Borgstelling MKB-kredieten (BMKB)

De BMKB is bedoeld voor bedrijven die te weinig zekerheden (onderpand) kunnen bieden aan een kredietverstrekker. De kredietverstrekker vindt het risico dat het bedrijf zijn lening niet kan terugbetalen dan vaak te hoog. Via de BMKB staat de overheid borg voor het deel van de lening waar het bedrijf geen onderpand voor heeft. De kredietverstrekker kan voor dat deel dus terugvallen op de overheid.

De feitelijke benutting hangt af van de kredietbehoefte van het bedrijfsleven en is daarmee sterk afhankelijk van de ontwikkeling van de conjunctuur, zoals de lagere benutting in 2013 laat zien. Maximale benutting van de regeling is daarmee geen doel op zich. De mate van benutting wordt wel in het oog gehouden om te bezien of de regeling nog aansluit bij de behoefte van de markt. Deze informatie wordt halfjaarlijks in een rapportage verstrekt aan de Tweede Kamer. Als in 2015 de economie, zoals voorspeld, verder aantrekt, is de verwachting dat in 2015 ook de benutting van de BMKB weer toeneemt. Als onderdeel van het Aanvullend Actieplan MKB-financiering worden de stimuleringsmaatregelen uit 2014 met een jaar verlengd tot ultimo 2015. Dit betreft de verhoging van de maximale borgstelling van € 1 mln naar € 1,5 mln en het verhogen van het borgstellingspercentage van per saldo 45% naar per saldo 67,5% voor alle borgstellingskredieten tot € 200.000, zoals regulier voor starters geldt.

Kengetal

2009

2010

2011

2012

2013

Verstrekte garanties BMKB, x € 1 mln

556

742

909

486

344

Totaal aantal verstrekte garanties

2.442

3.701

4.325

2.640

1.983

Bron: RVO

Groeifaciliteit

De Groeifaciliteit richt zich op buffervermogen – zoals eigen vermogen van participatiemaatschappijen en achtergestelde leningen door banken – en is vooral gericht op de start-, groei- en expansiefase van een bedrijf. Versterking van het buffervermogen wint aan belang doordat bij bancaire financiering van bedrijven grotere buffers worden gevraagd. Achtergestelde leningen en aandelenkapitaal verstrekt door participatiemaatschappijen vallen tot maximaal € 25 mln onder de garantieregeling. Een bank kan een garantiefinanciering verstrekken tot maximaal

€ 5 mln in de vorm van achtergestelde leningen. De garantie van de overheid bedraagt 50%. De Groeifaciliteit is kostendekkend opgezet.

De feitelijke benutting van de regeling hangt onder meer af van investerings- en overnameplannen van het bedrijfsleven, en is nauw verbonden met de ontwikkeling van de conjunctuur. De mate van gebruik van deze regeling wordt halfjaarlijks in een rapportage verstrekt aan de Tweede Kamer.

Kengetal

2009

2010

2011

2012

2013

Verstrekte garanties Groeifaciliteit, x € 1 mln

10

25

12

13

8

Totaal aantal verstrekte garanties

22

32

17

21

16

Bron: RVO

Garantie Ondernemingsfinanciering (GO)

De GO-regeling is ingevoerd ten tijde van de kredietcrisis en gericht op middelgrote en grote bedrijven. Via deze regeling krijgen banken een garantie van 50% van de overheid, zodat nieuwe bankleningen en/of bankgaranties kunnen worden verstrekt. In het geval van bankgaranties zijn ook schadeverzekeraars toegelaten tot de regeling. De GO-regeling is net als de Groeifaciliteit kostendekkend, met als opzet dat banken/schadeverzekeraars er slechts gebruik van maken indien zij vanwege het risicoprofiel zelfstandig niet of onvoldoende in staat zijn in de kern gezonde bedrijven te financieren. Het gebruik volgt sterk de conjuncturele ontwikkeling. In het regeerakkoord van het huidige kabinet is afgesproken om de GO-regeling structureel te maken met een garantieplafond van € 400 mln met ingang van 2014. Als onderdeel van het Aanvullend actieplan MKB-financiering worden de stimuleringsmaatregelen uit 2014 met een jaar verlengd tot ultimo 2015. Dit betreft de verhoging van de maximum garantie van € 25 mln naar € 75 mln.

Kengetal

2009

2010

2011

2012

2013

Verstrekte garanties GO, x € 1 mln

58

413

261

103

103

Totaal aantal verstrekte garanties

20

104

62

53

51

Bron: RVO

Garantieregeling Scheepsnieuwbouw financiering

In navolging van andere EU-landen is een garantieregeling geïntroduceerd waarmee het bankkrediet aan de scheepsbouwer wordt gegarandeerd gedurende de periode van de bouw van het schip. Met de GSF kunnen banken 80% Staatsgarantie krijgen op de financiering van de bouw van een schip. Op basis van de benutting van de regeling in het afgelopen jaar is het jaarlijks garantieplafond, in overeenstemming met het garantiekader, teruggebracht tot € 400 mln. In overleg met stakeholders wordt bezien wat de oorzaken van het geringe gebruik zijn en of en hoe aanpassing van de regeling is gewenst.

Kengetal

2013

Verstrekte garanties Scheepsnieuwbouw, x € 1 mln

44

Totaal aantal verstrekte garanties

6

Nieuwe garanties

Het betreft het versterken van het eigen vermogen van het MKB door de oprichting van een Achtergestelde Leningenfonds (AGL) te stimuleren, en verbreding van het aanbod van MKB-financiering door garanties te geven op de funding van private initiatieven. Ook wordt onderzocht of het dienstenportfolio van Qredits kan worden uitgebreid met kredieten tot € 250.000 en het aanbieden van werkkapitaal via rekening courant. Samen met de Nederlandse Investerings Instelling (NII) wil het kabinet in kaart brengen hoe groot de markt voor een dergelijk AGL-fonds is, welke marktpartijen reeds initiatieven ontplooien en welke witte vlekken er nog bestaan.

De verwachting is dat er in 2014 en 2015 in totaal tot circa € 1 mld onbenutte garantieruimte is bij de EZ-instrumenten, welke ingezet kan worden voor nieuwe maatregelen in het kader van het Aanvullend Actieplan MKB-financiering. Daarvan wordt op voorhand € 500 mln bestemd voor het doorontwikkelen van een markt voor eigen vermogen, en € 500 mln voor het verbreden van het financieringsaanbod, waarvan € 100 mln voor verruimen van het dienstenportfolio van Qredits. De dekking van de garantieruimte zal komen uit de onderbenutting van de garantieregelingen. Een additionele begrotingsreserve zal hiertoe worden opgericht (€ 12 mln).

Subsidies

Bevorderen ondernemerschap

Dit budget wordt gebruikt voor diverse instrumenten die als doel hebben het ondernemingsklimaatbeleid te verbeteren. Zo is het budget gebruikt voor (uitvoerings)bekostiging van de jaarlijkse Transparantie Benchmark programma’s voor kapitaalmarkt, zelfstandigenregeling, innovatief inkopen en de programmakosten voor corporate governance. Daarnaast wordt dit gebruikt voor het realiseren van de nieuwe beleidsambities, zoals Techniekpact en Ambitieus Ondernemerschap. In het Aanvullend Actieplan MKB-financiering zijn middelen uitgetrokken voor ketenfinanciering, verbeteren kredietinformatie, het verhogen van de ambitie en verbetering groeivaardigheden in het kleinbedrijf en het stroomlijnen en toegankelijker maken van het financieringsinstrumentarium. Ook de kasreserve van € 12 mln voor ondersteuning van een fonds gericht op achtergestelde leningen is onder deze post opgenomen.

Biobased Economy

Juist het Nederlandse bedrijfsleven heeft alles in huis om biobased economy tot een succes te maken. Zowel de agro als chemie zijn in vergelijking met andere landen zeer groot en goed ontwikkeld in Nederland: de agro- en tuinbouwsector behoort tot de meest productieve ter wereld, de Nederlandse chemie behoort tot de wereldtop. De logistiek in Nederland is vooraanstaand: Nederland vormt met onze havens de toegangspoort tot Europa voor groene grondstoffen met duurzaamheid als randvoorwaarde.

Binnen de topsectorenaanpak is biobased economy als cross-sectoraal thema benoemd. Coördinatie ligt bij de topsector chemie. Voor de uitvoering van het innovatiecontract BBE is het Topconsortium voor Kennis- en Innovatie (TKI) BBE opgericht.

Op 3 december 2013 is het nieuwe advies van de Wetenschappelijke en Technologische Commissie Biobased economy openbaar gemaakt. De aanbevelingen worden meegenomen bij de verdere ontwikkeling van de innovatieagenda biobased economy in samenwerking tussen bedrijfsleven en overheid. Op 17 juni 2014 is de Kamerbrief over cascadering verzonden. Deze brief schetst de samenhang tussen de inzet van biomassa voor voedselproductie, klimaatbeleid, recycling en uiteindelijk het creëren van economische waarde.

Groene groei

Het kabinet heeft een ambitie op «groene groei» geformuleerd: de Nederlandse concurrentiekracht en het verdienvermogen versterken en tegelijkertijd de belasting van het milieu en de afhankelijkheid van fossiele energie en grondstoffen terugdringen.

Maatschappelijke opgaven, zoals voedselzekerheid, grondstoffenschaarste of -afhankelijkheid, verlies aan biodiversiteit, vergrijzing en klimaatverandering zijn de groeimarkten van morgen. In nauwe samenwerking met het topsectorenbeleid zet het kabinet zich in voor duurzame economische groei langs vier pijlers: 1. slimme inzet van marktprikkels, 2. dynamische bevorderende wet- en regelgeving, 3. innovatie en 4. overheid als netwerkpartner.

Op acht domeinen zien we zowel een belangrijke maatschappelijke uitdaging, als potentiële verdienkansen voor Nederland: 1. energie, 2. biobased economy, 3. voedsel (EZ-domeinen), 4. klimaat, 5. afval als grondstof, 6. mobiliteit, 7. water (IenM-domeinen) en 8. bouw (WenR-domein).

Doelstellingen

Op een aantal domeinen zijn er duidelijke (kwantitatieve) doelstellingen:

  • We streven naar 14% duurzame energie in 2020 en 16% in 2023 (Energie akkoord).

  • We staan voor een ambitieus klimaatbeleid (20% CO2 reductie in 2020) (EU).

  • We willen fossiele grondstoffen vervangen door hernieuwbare grondstoffen (Regeerakkoord).

De overheid zorgt voor de juiste condities en een stabiel kader voor groene investeringen, zodat bedrijven duurzame producten en diensten kunnen ontwikkelen en vermarkten. Dat vraagt om een integrale aanpak voor groene groei. Bij ongewijzigde productie- en consumptiepatronen lopen we onvermijdelijk tegen grenzen aan. Dit betekent anders produceren en consumeren. Daarbij moeten we zoeken naar internationale coalities om grensoverstijgende problemen te lijf te gaan; en naar een breed draagvlak dat zich richt op de langere termijn. Dit is ook opgenomen in de kabinetsreactie op het rapport van het Planbureau voor de Leefomgeving «Vergroenen en verdienen» die recent naar de Tweede Kamer is gestuurd.

Green Deal

Het kabinet zet de Green Deal aanpak verstevigd voort met als doel groene groei te versnellen door de creativiteit en dynamiek in de samenleving te benutten. Green Deals bieden bedrijven, burgers en organisaties een laagdrempelige mogelijkheid om samen met de overheid te werken aan groene groei. Initiatieven uit de samenleving staan aan de basis van de Green Deal-aanpak. Centrale gedachte is dat de overheid initiatieven faciliteert en versnelt door het wegnemen van knelpunten. Knelpunten kunnen liggen op het vlak van wet- en regelgeving, netwerkvorming en kennis en informatie. Succesvolle deals en oplossingen worden opgeschaald naar andere locaties, partijen en sectoren en zetten zo een vliegwiel in werking. De Green Deal aanpak is een onderdeel van het groene groei beleid van het kabinet. Dat beleid is gericht op het scheppen van de juiste randvoorwaarden en prikkels voor het vergroenen van economie en samenleving. Er zijn sinds 2011 al 162 Green Deals afgesloten, met meer dan 679 partijen op het terrein van energie, water, grondstoffen, biodiversiteit, mobiliteit, biobased, bouw, voedsel en klimaat. De deals hebben veelal een looptijd van drie jaar en zijn volop in uitvoering. Eind 2013 waren er 16 Green Deals afgerond. Een overzicht van de Green Deals is te vinden op www.ondernemendgroen.nl/greendeals. In 2015 worden de activiteiten gericht op: het verder ontwikkelen, beheren en monitoren van het portfolio aan Green Deals; het uitrollen en verder opschalen van succesvolle green deals en het uitdragen van de resultaten daarvan. Om opschaling te faciliteren zal extra focus komen te liggen op het verder in beeld brengen van effecten en lessons learned van afgeronde Green Deals in de groene groei domeinen (inclusief biodiversiteit) en de vier beleidspijlers.

Microfinanciering

Voor kleine bedrijven en startende ondernemers is het zogenaamde microfinancieringsbeleid ontwikkeld. Qredits (stichting Microfinanciering Nederland) biedt sinds 2009 microkredieten aan in heel Nederland tot maximaal € 50.000. EZ heeft hier financieel aan bijgedragen door het verstrekken van een (achtergestelde) lening en een garantstelling op de lening van de BNG aan Qredits. Doel is om vanaf 2016 2.500 kredieten per jaar te verstrekken. Naast het krediet is coaching een belangrijk onderdeel van het microfinancieringsbeleid. Qredits heeft hiervoor de afgelopen jaren met steun van EZ onder andere een vrijwillige coachpool opgezet.

Sinds eind 2013 verstrekt Qredits ook zogenaamde MKB-kredieten tussen de € 50.000 en € 150.000. Om dit mogelijk te maken heeft het kabinet € 30 mln uitgetrokken voor de vervolgfinanciering van Qredits. Deze maatregel is onderdeel van het stimuleringspakket (september 2013).

In het aanvullend actieplan MKB-financiering is aangekondigd dat het kabinet onderzoekt of de grens tot waar Qredits leningen mag verstrekken, per 2015 kan worden opgetrokken tot € 250.000. Mede gezien de groeiende behoefte aan werkkapitaal worden daarnaast partners gezocht om daarmee het verstrekken van rekening-courant krediet door Qredits mogelijk te maken. Voor de uitbreiding van deze activiteiten is naar verwachting circa € 100 mln extra funding nodig. Het Ministerie van Economische Zaken is op dit moment met verschillende geïnteresseerde partijen, waaronder de Europese Investerings Bank (EIB), in gesprek onder welke voorwaarden zij Qredits aanvullend willen financieren. Voor nu heeft het kabinet € 100 mln garantieruimte beschikbaar, mocht voor het verstrekken van nieuwe funding aan Qredits een overheidsgarantie nodig zijn. De verwachting is dat hiermee minimaal € 100 mln nieuwe financiering in de markt mogelijk wordt gemaakt.

Indicator

Referentie- waarde

Peildatum

Raming 2015

Streef- waarde

Planning

Bron

Aantal verstrekte kredieten (Micro- en MKB-krediet)

610

2009

1.550

2.500

2016

Qredits

De verwachting is dat Qredits in 2015 1.300 microkredieten en 250 MKB-kredieten verstrekt en dus totaal 1.550 kredieten aan kleine en startende ondernemers.

Uitfinanciering subsidies

De volgende regelingen zijn inmiddels beëindigd en betreffen alleen nog uitfinanciering: Valorisatie/SKE, Beroepsonderwijs in bedrijf, Innovatieve scheepsbouw en Besluit Subsidie Regionale Investeringsprojecten.

Opdrachten

Onderzoek & ontwikkeling

Uit dit budget worden beleidsonderzoek, verplichte evaluaties van beleidsinstrumenten en beleidsdoorlichtingen gefinancierd. Een klein deel van dit budget wordt gebruikt voor beleidsvernieuwing middels kleinschalige experimenten.

ICT-beleid

Het regeerakkoord schetst een aantal belangrijke uitdagingen op ICT-gebied. Zo heeft het kabinet de ambitie dat ondernemers en burgers in 2017 digitaal zaken kunnen doen met de overheid, waarbij zij gebruik kunnen maken van een aantal voorzieningen. Er is dan één digitale voordeur voor digitale overheidsdienstverlening, met één sleutel, één berichtendienst en open standaarden voor informatie-uitwisseling. Hierdoor wordt het voor bedrijven makkelijker om hun zaken met de overheid digitaal te regelen. Onlangs heeft het kabinet de Kamer geïnformeerd over het gezamenlijke wetgevingsprogramma van EZ en BZK dat hiertoe in gang is gezet.

Daarnaast werken we aan een tiental ICT-doorbraakprojecten gericht op het opschalen van ICT-toepassingen in een aantal topsectoren, de zorg en het onderwijs. Doel is belemmeringen voor het gebruik van ICT weg te nemen en de kennis over ICT te vergroten om zo een bijdrage te leveren aan het oplossen van maatschappelijke uitdagingen en het benutten van economische kansen.

Op lokaal gebied werkt het kabinet samen met steden aan de Digitale Steden Agenda. In dit convenant zijn concrete voorstellen gedaan om de komende jaren, met behulp van ICT, vraagstukken op te lossen in de domeinen ondernemen, veiligheid, regeldruk, zorg, onderwijs en informatiedeling.

Op het terrein van innovatie en onderzoek werkt het kabinet binnen de ICT Roadmap samen met de wetenschap en bedrijven aan het ontwikkelen van de technologieën van overmorgen, ook voor de topsectoren.

Op internationaal gebied zet het kabinet met het project «The Netherlands: Digital Gateway to Europe» in op het vasthouden, uitbouwen en aantrekken van buitenlandse ICT-bedrijven met aanvullende kennis en kunde naar Nederland. Dat draagt bij aan werkgelegenheid en is goed voor innovatie.

Digitale vaardigheden van de beroepsbevolking zijn van toenemend belang. Het kabinet werkt met maatschappelijke partners aan het versterken van de digitale vaardigheden in de opleidingen en van de werknemers.

Voorzien wordt dat de komende decennia een vergaande digitalisering van productieprocessen zal plaatsvinden. Met FME, VNO NCW, TNO en de Kamer van Koophandel is voor Nederland in kaart gebracht wat «Smart Industry» kan beteken en wat actielijnen zijn om Nederlandse bedrijven hierop voor te bereiden

Over de uitwerking van deze ambities, inclusief de stand van zaken van de acties uit de Digitale Agenda.nl en de Digitale Implementatie Agenda.nl is de Tweede Kamer in 2013 nader geïnformeerd. (TK, 29 515, nr. 70).

Vermindering regeldruk

Met het kabinetsbrede programma «Goed Geregeld: een verantwoorde vermindering van de regeldruk 2012–2017» zet het kabinet in op de vermindering van regeldruk voor bedrijven, burgers en professionals. De aanpak bestaat uit zes samenhangende actielijnen:

  • 1. Minder regeldruk door transparantie van wet- en regelgeving.

  • 2. Structurele verlaging van de regeldruk met € 2,5 mld.

  • 3. Minder regeldruk door betere (digitale) dienstverlening.

  • 4. Minder stapeling, slimmer toezicht.

  • 5. Merkbare vermindering regeldruk in regeldichte domeinen.

  • 6. Minder regeldruk door bestuurlijke samenwerking (gemeenten en Europa).

De aanpak van regeldruk begint bij het voorkomen ervan. Daarom is met ingang van 2014 internetconsultatie het uitgangspunt bij nieuwe wet- en regelgeving met significante gevolgen voor bedrijven, burgers en professionals. Ook worden hierbij de antwoorden op de hoofdvragen van het Integraal Afwegingskader (IAK) en de beschikbare effectrapportages, zoals de Bedrijfseffectentoets (BET), voortaan gepubliceerd. Door deze maatregelen krijgen bedrijven, instellingen en burgers meer mogelijkheden om in een vroeg stadium met het kabinet mee te denken. Het kabinet zet daarnaast in op een kwantitatieve vermindering van regeldruk voor bedrijven, burgers & professionals van € 2,5 mld over de periode 2012–2017. Deze kwantitatieve doelstelling is een netto doelstelling: als het kabinet nieuwe regels invoert moeten eventuele hiermee gepaard gaande regeldrukkosten worden gecompenseerd met extra regeldrukverminderende maatregelen. In een aantal regeldichte domeinen (de topsectoren, de zorg, bouw en bankensector) geeft het kabinet een extra impuls aan merkbare regeldrukvermindering. Samen met het bedrijfsleven inventariseert het kabinet knelpunten die waar mogelijk worden opgelost. Het verminderen van toezichtlasten voor bedrijven is in de regeldrukaanpak ook een belangrijk onderdeel. Door betere inzet van ICT en het delen van kennis en informatie tussen inspecties probeert het kabinet de toezichtlasten bij goede nalevende bedrijven zo laag mogelijk te houden. Voor een merkbare vermindering van regeldruk is betrokkenheid van alle bestuurslagen van belang. Daarom werkt het kabinet samen met mede-overheden, zoals gemeenten en de Europese Commissie aan een verlaging van de regeldruk. Ook draagt het adviescollege Actal bij aan de kabinetsdoelstellingen door te adviseren aan het kabinet over de vermindering van regeldruk. Tenslotte draagt de inzet van ICT ook bij aan regeldrukvermindering. Digitalisering verbetert de overheidsdienstverlening en maakt het voor ondernemers eenvoudiger om te voldoen aan informatieverplichtingen van de overheid. Voorzieningen als het Ondernemingsdossier, Standard Business Reporting, regelhulpen, en ondernemersplein.nl dragen hieraan bij.

In de aansluitende tabel is de doelstelling en raming 2015 van de kwantitatieve doelstelling van € 2,5 mld in kaart gebracht.

Indicator

Referentie- waarde

Peildatum

Raming 2015

Streef- waarde

Planning

Bron

Netto verlaging regeldruk (cumulatief)

527,4

2013

€ 2,3 mld

€ 2,5 mld

2017

EZ

Bijdrage aan (inter)nationale organisaties

Nederlands Bureau voor Toerisme en Congressen (NBTC) en de United Nations World Tourism Organization (UNWTO)

EZ heeft voor de periode 2012–2015 een meerjarig contract met het NBTC Holland Marketing (Nederlands Bureau voor Toerisme en Congressen) afgesloten om het inkomend toerisme te bevorderen. EZ stelt in deze periode budget beschikbaar voor de internationale branding en marketing van Nederland en internationale congreswerving. Het budget zal worden ingezet op de belangrijkste toeristische herkomstmarkten en doelgroepen. Daarnaast wordt bijgedragen in de overheadkosten van het secretariaat van de UNWTO.

Bijdragen aan instituten

Betreft een verzamelpost van verschillende kleine bijdragen aan diverse instituten, ten behoeve van het programma-onderzoek op het terrein van MKB en ondernemerschap, het kenniscentrum MVO Nederland en de Koning-Willem I prijs.

Bijdrage aan ZBO’s/RWT’s

Kamers van Koophandel/Ondernemerspleinen

Per 1 januari 2014 is de nieuwe Kamer van Koophandel (zelfstandig bestuursorgaan) formeel van start gegaan. Het transitieproces is in 2014 nog volop gaande en aan de nieuwe organisatie en de nieuwe wettelijke taken wordt in dit jaar nadere invulling gegeven. Zo zijn in de loop van het jaar de Centrale Raad en de regioraden benoemd; deze organen spelen een belangrijke rol bij de programmering van de activiteiten van de nieuwe Kamer van Koophandel. Ook is het digitale ondernemersplein begin 2014 officieel gelanceerd en zijn diverse publieke partijen als het UWV en het CBS als partner toegetreden. Daarnaast zijn de fysieke (regionale) Ondernemerspleinen van start gegaan.

Momenteel wordt gewerkt aan een prestatie dashboard aan de hand waarvan de prestaties van de nieuwe organisatie in de toekomst zullen worden gemeten. Onderdeel hiervan zullen in ieder geval klantwaardering en bereik van de verschillende wettelijke taken zijn. Verwachting is dat dit dashboard vanaf 2015 operationeel zal zijn. Daarmee wordt 2015 het eerste min of meer reguliere jaar voor de Kamer van Koophandel.

Bijdrage aan agentschappen

RVO

Deze middelen zijn grotendeels voor de uitvoering van de garantie-instrumenten, zoals BMKB, Groeifaciliteit, Garantie Ondernemingsfinanciering en de Garantiefaciliteit Scheepsnieuwbouwfinanciering, uitvoering van de IND zelfstandigen- en BBH-regeling. Dit betreft activiteiten als beoordeling van aanvragen, voorlichting over de instrumenten, terugontvangen van kredieten, etc.

Logius

De bijdrage aan Logius bestaat uit een bijdrage aan het programma (Bureau)Forum Standaardisatie en het programma SBR (Standard Business Reporting). Verder is een aantal projecten in afrondende fase, zoals e-factureren.

Industrieel participatiebeleid

Het industrieel participatiebeleid (IP-beleid) is medio 2012 geïntroduceerd als opvolger van het compensatiebeleid. Het doel is om bij een gebrek aan een open en gelijke internationale defensiemarkt de Nederlandse defensie- en veiligheid gerelateerde bedrijven te ondersteunen bij het verkrijgen van een gelijkwaardige positie op de defensiemarkt om zo een bijdrage te leveren aan de overheidstaken op het gebied van veiligheid van Nederland; zowel direct als door deelname aan internationale samenwerking.

Het beleid is erop gericht om bij de aanschaf van defensiematerieel bij buitenlandse bedrijven door het Ministerie van Defensie de Nederlandse industrie en kennisinstellingen zo goed mogelijk te betrekken. De nadruk ligt daarbij op de prioritaire technologiegebieden die zijn geïdentificeerd in de Defensie Industrie Strategie (DIS) die in december 2013 aan de Tweede Kamer is gestuurd.

Het IP-beleid houdt in dat bij aanbestedingen van defensiematerieel per geval wordt bekeken of er industriële participatie zal worden geëist. De basis hiervoor is de DIS waarin de prioritaire technologiegebieden zijn vastgesteld. Indien IP wordt geëist, wordt van de leverancier een voorstel verlangd dat tot doel heeft bij te dragen aan het behoud van de betreffende capaciteiten van Nederlandse bedrijven, zodat deze Nederlandse bedrijven in staat worden gesteld een bijdrage te leveren aan de overheidstaken op het gebied van ten behoeve van het de bescherming van wezenlijke belangen van nationale veiligheid. De inhoud en omvang van de industriële participatie wordt per geval afgesproken. Op basis van de ervaring met het compensatiebeleid uit het verleden wordt verwacht dat de omvang gemiddeld circa 60% van de opdrachtwaarde zal zijn.

De komende periode is in de realisatie van overeenkomsten sprake van een overgangssituatie tussen de afwikkeling van het oude compensatiebeleid en het nieuwe IP-beleid. Bestaande compensatieovereenkomsten worden wel op de oorspronkelijk overeengekomen voorwaarden afgewikkeld.

De gerealiseerde invulling van compensatie zal de komende jaren afnemen. Dit is het gevolg van een aantal ontwikkelingen, waaronder de beperkte investeringen van het Ministerie van Defensie in de voorgaande jaren en de inwerkingtreding van de Aanbestedingswet op Defensie -en Veiligheidsgebied. De streefwaarde zal dus naar beneden moeten worden bijgesteld. Op dit moment is nog onzeker op welk structureel niveau de streefwaarde kan worden gesteld. Voor 2015 is de streefwaarde € 350 mln.

De indicator «gerealiseerde invulling compensatieverplichtingen» geeft het bedrag weer dat door buitenlandse partijen bij Nederlandse bedrijven besteed wordt als invulling van compensatie of IP-afspraken.

Indicator

Referentie- waarde

Peil- datum

Streef- waarde

Planning

Bron

Gerealiseerde invulling compensatie / IP-verplichting (5 jaars gemiddelde)

€ 419 mln

2013

€ 350 mln

2015

EZ

Interne begrotingsreserves

Er zijn interne begrotingsreserves voor de BMKB, de regeling Garantie Ondernemingsfinanciering, de Groeifaciliteit en de Garantieregeling Scheepsnieuwbouwfinanciering. De laatste drie regelingen betreffen kostendekkende regelingen, waarvan de te realiseren premie-ontvangsten toereikend zijn voor het afdekken van eventuele verliesdeclaraties. De interne begrotingsreserves dienen om een eventuele mismatch in de tijd van inkomsten en uitgaven op te vangen. In onderstaande tabel zijn de saldi van de begrotingsreserves per 31 december 2013 weergegeven. In 2014 is besloten de reserve van de Garantiefaciliteit Scheepsnieuwbouwfinanciering neerwaarts bij te stellen tot € 10 mln. Het garantieplafond van deze regeling wordt namelijk met € 600 mln verlaagd naar € 400 mln, waardoor een lagere reserve volstaat. De hierdoor ontstane vrijval van € 15 mln wordt toegevoegd aan de begrotingsreserve BMKB (€ 10 mln) en de in te stellen begrotingsreserve voor de Groeifaciliteit (€ 5 mln).

Stand interne begrotingsreserves per 31 december 2013 (x € 1.000)

 

Interne begrotingsreserve Borgstelling MKB-kredieten (BMKB)

€ 30.000

Interne begrotingsreserve Garantie Ondernemingsfinanciering (GO)

€ 64.621

Interne begrotingsreserve Garantiefaciliteit Scheepsnieuwbouwfinanciering

€ 25.044

Totaal

€ 119.665

Budgettair belang fiscale maatregelen

Bedragen x € 1 mln
 

2013

2014

2015

2016

2017

2018

2019

Zelfstandigenaftrek

1.712

1.718

1.741

1.761

1.781

1.801

1.822

Extra zelfstandigenaftrek starters

106

168

110

111

113

114

115

Startersaftrek bij arbeidsongeschiktheid

2

2

2

2

2

2

2

FOR, niet omgezet in lijfrente

53

53

54

54

54

54

55

Meewerkaftrek

7

7

7

6

6

6

6

Stakingsaftrek

17

16

16

15

15

15

14

Doorschuiving stakingswinst

220

232

245

259

273

288

304

Bedrijfsopvolgingsfaciliteit in successiewet

197

201

205

208

212

216

220

Kleinschaligheidsinvesteringsaftrek

353

371

397

409

421

434

446

Willekeurige afschrijving starters

8

8

8

8

8

8

8

Willekeurige afschrijving investeringen bedrijfsmiddelen

57

           

Persoonsgebonden aftrekpost durfkapitaal

7

5

3

3

2

1

0

Verlaagd BTW-tarief Logiesverstrekking (incl. kamperen)

272

276

280

284

288

293

297

Verlaagd BTW-tarief Voedingsmiddelen horeca

1.370

1.386

1.404

1.421

1.438

1.456

1.474

BTW Kleine ondernemersregeling

129

136

143

150

159

167

176

Verlaagd accijnstarief kleine brouwerijen

1

1

1

1

1

1

1

Vrijstelling overdrachtsbelasting bedrijfsoverdracht in familiesfeer

13

16

16

16

17

17

17

14 Een doelmatige en duurzame energievoorziening

Algemene doelstelling

Een internationaal concurrerende energievoorziening die betrouwbaar, veilig en duurzaam is

Om deze doelstelling te bereiken zet EZ financiële instrumenten in zoals subsidies en garanties, maar ook niet-financiële instrumenten zoals het stroomlijnen van de energie- en gaswet om de werking van de energiemarkt te verbeteren, de regeldruk te verminderen en efficiënter toezicht mogelijk te maken.

Rol en verantwoordelijkheid

De Minister van EZ is op grond van de Elektriciteitswet en de Gaswet verantwoordelijk voor het energiebeleid. Daarnaast is de Minister van EZ op grond van de Kernenergiewet eerstverantwoordelijk voor nucleaire veiligheid en stralingsbescherming. Hieruit vloeien de volgende verantwoordelijkheden voort:

Financieren

  • Het voeren van het financieel instrumentarium op de beleidsterreinen duurzame energie, energiebesparing en het gebruik van innovatieve energietechnologieën.

(Doen)Uitvoeren

  • Het vergroten van het aandeel duurzame energie (conform afspraken Energieakkoord: 14% in 2020 en 16% in 2023).

  • Het vergroten van het aandeel energiebesparing (conform afspraken Energieakkoord: besparing met gemiddeld 1,5% per jaar en 100 PJ in 2020).

  • Het reguleren van de nucleaire veiligheid (waaronder vergunningverlening) en de beveiliging bij alle nucleaire installaties, de toepassing en het vervoer van radio-actief materiaal en het reguleren van een veilig en toekomstbestendig beheer van radio-actief afval in Nederland.

  • Het reguleren van een adequate bescherming van de samenleving tegen stralingsrisico's bij de toepassing en het vervoer van radio-actieve stoffen en bij de toepassing van radio-actieve bronnen.

  • Het voorbereid zijn op een nucleair of (stralings)incident en bij crises bijdragen aan de uitvoering van de nationale crisisbesluitvorming.

  • Het doen van metingen, berekeningen, monitoring en onderzoek naar straling ter onderbouwing van besluiten van het bevoegd gezag.

  • Het uitoefenen van toezicht op de nucleaire installaties en op alle andere bedrijven waar radio-actievestoffen en ioniserende straling worden toegepast.

  • Het uitoefenen van toezicht op het vervoer van splijtstoffen en radio-actieve materialen.

  • Het zorg dragen voor wet- en regelgeving die de ZBO ANVS realiseert.

Regisseren

  • Het regisseren van de realisatie van grote energie-infrastructuur projecten die onder de rijkscoördinatieregeling vallen; dit betekent als projectminister, samen met de Minister van Infrastructuur en Milieu, verantwoordelijk voor de ruimtelijke inpassing van projecten en voor de coördinatie van benodigde projecten.

  • Het stimuleren van een goed werkende Europese energiemarkt met een adequate infrastructuur.

  • Het creëren van randvoorwaarden waardoor de energievoorziening internationaal kan concurreren en het verdienpotentieel van de energiesector ten volle wordt benut.

  • Het creëren van randvoorwaarden voor een doelmatige en verantwoorde winning van onze bodemschatten.

  • Het stimuleren van de transitie naar een duurzame en betrouwbare energievoorziening.

  • Het bieden van mogelijkheden aan lokale energieprojecten.

  • Het coördineren van het energiebesparingsbeleid via de verschillende vakministers en het stimuleren van energiebesparing in de industrie en energiesectoren.

  • Het stimuleren van de ontwikkeling en gebruik van innovatieve energietechnologieën.

  • Het stimuleren van de verdergaande reductie van CO2 – uitstoot van energiebedrijven en industrie.

Kengetal HHI en C3

De C3 is het gezamenlijk marktaandeel van de drie grootste leveranciers. De mate van concentratie op de kleinverbruikersmarkt voor elektriciteit en gas vormt een indicatie voor de concurrentie op die markten. Een indicator hiervoor is de Herfindahl-Hirschman Index (HHI). Een markt met een HHI onder de 1.800 punten wordt gezien als een competitieve markt en een markt met een index tussen de 1.800 en 8.000 punten wordt gezien als een geconcentreerde markt.

Kengetal

2010

2011

2012

2013

Ambitie 2015

1. Concentratiegraad in de retailsector elektriciteit

– HHI

2.263

2.456

2.338

2.276

Stabiliseren tussen 1.800–2.500

– C3

81%

85%

83%

81%

Daling/lager

2. Concentratiegraad in de retailsector gas

– HHI

2.158

2.344

2.258

2.204

Stabiliseren tussen 1.800–2.500

– C3

79%

83%

81%

79%

Daling/lager

Bron: ACM

Kengetal

2010

2011

2012

2013

Elektriciteitsstoring in minuten per jaar

34 min

23 min

27 min

23 min

Bron: Netbeheer Nederland

Toelichting

Het aantal storingsminuten per huishouden per jaar geeft een indicatie van de leveringszekerheid van elektriciteit.

Beleidswijzigingen

  • Voor de vorming van de Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming (ANVS) heeft de ministerraad op 24 januari 2014 besloten dat:

    • de Minister van EZ zorgt voor de benodigde wet- en regelgeving;

    • de Minister van I&M zorgt voor de vorming van de (tijdelijke) organisatie en;

    • de ANVS een ZBO wordt onder verantwoordelijkheid van I&M.

  • Gaswinning Groningen

    In januari 2013 heeft Staatstoezicht op de Mijnen advies uitgebracht over de relatie tussen aardbevingen en gasproductie uit het Groningenveld. De kern van het advies was dat uit recente studies is gebleken dat bij gelijkblijvende productie het aantal aardbevingen toe zal nemen en de sterkte er van ook, zodat de tot nu toe veronderstelde bovengrens van 3.9 Richter niet meer houdbaar is. Naar aanleiding van dit advies heeft de Minister van EZ 11 onderzoeken gelast, om op basis daarvan een onderbouwd besluit te kunnen nemen over de gaswinning in Groningen. Deze onderzoeken zijn in december 2013 afgerond. De uitkomsten van deze onderzoeken hebben de basis gevormd voor het Kabinetsbesluit van 17 januari 2014 over de gaswinning in Groningen (TK, 33 529 nr. 28 en 59).

  • Met de Wind op Zee tender zal in 2015 een start worden gemaakt.

  • Schaliegas. In 2014 is een milieuonderzoek gestart ten behoeve van de structuurvisie schaliegas. Deze structuurvisie schaliegas zal naar verwachting begin 2015 in ontwerp naar de Tweede Kamer worden gestuurd.

  • In het energieakkoord voor duurzame groei is bepaald dat er overheidsmiddelen beschikbaar komen voor een innovatieprogramma voor demonstratieprojecten die gericht zijn op versnelling van commercialisering vanuit de Topsector Energie ten behoeve van de export. Het budget hiervoor loopt op van € 25 mln in 2014 tot structureel € 50 mln vanaf 2017.

Energieakkoord voor duurzame groei

Een substantieel deel van het energiebeleid is vastgesteld via het Energieakkoord. Met het Energieakkoord worden belangrijke stappen gezet op weg naar een duurzame energievoorziening en krijgt de economie op korte termijn een stevige impuls. Partijen zetten zich in om de volgende doelen te realiseren:

  • Een besparing van het finale energieverbruik met gemiddeld 1,5% per jaar;

  • 100 Petajoule aan energiebesparing in het finale energieverbruik van Nederland per 2020;

  • Een toename van het aandeel van hernieuwbare energieopwekking (nu 4%) naar 14% in 2020;

  • Een verdere stijging van dit aandeel naar 16% in 2023;

  • Ten minste 15.000 voltijdsbanen, voor een belangrijk deel in de eerstkomende jaren te creëren;

  • Nederland in 2030 een top-10 positie op de mondiale CleanTech Ranking.

Een belangrijke factor voor een succesvolle borging van de energietransitie in de komende jaren is de consistentie in beleid dat vanuit de rijksoverheid en overige partijen wordt ingezet, ook bij uitvoering en bijsturing. Daarvoor is een borgingscommissie met de deelnemende partijen opgezet. Uitgangspunten voor adequate borging van afspraken zijn: partijen zijn gezamenlijk verantwoordelijk voor de succesvolle uitvoering, de uitwerking van het akkoord en het borgen van de doelstellingen. De rijksoverheid is verantwoordelijk voor de uitwerking, implementatie, uitvoering en evaluatie van de in het akkoord benoemde beleidsmaatregelen.

Budgettaire gevolgen van beleid

Bedragen x € 1.000
 

2013

2014

2015

2016

2017

2018

2019

VERPLICHTINGEN

3.397.213

4.104.428

3.960.853

364.160

361.709

345.175

345.180

Waarvan garantieverplichtingen

47.342

62.500

62.400

       

UITGAVEN

1.251.807

1.509.417

1.619.026

1.833.256

1.965.105

2.228.005

2.810.679

Waarvan juridisch verplicht (percentage)

   

83%

       
               

Subsidies

1.030.692

1.274.562

1.410.701

1.641.860

1.756.666

2.025.164

2.607.833

Topsectoren Energie

30.282

44.451

67.993

57.409

55.606

46.406

41.406

Energie-innovatie (IA)

36.766

19.749

7.872

2.370

2.361

2.361

2.361

Green Deal

1.889

20.544

750

18.751

     

Energieakkoord

 

29.205

35.464

54.289

59.289

50.000

50.000

MEP

505.321

447.950

380.000

288.000

200.700

62.000

54.000

SDE

141.935

400.540

524.488

667.475

682.357

700.831

703.000

SDE+

27.198

171.060

280.261

455.540

660.500

1.066.500

1.660.000

Interne begrotingsreserve duurzame energie

225.007

           

Compensatie Energie-intensieve bedrijven (ETS)

 

77.000

77.000

77.000

77.000

77.000

77.000

CCS

5.015

38.047

19.557

8.915

7.242

8.955

8.955

Hoge Flux Reactor

7.250

7.250

7.250

8.111

8.111

8.111

8.111

Aanschafsubsidie zonnepanelen

29.632

           

Elektrisch rijden

2.535

2.210

1.120

       

Caribisch Nederland

3.161

14.512

7.000

4.000

3.500

3.000

3.000

Overige subsidies

14.701

2.044

1.946

       
               

Garanties

526

8.700

1.000

       

Geothermie

526

8.700

1.000

       
               

Opdrachten

33.861

29.259

24.528

20.182

11.339

7.307

7.307

O&O bodembeheer

2.497

6.436

766

766

766

766

766

Joint implementation

12.148

1.343

1.300

       

Straling

9.726

9.057

6.060

4.874

4.313

4.225

4.225

Pallas

1.001

9.000

13.500

12.000

4.000

   

Onderzoek en opdrachten

8.489

3.423

2.902

2.542

2.260

2.316

2.316

               

Bijdragen aan agentschappen

45.589

50.029

44.963

34.018

32.237

30.771

30.776

Rijksdienst Voor Ondernemend Nederland

38.680

45.036

39.557

29.182

27.477

26.083

26.088

Dienst Landelijk Gebied

   

500

       

Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit

698

694

680

677

671

668

668

Kern Fysische Dienst

6.211

3.298

3.226

3.159

3.089

3.020

3.020

KNMI

 

1.001

1.000

1.000

1.000

1.000

1.000

               

Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s

103.039

114.309

113.113

113.113

113.113

113.113

113.113

Doorsluis COVA heffing

100.947

111.000

111.000

111.000

111.000

111.000

111.000

TNO AGE

2.092

3.309

2.113

2.113

2.113

2.113

2.113

               

Bijdragen aan mede-overheden

       

28.000

28.000

28.000

Uitkoop

       

28.000

28.000

28.000

               

Bijdragen aan (inter)nationale organisaties

38.100

32.558

24.721

24.083

23.750

23.650

23.650

ECN/NRG

37.757

31.896

23.949

23.110

22.723

22.623

22.623

Diverse instituten

343

662

772

973

1.027

1.027

1.027

               

ONTVANGSTEN

13.547.739

11.069.328

9.535.411

9.509.411

9.343.411

9.536.761

10.042.761

COVA

100.947

111.000

111.000

111.000

111.000

111.000

111.000

SDE+

97.363

200.000

320.000

494.000

678.000

1.074.000

1.730.000

Aardgasbaten

13.342.665

10.750.000

9.100.000

8.900.000

8.550.000

8.350.000

8.200.000

Ontvangsten zoutwinning

2.373

1.761

1.761

1.761

1.761

1.761

1.761

Diverse ontvangsten

4.391

6.567

2.650

2.650

2.650

   

Budgetflexibiliteit

Subsidies: Van het totale subsidiebudget is 90% juridisch verplicht. Dit percentage is hoog als gevolg van uitfinanciering van tot en met 2014 aangegane verplichtingen, met name langlopende uitbetalingen op reeds afgegeven beschikkingen in het kader van de MEP/SDE en verplichtingen die in 2011, 2012, 2013 en 2014 zijn aangegaan op de SDE+.

Opdrachten: Van het opdrachtenbudget is 60% juridisch verplicht. Het betreft uitfinanciering van in voorgaande jaren afgegeven beschikkingen, met name in het kader van Joint Implementation, Pallas en kernenergie.

Bijdragen aan agentschappen: Het budget betreft de financiering van de opdracht 2015 aan RVO, DLG, RIVM, Kernfysische Dienst en de NVWA en is 100% juridisch verplicht.

Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s: Op dit onderdeel is geen sprake van budgetflexibiliteit. Het betreft met name de doorsluis van de COVA-heffing op aardolieproducten, bedoeld voor het dekken van de kosten van het aanhouden van voorraden. Dit is gebaseerd op nationale en internationale wetgeving.

Bijdragen (inter)nationale organisaties: Van het beschikbare budget voor (inter)nationale organisaties is 70% juridisch verplicht. De bijdrage aan ECN betreft een al langlopende gevestigde en op overeenkomsten gebaseerde subsidierelatie ten behoeve van energieonderzoek. Dit betekent dat er op dit onderdeel sprake is van enige budgetflexibiliteit, zij het beperkt op de korte termijn.

Toelichting op de financiële instrumenten

Subsidies

Topsector Energie

De topsector energie richt zich op de verduurzaming van de energievoorziening en de versterking van de toegevoegde waarde van de energiesector voor de Nederlandse economie. De focus ligt daarbij op bio-energie, energiebesparing in industrie en gebouwde omgeving, gas, intelligente netten, wind op zee en zonne-energie. De gezamenlijke onderzoeks- en innovatieagenda van bedrijven en kennisinstellingen, verwoord in de in april 2012 afgesloten innovatiecontracten, waarborgt aansluiting van onderzoek op de behoeften vanuit de markt. De Topconsortia voor Kennis en Innovatie (TKI ’s) voeren deze agenda uit. EZ stimuleert en ondersteunt de topsector energie met reguliere innovatiemiddelen en een speciaal voor innovatie afgezonderd deel van de SDE+ middelen.

Het Topteam energie stuurt het onderzoeks- en innovatieportfolio van de TKI's bij aan de hand van een periodieke review daarvan in 2014. De in 2014 gestarte inzet op het thema systeemintegratie, dat zich richt op inpassing van energie uit hernieuwbare bronnen in het energiesysteem, wordt gecontinueerd. Daarbij is er aandacht voor cross-overs tussen elektriciteit, gas en warmte.

Energie-Innovatie (Innovatie Agenda Energie)

Dit betreft de uitfinanciering van een groot aantal specifieke innovatieprogramma’s die in de periode 2008–2011 zijn opgestart met een eenmalige impuls vanuit het Fonds Economische Structuurversterking (FES). De Innovatie Agenda is inmiddels vervangen door de topsector energie.

Kengetal

2010

2011

2012

2013

2014

Ambitie 2015

Private R&D-investeringen (uitgedrukt in % van omzet)

Bron: CBS

2,4%

n.v.t.

n.n.b.

n.v.t.

n.n.b.

n.v.t.

Aantal deelnemende bedrijven bij TKI1

Bron: RvO

n.v.t.

n.v.t.

301

486

n.n.b.

600

Kwaliteit van het Nederlandse energieonderzoek gemeten als retourpercentage van het zevende EU kaderprogramma thema energie2

Bron: RvO

6,8%

7,4%

7,0%

6,8%

n.n.b.

7,0%

Onderzoek naar private R&D investeringen vindt elke twee jaar plaats. Voor 2011 en 2013 zijn daardoor geen investeringen beschikbaar.

X Noot
1

In september 2012 zijn de TKI ’s opgericht. Daardoor zijn er geen gegevens beschikbaar voor de jaren 2009

tot en met 2011.

X Noot
2

De cijfers betreffen cumulatieve cijfers vanaf de start van het zevende kaderprogramma in 2007. De realisatie 2013 heeft betrekking op de periode 2008 tot en met februari 2014. Het retourpercentage in KP7 energie voor Nederland is 6,8%. Dit is nog steeds ruim boven de Nederlandse bijdrage aan het kaderprogramma thema energie van circa 5%.

Compensatie indirecte kosten ETS elektriciteitsgrootgebruikers

Door de introductie van het Europese Emissiehandelssysteem (ETS) wordt de CO2-prijs door de elektriciteitsproducenten aan de elektriciteitsgrootgebruikers doorberekend. Elektriciteitgrootgebruikers die internationaal concurreren kunnen in veel gevallen die CO2-kosten (ook wel indirecte kosten genoemd) niet doorberekenen omdat de concurrenten buiten de EU die kosten niet hebben. Naast verstoring van het gelijke speelveld leidt dit tot een CO2-weglek risico (het verplaatsen van bedrijven met veel directe of indirecte CO2 uitstoot naar landen waar de uitstoot van CO2 geen prijs heeft). Voor de compensatie van de indirecte kosten in het kader van het ETS is vanaf 2014 jaarlijks een bedrag beschikbaar van € 77 mln op de EZ begroting.

Green Deal

De Green Deal aanpak is sinds 2011 een onderdeel van het groene groei beleid van het kabinet. Ook in het Energieakkoord zijn de Green Deals als één van de instrumenten genoemd in het streven om tot een volledig duurzame energiehuishouding te komen. De onderwerpen van deze energie deals zijn zeer divers, variërend van energiebesparing tot elektrisch vervoer. Aangezien het initiatieven uit de samenleving zijn, is er op voorhand geen inzicht mogelijk in welk type energiedeals er in 2015 zullen worden afgesloten. De deals hebben veelal een looptijd van drie jaar en zijn volop in uitvoering. Een aantal deals zal eind 2014 worden afgesloten. Sinds 2011 zijn er 52 Green Deals afgesloten op het terrein van energie. Een compleet overzicht van Green Deals is te vinden op: http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/duurzame-economie/green-deal.

Milieukwaliteit van de Elektriciteitsproductie (MEP)/ Stimulering Duurzame Energieproductie (SDE)

Dit betreft de uitfinanciering van verplichtingen die in het verleden in het kader van de Milieukwaliteit van de Elektriciteitsproductie (MEP) en Stimulering Duurzame Energieproductie (SDE) zijn aangegaan. De MEP-subsidie is verleend aan elektriciteitsproducenten met wind-, zon- en waterkracht en biomassa. Producenten hebben hiervoor tot 18 augustus 2006 een subsidieaanvraag in kunnen dienen. Projecten met MEP-beschikkingen ontvangen MEP-subsidie tot aan het einde van de subsidietermijn. De MEP-subsidie geldt voor een periode van 10 jaar. Aan het eind van de looptijd wordt de definitieve subsidie vastgesteld.

De regeling SDE is de opvolger van de MEP. De SDE is een exploitatiesubsidie die de onrendabele top (het verschil tussen de kostprijs van duurzame energie en fossiele energie) vergoedt voor projecten op het gebied van hernieuwbaar gas en hernieuwbare elektriciteit en is daarmee breder dan de MEP. In 2011 is de SDE omgevormd en aangepast tot de Stimuleringsregeling duurzame energieproductie (SDE+).

Duurzame energieproductie/SDE+

Dit kabinet zet in op een kosteneffectieve uitrol van hernieuwbare energie. Hiervoor is een grote inspanning vereist. De SDE+ beoogt het aandeel duurzame energie in Nederland op een kosten effectieve wijze te vergroten. De SDE+ richt zich op de opties hernieuwbare elektriciteit, groen gas en hernieuwbare warmte en subsidieert het verschil tussen de kostprijs van duurzame energie en fossiele energie, de zogenaamde onrendabele top. De kosteneffectiviteit wordt bereikt door concurrentie tussen verschillende vormen van duurzame energie en door goedkopere projecten voorrang te verlenen bij het verkrijgen van subsidie. De totale uitgaven zijn afhankelijk van de beschikbare projecten en de ontwikkeling van de energieprijs. In de begroting 2015 is vooralsnog uitgegaan van een bedrag van € 3,5 mld aan te gane verplichtingen (exclusief het bedrag voor «wind op zee» dat in 2015 zal worden opengesteld). Dit is een inschatting van het bedrag dat als beschikbaar budget 2015 voor de SDE+ toezegging gepubliceerd zal worden. In het najaar van 2014 zal de Tweede Kamer nader geïnformeerd worden over het precieze bedrag dat voor 2015 beschikbaar is.

Per 1 januari 2015 treedt de gewijzigde algemene maatregel van bestuur (AMvB) SDE+ in werking. Daarin zijn verschillende maatregelen uit het Energieakkoord meegenomen. De AMvB is onder meer aangepast om tenders wind op zee goed te faciliteren en om het bij- en meestoken van biomassa in kolencentrales te faciliteren conform het Energieakkoord.

Indicator

Referentie-

waarde

Peildatum

Streef-waarde

Planning

Bron

Duurzame energieproductie

4,5%

2012

16%

2023

CBS

Afvang en opslag van CO2

Om op de lange termijn te komen tot een volledig duurzame energievoorziening zal afvang, gebruik en opslag van CO2 (CCS) onvermijdelijk zijn. CCS kan worden toegepast bij de industrie en ook bij gas- en kolencentrales. De rijksoverheid heeft het initiatief genomen voor een lange termijn visie over CCS, die naar verwachting eind 2014 gereed is. De relevante acties uit deze visie CCS zullen in 2015 in gang worden gezet.

De rijksoverheid heeft reeds eerder toegezegd € 150 mln aan cofinanciering bij te dragen aan het grootschalige CCS demonstratieproject ROAD. Het gaat hierbij om het afvangen van CO2 bij de nieuwe E.ON kolencentrale op de Maasvlakte die vervolgens 20 km buiten de kust in een leeg gasveld wordt opgeslagen. In de tweede helft van 2014 zal er door de initiatiefnemers een definitief investeringsbesluit worden genomen.

Hoge Flux Reactor (HFR)

De HFR in Petten is eigendom van de Europese Commissie en wordt geëxploiteerd door de Nucleair Research Group (NRG). De exploitatie van de HFR wordt ondersteund door een reeks aanvullende onderzoeksprogramma's. De voor de HFR opgenomen middelen betreffen de Nederlandse bijdrage aan het «aanvullend programma» van het Joint Research Centre van de Europese Commissie, dat in de HFR wordt uitgevoerd. Het voornaamste doel van het aanvullend onderzoeksprogramma 2012–2015 van de HFR, is een constante en betrouwbare neutronenflux voor experimentele doeleinden te leveren.

Elektrisch rijden

Het project Elektrisch Rijden is onderdeel van het Energieakkoord voor duurzame groei. De Transportbrandstoffenmixvisie die in 2014 als onderdeel van dit akkoord ontwikkeld wordt, biedt het kader voor Elektrisch vervoerbeleid. De focus van beleid verschuift verder van uitrol naar vergroten en verzilveren van verdienpotentieel (duurzame groei), vooral door gebruik te maken van bestaande beleids- en ondersteuningsinstrumenten. De verbinding met het energiesysteem wordt versterkt, door meer aandacht voor laadsturing en opslag van momentane overproductie van elektriciteit. Nederland probeert haar positie in de kopgroep van de uitrol van voertuigen en laadinfrastructuur te behouden en zich te blijven profileren als een interessante plek om innovaties te testen en te demonstreren. Dit vereist gunstige randvoorwaarden.

Caribisch Nederland

Het budget is met name bestemd ter ondersteuning van de elektriciteitstarieven op de BES-eilanden (€ 5 mln). Momenteel ligt de Wet drinkwater en elektriciteit BES bij de Raad van State. EZ betaalt al subsidie aan energietarieven op de BES-eilanden. Het wetsvoorstel moet half 2015 in werking treden. De subsidie wordt in principe in 10 jaar afgebouwd naar nul. Het overige deel van het budget is bestemd ter financiering van in het verleden aangegane verplichtingen.

Overige subsidies

Dit betreft de uitfinanciering van verplichtingen van reeds beëindigde subsidieregelingen. Dit betreft met name de uitfinanciering van het Besluit Subsidies Investeringen Kennisinfrastructuur (BSIK), Transitiemanagement en duurzame warmte.

Garanties

Geothermie

Geothermie of aardwarmte betreft het winnen van warmte uit diepe aardlagen. Het potentieel van geothermie is 11 petajoule (PJ) in 2020. Het ontbreken van een (betaalbare) verzekering is momenteel een belangrijk knelpunt voor de toepassing van aardwarmte. De garantieregeling Geothermie heeft als doel het afdekken van het risico dat het boren van putten voor de toepassing van aardwarmte niet succesvol is. De overheid dekt dit risico af door middel van het uitgeven van garanties aan marktpartijen. In 2014 en 2015 zal de garantieregeling opnieuw worden opengesteld. In 2015 zal worden bezien of, afhankelijk van de marktontwikkelingen, openstelling vanaf 2016 nog wenselijk is.

Opdrachten

O&O bodembeheer

Dit betreft opdrachten ten behoeve van de Mijnraad en de Technische commissie bodem beweging (Tcbb) en diverse opdrachten in verband met de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (WABO).

Joint Implementation

CO2-reductie wordt ingevuld via aankoop van onder andere Joint Implementation (JI)-rechten in het buitenland. De kern van JI is dat landen met reductieverplichtingen deze in andere landen kunnen realiseren. De oorspronkelijke doelstelling voor de vermeden CO2-uitstoot is 20 Mton, te realiseren over de periode 2008–2012. Over de periode 2008–2011 is inmiddels 17 Mton gerealiseerd en geleverd via JI en gegroende Assigend Amount Units. De oorspronkelijke doelstelling is verlaagd omdat verwacht werd dat ook zonder JI aankopen de Kyoto doelstelling zou worden gehaald. De uiterlijke termijn voor levering van emissierechten gegenereerd tijdens de Kyoto periode is 2015. Uit in het najaar van 2013 gepubliceerde cijfers blijkt dat Nederland haar Kyotodoelstelling heeft gehaald.

Stralingsbescherming en Nucleaire Veiligheid

Bij de beoordeling van nucleaire inrichtingen en bij de toepassing van ioniserende straling, het vervoer en beveiliging van radio-actief materiaal en het beheer en de verwijdering van radio-actief afval heeft veiligheid (i.c. safety en security) de hoogste prioriteit. Ook de beoordeling van de vergunningaanvragen voor de nieuwe onderzoeksreactor Pallas en de onderzoeksreactor Oyster gebeurt op basis van actuele veiligheidseisen en regelgeving. De Nederlandse veiligheidseisen voor nieuwe kernreactoren zijn gebaseerd op de meest recente internationale richtlijnen en worden in 2015 vastgelegd in een ministeriële regeling.

De voorbereiding op eventuele nucleaire ongevallen wordt aangepast, zodat die internationaal beter geharmoniseerd is. Op grond van de Europese richtlijn 2011/70/Euratom is Nederland verplicht een nationaal programma over het beleid voor radio-actief afval en verbruikte splijtstof te maken. Aan dit programma wordt verder gewerkt opdat het in augustus 2015 aan de Europese Commissie kan worden voorgelegd.

Begin 2014 heeft de ministerraad besloten de Minister van EZ het voortouw te geven om de wetgeving voor te bereiden die nodig is om de Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming (ANVS) als zelfstandig bestuursorgaan (ZBO) te vormen. Een wijzigingswetsvoorstel, een -AMvB en een -ministeriële regeling worden in de eerste helft 2015 in procedure gebracht. In dit traject wijzigt de kernenergiewetgeving in beperkte mate. De volledige herziening van de Kernenergiewet geschiedt daarom later.

Op grond van Europese richtlijnen moet elke EU-lidstaat ten minste om de tien jaar een zelfevaluatie uitvoeren en een internationale audit laten uitvoeren van de nationale nucleaire wet- en regelgeving en van de bevoegde regelgevende autoriteit. In november 2014 zal het Internationaal Atoomenergieagentschap deze zelfevaluatie en audit uitvoeren tijdens een «Integrated Regulatory Review Service (IRRS)». Op basis van het self assessment en de aanbevelingen en suggesties van het review team zullen verbeteringen worden doorgevoerd om de ANVS nog beter te laten voldoen aan de geldende internationale eisen. Ook zullen de nieuwe EU-richtlijnen over stralingsbescherming en nucleaire veiligheid worden geïmplementeerd.

Pallas

Het kabinet en de provincie Noord-Holland investeren elk maximaal € 40 mln in het project Pallas met als doel de realisatie van een nieuwe onderzoeksreactor in Petten. Deze bijdrage in de periode 2013–2017 is bedoeld voor het ontwerp, de aanbesteding en de vergunningprocedure van de reactor. Voor de realisatie van de onderzoeksreactor is in 2013 de onafhankelijke Stichting Voorbereiding Pallas-reactor opgericht. In 2015 verwacht de stichting het ontwerp van de onderzoeksreactor aan te besteden, een start te maken met het aanvragen van de nodige vergunningen en de strategie voor het verwerven van de benodigde financiering uit te werken op basis van een geactualiseerde business case. De bouw en exploitatie van de reactor moet volledig privaat met risicodragend kapitaal worden gefinancierd. Daarbij geldt dat de gemaakte kosten voor ontwerp, aanbesteding en vergunningprocedure door de private investeerders moeten worden terugbetaald.

Onderzoek en opdrachten

Dit betreft kleinere onderzoeksopdrachten – veelal met een looptijd van minder dan één jaar – die dienen ter ondersteuning van het energiebeleid en die veelal gericht zijn op beantwoording van één specifieke vraag (al dan niet op verzoek van de Tweede Kamer).

Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s

Doorsluis Centraal Orgaan Voorraadvorming Aardolieproducten (COVA) heffing

Het crisisbeleid op het gebied van de olievoorzieningszekerheid dient verstoringen in de olieaanvoer op te vangen. Door de Stichting Centraal Orgaan Voorraadvorming Aardolieproducten (COVA) en het oliebedrijfsleven worden in opdracht van EZ strategische olievoorraden aangehouden in lijn met hetgeen hierover geregeld is in de Wet voorraadvorming aardolieproducten (Wva) 2012. De uitgavenreeks op de EZ-begroting betreft de doorsluis van de ontvangen voorraadheffingen naar de COVA. De voorraadheffing is een heffing ingesteld op aan accijns van minerale oliën onderworpen aardolieproducten. De heffing bedraagt momenteel € 8,– per 1.000 liter benzine en diesel en wordt door de Minister van Financiën geheven en ingevorderd door de Belastingdienst. De Minister van EZ keert de opbrengst van heffing uit aan de stichting COVA ter dekking van de operationele kosten en financieringslasten van de COVA.

Per 1 april 2013 is de Wva 2012 van kracht geworden en in lijn met de bepalingen in de nieuwe Wva 2012 is een verhoging van de voorraadheffing doorgevoerd. In deze wet is onder andere de EU Richtlijn 2009/119/EU over strategische aardolievoorraden geïmplementeerd.

TNO Adviesgroep Economische Zaken

Dit betreft een bijdrage aan TNO voor de adviestaak voortvloeiend uit de Mijnbouwwet en Mijnbouwregeling. De adviserende taak ligt op het vlak van het opsporen en winnen van delfstoffen (olie, gas en steenzout) en aardwarmte en het opslaan van stoffen in de (diepe) ondergrond van Nederland.

Bijdragen aan mede-overheden

Uitkoopregeling

Woningen die direct onder de hoogspanningslijnen staan van 220 en 380 kV verbindingen en 110 en 150 kV buiten de bevolkingskernen, komen in aanmerking voor uitkoop. Het Rijk stelt vanaf 2017 geld beschikbaar voor een vrijwillige uitkoopregeling onder de voorwaarde dat de betrokken gemeenten besluiten tot het verwijderen van de woonfunctie. De regeling heeft een looptijd van vijf jaar (TK, 31 574, nr. 29).

Bijdragen aan (inter)nationale organisaties

Energie Onderzoekcentrum Nederland (ECN)/Nuclear Research Group (NRG)

Energie Onderzoekcentrum Nederland (ECN) ontwikkelt hoogwaardige kennis en technologie voor een efficiënte en duurzame energievoorziening en brengt deze naar de markt. Het onderzoeksprogramma van ECN is vraaggestuurd en wordt in overleg met de Topsector Energie vormgegeven. Het gaat hier om € 17 mln van de € 23,9 mln die voor ECN bestemd is. Daarnaast ondersteunt de kennisbasis en onafhankelijke positie van ECN de ontwikkeling en uitvoering van energiebeleid. Voor de Nuclear Research Group (NRG) betreft het onderzoeksactiviteiten op het gebied van de nucleaire veiligheid, radio-actief afval en stralingsbescherming. Centraal daarbij staat de ontwikkeling van kennis, producten en processen voor veilige toepassing van nucleaire technologie voor energie, milieu en gezondheid.

In de Visie op het toegepaste onderzoek is aangegeven dat het kabinet de TO2-instituten in de toekomst op kwaliteit en maatschappelijke impact van het onderzoek wil beoordelen. Daartoe vindt in 2015 een eerste evaluatie plaats. De begrippen klanttevredenheid en kennisbenutting en de wijze waarop die 2014 op uniforme wijze worden gemeten, zullen hier ook deel van uitmaken.

Diverse instituten

Nederland participeert in een aantal internationale organisaties of programma’s, die zich bezig houden met voorzieningszekerheid. Het gaat dan om het International Energy Agency (IEA), het Energy Charter Treaty (ECT), het International Energy Forum, het Gas Exporting Countries Forum en het Nederlands Polair Programma. Daarnaast is Nederland samen met het Ministerie van Buitenlandse Zaken en een aantal bedrijven partner in het Clingendael International Energy Programme (CIEP).

Nederland heeft aangeboden begin 2015 in Den Haag een ad hoc high level Energiehandvestconferentie te organiseren met het doel om daar een hernieuwde Energiehandvestverklaring vast te stellen. In april 2014 zijn, buiten de ondertekenaars van het Energiehandvest uit «91, meer dan 20 nieuwe landen tot de onderhandelingen over deze politieke verklaring toegetreden.

Toelichting op de ontvangsten

COVA

Betreft ontvangsten uit hoofde van de voorraadheffing COVA, zoals toegelicht bij de uitgavenpost «Doorsluis COVA heffing».

SDE+

De uitgaven van de SDE + subsidie worden gefinancierd via een opslag op de energierekening. Deze opslag is in 2013 ingevoerd

Aardgasbaten

De raming van de aardgasbaten voor 2014 en verder is gebaseerd op het meest recente scenario van het CPB uit de concept-Macro Economische Verkenning (concept-MEV). De volgende variabelen zijn hierbij relevant:

Verwachting 2014–2015
 

2014

2015

Productie aardgas totaal

Bron: TNO

68 mld m3

65 mld m3

Euro/dollarkoers

Bron: CBS/CPB

1,36

1,35

Olieprijs (dollar/vat)

Bron: CBS/CPB

108

107

Beursprijs van TTF-gas (eurocent/ m3)

Bron: APX Endex

22

24

Kengetallen

2010

2011

2012

2013

1. Gewonnen volume aardgas kleine velden

Bron: TNO

32 mld m3

29 mld m3

28 mld m3

27 mld m3

2. Aantal boringen exploratie onshore en offshore

Bron: TNO

12

18

16

9

3. Aantal boringen productie onshore en offshore

Bron: TNO

35

39

19

18

4. Productie aardgas totaal

Bron: TNO

86 mld m3

79 mld m3

78 mld m3

85 mld m3

5. Euro/dollarkoers

Bron: CBS/CPB

1,33

1,39

1,28

1,33

6. Olieprijs (dollar/vat) Bron: CBS/CPB

79,5

111,3

111,7

108,7

7. Beursprijs van TTF-gas (eurocent/ m3)

Bron: APX Endex

15,8

22,9

24,0

26,0

  • 1 t/m 4 In het kader van voorzieningszekerheid is het van belang dat het aardgas dat zich bevindt in de Nederlandse kleine velden ook wordt gewonnen. Dit omvat zowel het produceren van reeds ontdekte velden (kengetal 1,3 en 4) als het exploreren van nieuwe velden (kengetal 2). EZ stelt de randvoorwaarden middels een concurrerend mijnbouwklimaat, marktpartijen nemen de productie en exploratie voor hun rekening. Kengetal 1 geeft de totale hoeveelheid gewonnen gas uit kleine velden (onshore en offshore). Kengetal 4 geeft de totale aardgasproductie in Nederland weer, dus aardgas gewonnen uit kleine velden en het Groningerveld.

  • 5 t/m 7 De bepalende factoren voor de geraamde aardgasbaten zijn de aardgasprijs en het volume van de verkopen. De aardgasprijs is gerelateerd aan enerzijds de prijs van olie in dollars in combinatie met de euro/dollar-koers en anderzijds aan de prijs van gas die onafhankelijk van de olieprijs op de markt tot stand komt op onder andere gasbeurzen.

Interne begrotingsreserves

Stand interne begrotingsreserve per 31 december 2013 (x € 1.000)

 

Interne begrotingsreserve duurzame energie

225.007

Interne begrotingsreserve Geothermie

10.831

De interne begrotingsreserve voor duurzame energie is bestemd voor onbesteed gebleven middelen als gevolg van vertraging bij projecten waaraan reeds subsidie is toegekend en reeds verplichte projecten die niet tot uitvoering komen en door andere projecten moeten worden vervangen met het oog op het bereiken van de doelstelling. Via de reserve blijven de middelen beschikbaar tot het moment dat ze alsnog zullen worden uitbetaald. In 2013 is € 225 mln in de reserve gestort, waarvan € 59 mln afkomstig is uit de opslag duurzame energie.

De interne begrotingsreserve voor de garantieregeling Geothermie is bedoeld om het budget voor deze regeling meerjarig in te kunnen zetten en een eventuele mismatch in de tijd tussen inkomsten en uitgaven op te vangen. Om gebruik te kunnen maken van de garantieregeling Geothermie betalen marktpartijen een premie aan de uitvoerder van de regeling (Rijksdienst voor Ondernemend Nederland) die wordt gestort in de interne begrotingsreserve.

Budgettair belang fiscale maatregelen

Met de energie-investeringsaftrek (EIA) stimuleert EZ investeringen in energiebesparing in of bij bedrijfsgebouwen, processen en transportmiddelen, duurzame energie en energie-advies. Deze investeringen zijn deels aftrekbaar van de fiscale winst. Ten opzichte van het historisch verbruik of het gemiddeld gangbare energiegebruik bij nieuwbouw moeten investeringen in energiebesparing per jaar per geïnvesteerde euro een bepaalde hoeveelheid energie besparen. Alleen de nieuwste typen bedrijfsmiddelen komen hierdoor in aanmerking. De EIA stimuleert zo de marktintroductie van een nieuwe generatie efficiënte bedrijfsmiddelen. Om meer middelen beschikbaar te houden voor investeringen in energiebesparing en energie-efficiëntieverbetering in het bedrijfsleven, is in het Energieakkoord voor duurzame groei opgenomen dat de EIA-regeling zoveel mogelijk wordt gericht op investeringen in energiebesparing. Vanaf 2014 komen projecten die een SDE+ subsidie krijgen niet meer in aanmerking voor de EIA. Vanaf 2014 zijn in de SDE+-regeling iets hogere basisbedragen vastgesteld, omdat het voordeel van de EIA niet meer wordt meegerekend.

Bedragen x € 1 mln
 

2013

2014

2015

2016

2017

2018

2019

Energie-investeringsaftrek (EIA)

139

111

106

101

101

101

101

16 Concurrerende, duurzame, veilige agro-, visserij- en voedselketens

Algemene doelstelling

EZ streeft naar internationaal toonaangevende, concurrerende, sociaal verantwoorde, veilige en dier- en milieuvriendelijke agro-, visserij- en voedselketens.

Rol en verantwoordelijkheid

De Minister van EZ is verantwoordelijk voor:

Stimuleren

  • Het versterken van de positie van de Nederlandse agrarische en visserijketen en het stimuleren van groene economische groei via energie- en klimaatbeleid voor de landbouw.

  • Het stimuleren van een adequate en duurzame voedselvoorziening/voedselzekerheid en voedselkwaliteit op Europees en mondiaal niveau evenals het bijdragen aan het Europese en internationale landbouw- en visserijbeleid.

Regisseren

  • Het borgen van voedselveiligheid. Producenten en partijen uit de voedselketen zijn primair verantwoordelijk voor hun producten en productiewijze. Zij opereren op basis van normen en kaders die de overheid stelt en die goeddeels hun grondslag vinden in internationale, vooral Europese regelgeving. De Minister van VWS is verantwoordelijk voor wetgeving voor voedselveiligheid, met uitzondering van wetgeving voor het slachten van dieren en het keuren en uitsnijden van vlees, waar de Minister van EZ verantwoordelijk voor is.

  • Het zeker stellen van goede gewasbescherming, evenals het borgen van plant- en diergezondheid en dierenwelzijn.

(Doen) uitvoeren

  • Het doen uitvoeren van een effectief mestbeleid ter realisatie van de doelstellingen uit de Europese Nitraatrichtlijn (91/676/EEG).

  • Het doen uitvoeren van adequaat veterinair en fytosanitair beleid.

  • De controle op en handhaving van de regels voor de veiligheid van voedsel in de primaire productie en slachterijfase.

  • Het handhaven van de regelgeving op gebied van dier- en plantgezondheid en dierenwelzijn.Het doen uitvoeren van kennisontwikkeling en financieren van innovatie ten behoeve van het groene domein.

  • Het doen uitvoeren van een gemeenschappelijk landbouw- en visserijbeleid.

    Bij het verder vormgeven van het Europees Landbouwbeleid voor de periode 2014–2020 heeft de Minister de rol om de Nederlandse inbreng goed tot zijn recht te laten komen. In de Beleidsagenda en bijlage Europese geldstromen wordt hier nader op ingegaan.

Beleidswijzigingen

Op de volgende speerpunten en beleidswijzigingen wordt ingezet in 2015:

  • Gevolgen opheffen Publiekrechtelijke Bedrijfsorganisaties (PBO’s) en samenvoegen keuringsinstellingen alsmede de consequenties hiervan in 2015. Uitvoering van taken op het gebied van diergezondheid en voedselveiligheid die in 2014 zijn overgenomen van de voormalige PBO’s. In dit verband wordt per 1-1-2015 de sectorbijdrage aan het Diergezondheidsfonds (DGF) door EZ geïnd op grond van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren (Gwwd).

  • De implementatie en nationale uitvoering van het nieuwe Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) en Gemeenschappelijk Visserijbeleid (GVB) (TK 2013–2014, 28 625, nr. 194 en 32 201, nrs. 71 en 72).

  • In samenwerking met de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking wordt gewerkt aan een actualisering van het gezamenlijke voedselzekerheidsbeleid. De beleidsbrief hierover zal naar verwachting in het najaar van 2014 aan de Tweede Kamer worden aangeboden.

  • Wijziging van de Meststoffenwet per 1 januari 2015 voor implementatie van een stelsel voor verantwoorde groei van de melkveehouderij. Bedrijven met melkvee mogen de melkproductie uitbreiden, mits de groei van de mestproductie die hiervan het gevolg is gecompenseerd wordt met grond of volledig buiten de Nederlandse mestmarkt wordt afgezet. Het nieuwe stelsel vervangt de Europese melkquotering die per 1 april 2015 komt te vervallen.

  • Naar aanleiding van het onderzoek naar de risico’s in de vleesketen van de Onderzoeksraad voor Veiligheid zal keuring en toezicht door de Nederlandse Voedsel en Waren Autoriteit (NVWA) en de aanpak van fraude opnieuw worden bezien (TK 2013–2014, 26 991, nr. 418).

  • De uitvoering van de beleidsbrief dierenwelzijn van 4 oktober 2013 (TK 2013–2014, 28 286, nr. 651) die ziet op de verbetering van dierenwelzijn, onder andere door inzet op vermindering van ingrepen, stimuleren van een maatschappelijk geaccepteerde fokkerij en het tegengaan van impulsaankopen.

  • De inrichting van een vergunningenstelsel voor dierproeven, inclusief de inrichting van de ZBO Centrale Commissie Dierproeven en het Nationaal Comité ter bescherming van dieren die worden gebruikt voor wetenschappelijke doeleinden.

  • In overleg met betrokken partijen wordt de uitvoering van de visie tuinbouw opgepakt. Doel hiervan is te komen tot samenwerkende tuinbouwketens die nationaal en internationaal toonaangevend zijn in concurrentiekracht en duurzaamheid (zie Beleidsagenda).

  • In 2014 is het IBO Agro afgerond. De kabinetsreactie op de resultaten hiervan zullen voor de begrotingsbehandeling 2015 naar de Tweede Kamer worden gestuurd.

Beleidsinformatie

Kengetal

2010

2011

2012

2013

Ambitie

1. Maatschappelijke appreciatiescore

Bron:TNS/NIPO

   

7,5

7,6

7,7

2. Mate van vertrouwen consumenten in voedsel

Bron:NVWA monitor

3,4

3,4

3,2

3,4

3. % Handelssaldo agrarisch ten opzichte van totaal handelssaldo Nederland

Bron: LEI

57%

87%

58%

59%

 

Toelichting

  • 1. De maatschappelijke appreciatiescore is een rapportcijfer voor de waardering van de Nederlandse samenleving voor de agrarische- en visserijsector, productiewijzen en de verwerking van agrofood en visproducten. Basis is periodiek door TNS/NIPO uitgevoerd onderzoek.

  • 2. De NVWA meet op een schaal van 1–5 het vertrouwen van de consument in de veiligheid van voedsel. In 2012 is besloten de meting voortaan tweejaarlijks uit te voeren. Eind 2013 heeft er een meting plaatsgevonden. Als gevolg op de paardenvlees- en eierenfraude en enkele voedselincidenten in 2013, is de ambitie het licht gedaalde vertrouwen weer terug te brengen op de waarde van 2011.

  • 3. De agrarische handel is van groot belang voor het positieve resultaat van het totale Nederlandse handelsoverschot. Het agrarisch handelsoverschot wordt vooral gerealiseerd door sierteeltproducten, vlees, zuivel, veevoeders, tabak en cacao.

Budgettaire gevolgen van beleid

Bedragen x € 1.000
 

2013

2014

2015

2016

2017

2018

2019

VERPLICHTINGEN

676.537

796.458

658.062

634.393

614.507

614.124

599.224

Waarvan garantieverplichtingen

37.707

121.789

131.869

131.571

132.031

133.145

133.145

UITGAVEN

666.001

656.585

585.628

539.687

505.568

492.139

484.196

Waarvan juridisch verplicht (percentage)

   

77%

       
               

Subsidies

70.419

80.550

53.904

44.737

38.448

34.304

34.465

Duurzame veehouderij

15.318

5.197

7.483

10.292

6.064

401

401

Investeringsregeling duurzame stallen

10.565

1.476

3.211

4.446

2.932

   

Kleine en grote netwerken POP-Nieuwe Uitdagingen

459

948

1.176

       

Regeling fijnstofmaatregelen

 

1.453

1.820

4.707

2.008

   

Overig

4.294

1.320

1.276

1.139

1.124

401

401

Plantaardige productie

17.327

19.068

15.526

9.063

6.437

10.183

10.987

Duurzaamheids-investeringen Nieuwe Uitdagingen

1.931

2.819

4.975

5.100

5.100

5.400

5.400

Demoregeling Schoon en Zuinig

709

657

1.032

       

Investeringsregeling energiebesparing (IRE)

401

1.300

375

       

Marktintroductie energie innovaties (MEI)

13.689

13.689

8.749

3.689

1.289

4.735

5.539

Overig

597

603

395

274

48

48

48

Diergezondheid en dierenwelzijn

3.017

2.008

2.008

2.008

2.008

2.008

2.008

– Regeling in beslag genomen goederen

3.017

2.008

2.008

2.008

2.008

2.008

2.008

Visserij

8.774

5.939

7.483

6.499

7.300

5.300

5.300

Regelingen onder het nieuwe EFMZV

   

5.003

5.763

7.300

5.300

5.300

Overige (uitfinanciering regelingen onder EVF)

8.774

5.939

2.480

736

     

Cofinanciering GLB/GVB

 

2.500

         

Cofinanciering GLB/GVB

 

2.500

         

Agrarisch ondernemerschap

9.374

7.584

11.138

8.517

8.500

8.500

8.500

Flankerend beleid pelsdierhouders

2.000

2.000

2.000

2.000

2.000

2.000

2.000

Brede weersverzekering

1.471

1.350

6.650

6.500

6.500

6.500

6.500

Investeringsregeling Jonge Agrariërs

3.349

1.788

2.488

17

     

Demoregeling proefprojecten Gemeenschappelijk Landbouwbeleid

2.019

2.446

         

Overig

535

           

Agrarische innovatie

4.340

3.035

2.997

1.089

870

643

0

Samenwerking POP Nieuwe uitdagingen

591

1.340

1.400

       

Overig

3.749

1.695

1.597

1.089

870

643

 

Apurement

12.269

35.219

7.269

7.269

7.269

7.269

7.269

Regeling apurement

12.269

35.219

7.269

7.269

7.269

7.269

7.269

               

Garanties

27.119

24.000

22.500

19.500

16.500

13.500

7.300

Bijdrage begrotingsreserve Borgstellingsfaciliteit

3.000

3.000

3.000

3.000

3.000

3.000

3.000

Verliesdeclaraties Borgstellingsfaciliteit

24.119

21.000

17.000

14.000

11.000

8.000

1.800

Garantstelling Marktintroductie Innovaties (GMI)

   

2.500

2.500

2.500

2.500

2.500

               

Opdrachten

146.812

158.333

134.903

119.571

115.962

115.581

114.231

Duurzame veehouderij

8.463

6.336

5.610

4.218

2.377

2.430

1.730

Mestbeleid

6.539

10.362

10.640

9.367

9.654

7.630

7.630

Plantaardige productie

4.541

2.022

1.739

1.880

1.872

3.157

3.157

Plantgezondheid

2.500

2.547

2.362

2.392

2.349

2.447

2.447

Diergezondheid en dierenwelzijn

10.011

13.019

10.104

10.649

10.603

9.571

9.571

Voedselveiligheid- en kwaliteit

7.137

8.400

4.917

4.988

4.776

4.975

4.975

Voedselzekerheid en internationaal en Europees landbouwbeleid

3.743

4.128

3.745

3.781

3.770

3.874

3.874

Visserij

1.923

1.438

1.180

1.199

1.193

1.248

1.248

Agrarisch ondernemerschap

4.655

2.402

2.364

2.402

2.391

2.500

2.500

Agrarische innovatie en overig

1.561

664

500

550

550

700

50

Kennisontwikkeling en innovatie

95.739

107.015

91.742

78.145

76.427

77.049

77.049

               

Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s

120.616

117.211

86.883

84.104

77.523

75.411

74.811

Medebewind en overige voormalige publieke PBO-taken

23.750

42.491

7.333

7.358

6.543

6.742

6.742

Dienst Landbouwkundig Onderzoek

94.819

73.069

75.816

73.045

67.314

65.016

65.016

Zon-MW (dierproeven)

 

105

1.880

1.880

1.880

1.880

1.880

College Toelating Gewasbeschermingssmiddelen en Biociden

2.047

1.546

1.037

1.004

969

956

356

Centrale Commissie Dierproeven

   

817

817

817

817

817

               

Bijdragen aan andere begrotingshoofdstukken

5.577

3.536

3.972

4.034

4.016

4.200

4.200

Diergezondheidsfonds

5.577

3.536

3.972

4.034

4.016

4.200

4.200

               

Bijdragen aan (inter)nationale organisaties

12.615

8.808

8.672

8.846

9.084

9.284

9.284

FAO en overige contributies

12.615

8.808

8.672

8.846

9.084

9.284

9.284

               

Bijdragen aan agentschappen

282.843

264.147

274.794

258.895

244.035

239.859

239.905

Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit

144.817

128.289

129.706

123.336

115.489

111.012

111.037

Rijksdienst Voor Ondernemend Nederland

129.197

127.594

136.932

128.525

121.512

121.813

121.834

Dienst Landelijk Gebied

221

222

1.121

0

0

0

0

Rijksrederij

8.608

8.042

7.035

7.034

7.034

7.034

7.034

               

ONTVANGSTEN

329.393

375.871

313.058

307.360

299.529

294.428

286.335

Mestbeleid

6.324

7.209

7.209

7.209

7.209

7.209

7.209

Diergezondheid en dierenwelzijn

8.760

500

500

500

500

500

500

Voedselveiligheid en kwaliteit

288

430

430

430

430

430

430

Voedselzekerheid en internationaal en Europees landbouwbeleid

279.244

261.056

259.170

259.170

259.170

259.170

259.170

Visserij

6.265

4.993

4.993

4.993

4.993

4.993

4.993

Agrarische innovatie en overig

671

           

Kennisontwikkeling en innovatie

15.902

12.914

12.363

12.233

12.233

12.233

12.233

Garanties (provisies)

2.300

1.800

1.800

1.800

1.800

1.800

1.800

Agentschappen

483

0

0

0

0

0

0

Begrotingsreserves

9.156

86.969

26.593

21.025

13.194

8.093

0

Budgetflexibiliteit

Het budget 2015 is voor circa € 451 mln (77%) juridisch verplicht. Dat komt met name door de verplichtingen die rusten op op het onderdeel Kennis (meerjarige programma’s van de Stichting Dienst Landbouwkundig Onderzoek (DLO) en wettelijke onderzoekstaken van DLO). Ook voor het onderdeel Agentschappen zijn de verplichtingen al in het voorafgaande jaar aangegaan.

De feitelijke budgetflexibiliteit is veel lager omdat naast de zaken die al juridisch zijn aangegaan er politieke en bestuurlijke toezeggingen liggen die nog tot een juridische verplichting gaan leiden.

Subsidies: Van het beschikbare budget 2015 is circa 71% juridisch verplicht. Het betreft de uitfinanciering van tot en met 2014 aangegane verplichtingen op subsidieregelingen.

Garanties: Bijdrage aan de begrotingsreserve Borgstellingsfaciliteit is geraamd op basis van meerjarig structureel benodigd budget. De verliesdeclaratie 2015 betreft een raming van de verplichte betalingen aan banken voor bedrijven die niet meer aan hun betalingsverplichtingen kunnen voldoen.

Opdrachten: Van het budget 2015 is circa 80% juridisch verplicht. Het betreft de uitfinanciering van verplichtingen die tot en met 2014 zijn aangegaan.

Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s: Betreft bijdragen aan vooral DLO (Kennisbasis, Wettelijke taken) en aan PBO’s voor uitvoering van de EU-regelingen op basis van de «Regeling medebewind Gemeenschappelijk Landbouwbeleid» van 28 september 2006. Door de afspraak in het regeerakkoord tot opheffing van de PBO’s zijn deze taken in 2014 overgegaan naar EZ. Het budget voor 2015 is voor 100% juridisch verplicht.

Bijdragen aan agentschappen: Het budget betreft de financiering van het opdrachtenpakket voor 2015 aan de NVWA, Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO), de Dienst Landelijk Gebied (DLG) en de Rijksrederij, inclusief de kosten van uitvoering van EU-regelingen. Op basis van het offertetraject is het budget voor 2015 100% juridisch verplicht.

Toelichting op de financiële instrumenten

Duurzame veehouderij

De inzet van EZ voor de veehouderij is gericht op een transitie naar een toekomstbestendige duurzame en maatschappelijk gewaardeerde veehouderij in 2020. In de Uitvoeringsagenda Duurzame Veehouderij (UDV) (TK, 2008–2009, 28 973, nr. 34) zijn de uitdagingen en speerpunten beschreven. Een belangrijk aspect van verduurzaming wordt gevormd door de stal(systemen) waarin dieren worden gehouden.

Door de partners in de UDV is afgesproken dat vanaf 2015 elke ondernemer bij nieuwbouw duurzaamheidstappen zet, waarbij de plusstal geldt als basisniveau voor verduurzaming in de veehouderij. Plusstallen scoren op de belangrijkste duurzaamheidaspecten (dierenwelzijn, milieu, energie, ammoniak) boven het huidige wettelijke niveau.

Daarnaast kunnen ondernemers kiezen voor de realisatie van integraal duurzame stallen die voldoen aan verdergaande duurzaamheidseisen. Het betreft stallen die voldoen aan de Maatlat Duurzame Veehouderij, Milieukeur en andere geborgde ketenconcepten, biologisch en de voorwaarden van de opengestelde Investeringsregelingen duurzame stallen. De voortgang wordt jaarlijks door Wageningen UR in kaart gebracht in de Monitor duurzame stallen. Deze monitor wordt jaarlijks naar de Tweede Kamer gezonden.

Indicator

Referentie-waarde

Peildatum

Raming 2015

Streef-waarde

Planning

Bron

Percentage integraal duurzame stallen

0%

2008

12%

12%

2015

WUR

Subsidies

De begrote bedragen betreffen alleen uitfinanciering op eerdere openstellingen van de subsidieregelingen duurzame stallen, kleine en grote netwerken, fijnstofmaatregelen, beroepsopleiding en voorlichting, meetprogramma duurzame stallen, de beëindigings- en saneringregeling en de subsidieregeling stimulering biologische productie (SSBP).

Opdrachten

Het budget heeft betrekking op opdrachten en bijdragen aan derden die ondersteunend zijn voor de beleidsontwikkeling en -uitvoering, zoals projecten op het gebied van intensieve veehouderij en biologische landbouw en de SBIR’s duurzame stallen, uitrijden van dierlijke mest en voer- en managementmaatregelen.

Mestbeleid

Het mestbeleid heeft als doel de kwaliteit van het grond- en oppervlaktewater te verbeteren, zodanig dat in heel Nederland het grondwater maximaal 50 mg nitraat per liter bevat en de vergroting van de voedselrijkdom van oppervlaktewater voorkomen of verminderd wordt. Om dat doel te bereiken, is het gebruik van meststoffen gereguleerd via het stelsel van gebruiksnormen en gebruiksvoorschriften (zoals neergelegd in het vijfde actieprogramma Nitraatrichtlijn). Ondersteunend daaraan wordt de hoeveelheid mest die kan worden geproduceerd gereguleerd via het stelsel van varkens- en pluimveerechten. Agrarische ondernemers met een mestoverschot op bedrijfsniveau zijn sinds 1 januari 2014 verplicht een deel van dat overschot te verwerken en buiten de Nederlandse landbouw te brengen. Tevens wordt de invoering van een stelsel voor verantwoorde groei in de melkveehouderij voorbereid.

Indicator

Referentie-waarde 1

Peildatum

Raming 2015

Streef-waarde

Planning

Bron

1. Realisatie normen fosfaat

71 mln kg

2002

0 mln kg

Evenwicht

2015

CBS

2. Realisatie normen stikstof

421 mln kg

2002

325 mln kg

325 mln kg

2017

CBS

X Noot
1

Bodemoverschot op nationaal niveau. Bron: CBS Statline (2002).

Toelichting

De indicatoren zijn een maat voor dat deel van de mineralen op landbouwgronden dat niet opgenomen wordt door landbouwgewassen en potentieel kan uitspoelen naar grond- en oppervlaktewater. Evenwicht als streefwaarde betekent dat er niet meer fosfaat op het land wordt gebracht dan door landbouwgewassen opgenomen wordt, inclusief een onvermijdelijk verlies van 5 kilogram fosfaat per hectare. Het nationaal stikstofoverschot omvat ook verliezen door vervluchtiging.

Opdrachten

De bedragen onder Mestbeleid hebben voor het grootste deel betrekking op de financiering van het Landelijk Meetnet effecten Mestbeleid, waarbinnen monitoring plaatsvindt van de kwaliteit van grond- en oppervlaktewater op landbouwbedrijven om het effect van het mestbeleid te kunnen evalueren en te kunnen voldoen aan de monitoringsverplichtingen van de Europese Commissie.

Ontvangsten

De ontvangsten betreffen de boete-inkomsten in het kader van de handhaving van het mestbeleid en de bijdrage van agrarische bedrijven aan de kosten van het derogatiemeetnet binnen het Landelijk Meetnet effecten Mestbeleid.

Plantaardige productie

De Nederlandse plantaardige sector staat wereldwijd bekend om de kwaliteit van productie en productietechnologie voor voedings- en siergewassen. Plantenveredeling en duurzame intensivering van de teelt zijn van fundamenteel belang voor het vergroten van (mondiale) voedselzekerheid en concurrentiekracht van de betrokken sectoren.

In de beleidsbrief tuinbouw (TK 2013–2014, 32 627, nr. 14) is aangegeven dat nieuwe verdienmodellen noodzakelijk zijn om het perspectief van de tuinbouw te versterken. Dat is primair een opgave voor het bedrijfsleven zelf. De overheid wil dat stimuleren. In de beleidsbrief tuinbouw zijn voor de tuinbouw ambitieuze klimaat- en energiedoelen gesteld, die de komende jaren met een nieuwe Meerjarenafspraak met bijbehorende versnellingsplannen (zowel voor energiebesparing als aardwarmte én benutting van regionale energiekansen) uitgewerkt gaan worden. Ook voor de andere landbouwsectoren zal het herijkte convenant Schone en Zuinige Agrosectoren uitgevoerd gaan worden door het maken van afspraken over het realiseren van ambitieuze doelen ten aanzien van energiebesparing, productie van duurzame energie en reductie van de uitstoot van broeikasgassen.

Indicator

Referentie-waarde

Peildatum

Raming 2015

Streef-waarde

Planning

Bron

Totale CO2-emissie glastuinbouw

Circa 7,5 Mton

2013

7,3 Mton

6,2 Mton

2020

LEI

Energie-efficiency index

voedings- en genot-middelenindustrie (VGI)

100%

2005

84%

70%

2020

RVO

Toelichting

De indicatoren geven inzicht in de voortgang van de verduurzaming op energie- en klimaatgebied van deze twee sectoren.

Subsidies

De volgende subsidie-instrumenten worden ingezet:

  • De Investeringsregeling Milieuvriendelijke Maatregelen (IMM), waarin de Investeringsregeling Energiebesparing (IRE) is opgegaan. De regeling is bedoeld om met toepassing van innovatieve (teelt)technieken het gebruik van fossiele brandstoffen te verminderen en te verduurzamen en een efficiënt energiegebruik in de glastuinbouw te bevorderen.

  • De regelingen Marktintroductie Energie Innovaties (MEI), Demonstratieregeling Schoon en Zuinig en Set-aside. Dit betreft de uitfinanciering van eerdere openstellingen.

Afhankelijk van de definitieve besluitvorming over het GLB over de periode 2014–2020 zal worden bezien in hoeverre voor de verduurzaming van de plantaardige productie investeringen in precisielandbouw kunnen worden gestimuleerd met Europese middelen.

Opdrachten

Het budget heeft betrekking op (onderzoeks)opdrachten op het gebied van de innovatieagenda energie en energietransitie in de glastuinbouw.

Plantgezondheid

Een hoogwaardige kwaliteit en een hoog plantgezondheidsniveau en plantaardige producten zijn voor de Nederlandse concurrentiekracht van groot belang. Belangrijke speerpunten zijn het voorkomen van de in- en uitsleep van plantenziekten in Nederland (bijvoorbeeld door op te stellen convenant Preventie en Risicobeheer Plantgezondheid) en de bevordering van markttoegang voor Nederlands uitgangsmateriaal en plantaardige producten door gerichte inzet in prioritaire landen. Daarnaast worden de Nederlandse belangen ingebracht in de Europese Commissievoorstellen voor de Verordeningen op het gebied van Plantgezondheid en Teeltmateriaal. Ten aanzien van het verminderen van de milieulast van gewasbeschermingsmiddelen is de beleidsnota duurzame gewasbescherming 2013–2023 «Gezonde groei, duurzame oogst» (TK, 2012–2013, 27 858 nr. 146) het kader.

Opdrachten

Bij de opdrachten ligt de nadruk op het faciliteren van toelating en gebruik van laag risicomiddelen en basisstoffen via Green Deal en via EU-spoor, het stimuleren van toelatingen voor kleine toepassingen via het Fonds kleine toepassingen en de inzet voor het EU-coördinatiepunt van kleine toepassingen.

Diergezondheid en dierenwelzijn

Aandacht voor dierenwelzijn en -gezondheid van landbouwhuisdieren is van belang voor een sterke duurzame veehouderij en komt tegemoet aan de toenemende belangstelling vanuit de samenleving voor de veehouderij. Tevens neemt de aandacht voor gezondheid en welzijn van gezelschapsdieren en paarden toe. EZ richt zich op de bevordering van verbetering van dierenwelzijn door uitvoering te geven aan de beleidsbrief dierenwelzijn, vroegtijdige signalering en vermindering van mishandeling en verwaarlozing en het verbeteren brandveiligheid van veestallen.

Indicator

Referentie

waarde

Peildatum

Raming 2015

Streefwaarde

Planning

Bron

EU-OIE vrije status

7

2009

7

7

Jaarlijkse vaststelling

EU en OIE

Toelichting

Dierziektenvrije status; deze indicator geeft het aantal ziekten weer, waarvoor Nederland een officiële EU en/of OIE dierziektenvrije status heeft.

Subsidies

Betreft de Regeling In beslag genomen goederen. Dit is een vergoeding voor kosten van opvang van in beslag genomen dieren.

Opdrachten

Het budget voor opdrachten wordt ingezet voor de volgende activiteiten:

  • Uitvoeren van de actiepunten uit de beleidsbrief Dierenwelzijn (TK, 2013–2014, 28 286 nr. 651).

  • Bijdrage aan de Landelijke Inspectiedienst Dierenbescherming voor handhavingsactiviteiten op terrein gezelschapsdieren en het Landelijke Informatie Centrum Gezelschapsdieren (LICG) voor communicatie- en voorlichtingsdoeleinden.

  • Bijdrage aan het CIBG (VWS) voor het in stand houden van het register van diergeneeskundigen.

  • Voorlichting en communicatie over de preventie van dierziekten en diergezondheid.

  • Early warning, monitoring en bewaking van dierziekten en zoönosen. Door onder andere bijdragen aan de Gezondheidsdienst voor Dieren (GD), het Dutch Wildlife Health Centre (Universiteit Utrecht).

  • Het aanhouden van een crisisorganisatie bij de GD waardoor direct gekwalificeerd personeel beschikbaar is om de NVWA te assisteren bij verdenkingen.

Ontvangsten

De ontvangsten hebben vooral betrekking op op overtreders verhaalde kosten en dwangsommen die worden opgelegd in het kader van de handhaving van de Gwwd.

Voedselveiligheid en voedselkwaliteit

Naar aanleiding van het rapport van de Onderzoeksraad voor de Veiligheid (OvV) dat in 2014 is verschenen, is een groot aantal acties in gang gezet om de risico’s in de vleesketen beter te borgen. Deze worden in 2015 verder uitgewerkt en geïmplementeerd. Het betreft zowel fraude met als veiligheid van vlees. EZ geeft mede vorm aan anticiperen op en monitoren van mogelijke risico’s op het gebied van voedselveiligheid en -integriteit.

In 2015 wordt de nieuwe koers ten aanzien van voedselkwaliteit doorgezet, op basis van de beleidsbrief die op 11 juli 2013 aan de Tweede Kamer is gestuurd (TK, 31 532, nr. 118).

Indicator

Referentie-waarde

Peil datum

Raming 2015

Streefwaarde

Planning

Bron

1. Mate van afname van antibiotica-gebruik in de dierhouderij

Antibiotica-gebruik in 2009

2009

70%

70% reductie (t.o.v. 2009)

2015

SDa

2. Nalevingsniveau HACCP-verplichting

80%

April 2009

88%

90%

2018

NVWA

Toelichting

  • 1. Het betreft de reductie van het antibioticagebruik in de dierhouderij ten opzichte van 2009.

  • 2. Het betreft de gemiddelde naleving van slachterijen, uitsnijderijen en koel- en vrieshuizen van de wettelijke verplichting om een zogenaamd HACCP-systeem op alle onderdelen op de juiste wijze toe te passen.

Opdrachten

Het budget voor opdrachten heeft onder andere betrekking op:

  • Diverse projecten terugdringing antibioticagebruik.

  • Herziening van Europese regels voor vleeskeuring en (risicogebaseerd) toezicht in de pluimveesector (zogenaamde Hygiënepakket).

  • Monitoring van alimentaire zoönosen (zoals salmonella).

  • Versoepeling van beheersingsmaatregelen op het gebied van TSE/BSE.

  • Informatievoorziening aan consumenten over voedselveiligheid, voedselkwaliteit en voedselverspilling via Voedingscentrum Nederland.

  • Verduurzaming van de voedselproductieketens, in samen werking met de Alliantie Verduurzaming Voedsel.

  • Integrale aanpak van voedselverspilling, in samenwerking met de topsectoren Agri & Food en Tuinbouw & Uitgangsmaterialen.

  • Aanpassing van regelgeving gericht op een veilige en duurzame toepassing van nieuwe technologieën in de agrosector, zoals ggo’s.

Ontvangsten

De ontvangsten betreffen de bijdrage van de private laboratoria om een erkenning via het Centraal Veterinair Instituut (CVI) te krijgen om BSE- en TSE testen te mogen uitvoeren.

Voedselzekerheid en internationaal en Europees landbouwbeleid

Nederland hoort bij de grootste agro-exporteurs van de wereld. Vele voedselbedrijven hebben in Nederland hun onderzoeks- en innovatieafdelingen en met Wageningen UR hebben we een toonaangevende landbouwuniversiteit en -onderzoekscentrum in huis. Nederland heeft de verantwoordelijkheid en de mogelijkheid om een belangrijke bijdrage te leveren aan de uitdaging om op duurzame wijze de voedselproductie in de wereld te verhogen. Het Nederlandse bedrijfsleven is hiervoor als eerste verantwoordelijk, maar EZ speelt een actieve rol bij het ondersteunen van ondernemers in hun internationale ambities en werkt daarbij nauw samen met het Ministerie van Buitenlandse Zaken.

Op 2 april 2014 (TK, 28 625, nr. 189) is de Kamer geïnformeerd over de invulling van de tweede pijler van het GLB, in het Nederlandse Plattelandsontwikkelingprogramma 2014–2020 (POP3), met cofinanciering door provincies en Rijk.

Opdrachten

Het budget voor opdrachten wordt ingezet voor de volgende activiteiten:

  • Internationale programma's van de topsectoren Agro&Food en Tuinbouw en Uitgangsmateriaal die zich richten op het versterken van de landbouwsector in ontwikkelende en ontwikkelingslanden.

  • Bevorderen van Climate Smart Agriculture via de Alliance for Climate Smart Agriculture en het faciliteren van concrete initiatieven hierin, onder andere op het gebied van kennisvia de Global Research Alliance en diverse Europese initiatieven. Daarnaast streeft EZ, in samenwerking met de topsectoren naar duurzame veehouderijontwikkeling, verbeterde bodemvruchtbaarheid, versterking van de zaadsector in ontwikkelingslanden en verbetering van gewasbeschermingssystemen.

  • Inzet in de Joint Programming Food Security, Agriculture and Climate Change (JPI-FACCE). In 2015 worden de eerste resultaten verwacht van de call over Climate Smart Agriculture, gaat de call over bio-economy lopen en wordt een nieuwe call rond de thematiek van broeikasgassen ontwikkeld.

  • Het uitvoeren van de tijdens de Global Oceans Action Summit afgesproken activiteiten en aan nieuwe publiek-private partnerschappen om de bijdrage van de oceanen aan voedselzekerheid en duurzame economische groei te versterken.

  • Samenwerking met transitielanden en ontwikkelingslanden op het gebied van voedselzekerheid.

  • Voorbereidingswerkzaamheden voor het GLB.

Ontvangsten

De ontvangsten betreffen voor het grootste deel (€ 253 mln) door de Douane opgelegde landbouwheffingen op import van landbouwproducten in Nederland. Daarnaast zijn er (forfaitaire) ontvangsten op basis van de aan boeren opgelegde sancties in het kader van GLB-inkomenssteun en door het betaalorgaan van bedrijven ingehouden waarborgsommen voor verleende exportrestituties die ten onrechte zijn uitgekeerd.

Visserij

In 2014 is het nieuwe GVB in werking getreden. Dit nieuwe beleid richt zich op een verdergaande verduurzaming van de visserijsector. EZ wil bij de benodigde omschakeling zoveel mogelijk faciliteren. Hiervoor kan Nederland het nieuwe Europese Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij (EFMZV) inzetten. Nieuw ten opzichte van het huidige Europees Visserijfonds (EVF) is dat het EFMZV ook de fondsen voor datacollectie en controle en de uitgaven voor het Geïntegreerd Maritiem Beleid omvatten. Op 4 april 2014 en op 24 juni 2014 is de Kamer geïnformeerd (TK 2013–2014, 32 201, nrs. 71 en 72) over de hoofdlijnen van het operationele programma van het EFMZV.

Indicator

Referentie-waarde

Peildatum

Raming 2015

Streef-waarde

Planning

Bron

1. Voorzorgsniveau Schol

205.000 ton

2005

735.330 ton

230.000 ton

Geen einddatum

ACOM

2. Voorzorgsniveau Tong

41.000 ton

2005

48.151 ton

35.000 ton

Geen einddatum

ACOM

Toelichting

Het voorzorgsniveau betreft de omvang van een visbestand dat nodig is om de soort duurzaam in stand te houden. Aangezien de omvang van een visbestand mede afhankelijk is van natuurlijke fluctuaties, is in Europees verband geen einddatum vastgelegd.

Subsidies

Naar verwachting zal de Europese Commissie het Operationeel Programma van Nederland begin 2015 goedkeuren. In 2015 zal een start worden gemaakt met de uitvoering van het Operationeel Programma en zullen openstellingen plaatsvinden gericht op innovaties en investeringen voor de aanlandplicht, ter verduurzaming van het visserijcluster en voor de rendementsverbetering in de visserij en aquacultuur.

Opdrachten

Het budget heeft betrekking op opdrachten aan derden die ondersteunend zijn voor de beleidsontwikkeling op visserijgebied.

Ontvangsten

De ontvangsten hebben met name betrekking op de geïnde leges van afgegeven visserij-vergunningen (vooral mosselpercelen).

Agrarisch ondernemerschap

Vergroting van het concurrentievermogen is essentieel voor het agrocomplex. Het beleid is gericht op goed en duurzaam presterende agrarische ondernemers.

Indicator

Referentie-waarde

Peildatum

Raming 2015

Streef-waarde

Planning

Bron

Verhouding duurzame – totale investeringen

27%

2012

24,5%

30%

2015

LEI

Toelichting

Van de € 3,3 mld (gemiddeld bedrag aan investeringen over de afgelopen jaren) aan agro-investeringen wordt ingezet op circa € 0,9 mld aan duurzame investeringen (27%). Duurzame investeringen omvatten investeringen in duurzame productiemiddelen zoals bedrijfsgebouwen, glasopstanden en installaties. De bijstelling van de duurzaamheidsindicator naar 24,5% procent (begroot in 2014 20%) komt vooral door investeringen in de melkveehouderij en akkerbouw.

Door de daling van investeringen in de glastuinbouw en de kans op het wegvallen van duurzame investeringen in de pluimvee- en varkenshouderij kunnen de totale duurzame investeringen zakken.

Subsidies

Het betreft hier de jaarlijkse storting in de reserve borgstellingsfaciliteit voor de toekomstige uitkoop van de pelsdierhouders. Daarnaast wordt de subsidieregeling Brede Weerverzekering opengesteld, waarmee de beschikbaarheid van brede verzekeringen tegen weerschade in de open teelten wordt gefaciliteerd. Bij de regeling Jonge agrariërs gaat het om de uitfinanciering van eerdere openstellingen.

Opdrachten

Het budget heeft betrekking op de inzet ten behoeve van het Programma Internationale Agrarische samenwerking (PIA).

Agrarische innovatie en overig

In de innovatieve projecten ligt de focus op de nieuwe uitdagingen van het GLB: klimaat, hernieuwbare energie, water en biodiversiteit.

Indicator

Referentie-waarde

Peildatum

Raming 2015

Streef-waarde

Planning

Bron

Percentage innoverende agrarische bedrijven

11,6%

2006

10%

10%

2016

LEI

Toelichting

Dit betreft het percentage van de bedrijven weer dat product- of procesinnovaties heeft doorgevoerd. Het gaat hierbij zowel om bedrijven die als eerste bedrijf iets nieuws hebben doorgevoerd als om innovatieve volgers (vroege volgers).

Subsidies

De begrote bedragen betreffen de uitfinanciering op de subsidieregelingen Samenwerking bij innovatie, VAMIL-compensatie25 en Functionele Agrobiodiversiteit.

Opdrachten

Het budget betreft opdrachten ten behoeve van het uitvoeren van evaluaties en de projectbijdrage aan het Nederlands Agrarisch Jongeren Kontakt (NAJK).

Kennisontwikkeling en innovatie

Bij kennisontwikkeling en innovatie gaat het om toepassingsgericht onderzoek:

  • 1. voor de agenda’s van de topsectoren Agri&Food en Tuinbouw en Uitgangsmaterialen en

  • 2. ter ondersteuning van beleidsontwikkeling en politieke besluitvorming.

Indicator

Referentie-waarde

Peil

datum

Raming 2015

Streef-waarde

Planning

Bron

1 Vraagsturing van groen onderzoek door maatschappelijke actoren (beleid, bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties)

80%

2012

>80%

>85%

2020

PROSU

2 Kennisbenutting door beleid, bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties

85%

2012

>85%

>85%

2020

PROSU

Toelichting

  • 1. In 2012 betrof het voor 48% van de projecten vraagsturing door (nationaal) beleid en voor 32% vraagsturing door maatschappelijke organisaties en bedrijfsleven. In andere gevallen was er sprake van indirecte vraagsturing bijvoorbeeld een vraag volgend op voorafgaand onderzoek.

  • 2. In 2015 wordt gestart met een uniforme meting van klanttevredenheid en kennisbenutting voor de zes TO2-instituten.

Kengetal

2009

2010

2011

2012

2013

Ambitie

Aantal innovatienetwerken en bedrijfsprojecten groene sector gestart met bijdrage uit publieke middelen

 

115

 

155

131

160

Toelichting

Betreft totaal van de regelingen Samenwerking bij innovatie, Nieuwe uitdagingen GLB en Innovatienetwerken.

Opdrachten

Accenten die in 2015 worden gelegd zijn onder andere de internationale markt en handelstoegang in relatie tot veterinaire en fytosanitaire problematiek, onderbouwing van het vijfde Actieprogramma van de Europese Nitraatrichtlijn, de relatie volksgezondheid en intensieve veehouderij, waarborgen voedselveiligheid en diergezondheid, welzijn van landbouwhuisdieren en gezelschapsdieren, biodiversiteit, platteland en omgeving, het Deltaprogramma en voedselzekerheid.

Ontvangsten

De ontvangsten hebben betrekking op terugontvangen rente en aflossing van DLO-instellingen en diverse ontvangsten samenhangend met de onderzoeksfinanciering.

Apurement

Subsidies

Voor financiële correcties door de Europese Commissie op door Nederland ingediende declaraties bij Europese Fondsen, voortvloeiend uit de zogenaamde apurementprocedure is een interne begrotingsreserve ingesteld. De hoogte van deze correcties is vooraf moeilijk in te schatten, daarom wordt jaarlijks een bedrag in de begrotingsreserve gestort om deze op peil te houden om toekomstige correcties uit te kunnen betalen.

Garanties

EZ verleent steun aan bedrijven in de primaire sector (agrariërs en vissers) door het verstrekken van garanties op leningen voor investeringen. Hierdoor wordt de financiering mogelijk gemaakt van investeringen die in de markt, vanwege een tekort aan zekerheden niet tot stand komen. Tegelijkertijd wordt er met deze faciliteit een extra stimulans gegeven aan de verduurzamingsopgave van de primaire sector. Jaarlijks vindt er, naast de premieontvangsten van € 1,8 mln, een storting plaats van € 3 mln in de begrotingsreserve Borgstellingsfaciliteit om de begrotingsreserve op peil te houden, zodat verliesdeclaraties van uitstaande garanties onder de Garantieregelingen Landbouw en Landbouw-plus opgevangen kunnen worden.

Onder voorbehoud van goedkeuring van de maatregel door de Europese Commissie, wordt in 2015 de Garantieregeling Marktintroductie Innovaties (GMI) opengesteld. Door deze garantie worden koplopers in de primaire sector gestimuleerd in risicovolle, maatschappelijk gewenste innovaties te investeren. Voor deze regeling wordt vanaf 2015 jaarlijks € 2,5 mln in de begrotingsreserve Borgstellingsfaciliteit gestort.

Ontvangsten

De ontvangsten betreffen inkomsten uit door agrariërs betaalde provisies voor door het ministerie afgegeven garantstellingen aan banken.

Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s

Medebewind en overige voormalige publieke PBO-taken

Deze post betreft tot 2014 de uitvoering van de medebewindstaken door de PBO’s voor het GLB. In 2014 zijn de publieke taken van de PBO’s overgaan naar de centrale overheid. Het begrote bedrag is onder meer bestemd voor uitfinanciering medebewindstaken, transitiekosten voor inbedding voormalige PBO’s in de EZ organisatie en afvloeiingskosten van medebewindspersoneel dat al vóór de opheffing boventallig is verklaard.

Dienst Landbouwkundig Onderzoek

Dit betreft zowel funderend onderzoek als wettelijke onderzoekstaken. Kaderstellend voor het funderend onderzoek is het eind 2014 te publiceren Strategisch Plan Wageningen UR (2015–2018). In dit plan wordt de (middel)lange termijnontwikkeling beschreven van expertisevelden nodig voor de publieke taken ten behoeve van het Nederlandse agro-food complex en de groene ruimte in een nationaal en een internationaal perspectief. Wettelijke onderzoekstaken vloeien voort uit (inter)nationale wetten, verordeningen en verdragen. In 2014 is gewerkt aan vernieuwing van de afspraken over de wettelijke onderzoekstaken voor de besmettelijke dierziekten, de voedselveiligheid en de genenbanken op basis van uitgevoerde evaluaties.

ZonMW dierproeven

Het betreft budget voor ZonMW voor ontwikkeling en uitvoering van alternatieven voor dierproeven.

College Toelating Gewasbeschermingsmiddelen en Biociden (Ctgb)

Het betreft de EZ-opdrachten aan het Ctgb, met name op het gebied van beleidsadvisering.

Centrale Commissie Dierproeven (CCD)

De CCD verstrekt vergunningen voor het mogen verrichten van dierproeven.

Bijdragen aan andere begrotingshoofdstukken

Dit betreft de EZ-bijdrage aan de DGF-begroting voor de monitoring en bestrijding van bestrijdingsplichtige dierziekten. Hieruit worden onder andere de monitoring van de bestrijdingsplichtige dierziekten, het aanhouden van een calamiteitenreserve bij destructiebedrijf Rendac en het voorraadbeheer van vaccins voor bestrijding dierziekten bekostigd.

Bijdragen aan agentschappen

Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA)

De bijdrage aan de NVWA is onder andere bestemd voor de uitvoering en het toezicht op het gebied van dier- en plantgezondheid, dierenwelzijn, diervoeders, diergeneesmiddelen, dierlijke bijproducten, dierproeven, mestregelgeving en de veiligheid van voedsel en consumentenproducten.

Met het in begin 2014 met de Tweede Kamer overeengekomen Plan van Aanpak NVWA (TK 2013–2014, 33 835 nr. 1) wordt de komende jaren prioriteit gelegd bij versterking van het toezicht op vijf domeinen (vee en vlees, exportcertificering, plantaardig, tweedelijnstoezicht zuivel en consument & veiligheid). Het budget dat voor de NVWA beschikbaar is, is hiervoor meerjarig verhoogd. Belangrijk onderdeel van het Plan van Aanpak NVWA is ook de herbezinning op de inrichting van het systeem van keuring en toezicht. Deze herbezinning is momenteel in volle gang en wordt voor een belangrijk deel gevoed door het rapport «Risico’s in de vleesketen» van de Onderzoeksraad voor de Veiligheid (OvV). De kabinetsreactie op het OvV-rapport, waarin herbezinning is geïncorporeerd, is op 10 juni 2014 gegeven (TK, 2013–2014, 26 991, nr. 418).

Rijksdienst Voor Ondernemend Nederland (RVO)

De bijdrage aan de RVO is onder andere bedoeld voor de uitvoering van zijn taak als Europees betaalorgaan. Vanwege deze status kan de RVO Europese subsidies uitbetalen, bijvoorbeeld de bedrijfstoeslagregeling (BTR). Naast de Europese voert de RVO ook nationale subsidieregelingen uit, zoals de regelingen voor innovaties, energiebesparing en voor investeringen in duurzaamheid. Voorts worden taken uitgevoerd betreffende identificatie en registratie van dieren en het mestbeleid. Daarnaast verleent de RVO bepaalde vergunningen voor agrarische ondernemers en voor bezit en handel in beschermde plant- en diersoorten. Verder fungeert de RVO als thuishaven voor het landbouwradennetwerk.

In 2015 zal een aantal onderwerpen en taken worden toegevoegd aan het werkpakket van de RVO. Dit zijn de in medebewind gegeven taken en de autonome publieke taken van de (voormalige) PBO's en de visserij-uitvoeringstaken die overkomen vanuit het beleidsdepartement.

Conform de toezegging in de brief van 21 januari 2013 (TK, 33 400 XIII, nr. 66) zijn de begrote uitvoeringskosten in 2015 zo veel mogelijk in lijn gebracht met het geoffreerde opdrachtenpakket uit de agentschapsparagraaf. Momenteel zijn de gevolgen van de invoering van het nieuwe GLB en GVB en de transitiekosten in verband met de overdracht van PBO-taken echter nog niet volledig te overzien. Mutaties in de uitvoeringskosten van de RVO die hieruit voortvloeien zullen in de Voorjaarsnota 2015 worden verwerkt.

Dienst Landelijk Gebied (DLG)

De bijdrage aan DLG is voor inzet op een aantal beleidsterreinen, waar behoefte is aan innovatie en vernieuwende gebieds- en bedrijfsconcepten. Dit geldt voor de terreinen mestbeleid, glastuinbouw, gemeenschappelijk landbouwbeleid en internationaal beleid en voor het GIS Competence Centre.

Rijksrederij

De bijdrage aan de Rijksrederij is bestemd voor de inzet van schepen en bemanning voor het uitvoeren van taken op het gebied van visserijonderzoek en het beheer en de inspectie voor natuur en visserij.

Interne begrotingsreserves

Naast het reguliere financiële instrumentarium zijn er begrotingsreserves. Hier kan ten behoeve van artikel 16 geld uit worden onttrokken. Ook kan vanuit artikel 16 hierin geld gestort worden (voeding). Door middel van de begrotingsreserves worden uitgaven opgevangen die jaarlijks sterk in omvang kunnen variëren.

Stand interne begrotingsreserves per 31 december 2013

(x € 1.000)

313.572

Interne begrotingsreserve Landbouw

57.257

Interne begrotingsreserve Visserij

20.459

Interne begrotingsreserve Borgstellingsfaciliteit

58.064

Interne begrotingsreserve Apurement

177.792

  • Met de interne begrotingsreserve Landbouw wordt stabiliteit en zekerheid gecreëerd voor de uitfinanciering van omvangrijke en sterk fluctuerende transitie-uitgaven voor verduurzaming en innovatie in de landbouwsector. Het betreft uitgaven voor al aangegane verplichtingen onder andere op het terrein van energietransitie in de tuinbouwsector, jonge agrariërs, duurzame stallen, duurzaamheidsinvesteringen, fijnstofmaatregelen en de VAMIL-compensatieregeling.

  • De interne begrotingsreserve Visserij is bestemd voor de nationale cofinanciering die benodigd is voor de uitfinanciering van programma’s die onder het EVF worden uitgevoerd.

  • De interne begrotingsreserve Borgstellingsfaciliteit is bedoeld om de verliesdeclaraties te betalen naar aanleiding van garantstellingen aan banken waarmee innovatieve en duurzame investeringen in de landbouw en visserij worden gefaciliteerd. De komende jaren wordt rekening gehouden met een omvangrijk bedrag aan uit te keren verliesdeclaraties, waardoor de begrotingsreserve aanzienlijk in omvang zal afnemen. Zowel in 2014 als in 2015 zal € 2,5 mln in de begrotingsreserve gestort worden ten behoeve van de GMI. Daarnaast wordt een jaarlijkse bijdrage van € 2 mln van 2011 tot en met 2024 voorzien voor het flankerend beleid voor het verbod op de pelsdierhouderij (amendement Van Gerven/Dijsselbloem, TK 2010–2011, 32 609 XIII, nr. 4).

  • De interne begrotingsreserve Apurement is bestemd voor het terugbetalen van financiële correcties van de Europese Commissie. EZ heeft maatregelen genomen om de risico’s op toekomstige financiële correcties te verkleinen door interpretaties van EU-regelgeving zoveel mogelijk vooraf aan de Europese Commissie ter verduidelijking voor te leggen.

Ontvangsten

De ontvangsten hebben betrekking op onttrekkingen uit de interne begrotingsreserves Landbouw, Visserij, Borgstellingsfaciliteit en Apurement die zijn toegevoegd aan de begroting van artikel 16.

Budgettair belang fiscale maatregelen

Bedragen x € 1 mln
 

2013

2014

2015

2016

2017

2018

2019

Landbouwvrijstelling

1.721

1.755

1.791

1.826

1.863

1.900

1.938

Verlaagd tarief glastuinbouw

68

70

74

72

73

73

74

Verlaagd tarief sierteelt

228

228

229

229

229

230

230

Landbouwregeling

19

19

18

17

17

16

16

Vrijstelling cultuurgrond

110

104

106

108

110

113

115

17 Groen onderwijs van hoge kwaliteit

Algemene doelstelling

Groen onderwijs van hoge kwaliteit. Hierbij streeft het Ministerie van Economische Zaken naar:

  • Voldoende gekwalificeerde beroepsbeoefenaren voor het agrofoodcomplex en de groene ruimte.

  • Vergroten van de kennisverspreiding en -benutting voor het agrofoodcomplex en de groene ruimte.

Hiermee draagt groen onderwijs bij aan de doelstellingen van de artikelen 16 (Concurrerende, duurzame, veilige agro-, visserij- en voedselketens) en 18 (Natuur en regio).

Rol en verantwoordelijkheid

De Minister van EZ is verantwoordelijk voor:

Voldoende gekwalificeerde beroepsbeoefenaren voor het agrofoodcomplex en de groene ruimte.

Stimuleren

  • Stimuleren van een hoog kwaliteitsniveau van onderwijs en wetenschappelijk onderzoek.

  • Stimuleren van voorwaarden om te voldoen aan de vervangingsvraag en de transitie naar een groene economie. Afspraken maken met instellingen over bevorderen doorstroom, verminderen aantal voortijdige schoolverlaters, leven lang leren door om- her- en bijscholing, aanspreken van nieuwe groepen, in het bijzonder in de (rand)stedelijke omgeving.

  • Stimuleren, in overleg met de instellingen, van ondernemerschap en internationalisering waardoor leerlingen na afronding van hun opleiding een basis hebben voor de start van een eigen bedrijf in het groene domein.

Regisseren

  • Mede met instellingen en het bedrijfsleven zorgdragen voor het versterken van kwalificerende functies binnen het domein voedsel, natuur en leefomgeving van het groen (voorbereidend) beroepsonderwijs en de kennisverspreiding en ondersteunende functies binnen de groene kennisinfrastructuur.

Financieren

  • De groene instellingen functioneren binnen het wettelijk stelsel dat voor het gehele onderwijs geldt. Naast de basisbekostiging ontvangen de scholen stimuleringsbijdragen om zich te verbinden met het bedrijfsleven en de groene kennisinfrastructuur (zie onderstaand).

Kennisverspreiding en -benutting voor het agrofoodcomplex en de groene ruimte (natuur en groene leefomgeving), ondermeer door actieve inzet van het groen onderwijs

Stimuleren

  • Stimuleren van de vorming van vraaggestuurde landelijke Centra voor Innovatief Vakmanschap (CIV) en Centers of Expertise (CoE) op een achttal expertisethema’s: Biobased Economy, Greenports, Agrodier, Food, Open teelten, Natuur en groene Leefomgeving, Agri&Food en Tuinbouw en uitgangsmaterialen. Daarbij worden slimme verbindingen gemaakt tussen regionaal opererende organisaties en wordt landelijke afstemming gezocht tussen onderwijs, regionaal Midden- en Kleinbedrijf (MKB), maatschappelijke organisaties en lagere overheden (stimuleren van de gouden driehoek in de groene sector). Belangrijke speerpunten zijn het opleiden van talent dat aansluit bij de innovatieopgaven van ondernemers, zwaartepuntvorming, stimuleren van ondernemerschap en excellent praktijkgericht onderzoek samen met bedrijfsleven.

  • Stimuleren van beter ondersteunen van het innovatief vermogen van het MKB door het instrument van groene plus lectoraten in het groene HBO meer vraaggestuurd in te zetten voor kennisvragen vanuit het MKB.

  • Stimuleren van activiteiten gericht op het verspreiden, doorstromen en benutten van kennis voor doelgroepen die deelnemen aan de Nederlandse samenleving.

  • Stimuleren van educatieve activiteiten (sociaal leren) voor een groene economie (Duurzaam Door).

Kengetal

2009

2010

2011

2012

2013

Ambitie

Adequaat aanbod aan de vraag op de arbeidsmarkt

48%

 

1%

 

52%

60%

Bron: The Research Centre for Education and the Labour Market (ROA)

Toelichting

Adequaat aanbod wordt gemeten door middel van de Indicator Toekomstige Knelpunten in de Personeelsvoorziening naar Beroep (ITKB). Deze indicator geeft aan in welke mate het voor werkgevers mogelijk is om binnen beroepsgroepen de gewenste personeelssamenstelling naar opleidingsachtergrond te realiseren, rekening houdende met vraag en aanbod verhoudingen voor de verschillende opleidingstypen. Vereiste specifieke kennis en vaardigheden in opleidingscategorieën met groot verwacht tekort leidt tot lage percentages. Over het geheel laat de prognose uit 2013 minder knelpunten in de personeelsvoorziening zien dan de prognose uit 2011, door het gecombineerd effect van verminderde economische activiteit en verminderde uitstroom van ouderen uit de arbeidsmarkt (pensioenmaatregelen). Het bevorderen van de aansluiting onderwijs arbeidsmarkt (door opstellen Human Capital Agenda’s, instellen Centra voor Innovatief Vakmanschap, inzet op loopbaanoriëntatie), het interesseren van nieuwe potentiële leerlinggroepen (aanboren culturele diversiteit), het tegengaan van voortijdig schoolverlaten en het vergroten van doorstroom naar hogere opleidingsniveaus worden ingezet als middelen om een tekort te beperken.

Beleidswijzigingen

Dit jaar is een aantal beleidswijzigingen doorgevoerd in overeenstemming met het Groen onderwijs. Zo is in de beleidsreactie (TK, 30 991, nr. 11) bij de beleidsdoorlichting Groen onderwijs van hoge kwaliteit (begrotingsartikel 17) een drietal wijzigingen aangekondigd. Deze wijzigingen vatten het Groen onderwijsbeleid als volgt samen voor de periode 2013–2015:

De School staat centraal

De middelen voor onderwijsvernieuwing en samenwerking in de regio worden niet meer via de collectieve programma’s Groene Kennis Coöperatie (GKC) verdeeld, maar gaan rechtstreeks naar de scholen. Iedere school stelt binnen de tripartiet26 overeengekomen Landelijke Agenda zijn eigen mix aan prioriteiten vast in overeenstemming met de eigen ontwikkelbehoeften. De te bereiken doelen, samenwerkingsverbanden en uit te voeren acties legt de school vast in een Meerjarig Investerings Programma (MIP 2013–2015). Hierbij zal ook de versterking van de samenwerking met het niet Groen onderwijs (cross-overs) aan bod komen om optimaal aansluiting te maken met de Groene en aanpalende arbeidsmarktsectoren.

Sectorale invalshoek

Centervorming rond inhoudelijke zwaartepunten binnen het kennissysteem vormt een aangrijpingspunt om inhoudelijk met het bedrijfsleven en andere organisaties samen te werken aan toponderwijs, kennisverspreiding, onderzoek en innovatie. Hier ligt ook het vertrekpunt voor de aansturing van de kennisontsluiting, kennisverspreiding en de onderwijsvernieuwingsprogramma’s.

Landelijke aanpak (integrale vraagsturing ondersteuningsbehoeften)

Integrale aansturing ondersteuningsstructuur vanuit enerzijds de landelijke agenda (collectieve landelijke ontwikkelopgaven) en anderzijds de behoeften vanuit centers en individuele instellingen.

Verder is gewerkt aan de totstandkoming van een Pact 2020 tussen overheid, bedrijfsleven en Groen onderwijs om het Groen kennissysteem duurzaam te borgen na 2015. Met nieuwe dragers en verantwoordelijkheden werken aan de kennis en innovatie opdracht gericht op het duurzaam versterken van het verdienmodel binnen de topsectoren en de sector Natuur en Leefomgeving.

Het Pact bevat 5 actielijnen waarop gezamenlijk wordt geïnvesteerd in de komende jaren.

  • 1. Vernieuwing opleidingen gericht op het domein «life, food & planet»;

  • 2. Kennisdoorstroom van bedrijven naar en binnen het onderwijs;

  • 3. Samenwerking in de regio;

  • 4. Versterking van scholing voor werkenden (Leven Lang Leren);

  • 5. Internationalisering.

Budgettaire gevolgen van beleid

Bedragen x €1.000
 

2013

2014

2015

2016

2017

2018

2019

VERPLICHTINGEN

840.206

873.598

881.348

817.101

809.096

803.241

785.119

UITGAVEN

817.433

818.434

829.465

762.581

754.511

748.656

730.534

Waarvan juridisch verplicht

   

100%

       
               

Leningen

83

           

Schatkistbankieren

83

           

Bekostiging

733.507

738.840

753.092

736.950

730.001

724.703

706.630

WO-groen

168.174

171.520

172.831

173.506

173.298

175.035

176.469

HBO-groen

79.472

80.898

85.888

73.316

72.540

73.152

74.124

MBO-groen

158.744

154.106

170.347

162.829

159.543

159.356

148.684

Voorbereidende en Ondersteunende Activiteiten (VOA)

13.933

12.733

         

Wachtgelden

13.545

13.951

13.673

13.673

13.673

13.673

13.673

VMBO-groen

291.009

297.893

305.717

311.649

308.980

301.520

291.713

Aequor

8.630

7.739

4.636

1.977

1.967

1.967

1.967

               

Subsidies

82.205

76.974

74.524

24.394

24.474

23.917

23.868

Aansturing collectieve ondersteuning

5.404

4.039

4.039

       

School als Kenniscentrum

27.872

33.899

31.383

       

Kennisverspreiding en innovatie groen onderwijs

1.991

1.550

713

       

Aanvullende onderwijssubsidies

41.150

33.561

33.705

19.710

20.066

19.509

19.460

Ontwikkeling en beheer natuurkwaliteit

2.857

2.406

1.500

1.200

1.200

1.200

1.200

Educatie

2.931

1.519

3.184

3.484

3.208

3.208

3.208

               

Opdrachten

1.638

1.118

612

0

36

36

36

Kennisverspreidingsprojecten

1.638

1.118

612

0

36

36

36

               

Bijdragen aan agentschappen

 

1.502

1.237

1.237

     

Rijksdienst Voor Ondernemend Nederland

 

1.502

1.237

1.237

     
               

ONTVANGSTEN

3.910

75

75

75

75

75

75

Budgetflexibiliteit

De volgende uitgaven zijn juridisch verplicht:

  • Aanpassing van de bekostiging (€ 753,1 mln) en een deel van de aanvullende onderwijssubsidies (€ 22,2 mln) vereist aanpassing van de relevante regelgeving.

  • Voor andere begrotingsonderdelen is het budget vastgelegd in meerjarige verplichtingen (€ 54,2 mln).

Toelichting op de financiële instrumenten

Bekostiging

Rijksbijdrage WO-groen, HBO-groen, MBO-groen, Wachtgelden, VMBO-groen en Aequor

Het betreft normatieve bekostiging gebaseerd op de onderwijswetgeving. Het Ministerie van Economische Zaken bekostigt groen wetenschappelijk onderwijs, 5 HBO-instellingen, 12 agrarische opleidingscentra voor Voortgezet Middelbaar Beroepsonderwijs/Middelbaar Beroepsonderwijs (VMBO/MBO), de MBO-opleiding aan Regionaal Opleidingscentrum (ROC) Landstede, 37 groene afdelingen van scholengemeenschappen en Aequor. Aequor is het Kenniscentrum Beroepsonderwijs Bedrijfsleven (KBB) voor de groene sector, verantwoordelijk voor de kwalificatiedossiers voor het MBO en het aanbod en de kwaliteit van leerbedrijven.

Bekostigde aantallen in het groen onderwijs in 2015

Instrument

Type studenten/ getuigschriften/ promoties

Aantallen

Prijs

Bedrag

* € 1.000

Uitgaven 2015

* € 1.000

Bekostiging WO-groen

Inschrijvingen

5.463

5.271

28.795

 
 

Graden Bachelor

843

8.402

7.083

 
 

Graden Master

892

11.533

10.287

 
 

Promoties

273

96.111

26.238

 
 

Vaste componenten

   

100.428

172.831

Bekostiging HBO-groen

Inschrijvingen hoog

7.839

6.641

52.059

 
 

Graden hoog

1.240

6.641

8.235

 
 

Vaste componenten

   

25.594

85.888

Bekostiging MBO-groen

Studenten beroeps-opleidende leerweg

19.100

6.991

133.535

 
 

studenten beroeps-begeleidende leerweg

9.000

4.090

36.812

170.347

Wachtgelden

Vaste component

     

13.673

Bekostiging VMBO-groen

Leerlingen VMBO/VBO

Leerlingen VMBO/LWOO

21.300

13.800

7.249

10.964

154.409

151.308

305.717

Aequor

Vaste component

     

4.636

Bekostigde aantallen studenten in het groen onderwijs tot en met 2019

Onderwijssoort

2013

2014

2015

2016

2017

2018

2019

WO

7.100

7.500

8.300

8.500

8.500

8.800

9.100

HBO

9.100

9.300

10.000

10.000

9.900

10.000

10.300

MBO

30.300

28.900

28.100

27.500

27.600

27.800

26.400

VO

32.400

33.900

35.100

36.000

35.800

34.900

33.800

Als gevolg van de geraamde toename van de leerlingen- en studentaantallen in het Groen onderwijs stijgen de kosten met € 184 mln voor de jaren 2014 tot en met 2022. Deze problematiek is opgelost door een combinatie van maatregelen bestaande uit de inzet van incidentele meevallers binnen de EZ-begroting, het gebruik maken van een kasschuif ten laste van latere jaren wanneer de toename van de leerlingen- en studentenaantallen weer wordt afgevlakt, een versobering met 2% van de bekostiging per ingeschreven leerling/student en een verlaging van de vaste bijdragen aan hoger en wetenschappelijk onderwijs.

Kengetal

2009

2010

2011

2012

2013

Ambitie

% afgestudeerden dat minimaal werkt op niveau van opleiding

72%

76%

71%

72%

70%

85%

Bron: The Research Centre for Education and the Labour Market (ROA)

Toelichting

De opgenomen percentages zijn gemiddelden van de Beroepsopleidende Leerweg (BOL) niveau 4 en het HBO in het groen onderwijs.

Kengetal

2009

2010

2011

2012

2013

Ambitie

Kwaliteitsniveau groen onderwijs

79%

88%

82%

83 %

88%

90%

Bron: Inspectie voor het onderwijs

Toelichting

De inspectie voor het onderwijs bepaalt periodiek op basis van meerdere gestandaardiseerde criteria welk percentage groene scholen voldoende onderwijskwaliteit heeft. Hoe hoger het percentage, hoe meer groene MBO en Voortgezet Onderwijs (VO)-scholen gemiddeld genomen een voldoende scoren op onderwijskwaliteit. De opgenomen waarden zijn gemiddelden van het VMBO en het MBO.

Subsidies

Aansturing collectieve ondersteuning

In het verlengde van het transitieproces in het groene onderwijs en de daaraan gerelateerde wijzigingen in het subsidiekader, wordt nu ook het subsidiekader voor de ondersteunende instellingen en functies gewijzigd. De wijzigingen hangen vooral samen met een veranderd sturingsmodel vanuit de instellingen voor groen beroeps- en wetenschappelijk onderwijs en met de overgang naar de periode ná 2015. Na 2015 is geen subsidie meer beschikbaar voor de ondersteunende instellingen en functies. Deze moeten dus waar gewenst, zelffinancierend worden voortgezet.

De Groene Kenniscoöperatie (GKC) heeft haar activiteiten beëindigd per 1 januari 2014 (de Stichting GKC wordt nog wel voortgezet om lopende verplichtingen af te handelen). In plaats daarvan hebben de instellingen hun samenwerking en belangenbehartiging georganiseerd in de Groene Tafel. Dit is een netwerkorganisatie zonder rechtspersoonlijkheid en met een beperkte secretariële ondersteuning. De Groene Tafel is verantwoordelijk voor de aansturing van de ondersteunende instellingen en functies. In tegenstelling tot de GKC ontvangt de Groene Tafel als zodanig geen subsidie, behalve voor specifieke activiteiten.

De Groene Tafel organiseert de vraagsturing richting de ondersteunende instellingen en functies en geeft in haar Strategische Ontwikkelagenda aan op welke terreinen de instellingen zich willen ontwikkelen om te kunnen voldoen aan de externe opgaven. Deze ontwikkelagenda is leidend voor het werkplan van de ondersteunende instellingen en functies. In de Strategische Ontwikkelagenda is ook ruimte voor prioriteiten van de Minister. Ook het na 2015 borgen van een goede kennisinfrastructuur (waaronder Groen KennisNet) maakt deel uit van de Strategische Ontwikkelagenda.

School als Kenniscentrum/Kennisverspreiding en innovatie groen onderwijs

In verband met de kleinschaligheid van de instellingen en met de bijzondere risico’s die vaak aan beroepen in de groene sectoren zijn verbonden, worden aanvullende bijdragen beschikbaar gesteld voor praktijkleren in gesimuleerde bedrijfssituaties. Een aantal stimuleringsbijdragen is in 2013 samengevoegd en als projectmiddelen verbonden aan Meerjarige Investerings Programma’s (MIP’s) en de landelijke agenda: positionering School als Kenniscentrum voor de regio. Daarnaast worden beperkt subsidies opengesteld op het terrein van scholing en arbeidsmarkt.

Aanvullende onderwijssubsidies

  • Subsidies aan ondersteunende instellingen onder andere: ontwikkelen van leermiddelen (Ontwikkelcentrum), toetsing en examinering (CITO);

  • Subsidieregelingen van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen voor onderwijsvernieuwing onder andere: internationale mobiliteit, vermindering voortijdig schoolverlaten, verhoging van opleidingsniveau, deelname leven lang leren, carrièrepatroon docenten;

  • Middelen die EZ naast de OCW-conforme subsidies beschikbaar stelt om beleidsdoelen te realiseren via het onderwijs als deel van het groene kennissysteem (kennisverspreiding): groene plus lectoraten, Centra Innovatief Vakmanschap en Centers of Expertise gericht op de ondersteuning van de topsectoren Agri&Food en Tuinbouw en Uitgangsmaterialen.

Kengetal

2009

2010

2011

2012

2013

Ambitie

Voortijdig schoolverlaten

4,7%

4,4%

4,6%

4,3%

3%

2%

Bron: DUO

Toelichting

Het percentage VMBO 3–4 plus MBO leerlingen dat zonder startkwalificatie (minimaal MBO-2 niveau) het onderwijs verlaat, gemeten als percentage van het totaalaantal VMBO 3–4 plus MBO leerlingen.

Ontwikkeling en Beheer Natuurkwaliteit

Het betreft subsidies met als doel het ontwikkelen van maatregelen om negatieve gevolgen van verdroging, vermesting en verzuring tegen te gaan. Het levert kennis op voor de implementatie van belangrijke beleidsitems zoals Natura 2000, realiseren van natuurterreinen en leefgebiedplannen. Sinds 1 januari 2014 coördineert de VBNE (Vereniging van bos en natuurterreineigenaren) het OBN.

Educatie

Het betreft subsidies ten behoeve van samenwerkingsovereenkomsten met organisaties (maatschappelijke organisaties, andere overheden, bedrijven en coalities daarvan) die educatieactiviteiten organiseren. Het programma Leren voor Duurzame Ontwikkeling als opvolger van het NME programma richt zich meer op het bredere concept duurzaamheid, het organiseren van netwerken en coalities die op lokaal/regionaal niveau duurzaamheidsprojecten organiseren. De hoofdlijn van de visie op het Kennisprogramma «Duurzaam Door, sociale innovatie voor een groene economie» is uiteengezet in een Kamerbrief (TK, 20 487, nr. 41).

Opdrachten

Kennisverspreidingsprojecten

Hiermee zet EZ in op een betere ontsluiting van de ontwikkelde kennis voor gebruik door ondernemers en maatschappelijke groepen. Kennisverspreidingsprojecten richten zich op thema’s als dierenwelzijn, klimaat en milieu, en multifunctionele landbouw. Gezien de interactie met beleidsontwikkeling en/of -implementatie is de EZ-betrokkenheid actief en initiërend.

Bijdragen aan agentschappen

Dit betreft de bijdrage aan RVO ten behoeve van het educatie-programma Leren voor Duurzame Ontwikkeling. Het gaat om uitgaven voor programma- en procesmanagement, inhoudelijke deskundigheid, netwerkbeheer (€ 0,9 mln) en overige uitvoeringskosten (€ 0,3 mln).

Interne begrotingsreserve

Stand interne begrotingsreserves per 31 december 2013 (x € 1.000)

Interne begrotingsreserve schatkistbankieren Groen Onderwijs

83

Toelichting Interne begrotingsreserve schatkistbankieren: EZ staat garant voor het in gebreke blijven van de groene onderwijsinstellingen die gebruik maken van de regeling schatkistbankieren. De van instellingen ontvangen premies worden jaarlijks via het Ministerie van Financiën aan EZ overgemaakt en via de slotwet en de saldibalans (toevoeging van de premie aan de gegroeide reserve) in het jaarverslag verwerkt.

18 Natuur en regio

Algemene doelstelling

Een concurrerende ruimtelijk-economische structuur, een veelzijdige natuur en een wederzijdse versterking van ecologie en economie.

De rijksoverheid werkt aan een versterking van de ruimtelijk-economische condities voor bedrijven. Het Rijk wil samen met bedrijfsleven, medeoverheden, kennisinstellingen en andere stakeholders sterke punten van Nederland uitbouwen gericht op een goede concurrentiepositie. Daarbij richt het beleid zich onder meer op mainports, brainports en greenports. Het gaat j om het gericht versterken van zowel fysieke als niet fysieke aspecten, zoals (grensoverschrijdende) samenwerking tussen bedrijven en kennisinstellingen, alsmede onderzoeksinfrastructuur. Verder wordt gewerkt aan de ruimtelijke aspecten van het EZ-beleid.

Natuur, de biodiversiteit in het bijzonder, is essentieel voor een gezonde leefomgeving en heeft een grote economische waarde; zij levert grondstoffen, zuivert lucht en water, biedt ruimte voor recreatie/toerisme en wateropvang en is een van de aspecten van het vestigingsklimaat voor (internationale) bedrijven. Voor het behoud van de biodiversiteit zijn gemaakte Europese (onder andere Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn) en internationale afspraken leidend. Een duurzame verbinding tussen economie en ecologie is essentieel om het niveau van welvaart en welzijn ook in de toekomst veilig te stellen. Ook bij bedrijven groeit het besef dat een echt duurzame ontwikkeling de enige weg vooruit is. Het Kabinet heeft in het regeerakkoord de ambitie uitgesproken om de Nederlandse natuur verder te versterken door middel van een robuust Natuurnetwerk Nederland dat groter is dan de (herijkte) Ecologische Hoofdstructuur (EHS), natuur meer te integreren met andere maatschappelijke belangen en meer ruimte en ondersteuning te bieden aan ondernemerschap en initiatieven van burgers en andere private partijen.

Rol en verantwoordelijkheid

De Minister van EZ is verantwoordelijk voor:

Een concurrerende ruimtelijk-economische structuur

Stimuleren en financieren

  • De Minister is systeemverantwoordelijk voor een gezonde ruimtelijke economische structuur en stimuleert en financiert daarbinnen de versterking van de regionale en ruimtelijke uitwerking van het EZ beleid. Hierbij is het van belang om agenda’s van verschillende overheden te verbinden ten einde schaalvoordelen te benutten, overheidsinspanningen te versterken en versnippering tegen te gaan.

Regisseren en financieren

  • De Minister is lidstaatverantwoordelijk en heeft een regisserende rol voor het Europees Fonds Regionale Ontwikkeling (EFRO). Binnen EFRO bestaan, behalve de nationale programma’s, ook vier grensoverschrijdende programma’s (INTERREG A – ETS) Dit zijn: Euregio Maas-Rijn, Duitsland-Nederland, Vlaanderen-Nederland en Twee Zeeën. De Minister stelt budget beschikbaar in het kader van de nationale cofinanciering voor de landsdelige en de grensoverschrijdende programma’s.

Een veelzijdige natuur en een wederzijdse versterking van ecologie en economie

Stimuleren

  • Om de wederzijdse versterking van ecologie en economie te bevorderen en de maatschappij meer te betrekken bij natuur (Rijksnatuurvisie «Natuurlijk Verder»), stimuleert het rijk acties en initiatieven van bedrijven, natuurorganisaties en andere maatschappelijke actoren. Met behulp van een subsidieregeling worden innovaties op het gebied van groene groei gestimuleerd. In een maatschappelijke uitvoeringsagenda wordt verder invulling gegeven aan stimuleringsacties.

Regisseren

  • De Minister van EZ is systeemverantwoordelijk voor het behoud en duurzaam gebruik van de nationale biodiversiteit – mede als natuurlijke hulpbron – en voor de zekerstelling van de aanwezigheid van natuur op lange termijn.

  • De Minister van EZ is tevens medeverantwoordelijk voor het behoud en duurzaam gebruik van de internationale biodiversiteit. Op grond daarvan is de Minister verantwoordelijk voor het stellen van kaders voor de omvang en kwaliteit van natuurgebieden, voor soortenbescherming zowel op het land, in de zee, als ook overzees in Caribisch Nederland en voor Europese en internationale afspraken over de handel in en het gebruik van planten, dieren en natuurlijke grondstoffen zoals bijvoorbeeld tropisch hardhout.

(Doen) Uitvoeren

  • Onderdeel van de decentralisatieafspraken over natuur (Bestuursakkoord Natuur en Natuurpact) is dat provincies binnen de gestelde rijkskaders verantwoordelijk zijn voor het realiseren en beheren van het Natuurnetwerk Nederland en de daarin gelegen N2000 gebieden en, naar aanleiding van het regeerakkoord: herstelbeheer, soortenbeleid binnen en buiten het Natuurnetwerk Nederland en agrarisch natuurbeheer.

Prestatiemeting

Kengetal

2009/2010

2011/2012

2012/2013

Ambitie 2015

Niveau Clusterontwikkeling

4.7

4.9

5.2

5.3

NL positie

19

15

9

7

Bron: The World Competitiveness report, World Economic Forum

Toelichting

Het beleid richt zich op het verbinden van de regionale en ruimtelijke aspecten van het EZ-beleid om de concurrentiepositie te versterken. In internationale vergelijking is de mate van clustervorming (specialisatie en samenhang tussen bedrijven, kennisinstellingen, diensten, infrastructuur) in Nederland relatief hoog en er is sprake van een positieve trend. De eerdere ambitie voor 2015 (niveau 5 en positie 15) is dan ook reeds bereikt. De ambitie voor 2015 is daarom verder aangescherpt.

Indicator

Referentie-waarde

Peildatum

Raming 2015

Streef-waarde

Planning

Bron

Stand van duurzame condities van alle in 1982 voorkomende soorten

106

2002

104

100

2020

Basisrapporten rode lijsten (EZ, CBS)

Toelichting

De soortenindicator27 geeft via een indexcijfer het verloop aan van het aantal bedreigde soorten in ons land. Dat is het totaal aantal soorten dat op de officiële Nederlandse rode lijsten is aangemerkt als verdwenen, ernstig bedreigd, bedreigd, kwetsbaar of gevoelig. Hoe hoger het getal, hoe meer soorten zijn bedreigd. De streefwaarde van 100 in 2020 betekent een verbetering ten opzichte van de periode 1994–2002 (referentiejaar 2002). De indicator is vooralsnog gebaseerd op rode lijst-gegevens van broedvogels, zoogdieren en dagvlinders.

Verdere vergroening van het stelsel van nationale rekeningen wordt momenteel uitgewerkt in internationaal verband.

Beleidswijzigingen

Natuurvisie «Natuurlijk Verder»

In 2014 is de nieuwe rijksnatuurvisie gepresenteerd. Deze markeert een omslag in het rijksnatuurbeleid. Het Rijk zorgt voor een stevige basis voor natuur met investeringen in een effectieve wetgeving, het combineren van natuur met andere maatschappelijke opgaven, meer ruimte voor natuurlijke processen en een lerend kennisnetwerk waar andere overheden, maatschappelijke organisaties en ondernemingen toegang toe hebben. Deze basis vormt het fundament waarop maatschappelijke initiatieven rond natuur van burgers, bedrijven, organisaties en andere overheden kunnen voortbouwen. Het Rijk zal betrokkenheid bij natuur stimuleren gericht op groen ondernemerschap – waaronder het sluiten van Green Deals en organiseren van Groene Tafels –, natuurinclusieve landbouw, het stimuleren van gebiedscollectieven en het creëren van een gezonde, groene woon- en werkomgeving.

Decentralisatie natuur en (taken) nieuwe natuurwet/ Natuurbeschermingswet

In oktober 2013 is besloten om het agentschap Dienst Landelijk Gebied (DLG) op te heffen. De opheffing zal plaatsvinden in de eerste helft van 2015. Een aantal taken in opdracht van EZ wordt daarna belegd bij RVO. Daarbij gaat het onder andere om ecologische advisering, ter inzage legging beheerplannen, uitwerking geven aan de natuurvisie, uitvoering NURG. De provincies nemen voor € 41 mln aan taken en personeel over van DLG. Daarbij gaat het om gebiedsgerichte taken uit het Natuurpact.

Eerdere bestuursafspraken over decentralisatie van het natuurbeleid naar provincies zullen verder gestalte krijgen in de nieuwe wet Natuurbescherming. Het betreft onder andere bevoegdheden aangaande gebieden en soortenbeleid, vergunningverlening en schadebestrijding (Faunafonds).

Positionering Staatsbosbeheer

In januari 2014 heeft het kabinet, conform afspraak in het regeerakkoord, zijn visie op de toekomstige positionering van Staatsbosbeheer kenbaar gemaakt (TK, 29 659, nr. 122). Kern van deze visie is dat Staatsbosbeheer zich de komende jaren verder ontwikkelt als maatschappelijke onderneming, waarbij Staatsbosbeheer zowel de maatschappelijke betrokkenheid versterkt als meer private middelen genereert. Het kabinet heeft ervoor gekozen Staatsbosbeheer bij de rijksoverheid te laten, als zelfstandig bestuursorgaan / rechtspersoon met een wettelijke taak. De formele positionering van Staatsbosbeheer wijzigt daarmee niet. Ter concrete uitwerking van de visie hebben EZ en Staatsbosbeheer gezamenlijk een convenant opgesteld (TK, 29 659, nr. 123).

Agenda Stad

Het Kabinet wil dat natuur weer een thema van burgers, ondernemers en overheden wordt. Om de Nederlandse steden op het gebied van concurrentiekracht en leefbaarheid in de wereldtop te houden, is het Kabinet gestart met de Agenda Stad.

Agenda Stad krijgt in 2015 vorm en inhoud en is verbonden met de Urban Agenda die met het oog op het EU-voorzitterschap in de eerste helft van 2016 wordt opgesteld.

Budgettaire gevolgen van beleid

De financiële instrumenteninzet van artikel 18 is gekoppeld aan de volgende artikelonderdelen:

  • 18.1 Versterken mainports, brainports, greenports en andere clusters gerelateerd aan topsectoren;

  • 18.2 Wederzijds versterken van ecologie en economie;

  • 18.3 Behouden van de inter-/nationale biodiversiteit en versterken van onze natuur.

Achter ieder instrument staat het betreffende artikelonderdeel.

Bedragen x € 1.000
 

2013

2014

2015

2016

2017

2018

2019

VERPLICHTINGEN

342.143

401.492

200.392

195.706

179.409

168.928

157.772

               

UITGAVEN

440.797

343.339

293.151

249.155

220.228

208.023

200.872

Waarvan juridisch verplicht

   

88%

       
               

Subsidies

108.999

78.582

83.092

49.582

34.241

33.785

29.493

Zuiderzeelijn (18.1)

7.281

5.490

6.315

3.835

     

Cofinanciering EFRO, incl. ETS (18.1)

46.461

47.627

54.545

29.507

31.159

31.569

27.355

Bijdrage aan ROM’s (18.1)

3.985

5.327

6.325

6.325

     

Pieken in de Delta (18.1)

22.377

14.074

10.817

6.226

   

Programma Natuurlijk Ondernemen en Green Deals (18.2)

1.064

1.795

1.477

1.095

800

   

Regelingen Natuur (Burgereducatie, RDN, SBL, VNBL & beheer Kroondomeinen) (18.3)

27.831

4.269

3.613

2.594

2.282

2.216

2.138

               

Leningen

31.369

30.429

30.484

31.398

32.198

32.198

32.198

Rente en aflossingen voor bestaande leningen (EHS & PNB) (18.3)

31.369

30.429

30.484

31.398

32.198

32.198

32.198

               

Opdrachten

32.598

41.993

46.210

41.265

38.242

37.887

38.020

Onderzoeksmiddelen (18.1)

80

687

672

634

674

674

674

NURG/Maaswerken (18.2)

4.218

8.733

8.015

3.815

2.835

2.840

4.505

Mainport Rotterdam (18.2)

6.963

7.099

7.249

7.389

7.539

7.679

6.529

Programma Rijke Waddenzee (18.2)

1.215

929

         

Deltaprogramma (18.2)

349

1.019

         

Programma Natuurlijk Ondernemen en Green Deals (18.2)

2.579

5.479

4.833

4.237

4.470

4.050

4.080

Regiekosten regionale functie (18.2)

1.257

802

1.243

1.382

1.661

1.661

1.261

Invasieve soorten (18.3)

 

0

1.000

1.000

1.000

1.000

1.000

Kaderrichtlijn Marine Strategie/Noordzee (18.3)

1.081

911

954

944

998

998

998

Natura 2000 (18.3)

919

1.652

3.203

2.143

2.143

2.143

2.143

Monitoring (18.3)

4.189

2.905

2.258

3.969

3.969

3.969

3.969

Internationale biodiversiteit (18.3)

687

361

361

361

361

361

361

Caribisch Nederland (18.3)

1.113

799

779

1.181

1.581

1.581

1.581

Overig (18.3)

7.948

10.617

9.679

6.910

1.588

1.582

1.485

Natuurvisie

   

5.964

7.300

9.423

9.349

9.434

               

Bijdragen aan mede-overheden

74.404

40.014

17.525

57.628

56.267

47.650

44.750

Uitfinanciering Sterke Regio's en Nota Ruimte (18.1)

6.200

22.630

8.875

4.950

5.000

4.000

1.100

MER (18.2)

 

877

         

Programmatische Aanpak Stikstof (18.2)

8.204

14.857

6.000

2.500

2.500

2.500

2.500

Westerschelde (18.2)

60.000

 

7.028

6.117

   

Caribisch Nederland (18.3)

 

1.500

2.500

2.000

1.500

   

Decentralisatiemiddelen natuur (18.3)

 

150

150

41.150

41.150

41.150

41.150

               

Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s

40.659

26.604

26.354

25.527

24.468

24.055

24.055

Staatsbosbeheer (18.3)

40.659

26.604

26.354

25.527

24.468

24.055

24.055

               

Bijdragen aan (inter)nationale organisaties

468

1.252

910

910

910

910

910

Diverse contributies (18.3)

468

1.252

910

910

910

910

910

               

Bijdragen aan agentschappen

152.300

124.465

88.576

42.845

33.902

31.538

31.446

Dienst Landelijk Gebied

93.126

75.176

48.691

0

0

0

0

Rijksdienst Voor Ondernemend Nederland

50.736

40.141

31.715

34.716

25.856

23.792

23.698

Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit

8.438

9.148

8.170

8.129

8.046

7.746

7.748

               

ONTVANGSTEN

87.438

117.297

96.707

100.957

64.282

51.380

39.061

Landinrichtingsrente

38.580

42.161

42.161

42.161

40.161

37.259

34.940

Jachtakten

1.322

1.031

1.031

1.031

1.031

1.031

1.031

Verkoop gronden

16.820

58.200

45.000

50.000

20.000

10.000

 

Overige

30.716

15.905

8.515

7.765

3.090

3.090

3.090

Budgetflexibiliteit

Subsidies: van het voor subsidies beschikbare budget is 93% juridisch verplicht en 6% bestuurlijk gebonden.

Leningen: Het budget betreft die middelen die nodig zijn voor de betaling van rente en aflossingen van door het Rijk via het Groenfonds aangegane leningen ter realisatie van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) en is 100% verplicht.

Opdrachten: Van het voor opdrachten beschikbare budget is 39% juridisch verplicht en 46% bestuurlijk gebonden. Het (nog) niet verplichte budget is noodzakelijk voor het nakomen van diverse Europese en internationale verplichtingen en afspraken op het terrein van natuur en biodiversiteit en ten behoeve van de regionale functie.

Bijdragen aan mede-overheden: Het beschikbare budget betreft de financiering van decentrale overheden voor de uitvoering van diverse programma’s en projecten uit hoofde van wettelijke regeling, bestuursovereenkomst en bestuurlijke afspraken met provincies met betrekking tot de decentralisatie van natuurtaken en is derhalve 100% verplicht.

Bijdrage ZBO’s/RWT’s: Betreft de financiering van de opdracht 2015 aan SBB en is 100% verplicht.

Bijdragen aan agentschappen: Het beschikbare kasbudget betreft de financiering van de opdracht(en) 2015 aan RVO en de NVWA en is 100% verplicht.

Toelichting op de financiële instrumenten

Artikelonderdeel 18.1 Versterken mainports, brainports, greenports, valleys en andere clusters gerelateerd aan topsectoren

Subsidies

Cofinanciering EFRO, inclusief Europese territoriale Samenwerking (ETS)

Dit betreft de cofinanciering voor regio’s die vanuit het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO) in aanmerking komen voor steun ter vergroting van de regionale concurrentiekracht en werkgelegenheid (landsdelige programma’s – mainstream). In de programmaperiode 2014–2020 is dat verdeeld over de Operationele Programma’s voor Oost-, West-, Zuid- en Noord-Nederland en gericht op de thema’s innovatie en koolstofarme economie. Het betreft ook de cofinanciering voor de grensoverschrijdende programma’s die vanuit EFRO in aanmerking komen voor steun (INTERREG-A – ETS). In de nieuwe programmaperiode 2014–2020 betreft dat de programma’s Euregio Maas-Rijn, Duitsland-Nederland, Vlaanderen-Nederland en Twee Zeeën. Deze worden hoofdzakelijk gericht op de thema’s innovatie in het MKB, koolstofarme economie en arbeidsmobiliteit. Verder betreft het hier de uitvoeringskosten die EZ maakt als opdrachtgever voor de audit- en certificeringsautoriteit EFRO. Een nieuwe resultaatindicator voor de EFRO periode 2014–2020 is in ontwikkeling en zal naar verwachting worden opgenomen in de begroting 2016.

Bijdrage aan Regionale Ontwikkelingsmaatschappijen (ROM’s)

Deze middelen hebben tot doel de economische krachten in de regio te versterken en te bundelen met sectorale initiatieven vanuit het topsectorbeleid en ander generiek beleid. De bestaande subsidierelatie met de Regionale Ontwikkelingsmaatschappijen NOM (Noord), BOM (Brabant), LIOF (Limburg) en Oost NV (Oost) wordt voortgezet. Ook zijn er middelen gereserveerd (tot en met 2016) voor het Innovation Quarter (de nieuwe ROM voor de Zuidvleugel) en is voorzien in eventuele ondersteuning van een nog op te richten ROM voor de Noordvleugel en zijn er middelen beschikbaar voor samenwerking met Zeeland.

De ROM’s hebben hun activiteiten inmiddels toegespitst op de topsectorenaanpak in het kader van het bedrijvenbeleid. Binnen die context spelen zij in aanvulling op de eerstelijns advisering aan MKB-ondernemers via het Ondernemersplein een rol in de tweedelijnsadvisering, waarbij zij een goede verbinding leggen tussen regionale en sectorale agenda's. Taken die daarbinnen passen zijn de advisering aan innovatieve koplopers en het leggen van de verbinding met de TKI’s, ontwikkeling van innovatieprojecten en daaruit voortvloeiende valorisatie-inspanningen. Zij vormen een belangrijke schakel in de keten van onderzoek, innovatie, valorisatie en marktintroductie. Ook zoeken de ROM’s proactief naar bovenregionale samenwerking in een landsdekkende structuur.

Opdrachten

Onderzoeksmiddelen

Op basis van de politiek-bestuurlijke context en aansluitend op de regionale functie van EZ worden op vijf prioritaire beleidsthema’s middelen aangewend voor beantwoording van strategische vraagstukken en kennisvragen. Hieronder valt bijvoorbeeld onderzoek ter ondersteuning van het EZ-beleid en de uitwerking daarvan in regionale en ruimtelijke aspecten ter versterking van de concurrentiepositie van Nederland. Ten aanzien van deze middelen is verder sprake van een blijvende focus op: mainports, brainports en greenports; Europa in de regio (grensoverschrijdend); wederzijdse versterking van economie en ecologie; economie van stedelijke clusters en agglomeraties en ruimte en water voor EZ-doelen.

Bijdragen aan medeoverheden

Uitfinanciering Sterke Regio’s en Nota Ruimte

Deze middelen hebben betrekking op de uitfinanciering van in het verleden aangegane verplichtingen in het kader van het oplossen van knelpunten en benutten van gebiedsgerichte kansen gericht op versterking van het Nederlandse vestigingsklimaat en gebiedsprojecten die een bijdrage hebben gekregen uit het Nota Ruimte-budget van EZ.

Artikelonderdeel 18.2 Wederzijds versterken van ecologie en economie

Subsidies

Programma Natuurlijk Ondernemen en Green Deals

Als onderdeel van een Green Deal met het Platform Biodiversiteit, Ecosystemen en Economie (BEE) voert het ministerie een subsidieregeling uit voor innovatieve projecten van ondernemers, gericht op het zorgvuldiger omgaan met biodiversiteit en natuurlijke hulpbronnen. Zie verder toelichting onder «Opdrachten».

Opdrachten

NURG/Maaswerken

In het kader van de Nadere Uitwerking Rivierengebied (NURG) werken I&M en EZ gezamenlijk aan projecten ter verbetering van de hoogwaterveiligheid en ontwikkeling van natuur in rivierengebieden. Er worden rivierverruimende maatregelen uitgevoerd om de veiligheid in het rivierengebied te vergroten. I&M en EZ hebben verder afgesproken om 6.687 hectare nieuwe natuur (na herijking) te realiseren in de uiterwaarden van de Rijntakken en de bedijkte Maas. De projecten met een taakstelling voor waterstandsverlaging uit de Planologische Kernbeslissing (PKB) Ruimte voor de Rivier worden met voorrang gerealiseerd, de overige daarna.

Mainport Rotterdam

De ontwikkeling van de Mainport Rotterdam kent met het Project Mainportontwikkeling Rotterdam (PMR) een dubbeldoelstelling van zowel de versterking van de economische positie van de Mainport Rotterdam als de verbetering van de kwaliteit van de leefomgeving in Rijnmond. Project Mainportontwikkeling Rotterdam (PMR) 750 is één van de drie deelprojecten die voortvloeien uit de planologische kernbeslissing «PKB-plus: Project Mainportontwikkeling Rotterdam Deel 4» van 26 september 2003. Dit deelproject behelst de ontwikkeling van 750 hectare nieuwe natuur- en recreatiegebieden in de Rotterdamse regio. De provincie Zuid-Holland is coördinerend opdrachtnemer en één van de uitvoerende partijen.

Waddenzee

Het Programma naar een Rijke Waddenzee (PRW) is een uitvoeringsprogramma dat lopende en nieuwe initiatieven voor natuurherstel en duurzaam gebruik in de Waddenzee met elkaar verbindt, nieuwe samenwerkingsverbanden vorm kan geven en begeleidt, complexe processen in beweging brengt en nieuwe projecten voor natuurherstel in combinatie met een duurzaam gebruik van de Waddenzee initieert. Daarnaast voert PRW het secretariaat van de Beheerraad en de Samenwerkingsagenda beheer. Dit betreft een gezamenlijk programma van Rijk (EZ en I&M), provincies en natuurorganisaties (verenigd in de Coalitie Wadden Natuurlijk). De EZ focus ligt op visserij, natuur, energie en Werelderfgoed. Het Ministerie van EZ heeft het voornemen het programma te continueren tot en met 2018, waarbij het van belang is dat vanuit een gedeelde verantwoordelijkheid voor natuurherstel en duurzaam gebruik in de Waddenzee ook een bijdrage geleverd wordt door de andere (bestuurlijke) partners in het Waddengebied.

Programma Natuurlijk Ondernemen en Green Deals

Met Green Deals helpt het Rijk burgers, bedrijven, organisaties of andere overheden bij het realiseren van duurzame initiatieven die moeilijk van de grond komen. In 2015 zal EZ blijven inzetten op deze praktische afspraken met bedrijfsleven, kennisinstellingen en andere overheden. De nieuwe afspraken in het kader van de Green Deals zijn erop gericht om de kracht van ondernemerschap en innovatie aan te wenden voor het zorgvuldiger omgaan met biodiversiteit en natuurlijke hulpbronnen. Om dit verder te kunnen uitbouwen heeft het kabinet in 2012 het programma Natuurlijk Ondernemen gestart, een innovatieprogramma gericht op ondernemers die (willen) bijdragen aan behoud en ontwikkeling van natuur en biodiversiteit door uit eigen belang te investeren in het (ontzien van) natuurlijk kapitaal. De Green Deals zijn hiervan een invulling, evenals het eerder genoemde Platform Biodiversiteit, Ecosystemen en Economie en het TEEB programma. Het TEEB programma komt voort uit de eerder gedane studies en geeft inzicht in de waarde van natuur bij besluitvormingstrajecten voor zowel bedrijven als overheden.

Regiekosten regionale functie

De regioambassadeurs zijn de spil in de contacten van EZ met het bestuurlijke, maatschappelijke, bedrijven- en kennisnetwerk in de regio. Daarbij zoeken ze naar combinatiemogelijkheden om regionale initiatieven te koppelen aan het realiseren van het EZ-beleid en brengen zij partijen bij elkaar om tot kansrijke cross-overs te komen. Voor het faciliteren van dit proces is het budget «Regiekosten Regionale functie» beschikbaar.

Bijdragen aan medeoverheden

Programmatische Aanpak Stikstof (PAS)

Nederland zet de Programmatische Aanpak Stikstof in voor het realiseren van de Natura 2000-doelen, terwijl tegelijkertijd economische ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt. Met het programma worden bindende afspraken gemaakt tussen Rijk en provincies om het stikstofprobleem aan te pakken op diverse niveaus (landelijk, provinciaal en lokaal in Natura 2000-gebieden) die betrekking hebben op de verschillende sectoren (landbouw, industrie, verkeer en vervoer). Het doel is economische ontwikkeling mogelijk te maken door de stikstofbelasting in Natura 2000-gebieden terug te brengen, zodanig dat weer toestemmingsverlening mogelijk wordt. Voor de PAS zijn herstelstrategieën en het rekeninstrument AERIUS ontwikkeld ter ondersteuning van de vergunningverlening en het bepalen van de ontwikkelruimte. Het Programma Aanpak Stikstof wordt voorgehangen bij de Tweede Kamer. Streven is de PAS voorjaar 2015 in werking te laten treden.

Westerschelde

Sinds 2006 wordt het Natuurherstel Programma Westerschelde (NPW) uitgevoerd. Door middel van diverse projecten, waaronder de ontpoldering van de Hedwigepolder, wordt minimaal 600 hectare nieuwe estuariene natuur gecreëerd. Nu de planvorming op grote lijnen afgerond is en diverse projecten in een uitvoeringsstadium belanden, nemen de feitelijke uitgaven vanuit het programmabudget toe.

Indicator

Referentie-waarde

Peildatum

Streef-waarde

Planning

Bron

% stikstofgevoelige N2000 gebieden waar PAS ontwikkelingsruimte creëert

0

2012

> 95%

2015

Aerius (PBL)

Toelichting

In 2012 werden bij 133 gebieden slechts moeizaam vergunningen verleend vanwege onduidelijkheid over de stikstofproblematiek. Deze gebieden vormen samen de populatie van gebieden (100%), waarvan het percentage wordt bepaald van gebieden die ontwikkelingsruimte krijgen via de PAS.

Artikelonderdeel 18.3 Behouden van de (inter-)nationale biodiversiteit en versterken van onze natuur

Subsidies

Regelingen Natuur

Burgereducatie

Er wordt een subsidie van € 1,0 mln verleend aan de vereniging voor natuur- en milieueducatie (IVN) voor activiteiten op het gebied van communicatie, educatie, samenwerking en promotie van Nationale Parken.

Beheer Kroondomeinen

In het kader van agrarisch natuurbeheer en natuurbeheer wordt voor het Kroondomein een bijdrage verstrekt aan het Koninklijk Huis, onder dezelfde voorwaarden als het provinciale Subsidiestelsel natuur- en landschap. De subsidie in het kader van agrarisch natuur-en landschapsbeheer wordt verstrekt ter bevordering van de toepassing van landbouwproductiemethoden die verenigbaar zijn met de eisen betreffende milieubescherming en natuurbeheer, en ter bevordering van de duurzame instandhouding van landschappelijke elementen. De subsidie voor natuurbeheer wordt verstrekt ter bevordering van de duurzame ontwikkeling en instandhouding van bossen en natuurterreinen en ter bevordering van de duurzame instandhouding van landschappelijke elementen. Tevens biedt het een tegemoetkoming in de kosten van recreatief medegebruik. Gewerkt wordt aan een generieke subsidie, zodat niet meer per omstandigheid een subsidiebeschikking afgegeven hoeft te worden.

Uitfinanciering

Voor het overige betreft het hier in 2015 de uitfinanciering van de subsidieregelingen:

  • Stimulering bosuitbreiding op landbouwgronden (SBL);

  • Regeling draagvlak natuur (RDN);

  • Tijdelijke regeling Particulier Natuurbeheer (TRPN).

Leningen

Rente en aflossingen voor bestaande leningen (EHS & PNB)

Ten behoeve van realisatie (verwerving en doorlevering van gronden) van de EHS is EZ in het verleden verschillende leningen aangegaan bij het Groenfonds. Met de bezuinigingen vanuit het regeerakkoord Rutte-Verhagen en voorgenomen decentralisatie naar de Provincies heeft EZ dit leningenpakket bevroren en gaat het Rijk geen nieuwe leningen meer aan ten behoeve van Natuur. Het Rijk draagt zorg voor (af)betaling van rente en aflossingen van bestaande leningen totdat deze zijn afgelost.

Opdrachten

Natuurvisie

Een belangrijk deel van het werk aan de nieuwe natuurvisie zal worden verricht binnen bestaande programma’s en budgetten, door gebruik te maken van de mogelijkheden die natuur biedt om antwoorden te vinden voor maatschappelijke opgaven. Om de veranderingen daadwerkelijk op gang te helpen en te faciliteren wordt, conform de maatschappelijke uitvoeringsagenda van de rijksnatuurvisie «Natuurlijk Verder» in 2015 extra ingezet op:

  • het stimuleren van groen ondernemerschap (waaronder «ontwikkelen en bouwen voor natuur»);

  • het stimuleren van «Climate Smart Agriculture» die past bij de verwachte klimaatverandering;

  • ondersteuning maatschappelijke initiatieven, waaronder het organiseren van groene tafels;

  • ontwikkelen van een open, lerend kennisnetwerk.

Invasieve soorten

In internationaal en Europees verband wordt meer en meer aandacht gevraagd voor de tijdige signalering en bestrijding van invasieve exoten vanwege de risico’s voor biodiversiteit, economie en volksgezondheid. Het Europees Parlement en de – Raad hebben in respectievelijk mei en juni 2014 de verordening Invasieve Uitheemse Exoten vastgesteld. De verordening treedt per 1 januari 2015 in werking. De implementatie daarvan wordt door EZ ter hand genomen in samenwerking met de provincies en de NVWA. De Tweede Kamer heeft eerder ook aangedrongen op extra investeringen in de uitvoering van het exotenbeleid. Dit betreft intensivering van eliminatieacties, nemen van preventieve maatregelen en ondersteunen van beheermaatregelen die provincies dienen uit te voeren. EZ zal hiertoe in 2015 verder uitvoering geven aan het Nationaal Implementatieplan Invasieve exoten.

Kaderrichtlijn Mariene Strategie/ Noordzee

Deel I van de EU-Kaderrichtlijn Mariene Strategie (KRM) beschrijft de huidige toestand van het mariene systeem, de gewenste toestand in 2020 en de daarbij behorende doelen en indicatoren. In 2014 is een monitoringsprogramma vastgesteld. Volgens de KRM dient in 2015 het maatregelenprogramma te worden opgesteld. Een deel van het budget betreft de EZ bijdrage aan het Informatiehuis Marien, een gemeenschappelijk initiatief van de Ministeries van Infrastructuur en Milieu en EZ om alle mariene informatie en onderzoeksgegevens over de Noordzee op één plek toegankelijk te maken voor belangstellenden, overheden en professionals. Tevens heeft het Informatiehuis Marien een coördinerende rol in de uitvoering van het KRM-monitoringsprogramma toebedeeld gekregen.

Natura 2000

Het netwerk van Natura 2000-gebieden zorgt voor het versterken en beschermen van de Nederlandse natuur. Als de natuur voldoende krachtig is, gaan natuur, economie en gebruik beter samen. Natura 2000 heeft tot doel Europees belangrijke natuurwaarden te beschermen. Dit gebeurt door middel van het aanwijzen van gebieden en het gericht beheer van deze gebieden. De aanwijzing van de gebieden is de verantwoordelijkheid van EZ evenals het opstellen van een kwart van de beheerplannen voor de 160 Natura 2000-gebieden. Hiertoe zijn opdrachten verstrekt aan verschillende specialistische partijen voor ecologische advisering, alsmede aan partijen die ondersteunen bij de inspraakprocedures op de vast te stellen aanwijzingsbesluiten en beheerplannen. EZ verwacht in 2015 de aanwijzing van alle N2000-gebieden af te ronden. EZ is in dit kader tevens verantwoordelijk voor rapportage aan de Europese Commissie betreffende de «staat van instandhouding».

Monitoring

Het verzamelen van gegevens over planten, dieren en habitats (monitoring) is nodig voor het volgen van internationale natuurdoelen en het bedienen van de internationale rapportages op het gebied van natuur- en biodiversiteit (waaronder de EU-richtlijnen, CBD, Kyoto, CITES, Bonn, Waddenverdrag). De gegevens worden opgeslagen in een databank (Nederlandse databank flora en fauna). Het rijk financiert mee aan het onderhoud en de exploitatie van deze databank. Het CBS zorgt voor de statistische bewerking van natuurgegevens tot trends, omvang populaties en verspreidingsbeelden. In aanvulling hierop zullen de provincies na decentralisatie informatie voor Natura 2000, met name de Habitatrichtlijn, aanleveren.

Internationale biodiversiteit

Dit budget wordt onder meer gebruikt voor bijdragen aan internationale organisaties of in het kader van internationale verdragen, zoals de Conventie inzake Biologische Diversiteit (CBD), CITES, CMS, Ramsar en IWC, voor het nakomen van internationale verplichtingen door Nederland.

Caribisch Nederland

Op grond van de Wet grondslagen natuurbeheer en bescherming BES is EZ verantwoordelijk voor de implementatie van Internationale verdragen (CBD, Cartagena/ SPAW protocol, CITES, CMS, IAC en Ramsar) in Caribisch Nederland (Bonaire, Saba en Sint Eustatius). Uitvoering betreft een wettelijke verplichting gericht op onder meer de ontwikkeling van een natuurbeleidsplan, monitoring, rapportage, onderzoek & educatie, toezicht, handhaving en vergunningverlening. Het natuurbeleidsplan Caribisch Nederland richt zich op bescherming van kwetsbare soorten en gebieden (koraalriffen), afspraken met landen in de regio en de balans tussen biodiversiteit, recreatief gebruik en toerisme.

Overig

Dit begrotingsinstrument bevat onder andere de middelen voor de transitiekosten naar een nieuw stelsel van (collectief) agrarisch natuurbeheer, kosten voor «in beslag genomen goederen» (IBG), twee kleine opdrachten in het kader van soortenbeleid (hamsterbeheer en beheer genenbank) en voor de Leerstoel agrarisch natuurbeheer.

Bijdragen aan medeoverheden

Caribisch Nederland

Eenmalig is een bedrag toegezegd van € 7,5 mln voor natuurprojecten in Caribisch Nederland in de periode 2014 tot en met 2017. De doelen die hiermee worden nagestreefd zijn behoud van koraal, in het bijzonder erosiebestrijding; duurzaam gebruik van natuur bijvoorbeeld door toegankelijkheid te vergroten; synergie tussen natuur en landgebruik (landbouw en toerisme). De gelden worden beschikbaar gesteld als eenmalige bijzondere uitkering op basis van de Wet financiën BES. Hiertoe is een ministeriële regeling opgesteld. Hierin zijn de voorschriften opgenomen op basis waarvan de bestuurscolleges van de eilanden projecten in aanmerking kunnen laten komen voor de bijzondere uitkering.

Decentralisatiemiddelen Natuur

Het betreft hier de te decentraliseren € 41 mln conform afspraken met Provincies over het overnemen van 400 fte aan DLG-personeel, en enkele kleine kosten die verband houden met de afronding van de decentralisatie van het Faunafonds. Deze middelen zullen naar verwachting de eerste helft van 2015 aan de provincies worden uitgekeerd nadat afspraken concreet zijn uitgewerkt en ingevuld. De overige middelen voor de gedecentraliseerde onderdelen van het natuurbeleid zijn, via het Provinciefonds, reeds aan provincies beschikbaar gesteld.

Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s

Staatsbosbeheer

De ZBO Staatsbosbeheer (SBB) is belast met het beheer (waaronder vervreemding of verkrijging) van objecten, met als doel aanwezige en potentiële natuurwetenschappelijke, bosbouwkundige, landschappelijke, recreatieve, archeologische, aardkundige of cultuurhistorische waarden, en met die waarden verband houdende educatieve waarden, in het algemeen belang duurzaam in stand te houden, onderscheidenlijk met het oog daarop te ontwikkelen. Het budget voor beheer van het Natuurnetwerk Nederland is gedecentraliseerd naar de provincies en hiertoe toegevoegd aan de algemene uitkering in het Provinciefonds. Het budget voor de eigenaarslasten blijft op de rijksbegroting. Het betreft hier een bijdrage aan de organisatiekosten van SBB en voor aanvullende opdrachten en projecten zoals het beheer van rijksmonumenten en de organisatie van Boomfeestdag.

Indicator

Referentie-waarde

Peildatum

Raming 2015

Streef-waarde

Planning

Bron

Aantal definitief aangewezen Natura 2000 gebieden

34

2010

160

160

2015

EZ

Aantal definitief vastgestelde EZ- beheerplannen

0

2010

40

40

2015

EZ

Toelichting

  • In Nederland worden in het kader van de Vogel- en Habitatrichtlijn ruim 160 gebieden aangewezen. Besluitvorming over de aanwijzingen van de meeste gebieden heeft in 2013 en 2014 plaatsgevonden. Het streven is om alle aanwijzingen in 2015 definitief te maken.

  • Voor elk N2000 gebied dient een beheerplan te worden vastgesteld. EZ is voortouwnemer bij het opstellen van 40 beheerplannen.

Bijdragen aan agentschappen

Dienst Landelijk Gebied (DLG)

De bijdrage voor DLG is onder andere voor de uitvoering van taken op het gebied van de natuurvisie, de systeemverantwoordelijkheid van het Rijk voor het natuurbeleid, taken die zijn gericht op ondersteuning van de ruimtelijke doorwerking van EZ-beleid en voor het GIS Competence Centre. Voor 2015 betreft het eveneens het te decentraliseren bedrag van € 41 mln dat samenhangt met de afspraken met de provincies over het overnemen van 400 fte aan DLG-personeel. Deze middelen zullen naar verwachting de eerste helft van 2015 naar het Provinciefonds worden overgeheveld, wanneer de afspraken concreet zijn uitgewerkt.

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO)

De bijdrage is onder meer voor de uitvoering van taken voor het versterken van de regio en economie, ecologie (internationaal) en de wisselwerking daartussen en voor activiteiten ten behoeve van de omslag naar een nieuw stelsel van agrarisch natuurbeheer.

Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA)

De bijdrage is voornamelijk bestemd voor taken in het kader van toezicht bij (inter)nationaal soorten- en gebiedenbeleid.

Toelichting op de ontvangsten

Landinrichtingsrente

Tot aan de start van het ILG in 2007 werd wettelijke landinrichting uitgevoerd op basis van de Landinrichtingswet. Op grond van deze wet schiet het Rijk de kosten van een landinrichting voor en worden de kosten daarna door de gezamenlijke eigenaren terugbetaald. Dit gebeurt in 26 jaar door middel van de landinrichtingsrente. Op dit moment zijn er nog diverse projecten op basis van de Landinrichtingswet in uitvoering. Op basis hiervan wordt voorzien dat het Rijk nog circa 30 jaar landinrichtingsrente zal ontvangen.

Verkoop gronden

In het regeerakkoord uit 2010 is sprake van een inkomstentaakstelling uit de verkoop van gronden van ZBO’s (BBL en SBB) gelegen buiten de EHS, of via overige inkomstenbronnen. Met het sluiten van de bestuursovereenkomst grond en de verkoop van de BBL-grondvoorraad aan de Provincies is een groot deel van de taakstelling gedekt.

Budgettair belang fiscale maatregelen

Naast onderstaande regelingen neemt ook de Natuurschoonwet een belangrijke plaats in. Deze Nederlandse wet biedt fiscale voordelen aan eigenaars van landgoederen

Bedragen x € 1 mln
 

2013

2014

2015

2016

2017

2018

2019

Vrijstelling landinrichting

1

1

1

1

1

1

1

Vrijstelling Bureau Beheer Landbouwgronden

3

11

11

12

12

13

14

Bosbouwvrijstelling

1

1

1

1

1

1

1

Vrijstelling vergoeding bos- en natuurbeheer

6

6

6

6

6

6

6

Vrijstelling bos- en natuurterreinen en landgoederen forfaitaire rendement

6

7

7

7

8

8

8

Vrijstelling natuurgrond

2

3

3

4

4

4

4

2.3 DE NIET-BELEIDSARTIKELEN

40 Apparaat

Op dit artikel zijn de personele- en materiële uitgaven en ontvangsten van EZ geraamd, voor zover die betrekking hebben op het kerndepartement (Directoraten-Generaal en stafdirecties) en de diensten van EZ (ACM28, CPB, SodM en PIANOo). In de begroting 2015 worden daarbij de uitgaven aan externe inhuur, de uitgaven aan ICT en de bijdragen aan shared service organisaties (SSO’s) apart inzichtelijk gemaakt en meerjarig geraamd. Tevens bevat dit artikel onder SSO DICTU een raming voor de bijdragen aan agentschappen voor zover het opdrachten betreft ten behoeve van het kernministerie EZ.

Apparaatsuitgaven kerndepartement en buitendiensten

Bedragen x € 1.000
 

2013

2014

2015

2016

2017

2018

2019

VERPLICHTINGEN

406.130

392.590

348.836

333.628

310.653

303.684

308.662

UITGAVEN

410.616

392.784

349.016

333.707

310.807

303.833

308.809

               

Personele uitgaven

270.869

259.469

229.124

212.889

199.918

201.991

206.937

waarvan eigen personeel

224.173

219.044

200.353

189.123

182.043

174.354

174.354

waarvan externe inhuur

6.546

6.490

6.290

6.090

5.890

5.690

5.690

Materiële uitgaven

139.747

133.315

119.892

120.818

110.889

101.842

101.872

waarvan ICT1

18.383

6.805

7.065

7.065

7.065

7.065

7.065

waarvan bijdrage aan SSO’s (exclusief DICTU)

34.946

47.159

40.722

40.722

40.634

40.616

40.616

waarvan SSO DICTU

43.812

33.641

30.744

30.052

29.359

28.547

28.547

               

ONTVANGSTEN

25.776

39.742

31.299

31.198

31.198

31.198

31.198

X Noot
1

Het totaal van de ICT uitgaven van het kerndepartement en buitendiensten bestaan uit de ICT-uitgaven geraamd onder de post materiële uitgaven en de bijdrage aan de SSO DICTU.

Toelichting

Personele uitgaven kerndepartement en diensten

Betreft alle personeelsuitgaven voor het kerndepartement en de buitendiensten. In de begroting 2015 zijn de ramingen voor ambtelijk personeel en de ramingen voor externe inhuur apart gespecificeerd.

Materiële uitgaven kerndepartement en diensten

Betreft de materiële uitgaven van de ondersteunende processen voor het kerndepartement en de buitendiensten. Dit omvat onder andere huisvesting, opleidingen, communicatie, ICT, de bijdrage aan het Inkoopuitvoeringscentrum (IUC) dat gepositioneerd is bij RVO. Vanaf de begroting 2014 zijn de uitgaven voor ICT en bijdrage aan shared service organisaties (SSO’s) apart zichtbaar gemaakt. ICT bevat zowel de uitgaven voor projecten als structurele uitgaven (onderhoud, licenties en vervanging). De bijdragen aan SSO’s betreffen onder andere P-direkt, de Rijksgebouwendienst (RGD), FM-Haaglanden en Dienst ICT Uitvoering (DICTU). De bijdrage aan DICTU is bestemd voor ICT-dienstverlening aan het kerndepartement. Het betreft hier werkplekservices, infrabeheer en applicatieservices.

Ontvangsten

De ontvangsten betreffen met name doorbelastingen aan de uitvoerende diensten voor onder andere facilitaire kosten huisvesting, functioneel beheer ICT- en P-systemen.

Totaaloverzicht apparaatsuitgaven/kosten inclusief agentschappen, ZBO’s en RWT’s

De onderstaande tabel geeft de totale apparaatsuitgaven voor EZ weer. Hierbij zijn de apparaatsuitgaven voor het kernministerie en de buitendiensten alsmede de apparaatskosten van de agentschappen en de ZBO’s en RWT’s (voor zover deze via de Rijksbegroting gefinancierd worden) weergegeven.

Totaaloverzicht apparaatsuitgaven/kosten inclusief agentschappen, ZBO’s en RWT’s

Bedragen x € 1.000
 

2013

2014

2015

2016

2017

2018

2019

1. Departement

             

Kerndepartement (beleid en staf)

332.696

303.835

269.568

258.396

237.999

234.528

239.504

Buitendiensten:

             

Centraal Planbureau (CPB)

13.559

14.830

13.559

13.502

13.193

12.806

12.806

Autoriteit Consument en Markten (ACM)1

55.295

64.836

60.799

58.726

56.625

53.631

53.631

Staatstoezicht op de Mijnen (SodM)

6.911

7.285

4.544

2.545

2.461

2.352

2.352

PIANOo (exclusief Programma)

2.155

1.998

546

538

529

516

516

2. Agentschappen

             

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO)

375.314

359.331

425.322

413.903

408.829

403.262

403.272

Agentschap Telecom (AT)

30.223

31.140

31.028

30.864

30.807

29.655

29.347

Dienst ICT Uitvoering (DICTU)

147.173

147.684

150.200

139.400

121.300

119.800

119.600

Dienst Landelijk Gebied (DLG)

95.821

87.157

68.721

       

Nederlandse Voedsel en Warenautoriteit (NVWA)

265.192

277.011

276.262

263.933

253.122

246.644

247.702

3. ZBO’s en RWT’s

             

Centraal Bureau voor de Statistiek

183.930

174.458

         

Stichting COVA

1.203

1.333

         

VSL inclusief Verispect

15.360

15.360

         

Raad voor de Accreditatie

11.779

11.883

         

Raad van bestuur Autoriteit Consument en Markt

669

414

         

TNO

478.471

463.153

         

SBB (Staatsbosbeheer)

60.733

59.821

         

Raad voor de Plantenrassen

894

942

         

CTGB (College Toelating Gewasbeschermingsmiddelen)

12.920

12.496

         

Kamers van Koophandel

207.131

210.543

         

Stichting Dienst Landbouwkundig Onderzoek (DLO)

238.079

234.100

         
X Noot
1

Om invulling te geven aan de Kaderrichtlijn, 2002/21/EG, zoals gewijzigd door 2009/140/EG, artikel 3 inclusief considerans 13, wordt opgemerkt dat van het totaalbedrag voor de apparaatsuitgaven van de ACM, een bedrag van circa € 13,6 mln in 2015 specifiek voor toezicht op de elektronische communicatiesector wordt geraamd (inclusief betreffende kosten van het bestuur van de ACM).

Toelichting

In de tabel zijn onder andere de personele en materiële apparaatskosten van de agentschappen, ZBO’s en RWT’s vermeld. Echter, deze apparaatskosten worden niet alleen door EZ gefinancierd, maar ook door andere opdrachtgevende ministeries en derden. In de betreffende agentschapsparagrafen en de bijlage ZBO’s en RWT’s wordt dit nader toegelicht.

In 2013 zijn de NMA, CA en de ZBO OPTA opgegaan in de Autoriteit Consument en Markt (ACM). Daarnaast is de Raad van bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit in 2013 opgegaan in de Raad van bestuur Autoriteit Consument en Markt

Tabel apparaatsuitgaven per dienstonderdeel van het kerndepartement en diensten
Budgettaire gevolgen (x € 1.000)

Beleidsterrein/DG

2015

Totaal apparaat

349.016

DG Energie, Telecom en Mededinging

17.622

DG Bedrijfsleven en Innovatie

20.952

DG Agro

24.488

DG Natuur en Regio

15.683

Kerndepartement overig en diensten

290.271

Toelichting

Dit betreft de personeelsuitgaven van het kerndepartement en diensten. Materiële kosten worden verantwoord op het onderdeel kerndepartement en diensten.

Invulling taakstelling Rijksdienst van het huidige kabinet

In de Ontwerpbegroting 2014 was de Taakstelling Rijksdienst van het huidige kabinet reeds pro forma ingevuld. In de Ontwerpbegroting 2015 wordt deze taakstelling Rijksdienst alsmede de inkooptaakstelling definitief ingevuld, verdeeld over alle begrotingsartikelen. Voor het toedelen van de taakstelling zijn bewuste keuzes gemaakt waarop bespaard kon worden en waarop niet. Langs drie lijnen is de toedeling ingevuld: (1) gerichte maatregelen die te maken hebben met de inrichting van de organisatie en processen, de werkwijze en versobering,(2) nagenoeg elk dienstonderdeel heeft een efficiencytaakstelling van structureel 4,5% (vanaf 2018) opgelegd gekregen en (3) ZBO’s en RWT zijn aangeslagen op basis van de taakstellingspercentages Rutte II (8,9% vanaf 2018 structureel). De Taakstelling Rijksdienst is als volgt ingevuld ten laste van het centrale apparaatsartikel 40 en ten laste van de bijdragen aan ZBO’s en agentschappen op de diverse beleidsartikelen.

Bedragen x € 1.000
 

2016

2017

2018

Structureel

Departementale taakstelling Rijksdienst

45.267

79.141

102.698

102.698

       

Totaal kerndepartement en diensten

17.206

24.631

35.089

35.089

Agentschappen

     

DICTU

3.193

5.506

7.422

7.422

AT

289

552

845

845

RVO

9.823

15.665

19.551

19.551

NVWA

503

1.227

1.480

1.480

Totaal Agentschappen

13.808

22.950

29.298

29.298

ZBO’s en RWT’s

     

CBS

4.627

10.556

12.869

12.869

Verispect/VSL

555

1.113

1.330

1.330

TNO

3.026

6.903

8.416

8.416

KvK

1.618

3.691

4.500

4.500

DLO

2.912

6.643

8.099

8.099

SBB

827

1.886

2.299

2.299

overig

688

768

798

798

Totaal ZBO’s en RWT’s

14.253

31.560

38.311

38.311

41 Nominaal en onvoorzien
Bedragen x € 1.000
 

2013

2014

2015

2016

2017

2018

2019

VERPLICHTINGEN

0

0

0

0

0

0

0

UITGAVEN

0

0

0

0

0

0

0

               

41.10 Prijsbijstelling

             

41.20 Loonbijstelling

             

41.30 Onvoorzien

             

41.40 Nog te verdelen

             

Toelichting

Dit niet-beleidsartikel bevat in beginsel ramingen voor prijsbijstelling, loonbijstelling, onvoorzien en nog te verdelen posten. De prijsbijstellingstranche 2014 (€ 2,7 mln) is ingezet voor de oplossing van EZ-brede problematiek. De Loonbijstellingstranche 2014 voor sociale lasten (€ 5,6 mln) is verdeeld over de relevante artikel onderdelen.

Op het onderdeel «Nog te verdelen» stond het restant van de subsidietaakstelling als onderdeel van de Begrotingsafspraken 2014 (Rijksbrede herschikking subsidies bedrijfsleven). Deze taakstelling is nu definitief ingevuld. Zie hiervoor de toelichting in het verdiepingshoofdstuk.

Na verwerking van de hiervoor genoemde mutaties bevat artikel 41 meerjarig een «nulraming».

3. BEGROTING AGENTSCHAPPEN

3.1 Aansluiting raming begroting agentschappen met financiering door moederdepartement EZ

A – Begroting agentschappen 2015

Bedragen x € 1.000
 

Bijdrage moeder-departement (EZ)

Bijdrage overige departementen

Bijdrage derden

Overige baten

Totale baten

Agentschap Telecom

11.068

0

20.629

116

31.813

DICTU

157.200

8.000

0

0

165.200

Dienst Landelijk Gebied

51.021

0

5.700

12.000

68.721

NVWA

133.988

79.494

72.900

25

286.407

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland

293.541

104.616

43.566

10

441.733

Totaal

646.818

192.110

142.795

12.151

993.874

B – Bijdragen aan agentschappen per beleidsartikel EZ (begroting 2015)

Bedragen x € 1.000
 

Raming Ontwerpbegroting 2015

Agentschap Telecom

11.208

art. 11 Goed functionerende economie en markten

9.825

art. 12 Sterk innovatievermogen

139

Beschikbare ruimte voor frequentie en veiligheid (art 11 en 12)

1.244

Dienst ICT (DICTU)

157.200

art. 40 Apparaat

30.744

Bijdrage agentschappen en diensten

126.456

Dienst Landelijk Gebied

50.812

art. 12 Sterk innovatievermogen

500

art. 14 Doelmatige en duurzame energievoorziening

500

art. 16 Agro-, visserij- en voedselketens

1.121

art. 18 Natuur en Regio

48.691

Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA)

132.446

art. 14 Doelmatige en duurzame energievoorziening

680

art. 16 Agro-, visserij- en voedselketens

129.706

art. 18 Natuur en Regio

8.170

BTW-compensatie

– 6.110

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland

293.539

art. 12 Sterk innovatievermogen

61.004

art. 13 Excellent ondernemingsklimaat

18.118

art. 14 Doelmatige en duurzame energievoorziening

39.557

art. 16 Agro-, visserij- en voedselketens

136.932

art. 17 Groen onderwijs van hoge kwaliteit

1.237

art. 18 Natuur en Regio

31.715

art. 40 Apparaat

4.976

Sub-totaal

645.205

Af: geraamde bijdragen agentschappen aan DICTU1

– 126.456

Totaal geraamde bijdrage ten laste van de beleidsartikelen

518.749

X Noot
1

Een deel van de bijdrage aan DICTU wordt verstrekt door andere agentschappen van EZ. Om een juist totaalbedrag voor de bijdrage van EZ aan agentschappen te laten zien, wordt voor deze dubbeltelling gecorrigeerd.

Opmerkingen bij verschillen tussen ramingen in tabel A en tabel B

Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA)

In de begroting van de NVWA is een budgetoverheveling van het Ministerie van V&J verwerkt met betrekking tot het programma «Afpakken». Tevens is het uitvoeringbudget van «invasieve soorten» in de bijdrage moederdepartement meegenomen. Deze wijzigingen zullen in de 1e suppletoire begroting 2015 worden verwerkt en verklaren het relatief kleine verschil tussen de ramingen voor de NVWA in de tabellen A (€ 134,0 mln) en B (€ 132,4 mln).

3.2 Agentschap Telecom (AT)

Begroting agentschap 2015

Bedragen x € 1.000
 

2013 Stand Slotwet

2014 Vastgestelde begroting

2015

2016

2017

2018

2019

Baten

             

Omzet moederdepartement

11.622

11.727

11.068

10.729

10.324

9.898

9.903

Omzet overige departementen

42

14

0

0

0

0

0

Omzet derden

20.971

19.446

20.629

20.846

21.422

21.819

21.854

Rentebaten

56

16

16

16

16

16

16

Vrijval voorzieningen

             

Bijzondere baten

410

100

100

100

100

100

100

Totaal baten

33.101

31.303

31.813

31.691

31.862

31.833

31.873

               

Lasten

             

Apparaatskosten

30.223

31.140

31.028

30.864

30.807

29.655

29.347

– Personele kosten

19.392

17.768

19.917

19.995

20.170

19.446

19.286

– waarvan eigen personeel

18.445

16.815

19.019

19.100

19.267

18.578

18.426

– waarvan externe inhuur

947

953

898

895

903

868

860

– Materiële kosten

10.831

13.372

11.111

10.869

10.637

10.209

10.061

– waarvan apparaat ICT

             

– waarvan bijdrage aan SSO's

4.970

5.171

5.590

5.190

4.990

4.790

4.690

Rentelasten

45

50

184

257

276

263

246

Afschrijvingskosten

             

Materieel

1.589

1.529

1.665

1.762

1.873

1.809

1.561

– waarvan apparaat ICT

           

Immaterieel

150

150

291

233

364

514

627

Overige kosten

             

– dotaties voorzieningen

291

75

75

75

75

75

75

– bijzondere lasten

             

Totaal lasten

32.298

32.944

33.243

33.191

33.395

32.316

31.856

               

Saldo van baten en lasten

803

– 1.641

– 1.430

– 1.500

– 1.533

– 483

17

Toelichting

In de omzet moederdepartement is rekening gehouden met de taakstelling Rutte II. De taakstelling Rutte II loopt voor Agentschap Telecom op van € 0,1 mln in 2015 naar € 0,4 mln in 2016, € 0,8 mln in 2017 en € 1,1 mln voor 2018 en verder. De taakstelling wordt deels ingevuld via het realiseren van efficiency en deels door vernieuwing en sanering van het ICT-landschap.

Verder begroot Agentschap Telecom negatieve resultaten in de jaren 2015 tot en met 2018. Deze negatieve resultaten worden veroorzaakt door de bouw van een nieuw vergunningensysteem, het project GAMMA, en worden gedurende 5 jaar ten laste gebracht van de post «te verrekenen met vergunninghouders».

Baten

Omzet moederdepartement

 

2013 Stand Slotwet

2014 Vastgestelde begroting

2015

2016

2017

2018

2019

Structurele bijdragen moederdepartement

             

Beleidsopdrachten

5.204

5.151

4.894

4.730

4.533

4.326

4.328

Toezichttaken

5.835

5.376

5.174

4.999

4.791

4.572

4.575

Subtotaal structurele bijdragen

11.039

10.527

10.068

9.729

9.324

8.898

8.903

               

Incidentele bijdragen

             

Projecten

647

1.200

1.000

1.000

1.000

1.000

1.000

Subtotaal projecten

647

1.200

1.000

1.000

1.000

1.000

1.000

               

Verrekeningen op bijdragen

– 64

           
               

Totaal omzet moederdepartement

11.622

11.727

11.068

10.729

10.324

9.898

9.903

               

Taakstelling Rutte II (sporen 1 en 2)

   

– 122

– 410

– 761

– 1.126

– 1.126

Toelichting

De opdrachtgevers binnen het moederdepartement financieren de structurele taken waarvan de kosten niet aan de vergunninghouders worden doorbelast. Verder ontvangt Agentschap Telecom incidentele bijdragen voor kosten die worden gemaakt voor (verdelings-)projecten in opdracht van DG Energie, Telecom en Mededinging (ETM) en DG Bedrijfsleven & Innovatie (B&I).

In de omzet moederdepartement is rekening gehouden met de taakstelling Rutte II. In de tabel is de omvang van die taakstelling apart zichtbaar gemaakt.

Omzet derden

Bedragen x 1.000
 

2013 Stand Slotwet

2014 Vastge-stelde begroting

2015

2016

2017

2018

2019

Vergunninghouders en overige:

16.823

16.905

17.635

17.780

18.285

18.620

18.620

– vaste verbindingen

3.020

3.340

3.612

3.350

3.444

3.508

3.508

– mobiele communicatie

4.548

4.718

4.659

4.795

4.930

5.021

5.021

– (openbare) (mobiele) elektronische communicatie

2.132

1.929

1.963

2.020

2.077

2.115

2.115

– radiodeterminatie

57

60

62

64

66

67

67

– radiozendamateurs

8

5

5

5

6

6

6

– omroep

5.228

5.189

5.516

5.675

5.837

5.944

5.944

– overige/verlengingen

34

37

38

39

40

41

41

– certificaten

137

134

138

142

146

148

148

– verklaringen, keuringen en erkenningen

4

4

4

4

5

5

5

– randapparatuur

1.655

1.489

1.638

1.686

1.734

1.765

1.765

Satellietoperators

979

496

261

288

316

348

383

BZK

46

46

47

49

50

51

51

Defensie

1.284

1.284

1.322

1.361

1.399

1.425

1.425

Korps Landelijke Politiediensten

139

139

143

147

151

154

154

Caribisch Nederland

1.666

576

1.221

1.221

1.221

1.221

1.221

Verenigd Koninkrijk / OFCOM

34

0

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

               

Totaal omzet derden

20.971

19.446

20.629

20.846

21.422

21.819

21.854

Toelichting

Bij de omzet derden (vergunninghouders) wordt gerekend met een tariefstijging van achtereenvolgens 3%, 3%, 3% en 2% in de jaren 2015 tot en met 2018 ten opzichte van de tarieven «Regeling vergoedingen 2014». Dit betreft een mogelijke opbrengst van € 0,6 mln in 2015, € 1,1 mln in 2016, € 1,7 mln in 2017 en 2,1 mln in 2018 en verder na goedkeuring van de Regeling Vergoedingen 2015.

Rentebaten

Over het saldo op de rekening-courant en deposito’s bij het Ministerie van Financiën ontvangt Agentschap Telecom rente. Deze begroting gaat uit van een rentepercentage op deposito’s van 0,3% op gemiddeld circa € 5,0 mln gedurende het jaar. Voor een saldo op de rekening-courant is de rente 0%.

Bijzondere baten

Voor 2015 en de daaropvolgende jaren is rekening gehouden met een bedrag van € 0,1 mln voor de baten die volgen uit het uitlenen van personeel, door te belasten huisvestingskosten en het afstoten van materieel.

Lasten

Personele kosten

De verwachte bezetting voor 2015 is 254,5 fte waarvan 241,8 fte ambtelijk personeel. De gemiddelde loonkosten per fte worden voor ambtelijk en niet-ambtelijk personeel begroot op € 70.584. De reis- en verblijfskosten zijn met ingang van 2013 in het kader van de werkkostenregeling verplaatst van de materiële- naar de personele kosten.

Materiële kosten

De bijdrage SSO’s van in totaal circa € 5,59 mln bestaat voor € 4,40 mln uit DICTU en € 1,19 mln RGD.

Huisvesting kosten

Agentschap Telecom verhuist in 2015 op beide locaties (Groningen en Amersfoort). In de begroting is hiervoor in zowel de exploitatie als de investeringen rekening gehouden.

Rentelasten

De rente betreft de vergoeding die Agentschap Telecom betaalt voor leningen bij het Ministerie van Financiën om investeringen in vaste activa te financieren.

Afschrijvingskosten

De afschrijvingskosten immaterieel nemen in de jaren 2015 tot met 2019 geleidelijk toe door de investeringen die worden gedaan in het kader van het project GAMMA. De afschrijvingskosten van het project GAMMA betreffen de kosten die niet ten laste van de post «te verrekenen met vergunninghouders» worden gebracht en bedragen gemiddeld € 0,6 mln per jaar (afschrijvingstermijn 10 jaar).

Dotaties voorzieningen

Voor 2015 is de dotatie voorzieningen dubieuze debiteuren en ambtsjubilea € 0,1 mln.

Kasstroomoverzicht over het jaar 2015

Bedragen x 1.000
   

2013 Stand Slotwet

2014 Vastgestelde begroting

2015

2016

2017

2018

2019

1.

Rekening courant RHB 1 januari 2014 + depositorekeningen

10.389

9.280

7.534

7.368

6.473

5.255

5.013

2.

Totaal operationele kasstroom

1.481

25

526

495

704

1.840

2.205

 

–/– totaal investeringen

– 711

– 3.625

– 6.300

– 4.950

– 2.650

– 1.500

– 1.500

 

+/+ totaal boekwaarde desinvesteringen

             

3.

Totaal investeringskasstroom

– 711

– 3.625

– 6.300

– 4.950

– 2.650

– 1.500

– 1.500

 

–/– eenmalige uitkering aan moederdepartement

– 345

           
 

+/+ eenmalige storting door moederdepartement

             
 

–/– aflossingen op leningen

– 436

– 271

– 692

– 1.390

– 1.922

– 2.082

– 2.251

 

+/+ beroep op leenfaciliteit

 

2.125

6.300

4.950

2.650

1.500

1.500

4.

Totaal financieringskasstroom

– 781

1.854

5.608

3.560

728

– 582

– 751

5.

Rekening courant RHB 31 december 2014 + stand depositorekeningen (=1+2+3+4)

10.378

7.534

7.368

6.473

5.255

5.013

4.967

Toelichting

Het kasstroomoverzicht geeft een analyse van de liquiditeitsontwikkeling.

Operationele kasstroom

De operationele kasstroom bestaat uit het geraamde saldo van baten en lasten, gecorrigeerd voor afschrijvingen en mutaties in de voorzieningen en het werkkapitaal.

Investeringskasstroom

In 2015 wordt een investering begroot van € 6,3 mln te investeren in materiële vaste activa zoals elektronische apparatuur, uitgaven naar aanleiding van de verhuizing van het agentschap en voor het project GAMMA.

Financieringsstroom

Voor de financiering van de begrote investeringen moet een beroep worden gedaan op de leenfaciliteit bij het Ministerie van Financiën.

Overzicht doelmatigheidsindicatoren

 

2013 Slotwet

2014 Vastgestelde begroting

2015

2016

2017

2018

2019

Inputindicatoren

             
               

Kernindicatoren

             

Verhouding direct/indirect (in fte)

174,9/74,9

174,4/67,8

178,2/76,3

177,5/76,0

177,5/76,0

170,7/73,2

169,3/72,6

               

Verklarende/achterliggende variabelen

             

Personeelskosten per fte

€ 70.395

€ 70.881

€ 70.584

€ 70.584

€ 71.275

€ 71.172

€ 71.099

Totaal aantal fte's (excl. externe inhuur)

237,3

230,1

241,8

240,8

240,8

231,7

229,8

Kosten inhuur externen (PAO-definitie; x € 1.000)

€ 947

€ 953

€ 898

€ 895

€ 903

€ 868

€ 860

               

Outputindicatoren

             

Uurtarief (wijziging in reële termen)

– 1,47%

0%

0%

0%

0%

0%

0%

Aantal declarabele uren (per fte en totaal)

1.450/ 1.660

1.453/1.667

1.453/1.667

1.453/1.667

1.453/1.667

1.453/1.667

1.453/1.667

Aantal werkbare /beschikbare uren:

             

– werkbare uren

1.829

1.836

1.836

1.836

1.836

1.836

1.836

– bruto beschikbare uren

1.660

1.667

1.667

1.667

1.667

1.667

1.667

– netto beschikbare uren

1.585

1.588

1.588

1.588

1.588

1.588

1.588

Verklarende/achterliggende variabelen

             

Bedrijfsresultaat (x € 1.000)

803

– 1.641

– 1.360

– 1.430

– 1.463

– 413

87

Omzet

33.036

31.303

32.075

32.219

32.722

33.048

33.083

               

Kwaliteitsindicatoren

             
               

Kernindicatoren

             

Klanttevredenheid:

3,9

>3,5

>3,5

>3,5

>3,5

>3,5

>3,5

               

Doorlooptijd primaire processen:

             

Vergunningaanvragen binnen 8 weken

99%

95%

95%

95%

95%

95%

95%

Reactietijd storingsklachten

             

Klachten van levensbelang ≤ 4 uur

100%

100%

100%

100%

100%

100%

100%

Klachten van maatschappelijk belang ≤ 12 uur

97%

98%

98%

98%

98%

98%

98%

Klachten van individueel belang ≤ 3 werkdagen

95%

90%

90%

90%

90%

90%

90%

               

Gegrond verklaarde bezwaarschriften aantal

9

<5%

<5%

<5%

<5%

<5%

<5%

               

Aantal klachten

3

<7

<7

<7

<7

<7

<7

Medewerker tevredenheid

7,0

>7

>7

>7

>7

>7

>7

               

Verklarende/achterliggende variabelen

             

Ziekteverzuim

4,2%

<4,1%

<4,1%

<4,1%

<4,1%

<4,1%

<4,1%

Met een dalende input tracht het agentschap de output en kwaliteit te handhaven. Het aantal fte en de kosten per fte dalen in 2015 ten opzichte van 2014, terwijl de output- en kwaliteitsindicatoren gehandhaafd worden.

De kwaliteitscriteria geven aan dat Agentschap Telecom zo efficiënt mogelijk wil werken met behoud van een zo goed mogelijk kwaliteitsindicatoren.

3.3 Dienst ICT Uitvoering (DICTU)

Begroting agentschap 2015

Bedragen x € 1.000
 

2013 Stand Slotwet

2014 Vastge-stelde begroting

2015

2016

2017

2018

2019

Baten

             

Omzet moederdepartement

156.097

158.244

157.200

145.500

126.000

124.600

124.100

Omzet overige departementen

4.240

4.400

8.000

10.000

12.000

12.000

12.000

Omzet derden

1.518

           

Rentebaten

             

Vrijval voorzieningen

             

Bijzondere baten

2.706

           

Totaal baten

164.561

162.644

165.200

155.500

138.000

136.600

136.100

               

Lasten

             

Apparaatskosten

147.173

147.684

150.200

139.400

121.300

119.800

119.600

– Personele kosten

83.004

70.784

41.400

41.400

35.300

35.300

35.300

– waarvan eigen personeel

28.935

34.481

39.600

39.600

33.500

33.500

33.500

– waarvan externe inhuur

6.505

1.800

1.800

1.800

1.800

1.800

1.800

– Materiële kosten

64.169

76.900

108.800

98.000

86.000

84.500

84.300

– waarvan apparaat ICT

31.441

35.600

66.400

55.900

42.545

42.045

41.845

– waarvan bijdrage aan SSO's

3.837

3.650

4.500

4.550

4.600

4.650

4.700

Rentelasten

526

1.000

1.000

1.100

1.200

1.300

1.500

Afschrijvingskosten

Materieel

4.328

8.518

7.000

8.000

8.500

8.500

8.000

– waarvan apparaat ICT

4.328

8.518

7.000

8.000

8.500

8.500

8.000

Immaterieel

4.983

5.442

7.000

7.000

7.000

7.000

7.000

Overige kosten

             

– dotaties voorzieningen

689

           

– bijzondere lasten

6.302

           

Totaal lasten

164.001

162.644

165.200

155.500

138.000

136.600

136.100

               

Saldo van baten en lasten

560

0

0

0

0

0

0

Toelichting

Baten

Omzet moederdepartement

De Dienst ICT Uitvoering (DICTU) is binnen het Ministerie van Economische Zaken verantwoordelijk voor het leveren van ICT diensten, services en -ondersteuning aan de primaire en ondersteunende processen van alle organisatieonderdelen van het ministerie en aanverwante diensten. De omzet is als volgt opgebouwd:

Bedragen x € 1.000
 

2013 Stand Slotwet

2014 Vastge-stelde begroting

2015

2016

2017

2018

2019

Applicatiebeheer

59.838

60.000

25.000

25.000

26.000

27.000

27.000

Ontwikkelopdrachten

22.500

22.500

22.500

22.500

22.500

Infrabeheer

25.462

35.100

41.900

41.200

43.000

43.000

43.000

Werkplekservices

35.887

25.200

30.500

21.000

Overige omzet

34.910

37.944

38.200

38.500

39.000

38.000

37.500

Taakstelling Rutte II

   

– 900

– 2.700

– 4.500

– 5.900

– 5.900

Totaal

156.097

158.244

157.200

145.500

126.000

124.600

124.100

Medio 2016 loopt het huidige contract af waaronder de werkplekservice uitbesteed is. Het Ministerie van EZ oriënteert zich samen met het Ministerie van OCW op de periode hierna. In afwachting van besluitvorming hierover, heeft DICTU de werkplek na 2016 niet begroot.

Onder overige omzet is begroot de bijdrage voor nieuwe opdrachten, zoals ondernemingsdossier en publieke taken PBO’s en de bijdrage voor de Oracle e-Business Suite (EBS). Deze worden niet toe gedeeld aan een van de productcategorieën. Ook de kosten voor de DICTU-organisatie worden, naar rato omgeslagen over alle opdrachtgevers, onder overige omzet geplaatst.

De taakstelling Rutte II loopt voor DICTU op van € 0,9 mln in 2015 naar € 2,7 mln in 2016, € 4,5 mln in 2017 en € 5,9 mln voor 2018 en verder. De taakstelling wordt deels ingevuld via het realiseren van efficiency en deels door vernieuwing en sanering van het ICT-landschap.

Omzet overige departementen

DICTU is interdepartementaal ICT dienstverlener op de domeinen Werkplekken, Subsidies, Inspecties, Registers en Financieel administratieve systemen. DICTU voert onder meer opdrachten uit voor de ministeries van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (agentschap BPR), Volksgezond, Welzijn en Sport (CIBG) en Infrastructuur en Milieu (ILT). Het aantal opdrachten voor andere ministeries groeit de komende jaren.

Bedragen x € 1.000
 

2013 Stand Slotwet

2014 Vastge-stelde begroting

2015

2016

2017

2018

2019

Applicatiebeheer

     

1.025

2.370

2.370

2.770

Ontwikkelopdrachten

   

1.800

2.200

2.500

2.000

1.500

Infrabeheer

   

3.000

3.100

3.100

3.100

3.200

Werkplekservices

   

700

400

Overige omzet

   

1.000

1.275

1.530

1.530

1.530

Totaal

4.240

4.400

6.500

8.000

9.500

9.000

9.000

Omzet BOD’s1

   

1.500

2.000

2.500

3.000

3.000

Totaal incl. BOD’s

   

8.000

10.000

12.000

12.000

12.000

X Noot
1

bijzondere opsporingsdiensten

Lasten

Personele kosten

De berekening van de personele kosten 2015 is gebaseerd op 553 fte, waarvan 539 fte ambtelijk personeel.

In de loop van 2013 zijn de mantels voor het aantrekken van externe expertise vernieuwd. Dit betreft uitbesteding van ICT-werkzaamheden aan externe partijen onder regie van DICTU. Deze uitgaven worden vanaf 2015 begroot onder materieel/apparaat ICT (circa € 35 mln verschuiving van personeel naar materieel).

De gemiddelde totale personeelskosten zijn € 75.000 per fte in 2015. De loonkosten per ambtelijke fte zijn begroot op € 73.500. De gemiddelde kosten voor niet-ambtelijk personeel zijn begroot op € 127.000 per fte.

Materiële kosten

De materiële kosten DICTU hebben betrekking op de kosten van kantoorautomatisering (werkplekken), huisvesting, licentiekosten en personeelsgebonden materiële kosten zoals bv. reis en verblijf en opleidingskosten. Daarnaast worden de geraamde kosten weergegeven (€ 32,6 mln) die DICTU maakt voor het uitbesteden van ICT-werkzaamheden aan externe partijen onder regie van DICTU (outsourcing).

De bijdrage aan SSO’s betreft met name de kosten van huisvesting (€ 4,3 mln). DICTU is gehuisvest in Assen, Zwolle en Den Haag.

Rentelasten

De rentelasten hebben betrekking op de financiering van de vaste activa via leningen. De rentepercentages variëren van 0,8% tot 2,8%

Afschrijvingskosten

De afschrijvingskosten worden begroot op € 14,0 mln, onderverdeeld in € 7,0 mln voor materiële vaste activa en € 7,0 mln voor immateriële vaste activa. Onder ICT apparaat is begrepen de afschrijving op hardware; dit betreft met name infrastructurele hardware. De afschrijvingen vinden lineair plaats en zijn gebaseerd op de historische aanschafwaarde. Afschrijvingstermijnen variëren tussen de 4 en 5 jaar afhankelijk van de activa categorie. Licenties op software worden lineair afgeschreven op basis van hun geschatte economische levensduur van maximaal vijf jaar.

De afschrijvingskosten van immateriële vaste activa bestaan uit de kosten van de ontwikkeling van software voor geautomatiseerde informatiesystemen die lineair worden afgeschreven op basis van hun geschatte economische levensduur.

Kasstroomoverzicht over het jaar 2015

Bedragen x 1.000
   

2013 Stand Slotwet

2014 Vastgestelde begroting

2015

2016

2017

2018

2019

1.

Rekening courant RHB 1 januari 2014 + depositorekeningen

– 471

0

0

0

0

0

0

2.

Totaal operationele kasstroom

18.900

10.387

14.000

15.000

15.500

15.500

15.000

 

–/– totaal investeringen

– 7.700

– 10.387

– 14.000

– 15.000

– 15.500

– 15.500

– 15.000

 

+/+ totaal boekwaarde desinvesteringen

             

3.

Totaal investeringskasstroom

– 7.700

– 10.387

– 14.000

– 15.000

– 15.500

– 15.500

– 15.000

 

–/– eenmalige uitkering aan moederdepartement

             
 

+/+ eenmalige storting door moederdepartement

             
 

–/– aflossingen op leningen

– 10.251

– 10.387

– 14.000

– 15.000

– 15.500

– 15.500

– 15.000

 

+/+ beroep op leenfaciliteit

0

10.387

14.000

15.000

15.500

15.500

14.000

4.

Totaal financieringskasstroom

– 10.251

0

0

0

0

0

0

5.

Rekening courant RHB 31 december 2014 + stand depositorekeningen (=1+2+3+4)

478

0

0

0

0

0

0

Toelichting

Operationele kasstroom

De operationele kasstroom bestaat uit het geraamde saldo van baten en lasten, gecorrigeerd voor afschrijvingen en mutaties in het werkkapitaal.

Investeringskasstroom

De voor 2015 geraamde investeringen (€ 14,0 mln) hebben voornamelijk betrekking op investeringen in het ICT domein. Met name infrastructuur (€ 7 mln) en ontwikkeling en vernieuwing van bedrijfsapplicaties (€ 7,0 mln).

Financieringskasstroom

De aflossing op de leningen is gelijk aan de afschrijvingen.

Overzicht doelmatigheidsindicatoren

Omschrijving

2013 Slotwet

2014 Vastgestelde begroting

2015

2016

2017

2018

2019

1. Kostprijzen per product (groep)

             

a. Basistarief werkplek (gemiddeld per stuk x €)

2.410

2.415

2.540

2.540

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

b. Aantal Werkplekken

12.241

10.100

11.250

11.250

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

c. Infrastructuur (x € 1.000)

21.541

35.100

41.900

44.300

46.100

46.100

46.100

d. Productieve uren

1.156.000 (87%)

998.033 (85%)

85%

85%

85%

85%

85%

2. Tarieven/uur

             

a. Senior medew. (ontwikkeling)

87

87

86

86

86

86

86

b. Medior medew. (bouw)

78

78

77

77

77

77

77

c. Junior medew. (test en beheer)

78

78

77

77

77

77

77

3. gem. bezetting FTE-totaal (excl. externe inhuur)

371

445

539

539

465

465

465

4. Saldo baten en lasten

0,4%

0,0%

0,0%

0,0%

0,0%

0,0%

0,0%

Toelichting

  • 1. Kostprijzen per product(groep)

    Eind 2013 is besloten, dat de werkplekservice van het kerndepartement in tegenstelling tot eerdere berichten op zijn vroegst pas medio 2016 overgaat naar een ander SSO rijk. De voorziene daling in 2014 heeft zich daarmee niet voorgedaan. De daling van de werkplekken in 2015 ten opzichte van 2013 hangt grotendeels samen met de opheffing van Dienst Landelijk Gebied.

    De verhoging van het tarief voor de werkplekservice is het gevolg van de verplichte upgrade van de Office 2003 en de Windows XP omgeving. DICTU streeft ernaar de tarieven verder – ondanks daling in de aantallen – stabiel te houden.

    DICTU werkt continue aan het vernieuwen en verbeteren – en daarmee efficiënter en goedkoper maken – van het infralandschap. Toch stijgen per saldo de infrakosten, doordat de vraag naar inzet van ICT-toepassingen nog steeds stijgt en het aantal opdrachten vanuit andere departementen groeit.

  • 3. Gemiddelde bezetting

    De ambtelijke bezetting stijgt als gevolg van het overkomen van werkzaamheden naar DICTU waaronder de Basisadministratie Persoonsgegevens en Reisdocumenten (BPR) en het Ondernemingsdossier. Na 2016 daalt de ambtelijke bezetting als gevolg van de verwachte overgang van de werkplekservice in het kader van de SSO ICT rijk-bewegingen.

3.4 Dienst Landelijk Gebied (DLG)

Begroting agentschap 2015

Bedragen x € 1.000
 

2013 Stand Slotwet

2014 Begroting

(stand 1e suppletoire begroting 2014)

2015

2016

2017

2018

2019

Baten

             

Omzet moederdepartement

78.926

56.812

51.021

       

Omzet overige departementen

8.487

6.000

         

Omzet derden

15.372

6.601

5.700

       

Rentebaten

57

50

         

Vrijval voorzieningen

370

 

12.000

       

Bijzondere baten

75

           

Totaal baten

103.287

69.463

68.721

       
               

Lasten

             

Apparaatskosten

95.821

87.157

68.721

       

Personele kosten

64.927

61.467

48.392

       

– waarvan eigen personeel

63.165

60.467

48.392

       

– waarvan externe inhuur

1.762

1.000

         

Materiële kosten

30.894

25.690

20.329

       

– waarvan apparaat ICT

59

70

50

       

– waarvan bijdrage aan SSO's

9.524

13.976

13.726

       

Rentelasten

164

56

         

Afschrijvingskosten

             

Materieel

908

1.000

         

– waarvan apparaat ICT

             

Immaterieel

419

250

         

Overige kosten

             

– dotaties voorzieningen

5.499

           

– bijzondere lasten

             

Totaal lasten

102.811

88.463

68.721

       
               

Saldo van baten en lasten

476

– 19.000

0

       

Toelichting

Het kabinet Rutte I heeft besloten dat het natuurbeleid wordt gedecentraliseerd van rijk naar provincies. Dit besluit heeft gevolgen voor Dienst Landelijk Gebied (DLG), dat als landelijke rijksdienst projecten uitvoert in het landelijk gebied voor zowel Rijk als provincies. De provincies hebben namelijk in 2013 in het kader van de decentralisatie besloten het provinciale aandeel in DLG uit de landelijke dienst te halen. Als gevolg hiervan heeft de Staatsecretaris op 11 oktober 2013 moeten besluiten dat DLG wordt opgesplitst in een rijksdeel en provinciaal deel. In de eerste helft van 2015 gaan 400 fte over naar de provincies; vanaf de datum van overgang voert DLG geen bedrijfsactiviteiten meer uit. Omdat er in de eerste maanden van 2015 nog wel sprake is van bedrijfsactiviteiten, moet DLG nog een begroting indienen. Direct na beëindiging van de activiteiten zal gestart worden met het opstellen van de jaarrekening 2015 over de actieve periode en de bijbehorende accountantscontrole. Aansluitend hierop zal de slotbalans worden opgesteld.

De rijksopdracht DLG zal na de feitelijke opsplitsing organisatorisch worden ondergebracht bij RVO. De taken, expertise en competenties die na 2014 behouden moeten blijven voor de uitvoering van de rijksopdracht hebben in 2015 een omvang van 132 fte. Met ingang van de feitelijke opsplitsing gaat er jaarlijks structureel € 41 mln naar het provinciefonds voor de financiering van de 400 fte die overgaan naar provincies. In 2015 zal dit een lager bedrag zijn omdat de 400 fte pas in de loop van 2015 overgaan.

Na de opsplitsing van DLG zijn er in 2015 nog afrondingsactiviteiten om DLG in 2015 als dienst te beëindigen. De belangrijkste activiteiten zijn het opstellen van de jaarrekening en de slotbalans, het sluiten van de administratie en het afronden van diverse facilitaire zaken. Voor deze afrondingsfase in 2015 zijn ca. 20 DLG-medewerkers met specifieke kennis nodig. De kosten die hiermee samenhangen zijn in deze begroting opgenomen.

Baten

Omzet moederdepartement

EZ heeft in 2015 € 41 mln beschikbaar voor de opdrachten vanuit de provincies. Dit bedrag correspondeert met de 400 fte provinciaal aandeel in DLG. Voor het uitvoeren van de rijksopdracht heeft EZ in 2015 € 10 mln beschikbaar, die mede nodig is voor de financiering van de 132 fte die deze opdracht uitvoert.

Omzet derden

De bijdrage derden betreffen bijdragen van de provincies, ZBO’s en overige.

Rentebaten

DLG voorziet geen rentebaten in zijn begroting.

Vrijval voorzieningen

De vrijval voorzieningen hangt samen met het aanwenden van de reorganisatievoorziening voor kosten die voortvloeien uit de opsplitsing van DLG.

Bijzondere baten

DLG voorziet geen bijzondere baten in zijn begroting.

Lasten

Personele kosten

De personele kosten zijn gebaseerd op 700 fte die DLG op 1-1-2015 nog in dienst verwacht te hebben. De gemiddelde loonsom per fte ligt op circa € 69.000.

Materiële kosten

De materiële kosten zijn voor 2015 gebaseerd op de 700 fte van DLG. De kosten voor de Shared Service organisaties (SSO’s) van € 13,7 mln hebben betrekking op het beheer van ICT, de huurkosten voor huisvesting en het Personeelservice Center.

Rentelasten

DLG voorziet geen rentelasten in zijn begroting.

Dotaties aan voorzieningen

DLG voorziet geen dotaties aan voorzieningen in zijn begroting.

Bijzondere lasten

DLG voorziet geen bijzondere lasten in zijn begroting.

Saldo van baten en lasten

Voor heel 2014 werd bij 1e suppletoire begroting 2014 een negatief saldo van baten en lasten van € 19 mln verwacht. Het beschikbare eigen vermogen van DLG is voldoende om het verlies op te vangen. Voor 2015 wordt een saldo van baten en lasten van nul begroot.

Kasstroomoverzicht over het jaar 2015

Bedragen x € 1.000
   

2013

Stand Slotwet

2014

Begroting

(stand 1e suppletoire begroting 2014)

2015

2016

2017

2018

2019

1.

Rekening courant RHB 1 januari 2014 + depositorekeningen

24.793

41.140

41.487

       

2.

Totaal operationele kasstroom

3.915

1.250

0

       
 

–/– totaal investeringen

108

0

         
 

+/+ totaal boekwaarde desinvesteringen

234

0

         

3.

Totaal investeringskasstroom

126

0

0

       
 

–/– eenmalige uitkering aan moederdepartement

             
 

+/+ eenmalige storting door moederdepartement

15.000

0

0

       
 

–/– aflossingen op leningen

2.695

903

0

       
 

+/+ beroep op leenfaciliteit

 

0

0

       

4.

Totaal financieringskasstroom

12.305

– 903

0

       

5.

Rekening courant RHB 31 december 2014 + stand depositorekeningen (=1+2+3+4)

41.139

41.487

41.487

       

Toelichting

Operationele kasstroom

De operationele kasstroom bestaat uit het geraamde saldo van baten en lasten, gecorrigeerd voor afschrijvingen en mutaties in de voorzieningen en het werkkapitaal.

Investeringskasstroom

DLG voorziet geen investeringen in zijn begroting.

Financieringskasstroom

DLG verwacht voor 2015 geen beroep op de leenfaciliteit te zullen doen.

Overzicht doelmatigheidsindicatoren

 

2013 Slotwet

2014 Vastgestelde begroting

2015

2016

2017

2018

2019

Kostprijzen per product (groep)

             

Tarieven

             

Tarieven/uur

€ 110,31

€ 108,50

€ 108,50

       

Index in reële termen t.o.v. 2014 (2014= 100)

 

100

99,4

       

Fte

             

Fte-totaal (excl. externe inhuur)

963

820

700

       

Personeelskosten per fte

68.600

68.000

69.000

       

Verhoudingen direct/ indirect (excl. externe inhuur)

 

76/24

76/24

       

Saldo van baten en lasten

             

Saldo van baten en lasten (% van totale baten)

0,5%

0,0%

– 21,2%

       

Kwaliteit

             

Klanttevredenheid

7,1

       

Toelichting

  • Tarieven: de referentie voor de index is het uurtarief 2014 (€ 108,50). De reële tariefontwikkeling is de absolute tariefontwikkeling, gecorrigeerd voor autonome loon- en prijsontwikkeling (op basis van CPB-indexcijfers voor prijs (IMOC) en loonvoet sector overheid. De tarieven voor 2015 dalen dan reëel ten opzichte van 2014;

  • FTE-totaal (exclusief externe inhuur): geeft het aantal fte weer dat DLG ultimo boekjaar (t) in dienst heeft;

  • Personeelskosten per fte: de salariskosten per fte;

  • Verhouding direct/indirect (exclusief externe inhuur): dit geeft de verhouding aan tussen de medewerkers uit het primair proces en de medewerkers van de staf en ondersteuning van DLG;

  • Saldo van baten en lasten (%): geeft de verhouding (in %) weer van de totale lasten gedeeld door de totale baten per boekjaar (t);

  • Klanttevredenheid: de klanttevredenheid wordt eenmaal per twee jaar door een onafhankelijk bureau gemeten onder opdrachtgevers en stakeholders van DLG.

3.5 Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA)

Begroting agentschap 2015

Bedragen x € 1.000
 

2013 Stand Slotwet

2014 Begroting

(stand 1e suppletoire begroting 2014)

2015

2016

2017

2018

2019

Baten

             

Omzet moederdepartement

129.522

135.348

133.988

127.538

119.599

114.818

114.818

Omzet overige departementen

74.024

77.707

79.494

78.717

78.702

78.521

78.521

Omzet derden

64.089

73.463

72.900

72.900

72.900

72.900

72.900

Rentebaten

37

107

25

25

25

25

25

Vrijval voorzieningen

10.420

           

Bijzondere baten

             

Totaal baten

278.092

286.625

286.407

279.180

271.226

266.264

266.264

               

Lasten

             

Apparaatskosten

265.192

277.011

276.262

263.933

253.122

246.644

247.702

– Personele kosten

180.631

193.545

192.777

186.481

181.706

183.278

183.988

– waarvan eigen personeel

163.923

176.650

176.796

172.100

168.926

170.498

171.208

– waarvan externe inhuur

16.708

16.895

15.981

14.381

12.781

12.781

12.781

– Materiële kosten

84.561

83.466

83.485

77.452

71.416

63.366

63.714

– waarvan apparaat ICT

             

– waarvan bijdrage aan SSO's

35.015

42.593

38.600

33.271

30.292

24.805

24.830

Rentelasten

486

486

541

633

737

992

969

Afschrijvingskosten

             

Materieel

4.949

5.585

6.579

6.916

8.147

8.645

8.640

– waarvan apparaat ICT

             

Immaterieel

4.796

5.178

4.702

7.875

9.397

10.160

9.129

Overige kosten

             

– dotaties voorzieningen

2.004

500

500

500

500

500

500

– bijzondere lasten

             

Totaal lasten

277.427

288.759

288.584

279.857

271.903

266.941

266.941

               

Saldo van baten en lasten

665

– 2.134

– 2.177

– 677

– 677

– 677

– 677

Toelichting

Baten

Omzet moederdepartement

De NVWA bewaakt de veiligheid van voedsel, de gezondheid van dieren en planten, het dierenwelzijn en handhaaft de natuurwetgeving. De post omzet moederdepartement is gerelateerd aan de opbrengsten voortvloeiend uit het opdrachtenpakket dat met het moederdepartement is afgesproken, inclusief de bijdragen voor het plan van aanpak (variërend van € 35,2 mln in 2015 tot 23,1 mln in 2018). Rekening gehouden is met een bijdrage van € 0,6 mln voor het programma «afpakken» (misdaad loont niet), € 0,5 mln voor Vibeg, € 0,8 mln voor niet-kostendekkende tarieven en € 7,6 mln voor de uitvoering van taken die door de PBO’s werden uitgevoerd en nu door de NVWA zijn opgepakt. Aan de andere kant is het budget verlaagd in verband met taakstellingen Rutte II (oplopend van – € 0,6 mln in 2015 tot – € 3,1 vanaf 2018) en de centralisatie van budgetten voor P-Direkt (– € 1,1 mln) en het Inkoop uitvoeringscentrum (– € 0,3 mln). In de tabel zijn de verwachte baten per product opgenomen. Onder de post overig zijn opbrengsten geraamd die niet op basis van een uurtarief in rekening worden gebracht. Hieronder vallen vooral directe bijdragen voor uitbesteed onderzoek en voor andere kostensoorten.

Bedragen x € 1.000
 

2013 Stand Slotwet

2014 Begroting

(stand 1e suppletoire begroting 2014)

2015

2016

2017

2018

2019

Toezicht

61.977

70.452

73.507

71.181

67.638

66.152

66.152

Inlichtingen & opsporing

11.135

12.185

12.714

12.312

11.699

11.442

11.442

Klantinteractie & dienstverlening

7.355

6.564

6.848

6.632

6.302

6.163

6.163

Advies & vertegenwoordiging

5.920

7.972

8.317

8.054

7.653

7.485

7.485

Incident- & crisismanagement

3.757

3.486

3.638

3.523

3.347

3.274

3.274

Laboratoriumonderzoek

3.133

3.201

3.340

3.234

3.073

3.006

3.006

Kennis & Expertise

3.211

3.035

3.167

3.067

2.914

2.850

2.850

Communicatie

827

1.239

1.293

1.252

1.190

1.164

1.164

Overig

32.207

27.213

21.163

18.283

15.783

13.283

13.283

Totaal

129.522

135.348

133.988

127.538

119.599

114.818

114.818

Omzet overige departementen

De NVWA bewaakt de veiligheid van voedsel en consumentenproducten. De omzet overige departementen bestaat uit de bijdrage van het Ministerie van Volksgezondheid Welzijn en Sport (VWS) en van het Diergezondheidsfonds (DGF). De bijdrage van VWS is inclusief aanvullende budget voor het plan van aanpak (€ 10 mln), voor de uitvoering van voormalige PBO-taken (€ 1,3 mln) en voor onderzoek bij het RIVM. Voor de omzet van het DGF is structureel € 0,5 mln begroot.

In de tabel zijn de verwachte baten per product opgenomen. Onder de post overig zijn opbrengsten geraamd die niet op basis van een uurtarief in rekening worden gebracht. Hieronder vallen vooral directe bijdragen voor uitbesteed onderzoek en voor andere kostensoorten.

Bedragen x € 1.000
 

2013 Stand Slotwet

2014 Vastge-stelde begroting (stand 1e suppletoire begroting 2014)

2015

2016

2017

2018

2019

Toezicht

40.743

38.026

39.334

38.879

38.870

38.807

38.807

Inlichtingen & opsporing

646

1.211

1.252

1.238

1.237

1.235

1.235

Klantinteractie & dienstverlening

6.652

6.354

6.573

6.497

6.495

6.485

6.485

Advies & vertegenwoordiging

1.441

1.759

1.820

1.799

1.798

1.795

1.795

Incident- & crisismanagement

1.070

670

693

685

685

683

683

Laboratoriumonderzoek

7.945

11.584

11.982

11.843

11.841

11.822

11.822

Kennis & Expertise

4.613

4.791

4.956

4.898

4.897

4.889

4.889

Communicatie

436

487

503

497

497

497

497

Overig

10.068

12.826

12.381

12.381

12.381

12.307

12.307

Totaal

73.614

77.707

79.494

78.717

78.702

78.521

78.521

Omzet derden

De omzet derden bestaat uit retributies en overige baten. De retributies worden door het bedrijfsleven betaald voor de diensten die de NVWA verricht, bijvoorbeeld voor toezicht in de vorm van inspecties en keuringen bij import, export en slachthuizen. De omvang van de retributies is afhankelijk van economische ontwikkelingen bij het bedrijfsleven, de hoogte van de tarieven en vernieuwingen van het toezicht. Aangezien de omvang en richting hiervan lastig zijn in te schatten, wordt uitgegaan van een stabiele marktvraag (€ 70 mln).

De overige baten derden bestaan onder andere uit opbrengsten voor de uitvoering van (inter)nationale projecten (€ 2,9 mln).

Rentebaten

Door de lage rentetarieven zijn de rentebaten laag. De rentetarieven worden sinds 1 januari 2013 door het Ministerie van Financiën dagelijks vastgesteld en variëren afhankelijk van de looptijd tussen de 0,28% en 2,37%.

Lasten

Personele kosten

De verwachte gemiddelde bezetting voor 2015 is 2.462 fte, waarvan 2.303 fte ambtelijk personeel. Onder andere om pieken en dalen in het werkaanbod op te vangen worden onder andere uitzendkrachten en dierenartsen ingehuurd (practitioners) bij werkzaamheden voor derden. De gemiddelde totale ambtelijke personeelskosten in 2015 zijn € 76.718 per fte. De loonkosten per ambtelijke fte worden geraamd op € 70.900. De gemiddelde kosten voor niet-ambtelijk personeel zijn begroot op € 100.000 per fte. Het voor 2015 te hanteren percentage voor loonstijging is vooralsnog 0%.

Materiële kosten

De materiële kosten bestaan onder andere uit de ICT –, huisvestingskosten en overige kosten. Voor Shared Service Organisaties (SSO) is € 38,6 mln aan kosten begroot. Dit betreft de bijdrage aan DICTU in het kader van ICT (€ 27,1 mln), huurkosten voor kantoorpanden en laboratoria aan de RGD (€ 11,4 mln) en bijdragen aan het Expertise Centrum P&O (€ 0,1 mln). De NVWA heeft geen panden in eigendom, maar huurt deze van de Rijksgebouwendienst.

Rentelasten

De rentelasten vloeien voort uit rente- en aflossingsdragend vermogen waarvan het rentepercentage varieert tussen de 0,54% en 4,51%.

Afschrijvingskosten

De afschrijvingskosten voor materiële en immateriële activa bedragen respectievelijk € 6,6 en € 5,2 mln.

De materiële vaste activa worden lineair afgeschreven waarbij de afschrijvingstermijn van de verschillende klassen liggen tussen 4 en 10 jaar. De immateriële vaste activa hebben een afschrijvingstermijn van 4 jaar.

Dotaties aan voorzieningen

Dotaties aan voorzieningen betreft de dotatie aan de voorziening claims, geschillen en rechtsgedingen.

Saldo van baten en lasten

Door gewijzigde (markt)omstandigheden en inzichten is sprake van uitstel of afstel van de voorgenomen afkoop van panden. Als gevolg hiervan dalen de huisvestingskosten in 2015 niet. Het saldo van baten en lasten wordt daardoor negatief. Door de verwachte afkoop van een pand in 2015 zal het negatieve saldo in 2016 worden verkleind. Op langere termijn (vanaf 2020) zullen deze kosten naar verwachting verder afnemen.

De extra huisvestingskosten worden, via het eigen vermogen van de NVWA, gedekt uit de middelen die aan de NVWA voor afkoop ter beschikking zijn gesteld. Deze middelen zijn toereikend om het voorziene meerjarige tekort te dekken.

Kasstroomoverzicht over het jaar 2015

Bedragen x € 1.000
   

2013

Stand Slotwet

2014

Begroting (stand 1e suppletoire begroting 2014)

2015

2016

2017

2018

2019

1.

Rekening courant RHB 1 januari 2014 + depositorekeningen

39.097

58.414

41.942

18.791

18.574

23.716

27.559

2.

Totaal operationele kasstroom

7.798

– 6.779

– 441

14.113

16.867

18.128

17.092

–/– totaal investeringen

– 10.334

– 17.807

– 28.730

– 18.226

– 24.682

– 12.926

– 15.402

+/+ totaal boekwaarde desinvesteringen

2.387

2.000

1.600

1.360

3.551

2.140

3.076

3.

Totaal investeringskasstroom

– 7.947

– 15.807

– 27.130

– 16.866

– 21.131

– 10.786

– 12.326

–/– eenmalige uitkering aan moederdepartement

             

+/+ eenmalige storting door moederdepartement

18.000

           

–/– aflossingen op leningen

– 10.612

– 9.940

– 11.530

– 12.356

– 15.276

– 16.425

– 16.903

+/+ beroep op leenfaciliteit

12.078

16.054

15.950

14.891

24.682

12.926

15.402

4.

Totaal financieringskasstroom

19.466

6.114

4.420

2.535

9.406

– 3.499

– 1.501

5.

Rekening courant RHB 31 december 2014 + stand depositorekeningen (=1+2+3+4)

58.414

41.942

18.791

18.574

23.716

27.559

30.824

Operationele kasstroom

De operationele kasstroom 2015 bestaat uit de som van het saldo van baten en lasten (– € 2,1 mln), de afschrijvingslasten (€ 11,2 mln) en uitgaven ten laste van de voorziening laboratoria in verband met de verwachte afkoop van het laboratorium Eindhoven (– € 9,5 mln).

Investeringskasstroom

Materiële activa

Naast een geringe uitbreiding van het aantal dienstauto’s als gevolg van het plan van aanpak is voor vervanging van de dienstauto’s een investeringsbedrag nodig van € 6,1 mln. De restwaarden van de ingeleverde dienstauto’s geven de bedragen van de desinvesteringen weer.

De investeringen in aanpassingen gebouwen, laboratorium- en kantoorinventaris en controleapparatuur betreffen € 3,4 mln.

Immateriële activa

De NVWA is in 2014 gestart met de kennis en vaardigheden uit te bouwen en de onderliggende processen en de informatiearchitectuur te implementeren. Hiermee samenhangend is in 2015 een aanzienlijke investering in ICT begroot die voor een belangrijk deel samenhangt met het plan van aanpak NVWA.

Financieringskasstroom

De financieringskasstroom geeft het saldo weer van de benodigde leningen en de aflossing op de lopende leningen. Van de ruim € 28 mln aan investeringen in 2015 wordt bijna € 16 mln gefinancierd uit leningen en circa € 12 mln uit eigen middelen.

Overzicht doelmatigheidsindicatoren

 

2013 Slotwet

2014 Vastgestelde begroting

2015

2016

2017

2018

2019

Gemiddelde Kostprijs (€/uur)

94,13

95,00

95,60

95,60

95,60

95,60

95,60

Tarieven

             

Index in reële termen t.o.v. 2012 (2012 = 100)

100,06

100

101,6

101,6

101,6

101,6

101,6

Omzet per productgroep (x € mln)

             

Toezicht

149,4

142,4

166,3

163,5

160,0

158,4

158,4

Advies en Vertegenwoordiging

7,6

8,8

10,7

10,4

10,0

9,8

9,8

Klantinteractie en dienstverlening

20,9

19,9

23,7

23,4

23,0

22,9

22,9

Inlichtingen en opsporing

11,8

12,3

14,0

13,5

12,9

12,7

12,7

Incident en crisismanagement

5,2

4,5

4,3

4,2

4,0

4,0

4,0

Laboratoriumonderzoek

16,5

21,5

21,0

20,8

20,6

20,5

20,5

Kennis en expertise

9,2

10,2

9,5

9,3

9,2

9,1

9,1

Communicatie

1,3

1,3

1,8

1,7

1,7

1,7

1,7

FTE

             

Aantal FTE (excl. externe inhuur)

2.163

2.181

2.303

2.241

2.200

2.221

2.230

Verhouding FTE direct/indirect (excl externe inhuur)

1.733/430

1.760/421

1.849/454

1.800/441

1.767/433

1.783/437

1.791/439

Personeelskosten per fte

70.143

70.000

70.900

70.900

70.900

70.900

70.900

Saldo van baten en lasten

             

Saldo van baten en lasten als % van de totale baten

0,24%

0,00%

– 0,8%

– 0,2%

– 0,2%

– 0,3%

– 0,3%

Kwaliteit

             

Afhandelsnelheid informatieverzoeken, klachten en meldingen

64%

95%

95%

95%

95%

95%

95%

Tijdig betaalde facturen (< 30 dagen).

nvt

nvt

90%

90%

90%

90%

90%

Toelichting

De inschatting van de kostprijsontwikkeling is lastig te maken, vanwege mogelijke tegengestelde factoren. Behalve de effecten van het plan van aanpak, zoals het programma Keuring en Toezicht, is ook de ontwikkeling van het prijspeil onzeker. De omzet van producten stijgt aanzienlijk ten opzichte van de oorspronkelijk vastgestelde begroting, onder meer door het plan van aanpak. In de jaren daarna wordt een daling zichtbaar door een afname van met name de beschikbare EZ-budgetten, onder andere in verband met taakstellingen Rutte II. Deze daling vertaalt zich in een daling van de fte’s. De NVWA wil snel blijven reageren naar aanleiding van verzoeken, klachten en meldingen en wil 95% binnen de behandeltermijn van 6 weken afhandelen.

Het is van belang dat de overheid facturen op tijd betaalt. De NVWA streeft ernaar dat minimaal 90% van de facturen binnen een periode van 30 dagen wordt betaald.

3.6 Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO)

De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) is per 1 januari 2014 ontstaan door samenvoeging van twee voormalige agentschappen binnen het Ministerie van Economische Zaken (Dienst Regelingen en Agentschap NL). Het nieuwe agentschap voert het overheidsbeleid uit voor ondernemend Nederland op het gebied van innovatie, duurzaamheid, landbouw en internationale samenwerking. Hierbij draagt ze bij aan een economisch sterker Nederland en een duurzame samenleving.

Het Ministerie van Economische Zaken en de ministeries van Buitenlandse Zaken, Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Infrastructuur en Milieu behoren tot de grootste opdrachtgevers binnen de rijksoverheid. RVO voert daarnaast programma’s, regelingen en wetten uit voor decentrale overheden en Europese Unie.

Begroting agentschap 2015

Bedragen x € 1.000
 

2013 Stand Slotwet

2014 Begroting (stand 1e suppletoire begroting 2014)

2015

2016

2017

2018

2019

Baten

             

Omzet moederdepartement

297.828

279.813

293.541

285.584

278.871

274.265

274.265

Omzet overige departementen

77.408

70.486

104.616

102.671

102.671

101.671

101.671

Omzet derden

16.888

25.676

43.566

41.896

41.896

41.896

41.896

Rentebaten

118

10

10

10

10

10

10

Vrijval voorzieningen

4.182

0

0

0

0

0

0

Bijzondere baten

4.137

0

0

0

0

0

0

Totaal baten

400.561

375.985

441.733

430.161

423.448

417.842

417.842

               

Lasten

             

Apparaatskosten

             

Personele kosten

217.500

208.177

243.760

238.925

236.913

234.316

234.316

– waarvan eigen personeel

157.747

170.062

189.162

199.293

199.293

199.293

199.293

– waarvan externe inhuur

56.001

33.805

42.936

28.201

26.285

23.812

23.812

Materiële kosten

157.814

151.154

181.562

174.978

171.916

168.946

168.956

– waarvan apparaat ICT

13.676

0

0

0

0

0

0

– waarvan bijdrage aan SSO's

66.146

70.695

81.000

82.000

81.000

80.500

80.500

Rentelasten

349

167

115

66

28

2

0

Afschrijvingskosten

             

Materieel

2.664

2.756

2.564

2.461

2.360

2.348

2.340

– waarvan apparaat ICT

             

Immaterieel

12.772

13.731

13.731

13.731

12.231

12.231

12.231

Overige kosten

0

0

0

0

0

0

0

– dotaties voorzieningen

3.904

0

0

0

0

0

0

– bijzondere lasten

1.688

0

0

0

0

0

0

Totaal lasten

396.691

375.985

441.733

430.161

423.448

417.842

417.842

               

Saldo van baten en lasten

3.870

0

0

0

0

0

0

Baten

Omzet moederdepartement

Bedragen x € 1.000
 

2013 Stand Slotwet

2014 Begroting (stand 1e suppletoire begroting 2014)

2015

2016

2017

2018

2019

DG AGRO

127.350

124.860

138.172

134.721

132.076

130.276

130.276

DG B&I

78.400

74.600

79.122

72.690

71.104

70.023

70.023

DG ETM

47.300

44.000

39.557

38.477

37.409

36.682

36.682

DG N&R

38.500

34.000

31.715

34.721

33.307

32.309

32.309

Overig

6.278

2.353

4.976

4.976

4.976

4.976

4.976

Totaal

297.828

279.813

293.541

285.584

278.871

274.265

274.265

In de post «omzet moederdepartement» is de taakstelling Rijksdienst opgenomen meerjarig met de volgende bedragen: € 1,2 mln in 2015, € 11,0 mln in 2016, € 17,7 mln in 2017, € 22,3 mln in 2018. Voor 2015 is sprake van een toenemende omzet moederdepartement ten opzichte van 2014 met circa € 13 mln. Dit hangt enerzijds samen met de afname van het opdrachtenpakket en anderzijds is sprake van een toename door taken die overkomen van de Medebewindsorganisatie (MO) van de Productschappen. In deze begroting is ingaande 2016 rekening gehouden met de overdracht van taken met betrekking tot Dienst Landelijk Gebied (DLG), maar er is vooralsnog geen rekening gehouden met de overdracht van taken met betrekking tot de Visserijregelingen. In de uitwerking worden de budgettaire effecten verder geconcretiseerd.

DG AGRO

RVO is onder andere belast met de uitvoering van de Europese Landbouwsubsidies (GLB) en Mestwetgeving. Voor 2015 wordt het werkpakket uitgebreid met taken van de Productschappen en vanaf 2016 met taken van Dienst Landelijk Gebied (DLG).

DG Bedrijfsleven & Innovatie (B&I)

RVO is belast met taken vanuit DG B&I ter stimulering van innovatie en doet dit op diverse manieren, onder andere met de Wet Bevordering Speur- en Ontwikkelingswerk (WBSO), de Research en Development Aftrek (RDA) en het Innovatiefonds Midden- en Kleinbedrijf (MKB+). Daarnaast wordt samenwerking bevorderd binnen de gouden driehoek van bedrijfsleven, kennisinstellingen en overheid, met name binnen de negen topsectoren.

DG Energie, Telecom en Mededinging (ETM)

Het DGETM werkpakket kent zeven thema’s langs de begrotingsindeling: Energie Innovatie, Energiebesparing, Energieproductie, CO2 beleid, Kernenergie/Stralingsbescherming, Internationaal en overige en Energiemarkt.

DG Natuur & Regio (N&R)

Het werkpakket voor N&R bestaat in 2015 voornamelijk uit vergunning en handhavingsregelingen op het gebied van Flora en Fauna Wetgeving en CITES. De uitvoering van het (Agrarisch) Natuurbeheer valt vanaf 2015 onder Opdrachten van Derden.

Omzet overige departementen

Bedragen x € 1.000
 

2013 Stand Slotwet

2014 Begroting (stand 1e suppletoire begroting 2014)

2015

2016

2017

2018

2019

Ministerie van BuZa

55.366

50.769

83.233

82.707

82.707

82.707

82.707

Ministerie van BZK

10.343

10.000

8.000

8.000

8.000

7.000

7.000

Ministerie van I&M

9.113

7.514

8.677

7.259

7.259

7.259

7.259

Ministerie van OCW

1.013

738

2.924

2.924

2.924

2.924

2.924

Ministerie van V&J

795

930

1.402

1.402

1.402

1.402

1.402

Ministerie van SZW

403

400

380

379

379

379

379

Ministerie van VWS

371

135

0

0

0

0

0

Ministerie van Defensie

4

           

Totaal

77.408

70.486

104.616

102.671

102.671

101.671

101.671

De omzet overige departementen stijgt per saldo met 47% ten opzichte van de begroting 2014. Dit wordt voornamelijk veroorzaakt doordat het Ministerie van Buitenlandse Zaken (BuZa) de opdracht aan haar agentschap Centrum tot Bevordering van de Import uit ontwikkelingslanden (CBI) per 1 januari 2015 zal overdragen aan RVO. Het agentschap CBI zal om die reden door Buitenlandse Zaken worden geliquideerd.

Ministerie van BuZa

RVO voert activiteiten uit op de beleidsterreinen van Buitenlandse Zaken en Buitenlandse Handel & Ontwikkelingssamenwerking. De expertise en inzet van RVO is met name toegespitst op Duurzame handel en investering en Duurzame ontwikkeling, voedselzekerheid en water. BuZa zet voor duurzame handel en investeringen in op synergie tussen handel en ontwikkelingssamenwerking. Het omvat de versterking van internationale handelssystemen, de Nederlandse handelspositie, het stimuleren van duurzame economische ontwikkeling – waaronder private sectorontwikkeling en verbetering van het lokale investeringsklimaat – in ontwikkelingslanden en het Dutch Good Growth Fund. Met uitzondering van de versterking van internationale handelssystemen zien we al deze pijlers in het opdrachtenpakket terug. BuZa zet voor duurzame ontwikkeling, voedselzekerheid en water in op een toename van voedselzekerheid en op verbeterd waterbeheer, drinkwater en sanitatie. Daarnaast onder duurzame ontwikkeling op duurzaam gebruik van natuurlijke hulpbronnen, het tegengaan van klimaatverandering en het vergroten van de weerbaarheid van de bevolking tegen onafwendbare klimaatverandering.

Ministerie van BZK

De opdracht van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) betreft onder meer de implementatie van de herziene Europese richtlijn energieprestatie gebouwen EPBD (Energy Performance of Buildings Directive) (waaronder het energielabel voor woonconsumenten), de implementatie van het SER-akkoord voor het onderdeel «gebouwde omgeving», het begeleiden van expertteams op het gebied van kantorentransformatie, particulier opdrachtgeverschap en de uitvoering van het programma bevolkingsdaling.

Ministerie van I&M

Het opdrachtenpakket is gebundeld rondom vier hoofddoelen van Infrastructuur & Milieu (I&M): klimaat en energie, circulaire economie, water en mobiliteit. Het werkpakket bestaat uit opdrachten die gerelateerd zijn aan de Groene Groei brief, het programma Van Afval naar Grondstof, de Klimaatagenda en het Nationaal Energie Akkoord. Het I&M opdrachtenpakket heeft veel synergie met aanpalende opdrachten van andere opdrachtgevers als EZ, BZK en BuZa bijvoorbeeld op het vlak van energie en klimaat, biobased waar in de uitvoering ook de verbinding over de departementen heen wordt gelegd.

Omzet derden

Bedragen x € 1.000
 

2014 Begroting (stand 1e suppletoire begroting 2014)

2015

2016

2017

2018

2019

EU

1.800

2.476

2.172

2.172

2.172

2.172

Leges dierenregistraties

5.000

6.000

6.000

6.000

6.000

6.000

Leges Overige regelingen AGRO

1.900

1.900

1.900

1.900

1.900

1.900

Leges Mest

1.600

1.600

1.600

1.600

1.600

1.600

Vergunningen

423

423

423

423

423

423

Provincies

13.790

29.100

27.900

27.900

27.900

27.900

Overig

1.163

2.066

1.901

1.901

1.901

1.901

Totaal

25.676

43.566

41.896

41.896

41.896

41.896

Deze omzet heeft betrekking op opdrachten voor de Europese Unie, een bijdrage door derden in de uitvoeringskosten die in opdracht van het moederdepartement plaatsvinden (bijvoorbeeld heffingen en retributies) en diverse overige opdrachtgevers. Op het totaal is een toename te zien van de omzet ten opzichte van 2014. Dit geldt met name voor leges dierenregistraties en Provincies. De toename van de omzet derden wordt voornamelijk veroorzaakt door een verschuiving van de verantwoordelijkheden voor de Subsidieregeling Natuur en Landschap (SNL) naar de Provincies.

Rentebaten

Gelet op de huidige en verwachte rentepercentages voor deposito’s blijven de rentebaten beperkt tot € 10.000.

Lasten

In deze lasten is vooralsnog geen rekening gehouden met de impact van de overdracht van taken met betrekking tot visserij en de Productschappen.

Personele kosten

De personele kosten stijgen in 2015 ten opzichte van 2014 met € 36 mln. door de toename van het personeelsbestand van 252 fte ten opzichte van 2014. Dit is het gevolg van een stijging van het totale opdrachtenpakket door taken die overkomen van Centrum tot Bevordering van de Import uit ontwikkelingslanden (CBI) en de Medebewindsorganisatie(MO) van de Productschappen. Voor 2015 wordt het gemiddelde aantal fte geraamd op 3.121 (2.539 ambtelijk vast en tijdelijk en 582 inhuur)

De gemiddelde loonkosten per fte over 2015 worden geraamd op € 74.000 voor ambtelijk personeel en € 75.000 voor inhuurkrachten.

Materiële kosten

De totale materiele kosten zijn voor 2015 geraamd op € 182 mln. Dit een stijging van ruim € 30 mln. De materiële kosten zijn onder te verdelen in directe en indirecte materiële kosten.

Directe materiële kosten zijn kosten die direct verband houden met de uitvoering van opdrachten. Hiertoe behoren onder andere kosten ten behoeve van de exploitatie van de Netherlands Business Support Offices, de buitenkantoren van de Foreign Investment Agency (NFIA) en Technisch Wetenschappelijke Attaché (TWA) en kosten voor de uit te voeren regelingen. In 2015 worden de directe materiële kosten op € 101 mln geraamd. De stijging (€ 16 mln) van de directe materiële kosten wordt veroorzaakt door de overdracht van taken van Centrum tot Bevordering van de Import uit ontwikkelingslanden (CBI) naar RVO en de Medebewindsorganisatie(MO) van de Productschappen.

Indirecte materiële kosten zijn kosten die niet direct verband houden met een opdracht. In 2015 worden de indirecte materiële kosten geraamd op € 81 mln. Deze kosten bestaan voornamelijk uit kosten voor producten en diensten van DICTU (€ 53 mln) en huisvestingskosten (€ 21 mln).

De totale bijdrage aan SSO’s bedraagt voor 2015 € 82 mln. Hiervan heeft € 61 mln betrekking op de verwachtte omvang van producten en diensten van DICTU. De bijdragen aan de Rijksgebouwendienst bedraagt € 21 mln.

Rentelasten

Het bedrag aan opgenomen rentelasten betreft rente op de leningen bij het Ministerie van Financiën. De terugloop in de rentelasten wordt veroorzaakt door een beperkter beroep op de leenfaciliteit. Daarnaast is er sprake van een lage rentestand.

Kasstroomoverzicht over het jaar 2015

Bedragen x € 1.000
   

2013

Stand Slotwet

2014

Vastgestelde begroting

2015

2016

2017

2018

2019

1.

Rekening courant RHB 1 januari 2014 + depositorekeningen

107.427

81.787

78.003

70.454

64.696

61.264

57.833

2.

Totaal operationele kasstroom

19.227

13.582

5.295

6.192

6.591

6.579

6.571

 

–/– totaal investeringen

– 7.391

– 11.950

– 9.950

– 9.950

– 9.950

– 9.950

– 9.950

 

+/+ totaal boekwaarde desinvesteringen

77

0

0

0

0

0

0

3.

Totaal investeringskasstroom

– 7.314

– 11.950

– 9.950

– 9.950

– 9.950

– 9.950

– 9.950

 

–/– eenmalige uitkering aan moederdepartement

0

0

0

0

0

0

0

 

+/+ eenmalige storting door moederdepartement

0

0

0

0

0

0

0

 

–/– aflossingen op leningen

– 8.075

– 5.416

– 2.894

– 2.000

– 73

– 60

– 30

 

+/+ beroep op leenfaciliteit

0

0

0

0

0

0

0

4.

Totaal financieringskasstroom

– 8.075

– 5.416

– 2.894

– 2.000

– 73

– 60

– 30

5.

Rekening courant RHB 31 december 2014 + stand depositorekeningen (=1+2+3+4)

111.265

78.003

70.454

64.696

61.264

57.833

54.424

Toelichting

Het kasstroomoverzicht geeft een analyse van de liquiditeitsontwikkeling. De operationele kasstroom bestaat uit het geraamde saldo van baten en lasten, gecorrigeerd voor afschrijvingen en mutaties in voorzieningen en het werkkapitaal. Voor 2015 wordt een lagere rekening courantverhouding verwacht door een lagere operationele kasstroom. De voor 2015 geraamde investeringen (€ 10,0 mln) bestaan uit investeringen in ICT systemen ten behoeve van de uitvoer van regelingen en vervangingsinvesteringen in installaties en inrichtingen.

Overzicht doelmatigheidsindicatoren

 

2013 Slotwet

2014 Begroting (stand 1e suppletoire begroting 2014)

2015

2016

2017

2018

2019

Inputindicatoren

             

Kernindicatoren

             

Verhouding direct/indirect personeel

82%

84%

85%

85%

85%

85%

85%

               

Outputindicatoren

             

Kernindicatoren

             

Tariefindex in reële termen

102,9

100

100

100

100

100

100

Totaal aantal ambtelijk fte werkzaam excl. externe inhuur

2.235

2.288

2.539

2.675

2.675

2.675

2.675

Saldo baten en lasten als percentage van totale baten

0,5%

0%

0%

0%

0%

0%

0%

               

Kwaliteitsindicatoren

             

Kernindicatoren

             

Klanttevredenheid

7,2

7,3

7,3

7,3

7,3

7,3

7,3

Gehonoreerde bezwaarschriften

28%

25%

25%

25%

25%

25%

25%

Toelichting

RVO streeft naar een percentage direct personeel van 85% en een geïndexeerd gewogen tarief van 100. De klanttevredenheid wordt per kwartaal gemeten en RVO streeft naar een klanttevredenheid van 7,3. Daarnaast streeft RVO naar 25% gehonoreerde bezwaarschriften.

4. BEGROTING DIERGEZONDHEIDSFONDS

Doel van het Diergezondheidsfonds

In de veehouderij komen regelmatig dierziekten voor. Uitbraken van dierziekten hebben een grote impact op de Nederlandse samenleving als geheel en op de agrarische sector, inclusief de aanverwante verwerkende voedselindustrie, in het bijzonder. Voor dergelijke potentieel snel om zich heen grijpende dierziekten gelden speciale bestrijdings- en preventieregimes die grotendeels hun wortels kennen in Europese regelgeving. Voor veel van deze dierziekten bevat de Europese regelgeving een plicht tot bestrijding. Daarnaast kan sprake zijn van verplichtingen tot preventieve maatregelen zoals onderzoek naar de aan- of afwezigheid van een dierziekte via het monitoren van (een selectie van) ogenschijnlijk gezonde dieren. De door de overheid gemaakte kosten en uitgaven voor preventie en bestrijding van dierziekten worden betaald uit het Diergezondheidsfonds.

Het fonds heeft als doel het betalen van kosten in verband met de bestrijding, bewaking en preventie van, en onderzoek naar besmettelijke dierziekten, zoönosen en ziekteverschijnselen in brede zin. De ontvangsten van het fonds worden onder meer gevormd door jaarlijkse bijdragen vanuit de begroting van het Ministerie van Economische Zaken, de heffingen op grond van Hoofdstuk VIII Gwwd (artikel 95b, onderdelen a tot en met d, Gwwd) en middelen die door de Europese Unie ter beschikking zijn gesteld in verband met het weren en bestrijden van besmettelijke dierziekten.

Het beleid dat aan de basis ligt van de inzet van het DGF is weergegeven in beleidsartikel 16 van de EZ-begroting. Relevante prestatie indicatoren en kengetallen zijn derhalve daar ondergebracht. De kosten voor inzet van de crisisorganisatie worden eveneens op beleidsartikel 16 begroot en verantwoord.

In tegenstelling tot voorgaande jaren bevat de begroting van het DGF voor 2015 ook de kosten van het voorkomen en bestrijden van dierziekten waarvoor de bestrijding en de financiering door EZ zijn overgenomen van de productschappen, waaronder de Ziekte van Aujeszky, Salmonella Se St, Leukose en Mycoplasma. De totale begroting van het DGF valt daardoor substantieel hoger uit dan in voorgaande jaren.

4.1 Beleidsartikel 01 Bewaking en bestrijding van dierziekten en voorkomen en verminderen van welzijnsproblemen

Algemene doelstelling

Bewaking en bestrijding van bepaalde dierziekten en het voorkomen en verminderen van welzijnsproblemen.

Rol en verantwoordelijkheid

De Minister van EZ is verantwoordelijk voor:

  • Het bestrijden van dierziekten die op basis van wetgeving verplicht moeten worden bestreden en indirect verantwoordelijk voor welzijnsaspecten bij de bestrijding.

  • Het tijdig signaleren en afhandelen van verdenkingen en besmettingen door onderzoek en monitoring/bewaking van bepaalde dierziekten (bijvoorbeeld scrapie, bluetongue, brucella melitensis, klassieke en Afrikaanse varkens pest, MKZ, AI, Ziekte van Aujeszky, salmonella en Mycoplasma en BSE).

  • Effectieve en doelmatige crisisorganisatie bij dierziekteuitbraken.

Telkens na een uitbraak van een besmettelijke dierziekte vindt een evaluatie plaats op alle onderdelen van bestrijdingsmaatregelen, welzijnsmaatregelen en crisisorganisatie.

Beleidswijzigingen

Beleidswijzigingen op het terrein van het diergezondheid worden opgenomen onder artikel 16 «Concurrerende, duurzame, veilige, agro-,visserij- en voedselketens».

Budgettaire gevolgen van beleid

Bedragen x 1.000
 

2013

2014

2015

2016

2017

2018

2019

01 Bewaking en bestrijding van dierziekten en voorkomen en verminderen van welzijnsproblemen

             
               

Verplichtingen

11.247

20.194

21.860

21.860

21.860

21.860

21.860

Uitgaven

11.247

20.194

21.860

21.860

21.860

21.860

21.860

waarvan juridisch verplicht

   

100%

       

Beginsaldo

4.636

9.294

         

Programma-uitgaven

11.247

20.194

21.860

21.860

21.860

21.860

21.860

               

Opdrachten

11.247

20.194

21.860

21.860

21.860

21.860

21.860

Bewaking van dierziekten (U1.11)

3.636

4.200

9.307

9.307

9.307

9.307

9.307

Bestrijding van dierziekten (U1.12)

7.460

15.994

12.553

12.553

12.553

12.553

12.553

Voorkomen en verminderen van welzijnsproblemen (U1.13)

0

0

0

0

0

0

0

Overig (U1.14)

151

0

0

0

0

0

0

               

Ontvangsten

15.905

20.194

21.860

21.860

21.860

21.860

21.860

               

Eindsaldo

9.294

           

Budgetflexibiliteit

Er is veelal sprake van doorlopende contracten met bedrijven om bewakingsprogramma’s uit te voeren waardoor die 100% juridisch verplicht zijn.

Financiering DGF

De middelen ter financiering van de uitgaven van het DGF zijn afkomstig van het Rijk, van het bedrijfsleven (middels een heffing) en van de Europese Unie. De bijdrage van het Rijk wordt geraamd en verantwoord in het beleidsartikel 16 van de EZ-begroting. Tot nu toe waren de afspraken over de bijdrage van het bedrijfsleven aan het DGF vastgelegd in het «Convenant financiering bestrijding besmettelijke dierziekten LNV – PVV – PPE – PZ» (Stcrt. Nr. 11754, d.d. 26 juli 2010). Dit convenant gold voor de periode 2010–2014. Overheid en bedrijfsleven hebben de wens uitgesproken de gezamenlijke financiering van de preventie- en bestrijdingskosten, ook na de opheffing van de Productschappen, voort te zetten in 2015. De nieuwe meerjarige afspraken zullen worden vastgelegd in een nieuw convenant Financiering bestrijding besmettelijke dierziekten.

Onderdeel van de nieuwe afspraken zullen de, indien nodig geactualiseerde, plafondbedragen zijn. Een plafond is de maximale financiële bijdrage van een sector aan het Diergezondheidsfonds gedurende de periode van het convenant. Indien de kosten van een uitbraak hoger zijn dan het desbetreffende plafondbedrag, zullen de meerkosten ten laste komen van de overheid. De kosten van de bestrijding bij particulieren en hobbydierhouders worden gedragen door het Rijk.

Voor de actualisering van de plafondbedragen zal gebruik worden gemaakt van berekeningen door Wageningen Universiteit.

Nu de productschappen opgeheven worden, kan het convenant, dat op 31 december 2014 is afgelopen, niet op dezelfde wijze en met dezelfde partijen voor een nieuwe looptijd worden voortgezet. Vanwege het uitgangspunt van een gedeelde verantwoordelijkheid voor het dragen van de kosten ter wering en bestrijding van dierziekten, is het daarom gewenst de sectorbijdrage op een andere wijze te verzekeren. Vanaf 2015 wordt daarom een heffing ingevoerd op basis van Hoofdstuk VIII van de Gezondheid- en welzijnswet voor dieren (Gwwd), onder de naam «diergezondheidsheffing». Het voornemen bestaat om deze diergezondheidsheffing in te voeren op het moment van de beoogde opheffingsdatum van de productschappen, namelijk 1 januari 2015. Het betreft een heffing ten behoeve van de kosten die samenhangen met de bestrijding, bewaking en preventie van, en onderzoek naar besmettelijke dierziekten, zoönosen en ziekteverschijnselen in brede zin.

Voor wat betreft de heffingssytematiek van de diergezondheidsheffing is, voor zover mogelijk, aangesloten bij de heffingssystematiek die de productschappen voorheen hanteerden. Omdat de diergezondheidsheffing echter een andere wettelijke grondslag kent, wijkt de heffingssystematiek op sommige onderdelen af van de door de productschappen gehanteerde systematiek.

De tarieven voor de diergezondheidsheffing zijn gebaseerd op een raming voor de verwachte kosten voor de komende drie jaren, waarbij ook rekening is gehouden met de gerealiseerde kosten van de afgelopen tweeënhalf jaar. Op grond van de Gwwd staan de tarieven vast voor drie jaar.

Met de geïntroduceerde heffingen wordt volstaan met een tarief dat voldoende is om de verwachte jaarlijkse kosten van het Diergezondheidsfonds te dekken. Daarbij is nu ook rekening gehouden met kosten in verband met het voorkomen en bestrijden van dierziekten waarvoor de bestrijding en de financiering door EZ is overgenomen van de productschappen, waaronder de Ziekte van Aujeszky, Salmonella, Leukose en Mycoplasma.

Er worden met de opbrengsten van de heffing geen buffers opgebouwd voor uitgaven bij eventuele grote dierziekteuitbraken. Indien mogelijk zullen dergelijke kosten worden voldaan vanuit de huidige reserves bij de bedrijfslichamen dan wel via een ophoging van de heffing in een later stadium.

De opbrengsten uit de diergezondheidsheffing zullen aangewend worden voor die sectoren waaruit die middelen afkomstig zijn. In de administratie van inkomsten en uitgaven van het fonds zullen daartoe per diersoort de daaraan gerelateerde inkomsten en uitgaven worden geadministreerd.

De herijkte uitgangsmaxima in het nieuwe convenant zullen tevens worden geactualiseerd aan de hand van de omvang van de betrokken veestapel (cijfers CBS-LEI).

Toelichting op de artikelonderdelen/instrumenten

01.11 Bewaking van dierziekten

Het niet tijdig opmerken van een dierziekte kan bij bepaalde dierziekten tot grote gevolgen leiden. Daarom is het tijdig signaleren van een besmetting en het adequaat bestrijden van groot belang. Het signaleren van (mogelijke) dierziekten vindt plaats door houders van dieren, dierenartsen,en/of medewerkers van laboratoria/onderzoeksinstellingen, hetzij op basis van klinische verschijnselen dan wel op basis van de uitkomsten van laboratoriumonderzoek. In het geval deze verschijnselen kunnen wijzen op een aangifteplichtige ziekte, dient dit onmiddellijk bij de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) te worden gemeld. Naast de meldplicht worden in opdracht van EZ bewakings- en monitoringsprogramma’s uitgevoerd die deels door de Europese Unie (EU) verplicht zijn gesteld ter behoud van de dierziektevrij-status. Door bewakingsonderzoeken uit te voeren wordt het risico dat een ziekte niet of niet tijdig wordt opgemerkt gereduceerd. Bewakingsprogramma’s ondersteunen tevens de preventie van de betreffende dierziekten.

Streefwaarden

  • Behoud van de huidige, officieel door de EU en door de Wereldorganisatie voor diergezondheid (OIE) verleende, status vrij te zijn van een aantal dierziekten.

Beleidsinstrumenten

De EU en de OIE verlenen onder bepaalde voorwaarden aan lidstaten officiële erkenningen voor het vrij zijn van besmettelijke dierziekten. Deze door de EU erkende statussen «vrij van dierziekten» worden bewaakt op basis van meldingen van actuele uitbraken en – voor bepaalde dierziekten – door het periodiek uitvoeren van bewakingsprogramma’s. Lidstaten en bij de OIE aangesloten landen zijn verplicht om uitbraken van ziekten direct te melden aan de OIE en EU.

Om de door de EU en de OIE verleende erkenningen «vrij van dierziekten» dan wel «verwaarloosbaar risico» te behouden worden bewakingsprogramma’s voor de volgende zes dierziekten uitgevoerd: Brucella melitensis, Brucellose, Blauwtong, BSE, Ziekte van Aujeszky en Aviaire Influenza (AI).

Naast deze officiële vrijstatus zijn er andere redenen voor het uitvoeren van monitoringprogramma’s, bijvoorbeeld de volksgezondheid of nationale diergezondheidsbelangen. Zo is voor Nederland de monitoring op Q-koorts, Mycoplasma gallicum en Salmonella St/Se belangrijk. In 2015 worden deze monitoringsprogramma’s voortgezet.

In verband met de Nederlandse vrijstatus voor Blauwtong per 15 februari 2012 is de uitvoering van de monitoring van Blauwtong viruscirculatie in 2012 aangepast. Nederland voert jaarlijks, zo ook in 2015, een monitoringprogramma uit dat voldoet aan de eisen van de Europese Unie (Verordening 1266/2007, Bijlage I punt 2: blauwtongmonitoring).

In 2013 is het monitoringsprogramma voor TSE bij schapen en geiten aangepast omdat door de gedaalde omvang van het schapen- en geitenbestand conform EU-wetgeving volstaan kan worden met een kleiner aantal monsters. Hiermee is in de begroting rekening gehouden.

Voor een snelle opsporing van dierziekten is de overheid in sterke mate afhankelijk van de opmerkzaamheid van veehouder en dierenarts en van hun bereidheid een verdenking te melden. In aanvulling op de monitoringsprogramma’s worden daarom zogenaamde «early warning»-programma’s uitgevoerd voor AI en KVP. Deze bieden de mogelijkheid om bij een eventuele verdenking van een infectie (een) monster(s) op te sturen voor uitsluitingdiagnostiek.

Prestatiegegevens

Begroting en aantallen dieren en bedrijven 2015.

Begrote uitgaven x € 1.000

Bewaking van dierziekten

Bedrijven

Dieren

Uitgaven

Brucella (schaap, geit)

1.500

14.000

400

Blauwtong (rund, schaap, geit)

291

387

100

BSE rund, bij destructor en bij noodslachting

 

48.000

1.950

TSE schaap/geit, bij destructor1

 

3.000

40

KVP (varkens)

     

– Veehouderij (early warning)

 

540

 

– Veehouderij (tonsillen)

 

4.600

300

– Wilde zwijnen

 

500

150

AI

     

Bedrijfsmatig pluimvee: early warning

 

1.400

 

– Insturen monsters (swabs)

1.500

 

100

– Melding afwijkende verschijnselen (bij GD)

1.200

   

– Bedrijfsmatig pluimvee: monitoring serologische testen

2.700

170.000

 

Wilde vogels:

     

– Monitoring levende wilde vogels

 

5.000

 

– Monitoring dode vogels

 

500

105

Q-koorts (melkmonsters)

380

 

915

       

Subtotaal

   

4.060

       

Overgenomen Productschapstaken

     

Leukose

 

26.000

450

Ziekte van Aujeszky (varken)

   

40

Salmonella Se St (pluimvee)

     

– Bewaking en preventie2

 

9.358

484

– verificatieonderzoek VB

58

 

36

– verificatieonderzoek Leg

26

 

121

– vaccinatie

2.000 koppels leg en 693 koppels vermeerdering

 

4.000 3

Mycoplasma

1.900

 

116

       

Subtotaal

   

5.247

       

Totaal bewaking van dierziekten

   

9.307

       

Begrote sectorbijdrage

     

Rund (inclusief leukose monitoring)

   

1.458

Varken (incl ziekte van Aujeszky)

   

245

Schapen en geiten

   

690

Pluimvee (inclusief Salmonella Se St en mycoplasma)

   

2.802

Bron: Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (BSE en TSE), Erasmus Universiteit Rotterdam (onderzoek levende wilde vogels), SOVON en CVI (onderzoek dode wilde vogels) Nederlandse Schapen- en Geitenfokkers Organisatie (Brucella) en Gezondheidsdienst voor Dieren (overig).

X Noot
1

In 2013 is het monitoringsprogramma voor TSE bij schapen en geiten aangepast omdat door de gedaalde omvang van het schapen- en geitenbestand conform EU-wetgeving volstaan kan worden met een kleiner aantal monsters. Hiermee is in de begroting rekening gehouden

X Noot
2

Verwachting 2015: vleeskuikens 85 detectie en 5 serotypering; kalkoenen 6 detectie en 2 serotypering, Vermeerdering 5.600 detectie en 60 serotypering; leg 3.500 detectie en 100 serotypering.Totaal 9.358 monsters die genomen worden.

X Noot
3

50% cofinanciering door EU en 50% door sector.

De aantallen bedrijven en dieren in bovenstaande tabel zijn indicatief en zijn gebaseerd op realisatiecijfers in voorgaande jaren en een inschatting van ontwikkelingen. De kosten van de basismonitoring zijn niet in de begroting van 2015 opgenomen.

1.12 Bestrijding van dierziekten

Onder de bestrijding van dierziekten vallen:

  • Onderzoek naar verschijnselen die kunnen duiden op een aangifteplichtige dierziekte na een melding door een (vee)houder en/of door een dierenarts;

  • Onderzoek van verdachte dieren;

  • Treffen van voorzieningen om onmiddellijk te kunnen bestrijden;

  • Bestrijding van besmettelijke dierziekten zoals Q-koorts, tuberculose, brucellose en leukose;

  • Bestrijding van zeer besmettelijke dierziekten zoals AI, MKZ en KVP.

Als veehouders verschijnselen signaleren bij hun dieren die kunnen duiden op een aangifteplichtige dierziekte, is melding daarvan verplicht. Het onderzoeken van deze meldingen is een belangrijke structurele taak van de NVWA. Naast dit structureel onderzoeken van verschijnselen bij dieren als gevolg van een melding, wordt structureel onderzoek uitgevoerd naar brucellose bij runderen als deze runderen binnen een bepaalde periode hun vrucht hebben verloren. Ook bij een positief testresultaat in een bewakingsonderzoek van een aangifteplichtige ziekte wordt dit gemeld bij de NVWA. Indien een bevestigingstest positief is, wordt het bedrijf door de NVWA besmet verklaard en wordt tot bestrijding overgegaan.

De bestrijding van dierziekten omvat feitelijk twee fasen, de eerste fase (de verdenkingsfase) vangt aan als verschijnselen, informatie of resultaten van onderzoek worden gemeld die kunnen duiden op een aangifteplichtige dierziekte, de tweede fase (de bestrijdingsfase) vangt aan als een besmetting is vastgesteld of als er zodanige aanwijzingen zijn dat moet worden uitgegaan van een besmetting.

Zodra sprake is of moet worden uitgegaan van een besmetting, worden onmiddellijk bestrijdingsmaatregelen getroffen door de (permanente) crisisorganisatie van EZ. Vertraging van de bestrijding leidt tot meer besmettingen en daarmede tot langduriger bestrijdingsmaatregelen. Door EZ zijn contracten gesloten met bedrijven voor de beschikbaarstelling van mensen en middelen die een kritische rol vervullen in het bestrijdingsproces. Bestrijding vindt plaats volgens Europese bestrijdingsrichtlijnen. De aanpak is geregeld in diverse draaiboeken van het ministerie. Op www.rijksoverheid.nl staan de actuele draaiboeken.

In bepaalde gevallen kan de inzet van beschermende noodvaccinatie (vaccinatie «voor het leven») een effectieve bestrijdingmethode zijn. In plaats van het in grote aantallen ruimen van dieren kan de uitbraak bij bepaalde dierziekten tot staan worden gebracht door vaccinatie, in een bepaalde cirkel rondom besmette bedrijven. Gezonde gevaccineerde dieren worden niet meer gedood. Op basis van de huidige EU-regelgeving is beschermende noodvaccinatie mogelijk bij de bestrijding van uitbraken van MKZ, KVP en AI. Deze aanpak is op dit moment alleen uitvoerbaar bij dierziekten waarvoor een effectief vaccin beschikbaar is, te weten MKZ en KVP. De mogelijkheid van noodvaccinatie is vastgelegd in de betreffende beleidsdraaiboeken.

Streefwaarden

  • Zo snel en effectief mogelijk bestrijden van dierziekten.

Concreet houdt dit in dat bij een melding een onderzoek wordt ingesteld. Voor zover de melding betrekking heeft op verschijnselen die duiden op een zeer besmettelijke dierziekte, moet binnen 3 uur een deskundigenteam ter plaatse een onderzoek instellen.

Beleidsinstrumenten

Voor de bestrijding van dierziekten staan onder andere de volgende instrumenten ter beschikking:

  • wettelijke verplichting van houders van dieren en dierenartsen om verschijnselen die duiden op een aangifteplichtige dierziekte te melden;

  • klinische inspectie door een team van dierenartsen op bedrijven waar mogelijk sprake is van aangifteplichtige dierziekten;

  • monsternames door een team;

  • diagnostisch onderzoek van afgenomen monsters bij dieren;

  • instellen van stand-still, vervoersverboden, compartimenten;

  • vaccineren van dieren;

  • onderzoek van dieren op buurtbedrijven en andere relevante bedrijven;

  • tracering van een besmetting (van en naar);

  • doden van besmette dieren;

  • doden van dieren die een reëel gevaar zijn voor verspreiding van de besmetting;

  • destructie van (besmette) dieren;

  • reinigen en ontsmetten van bedrijven;

  • schadeloosstellen van houders voor gedode dieren.

De grondslag voor de inzet van bovenstaande instrumenten zijn:

  • EU-richtlijnen en EU-verordeningen;

  • GWWD;

  • (beleids)draaiboeken;

  • crisisorganisatie en voorzieningen.

Begrote uitgaven 2015 x € 1.000

Bestrijding van dierziekten

Uitgaven 1

   

Verdenkingen

 

– Brucellose (verwerpersonderzoek)2

1.000

– KVP

100

– MKZ (rund, schaap, geit)

15

– AI (LPAI)

300

– BSE (rund)

20

– TSE (schaap, geit)

15

– Diagnostiek verdenkingen3

600

   

Voorzieningen

 

– AUV

300

– Calamiteitenreserve destructie4

1.890

– Waakvlamcontracten

650

– Voorziening ZvA, MKZ / KVP

– Overige voorzieningen

2.400

   

Bestrijding

 

Jaarlijks terugkerende kosten bestrijding

2.700

   

Subtotaal

9.990

   

Overgenomen Productschapstaken

 

Bestrijding Ziekte van Aujeszky

760

Bestrijding Salmonella

 

– ruimingskosten

303

– vergoeding waarde dieren5

1.500

   

Subtotaal

2.563

   

Totaal

12.553

   

Begrote sectorbijdrage

 

Rund

2.122

Varken (inclusief ziekte van Aujeszky)

1.835

Schapen en geiten

420

Pluimvee (inclusief Salmonella)

3.208

X Noot
1

Begrote bedragen gebaseerd op gerealiseerde kosten 2011–2013 (zie jaarverslagen DGF), daarbij rekening houdend met meerjarige trends en structurele veranderingen.

X Noot
2

Aantal bemonsterde dieren geraamd op 11.000.

X Noot
3

Met betrekking tot de diagnostiek verdenkingen is een contract gesloten met het CVI waarbij naar schatting € 0,6 mln ten laste van bestrijding dierziekten komt en € 0,3 mln ten laste van bewaking. De kosten worden uiteindelijk afgerekend per diersoort.

X Noot
4

Eind 2013 is het geraamde bedrag voor de crisiscapaciteit Rendac 2013 verhoogd van € 1,326 mln tot een bedrag ad € 1,890 mln. Deze verhoging is het gevolg van een eerdere rekenfout van Rendac en is gecontroleerd door de accountant van Rendac en de Auditdienst Rijk.

X Noot
5

50% cofinanciering door EU en 50% door sector.

Toelichting

Kosten van verdenkingen en bestrijding van overige relevante dierziekten worden opgenomen in de suppletoire wetten en in de verantwoording indien zich hierbij uitgaven voordoen.

Dit jaar is er voor gekozen om jaarlijks terugkerende bestrijdingskosten nu wel in de begroting op te nemen. In voorgaande jaren konden deze extra kosten achteraf snel verrekend worden met de productschappen, die zelf zorg droegen voor de inning van deze middelen. De hoogte van de EZ-heffing zal echter voor een periode van drie jaar moeten worden vastgesteld. Daarom is er voor gekozen deze jaarlijks aanwezige kosten meteen op te nemen in de begroting.

1.13 Voorkomen en verminderen van welzijnsproblemen

Bij uitbraken van wettelijk te bestrijden dierziekten treden – op basis van het draaiboek – diverse veterinaire maatregelen in werking. Eén van de maatregelen is het instellen van een vervoersverbod waardoor in bepaalde gebieden het vervoer van bepaalde diercategorieën niet meer is toegestaan dan wel aan stringente voorwaarden is gebonden. Als gevolg van het vervoersverbod kunnen in deze gebieden welzijns- en huisvestingsproblemen ontstaan (meer of grotere dieren dan de beschikbare hokcapaciteit toelaat, met als gevolg onder andere gezondheidsproblemen, agressiviteit, stress etc.). Ter vermindering van de meest urgente welzijnsproblemen kan worden besloten om dieren op te kopen en gecontroleerd af te voeren.

Streefwaarden

Beperken van de welzijnsproblemen bij dieren in geval van een dierziekte uitbraak.

Beleidsinstrumenten

Opkoopregeling:

Een opkoopregeling wordt toegepast als sprake is van of een situatie ontstaat van overvolle stallen als direct gevolg van de bestrijdingsmaatregelen. Bij het instellen van een opkoopregeling kunnen veehouders in een afgebakend gebied hun dieren op vrijwillige basis aan de overheid aanbieden. Hier staat een financiële bijdrage tegenover waarbij aanvullende voorwaarden kunnen worden gesteld.

Er worden geen uitgaven geraamd aangezien er geen indicatie is dat de regeling in 2015 zal worden toegepast.

1.14 Overig

Dit artikel is voor de financiering van overige uitgaven, zoals de eventuele terugstorting van de voorfinanciering naar de begroting van EZ en uitgaven die onder andere betrekking hebben op de voedselveiligheid en daarmee samenhangend de diergezondheid. Omdat het karakter van dergelijke uitgaven op voorhand niet is te voorspellen, kunnen geen streefwaarden worden opgenomen.

Ontvangsten

De ontvangsten betreffen bijdragen van het bedrijfsleven en van het Rijk. De huidige verdeling van de kosten tussen bedrijfsleven en het Rijk is vastgelegd in het «Convenant financiering bestrijding besmettelijke dierziekten LNV-PVV-PPE-PZ (Stcrt nr 11754 dd 26 juli 2010). De kosten van bewaking van dierziekten worden in beginsel 50% door het Rijk en 50% door het bedrijfsleven gefinancierd. De financiering van de kosten van bestrijding is afhankelijk van de soort dierziekte en de noodzakelijke voorzieningen. In aanleg worden deze kosten, tot een per diersoort afgesproken plafond, voor 100% doorberekend aan de veehouderijsectoren; behalve de kosten van de voorzieningen; deze worden gefinancierd door overheid en sector, beide voor 50%. Boven deze plafonds draagt de overheid de resterende kosten in de betreffende convenantperiode. In verband met de in het regeerakkoord afgesproken opheffing van de product- en bedrijfsschappen zal het convenant DGF feitelijk komen te vervallen (TK, 2012–2013, 32 615 nr. 8). Het is noodzakelijk dat de afspraken, onder andere over medefinanciering door het bedrijfsleven, worden voortgezet. In de loop van 2014 wordt in samenwerking met het bedrijfsleven een alternatieve invulling van de afspraken over medefinanciering door het bedrijfsleven uitgewerkt.

5. BIJLAGEN

5.1 Bijlage ZBO’s en RWT’s

Onderstaand zijn alle ZBO’s en RWT’s van het Ministerie van EZ opgenomen. Voor een overzicht van de stichtingen die gelieerd zijn aan het Ministerie van EZ wordt verwezen naar het volgende overzicht: http://www.rijksoverheid.nl/ministeries/eleni/organisatie/stichtingen-ministerie-eleni

 

Externe organisatie (met wettelijke en/ of bestuurlijke taak)

RWT

ZBO

Functie

Begrotings-

artikel(en)

Begrotings-ramingen

X € 1.000

Verwijzing

(URL-link) naar website RWT/ZBO

1

Agrarische Opleidingscentra (13)

X

X1, 2

De AOC’s zijn de kennisinstellingen / opleidingsinstituten voor voeding, natuur en milieu op MBO/VMBO-niveau.

17

537.993

 

2

Bureau Beheer Landbouwgronden/

Commissie Beheer Landbouwgronden

X

X1 /X

BBL is belast met de verwerving van onroerend goed voor het realiseren van overheidsdoelen in het landelijk gebied met betrekking tot de thema’s natuur, landbouw, recreatie, landschap, water en milieu

 

Geen bijdrage

www.dlg.nl

3

Centraal Bureau voor de Statistiek

X

X

Het verzamelen, bewerken en publiceren van statistieken ten behoeve van praktijk, beleid en wetenschap. Naast de verantwoordelijkheid voor de nationale (officiële) statistieken is het CBS ook belast met de productie van Europese (communautaire) statistieken. De wettelijke grondslag voor het CBS is de «Wet op het Centraal Bureau voor de Statistiek».

11

147.867

www.cbs.nl

4

Centrale Commissie voor de Statistiek

 

X

Het, als onafhankelijke commissie, bewaken van de onafhankelijkheid, onpartijdigheid, relevantie, kwaliteit en continuïteit van het statistische programma van het CBS.

 

Geen directe bijdrage

zie www.cbs.nl

5

Centrale Commissie Dierproeven

 

X

De CCD verleent vergunningen voor het verrichten van dierproeven op basis van adviezen van een van de Dierexperimenten Commissies (DEC).

16

817

 

6

College Toelating Gewasbeschermingsmiddelen en Biociden (vh. CTB)

X

X

Het Ctgb oordeelt over de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden.

16

1.037

www.ctgb.nl

7

AOC Raad (Bureau Erkenningen)

X

 

Bureau Erkenningen (BE) van de AOC Raad is in de Regeling gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Rgb), aangewezen als instantie voor het verstrekken van vakbekwaamheidsbewijzen gewasbescherming.

 

Geen directe bijdrage

www.erkenningen.nl

8

Edelmetaal Waarborg Nederland

X

X

Het keuren van alle gouden, zilveren en platina voorwerpen boven een bepaalde gewichtsdrempel en alvorens zij op de Nederlandse markt worden gebracht, te voorzien van één of meerdere stempelmerken (het waarborgen).

 

Geen bijdrage

www.ewnederland.nl

9

Examinerende instanties als bedoeld in artikel 19 van de Examenregeling frequentiegebruik 2008

X

 

Het afnemen van examens ter verkrijging van vergunningen voor het gebruik van frequentieruimte.

 

Geen bijdrage

 

10

Faunafonds

X

X1

Het Faunafonds is belast met het toekennen van tegemoetkomingen in door beschermde diersoorten aangerichte schade, het bevorderen van maatregelen ter voorkoming en bestrijding van dergelijke schade en advisering aan gedeputeerde staten van provincies en de Minister van Economische zaken, Landbouw en Innovatie.

 

) 3

www.faunafonds.nl

11

Grondkamers (5)

 

X

Bevorderen van goede pachtverhoudingen in Nederland, toetsen van de inhoud van pachtovereenkomsten aan de dwingend rechtelijke bepalingen van de Pachtwet, uitvoeren van een prijstoetsing en toetsen van overeenkomsten van korte duur, bepalen van verpachte waarde.

 

Geen bijdrage

www.grondkamers.nl

12

Herinrichtingscommissie Oost-Groningen & Drents-Groningse Veenkoloniën4

 

X1

   

Geen bijdrage

 

13

Hogere Agrarische Onderwijsinstellingen (6)

X

X1, 2

De HAS’en zijn de kennisinstellingen / opleidingsinstituten voor voeding, natuur en milieu op HBO-niveau.

17

96.722

 

14

Kamer voor de Binnenvisserij

 

X1

Toetsen van overeenkomsten van huur en verhuur van visrechten en het goedkeuren van toestemmingen om te vissen, uitgegeven door visrechthebbenden; beide met het oog op een doelmatige bevissing van binnenwateren.

Geen bijdrage

 

15

Kamer van Koophandel

 

X

Het ondersteunen van ondernemers en eerstelijns aanspreekpunt van de overheid voor ondernemers. Wettelijke taken volgens de Wet op de Kamer van Koophandel zijn: het voeren van een handelsregister, onderhouden van een digitaal en fysieke ondernemerspleinen, geven van voorlichting, innovatietaak en regiostimuleringstaak.

13

114.822

www.kvk.nl

16

Keuringsinstanties als bedoeld in artikel 10.3 Telecommunicatiewet5

X1

Het afgeven van advies in het kader van rapporten, certificaten of EG-typeverklaringen voor radiozendapparaten en randapparaten. Het doen van onafhankelijke onderzoeken naar de overeenstemming van producten of diensten met de geldende regelgeving.

Geen bijdrage

 

17

Raad voor de Accreditatie

X

X

Verifiëren dat instellingen die actief zijn op het gebied van laboratoriumtesten, inspecteren, kalibreren en certificeren aan accreditatienormen voldoen. De taken van de Raad voor Accreditatie zijn vastgelegd in de Wet aanwijzing nationale accreditatie-instantie.

11

105

www.rva.nl

18

Raad van Bestuur Autoriteit Consument en Markt (ACM)

 

X

Doel van de ACM is vergroting van de effectiviteit en de efficiëntie van het markttoezicht op de niet-financiële markten in Nederland.

Het betreft drie typen van markttoezicht die tot doel hebben om markten goed te laten werken: mededingingstoezicht, sectorspecifiek markttoezicht en consumentenbescherming.

11

402

www.acm.nl

19

Raad voor de Plantenrassen

 

X

De Raad voor plantenrassen geeft uitvoering aan de Zaaizaad- en Plantgoedwet 2005 op het gebied van toelating van plantenrassen en verlening van intellectuele eigendomsbescherming m.b.t. plantenrassen (kwekersrecht).

16

852

www.plantenrassen.nl

20

Rendac BV

X

 

Ophalen, verwerken en (laten) vernietigen van dierlijke restmaterialen en kadavers (categorie 1- en 2-materiaal, niet bestemd voor consumptie).

 

Geen bijdrage

www.rendac.nl

21

Staatsbosbeheer

X

X1

Staatsbosbeheer richt zich op de volgende hoofddoelstellingen:

het instandhouden, herstellen en ontwikkelen van natuur-, landschaps- en cultuurhistorische waarden in de gebieden van Staatsbosbeheer;

het bevorderen van recreatie in zo veel mogelijk gebieden van Staatsbosbeheer;

het leveren van een bijdrage aan de productie van milieuvriendelijke en vernieuwbare grondstoffen zoals hout.

18

26.354

www.staatsbosbeheer.nl

22

Stichting Bloembollenkeuringsdienst

X

X

Stichting BKD geeft uitvoering aan de Landbouwkwaliteitswet (Plantenziektenwet) in de sector bloembollen.

Geen bijdrage

www.bloembollenkeuringsdienst.nl

23

Stichting Centraal Orgaan Kwaliteitsaangelegenheden Zuivel

X

X

Stichting COKZ geeft uitvoering aan de Landbouwkwaliteitswet in de zuivelsector en in de sector pluimvee en eieren (COKZ/NCAE).

16

150

www.cokz.nl

24

Stichting COVA

X

 

Er voor zorgen dat Nederland te allen tijde een minimum voorraad aardolieproducten heeft, om in tijden van crises te kunnen voldoen aan de aardolievraag.

14

111.000

www.cova.nl

25

Stichting Dienst Landbouwkundig Onderzoek

X

 

In het algemeen belang bijdragen aan strategisch en toepassingsgericht onderzoek op het gebied van productie, verwerking, afzet en handel van agrarische producten, van de visserij, van het natuur- en milieubeheer, van de openluchtrecreatie en van het beheer en de inrichting van het landelijk gebied.

16

149.171

www.wur.nl

26

Stichting Skal

X

X

Stichting Skal geeft uitvoering aan de Landbouwkwaliteitswet m.b.t. biologische productiemethoden.

Geen bijdrage

www.skal.nl

27

Stichting Kwaliteits-Controle-Bureau

X

X

Stichting KCB geeft uitvoering aan de Landbouwkwaliteitswet, (en de Plantenziektenwet) in de Groenten en Fruit.

16

105

www.kcb.nl

28

Stichting Nederlandse Algemene Kwaliteitsdienst Tuinbouw

X

X

Stichting Naktuinbouw geeft uitvoering aan de Zaaizaad- en Plantgoedwet 2005 (en de Plantenziektenwet) m.b.t. teeltmateriaal in de sectoren tuinbouw- en de bosbouwgewassen.

Geen bijdrage

www.naktuinbouw.nl

29

Stichting Nederlandse Algemene Keuringsdiensten (Zaaizaad en Pootgoed Landbouwgewassen)

X

X

Stichting NAK geeft uitvoering aan de Zaaizaad- en Plantgoedwet 2005 (en de Plantenziektenwet) m.b.t. zaaizaad en pootgoed in de sector landbouwgewassen.

Geen bijdrage

www.nak.nl

30

TNO

X

X1

TNO is een onafhankelijke onderzoeksorganisatie die op basis van haar expertise en onderzoek een belangrijke bijdrage levert aan de concurrentiekracht van bedrijven en organisaties, aan de economie en aan de kwaliteit van de samenleving als geheel.

12

113.349

www.tno.nl

31

VSL

X

 

Het onderhouden en verwezenlijken van nationale meetstandaarden zoals vastgelegd in de Metrologiewet. Op grond van artikel 3 van deze wet is VSL door de Minister van EZ hiervoor aangewezen.

11

Totale bijdrage6

14.245

www.vsl.nl

32

Verispect

X

X

Het uitoefenen van het toezicht op de naleving van de Metrologiewet. Op grond van artikel 27 van deze wet is Verispect door de Minister van EZ hiervoor aangewezen. Daarnaast de uitvoering van het toezicht op de Waarborgwet zoals vastgelegd in de Waarborgwet.

11

Zie VSL

www.verispect.nl

33

De in het kader van de Metrologiewet art. 11 & 12 aangewezen instanties en erkende keurders7

 

X1

Het optreden als onafhankelijke toetsende instantie bij overeenstemmingbeoordelingen van meetinstrumenten. De werkzaamheden die zij verrichten kunnen per overeenstemmingbeoordeling verschillen maar omvat o.a. het beoordelen van kwaliteitssystemen, het afgeven van certificaten van typeonderzoek of ontwerponderzoek en het keuren van meetinstrumenten.

 

Geen bijdrage

 

34

WaarborgHolland

X

X

Zie functiebeschrijving Edelmetaal Waarborg Holland

 

Geen bijdrage

www.waarborgholland.nl

35

Wageningen Universiteit

X

X1, 2

Wageningen Universiteit is de belangrijkste Europese Universiteit op het gebied van de Life Sciences. Onderzoekers en studenten van Wageningen Universiteit richten zich op onderwerpen op het terrein van de voeding, gezondheid, natuur en leefomgeving.

17

172.831

www.wur.nl

X Noot
1

Valt niet onder Kaderwet ZBO.

X Noot
2

De onderwijsinstellingen zijn partieel ZBO, namelijk voor het deel waarin zij examens afnemen en beoordelen.

X Noot
3

Bijdrage loopt via de provincies die de financiële verantwoordelijkheid voor het Faunafonds hebben overgenomen van het Rijk (zie Besluit Faunafonds). Met het van kracht worden van de Wet natuurbescherming zullen de taken van het Faunafonds formeel bij de provincies zijn belegd.

X Noot
4

Opheffing voorgenomen. Commissie verricht alleen nog afrondende werkzaamheden.

X Noot
5

Het gaat hierbij om het volgende cluster aan ZBO’s: Telefication BV, TÜV Rheinland EPS BV, Kiwa Nederland BV, DEKRA Certification BV, D.A.R.E.!! Consultancy en Thales Nederland BV.

X Noot
6

Dit bedrag betreft niet alleen het instituut VSL, maar omvat ook de bijdrage aan Verispect en de verplichte bijdrage aan de internationale organisaties BIPM, OIML en Welmec.

X Noot
7

Het gaat hierbij om het volgende cluster aan deeltijd-ZBO’s: Kalibra International BV, Kema Nederland BV, Kiwa NV Certificatie en Keuringen, Nmi Certin BV en SGS Nederland BV.

5.2 Verdiepingsbijlage bij de begrotingsartikelen

Beleidsartikel 11 Goed functionerende economie en markten
Uitgaven beleidsartikel (Bedragen x € 1.000)
 

2014

2015

2016

2017

2018

2019

Stand ontwerpbegroting 2014

197.794

192.047

184.688

177.793

171.340

 

Mutatie 1e suppletoire begroting 2014

18.382

1.057

57

– 155

– 155

 

Nieuwe mutaties:

           

GSM interferentieproblematiek kasschuif

– 15.000

15.000

       

GSM interferentieproblematiek bijdrage I&M

– 4.000

– 15.000

       

Invulling taakstelling Rijksdienst

– 411

– 805

– 1.811

– 2.054

– 2.375

 

Overige

1.515

184

189

190

188

 

Stand ontwerpbegroting 2015

198.280

192.483

183.123

175.774

168.998

169.003

Toelichting

GSM interferentieproblematiek bijdrage I&M

Vanwege interferentie van de nieuwe 4G technologie met het GSM-netwerk van het spoor worden er flexibele filters geplaatst in de treinontvangers. Aan het Ministerie van Infrastructuur & Milieu wordt een bijdrage hiertoe overgeboekt.

Invulling taakstelling Rijksdienst

De invulling van de taakstelling Rijksdienst (kabinet Rutte II) vindt plaats op de onderdelen opdrachten, bijdragen agentschappen en bijdragen ZBO’s en RWT’s.

Ontvangsten beleidsartikel (X € 1.000)
 

2014

2015

2016

2017

2018

2019

Stand ontwerpbegroting 2014

52.265

52.265

43.434

30.200

30.200

 

Mutatie 1e suppletoire begroting 2014

756

         

Nieuwe mutaties

260

         

Stand ontwerpbegroting 2015

53.281

52.265

43.434

30.200

30.200

30.200

Beleidsartikel 12 Een sterk innovatievermogen
Uitgaven beleidsartikel (Bedragen x € 1.000)
 

2014

2015

2016

2017

2018

2019

Stand Ontwerpbegroting 2014

814.790

715.271

608.666

553.815

536.428

 

Mutatie 1e suppletoire begroting 2014

32.992

– 7.575

– 9.338

3.501

3.779

 

Nieuwe mutaties:

           

Ruimtevaart

13.359

– 13.359

       

Innovatiefonds

13.200

16.653

13.304

30.320

30.595

 

TKI toeslag

 

– 6.000

       

Invulling subsidietaakstelling

 

– 41.400

– 49.100

– 50.000

– 50.000

 

Europese programma’s

 

41.400

49.100

50.000

50.000

 

PPS/Innovatie: MIT

 

4.500

12.000

15.000

15.000

 

PPS/Innovatie: TKI toeslag

 

– 4.500

– 12.000

– 15.000

– 15.000

 

TNO

11.000

– 11.000

       

Overig

2.952

1.035

438

2.248

2.037

 

Stand Ontwerpbegroting 2015

888.293

695.025

613.070

589.884

572.839

562.403

Toelichting

Ruimtevaart

In het kader van het meerjarige kasmanagement vindt op Ruimtevaart een per saldo neutrale versnelling plaats van € 13 mln. De bijdrage in het kader van de verplichte ESA-programma’s General Budget en Kourou die oorspronkelijk voor 2015 geraamd stond, wordt, zoals gebruikelijk, in 2014 betaald.

Innovatiefonds

Het beschikbare budget in 2014 voor Vroege Fase Financiering en de co-investeringsfaciliteit voor Business Angels (circa € 72 mln) en de onderuitputting vanuit 2013 (circa € 15 mln) is in het juiste ritme aan de jaren tot en met 2019 toebedeeld. Daarnaast is in 2014 € 100 mln toegevoegd aan het Innovatiefonds voor het Dutch Venture Initiative als onderdeel van het Aanvullend Actieplan MKB-financiering. Daarnaast is een deel van de te verwachten terugontvangsten op de via het Innovatiefonds uitgezette middelen in de begroting verwerkt. Deze ontvangsten zijn ingezet voor het Aanvullend Actieplan MKB-financiering onder andere voor het structureel beschikbaar stellen van budget voor Vroege Fase Financiering (€ 12,5 mln structureel) en € 25 mln voor de overige onderdelen van het Actieplan MKB-financiering.

TKI toeslag

Vanuit het budget van de TKI toeslag wordt € 6 mln overgeboekt naar artikel 13 voor de te verwachten schades op de BMKB.

Invulling subsidietaakstelling / Europese programma’s

Conform de begrotingsafspraken 2014 wordt de subsidietaakstelling (oplopend tot € 50 mln) op Joint Technology Initiatives (JTI’s), Eureka en Eurostars gecompenseerd. De hiervoor beschikbare middelen worden structureel overgeboekt van de OCW-begroting naar de EZ-begroting.

MKB Innovatiestimulering Topsectoren (MIT)/ TKI toeslag

Om de succesvolle MIT-regeling op het niveau van 2014 (€ 30 mln) te houden, is binnen het geheel van middelen voor PPS/Innovatie structureel budget overgeheveld van de TKI-toeslag naar de MIT. Hierdoor is er ook de komende jaren voldoende budget beschikbaar om via de MIT-regeling private investeringen door het MKB in R&D te stimuleren.

TNO

Op de bijdrage aan TNO vindt in 2014 een versnelde betaling plaats ten laste van 2015.

Ontvangsten beleidsartikel (Bedragen x € 1.000)
 

2014

2015

2016

2017

2018

2019

Stand Ontwerpbegroting 2014

49.968

55.438

56.415

58.833

60.841

 

Mutatie 1e suppletoire begroting 2014

23.527

853

1.701

2.470

2.748

 

Nieuwe mutaties:

           

Innovatiefonds

 

5.000

5.000

10.000

15.000

 

Overig

1.000

310

621

931

1.241

 

Stand Ontwerpbegroting 2015

74.495

61.601

63.737

72.234

79.830

82.025

Toelichting

Innovatiefonds

Zie de toelichting bij de uitgaven.

Beleidsartikel 13 Een excellent ondernemingsklimaat
Uitgaven beleidsartikel (Bedragen x € 1.000)
 

2014

2015

2016

2017

2018

2019

Stand Ontwerpbegroting 2014

319.466

271.972

259.195

255.633

251.614

 

Mutatie 1e suppletoire begroting 2014

32.383

5.731

2.698

1.208

1.205

 

Nieuwe mutaties:

           

BMKB

 

26.000

5.000

     

Bevorderen Ondernemerschap

 

17.000

6.000

1.000

1.000

 

Garantieregeling Scheepsnieuwbouw

 

– 6.000

– 6.000

– 6.000

– 6.000

 

Kamers van Koophandel

12.190

– 12.190

       

Nederlandse Investerings Instelling

– 5.600

5.300

300

     

overig

15

– 892

– 2.442

– 4.150

– 4.823

 

Stand Ontwerpbegroting 2015

358.454

306.921

264.751

247.691

242.996

246.998

Toelichting

BMKB

Naast de € 6 mln die vanuit artikel 12 wordt toegevoegd wordt er in totaal € 29 mln aan de interne begrotingsreserve onttrokken om het verwachte tekort in 2015 en 2016 te dekken. Tevens wordt € 4 mln ingezet ter dekking van tegenvallende premie-ontvangsten.

Bevorderen Ondernemerschap

De benodigde budgetten voor het Aanvullend MKB-actieplan Financiering (TK, 32 637, nr. 147) worden aan artikel 13 toegevoegd. Dit betreft een kasreserve van € 12 mln voor het ondersteunen van marktpartij(en) bij het oprichten van een achtergesteld leningenfonds. Daarnaast betreft het in totaal € 13 mln voor het verbeteren en ontsluiten van informatie over kredietwaardigheid binnen het MKB; het opzetten en stimuleren van ketenfinanciering; het verhogen van de ambitie en verbetering van de groeivaardigheden in het kleinbedrijf; het stroomlijnen en toegankelijker maken van het financieringsinstrumentarium.

Garantieregeling Scheepsnieuwbouw

Het garantieplafond voor de Garantieregeling Scheepsnieuwbouw wordt met ingang van 2015 verlaagd van € 1 mld naar € 400 mln. Conform het door het Kabinet vastgestelde garantiekader wordt als gevolg van de niet benutte garantieruimte het plafond verlaagd. De ontvangsten en uitgaven worden naar verhouding met € 6 mln verlaagd tot € 4 mln.

Kamers van Koophandel

De raming in 2014 wordt met € 12 mln verhoogd ten laste van de voor 2015 geraamde uitgaven zodat de Kamers van Koophandel in 2015 over voldoende liquide middelen kunnen beschikken.

Nederlandse Investerings Instelling

Op het artikelonderdeel «Bevorderen Ondernemerschap» vindt een kasschuif plaats ten behoeve het meerjarig beschikbaar houden van het budget voor de Nederlandse Investerings Instelling (NII).

Ontvangsten beleidsartikel (Bedragen x € 1.000)
 

2014

2015

2016

2017

2018

2019

Stand Ontwerpbegroting 2014

72.087

64.041

62.952

63.932

65.669

 

Mutatie 1e suppletoire begroting 2014

– 5.500

         

Nieuwe mutaties:

           

BMKB

 

20.000

5.000

     

Garantieregeling Scheepsnieuwbouw

 

– 6.000

– 6.000

– 6.000

– 6.000

 

Stand Ontwerpbegroting 2015

66.587

78.041

61.952

57.932

59.669

62.071

Toelichting

Zie toelichting onder uitgaven mutaties.

Beleidsartikel 14 Een doelmatige en duurzame energievoorziening
Uitgaven beleidsartikel (Bedragen x € 1.000)
 

2014

2015

2016

2017

2018

2019

Stand Ontwerpbegroting 2014

1.538.633

1.623.310

1.832.740

1.965.568

2.228.905

 

Mutatie 1e suppletoire begroting 2014

– 35.112

1.826

530

444

730

 

Nieuwe mutaties:

           

Uitvoering Nationaal Energieakkoord

– 1.600

– 3.050

– 425

– 425

   

Diverse activiteiten SodM

– 2.800

         

Pallas

– 100

400

2.500

1.000

   

Geothermie

8.700

1.000

       

Invulling taakstelling Rijksdienst

– 328

– 1.961

– 2.097

– 1.495

– 1.648

 

Overig

2.024

– 2.499

8

13

18

 

Stand Ontwerpbegroting 2015

1.509.417

1.619.026

1.833.256

1.965.105

2.228.005

2.810.679

Toelichting

Uitvoering Nationaal Energieakkoord

Naar het Ministerie van Infrastructuur en Milieu worden middelen overgeboekt voor de uitvoering van haar aandeel in het Nationaal energieakkoord.

Diverse activiteiten SodM

Het budget van SodM wordt verhoogd vanwege apparaatsuitgaven in verband met de uitvoering van wettelijke taken en de inhuur van externe boorspecialisten. Daarnaast maakt SodM extra kosten in verband met werkzaamheden steenkoolwinning.

Pallas

EZ draagt bij aan Pallas voor het ontwerp, de aanbesteding en vergunningsprocedure van een nieuw te realiseren onderzoeksreactor in Petten. De beoogde nieuwe reactor is bedoeld als opvolger van de bestaande Hoge Flux Reactor. In januari 2012 heeft het kabinet ingestemd met fase 1 van Pallas. De € 40 mln die hiervoor interdepartementaal bijeengebracht is, is vervolgens overgeboekt naar de EZ begroting. EZ heeft in 2013 € 1,5 mln aan Pallas betaald, dat is minder dan oorspronkelijk geraamd voor dat jaar. Deze mutatie betreft een meerjarige ramingsbijstelling op basis van de verwachte kasuitloop, zodat het totaalbudget dat voor Pallas beschikbaar was in stand blijft.

Geothermie

De raming voor het verlenen van garanties voor de ondersteuning van aardwarmte (Geothermie) wordt verhoogd met totaal € 124,9 mln (€ 62,5 mln in 2014 en € 62,4 mln in 2015). De uitgavenmutatie (€ 8,7 mln in 2014 en € 1,0 mln in 2015) betreft de voeding van de interne begrotingsreserve voor Geothermie.

Invulling taakstelling Rijksdienst

De invulling van de taakstelling rijksdienst vindt plaats op de onderdelen overige subsidies, opdrachten en bijdragen agentschappen.

Ontvangsten beleidsartikel (Bedragen x € 1.000)
 

2014

2015

2016

2017

2018

2019

Stand Ontwerpbegroting 2014

12.165.411

11.185.411

10.959.411

10.243.411

10.036.761

 

Mutatie 1e suppletoire begroting 2014

– 504.000

– 751.000

– 1.366.000

– 546.000

– 454.000

 

Nieuwe mutaties:

           

Aardgasbaten

– 596.000

– 899.000

– 84.000

– 354.000

– 46.000

 

Afrekening RVO

3.917

         

Stand Ontwerpbegroting 2015

10.069.328

9.535.411

9.509.411

9.343.411

9.536.761

10.042.761

Toelichting

Aardgasbaten

De raming van de aardgasbaten voor 2014 en verder is gebaseerd op het meest recente scenario van het CPB uit de concept-Macro Economische Verkenning (concept-MEV).

Afrekening RVO

Vanwege een afrekening met RVO op de uitvoeringskosten wordt een bedrag van € 3,9 mln ontvangen.

Beleidsartikel 16 Concurrerende, duurzame, veilige agro-, visserij- en voedselketens
Uitgaven beleidsartikel (Bedragen x € 1.000)
 

2014

2015

2016

2017

2018

2019

Stand Ontwerpbegroting 2014

565.726

529.596

506.109

489.715

486.217

 

Mutatie 1e suppletoire begroting 2014

104.692

25.717

18.272

10.330

5.428

 

Nieuwe mutaties:

           

Bijstelling NVWA

– 400

35.400

33.520

26.720

22.520

 

Bijstelling RVO

 

9.400

5.600

4.400

8.100

 

Dekking NVWA/RVO

 

– 17.744

– 31.614

– 31.678

– 31.424

 

RVO/NVWA/toevoeging medebewindstaken

 

29.265

29.265

29.265

29.265

 

Medebewindstaken van productschappen naar RVO/NVWA

 

– 29.265

– 29.265

– 29.265

– 29.265

 

Terugboeken voorlopige verdeling taakstelling Rijksdienst

   

6.380

14.509

17.689

 

Invulling taakstelling Rijksdienst

– 1.411

– 3.408

– 13.846

– 21.427

– 25.328

 

Kasverschuiving PAS-middelen

– 19.363

5.557

8.300

4.800

700

 

Herziening bezuiniging attaches HGIS

   

1.036

2.115

2.115

 

Derogatie mestbeleid

5.607

5.607

5.607

5.607

5.607

 

Uitgaven/ontvangsten subsidie Wereldbank

1.886

         

Onttrekking reserve visserij

1.900

         

Overig

– 2.052

– 4.497

323

477

515

 

Stand Ontwerpbegroting 2015

656.585

585.628

539.687

505.568

492.139

484.196

Toelichting

Bijstellingen NVWA en RVO/Dekking NVWA/RVO

De bijdrage aan de NVWA wordt meerjarig verhoogd ter financiering van het plan van aanpak om het toezicht door de NVWA te versterken en te verbeteren (TK, 33 835, nr. 1).

De bijdrage aan de RVO wordt meerjarig verhoogd ter dekking van de noodzakelijke kosten voor uitvoering van het voorziene opdrachtenpakket.

Deze verhogingen worden voor een deel gecompenseerd binnen artikel 16 vanuit de middelen van de nationale cofinanciering van het nieuwe Gemeenschappelijk Landbouwbeleid en vanuit het budget voor medebewind productschappen. De totale mutatie leidt tot een meerjarige budgetverschuiving met ingang van 2015, die binnen het geheel van de EZ-begroting wordt gecompenseerd. De noodzakelijke verhogingen voor de NVWA en RVO voor 2014, zijn reeds verwerkt in de Voorjaarsnota 2014.

Medebewindstaken van productschappen naar RVO en NVWA

De RVO en de NVWA nemen met ingang van 2015 medebewindstaken en autonoom publieke taken over van de productschappen. Het beschikbare budget voor medebewind productschappen wordt met ingang van 2015 overgeheveld naar de bijdrage aan de RVO (structureel € 21,7 mln) en de bijdrage aan de NVWA (€ 7,6 mln).

Terugboeken voorlopige verdeling taakstelling Rijksdienst

In de begroting 2014 was een voorlopige verdeling opgenomen van de taakstelling Rijksdienst. Deze is vooruitlopend op de definitieve verdeling teruggedraaid.

Invulling taakstelling Rijksdienst

De definitieve invulling van de taakstelling Rijksdienst vindt plaats op de bijdragen aan de College Toelating Gewasbestrijdingsmiddelen en Biociden, DICTU, Dienst Landbouwkundig Onderzoek, de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit, de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland, de Raad voor de Plantenrassen en diverse onderzoeksbudgetten.

Kasverschuiving PAS-middelen

Van de middelen die in 2014 beschikbaar zijn voor de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS) komt een groot deel in latere jaren tot betaling, omdat betalingen op verstrekte subsidies meestal pas in de jaren ná de subsidieverstrekking plaatsvinden. Dit leidt tot een horizontale budgetverschuiving van 2014 naar latere jaren.

Herziening bezuiniging attaches HGIS

De bijdrage aan de Agrarische Vertegenwoordiging Buitenland die in de begroting 2014 aan dit artikel is toegevoegd wordt gecorrigeerd met de taakstelling regeerakkoord (Kabinet Rutte/Verhagen) die ten onrechte op deze bijdrage in mindering is gebracht.

Derogatie mestbeleid

In het kader van het 5e actieprogramma nitraat is afgesproken dat de agrariërs die profiteren van de nieuwe derogatieregeling opnieuw een bijdrage leveren aan de kosten van de derogatiemonitoring in het Landelijk Meetnet effecten Mestbeleid (LMM). Op grond hiervan worden zowel de uitgaven als ontvangsten structureel verhoogd.

Uitgaven/ontvangsten subsidie Wereldbank

Eind 2012 is een subsidie verstrekt aan de Wereldbank ten behoeve van de organisatie van de internationale conferentie rond de Global Partnership on Oceans (GPO). Omdat in de loop van 2013 is besloten om de conferentie in Den Haag plaats te laten vinden, heeft het Ministerie van EZ de organisatie op zich genomen. Het teveel betaalde voorschot aan de Wereldbank wordt teruggevorderd. Dit leidt tot hogere uitgaven en ontvangsten.

Onttrekking reserve visserij

Ten behoeve van uitgaven aan visserijregelingen die vallen onder het Europees Visserijfonds worden middelen onttrokken uit de interne begrotingsreserve visserij. Dit leidt tot hogere uitgaven en ontvangsten.

Ontvangsten beleidsartikel (Bedragen x € 1.000)
 

2014

2015

2016

2017

2018

2019

Stand Ontwerpbegroting 2014

292.779

278.579

278.579

278.579

278.579

 

Mutatie 1e suppletoire begroting 2014

73.243

27.264

21.696

13.865

8.764

 

Nieuwe mutaties:

           

Derogatie mestbeleid

5.607

5.607

5.607

5.607

5.607

 

Uitgaven/ontvangsten subsidie Wereldbank

1.886

         

Onttrekking reserve visserij

1.900

         

Overig

456

1.608

1.478

1.478

1.478

 

Stand Ontwerpbegroting 2015

375.871

313.058

307.360

299.529

294.428

286.335

Toelichting

Derogatie mestbeleidUitgaven/ontvangsten subsidie WereldbankOnttrekking reserve visserij

Zie de toelichtingen bij de uitgaven.

Beleidsartikel 17 Groen onderwijs van hoge kwaliteit
Uitgaven beleidsartikel (Bedragen x € 1.000)
 

2014

2015

2016

2017

2018

2019

Stand Ontwerpbegroting 2014

795.701

787.417

717.261

706.251

701.459

 

Mutatie 1e suppletoire begroting 2014

21.688

23.678

19.986

24.364

21.845

 

Nieuwe mutaties:

           

Lumpsum Groen Onderwijs

 

4.566

3.311

3.338

4.134

 

Technologiemiddelen

 

4.210

4.193

4.178

4.063

 

Professionaliseringsmiddelen

   

3.545

3.545

3.545

 

Schoolboeken

 

2.892

9.329

9.180

8.992

 

Huisvesting scholen

 

3.809

3.809

3.809

3.809

 

OV-kaart minderjarige MBO studenten

     

– 1.648

– 1.648

 

Overig

1.045

2.893

1.147

1.494

2.457

 

Stand Ontwerpbegroting 2015

818.434

829.465

762.581

754.511

748.656

730.534

Toelichting

De begrotingsmutaties op artikel 17 bestaan voor het grootste deel uit overboekingen vanaf de begroting van het Ministerie van OCW naar de EZ-begroting. Het gaat per saldo om een bedrag structureel oplopend tot bijna € 22 mln. Dit bedrag bestaat uit het terugdraaien van het niet gratis verstrekken van schoolboeken, bijdragen in de huisvesting van scholen, het EZ aandeel in de Technologiemiddelen, het aandeel van het Groen Onderwijs in de professionaliseringsmiddelen, de via de OCW-begroting te verstrekken OV-kaart voor minderjarige MBO-studenten en andere relatief kleine zaken.

Ontvangsten beleidsartikel (Bedragen x € 1.000)
 

2014

2015

2016

2017

2018

2019

Stand Ontwerpbegroting 2014

75

75

75

75

75

 

Mutatie 1e suppletoire begroting 2014

           

Nieuwe mutaties:

           

Stand Ontwerpbegroting 2015

75

75

75

75

75

75

Beleidsartikel 18 Natuur en regio
Uitgaven beleidsartikel (Bedragen x € 1.000)
 

2014

2015

2016

2017

2018

2019

Stand Ontwerpbegroting 2014

432.349

390.947

548.509

520.629

403.304

 

Mutatie 1e suppletoire begroting 2014

– 113.471

– 101.007

– 301.390

– 301.090

– 201.060

 

Nieuwe mutaties:

           

Terugboeken voorlopige verdeling taakstelling Rijksdienst

   

4.130

9.421

11.486

 

Invulling taakstelling Rijksdienst

– 130

– 533

– 3.225

– 5.974

– 7.591

 

Natuurbeleid

7.750

3.750

925

– 3.140

1.340

 

Bijdrage in transitiekosten DLG

18.200

         

Overig

– 1.359

– 6

206

382

544

 

Stand Ontwerpbegroting 2015

343.339

293.151

249.155

220.228

208.023

200.872

Toelichting

Terugboeken voorlopige verdeling taakstelling Rijksdienst

In de begroting 2014 was een voorlopige verdeling opgenomen van de taakstelling Rijksdienst. Deze is vooruitlopend op de definitieve verdeling terug gedraaid.

Invulling taakstelling Rijksdienst

De definitieve invulling van de taakstelling Rijksdienst vindt plaats op de bijdragen aan de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit, de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland, Staatsbosbeheer en diverse onderzoeksbudgetten.

Natuurbeleid

Diverse niet geraamde ontvangsten (VINAC; grondverkoop Gelderland, PROMT; verkoop militaire terreinen DLG), eindafrekeningen (ZandMaas) en versnellingen (GrensMaas/NURG) worden onder meer aangewend voor de uitvoering van de «motie natuureducatie», kosten die volgen uit Europese verplichtingen (bijvoorbeeld VIBEG volgend uit Kaderrichtlijn Mariene Strategie) en gerechtelijke uitspraken (Hamsterbeheer in het kader van soortenbeleid) en tekorten in verband met eerdere bezuinigingen en afspraken in het kader van de decentralisatie van het Natuurbeleid (tekort Dienst Landelijk Gebied en extra kosten in verband met de decentralisatie Faunafonds).

Bijdrage in transitiekosten DLG

In 2014 vindt er een additionele bijdrage aan DLG plaats (€ 18,2 mln) welke zal worden ingezet voor de transitiekosten als gevolg van het besluit tot opsplitsing van de Dienst Landelijk Gebied. Deze middelen komen voort uit een meevaller die in 2014 is opgetreden bij de ontvangsten uit de taakstelling verkoopgronden. Het in 2013 niet ontvangen deel van de taakstelling verkoop gronden (€ 18,2 mln), zal conform de afspraken met provincies, in 2014 alsnog door de provincies worden betaald.

Ontvangsten beleidsartikel (Bedragen x € 1.000)
 

2014

2015

2016

2017

2018

2019

Stand Ontwerpbegroting 2014

86.282

91.282

96.282

64.282

51.380

 

Mutatie 1e suppletoire begroting 2014

5.515

2.625

       

Nieuwe mutaties:

           

VINAC/Zandmaas

7.300

2.800

4.675

     

Verkoop natuurgronden

18.200

         

Stand Ontwerpbegroting 2015

117.297

96.707

100.957

64.282

51.380

39.061

Toelichting

VINAC/Zandmaas

De hogere ontvangsten houden verband met diverse niet geraamde ontvangsten (VINAC grondverkoop Gelderland, PROMT; verkoop militaire terreinen DLG) en eindafrekeningen (ZandMaas). Deze meevallers in de ontvangsten worden ingezet voor hogere uitgaven op dit artikel (zie de toelichting bij de uitgaven).

Verkoop natuurgronden

In 2014 is een meevaller opgetreden bij de ontvangsten uit de taakstelling verkoop gronden. Het in 2013 niet ontvangen deel van de taakstelling (€ 18,2 mln) zal, conform de afspraken met provincies, in 2014 alsnog door de provincies worden betaald.

Artikel 40 Apparaat
Uitgaven niet-beleidsartikel (Bedragen x € 1.000)
 

2014

2015

2016

2017

2018

2019

Stand Ontwerpbegroting 2014

367.581

329.832

310.660

287.210

279.237

 

Mutatie 1e suppletoire begroting 2014

9.180

20.126

17.869

18.648

18.166

 

Nieuwe mutaties:

           

Desalderingen AOFonds en RVO

7.315

         

Overheveling p-direkt naar BZK

 

– 4.790

– 4.525

– 4.310

– 4.187

 

Diverse werkzaamheden SODM

1.800

         

Verdeling loonbijstellingstranche 2014

683

637

1.389

1.323

937

 

Overig

6.225

3.211

8.314

7.936

9.680

 

Stand Ontwerpbegroting 2015

392.784

349.016

333.707

310.807

303.833

308.809

Toelichting

Desalderingen AOfonds en RVO

De meevaller van het arbeidsongeschiktheidsfonds (AOfonds) en het overschot op het eigen vermogen van RVO is ingezet voor het oplossen van de apparaatsproblematiek.

Overheveling p-direkt naar BZK

Het uitvoeringsbudget voor de dienstverlening van P-direkt wordt overgeheveld naar het Ministerie van BZK.

Diverse werkzaamheden SODM

SODM voert diverse werkzaamheden op het terrein van toezicht uit. Het betreft externe boorspecialisten, uitvoering van wettelijke taken en werkzaamheden in verband met steenkoolwinning.

Verdeling loonbijstellingstranche 2014

De loonbijstellingstranche 2014 voor sociale lasten is verdeeld over de relevante artikelen.

Overig

De definitieve verdeling van de taakstellingen van het huidige kabinet is verdeeld over het kerndepartement, de agentschappen en de ZBO’s. De uitwerking van de verdeling van taakstellingen is opgenomen in een tabel bij het apparaatsartikel 40. In het kader van de verdeling van de taakstelling is een bedrag gereserveerd voor sociaal flankerend beleid en reorganisatiekosten. Daarnaast is hier het aandeel van de agentschappen in de overheveling p-direkt verwerkt.

Ontvangsten niet-beleidsartikel (Bedragen x € 1.000)
 

2014

2015

2016

2017

2018

2019

Stand Ontwerpbegroting 2014

14.943

14.874

14.818

14.818

14.818

 

Mutatie 1e suppletoire begroting 2014

16.739

16.425

16.380

16.380

16.380

 

Nieuwe mutaties:

           

Desalderingen AOFonds en RVO

7.315

         

Overige ontvangsten

745

         
             

Stand Ontwerpbegroting 2015

39.742

31.299

31.198

31.198

31.198

31.198

Toelichting

Desalderingen AOFonds en RVO

Zie de toelichting bij de uitgaven.

Overige ontvangsten

Het betreft een BTW-teruggave van de Belastingdienst.

Artikel 41 Nominaal en Onvoorzien
Uitgaven niet-beleidsartikel (Bedragen x € 1.000)
 

2014

2015

2016

2017

2018

2019

Stand Ontwerpbegroting 2014

250

250

250

250

250

 

Mutatie 1e suppletoire begroting 2014

8.530

– 40.932

– 44.740

– 45.062

– 45.888

 

Nieuwe mutaties:

           

Verdeling loonbijstellingstranche 2014

– 5.570

– 5.143

– 5.318

– 4.991

– 4.507

 

Verdeling prijsbijstellingstranche 2014

– 2.714

– 1.342

– 959

– 964

– 622

 

Invulling subsidietaakstelling begrotingsafspraken

 

44.900

50.200

50.600

50.600

 

Overig

– 496

2.267

567

167

167

 

Stand Ontwerpbegroting 2015

0

0

0

0

0

0

Toelichting

Verdeling loonbijstellingstranche 2014

In de begroting 2014 is de loonbijstellingstranche 2014 sociale lasten verdeeld over de relevante artikelonderdelen.

Verdeling prijsbijstellingstranche 2014

In de begroting 2014 is de prijsbijstellingstranche 2014 ingezet voor het oplossen van diverse beleids- en apparaatsknelpunten.

Invulling subsidietaakstelling begrotingsafspraken

Op het onderdeel «Nog te verdelen» stond het restant van de subsidietaakstelling als onderdeel van de Begrotingsafspraken 2014 (Rijksbrede herschikking subsidies bedrijfsleven). Deze taakstelling wordt nu definitief ingevuld.

5.3 Verdiepingsbijlage bij het Diergezondheidsfonds

Beleidsartikel 01 Bewaking en bestrijding van dierziekten en voorkomen en verminderen van welzijnsproblemen
A. Opbouw uitgaven artikel 1 (x € 1.000)
 

2014

2015

2016

2017

2018

2019

Stand Ontwerpbegroting 2014

10.900

10.900

10.900

10.900

10.900

 

Mutatie 1e suppletoire begroting 2014

9.294

         

Nieuwe Mutaties:

 

10.960

10.960

10.960

10.960

 

Stand Ontwerpbegroting 2015

20.194

21.860

21.860

21.860

21.860

21.860

B. Opbouw ontvangsten artikel 1 (x € 1.000)
 

2014

2015

2016

2017

2018

2019

Stand Ontwerpbegroting 2014

10.900

10.900

10.900

10.900

10.900

 

Mutatie 1e suppletoire begroting 2014

9.294

         

Nieuwe Mutaties:

 

10.960

10.960

10.960

10.960

 

Stand Ontwerpbegroting 2015

20.194

21.860

21.860

21.860

21.860

21.860

De mutaties met ingang van 2015 hangen vooral samen met de opheffing van de productschappen. In tegenstelling tot voorgaande jaren bevat de begroting van het DGF voor 2015 ook de kosten van het voorkomen en bestrijden van dierziekten waarvoor de bestrijding en de financiering door EZ zijn overgenomen van de productschappen, waaronder de Ziekte van Aujeszky, Salmonella Se St, Leukose en Mycoplasma. De uitgaven en de ontvangsten worden hierdoor verhoogd met circa € 11 mln. De kosten van de basismonitoring zijn niet in de begroting van 2015 opgenomen.

Dit jaar is er voorts voor gekozen om jaarlijks terugkerende bestrijdingskosten nu wel in de begroting op te nemen. In voorgaande jaren konden deze extra kosten achteraf snel verrekend worden met de productschappen, die zelf zorg droegen voor de inning van deze middelen. De hoogte van de EZ-heffing zal echter voor een periode van drie jaar moeten worden vastgesteld. Daarom is er voor gekozen deze jaarlijks aanwezige kosten meteen op te nemen in de begroting. De wijzigingen en bedragen zijn hiervoor toegelicht onder bewaking en onder bestrijding.

5.4 Europese geldstromen

Inleiding

Deze bijlage biedt inzicht in de Europese geldstromen voor zover relevant voor de beleidsterreinen van EZ. Er wordt ingegaan op het Meerjarig Financieel Kader 2014–2020, op een aantal EU-fondsen en EU-programma’s voor de periode 2014–2020 en op de Eigen Middelen van de EU.

Meerjarig Financieel kader 2014–2020

In het Meerjarig Financieel Kader (MFK) worden zowel de maximale omvang van de jaarbegrotingen als de verdeling van de middelen over de hoofdthema’s van het beleid vastgelegd. Voor de volledige zeven jaar komt de meerjarenbegroting uit op een bedrag van 960 miljard euro. Dat is 1 procent van het BNP van alle lidstaten bij elkaar. Het MFK wordt vastgesteld in een verordening. Parallel hieraan wordt in het Eigen Middelen Besluit de financiering van het EU-beleid geregeld. Deze afspraken worden aangevuld met een Interinstitutioneel Akkoord over begrotingsaangelegenheden tussen Europese Commissie, Europees Parlement en Raad.

De verschillende EU-programma’s en EU-fondsen

Voor de uitvoering in medebewind van het Europees Beleid worden vanuit de Europese Commissie eisen gesteld aan de uitvoering door de lidstaten. Deze eisen zijn vastgelegd in Raadsverordeningen en uitgewerkt in Commissieverordeningen en bijbehorende richtsnoeren. De lidstaten zijn verantwoordelijk voor de geharmoniseerde en éénduidige uitvoering van het EU-beleid.

Voor de uitvoering van het EU beleid stelt de Europese Commissie een aantal Europese Fondsen aan de lidstaten beschikbaar.

Voor EZ zijn de volgende EU-programma’s en EU-fondsen relevant:

  • 1. Gemeenschappelijk Landbouwbeleid 1e pijler (GLB): het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF);

  • 2. Gemeenschappelijk Landbouwbeleid 2e pijler (POP): het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO);

  • 3. Gemeenschappelijk Visserijbeleid (GVB): het Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij (EFMZV);

  • 4. Europees Structuurbeleid: Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO);

  • 5. Horizon 2020 (periode 2014–2020);

  • 6. Programma voor de versterking van het concurrentievermogen van Midden- en Kleinbedrijf (COSME).

1. Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) 2014–2020

Binnen het GLB zijn twee pijlers te onderscheiden. De 1e pijler bestaat uit directe inkomenssteun aan agrariërs en markt- en prijsbeleid. Met behulp van vooral rechtstreekse inkomenssteun richt deze pijler zich op het stabiliseren van landbouwinkomens. De 2e pijler betreft het plattelandsbeleid. Deze pijler richt zich op de kwaliteit van alle plattelandsgebieden in de EU.

GLB pijler 1: het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF)

Met TK 28 625 nr. 168 van 6 december 2013, TK 28 625 nr. 189 van 2 april 2014 en TK 28 625 nr. 194 van 5 juni 2014 is de Kamer geïnformeerd over de implementatie in Nederland van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) voor de periode 2014–2020.

Hieronder volgen de belangrijkste maatregelen:

1a. Inkomenssteun voor boeren

Het nieuwe GLB stapt af van het systeem van historische betalingen en binnen het systeem van directe betalingen vormen de vergroeningsmaatregelen een belangrijk element. Het nieuwe GLB stuurt op de omvorming van op historische referentie gebaseerde directe betalingen naar een gelijke hectarebetaling binnen lidstaten. Op Europees niveau is vastgelegd dat landbouwbedrijven die gebruik willen maken van de directe betalingen in het nieuwe GLB verplicht zijn om vergroeningsmaatregelen toe te passen. Hiervoor is 30% van het budget voor directe betalingen bestemd.

Bij de nationale implementatie van de directe betalingen vormen de invulling van de vergroeningsverplichtingen en de extra ondersteuning van jonge boeren een belangrijk onderdeel.

Er zijn drie generieke vergroeningsmaatregelen Europees vastgesteld.

  • 1. Gewasdiversificatie. Bedrijven moeten op bouwland minstens drie gewassen telen. Met name voor kleine bedrijven bestaan hierop enkele uitzonderingen. Binnen de gewasdiversificatie bestaan geen mogelijkheden voor nationale keuzen.

  • 2. Behoud van blijvend grasland.

  • 3. Ecologisch aandachtsgebied met een omvang van 5% van het bouwlandoppervlak. Hierbij kunnen de lidstaten kiezen uit een aantal opties waaronder landschapselementen, akkerranden, bufferstroken en stikstofbindende gewassen.

Om te voldoen aan de vergroeningsverplichting is het mogelijk dat lidstaten, naast bovengenoemde maatregelen en na goedkeuring door de Europese Commissie, equivalente maatregelen toevoegen aan de Europese lijst.

1b. Extra ondersteuning jonge boeren

Meer dan tweederde van de Europese boeren is ouder dan 55 jaar. Om de toekomst van de sector zeker te stellen wil de Commissie jonge boeren gedurende de eerste vijf jaar van het bestaan van hun bedrijf extra financiële ondersteuning bieden. Lidstaten worden verplicht extra steun aan jonge boeren te geven via een zogenaamd «top-up» op directe betalingen. Hiervoor dient maximaal 2% van de enveloppe voor directe betalingen (1e pijler GLB) te worden aangewend. Daarnaast is besloten dat via het plattelandsbeleid (2e pijler GLB) jonge boeren extra steun kunnen ontvangen. Conform de wens van de Kamer komt er een landsdekkende jongeboerenregeling gericht op innovatieve investeringen, en wel voor € 5,2 mln per jaar, waarvan de provincies € 2,6 mln cofinancieren. Conform de motie Dik-Faber (Kamerstuk 33 750-XIII, nr. 65) heeft de Staatssecretaris van EZ met de provincies afgesproken dat ze streven naar een zo gelijk mogelijke uitvoering van de regeling. Omdat het karakter van de regeling zich richt op innovaties kunnen per provincie wel accentverschillen aangebracht worden zodat beter ingespeeld kan worden op regionale behoeften.

2. Markt- en prijsbeleid

Met de nieuwe integrale Gemeenschappelijke Marktordening (iGMO) is een belangrijke stap gezet naar verdere marktoriëntatie. Het nieuwe wetgevingspakket voor markt- en prijsbeleid is grotendeels in werking getreden op 1 januari 2014. De quotaregeling voor melk loopt echter door tot 1 april 2015 en de quotaregeling voor suiker tot 1 oktober 2017.

Een belangrijke wijziging ten opzichte van de vorige iGMO is dat nu voor alle agrarische sectoren de mogelijkheid bestaat om producenten- en brancheorganisaties op te richten. Onder bepaalde voorwaarden kunnen deze organisaties toestemming krijgen om regels algemeen verbindend te verklaren (AVV). Een AVV kan onder meer betrekking hebben op regels op het gebied van dier- en plantgezondheid en voedselveiligheid.

Financieel overzicht

Onderstaand overzicht geeft de voorlopige raming (lopende prijzen) van de voor Nederland beschikbaar komende EU budgetten voor de directe betalingen. (Zie ook TK, 28 625 nr. 194).

Directe betalingen (x € 1 mln):

Kalenderjaar

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Totaal

Nationale enveloppe directe betalingen

793

781

768

756

744

732

732

5.306

GLB pijler 2: Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO)

Met TK 28 625 nr. 168, nr. 189 en nr. 194 is de Kamer geïnformeerd over het Plattelands Ontwikkelings Programma 2014–2020.

Met de provincies is een akkoord bereikt over de invulling van het Plattelandsprogramma voor de periode 2014–2020. Provincies en EZ werken samen aan het opstellen van het derde Plattelandsprogramma (POP3) 2014–2020. Er wordt één operationeel programma ingediend dat wordt opgebouwd vanuit de vier landsdelen.

POP3 wordt landsdelig ingevuld door de provincies en aangevuld door het Rijk. Met de landsdelige aanpak kunnen gebiedsspecifieke behoeftes in de landbouw worden aangepakt. Aan generieke behoeftes wordt landsdekkend invulling gegeven. Met deze combinatie kan optimaal ingespeeld worden op het bevorderen van een gelijk speelveld. De provincies leveren het grootste deel van de benodigde nationale middelen cofinanciering voor POP 3, aangevuld met co-financiering door de waterschappen (verbetering waterkwaliteit).

Het standaard cofinancieringspercentage van de Europese Unie voor POP3 bedraagt maximaal 53%. Voor investeringen en maatregelen ten behoeve van milieu, klimaatadaptatie en klimaatmitigatie is een uitzondering gemaakt en besloten tot maximaal 75% Europese cofinanciering. Inmiddels heeft Nederland gekozen voor een cofinancieringspercentage van 50% met uitzondering van agrarisch natuurbeheer. Hier is het 75%.

De Raad heeft voorts besloten een voorziening te treffen waarmee dubbele betaling (voor vergroening en agrarisch natuurbeheer) wordt voorkomen. In het plattelandsbeleid is ook de mogelijkheid opgenomen voor boeren om als collectieven deel te nemen aan de regelingen voor het het agrarisch natuurbeheer.

In overleg met de provincies is besloten POP3 concreet te richten op de volgende thema’s:

  • 1) Versterken van innovatie, verduurzaming en concurrentiekracht;

  • 2) Jonge boeren;

  • 3) Natuur en landschap (zoals afgesproken in het Natuurpact);

  • 4) Verbetering van de waterkwaliteit;

  • 5) LEADER (inclusief projecten onder het programma Duurzaam Door).

Onderstaand volgt een overzicht van de bedragen die gemiddeld per jaar voor het Plattelandsontwikkelingsprogramma 2014–2020 (POP3) beschikbaar zijn

Plattelandsbeleid (x € 1 mln):

Kalenderjaar

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

totaal

Bijdrage EU

87,0

87,0

87,0

87,0

87,0

86,0

86,0

607,0

Bijdrage provincies

82,1

82,1

82,1

82,1

82,1

82,1

82,1

574,7

Bijdrage Rijk

9,7

9,7

9,7

9,7

9,7

9,7

9,7

67,9

In de bijlage van TK 28 625 nr. 194 d.d. 5 juni 2014 is een tabel opgenomen met een nadere specificatie van de middelen die gemiddeld per jaar voor het plattelandsontwikkelingsprogramma 2014–2020 beschikbaar zijn.

Het bedrag dat voor Nederland vanuit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO) beschikbaar is voor POP3 bedraagt € 607 miljoen voor de periode 2014–2020. Dat is circa € 87 mln per jaar. De nationale co-financiering bedraagt € 91,8 mln per jaar. Het aandeel van de provincies bedraagt € 82,1 mln per jaar en deze uitgaven worden verantwoord in de jaarrekeningen van de provincies. Provincies hebben afspraken gemaakt met de waterschappen over de nationale cofinanciering. Het EZ aandeel bedraagt circa € 9,7 mln per jaar en deze uitgaven worden verantwoord in het jaarverslag van EZ (artikel 16). Het Rijksaandeel heeft betrekking op regeling garantstelling marktintroductie risicovolle innovaties en op de regeling brede weersverzekering.

3. Gemeenschappelijk Visserij Beleid (GVB): Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij (EFMZV)

Het GVB is in de eerste plaats gericht op de ontwikkeling van een verantwoorde visserijketen waarmee een evenwichtige en duurzame exploitatie van de visstand wordt bevorderd. Hiertoe zijn in EU-verband regels opgesteld, zoals beperkingen voor bepaalde visserijmethoden. Tevens zijn afspraken gemaakt ter bevordering van de stabiliteit van de vismarkt.

Het jaar 2015 is het laatste jaar dat nog gebruik gemaakt kan worden van middelen uit het Europees Visserijfonds (EVF) om deze doelen te bereiken.

Ontwikkelingen EFMZV 2014–2020

Met de brieven van 4 april 2014 (TK 32 201 nr. 71) en 24 juni (TK 32 201, nr. 72) is de Kamer geïnformeerd over de inzet van EZ ten aanzien van het EFMZV.

De Europese Raad, het Europees Parlement en de Europese Commissie hebben op 24 januari 2014 in triloog een politiek akkoord bereikt over de EFMZV-verordening. Dit akkoord is half april 2014 in het Europees Parlement en begin mei 2014 in de Raad in stemming gebracht. Daarmee is de EFMZV-verordening formeel in mei 2014 vastgesteld en is in juni 2014 de omvang van de voor Nederland beschikbare financiële middelen bekend gemaakt door de Europese Commissie. Aan het voor Nederland beschikbare bedrag zal de nationale cofinanciering worden toegevoegd. In september/oktober 2014 moet het Operationeel Programma (OP) worden ingediend bij de Europese Commissie. Deze moet het programma uiterlijk in februari 2015 goedkeuren.

Hoofddoel van het EFMZV is het bijdragen aan de verwezenlijking van de doelstellingen van het hervormde GVB, dat wil zeggen aan de verdere verduurzaming en versterking van de concurrentiekracht van de visserij en aquacultuur. Het EFMZV biedt de sector kansen om initiatieven voor meer duurzaamheid, kostprijsverlaging en kwaliteitsverbetering te ontwikkelen en deze te implementeren. Het fonds zal eveneens worden ingezet om uitdagingen op te pakken en oplossingen aan te dragen voor de invoering van de aanlandplicht.

Het Nederlandse OP, zoals dat binnenkort wordt ingediend bij de Europese Commissie, is mede tot stand gekomen op basis van input van vele stakeholders. Dit OP geeft voor de komende jaren richting en sturing aan de inzet van het EFMZV in Nederland. In het OP is het EFMZV-instrumentarium gericht op 3 hoofdthema’s:

  • 1. Invoering van de aanlandplicht;

  • 2. Verdere verduurzaming van de visserij- en aquacultuur;

  • 3. Verbetering van de rendementen in de visserij- en aquacultuurketen.

Financieel overzicht OP

De Minister van EZ heeft voor de uitvoering van het GVB een Operationeel programma opgesteld voor de periode 2014–2020. De verdeling van de kosten van dit programma tussen overheid en begunstigden bedraagt in de meeste gevallen 50–50.Van het overheidsdeel komt gemiddeld 75% uit het EFMZV, de resterende 25% is nationale cofinanciering.

De voor Nederland beschikbaar komende EU budgetten voor het EFMZV (2014–2020) zijn (x € 1 mln):

Kalenderjaar

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

totaal

EFMZV middelen

13,9

14,1

14,2

14,5

14,8

14,9

15,1

101,5

Op de begroting van EZ zijn op artikelonderdeel 16.1 voor de cofinanciering van het GVB 2014–2020 de volgende nationale middelen beschikbaar (x € 1 mln):

Kalenderjaar

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

totaal

Rijksmiddelen co-financiering GVB

 

5,0

5,8

7,3

5,3

5,3

1,3

30,0

4. Europese Structuur en Investeringsfondsen

De Europese Structuur en Investeringsfondsen (ESI) hebben tot doel om de economische concurrentiekracht, werkgelegenheid en cohesie in Europa te versterken.

Het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO) wordt in Nederland gebruikt voor het uitbouwen van de sterke punten in de regio en voor innovatie. Ook worden uit het fonds grensoverschrijdende programma's (Interreg) gefinancierd.

Uitgangspunt voor het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO) is dat wordt bijgedragen aan de nationale doelen in het kader van de Europa 2020 strategie. Met EFRO worden vier landsdelige programma’s gefinancierd, te weten Noord-Nederland, Oost-Nederland, West-Nederland en Zuid-Nederland. Daarnaast worden vier grensoverschrijdende programma’s ondersteund. Dit zijn de programma’s Duitsland-Nederland, Euregio Maas-Rijn, Vlaanderen-Nederland en Twee Zeeën.

Voor de nieuwe programmaperiode 2014–2020 zijn de gezamenlijke hoofddoelen van Rijk en regio voor de landsdelige programma’s vastgesteld. Deze hoofddoelen betreffen innovatie en koolstofarme economie. Het MKB is een belangrijke doelgroep. Belangrijke thema’s binnen Interreg zijn grensoverschrijdende innovatiesamenwerking, koolstofarme economie en arbeidsmobiliteit.

Besloten is om de decentrale uitvoering van de landsdelige programma’s te continueren. Ook is afgesproken dat de landsdelige beheersautoriteiten nauwer gaan samenwerken en een uniforme werkwijze hanteren.

Nederland ontvangt aan EFRO voor de nieuwe programmaperiode 2014–2020 € 507,3 mln (in lopende prijzen) voor de landsdelige programma’s en € 389,7 mln (in lopende prijzen) voor de grensoverschrijdende samenwerking. EZ stelt voor de uitvoering van de nieuwe programmaperiode 2014–2020 in totaal € 91 mln aan Rijkscofinanciering beschikbaar voor de vier landsdelige programma’s en € 49 mln voor de grensoverschrijdende programma’s.

De Europese Structuurfondsverordeningen zijn in december 2013 in werking getreden na besluitvorming hierover in het Europese parlement en de Europese Raad. Het eindresultaat van de onderhandelingen over het cohesiebeleid 2014–2020 komt grotendeels overeen met de Nederlandse inzet (TK, 21 501-08, nr. 493).

In 2013 is door het Ministerie van EZ gewerkt aan het opstellen van de Partnerschapsovereenkomst. Dit is het overkoepelende strategische document dat samen met het landsdelige EFRO programma en de andere Structuurfondsprogramma’s in 2014 ter goedkeuring bij de Europese Commissie is ingediend. De Partnerschapsovereenkomst gaat in op de punten waarop Nederland zich verder moet ontwikkelen in het licht van de Europa2020 strategie en de bijdrage die de Europese Structuur- en Investeringsfondsen, waaronder EFRO, hieraan leveren.

Een goede verantwoording van de EU gelden en de Rijksmiddelen is van groot belang. Er liggen inmiddels goede afspraken over management en controle van de programma’s. De taken en verantwoordelijkheden van de diverse betrokken partijen in de verantwoordingsketen zijn helder. De bureaucratie rondom de controle en beheerstructuur is zoveel als mogelijk verminderd, waarbij de rechtmatige besteding van overheidsmiddelen niet uit het oog verloren is.

Voor de cofinanciering van het EFRO 2014–2020 zijn de volgende Rijksmiddelen (inclusief uitvoeringskosten) op de begroting van EZ (artikel 18.1) beschikbaar (x € 1 mln):

Kalenderjaar

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

2022

totaal

Rijksmiddelen co-financiering EFRO

10,0

17,1

17,1

31,2

31,6

27,4

17,2

10,2

6,5

168,3

5. Horizon 2020 (kaderprogramma voor onderzoek en innovatie) periode 2014- 2020

Door de Europse Commissie worden een aantal communautaire programma’s uitgevoerd waarvoor EU steun kan worden verkregen. Dit betreft met name Horizon 2020, het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie voor de periode 2014–2020. Een beperkt deel van het budget voor het Europees Kaderprogramma voor onderzoek en technologische ontwikkeling wordt gealloceerd bij publiekpublieke en publiekprivate programma’s. Uitvoering van dat deel van het budget geschiedt niet door de Europese Commissie (zoals regulier het geval is bij het Kaderprogramma) maar door de daarvoor opgerichte samenwerkingsvorm.

Horizon 2020

Het zevende kaderprogramma voor onderzoek en technologische ontwikkeling (KP7) liep eind 2013 af. Horizon 2020 (looptijd 2014–2020) is het huidige programma voor onderzoek en innovatie en omvat programma’s zoals die nu in KP7 zitten, de innovatiegerelateerde onderdelen die in de periode 2007–2013 waren ondergebracht in het Concurrentiekracht en Innovatieprogramma (CIP) en het Europees Instituut voor Innovatie en Technologie (EIT). Het doel is de wetenschappelijke en technologische basis van Europa te versterken, evenals de concurrentiekracht van het Europese bedrijfsleven. Daarnaast is benutting van kennis voor het oplossen van maatschappelijke uitdagingen een belangrijk uitgangspunt. De Rijksdienst Voor Ondernemend Nederland (RVO) stimuleert in opdracht van EZ en andere departementen de Nederlandse deelname aan Horizon 2020.

Voor EZ gaat de aandacht uit naar het verbinden van Horizon 2020 met het nationale innovatiebeleid – in het bijzonder naar de pijlers industrieel leiderschap en maatschappelijke uitdagingen met de topsectoren –, het op peil houden van de deelname van Nederlandse partijen en het verbeteren van de bedrijfsdeelname (specifiek het MKB). Daarnaast wordt ook nadrukkelijk aansluiting gezocht met de regionale initiatieven gesteund vanuit de structuurfondsen.

Naast bijdrages aan projecten draagt de Europese Commissie vanuit het Kaderprogramma ook bij aan publiekpublieke en publiekprivate programma's:

Publiekpublieke programma's zijn gebaseerd op artikel 185 van het EU-Werkingsverdrag en worden ook nationaal gecofinancierd. Het Ministerie van EZ cofinanciert één daarvan direct, het artikel 185 initiatief Eurostars, dat gericht is op het MKB. Indirect (via het standaardeninstituut VSL) wordt het artikel 185 initiatief European Metrology Research Programme door EZ gecofinancierd.

De publiekprivate programma's, zogenaamde Joint Technology Initiatives, worden in een aantal gevallen eveneens nationaal gecofinancierd. Tijdens de looptijd van KP7 betrof dit de JTI's Artemis en Eniac gericht op respectievelijk embedded computing systems en nano electronica. Tijdens Horizon 2020 zijn deze opgevolgd door het JTI ECSEL. Deze JTI’s worden door het Ministerie van EZ gecofinancierd. In samenhang met deze communautaire samenwerkingsvormen bestaat er gouvernementele samenwerking in Eureka-clusters om de mondiale concurrentiekracht van ICT industrie te versterken.

Middelen voor cofinanciering Horizon2020 op begroting EZ

Bedragen in € 1.000
 

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

JTI/Eureka

33.265

37.347

40.587

40.000

40.000

40.000

40.000

Eurostars

11.174

15.255

16.556

18.325

18.325

18.325

18.325

Totaal

44.439

52.602

57.143

58.325

58.325

58.325

58.325

De middelen voor JTI/Eureka bevatten de eerste jaren nog uitfinanciering van KP7. De bedragen van Eurostars zijn inclusief top-up (25%) van Europa.

6. Programma voor de versterking van het concurrentievermogen van Midden- en Klein Bedrijf (COSME)

Dit programma heeft als doel het verbeteren van het concurrentievermogen van bedrijven en MKB en richt zich onder andere op het vergemakkelijken van de toegang tot financiering voor het MKB, het verbeteren van het bedrijfsklimaat en het vergemakkelijken van de toegang tot markten.

Dit programma is een voortzetting van het Competiveness and Innovation Framework Programme (CIP) dat eind 2013 is afgelopen. COSME (looptijd 2014–2020) heeft als doelstellingen om 1) het concurrentievermogen van bedrijven en het MKB in het bijzonder te versterken en 2) de ondernemingscultuur aan te moedigen en de oprichting en groei van het MKB te bevorderen. De via het programma gefinancierde activiteiten richten zich op:

  • het verbeteren van de toegang tot financiering voor het MKB;

  • het verbeteren van de toegang van het MKB tot de interne markt en markten buiten de EU;

  • het verbeteren van de raamvoorwaarden voor het concurrentievermogen van bedrijven;

  • het promoten van ondernemerschap.

Eigen Middelen EU

In het Eigen Middelen Besluit wordt de financiering van het EU beleid geregeld. De Eigen Middelen van de EU bestaan uit de volgende onderdelen:

  • 1. Traditionele eigen middelen (vooral invoerrechten);

  • 2. BTW-afdracht;

  • 3. Afdracht op basis van het Bruto Nationaal Inkomen (BNI).

De voor EZ relevante afdrachten zijn de zogenaamde douanerechten op landbouwproducten en productieheffingen (categorie 1: Traditionele eigen middelen). Deze ontvangsten worden op de EZ begroting verantwoord (artikel 16). De ontvangsten voor douanerechten op landbouwproducten worden voor 2015 geraamd op circa € 250 mln. Vervolgens worden deze middelen aan de EU afgedragen en deze uitgaven staan op de begroting van Buitenlandse Zaken (V; Artikel 3). Omdat het innen van de douanerechten tot kosten leidt in de lidstaten, ontvangen zij hiervoor een vergoeding (perceptiekostenvergoeding). Deze ontvangsten zijn ook op de begroting van BZ opgenomen op hetzelfde beleidsartikel.

5.5 Moties en toezeggingen

1. Minister
1.1 Stand van zaken aangenomen moties Tweede Kamer over afgelopen parlementaire jaar

Indiener(s)

Omschrijving van de motie

Vindplaats en

datum

Stand van Zaken

Dik-Faber, R.K. (CU)

Verzoekt de regering, samen met genoemde instanties te onderzoeken wat een sociaal- en verkeersveilig lichtniveau is zodat genoemde normen en richtlijnen kunnen worden aangepast om lichtvervuiling tegen te gaan en de Kamer te informeren over de onderzoeksresultaten en de vertaling daarvan in aangepaste normen.

33 043, nr. 19

5-11-2013

Onderhanden.

Onder de noemer «Duurzame ver-lichtingstafel» worden bijeen-komsten georgani-seerd op bestuur-lijk en ambtelijk niveau. Eén van de onderwerpen afgelopen jaar was ook lichtvervuiling, met medewer-king van het RIVM, waar exper-tise is op het vlak van bio-ritme verstoring door overmatige ver-lichting in de steden en het effect daarvan op mensen.

Recent is deze verlichtingtafel onder het Energie-programma «Energie» van de VNG tbv uitvoe-ring Energieakkoord geplaatst incl de ondersteuning vanuit RWS.

Veldhoven, S. van (D66)

Verzoekt de regering, in navolging van de Biobased Accelerator, in samenwerking met kennisinstellingen en bedrijfsleven te komen tot een «Circular Economy Accelerator» als basis voor de versterking van de circulaire economie, waar het kabinet naar streeft; Verzoekt de regering tevens, bij de inrichting in ieder geval aandacht te besteden aan precompetitief onderzoek, ondersteuning bij het sluiten van ketens en het identificeren van belemmerende regelgeving.

33 043, nr. 20

5-11-2013

Onderhanden.

De Accelerator moet uiterlijk einde van het jaar draaiende zijn.

Gerven, drs. H.P.J. van (SP)

Smaling, E.M.A. (SP)

Verzoekt de regering, in haar normerings- en beprijzingsgedrag deze tak van sport in de volle breedte te koesteren.

33 043, nr. 23

5-11-2013

Onderhanden.

Mulder, Agnes H. (CDA)

Verzoekt de Minister van Economische Zaken om, de regierol te pakken en te komen tot afgestemd inkoopbeleid van de diverse inkoopafdelingen van het Rijk, waarin innovatieve producten en diensten van het MKB ook een rol krijgen.

33 750-XIII, nr. 36

7-11-2013

Met het programma «inkoop innovatie urgent» vervult EZ de regierol voor en met alle overheden. In het programma «inkoop innovatie urgent» ondersteunt EZ de rijksoverheid en andere overheden en stimuleert hen om te leren van elkaars ervaringen. In de uitvoering van het programma «inkoop innovatie urgent» ligt het accent op het «doen»: concrete projecten ondersteunen en laten zien dat met innovaties goede resultaten geboekt kunnen worden. Deze resultaten en concrete instrumenten worden online en in netwerkbijeen-komsten ontsloten. Na het zomerreces wordt de Tweede Kamer nader geïnformeerd.

Lucas, ir. A.W. (VVD)

Verzoekt de regering, uiterlijk in het voorjaar van 2014 met concrete beleidsvoorstellen te komen die het vestigings- en ondernemingsklimaat voor startups verbeteren; Verzoekt te regering tevens, de langetermijnvoorstellen uit de Agenda StartupNL door te rekenen en de Kamer hierover te informeren.

33 750-XIII, nr. 17

7-11-2013

Voldaan.

De Tweede Kamer is op 17-3-2014 geïnformeerd. (Kamerstuknr. 31 311 nr. 104.)

De doorrekening van (fiscale) voorstellen volgt in oktober.

Özturk, S. (PvdA)

Verzoekt de Minister, de mogelijkheden te onderzoeken om de verdere uitrol van dit initiatief over de andere tientallen branches in de ambachtssector tijdelijk te ondersteunen; Verzoekt de Minister tevens, daarbij in overleg te gaan met de ministers van OCW en SZW en daarbij te bezien of een kenniscentrum kan worden ondersteund vanuit de sectorplannen en daarover aan de Kamer te rapporteren voor het einde van het jaar.

33 750-XIII, nr. 24

7-11-2013

De Tweede Kamer is op 22-01-2014 per brief geïnformeerd. (Kamerstuknr. 33 750-XIII, nr. 109.)

Özturk, S. (PvdA)

Verzoekt de regering om een onderzoek te laten uitvoeren naar de meest recente cijfers op het gebied van bedrijfsovernames; Verzoekt de regering tevens, aan de hand daarvan een kwantificeerbare doelstelling te formuleren, met het doel om het verlies veroorzaakt door mislukte bedrijfsovernames binnen een aantal jaren substantieel te reduceren.

33 750-XIII, nr. 25

7-11-2013

Het onderzoek wordt op dit moment uitgevoerd. De resultaten worden in september 2014 verwacht. In oktober wordt de TK geïnformeerd.

Mulder, Agnes H. (CDA)

Verzoekt de regering om te monitoren en te bevorderen dat het mkb voldoende toegang heeft tot de TKI-regeling.

33 750-XIII, nr. 27

7-11-2013

In de brief van

17-03-2014 (31 311, nr. 104) «Ambitieus Ondernemerschap, Een agenda voor startups en groeiers» is de Tweede Kamer geïnformeerd over de wijze waarop het Kabinet de toegang van het MKB tot de TKI-regeling bevordert.

Over het onderdeel motie inzake monitoring zal de Tweede Kamer in het najaar worden geïnformeerd.

Verhoeven, K. (D66)

Verzoekt de regering, in overleg met kennisinstellingen, adviesraden en de topteams sectoroverstijgende en specifieke kansen te benoemen om Nederlandse bedrijven nog beter internationaal te kunnen positioneren.

33 750-XIII, nr. 28

7-11-2013

Onderhanden.

De Tweede Kamer zal in de Voortgangsrappor-tage bedrijvenbeleid hierover geïnformeerd worden.

Verhoeven, K. (D66)

Verzoekt de regering, het Planbureau voor de Leefomgeving te vragen om een analyse te maken van de huidige staat van het leefklimaat, het vestigingsklimaat, de economische structuur en het voorzieningenniveau van onze binnensteden en daarbij zowel te kijken naar toekomstige kansen als belemmerende factoren en regelgeving.

33 750-XIII, nr. 29

7-11-2013

Onderhanden.

De Tweede Kamer zal in het najaar van 2014 hierover geïnformeerd worden.

Ziengs, E. (VVD)

Schouten, C.J. (CU)

Verzoekt de regering, in gesprek te gaan met de VNG over het nemen van extra maatregelen om het betaalgedrag van overheidsdiensten en gemeenten te verbeteren, waarbij gedacht kan worden aan een goed werkend meldpunt voor ondernemers om te late betalingen te melden en/of het opstellen van een openbare zwarte lijst van overheidsdiensten en gemeenten; Verzoekt de regering tevens, de Kamer hierover in het voorjaar 2014 te informeren.

33 750-XIII, nr. 31

7-11-2013

De Tweede Kamer is op 4-7-2014 geïnformeerd. (Kamerstuknr. 33 750-VII, nr. 66.)

In oktober volgt brief over nadere uitwerking.

In 2015 is de implementatie van monitor betaalter-mijnen gepland.

Ouwehand, E. (PvdD)

Verzoekt de regering, bij de topsector Life Sciences & Health de mogelijkheden te verkennen om de ontwikkeling van testtrajecten zonder dierproeven verder te bevorderen, en de Kamer hierover te informeren in het toegezegde plan van aanpak dierproeven.

33 750-XIII, nr. 35

7-11-2013

Voldaan.

De Tweede Kamer is op 28-2-2014 per brief geïnformeerd.

(Kamerstuknr. 32 336, nr. 27.)

Lucas, ir. A.W. (VVD)

Verzoekt de regering de werkwijze van Marin, Deltares en NLR, waarbij terughoudend wordt omgegaan met het aanvragen van patenten en heldere afspraken worden gemaakt met de betrokken private partijen, als uitgangspunt te nemen bij de uniformering en in zijn aanpak van oneerlijke concurrentie door publieke kennisinstituten binnen het topsectorenbeleid.

32 637, nr. 96

5-12-2013

Voldaan.

De Tweede Kamer is op 6-3-2014 per brief geïnformeerd. (Kamerstuknr. 32 637, nr. 123 en op 2-7-2014 met met Kamerstuknr. 32 637, nr. 146.)

Sjoerdsma, S.W. (D66)

Verzoekt de regering, ervoor zorg te dragen dat bedrijven rijksbreed enkel in aanmerking komen voor overheidssteun indien zij handelen conform de OESO-richtlijnen.

26 485, nr. 171

17-12-2013

Onderhanden.

Voordewind, drs. J.S. (CU)

Verzoekt de regering, de financiële sector expliciet op te nemen in het mvo-risicosectorenbeleid om duurzaamheid en transparantie in deze sector te bevorderen.

26 485, nr. 170

17-12-2013

De financiële sector is één van de dertien sectoren die nu nog onderdeel uitmaken van de Sector Risico Analyse (SRA). In september zal de Tweede Kamer nader worden ge-ïnformeerd middels de voortgangsrap-portage van MBH&OS Ploumen en MEZ Kamp.

Sjoerdsma, S.W. (D66)

Verzoekt de regering om, te onderzoeken hoe het Nederlands beleid op intellectueel eigendom minder beperkend kan zijn voor de innovatie-stroom naar ontwikkelingslanden en de Kamer daarover in een brief te informeren.

33750 XVII, nr.

33

28-11-2013

Voldaan.

De Tweede Kamer is op 8-7-2014 per brief geïnformeerd. (Kamerstuknr. 32 606, nr. 147.)

Schouten, C.J. (CU)

Verzoekt de regering een visie te ontwikkelen voor Noord-Nederland om werkgelegenheid te behouden en de economie te versterken, met bijzondere aandacht voor de industriesector.

32 637, nr. 111

23-01-2014

Voldaan.

De Tweede Kamer is op 17-3-2014 per brief geïnformeerd. (Kamerstuknr. 32 637, nr. 124.)

Aan de motie is uitvoering gegeven door instelling van de werkgroep Rein Willems en het actieplan dat deze werkgroep heeft opgeleverd. Het Rijk heeft 40 mln. € bijgedragen ter ondersteuning van dit plan.

Dekken, T.R. van (PvdA)

Dijkgraaf, prof. dr. E. (SGP)

Leegte, R.W. (VVD)

Schouten, C.J. (CU)

Mulder, Agnes H. (CDA)

Verzoekt de regering, om in overleg met de regio te gaan om alles nog eens goed tegen het licht te houden en de Kamer over de voortgang te rapporteren.

32 637, nr. 114

23-01-2014

Voldaan.

De Tweede Kamer is op 17-3-2014 per brief geïnformeerd. (Kamerstuknr. 32 637, nr. 124.)

Gerven, drs. H.P.J. van (SP)

Verzoekt de regering, aan te dringen op een spoedige rapportage over de biotechnologierichtlijn; Verzoekt de regering, in een vroeg stadium in Europa volledige kwekersvrijstelling te bepleiten.

27 428, nr. 273

27-05-2014

Voor 1 oktober zal de Tweede Kamer per brief worden geïnformeerd.

Mulder, Agnes H. (CDA)

Verzoekt de regering om bij nieuwe wet- en regelgeving het «Think Small First»-principe toe te passen, door artikel 36 van de richtlijn 2013/34/EU geregelde vrijstellingen van verplichtingen voor micro-ondernemingen redelijkerwijs te benutten en deze zo spoedig mogelijk te implementeren.

32 637, nr. 145

17-06-2014

Onderhanden.

Vries, Aukje de (VVD)

Verzoekt de regering, een aantrekkelijke digitale toegangspoort te creëren om innovatieve start-ups uit het buitenland te enthousiasmeren om aan de slag te gaan in Nederland.

32 637, nr. 143

17-06-2014

Onderhanden.

In het najaar zal de Tweede Kamer middels de Voort-gangsrapportage bedrijvenbeleid hierover geïnfor-meerd worden.

Ziengs, E. (VVD)

Vos, Jan C. (PvdA)

Verzoekt de regering, dit investeringsmodel nader te bezien, en daarbij de mogelijkheid te onderzoeken om in Nederland te komen tot vergelijkbare incubatorfondsen, waarbij elke topsector tenminste één incubator krijgt, in combinatie met een VC fund.

33 930-XIII-18

26-06-2014

Onderhanden.

De Tweede Kamer wordt geïnformeerd in de begroting 2015.

Mulder, Agnes H. (CDA)

Verzoekt de regering om, een bijdrage te leveren aan economische structuurversterking in regio's met een hoge werkloosheid door innovatie-projecten in het mkb te stimuleren met behulp van de MIT-regeling, en hierbij samen op te trekken met de betreffende provincies.

33 930-XIII-19

25-06-2014

Onderhanden.

De Tweede Kamer wordt geïnformeerd in de begroting 2015 en in de Voortgangs-

rapportage Bedrijvenbeleid (najaar 2014).

Slob, drs A. (CU)

Samsom, ir. D.M. (PvdA)

Verzoekt de regering, waar op initiatief van de regio gewerkt wordt aan structurele versterkingen van de economie, daar waar mogelijk bij te dragen aan actieplannen om innovaties te stimuleren met behulp van rijksbeleid.

27 406, nr. 214

24-06-2014

Tweede Kamer wordt geïnformeerd in de begroting 2015 en in de Voortgangs-

Rapportage Bedrijvenbeleid (najaar 2014).

Vos, Jan C. (PvdA)

Verzoekt de Minister, bij de uitwerking van het energieakkoord de opwekking van decentrale energie zo ruimhartig mogelijk vorm te geven.

30 196, nr. 213

2-10-2013

Voldaan.

De Tweede Kamer is op 8-11-2013 per brief geïnformeerd. (Kamerstuknr. 30 196, nr. 222.)

Vos, Jan C. (PvdA)

Verzoekt de regering om in kaart te brengen welke mogelijkheden er zijn om, al dan niet in samenwerking met buurlanden, in deze reservecapaciteit te voorzien en daarover aan de Kamer te rapporteren.

30 196, nr. 212

2-10-2013

Onderhanden.

De Tweede Kamer wordt hier na de zomer over geïnformeerd.

Gesthuizen, S.M.J.G. (SP)

Verzoekt de regering, onderzoek te doen naar de kosten die door TenderNed worden gemaakt, het budget van TenderNed te verlagen tot het bedrag dat strikt nodig is voor de uitvoering van de wettelijke taken en de daarmee samenhangende onderdelen van het basissysteem en met het vrijkomende bedrag initiatieven te ondersteunen die het aanbestedingsproces voor ondernemers vereenvoudigen met voorlichting.

33 750-XIII, nr. 100

7-11-2013

In opdracht van EZ doet de Audit Dienst Rijk onderzoek naar de kosten van TenderNed. Het resultaat zal kort na het zomerreces met een beleidsmatige appreciatie naar TK worden gezonden.

Liefde, B.C. de (VVD)

Verzoekt de regering, in 2014 voorstellen naar de Kamer te sturen om waar nodig wet- en regelgeving over onder andere telecommunicatie, media, privacy en auteursrecht te moderniseren.

33 750-XIII, nr. 18

7-11-2013

Verzamelwetsvoor-stel wijziging Telecommunicatie-wet wordt voor het einde van dit jaar bij de Tweede Kamer ingediend.

Verhoeven, K. (D66)

Verzoekt de regering, in Europa pal te staan voor de Nederlandse netneutraliteit.

33 750-XIII, nr. 30

7-11-2013

Voldaan.

De Tweede Kamer is geïnformeerd met: geannoteerde agenda Telecomraad: 21 501-33, nr. 448; Schriftelijk AO Nieuwe Commissie voorstellen: 22 112 nr. 1748 en Verslag Telecomraad: 21 501-33, nr. 453.

Ouwehand, E. (PvdD)

Tongeren, drs. L. van (GL)

Veldhoven, S. van (D66)

Dik-Faber, R.K. (CU)

Verzoekt de regering, een wijziging van de Mijnbouwwet voor te bereiden.

33 750-XIII, nr. 90

11-11-2013

Wijziging Mijnbouwwet is in voorbereiding, zie Handelingen plenair debat Schaliegas d.d. 5 juni 2014.

Vos, Jan C. (PvdA)

Verzoekt, de regering om een reactie op te stellen op het rapport van de Commissie Meijer en dit samen met de elf onderzoeken over gaswinning naar de Kamer te sturen.

33 750-XIII, nr. 101

11-11-2013

Voldaan.

De Tweede Kamer is op 17-1-2014 per brief geïnformeerd. (Kamerstuk 33 529, nr. 28.)

Vos, Mei Li (PvdA)

Verzoekt de regering, bij een volgende wijziging van de Mededingingswet te bepalen hoe er omgegaan moet worden met fusies van kleinere pensioenfondsen en een goede drempel te zoeken.

33 622, nr. 17

12-12-2013

Aanpassing drempel wordt meegenomen in wetsvoorstel boetebepalingen ACM. Minister heeft Tweede Kamer hierover geinfor-meerd tijdens AO Marktwerking Mededinging, Staatssteun d.d. 19/6 jl.

Ouwehand, E. (PvdD)

Jansen, ir. P.F.C. (SP)

Tongeren, drs. L. van (GL)

Veldhoven, S. van (D66)

Dik-Faber, R.K. (CU)

Klein, N.P.M. (50PLUS/KLEIN)

Klever, R.J. (PVV)

Mulder, Agnes H. (CDA)

Vos, Jan C. (PvdA)

Verzoekt de regering, in de beoordeling van toekomstige winningsplannen voor gas veiligheid als primair criterium te hanteren; Verzoekt de regering, zorg te dragen voor het centraal stellen van de veiligheidsrisico’s in de productiefilosofie van de NAM, zoals aanbevolen door SodM.

33 529, nr. 34

5-02-2014

Onderhanden.

In Tweede Kamer brief van 6-5-2014

(33 529, nr. 58) is aangegeven hoe uitvoering wordt gegeven aan deze motie.

Ouwehand, E. (PvdD)

Jansen, ir. P.F.C. (SP)

Dekken, T.R. van (PvdA)

Tongeren, drs. L. van (GL)

Veldhoven, S. van (D66)

Mulder, Agnes H. (CDA)

Vos, Jan C. (PvdA)

Verzoekt de regering, te bevorderen dat in de regio zo veel mogelijk mensen worden opgeleid in het aardbevingsbestendig bouwen, zodat zij ook snel kunnen worden ingezet bij het verstevigen en repareren van gebouwen en huizen.

33 529, nr. 35

5-02-2014

Onderhanden.

In Tweede Kamer brief van 6-5-2014

(33 529, nr. 58) is aangegeven hoe uitvoering wordt gegeven aan deze motie.

Tongeren, drs. L. van (GL)

Vos, Jan C. (PvdA)

Verzoekt de regering, de functie van deze raadsheer met ombudsfunctie in de regio te versterken.

33 529, nr. 36

5-02-2014

Onderhanden.

In Tweede Kamer brief van 6-5-2014

(33 529, nr. 58) is aangegeven hoe uitvoering wordt gegeven aan deze motie.

Ouwehand, E. (PvdD)

Jansen, ir. P.F.C. (SP)

Dijkgraaf, prof. dr. E. (SGP)

Tongeren, drs. L. van (GL)

Veldhoven, S. van (D66)

Leegte, R.W. (VVD)

Dik-Faber, R.K. (CU)

Klein, N.P.M. (50PLUS/KLEIN)

Mulder, Agnes H. (CDA)

Vos, Jan C. (PvdA)

Verzoekt de regering, onverminderd het belang van de overige sporen, de afspraken over langjarige continuering met de regio voor spoor 4 te concretiseren, waarbij voor de eerste tien jaar een concreet plan wordt uitgewerkt (inclusief financieel kader), gericht op toekomstvaste werkgelegenheid, waarbij na vijf jaar een evaluatie plaatsvindt.

33 529, nr. 40

5-02-2014

Onderhanden.

In Tweede Kamer brief van 6-5-2014

(33 529, nr. 58) is aangegeven hoe uitvoering wordt gegeven aan deze motie.

Veldhoven, S. van (D66)

Vos, Jan C. (PvdA)

Verzoekt de regering, in overleg met de regio te komen tot een dergelijke aanpak.

33 529, nr. 41

5-02-2014

Uitvoeringsorganisa-tie wordt aanspreek-punt, stand van zaken aangegeven in brief met Kamerstuknr. 33 529, nr. 58. De Tweede Kamer wordt na zomer nader geïnformeerd.

Dijkgraaf, prof. dr. E. (SGP)

Veldhoven, S. van (D66)

Leegte, R.W. (VVD)

Dik-Faber, R.K. (CU)

Vos, Jan C. (PvdA)

Verzoekt de regering, te onderzoeken welke maatregelen de komende jaren genomen kunnen worden ter voorbereiding op een eventueel besluit over drie jaar tot drastische vermindering van aardgaswinning, indien de veiligheidssituatie daartoe aanleiding geeft; Verzoekt de regering tevens, de mogelijkheid open te houden dat naar aanleiding van de straks te ontvangen contra-expertise van de Onderzoeksraad Voor Veiligheid en de gegevens die de komende maanden en jaren uit de monitoring en nader onderzoek van het veld komen, het huidige besluit tussentijds wordt bijgesteld.

33 529, nr. 48

5-02-2014

De Tweede Kamer wordt hier kort na de zomer over geïnformeerd.

Ouwehand, E. (PvdD)

Jansen, ir. P.F.C. (SP)

Dijkgraaf, prof. dr. E. (SGP)

Tongeren, drs. L. van (GL)

Veldhoven, S. van (D66)

Leegte, R.W. (VVD)

Dik-Faber, R.K. (CU)

Klein, N.P.M. (50PLUS/KLEIN)

Klever, R.J. (PVV)

Mulder, Agnes H. (CDA)

Vos, Jan C. (PvdA)

Verzoekt de regering, in overleg met betrokken overheden werk te maken van versnelling van de vergunningprocedures voor het aardbevingsbestendig maken van gebouwen, door te bezien waar belemmeringen in regelgeving hiervoor, desnoods tijdelijk, weggenomen zouden moeten worden.

33 529, nr. 51

5-02-2014

De Tweede Kamer is per brief van

6-5-2014

(Kamerstuknr. 33 529, nr. 58) geïnformeerd over hoe uitvoering wordt gegeven aan de motie.

Klein, N.P.M. (50PLUS/KLEIN)

Vos, Jan C. (PvdA)

Verzoekt de regering, bij het maken van een regeling voor schrijnende gevallen ook de problematiek van oudere ondernemers en bedrijfsbeëindiging te betrekken.

33 529, nr. 56

5-02-2014

De Tweede Kamer is per brief van

6-5-2014 (Kamerstuknr. 33 529, nr. 58) geïnformeerd over hoe uitvoering wordt gegeven aan de motie.

Liefde, B.C. de (VVD)

Mulder, Agnes H. (CDA)

Oosenbrug, R.F.A. (PvdA)

Verzoekt de regering, de overstapmogelijkheden voor kleine ondernemers gelijk te trekken met die van consumenten, onder andere door aanpassing van artikel 7.2a van de Telecommunicatiewet; Verzoekt de regering tevens, te bevorderen dat kleine ondernemers van hetzelfde overstapproces gebruik kunnen maken als consumenten.

24 095, nr. 363

12-02-2014

De Tweede Kamer is per brief van 3-7-2014 (Kamerstuknr.

26 643, nr. 319) geïnformeerd over hoe uitvoering wordt gegeven aan deze motie.

Mulder, Agnes H. (CDA)

Oosenbrug, R.F.A. (PvdA)

Verzoekt de regering om, de faciliterende rol met betrekking tot snel internet op te pakken en voor het kerstreces de reële dekking en de knelpunten in beeld te brengen.

24 095, nr. 364

12-02-2014

De Tweede Kamer is per brief d.d. 8-7-2014 geïnformeerd over aanleg breedband in krimp- en plattelandsgebieden en wordt voor het end van het haar geïnformeerd over de omvang van gebieden zonder snel internet en wat mobiele dekking d.m.v. 4G in die gebieden kan betekenen.

Tongeren, drs. L. van (GL)

Veldhoven, S. van (D66)

Dik-Faber, R.K. (CU)

Verzoekt de regering na te gaan of er betrouwbare onderzoeken zijn uitgevoerd naar de invloed van een toename van het aandeel hernieuwbare energie en energiebesparing op de effectiviteit van het ETS-systeem en zo ja, deze met een begeleidende Kablnetsbrief te sturen naar de Kamer, Verzoekt de regering bij, als dergelijke onderzoeken er niet zijn, zelf een onafhankelijk onderzoek uit te laten voeren naar de invloed van een toename van hernieuwbare energie en energiebesparing op de effectiviteit van het ETSsysteemen de Kamer daarover te informeren vóór Prinsjesdag.

33 858, nr. 8

20-02-2014

Voor Prinsjesdag naar de Tweede Kamer.

Vos, Jan C. (PvdA)

Verzoekt de regering, in het onderzoek naar de gevolgen voor een bindende doelstelling zowel naar de voordelen als naar de nadelen te kijken en de Kamer daarover te rapporteren; Verzoekt de regering tevens om, totdat de uitkomsten van de onderzoeken met de Kamer zijn besproken, zich in EU-verband niet actief te verzetten tegen een bindende doelstelling voor duurzame energie, of zich in te zetten voor een enkelvoudige doelstelling en te handelen in de geest van het Nederlandse energieakkoord, waarin duurzame energie een belangrijke separate bindende doelstelling is.

33 858, nr. 10

20-02-2014

Voor Prinsjesdag naar de Tweede Kamer.

Tongeren, drs. L. van (GL)

Veldhoven, S. van (D66)

Dik-Faber, R.K. (CU)

Verzoekt de regering, in de discussies in Europa in te zetten op een structurele oplossing, door bijvoorbeeld de naar achter geschoven rechten in het stabiliteitsmechanisme te laten vloeien, een sterkere jaarlijkse daling van het plafond, of door het laten vervallen van een deel van de rechten in het stabiliteitsmechanisme na verloop van tijd.

33 858, nr. 13

20-02-2014

Onderhanden. Conform de afspraken in het Energieakkoord zet het kabinet in de EU samen met de partners uit het Energieakkoord in op structurele versterking van het ETS. Daartoe pleit Nederland voor een hoger jaarlijks reductiepercentage van het ETS-plafond. Daarnaast pleit Nederland voor een systeem van gratis allocatie voor bedrijven die concurrentienadeel ondervinden als gevolg van het ETS ten opzichte van concurrenten buiten de EU (Carbon Leakage) op basis van werkelijk, recente productie. Als derde pleit Nederland voor harmonisatie op Europees niveau van de indirecte kostencompensatie voor de hoge elektriciteitskosten als gevolg van het ETS.

Rouwe, S. de (CDA)

Mulder, Agnes H. (CDA)

Verzoekt de regering om, de voor- en nadelen te onderzoeken van het eventueel verlengen of opheffen van deze verjaringstermijn en daarover de Kamer voor 1 juni 2014 te informeren.

29 023, nr. 157

6-03-2014

Voldaan.

De Tweede Kamer is op 20-06-2014 per brief geïnformeerd (Kamerstuknr.

32 849, nr. 21.)

Jansen, ir. P.F.C. (SP)

Verzoekt de regering om, binnen een jaar een analyse als bedoeld te laten uitvoeren.

33 777, nr. 21

2-12-2013

Voldaan.

De Tweede Kamer is op 25-04-2014 geïnformeerd (Kamerstuknr.

29 023, nr. 166.)

Tongeren, drs. L. van (GL)

Veldhoven, S. van (D66)

Vos, Jan C. (PvdA)

Verzoekt de regering, de gevolgen van de wetgeving met betrekking tot de volumecorrectie uiterlijk vijf jaar na inwerkingtreding te evalueren en de Kamer hierover te informeren, Verzoekt de regering tevens, bij die evaluatie de voordelen van het stabiliseren door middel van vrijwillige vraagsturing te betrekken.

33 777, nr. 22

2-12-2013

Motie wordt betrokken bij evaluatie wet (2019).

Veldhoven, S. van (D66)

Leegte, R.W. (VVD)

Verzoekt de regering, in overleg te treden met onze buurlanden over een gemeenschappelijk referentiekader voor het vaststellen van een nettarief, om regionaal een gelijk speelveld te bieden aan producenten en afnemers van stroom.

33 777, nr. 15

2-12-2013

Het ministerie erkent het belang van een regionaal gelijk speelveld voor elektriciteit. Ten aanzien van net-tarieven is relevant dat de infrastruc-tuurverordening (het «infrapakket») een instrument heeft opgericht voor ver-deling van kosten voor interconnecties tussen lidstaten. Nederland benadrukt bij zijn buurlanden het belang van implementatie van de verordening. Nederland volgt ook nauw de harmoni-sering van delen van de netregulering via de ontwikkeling van Europese netcodes. Uw Kamer wordt in de herfst nader ge-ïnformeerd over de invulling van deze motie.

Jansen, ir. P.F.C. (SP)

Dik-Faber, R.K. (CU)

Litjens, P.J.M. (VVD)

Mulder, Agnes H. (CDA)

Vries, Albert A. de (PvdA)

Verzoekt, de regering, om de provincie Groningen, onder de voorwaarde dat deze haar taakstelling voor 2020 realiseert, de ruimte te bieden voor onderzoek naar en realisatie van een betere variant die meer draagvlak geniet en om de lopende RCR-procedure aan te houden totdat dit onderzoek is uitgevoerd.

33 612, nr. 27

24-04-2014

Voldaan.

De Tweede Kamer is op 20-05-2014 per brief geïnformeerd. (Kamerstuknr.

33 612, nr. 44.)

Dik-Faber, R.K. (CU)

Vries, Albert A. de (PvdA)

Verzoekt, de regering bij het windpark in de Drentse Veenkolonien de gebiedsvisie van de provincie als uitgangspunt te nemen mits de provincie garandeert dat de taakstelling voor 2020 wordt gerealiseerd.

33 612, nr. 28

24-04-2014

Voldaan.

De Tweede Kamer is op 20-05-2014 per brief geïnformeerd. (Kamerstuknr.

33 612, nr. 44.)

Jansen, ir. P.F.C. (SP)

Litjens, P.J.M. (VVD)

Vries, Albert A. de (PvdA)

Verzoekt de regering de voorbereidingen van het windpark Fryslân in het IJsselmeer vooralsnog te beperken tot een omvang van 250MW en daarbij te klezen voor het gedeelte van het plangebied dat het verst van de kust afligt; Verzoekt, de regering, onder de voorwaarde dat de provincie Fryslân garandeert dat de taakstelling voor 2020 wordt gehaald, ruimte te geven om op land het resterende deel van de Friese taakstelling te realiseren door middel van het initiatief van het comité Hou Friesland Mooi de Friese Milieufederatie en het platform Duurzaam Friesland.

33 612, nr. 29

24-04-2014

Voldaan.

De Tweede Kamer is op 20-05-2014 per brief geïnformeerd. (Kamerstuknr.

33 612, nr. 44.)

Jansen, ir. P.F.C. (SP)

Vries, Albert A. de (PvdA)

Verzoekt, de regering om initiatiefnemers binnen de gebruikelijke procedures te verplichten bij windprojecten vooraf inschattingen te laten maken door erkende taxatiebureaus over mogelijke planschade.

33 612, nr. 30

24-04-2014

Voldaan.

De Tweede Kamer is op 20-05-2014 per brief geïnformeerd. (Kamerstuknr.

33 612, nr. 44.)

Veldhoven, S. van (D66)

Dik-Faber, R.K. (CU)

Mulder, Agnes H. (CDA)

Vries, Albert A. de (PvdA)

Verzoekt de regering de regie te nemen in de totstandkoming van de gedragscode zoals neergelegd in het Energieakkoord en daarbij zowel de windsector en milieugroeperingen als omwonende, verenigd in de NLVOV, te betrekken, en als Rijk en Provincies deze code ook te ondertekenen.

33 612, nr. 31

24-04-2014

In Tweede Kamerbrief 33 612, nr. 44 d.d. 20-05-2014 is gemeld hoe hiermee wordt omgegaan. Planning is TK in sept. te informeren over gedragscode + kabinetsreactie.

Litjens, P.J.M. (VVD)

Vries, Albert A. de (PvdA)

Verzoekt de regering concrete alternatieven voor grote windmolenparken serieus een kans te geven, en de bevoegdheid voor de keuze van deze alternatieven bij de provincie te leggen.

33 612, nr. 37

24-04-2014

Voldaan.

De Tweede Kamer is op 20-05-2014 per brief geïnformeerd. (Kamerstuknr.

33 612, nr. 44.)

Veldhoven, S. van (D66)

Verhoeven, K. (D66)

Verzoekt de regering om bij de evaluatie van het Energieakkoord in 2016 ook de opgave van reservelocaties per provincie te betrekken.

33 612, nr. 43

24-04-2014

Wordt meegenomen bij evaluatie Energieakkoord in 2016.

Tongeren, drs. L. van (GL)

Servaes, M. (PvdA)

Verzoekt de regering, tijdens de komende EU-top te pleiten voor een Europees actieplan voor een gezamenlijk, ambitieus en duurzaam energiebeleid; Verzoekt de regering tevens, daarbij aan te sturen op spoedige voorstellen van de Europese Commissie en te streven naar politieke besluitvorming tijdens de Europese top van juni.

21 501-02, nr. 1356

13-03-2014

Voldaan.

De Tweede Kamer is op 17-06-2014 per brief geïnformeerd.

(Kamerstuknr. 21 501-33, nr. 491.)

Gerven, drs. H.P.J. van (SP)

Dekken, T.R. van (PvdA)

Verzoekt de regering, te bezien hoe bij de nieuwe beleidsregels voor de NMA (ACM) ook het aspect van «voordelen voor het dier» meegenomen kan worden en hierover binnen drie maanden te rapporteren aan de Kamer.

31 532, nr. 133

4-03-2014

Voldaan.

De Tweede Kamer is op 8-05-2014 per brief geïnformeerd.

(Kamerstuknr. 31 532, nr. 134.)

Vos, Jan C. (PvdA)

Verzoekt de Minister van Economische Zaken, te bezien in hoeverre innovatieve mkb-bedrijven nadeel ondervinden van oneigenlijke concurrentie van netbeheerders bij de uitrol van de slimme meter.

29 023, nr. 171

28-05-2014

Onderhanden.

Veldhoven, S. van (D66)

Verzoekt de regering, na sluiting van de inspraaktermijn voor de concept-notitie de Kamer te berichten over de uitkomsten en eventueel aan te geven op welke punten het onderzoek zal worden aangepast.

33 952, nr. 6

5-06-2014

Onderhanden.

Tongeren, drs. L. van (GL)

Veldhoven, S. van (D66)

Dik-Faber, R.K. (CU)

Mulder, Agnes H. (CDA)

Vos, Jan C. (PvdA)

Smaling, E.M.A. (SP)

Verzoekt de regering, bij de komende herziening van de Mijnbouwwet ook een rol voor decentrale overheden bij besluitvorming te overwegen; Verzoekt de regering tevens, bij de opstelfase van de Structuurvisies Ondergrond en Schaliegas ook decentrale overheden te betrekken.

33 952, nr. 7

5-06-2014

Onderhanden.

Jacobi, L. (PvdA)

Veldhoven, S. van (D66)

Mulder, Agnes H. (CDA)

Vos, Jan C. (PvdA)

Verzoekt de regering om, onaanvaardbare risico's ten aanzien van het grondwater uit te sluiten in de Structuurvisie Schaliegas en te onder-zoeken of de 1.000 meter-grens deze risico's adequaat uitsluit.

33 952, nr. 11

5-06-2014

Onderhanden.

Liefde, B.C. de (VVD)

Vos, Jan C. (PvdA)

Verzoekt de regering in overleg met de telecomsector af te spreken hoe de wettelijke verplichting voor de papieren telefoongids zal worden uitgefaseerd, waarbij gekeken wordt naar de beschikbaarheid van nummerinformatie voor doelgroepen en het economische belang van de papieren gids voor ondernemers; Verzoekt de regering om de Kamer in de zomer van 2014 te informeren over de uitkomsten van het overleg en de te nemen stappen.

24 095, nr. 370

13-05-2014

Onderhanden.

Slob, drs A. (CU)

Samsom, ir. D.M. (PvdA)

Zijlstra, drs. H. (VVD)

Staaij, mr. C.G. van der (SGP)

Pechtold, drs. A. (D66)

Verzoekt de regering tevens om, uiterlijk op Prinsjesdag 2014 een voorstel te doen voor een Toekomstfonds, gericht op duurzame economische groei, mede gevoed door een deel van de gasbaten, dat zonder aantasting van de hoofdsom afkomstig uit gasbaten wordt ingezet voor de financiering van innovatieve mkb-ondernemingen en waarvan het rendement bestemd wordt voor (fundamenteel) onderzoek.

27 406, nr. 210 24-06-2014

Onderhanden.

Ojik, drs. A. van (GL)

Verzoekt de regering, in kaart te brengen wat de mogelijke effecten van toenemende automatisering zijn op de arbeidsmarkt en de Kamer hierover uiterlijk 2014 te informeren.

27 406, nr. 212 24-06-2014

Onderhanden.

Stand van zaken aangenomen moties Eerste Kamer over afgelopen parlementaire jaar

Indiener(s)

Omschrijving

Vindplaats en

datum

Stand van

Zaken

Terpstra, drs. G.H. (CDA)

Flierman, dr. A.H. (CDA)

Kuiper, prof. dr. R. (ChristenUnie)

Reuten, dr. G.A.T.M. (SP)

Thissen, C.P. (GroenLinks)

Vos, ir. M.B. (GroenLinks)

Ester, dr. P. (CU)

Verzoekt de regering om structureel plaats in te ruimen in het technologie- en innovatiebeleid voor reflectie op ethische vragen en Verzoekt de regering om het parlement daarover periodiek te informeren.

33  750 XIII, nr. E

18-03-2014

Reactie wordt waarschijnlijk opgenomen in de Voortgangsrapportage BB (Bedrijvenbeleid) die naar verwachting in oktober 2014 naar de TK gaat.

Linden, drs. P.R.H.M. van der (CDA)

Essers, prof. dr. P.H.J. (CDA)

Terpstra, drs. G.H. (CDA)

Flierman, dr. A.H. (CDA)

Franken, prof. dr. H. (CDA)

Ester, dr. P. (CU)

Postema, drs. A. (PvdA)

Roept de regering op de gereserveerde middelen als een toeslag op verkregen Europese financiering te verdelen.

33 750 XIII, nr. C

18-03-2014

Ism OCW wordt gewerkt aan de uitwerking van de regelingen voor cofinanciering en matching. Beantwoording motie naar verwachting na de zomer.

Strik, mr. drs. M.H.A. (GroenLinks)

Thissen, C.P. (GroenLinks)

Vos, ir. M.B. (GroenLinks)

Vlietstra, J.G. (PvdA)

Koning, drs. ir. A.L. (PvdA)

Verzoekt de regering de vrijstelling van energiebelasting van toepassing te laten zijn zoals nu verwoord in artikel 50, vijfde lid, onderdeel a, en niet de voorwaarde op te leggen dat de opwekking voor eigen «rekening en risico» van de verbruiker moet plaatsvinden om voor vrijstelling van energiebelasting in aanmerking te komen.

33 493 F

10-12-2013

Voldaan.

Afgedaan met Kamerstuk 33 493, G d.d. 14-2-2014

Openstaande toezeggingen aan de Tweede Kamer over afgelopen parlementaire jaar

Omschrijving van de toezegging

Vindplaats en datum

Stand van Zaken

In de memorie van toelichting bij het nieuwe cookiewetsvoorstel zal aandacht worden geschonken aan de mogelijkheid om ten aanzien van het plaatsen van cookies te werken met een Ja en een Nee knop. In overleg met de sector zal worden bekeken of er een gebruiksvriendelijk standaard format kan worden opgesteld voor de cookiemeldingen in het kader van de cookiebepaling.

AO E-privacy en stas V&J

10-09-2013

Voldaan.

De Tweede Kamer is op 31-3-2014 per brief geïnformeerd.

(Kamerstuknr. 33 902, nr. 4.)

De Minister heeft toegezegd het eerder toegezegde wetsvoorstel voor correctie van de nettarieven van de energie-intensieve industrie met maximaal 50% versneld te willen invoeren (per 1/1/2014 in plaats van 1/1/2015). Hij gaat daarbij nu uit van de mogelijkheid van een maximale correctie tot 90%, vergelijkbaar met de Duitse regeling. Hij gaat proberen het wetsvoorstel op zeer korte termijn bij de kamer te krijgen.

AO Aldel

18-09-2013

Wijziging van de Elektriciteitswet is in december 2013 aangenomen door de EK (wetsvoorstel volumencorrectie nettarieven).

Toegezegd een gesprek op gang te brengen tussen horecabrancheorganisaties in de biersector en bierbrouwers ten behoeve van het verbeteren van onderlinge relaties.

2de termijn AO Marktwerking en Mededinging

09-10-2013

De Tweede Kamer is op 22-1-2014 geïnformeerd, Kamerstuknr. 24 036, nr. 406, en op 6-6-2014, Kamerstuknr. 24 036, nr. 408.

Er zal nog een vervolgbespreking plaatsvinden. De Kamer zal daar in het najaar over geïnformeerd worden.

De Kamer ontvangt in november de visie op de telecommarkt, mede in relatie tot de Europese voorstellen en het beleid inzake AMS-IX.

AO ICT

10-10-2013

Voldaan.

De Tweede Kamer is op 23-12-2013 per brief geïnformeerd.

(Kamerstuknr, 26 643, nr. 300.)

Koopzondagen: informatie aan Eerste en Tweede Kamer verstrekken na uitsluitsel Raad voor Onroerende Zaken.

Begroting Economische Zaken (XIV) (onderdeel Economie en Innovatie)

05-11-2013

De Eerste Kamer is 17-3-2014 geïnformeerd, Kamerstuknr. 32 412, nr. K, en de Tweede Kamer met 32 412, nr. 20.

De Minister zegt toe om nav case KPN na te gaan welke lessen te trekken zijn en tot welke voorstellen tot verbetering in bijvoorbeeld procedures dit leidt.

Mondelinge vraag van het lid DE LIEFDE (VVD) over het bericht «Ministerie van Economische Zaken miste kennis bij KPN-overname» (Elsevier.nl, 9 november 2013)

12-11-2013

De Tweede Kamer is 10-06-2014 geïnformeerd, Kamerstuknr. 24 095, nr. 368.

TK informeren over de voortgang van de onderhandelingen (incl. tussentijdse resultaten, verslagen na afloop van VTE-raad etc.) over het principe van «two is not enough» in het kader van de verordening telecommarkt (pakket Kroes).

AO VTE-Telecom

04-12-2013

De Tweede Kamer is 16-12-2013 geïnformeerd, Kamerstuknr. 21 501-33, nr. 453.

23-5-2014 Kamerstuknr. 21 501-33, nr. 481.

5-6-2014 Kamerstuknr. 21 501-33, nr. 488 en 20-06-2014 Kamerstuknr. 21 501-33, nr. 492.

TK informeren over de voortgang van de onderhandelingen (incl. tussentijdse resultaten, verslagen na afloop van VTE-raad etc.) over het principe van netneutraliteit en de bepalingen ten aanzien van gespecialiseerde diensten in het kader van de verordening telecommarkt (pakket Kroes).

AO VTE-Telecom

04-12-2013

De Tweede Kamer is 16-12-2013 geïnformeerd, Kamerstuknr. 21 501-33, nr. 453.

23-5-2014 Kamerstuknr. 21 501-33, nr. 481.

5-6-2014 Kamerstuknr. 21 501-33, nr. 488 en 20-06-2014 Kamerstuknr. 21 501-33, nr. 492.

Kamer informeren over opties voor een schadefonds voor het geval een exploitant (schadeveroorzaker) failliet gaat.

Debat Groningen

05-02-2014

De Tweede Kamer is 20-6-2014 geïnformeerd, Kamerstuknr. 32 849, nr. 21.

In mei 2014 wordt de Kamer geïnformeerd over de kolenwinning in Zuid-Limburg en het fonds voor schrijnende gevallen. Daarbij wordt ook de verjaringstermijn en hoe daarmee om te gaan betrokken.

Verzamel AO Energie

18-02-2014

De Tweede Kamer is 20-6-2014 geïnformeerd, Kamerstuknr. 32 849, nr. 21.

De Minister van Economische Zaken heeft toegezegd om vóór de zomer de Kamer te informeren over de rol van TenneT bij het net op zee.

AO Windenergie op zee met Min. I&M

24-04-2014

De Tweede Kamer is 18-6-2014 geïnformeerd, Kamerstuknr. 31 510, nr. 49.

Voor het reces een brief naar de Kamer over het sluiten van de oude kolencentrales. Daarbij zal de Minister ook ingaan op de suggestie om de kolenbelasting niet af te schaffen maar op te schorten tot en met de duur van het Energieakkoord.

Verzamel AO Energie

26-06-2014

Voldaan.

De Kamer is op 3-7-2014 per brief geïnformeerd.

(Kamerstuknr. 30 196, nr. 252.)

De TK wordt begin/in mei geïnformeerd over de opzet van de Nederlandse Investerings Instelling (NII)

AO Ondernemen, regeldruk en MVO

20-03-2014

Voldaan.

De Tweede Kamer is op 22-05-2014 per brief geïnformeerd.

(Kamerstuknr. 33 746, nr. 6.)

De MP zal, vanuit zijn rol als toekomstcommissaris, bezien hoe het kabinet op een verstandige manier de vervolgacties voor het WRR-rapport inzichtelijk gemaakt kunnen voor de Kamer.

Debat WRR

24-06-2014

Onderhanden.

De Minister zal de opvatting van de TK (VVD fractie) betrekken bij zijn besluit over de vormgeving (BV/ NV etc.) van de NII.

AO Ned. Investeringsinstellingen

11-12-2013

Voldaan.

De Tweede Kamer is op 22-05-2014 per brief geïnformeerd.

(Kamerstuknr. 33 746, nr. 6.)

Het plan dat de kwartiermaker maakt ook voorleggen aan de ACM en vragen of daar nog opmerkingen bij zijn die voor kabinet en voor de Kamer van belang kunnen zijn.

AO Ned. Investeringsinstellingen

11-12-2013

Voldaan.

De Tweede Kamer is op 22-05-2014 per brief geïnformeerd.

(Kamerstuknr. 33 746, nr. 6.)

Met stas FIN in overleg treden over maximumtermijn voor teruggaaf BTW.

Begroting Economische Zaken (XIV) (onderdeel Economie en Innovatie)

05-11-2013

Voldaan.

De Tweede Kamer is op 17-3-2014 per brief geïnformeerd.

(Kamerstuknr. 31 311, nr. 104.)

De Minister zal het energieakkoord (uitwerking van pijler 10) betrekken bij de opzet van de NII.

AO Ned. Investeringsinstellingen

11-12-2013

Voldaan.

De Tweede Kamer is op 22-05-2014 per brief geïnformeerd.

(Kamerstuknr. 33 746, nr. 6.)

MEZ zal voor de begroting van Economische Zaken een groeiagenda opstellen waarbij het kabinet zal aangeven wat de specifieke mogelijkheden zijn in Nederland om in de toekomst ons inkomen te verdienen, hoe de Nederlanders en de Nederlandse bedrijven van betekenis kunnen zijn voor de wereld en wat de kracht en mogelijkheden zijn van Nederland, wat er uitgebouwd moet worden, wat er beter gedaan moet worden, welke initiatieven wij nu kunnen nemen en welke maatregelen het kabinet nu moet nemen om straks ook ons verdienvermogen op orde te hebben.

Debat WRR

24-06-2014

Met de begrotingsstukken is er een Groeibrief meegezonden.

Gezamenlijk met het wetsvoorstel informeert de Minister de Kamer over de «blauwdruk» (zie eerdere motie Geurts) t.a.v. de opheffing van PBO's.

VSO PBO's

06-03-2014

Voldaan.

De Tweede Kamer is op 4-4-2014 per brief geïnformeerd.

(Kamerstuknrs. 33 910, nrs. 2, 3 en 4)

De Minister zal, indien relevant, een kabinetsreactie geven op de commissie Soete die de economische effecten van wetenschap onderzoekt.

AO CPB

21-05-2013

Kabinetsreactie op KNAW rapport wordt op verzoek OCW onderdeel wetenschapsvisie die in oktober «14 aan TK wordt toegezonden.

Kijken naar de mogelijkheden om werkwijze van Biobased Business Accelerator te gebruiken voor circulaire economie.

AO Groene groei

09-10-2013

Voldaan.

De Tweede Kamer is op 16-6-2014 per brief geïnformeerd.

(Kamerstuknr. 33 043, nr. 32.)

In november informeren over de voortgang green deals (waaronder de audit).

AO Groene groei

09-10-2013

Voldaan.

De Tweede Kamer is op 15-11-2013 per brief geïnformeerd.

(Kamerstuknr. 33 043, nr. 26.)

Regeldruk gemeentes: De Minister komt in het voorjaar van 2014 terug op regeldruk die door gemeenten veroorzaakt wordt en zal de optie van lokale Actal functie bezien, na overleg met Actal en de VNG.

AO Ondernemen en regeldruk en MVO

09-10-2013

Voldaan.

De Tweede Kamer is op 18-6-2014 per brief geïnformeerd.

(Kamerstuknr. 29 362, nr. 235.)

Nasturen nadere verfijning van de cijfers zoals toegestuurd in de schriftelijke antwoorden mbt de verdeling van gelden voor MKB en grotere bedrijven, voor zover deze niet al in de rapportage over het bedrijfslevenbeleid staan.

Begroting Economische Zaken (XIV) (onderdeel Economie en Innovatie)

05-11-2013

Voldaan.

De Tweede Kamer is op 17-3-2014 per brief geïnformeerd.

(Kamerstuknr. 31 311, nr. 104, bijlage 2.)

Bekijken of zzp-ers hun zzp-status (kunnen) behouden als ze stagebegeleider worden.

Begroting Economische Zaken (XIV) (onderdeel Economie en Innovatie)

05-11-2013

Voldaan.

De kamer is op 23-5-2014 per brief geïnformeerd.

(Kamerstuknr. 29 544, nr. 526.)

Bekijken of bedrijfjes met S&O-verklaring dezelfde faciliteiten kunnen krijgen en bij dezelde kennisbronnen kunnen als studenten.

Begroting Economische Zaken (XIV) (onderdeel Economie en Innovatie)

05-11-2013

Voldaan.

De Tweede Kamer is op 17-3-2014 per brief geïnformeerd.

(Kamerstuknr. 31 311, nr. 104.)

Zie punt 20 en 18 in bijlage 1

Aanvulling punt 20: In de praktijk blijkt dat veel universiteitsbibliotheken via een lidmaatschap/ abonnement toegankelijk zijn. Ik zal nagaan of dit voor alle universiteit-en op een zelfde laagdrempelige wijze is geregeld.

Samen met BZK praten met VNG over tijdige betalingen door gemeenten

Begroting Economische Zaken (XIV) (onderdeel Economie en Innovatie)

05-11-2013

Voldaan.

De kamer is op 4-7-2014 per brief geïnformeerd.

(Kamerstuknr. 33 750-VII, nr. 66.)

Er komt vanaf 2015 een monitor betaaltermijnen. In oktober wordt de Tweede Kamer nader geïnformeerd.

In januari 2014 nadere uitwerking van vroege fase financiering (business angels en faciliteit die mogelijk via AgentschapNL gaat verlopen).

AO Bedrijfslevenbeleid

19-11-2013

Voldaan.

De Tweede Kamer is op 17-3-2014 per brief geïnformeerd.

(Kamerstuknr. 31 311, nr. 104 (Bijlage 2, pag. 3.)

Rapport Soete over de waarde van wetenschap: obv overleg tussen EZ, OCW, CPB en KNAW binnen 3 maanden een reactie van het kabinet.

AO Bedrijfslevenbeleid

19-11-2013

Overleg heeft plaatsgevonden op 23/5/2014. Wordt meegenomen in Visie Wetenschap van het Ministerie van OCW (okt/nov 2014).

HZ 2020/digitaal klankbordgroep voor het MKB: nog eens goed kijken hoe MKB-betrokkenheid loopt in de praktijk. Eventueel suggesties van mw. Mulder (digitaal klankbordgroep) overnemen.

AO Bedrijfslevenbeleid

19-11-2013

Voldaan.

De Tweede Kamer is op 17-3-2014 per brief geïnformeerd.

(Kamerstuknr. 31 311, nr. 104 (Bijlage 2, pag. 2).

Er is een nationale (digitale) klankbordgroep, waarin het MKB participeert, om de toegang van MKB tot Europese programma's te ondersteunen.

De Kamer zal voor het debat over de Europese Raad (gepland in tweede week december) de Defensie Industrie Strategie (DIS) ontvangen.

Nota overleg inzake nota over de toekomst van de krijgsmacht

06-11-2013

Voldaan.

De Tweede Kamer is op 13-12-2013 per brief geïnformeerd.

(Kamerstuknummer 31 125, nr. 20.)

De Functie van een bijzondere vertegenwoordiger ten behoeve van de Nederlandse industrie in het F35 project zal zo spoedig mogelijk (i.i.g. dit jaar) worden ingevuld.

Nota overleg inzake nota over de toekomst van de krijgsmacht

06-11-2013

Voldaan.

De Tweede Kamer is op 3-12-2013 per brief geïnformeerd.

(Kamerstuknummer 26 488, nr. 337.)

De TK krijgt de voortgangsrapportage regeldruk voor de zomer toegestuurd.

AO Ondernemen, regeldruk en MVO

20-03-2014

Voldaan.

De Tweede Kamer is op18-6-2014 per brief geïnformeerd.

(Kamerstuknr. 29 362, nr. 235.)

De TK wordt voor de zomer geïnformeerd over een aanvullend actieplan financiering voor (MKB) bedrijven en daarin wordt het rapport van DNB meegenomen.

AO Ondernemen, regeldruk en MVO

20-03-2014

Voldaan.

De Tweede Kamer is op 8-7-2014 per brief geïnformeerd.

(Kamerstuknr. 32 637, nr. 147.)

Voor het zomerreces nadere informatie over de openstelling van de SIS en EC-goedkeuring. MEZ zal snelheid betrachten bij openstelling en verkrijgen toestemming van EC.

AO BLB/Innovatie (Sociaal Ondernemerschap)

11-06-2014

Voldaan.

De Tweede Kamer is op 2-7-2014 per brief geïnformeerd.

(Kamerstuknr. 33 750-XIII, nr. 126.)

Openstaande toezeggingen aan de Eerste Kamer over afgelopen parlementaire jaar

Omschrijving van de toezegging

Vindplaats en datum

Stand van Zaken

De Minister zal de Eerste Kamer de adviezen van de eilandbesturen over de IJkwet BES toesturen

Debat IJkwet BES 2014

01-07-2014

De Eerste Kamer is 4-7-2014 geïnformeerd, Kamerstuknr. 33 884, nr. B.

De Minister van Financiën heeft toegezegd een aantal vragen schriftelijk te beantwoorden. EZ zal daarbij het voortouw nemen op een vraag over de lopende rekening, de voortgang van de administratieve lasten en een toelichting op bepaalde aspecten uit het Annual Growth Survey. De conceptantwoorden zullen op dinsdag 22 april aan u worden voorgelegd.

Europees Semester met MFIN en MEZ

15-04-2014

Voldaan

De Eerste Kamer is op 2-5-2014 geïnformeerd met Kamerstuknr. CVII, nr. E.

Minister heeft twee brieven aan de Kamer toegezegd. Ten eerste betreft dit een toelichting op het Integraal Afwegingskader (IAK) en de Markteffectentoets (MET). Ten tweede een toelichting op de werking van de Ministeriële Commissie Vernieuwing Publieke Belangen (MC PB).

Privatisering Overheidsinstellingen

21-01-2014

Voldaan

De Eerste Kamer is op 6-02-2014 geïnformeerd met Kamerstuknrs. C, nr. O en C, nr. C d.d. 6-2-2014.

Terrein Staatssecretaris

Stand van zaken aangenomen moties over afgelopen parlementaire jaar

Indiener(s)

Omschrijving van de motie

Vindplaats en

datum

Stand van Zaken

Thieme, mr. M.L. (PvdD)

Verzoekt de regering, het afschieten van katten niet meer toe te staan.

33 750-XIII, nr. 75

06-11-2013

De Kamer is op 3 maart 2014 geïnformeerd dat rond de zomer 2014 de Kamer wordt geïnformeerd over de resultaten van de gesprekken met medeoverheden en de evaluatie van de TNR-methode.

Graus, D.J.G. (PVV)

Verzoekt de regering de door haar gewenste vermindering, vervanging en verfijning met spoed door te voeren ten behoeve van de meer dan 1.400 Rijswijkse apen.

32 336, nr. 18

24-09-2013

Onderhanden.

De Tweede Kamer ontvangt voor het AO dierproeven de kabinetsreactie op het onderzoek van de KNAW.

Graus, D.J.G. (PVV)

Verzoekt de regering, onderzoek te doen naar representativiteit van proefdieren en de explosieve stijging van het aantal dieren die zijn gedood of doodgegaan vóór de proef, en ervoor te zorgen dat er minder dieren «op voorraad» worden gehouden.

32 336, nr. 20

24-09-2013

Motie is onderhanden.

De Tweede Kamer is geïnformeerd met het Plan van Aanpak dierproeven van 28 februari 2014 (TK 32 336, nr. 27).

Graus, D.J.G. (PVV)

Verzoekt de regering om een transparante databank voor dierproeven en proefdieren

32 336, nr. 21

24-09-2013

Motie is onderhanden.

Ouwehand, E. (PvdD)

Thieme, mr. M.L. (PvdD)

Verzoekt de regering, bij de Europese Commissie aan te dringen op strikte handhaving van dierenwelzijnsrichtlijnen en rapportages over de naleving in de lidstaten.

21 501-32, nr. 750

16-10-2013

Motie is onderhanden.

Over de voortgang is de Tweede Kamer 04-04-2014 geïnformeerd met Kamerstuknr. 28 286, nr. 729. Met het oog op verbetering van de implementatie en handhaafbaarheid van de richtlijn met minimumnormen ter bescherming van varkens (2008/120/EG) is de Commissie, mede op aandringen van Nederland, gestart met de opstelling van richtsnoeren bij deze richtlijn, waaronder een richtsnoer voor couperen van staarten. Met deze richtsnoeren (die naar verwachting nog dit jaar worden afgerond) zullen de handhaving en naleving naar verwachting worden verbeterd.

Dikkers, drs. ing. S.W. (PvdA)

Tongeren, drs. L. van (GL)

Verzoekt de regering, in gesprek te gaan met de supermarkten en ze aan te spreken op hun verantwoordelijkheid om juiste arbeidsomstandigheden af te dwingen, en de Kamer daar binnen zes maanden over te informeren.

33 750-XIII, nr. 52

06-11-2013

Onderhanden.

Dik-Faber, R.K. (CU)

Geurts, J.L. (CDA)

Verzoekt de regering, conform de afspraak met de stuurgroep in 2017 de voortgang van de maatregelen om te komen tot het verantwoord stoppen met de snavelbehandeling te evalueren en de uitkomst hiervan mee te laten wegen bij het definitief opheffen van de vrijstelling.

31 389, nr. 138

06-11-2013

Motie is onderhanden.

Lodders, W.J.H. (VVD)

Verzoekt de regering, de voortgang van de maatregelen om te komen tot het verantwoord stoppen van ingrepen in de veehouderij te evalueren en de uitkomst hiervan mee te laten wegen bij het definitief invoeren van deze maatregelen.

28 286, nr. 710

02-12-2013

Motie is onderhanden.

Dekken, T.R. van (PvdA)

Verzoekt de regering om, met de partijen die de Verklaring van Dalfsen hebben ondertekend, afspraken te maken over een einddatum waarop er met het couperen van varkensstaarten zal worden gestopt.

TK 28 286, nr. 666

02-12-2013

De Tweede Kamer is 04-04-2014 geïnformeerd over de stand van zaken met Kamerstuknr. 28 286, nr. 729. De verklaring van Dalfsen wordt onderschreven en ondersteund met financiering van onderzoek. Dit onderzoek zal waarschijnlijk over twee jaar inzicht geven of en welke perspectiefvolle oplossingsrichtingen bestaan. Dan is tevens meer inzicht in de voortgang op Europees niveau. Op dat moment zal ik met de verklaringspartners afspraken maken over een realistische einddatum om verantwoord te stoppen met couperen.

Dekken, T.R. van (PvdA)

Verzoekt de regering, met de sector en de Dierenbescherming binnen een halfjaar afspraken te maken over het uitfaseren van het onthoornen van melkgeiten.

28 286, nr. 668

02-12-2013

Motie is onderhanden.

Dekken, T.R. van (PvdA)

Verzoekt de regering om, in 2016 de Kamer te informeren over de voortgang van het veranderproces.

28 286, nr. 669

02-12-2013

Motie is onderhanden.

Gerven, drs. H.P.J. van (SP)

Verzoekt de regering, in gesprek te gaan met de varkenssector en dierenbeschermende organisaties over de implementatie van de Europese Richtlijn 2008/120/EC, hoofdstuk 1, punt 4 «varkens moeten permanent kunnen beschikken over voldoende materiaal om te onderzoeken en mee te spelen, bijvoorbeeld stro, hooi, hout, zaagsel, compost van champignons, turf of een mengsel daarvan»; Verzoekt voorts, uiterlijk zomer 2014 te rapporteren aan de Kamer over de implementatie van de richtlijn en de beschikbaarheid van natuurlijk afleidingsmateriaal als stro en zaagsel in de stal om verveling en staartbijten te voorkomen.

28 286, nr. 671

02-12-2013

Motie is onderhanden.

Gerven, drs. H.P.J. van (SP)

Dekken, T.R. van (PvdA)

Verzoekt de Staatssecretaris met de sector en dierenbeschermende organisaties in gesprek te gaan over dierenwelzijnsproblemen in de kalverhouderij zoals bloedarmoede, de box waar kalfjes alleen worden gehouden, stro, het lijden door scheiden van koe en kalf en de lange transporten van jonge kalfjes door Europa en hierbij oplossingen te zoeken waarbij de natuurlijke situatie recht wordt gedaan en lange transporten worden vermeden;

28 286, nr. 708

02-12-2013

Motie is onderhanden.

De Tweede Kamer is tevens geïnformeerd over de lopende ontwikkelingen via de kabinetsreactie op het LIS rapport over het risico op insleep van ziektes vanuit de kalverhouderij (TK 29 683, nr 185).

Ouwehand, E. (PvdD)

Verzoekt de regering, de mogelijkheid van elektrische verdoving van ongewervelde dieren zoals kreeften en krabben nader te onderzoeken en de Kamer te informeren over de voortgang.

28 286, nr. 705

02-12-2013

Onderhanden.

De Tweede Kamer is 04-04-2014 geïnformeerd met Kamerstuknr. 28 286, nr. 729 over de opdracht aan Wageningen UR.

Ouwehand, E. (PvdD)

Thieme, mr. M.L. (PvdD)

Verzoekt de regering, jaarlijks een stand van zaken brief te sturen over de beleidsbrief dierenwelzijn.

28 286, nr. 706

02-12-2013

Motie is onderhanden.

Begin 2015 ontvangt uw Kamer zoals toegezegd de eerste stand van zakenbrief dierenwelzijn.

Dekken, T.R. van (PvdA)

Dik-Faber, R.K. (CU)

Verzoekt de regering, afspraken te maken met de sector over: -meer comfort tijdens het transport dan wel het beperken van de totale transporttijd tot acht uur; -maatregelen om meer grip te krijgen op de omstandigheden waaronder kalfjes in herkomstlanden opgroeien.

28 286, nr. 707

02-12-2013

Motie is onderhanden.

Op dit moment vinden de volgende ontwikkelingen plaats. In het kader van het

topsectorenbeleid vindt onderzoek plaats naar verbetering van transportcondities zelf. Een deel van de kalveren wordt inmiddels vervoerd met geconditioneerde vrachtwagens.

In overleg met de sector worden daarnaast normen uit de Europese transportverordening in beleidsregels nader uitgewerkt om de naleving te bevorderen. Het gaat hierbij met name om stahoogte en beladingsgraad. Ook werkt de sector aan kwaliteitssystemen voor transport en preventie die aanvullend

op Europese eisen garanties gaan bieden ten aanzien van dierenwelzijn en diergezondheid. Ik heb de hierbij betrokken partijen verzocht om het verplicht gebruik van GPS als één van de voorwaarden in het te ontwikkelen kwaliteitssysteem op te nemen.

Graus, D.J.G. (PVV)

Verzoekt de regering, buiten WUR en IMARES, tot het raadplegen van meerdere kennisinstellingen dan wel universiteiten voor het opstellen van dierenwelzijnsbeleid.

28 286, nr. 698

02-12-2013

Voldaan.

De Tweede Kamer is 04-04-2014 geïnformeerd met Kamerstuknr. 28 286, nr. 729.

Ouwehand, E. (PvdD)

Heerema, R.J. (VVD)

Verzoekt de regering, een inventarisatie te maken welke wet- en regelgeving belemmeringen oplevert en de wet- en regelgeving op die punten aan te passen zodat het voor het bedrijfsleven makkelijker wordt om gebruik te maken van alternatieven in plaats van dierproeven.

33 692, nr. 34

14-11-2013

28-07-2014 Motie is onderhanden.

In het plan van aanpak dierproeven van 28 februari 2014 (TK 32 336, nr. 27) is aangegeven dat de inventarisatie plaatsvindt samen met de ministeries van VWS en I&M. het RIVM en het CBG worden bij de inventarisatie betrokken.

Ouwehand, E. (PvdD)

Verzoekt de regering, onderwijs op het gebied van systematic reviews van dierstudies op te nemen in de cursus proefdierkunde.

33 692, nr. 58

14-11-2013

Motie is onderhanden.

In het plan van aanpak dierproeven en alternatieven (TK 32 336, nr. 27) is aangegeven dat ik in gesprek ben met de universiteiten om dit te bewerkstelligen.

Ouwehand, E. (PvdD)

Verzoekt de regering, in te zetten op uitfasering van de teenknip als identificatiemethode bij proefdieren.

33 692, nr. 59

14-11-2013

In het plan van aanpak dierproeven (TK 32 336, nr. 27 dd 28 februari 2014) is aangegeven dat de Staatssecretaris in 2014 met het RODA bekijkt welke mogelijkheden er zijn en binnen welke termijn het verbod kan worden gerealiseerd.

Ouwehand, E. (PvdD)

Verzoekt de regering, in het plan van aanpak dierproeven uiteen te zetten op welke termijn en op welke wijze de LD50/LC50-testmethoden kunnen worden uitgefaseerd.

33 692, nr. 60

14-11-2013

Motie is onderhanden.

In het plan van aanpak dierproeven (TK 32 336, nr. 27 dd 28 februari 2014) is de Kamer de stand van zaken gemeld: De Staatssecretaris heeft het NKCA gevraagd zich in 2014 te buigen over de vraag welke testen het betreft, voor welke testen de meeste dierproeven worden gedaan en wat mogelijkheden voor interventies zijn binnen voornoemde kaders. Zodra het NKCA de rapportage gereed heeft, doet de Staatssecretaris het u toekomen samen met de beleidsreactie.

Gerven, drs. H.P.J. van (SP)

Schouw, dr. A.G. (D66)

Verzoekt de regering, met een voorstel te komen waarmee geborgd wordt dat de Centrale Commissie Dierproeven maatschappelijke verantwoording aflegt, controle op de organisatie geborgd is en de Kamer haar controlerende rol kan uitoefenen.

33 692, nr. 38

14-11-2013

Motie is onderhanden.

Ouwehand, E. (PvdD)

Verzoekt de regering, zich in te zetten voor een verdere aanscherping van de voorwaarden voor het uitvoeren van experimenten op niet-menselijke primaten, zodanig dat er geen dierproeven meer op niet-menselijke primaten mogen worden uitgevoerd als die niet zijn gericht op gezondheids ondermijnende of mogelijk levensbedreigende ziekten bij de mens.

33 692, nr. 52

14-11-2013

Motie is onderhanden.

Het verzoek wordt meegenomen bij de evaluatie van de richtlijn op Europees niveau.

Ouwehand, E. (PvdD)

Verzoekt de regering, zich in te zetten voor een aanscherping van de voorwaarden voor het uitvoeren van experimenten op bedreigde dieren, zodanig dat er, net als voor zwerfdieren en verwilderde exemplaren van huisdieren geldt, geen dierproeven mogen worden verricht op bedreigde dieren als er geen essentiële behoefte aan deze dierproeven bestaat op het terrein van de gezondheid en het welzijn van deze dieren of op het terrein van ernstige bedreigingen voor het milieu of de gezondheid van mens en dier.

33 692, nr. 54

05-12-2013

Motie is onderhanden.

Het verzoek wordt betrokken bij de evaluatie van de richtlijn op Europees niveau.

Thieme, mr. M.L. (PvdD)

Verzoekt de regering om dierenwelzijn op te nemen in artikel 2, lid la van de Wet op de Onafhankelijke Risicobeoordeling.

26 991, nr. 398

20-02-2014

Motie is onderhanden.

Dik-Faber, R.K. (CU)

Verzoekt de regering de Kamer na ontvangst van het rapport van de Onderzoeksraad een reactie te geven op dit rapport en de Kamer te betrekken bij de uitwerking van de herbezinning van het keuringssysteem en tot die tijd geen onomkeerbare stappen te nemen.

26 991, nr. 403

20-02-2014

Voldaan.

De Tweede Kamer is 10-06-2014 geïnformeerd met Kamerstuknr. 26 991, nr. 418.

Thieme, mr. M.L. (PvdD)

Verzoekt de regering, een einde te maken aan het levend aanhangen van gevogelte voor de slacht.

28 286 nr. 688

02-12-2013

De Tweede Kamer is 04-04-2014 geïnformeerd met Kamerstuknr 28 286, nr. 729 over de stand van zaken. Ik zal ter uitvoering van deze motie in overleg gaan met de sector om te bezien welke mogelijkheden er binnen de bestaande bedrijfsvoering zijn om de dieren bedwelmd aan te hangen en hierop versneld over te schakelen. Daarbij zal ik ook de afspraken betrekken die met de sector zijn gemaakt over het uitfaseren van het waterbad zodra er een werkbaar alternatief beschikbaar zou zijn. Over de voortgang zal ik u informeren.

Dik-Faber, R.K. (CU)

Verzoekt de regering, supermarkten (CBL) en voedselbanken duidelijkheid te verschaffen over het fiscaal aantrekkelijk doneren van voedsel.

31 532, nr. 127

04-03-2014

Motie is onderhanden.

Zoals aangegeven in de beantwoording Kamervragen van 25 juni 2014 (2014Z09704) is naar aanleiding van de motie aan de voedselbanken gevraagd om de onduidelijkheden in kaart te brengen die zouden bestaan rondom de fiscale mogelijkheden bij het doneren van voedsel. Op 19 juni 2014 is een memo over een aantal fiscale zaken ontvangen van Voedselbanken Nederland. De voedselbanken en de koepel van de supermarkten (CBL) zullen op korte termijn worden uitgenodigd voor een gesprek op het Ministerie van Financiën, om de fiscale mogelijkheden rondom het doneren van voedsel te verduidelijken.

Dekken, T.R. van (PvdA)

Verzoekt de regering, semigroepshuisvesting (of parksysteem) voor moederkonijnen – op het moment dat uit onderzoek is gebleken dat een goed niveau van de gezondheid van jonge konijnen mogelijk is in dit systeem – en groepshuisvesting voor vleeskonijnen in nationale wetgeving op te nemen.

TK 28 286, nr. 742

11-06-2014

Onderhanden.

Er loopt nu een onderzoek, en als dat tot een goed resultaat leidt, zal met de sector overleg plaatsvinden. Bezien wordt, in overleg met uw Kamer, of het dan wordt opgenomen in de regelgeving.

Dekken, T.R. van (PvdA)

Verzoekt de regering, in overleg met de vleeskuikenouderdierensector en de kalkoenensector langetermijndoelstellingen op de stellen ten behoeve van verbetering van het dierenwelzijn in deze sectoren; Verzoekt de regering tevens, in overleg met de konijnensector dierenwelzijnsdoelstellingen vast te stellen voor de periode na 2016.

TK 28 286, nr. 743

11-06-2014

Onderhanden.

Het initiatief om lange termijndoelstellingen te formuleren is aan de sector. De Staatssecretaris zal, zoals aangegeven in het VAO van 11 juni 2014, met de sector in overleg treden om te kijken op welke wijze zij een bijdrage kunnen leveren. Uw Kamer wordt over de uitkomsten geïnformeerd.

Dekken, T.R. van (PvdA)

Dikkers, drs. ing. S.W. (PvdA)

Verzoekt de regering een financiële paragraaf toe te voegen aan het plan van aanpak NVWA.

26 991, nr. 383

06-11-2013

Het plan van aanpak NVWA is, inclusief financiele paragraaf, op 19 december 2013 aan de Kamer verzonden.

Thieme, mr. M.L. (PvdD)

Verzoekt de regering, strikt te handhaven op dierenwelzijnsrichtlijnen.

33 750-XIII, nr. 76

06-11-2013

Voldaan.

De Tweede Kamer is onder andere geïnformeerd over de naleving van de dierenwelzijnswetge-ving met de brief van 9 mei 2014.

Gerven, drs. H.P.J. van (SP)

Schouw, dr. A.G. (D66)

Verzoekt de regering, de NVWA de risico's per onderscheidende voedselketen inzichtelijk te maken en op basis van die risico's duidelijke prioriteiten te stellen en de Kamer hierover te informeren.

26 991, nr. 379

06-11-2013

De Kamer is op 19 december 2013 geïnformeerd over het plan van aanpak NVWA. In het plan van aanpak is aangegeven dat op basis van risicoanalyses prioriteiten worden gesteld binnen het toezicht.

Graus, D.J.G. (PVV)

verzoekt de regering, ter zake deskundige opsporingsambtenaren in te zetten ten behoeve van de waarborging van het welzijn van de nog bestaande proefdieren middels onaangekondigde controles.

33 692, nr. 41

14-11-2013

Motie is onderhanden.

Ouwehand, E. (PvdD)

verzoekt de regering, de Kamer te informeren over de mogelijkheden tot tussentijdse wijzigingen van de Wet op de dierproeven en de daartoe te volgen procedures in verband met de richtlijn.

33 692, nr. 55

05-12-2013

Motie is onderhanden.

Dik-Faber, R.K. (CU)

Verzoekt de regering, bij de invulling van POP3 een nationaal gelijk speelveld voor duurzaamheids- en innovatiesubsidies te bevorderen.

33 750-XIII, nr. 65

07-11-2013

Voldaan.

De Kamer is geïnformeerd met Kamerbrief over implementatie van het Gemeenschappelijke Landbouwbeleid (6 december 2013, TK 28 625, nr. 168)

Ouwehand, E. (PvdD)

Thieme, mr. M.L. (PvdD)

Verzoekt de regering, ten aanzien van TTIP tevens in te zetten op het behouden van volledige beleidsvrijheid voor Nederland en de EU op het gebied van dierenwelzijn.

21501–32, nr. 738

19-09-2013

Motie wordt uitgevoerd zoals aangegeven in Kamerbrief verslag Landbouw- en Visserijraad (23 september 2013).

Geurts, J.L. (CDA)

Verzoekt de regering om, zo snel mogelijk te komen met een blauwdruk die ruime invulling geeft aan de Europese voorwaarden voor producenten- en interbrancheorganisaties, zodat de sectoren hiermee aan de slag kunnen.

33 750-XIII, nr. 56

12-11-2013

Voldaan.

De Kamer is geïnformeerd via Kamerbrief over Kader voor erkenning van producenten- en brancheorganisaties en algemeen verbindend verklaring (28 mei 2014, TK 21 501-32, nr. 788)

Dikkers, drs. ing. S.W. (PvdA)

Lodders, W.J.H. (VVD)

Verzoekt de regering om de hoofdlijnenbrief nader uit te werken en de Kamer hier voor 1 mei over te informeren zodat de Kamer hier voor het zomerreces over kan debatteren.

28 625, nr. 171

18-12-2013

Voldaan.

De Kamer is geïnformeerd over de invulling van het GLB via Kamerbrief op 5 juni 2014 (TK 28 625, nr. 194) waarna hierover een AO en VAO heeft plaatsgevonden.

Dik-Faber, R.K. (CU)

Geurts, J.L. (CDA)

Verzoekt de regering, in overleg te treden met provincies om te bevorderen dat de investeringsregeling voor jonge boeren in elke provincie op dezelfde wijze wordt uitgevoerd.

28 625, nr. 187

19-12-2013

Voldaan.

De Kamer is geïnformeerd over uitvoering via Kamerbrief over de Invulling van het Plattelandsontwikke-lingsprogramma 2014–2020 (2 april 2014, TK 28 625, nr. 189)

Schouw, dr. A.G. (D66)

Verzoekt de regering tevens, zich in Europees verband hard te blijven maken voor nuttige besteding van plattelandsontwikkelingsbudgetten.

28 625, nr. 193

21-05-2014

Motie is onderhanden.

Graus, D.J.G. (PVV)

Dijkgraaf, prof. dr. E. (SGP)

Dik-Faber, R.K. (CU)

Geurts, J.L. (CDA)

verzoekt de regering om, vanggewassen op de generieke lijst toe te staan onder de volgende voorwaarden:

– vanggewassen die verplicht worden ingezaaid na de teelt van maïs of granen, worden uitgesloten;

– het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen is niet toegestaan;

– vanggewassen moeten minimaal tien weken op het land staan om zodoende beschutting aan fauna te bieden,

TK 28 625, nr. 195

02-07-2014

Voldaan.

De Kamer is hierover geïnformeerd per brief (TK 28 625, nr. 216)

Dik-Faber, R.K. (CU)

verzoekt de regering om, de teelt van aaltjesbestrijdende gewassen op te nemen in de lijst met vergroeningsopties en hieraan een wegingsfactor toe te kennen, mits kan worden aangetoond dat hiermee het gebruik van chemische gewasbeschermingsmiddelen kan worden voorkomen

TK 28 625, nr. 196

02-07-2014

Kamer is geïnformeerd over uitvoering van de motie per brief (28 625, nr. 216)

Jacobi, L. (PvdA)

Dik-Faber, R.K. (CU)

verzoekt de regering, een apart equivalent pakket te maken voor het concept «vogelakkers» op basis van de ervaringen in Groningen,

TK 28 625, nr. 197

02-07-2014

Kamer is geïnformeerd over uitvoering van deze motie per Kamerbrief (TK 28 625, nr. 216)

Dijkgraaf, prof. dr. E. (SGP)

Lodders, W.J.H. (VVD)

Geurts, J.L. (CDA)

verzoekt de regering om, naast de kosten van de vergroening ook de invloed van het nieuwe gemeenschappelijk landbouwbeleid op het inkomen van ondernemers in kwetsbare sectoren en de administratieve lasten in beeld te brengen,

28 625, nr 199

02-07-2014

Motie is onderhanden.

Jacobi, L. (PvdA)

Dik-Faber, R.K. (CU)

verzoekt de regering, het jaar 2015 te gebruiken als een overgangsjaar en dit jaar te benutten voor het uittesten van het equivalente pakket, afstemming met provincies over complementariteit van de eerste en tweede pijler en afstemming over invulling van de voorwaarden voor collectieven

TK 28 625, nr 213

02-07-2014

Motie is onderhanden.

Jacobi, L. (PvdA)

Dik-Faber, R.K. (CU)

verzoekt de regering, het voortbestaan van landschapselementen te monitoren, eveneens te monitoren hoe het aantal landschapselementen dat gemeld wordt als ecologisch aandachtsgebied zich ontwikkelt, en de Kamer daarover te informeren; verzoekt de regering tevens, in overleg te treden met natuurorganisaties, organisaties voor agrarisch natuur- en landschapsbeheer, agrarische organisaties, provincies en RVO om te komen tot een ingroeimodel van het toestaan van beheer van landschapselementen als vergroeningsmaatregel en de Kamer daar zo spoedig mogelijk over te informeren,

TK 28 625, nr. 214

02-07-2014

Motie is onderhanden.

Ouwehand, E. (PvdD)

verzoekt de regering, de ambities met betrekking tot de biodiversiteits-winst van de vergroening van het gemeenschappelijk landbouwbeleid om te zetten in meetbare en afrekenbare doelen en de Kamer jaarlijks te rapporteren over de voortgang van het behalen van deze doelen

TK 28 625, nr. 202

02-07-2014

Motie is onderhanden.

Graus, D.J.G. (PVV)

Dijkgraaf, prof. dr. E. (SGP)

Dik-Faber, R.K. (CU)

Geurts, J.L. (CDA)

verzoekt de regering om de 10 miljoen euro per jaar die beschikbaar is gesteld voor het bevorderen van systeeminnovaties in de kalfsvleesketen op het boerenerf te laten landen; verzoekt de regering om, in samenwerking met de kalverhouderijsector te komen tot een aanpak waarbij zo veel mogelijk kalverhouders van de regeling gebruik kunnen maken en deze aan de Tweede Kamer te zenden voor 1 november 2014

TK 28 625, nr. 204

02-07-2014

Motie is onderhanden.

Graus, D.J.G. (PVV)

Dijkgraaf, prof. dr. E. (SGP)

Lodders, W.J.H. (VVD)

Geurts, J.L. (CDA)

verzoekt de regering, het mogelijk te maken om landbouwers ieder jaar de keuze te geven hoe zij het ecologisch aandachtsgebied en zo ook het equivalent pakket invullen,

TK 28 625, nr. 205

02-07-2014

De Tweede Kamer is geïnformeerd over de uitvoering van deze motie per Kamerbrief (TK 28 625, nr. 216)

Dik-Faber, R.K. (CU)

Verzoekt de regering, bij het innemen van standpunten over onderwerpen op het beleidsterrein landbouw en natuur ethische argumenten nadrukkelijk mee te wegen.

33 750-XIII, nr. 64

07-11-2013

Motie is onderhanden.

Dijkgraaf, prof. dr. E. (SGP)

Lodders, W.J.H. (VVD)

Geurts, J.L. (CDA)

Verzoekt de regering, met het oog op de toekomst in kaart te brengen welke stappen gezet moeten worden om derogatie los te koppelen van het actieprogramma voorvloeiend uit de Nitraatrichtlijn; verzoekt de regering voorts, de mogelijkheden te inventariseren of de Nitraatrichtlijn kan worden samengevoegd met de Kaderrichtlijn Water en de Grondwaterrichtlijn aangezien deze richtlijnen dezelfde doelen beogen en te bewerkstelligen dat de invulling van deze doelen door Nederland zelf gebeurt, waartoe de eerder aangenomen motie van de leden De Mos en Koopmans (33 000 XIII, nr. 121) al heeft opgeroepen.

21 501-32, nr. 735

19-09-2013

Tweede Kamer is met Kamerstuk II 2013/14, 33 037, nr. 79 hierover geïnformeerd.

Dik-Faber, R.K. (CU)

Verzoekt de regering, een passende stikstofgebruiksnorm voor luzerne in te voeren, zodat gangbare en biologische akkerbouwers op klei het gewas rendabel kunnen telen.

21 501-32, nr. 736

19-09-2013

Verzoek uit motie is ingebracht in onderhandelingen over het actieprogramma Nitraatrichtlijn. Motie is afgedaan met het afronden van het actieprogramma waarover de Tweede Kamer is geïnformeerd.

Dijkgraaf, prof. dr. E. (SGP)

Schouw, dr. A.G. (D66)

Geurts, J.L. (CDA)

Verzoekt de regering, in het vijfde actieprogramma op te nemen dat de teelt van groenbemesters als bodemverbeteraars vrijgesteld wordt van de fosfaatgebruiksnormen.

21501–32, nr. 740

19-09-2013

Verzoek is meegenomen in onderhandelingen rondom het 5e actieprogramma Nitraatrichtlijn. De Tweede Kamer is geïnformeerd over het vastgestelde actieprogramma.

Gerven, drs. H.P.J. van (SP)

Verzoekt de regering, beleid te formuleren ter stimulering van de biologische sector en een ambitie te formuleren voor het aandeel biologisch.

33 750-XIII, nr. 42

07-11-2013

Motie is onderhanden.

Geurts, J.L. (CDA)

Verzoekt de regering, bij de bepaling van de verwerkingspercentages op grond van artikel 33h rekening te houden met het feit dat voor pluimvee- en varkenshouders er nog een limiterend systeem voor de productie blijft gelden.

33 322, nr. 32

24-09-2013

Voldaan met Kamerstuk 33 322, nr. 18 herdruk en wijziging Uitvoeringsregeling Meststoffenwet in december 2013.

Dik-Faber, R.K. (CU)

Verzoekt de regering, samen met de sector de verschillende alternatieven voor het gebruik van metam-natrium in beeld te brengen en beleidsmatige belemmeringen voor het gebruik van deze alternatieven te inventariseren, en de Kamer hierover voor 1 mei te informeren.

27 858, nr. 252

12-03-2014

De Kamer is geïnformeerd in de brief van 27-05-2014 inzake het grondontsmettings-middel metam-natrium.

Ouwehand, E. (PvdD)

Verzoekt de regering, een nationaal traject in gang te zetten voor een volledig nationaal moratorium op alle neonicotinoïden en op fipronil.

27 858, nr. 155

04-06-2013

De Kamer is geïnformeerd in de brief van 17-04-2014 inzake de kabinetsreactie op drie aangenomen moties over neonicotinoïden en triazolen.

Ouwehand, E. (PvdD)

Schouw, dr. A.G. (D66)

Verzoekt de regering, in gesprek te gaan met terreinbeheerders, gemeenten en provincies om te komen tot ecologisch en bijvriendelijk natuur- en bermbeheer waarin aandacht wordt besteed aan het beschikbaar maken en houden van voldoende gevarieerd voedsel voor bijen en andere bestuivers.

27 858, nr. 242

12-03-2014

Motie is onderhanden.

Jacobi, L. (PvdA)

Verzoekt de regering, waar mogelijk een vereenvoudigd toetsingskader mogelijk te maken en een «snel spoor» in te voeren voor de toelating van deze categorie groene middelen door een efficiënte beoordelingsprocedure bij het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden te realiseren.

27 858, nr. 245

12-03-2014

De motie wordt uitgevoerd in het kader van de op 30-06-2014 ondertekende Green Deal Groene Gewasbeschermingsmiddelen.

Graus, D.J.G. (PVV)

Verzoekt de regering, naast een ketengerichte aanpak voor het terugdringen van illegale gewasbeschermingsmiddelen, over te gaan tot een zowel kwalitatief als kwantitatief betere opsporing en handhaving middels keiharde aanpak van overtreders die de volks- en diergezondheid in gevaar brengen.

27 858, nr. 249

12-03-2014

Motie is onderhanden.

Ouwehand, E. (PvdD)

Gerven, drs. H.P.J. van (SP)

Schouw, dr. A.G. (D66)

Verzoekt de regering, een moratorium in te stellen op het gebruik van neonicotinoïden totdat vaststaat dat zij geen schadelijk effect hebben op bijen en de volksgezondheid.

27 858, nr. 125

15-11-2012

De Kamer is geïnformeerd in de brief van 17-04-2014 inzake drie aangenomen moties over neonicotinoïden en triazolen.

Ouwehand, E. (PvdD)

Verzoekt de regering, de Kamer duidelijk te maken op welke termijn en wijze tebuconazool, epoxiconazool, difenoconazool, bromuconazool en propiconazool van de markt gehaald zullen worden.

27 858, nr. 222

19-12-2013

De Kamer is geïnformeerd in de brief van 17-04-2014 inzake de kabinetsreactie op drie aangenomen moties over neonicotinoïden en triazolen.

Dijkgraaf, prof. dr. E. (SGP)

Lodders, W.J.H. (VVD)

Schouw, dr. A.G. (D66)

Verzoekt de regering, een jaarlijkse monitoring van alle maatregelen uit het vijfde actieprogramma te laten uitvoeren en de gegevens van het RIVM en andere meetinstrumenten hierbij te betrekken om de effecten van deze maatregelen in kaart te brengen; verzoekt de regering tevens, een pilot te starten in de verschillende zand- en lössgebieden onder bedrijven die voldoen aan de nitraatnormen, en ook deze te betrekken bij de monitoring.

33 037, nr. 111

09-04-2014

Motie is onderhanden.

Dijkgraaf, prof. dr. E. (SGP)

Lodders, W.J.H. (VVD)

Schouw, dr. A.G. (D66)

Verzoekt de regering, de knelpunten die op dit moment door deze maatregel ontstaan, adequaat op te lossen.

33 037, nr 112

09-04-2014

De Kamer is geïnformeerd over de voorziening voor knelgevallen in de brief van 25-04-2014 inzake de uitkomsten van het Nitraatcomité van 23 april 2014.

Dikkers, drs. ing. S.W. (PvdA)

Schouw, dr. A.G. (D66)

Dik-Faber, R.K. (CU)

Verzoekt de regering om, in overleg met de Europese Commissie maatwerk toe te passen als zich in 2014 knelpunten voordoen rond de eis van 80% grasland.

33 037, nr. 116

09-04-2014

De Kamer is geïnformeerd over de voorziening voor knelgevallen in de brief van 25-04-2014 inzake de uitkomsten van het Nitraatcomité van 23 april 2014.

Dikkers, drs. ing. S.W. (PvdA)

Dik-Faber, R.K. (CU)

Verzoekt de regering, in gesprek te blijven met de Europese Commissie over de uitvoering van het actieprogramma Nitraatrichtlijn en zich hierbij in te zetten voor het zo spoedig mogelijk laten vervallen van de dierrechten, mits er evenwicht op de mestmarkt is bereikt, en daarbij ook de geplande evaluatie van de Meststoffenwet in 2016 te betrekken.

33 037, nr. 117

09-04-2014

Motie is onderhanden.

Schouw, dr. A.G. (D66)

Dik-Faber, R.K. (CU)

Verzoekt de regering, op zeer korte termijn in overleg te treden met provincies en gemeenten over het wegnemen van specifieke belemmeringen om mest te kunnen verwerken en de Kamer periodiek inzicht te geven in de gerealiseerde mestverwerkingscapaciteit voor 2015 en verder.

33 037, nr. 118

09-04-2014

Motie is onderhanden.

Dekken, T.R. van (PvdA)

Liefde, B.C. de (VVD)

Constaterende dat Nederland straks in een nationaal afwegingskader onder andere sociaaleconomische en ethische redenen kan aanvoeren waarmee de toelating van een door EFSA als veilig beoordeeld genetisch gemodificeerd gewas voor teelt op Nederlands grondgebied tegengehouden kan worden; van mening dat voor personen, ngo's en bedrijven rechtszekerheid en duidelijkheid vooraf in een nationaal afwegingskader heel belangrijk zijn; van mening dat het nodig is, een helder en transparant nationaal afwegingskader op te stellen met daarin objectieve en toetsbare criteria; verzoekt de regering, de Kamer actief te betrekken tijdens het opstellen van een nationaal afwegingskader voor de teelt van ggo's op Nederlands grondgebied.

21 501-08, nr. 517

10-06-2014

Motie is onderhanden.

Gerven, drs. H.P.J. van (SP)

Verzoekt de regering, in de geest van de motie op stuk nr. 250 (27 428) te pleiten voor een labelingsplicht voor cisgenese.

27 428, nr. 275

27-05-2014

Motie is onderhanden.

Gerven, drs. H.P.J. van (SP)

Verzoekt de regering, betreffende het nieuwe compromisvoorstel nationale bevoegdheid gentech te bepleiten: – dat een land dat de teelt van een gentechgewas wil weigeren op zijn grondgebied, niet overruled kan worden door de Commissie; – dat landen niet eenmalig maar permanent het recht krijgen om teelt van een gentechgewas te weigeren, waarbij de tweede fase dus niet afhankelijk is van de eerste; – om niet alleen een besluit tot weigering van nationale teelttoelating omkeerbaar te maken, maar ook een besluit tot nationale toelating omkeerbaar te maken; – om de gronden waarop teelt van een gentechgewas nationaal geweigerd kan worden zo breed mogelijk te houden, waarbij deze ook ethische gronden en publieke moraal kunnen omvatten; – om de sociaaleconomische gronden voor weigering van nationale gentechteelt breed te houden en niet onnodig te beperken.

27 428, nr. 276

27-05-2014

Motie is onderhanden.

Geurts, J.L. (CDA)

Verzoekt de regering, het scenario over en onderzoek naar de uitgebreide veredelingsvrijstelling zo spoedig mogelijk aan de Kamer te doen toekomen; verzoekt de regering tevens, de Kamer voor 1 oktober 2014 te informeren over de strategie en de voortgang bij het voor het voetlicht brengen van de uitgebreide veredelingsvrijstelling bij haar Europese collega's, waaronder de bewindslieden van sleutellanden Frankrijk en Duitsland.

27 428, nr. 283

27-05-2014

De TK wordt voor 01-10-2014 hierover geïnformeerd.

Jacobi, L. (PvdA)

Liefde, B.C. de (VVD)

Verzoekt de regering, zich tot en met het Nederlands voorzitterschap van de Europese Unie hard te maken voor een gelijk speelveld, onder andere door het realiseren van een ruimere veredelingsvrijstelling en/of beperking van de octrooiering van planteigenschappen.

27 428, nr. 280

27-05-2014

De TK wordt voor 01-10-2014 hierover geïnformeerd.

Graus, D.J.G. (PVV)

Dijkgraaf, prof. dr. E. (SGP)

Lodders, W.J.H. (VVD)

Geurts, J.L. (CDA)

Verzoekt de regering, in het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet voor de diercategorieën schapen, geiten en niet voor zuivel gehouden runderen met terugwerkende kracht per 1 januari 2014 een generieke vrijstelling van de verwerkingsplicht in te voeren.

33 037, nr. 127

02-07-2014

Uw Kamer wordt hierover nader geïnformeerd.

Jacobi, L. (PvdA)

Gerven, drs. H.P.J. van (SP)

Smaling, E.M.A. (SP)

Verzoekt de regering, niet te stoppen bij het instellen van gebiedscollectieven voor agrarisch natuurbeheer maar met de provincies stappen te zetten die het Natuurpact opschalen naar een groene ruimtepact en daarbij jongere boeren met liefde voor de natuur en jongere natuurbeschermers met liefde voor de landbouw een prominente rol te geven.

30 825, nr. 201

06-11-2013

Motie is onderhanden.

Jacobi, L. (PvdA)

Smaling, E.M.A. (SP)

Verzoekt het Kabinet te bewerkstelligen dat het plan van een gebiedscollectief met alle relevante gebiedspartijen wordt opgesteld, waaronder de natuur- en landschapsorganisaties.

30 825, nr. 208

06-11-2013

Motie is onderhanden.

De plannen van gebiedscollectieven voor agrarisch natuurbeheer worden aan een programma van eisen getoetst waarin deze motie wordt meegenomen.

Ouwehand, E. (PvdD)

Verzoekt de regering, in overleg te treden met het IPO om duidelijkheid te creëren over de zorgplicht en de eventuele verantwoordelijkheid voor de financiering van opvangcentra voor in het wild levende dieren.

28 286, nr. 655

06-11-2013

Motie is onderhanden.

De Kamer is op 3 juni 2013 geïnformeerd met Kamerbrief 2013D22780.

Ouwehand, E. (PvdD)

Verzoekt de regering, zich sterk te maken voor Europese maatregelen tegen de Faeröer om de dolfijnenslachtingen te stoppen.

21 501-32, nr 734

18-09-2013

Motie is onderhanden. Tweede Kamer zal najaar 2014 over stand van zaken worden geïnformeerd.

Geurts, J.L. (CDA)

Verzoekt de regering, de beschermde zones als gevolg van de Kaderrichtlijn Mariene Strategie, te evalueren met het oog op de sociaaleconomische impact van het sluiten van grote delen van de Noordzee voor vissers.

32 670, nr. 77

01-10-2013

Motie is onderhanden. De Tweede Kamer zal hier in het najaar over worden geïnformeerd.

Dijkgraaf, prof. dr. E. (SGP)

Heerema, R.J. (VVD)

Verzoekt de regering, polder Stein niet bij de Europese Commissie aan te melden als Habitatrichtlijngebied.

32 670, nr. 79

01-10-2013

Motie is onderhanden.

De Kamer zal na de zomer worden geïnformeerd.

Veldhoven, S. van (D66)

Verhoeven, K. (D66)

Verzoekt de regering,- de beheerplannen voor de Natura 2000-gebieden die voor 2012 zijn aangewezen, uiterlijk voor de zomer van 2014 vast te stellen; – voor overige Natura 2000-gebieden de beheerplannen uiterlijk voor de zomer van 2015 vast te stellen.

32 670, nr. 80

01-10-2013

Motie is onderhanden.

Zodra de PAS is vastgesteld zal het vaststellen van beheerplannen die hier op wachten weer snel worden opgepakt.

Geurts, J.L. (CDA)

Heerema, R.J. (VVD)

Verzoekt de regering, de aanwijzing en de beheerplannen van bovengenoemde gebieden nog niet te voltooien voordat alle kosten en baten voor de korte en lange termijn in kaart zijn gebracht en hierbij aan te geven wie verantwoordelijk zijn voor deze kosten.

32 670, nr. 78 01-10-2013

Motie is onderhanden.

Kamer is hierover geïnformeerd op 27 maart 2014.

Ouwehand, E. (PvdD)

Verzoekt de regering, zich sterk te maken voor een beëindiging van de dolfijnenjacht, onder andere door in te zetten op een verbreding van het beschermingsregime van de International Whaling Committee naar kleine walvisachtigen.

21 501-32, nr. 751

16-10-2013

Motie is onderhanden. Tweede Kamer zal dit najaar hierover worden geïnformeerd.

Jacobi, L. (PvdA)

Geurts, J.L. (CDA)

Verzoekt de regering, de voorgenomen korting in 2015 en verder op educatie en communicatie nationale parken ongedaan te maken.

33 750-XIII, nr. 54

07-11-2013

Motie is onderhanden.

Jacobi, L. (PvdA)

Geurts, J.L. (CDA)

Verzoekt de regering, de mogelijkheid te onderzoeken op welke wijze groen vrijwilligerswerk en de ondersteuning hiervan door vrijwilligersorganisaties zoals Landschapsbeheer Nederland en andere zowel in vigerend beleid als in de overdracht naar provincies geborgd kan worden.

33 750-XIII, nr. 57

07-11-2013

Afgedaan. In de Natuurvisie is gemeld dat het programma Groen en Doen wordt voortgezet voor de ondersteuning van groene vrijwilligers en vrijwilligersorganisaties, aansluitend op de initiatieven van provincies en ook gemeenten. Daarmee is invulling gegeven aan deze motie.

Jacobi, L. (PvdA)

Veldhoven, S. van (D66)

Verzoekt de regering, in het nader overleg met de provincies te verzekeren dat een kernteam waarin de belangrijkste expertise vertegenwoordigd is, behouden blijft voor landelijke inzet.

33 750-XIII, nr. 59

07-11-2013

De motie is onderhanden.

Jacobi, L. (PvdA)

Veldhoven, S. van (D66)

Verzoekt de regering, met het oog op de toekomst, over de kwaliteit en toegankelijkheid van de nationale parken in overleg met de provincies te komen tot: – het vergroten van de zichtbaarheid en toegankelijkheid van nationale parken, door in te zetten op meer bezoekerscentra en het bevorderen van de nationale parken als sterk merk; – het faciliteren van nieuwe verdienmodellen voor de nationale parken, door het betrekken van het bedrijfsleven; – het borgen van de natuur van de nationale parken door met de provincies eventuele kansen te grijpen om via beheer en verwerving de natuurkwaliteit te versterken.

33 750-XIII, nr. 61

07-11-2013

Motie is onderhanden.

Jacobi, L. (PvdA)

Veldhoven, S. van (D66)

Verzoekt de regering, met de provincies in gesprek te gaan over de planologische bescherming van deze gebieden.

33 750-XIII, nr. 102

07-11-2013

Afgedaan. Met brief van 22 mei 2014 (TK 30 825, nr. 212) is de Tweede Kamer hierover geïnformeerd. Vaststelling van planologische beschermingsre-gimes voor gebieden is een bevoegdheid van de provincies. De kaders daarvoor worden gegeven in het Besluit Algemene Regels Ruimtelijke Ordening (Barro).

Jacobi, L. (PvdA)

Vos, Jan C. (PvdA)

Verzoekt de regering, de Natuurbeschermingswet goed toe te passen en geen vergunning te verlenen voor zoutwinning bij de geringste twijfel aan significante effecten op de natuur.

33 750-XIII, nr. 99

11-11-2013

Motie is onderhanden.

De Tweede Kamer is geïnformeerd via Kamerbrief op 5 december 2013 (TK 29 684, nr. 109) en zal zomer 2014 over besluit rondom vergunningaanvraag worden geïnformeerd.

Graus, D.J.G. (PVV)

Verzoekt de regering om het opleggen van gevangenisstraffen en hogere boetes voor veroordeeld stroperstuig mogelijk te maken.

28 286, nr. 713

30-01-2014

Uitvoering is voorzien in het wetsvoorstel natuurbescherming (33 348).

Jacobi, L. (PvdA)

Heerema, R.J. (VVD)

Verzoekt de regering om naast het verhogen van de strafmaat in te zetten op het ontnemen van criminele winsten en een verbeurdverklaring van alle goederen waarmee gestroopt is.

28 286, nr. 720

30-01-2014

Motie is onderhanden. Uitvoering is voorzien in het wetsvoorstel natuurbescherming (33 348).

Jacobi, L. (PvdA)

Verzoekt de regering, te borgen dat er voldoende specialistische capaciteit voor de handhaving komt en dat er kennis beschikbaar komt bij de handhavers hoe om te gaan met dit sterk giftige afval, waarbij drugsafvaldumping deel uitmaakt van de aanpak van drugscriminaliteit en de schade bij de straf wordt betrokken.

28 286, nr. 721

30-01-2014

Motie is onderhanden. Tweede Kamer zal na zomerreces hierover per brief worden geïnformeerd.

Geurts, J.L. (CDA)

Verzoekt de regering om, te stimuleren dat wildbeheereenheden boa's in dienst nemen en/of boa's te stimuleren om samen te werken met wildbeheereenheden.

28 286, nr. 722

30-01-2014

Motie is onderhanden. Tweede Kamer zal na zomerreces hierover worden geïnformeerd.

Tongeren, drs. L. van (GL)

Veldhoven, S. van (D66)

Cegerek, Y. (PvdA)

Verzoekt de regering, te garanderen dat de TPAC bij deze toets met bijbehorend veldonderzoek ook vertegenwoordigers van inheemse volkeren en lokale milieuorganisaties consulteert, in het bijzonder JOAS, de Jaringan Orang Asal SeMalaysia (The Indigenous Peoples Network of Malaysia) en MNS, de Malaysian Nature Society.

30 196, nr. 238

20-02-2014

Motie is onderhanden.

Tongeren, drs. L. van (GL)

Veldhoven, S. van (D66)

Cegerek, Y. (PvdA)

Verzoekt de regering tevens, te bewerkstelligen dat deze eindevaluatie van TPAC binnen twee jaar wordt afgerond en dat daarbij geen uitloop zal zijn; verzoekt de regering voorts, te garanderen dat indien de TPAC over twee jaar constateert dat MTCS nog niet op alle vier de eerder genoemde punten voldoet aan de inkoopcriteria van de rijksoverheid voor duurzaam hout dit er toe zal leiden dat hout met het MTSC-keurmerk niet langer zal worden toegestaan voor het Nederlandse duurzaam inkoopbeleid.

30 196, nr. 239

20-02-2014

Motie is onderhanden.

Veldhoven, S. van (D66)

Constaterende dat evaluatie van de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS) nog niet is voorzien; overwegende dat dit mede gezien de maatschappelijke belangstelling rondom de PAS wenselijk is; verzoekt de regering, de PAS na de eerste periode van zes jaar te evalueren; verzoekt de regering tevens, daar in ieder geval in mee te nemen of de directe en indirecte publieke kosten die gemaakt worden ten behoeve van de PAS, zoals die voor herstelmaatregelen die leiden tot economische ontwikkelruimte, evenredig zijn aan de toegevoegde economische waarde, en te beoordelen of dit dan moet worden aangemerkt als overheidssteun voor economische ontwikkeling.

33 669, nr. 54

16-04-2014

Motie is onderhanden.

Graus, D.J.G. (PVV)

verzoekt de regering, te onderzoeken of er in het beheerplan van het Natura 2000-gebied Bunder- en Elsloërbos alternatieven gevonden kunnen worden voor een bemestingsvrije zone van 300 meter

33 669, nr. 53

16-04-2014

Motie is onderhanden.

Veldhoven, S. van (D66)

Constaterende dat onder de Programmatische Aanpak Stikstof provincies de bevoegdheid hebben zelf te bepalen aan wie ontwikkelingsruimte wordt toegekend; overwegende dat idealiter vanuit deze verdeling een prikkel uitgaat om efficiënt met deze ruimte om te gaan en de natuur zo min mogelijk te belasten; overwegende dat er bovendien verschillen tussen provincies zullen ontstaan, maar dat het niet nodig is het wiel overal uit te vinden; verzoekt de regering, met de provincies in overleg te treden over het uitwisselen van best practices met het oog op zo efficiënt mogelijk gebruik van de stikstofruimte en over de criteria die worden gehanteerd voor uitgifte van ontwikkelingsruimte onder de PAS met het oog op het bevorderen van rechtsgelijkheid in Nederland; verzoekt de regering tevens, hierbij na te gaan of en hoe van de uitgifte tevens een prikkel uit kan gaan die bedrijven beloont die vergaande emissiereducties realiseren; verzoekt de regering, de Kamer hiervan per brief op de hoogte te houden.

33 669, nr. 55

16-04-2014

Motie is onderhanden, wordt meegenomen in PAS-programma.

Jacobi, L. (PvdA)

Smaling, E.M.A. (SP)

Verzoekt de regering, het «programma» PAS en ministeriële regelingen met een substantiële beleidsinhoudelijke component van de voorliggende wijziging van de Natuurbeschermingswet 1998 (Programmatische Aanpak Stikstof) voor te leggen aan de Kamer in voorhang; verzoekt de regering voorts, geen substantiële beleidsinhoudelijke wijzigingen in de PAS aan te brengen (ministeriële regeling) zonder dat dit aan de Kamer wordt voorgelegd in voorhang.

33 669, nr. 62

16-04-2014

Motie is onderhanden, het gevraagde zal worden voorgehangen in 2014.

Geurts, J.L. (CDA)

Verzoekt de regering, de mogelijkheid van bezwaar en beroep tegen een beheerplan te verruimen met betrekking tot het meewegen van sociaaleconomische factoren.

33 669, nr. 64

16-04-2014

Deze motie onderstreept het belang om in de beheerplannen voldoende aandacht te besteden aan de sociaaleconomische vereisten. Dat eist ook artikel 19a, vierde lid, Natuurbeschermingswet 1998. Een algemene verruiming van de mogelijkheid van bezwaar en beroep tegen beheerplannen past echter niet in het geldende wettelijke kader. Ingevolge de Algemene wet bestuursrecht kan uitsluitend bezwaar en beroep worden ingesteld tegen op rechtsgevolg gerichte besluiten, in casu de onderdelen van het beheerplan die voorzien in vrijstelling van de vergunningplicht De rechter kan bij dat beroep en ook bij beroepen tegen de Nbwetvergunning de daaraan ten grondslag liggende sociaaleconomische belangen (marginaal) meewegen.

Lodders, W.J.H. (VVD)

Constaterende dat de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS) het gevolg is van de wijze waarop Nederland Natura 2000 heeft geïmplementeerd; van mening dat er een fundamentele discussie gevoerd zou moeten worden over hoe Natura 2000 in Nederland is geïmplementeerd en tot welke gevolgen dit heeft geleid; roept de regering op om een eerste aanzet te geven voor deze funda-mentele discussie.

33 669, nr. 66

16-04-2014

Motie is onderhanden.

Wordt meegenomen in Europese REFIT van Natura 2000-regelgeving

Dijkgraaf, prof. dr. E. (SGP)

Lodders, W.J.H. (VVD)

Geurts, J.L. (CDA)

Overwegende dat de Programmatische Aanpak Stikstof maatregelen bevat die leiden tot een afname van stikstofdepositie en een versterking van de natuurwaarden in de Natura 2000-gebieden;overwegende dat door deze maatregelen ontwikkelingsruimte beschikbaar komt waardoor de bevoegde gezagen vergunningen als bedoeld in artikel 19d, eerste lid, van de Natuurbeschermingswet 1998 kunnen verlenen voor projecten die een toename van de stikstofdepositie veroorzaken op voor stikstof gevoelige habitats in Natura 2000-gebieden;overwegende dat de «overeenkomst generieke maatregelen in verband met het programma aanpak stikstof¿ maatregelen bevat voor de agrarische sector om tot een netto reductie in ammoniakemissie van ten minste 10 kiloton in 2030 ten opzichte van 2013 te komen;verzoekt de regering ervoor te zorgen dat 5,6 kiloton van de ontwikkelingsruimte zoals neergelegd in bovengenoemde overeenkomst beschikbaar komt voor de ontwikkeling van agrarische bedrijven en dit op te nemen in de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS);verzoekt de regering ervoor te zorgen dat ook bij gebieden waar een tekort aan ontwikkelingsruimte is de ontwikkelingsruimte die voortkomt uit de emissiereductie in de landbouw voor een wezenlijk deel terecht komt bij landbouwprojecten.

33 669, nr. 88

16-04-2014

Motie is onderhanden.

Openstaande toezeggingen aan de Tweede Kamer over afgelopen parlementaire jaar

Omschrijving van de toezegging

Vindplaats en datum

Stand van Zaken

De Staatssecretaris gaat in overleg met collega Ploumen om te bezien wat er ten aanzien van angorawol kan gebeuren en wat er in Europees verband geagendeerd moet worden. De Staatssecretaris zal eveneens het gesprek aan gaan met de verschillende organisaties, waaronder de kledingbranche. Staatssecretaris zal ook bezien wat Europees kan in het kader van een mogelijk invoerverbod voor wasbeerhondenbont.

Notaoverleg Dierenwelzijn

02-12-2013

De Kamer is 04-04-2014 geïnformeerd over het gesprek met de kledingindustrie met Kamerstuknr. 28 286, nr. 729. De Kamer wordt nader geïnformeerd zodra de resultaten van het onderzoek door de sector, is ontvangen.

Er wordt verkend welke handelingsopties er binnen de kaders van het EG-Verdrag en de WTO-regelgeving zijn ten aanzien van een Europees importverbod voor wasbeerhondenbont, en wat het draagvlak bij de andere EU-lidstaten en de Europese Commissie is voor mogelijke acties om de import van dieronvriendelijke geproduceerd wasbeerhondenbont tegen te gaan.

De Kamer wordt over anderhalf jaar geïnformeerd over de voortgang van de aanpak van malafide hondenfokkers.

Mondelinge vragen van het lid OUWEHAND (PvdD) over verwaarloosde en ondervoede honden door broodfokkers in Brabant (Omroepbrabant.nl, 9 februari 2014)

11-02-2014

Onderhanden.

De Staatssecretaris gaat na of in de Taskforce Voedselvertrouwen nog nadere afspraken kunnen worden gemaakt over het beter op elkaar aansluiten van controlesystemen en samenwerking daarbij.

AO Voedsel + Min VWS

18-12-2013

De Tweede Kamer is 04-07-2014 geïnformeerd via de Voortgangsrapportage Taskforce Voedselvertrouwen.

De Staatssecretaris zal veterinaire experts raadplegen over de 4 dagen eis zeugen en TK hierover informeren.

AO LBR 17/18 febr

11-02-2014

De Tweede Kamer is 27-06-2014 geïnformeerd met Kamerstuknr. 28 286, nr. 749.

Het kabinet informeert de Kamer binnen 2 weken over de de controleresultaten covergisting en over de mogelijkheden om de handhaving rond covergisting van dierlijke mest te verbeteren.

Verantwoordingsdebat 2013

28-5-2014

De Tweede Kamer is geïnformeerd met brief van 10-06-2014 (TK 33 037, nr. 125).

De Kamer ontvangt begin 2015 een brief over de vorderingen om ten aanzien van regelgeving op het terrein van dierenwelzijn tot een gelijk Europees speelveld te komen.

AO Ontwerpbesluit Dieren

05-06-2014

Onderhanden

De Kamer zal hierover geïnformeerd worden in de stand van zaken brief dierenwelzijn zoals toegezegd tijdens het AO dierenwelzijn op 2 december 2013.

De Staatssecretaris zal de Kamer op de hoogte houden van de vorderingen in de denktank Aanvullende financiering alternatieven voor dierproeven. Zodra de denktank haar werkzaamheden heeft afgeronden advies heeft gegeven, wordt de Kamer hierover nader geïnformeerd.

Plan van aanpak dierproeven en alternatieven

28-02-2014

Onderhanden.

De Kamer zal met voortgangsrapportages worden geïnformeerd over de voortgang in de uitwerking en uitvoering van het verbeterplan NVWA. Bij de eerste rapportage zal worden ingegaan op de uitwerking van de externe toetsing en de ICT modernisering, voor de zomer van 2014.

AO NVWA + min Schippers VWS

06-02-2014

De Tweede Kamer is 04-07-2014 geïnformeerd met de eerste voortgangsrapportage plan van aanpak NVWA.

De NVWA heeft in 2013 een project uitgevoerd in de pluimveeketen naar het vervoer van pluimvee. Het verslag van dit project is medio mei 2014 gereed en zal ik u doen toekomen.

Pootfracturen bij slachtdieren

09-05-2014

De Tweede Kamer is 02-07-2014 geïnformeerd met Kamerstuknr. 33 835, nr. 8.

De Staatssecretaris gaat in de beleidsbrief dierenwelzijn tevens in op verkoop van dieren op internet, tentoonstellingen, beurzen, tuincentra en andere plaatsen dan gecertificeerde dierenspeciaalzaken.

Notaoverleg ontwerpbesluit Wet Dieren

25-03-2013

De Kamer is geïnformeerd in de beleidsbrief dierenwelzijn van 4 oktober 2013 (TK 28 286, nr 651).

De Tweede Kamer wordt voor eind februari geïnformeerd over het auditrapport QLL inclusief een beleidsreactie.

AO NVWA

30-01-2013

Voldaan

De Kamer is op 26-06-2013 geïnformeerd met Kamerstuknr. 26 991, nr. 363.

Het voorstel voor wijziging van de Wet op de dierproeven zal voor de zomer van 2013 naar de Kamer worden gestuurd. Daar zullen ook voorstellen in zitten voor maximale openheid van gegevens van vergunninghoudende instellingen. Alsmede onafhankelijkheid en onpartijdigheid van leden van dierproefcommissies. En worden aangenomen moties in meegenomen (dataopslag en registratie fokkers en handelaren).

AO Dierproeven

15-05-2013

Voldaan

De Tweede Kamer is 4-07-2013 geïnformeerd met stcrt-2013-12800.

In de Kabinetsreactie op het rapport van de Onderzoeksraad voor Veiligheid over risico's in de vleesketen zal de Kamer worden geïnformeerd over de mogelijkheid van het openbaar maken van NVWA zaken.

AO NVWA + min Schippers VWS

06-02-2014

De Tweede Kamer is 10-06-2014 geïnformeerd met Kamerstuknr. 26 991, nr. 418.

De Staatssecretaris gaat kijken naar de zogenaamde perceelsregistratie. Waarbij voor de inspecteurs van de NVWA en de dierenpolitie herkenbare contactgegevens aan de perceelafscheiding aanwezig zijn.

AO NVWA + min Schippers VWS

06-02-2014

De Tweede Kamer is 03-07-2014 geïnformeerd met Kamerstuknr. 28 286, nr. 750.

De Kamer wordt schriftelijk geïnformeerd voor de stemmingen over het VAO biotechnologie en kwekersrecht over de motie van Ouwehand (nr 278) t.a.v. de Zweedse hofprocedure tegen de Europese Commissie.

VAO Biotechnologie & Kwekersrecht

27-05-2014

De Kamer is geïnformeerd in de brief van 11 juni 2014, Kamerstuknr. 27 428, nr. 284, inzake Zweedse voornemens Hof van Justitie.

Ik zal de ex-ante-evaluatie zo spoedig als mogelijk is naar de Eerste Kamer sturen, samen met mijn opvattingen.

Behandeling Meststoffenwet

10-12-2013

De Kamer is geïnformeerd in de brief van 12-12-2013, Kamerstuknr. 33 037, nr. 80, inzake de kabinetsreactie op de ex-ante beleidsevaluatie toekomstig mestbeleid.

De stas zal de wet ter invoering van het stelsel voor verantwoorde groei in de melkveehouderij extern laten doorrekenen op effecten voor grondprijsontwikkeling. Het is het streven de wet en de doorrekening voor de zomer naar de TK te sturen.

AO Mest

26-03-2014

De Kamer heeft het wetsvoorstel Verantwoorde groei melkveehouderij op 24–6 ontvangen, Kamerstuknr. 33 979, nr. 2. Het rapport van het LEI met de doorrekening van de externe effecten ontvangt de Kamer voor het einde van het zomerreces.

Nederland maakt, conform het voorstel met Denemarken inzake transporttijden, een voorstel met gelijkluidende landen inzake biologische productie en etikettering.

AO Behandelvoorbehoud biologische productie en etikettering

04-06-2014

De Tweede Kamer wordt geïnformeerd over de positionpaper.

Het Rijk, de VNG, het IPO, de Unie van Waterschappen en LTO Nederland hebben het voornemen om gezamenlijk een meldpunt in te richten waar vergunningaanvragers de door hen ervaren knelpunten kenbaar kunnen maken. Dan kunnen wij in een landelijke werkgroep van deze partners de zaak oppakken en ermee aan de slag. Die oplossing wordt via InfoMil verspreid en komt daarmee voor alle aanvragers en vergunningverleners beschikbaar.

Plenair debat meststoffenwet

24-09-2013

De Kamer is geïnformeerd over de werkgroep versnelling mestverwerking en het instellen van het meldpunt mestverwerking in de brief van 26-11-2013, Kamerstuknr. 632 inzake beantwoording van Kamervragen hierover.

De stas zal het knelpunt dat ontstaat voor boeren die in 2014 wel van derogatie gebruik willen maken, maar geen kans meer zien om te voldoen aan de voorwaarde van 80% gras in het bouwplan onderbouwd bij de Europese Commissie neerleggen en zien of het mogelijk is voor 2014 een overgangsregeling te treffen (hierbij heeft ze expliciet een winstwaarschuwing uitgesproken).

AO Mest

26-03-2014

De Kamer is geïnformeerd over de voorziening voor knelgevallen in de brief van 25-04-2014, Kamerstuknr. 33 037, nr. 120, inzake de uitkomst van het nitraat comité van 23 april 2014.

Ik ben bereid om met de sector nieuwe denkrichtingen te verkennen die de toelating van biologische en milieuvriendelijke middelen faciliteren. Ja, dat zou heel goed kunnen in de vorm van een green deal groene gewasbeschermingsmiddelen. En ja, ik wil ook bekijken wat wij kunnen leren van de manier waarop biociden in andere lidstaten worden toegelaten. Alle goede voorbeelden in Nederland wil ik altijd graag onder de aandacht brengen in Brussel.

Notaoverleg Gewasbescherming + Stas I&M

01-07-2013

De Green Deal Groene Gewasbeschermingsmiddelen is op 30-6-2014 getekend.

In april 2014 ontvangt de Kamer een brief over de resultaten van de gesprekken met betrokken organisaties om het gebruik van metam-natrium te reguleren en over de alternatieven die er voor het gebruik van dit middel zijn. In deze brief wordt aandacht besteed aan de juridische aspecten. Tevens wordt gekeken naar de mogelijkheden voor de financiering van alternatieven vanuit de tweede pijler van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid. (dit is officiële toezegging, maar stas heeft gezegd a) dat ze nationale mogelijkheden ook betreft bij juridische kant en b) dat ze wil bekijken of alternatieven metam natrium (zoals afrikaantjes) bij het vergroeningspakket in het GLB onder kan brengen.

AO Gewasbeschermingsmiddelen en bijensterfte + stas I&M

19-02-2014

De Kamer is geïnformeerd in de brief van 27-05-2014, Kamerstuknr. 27 858, nr. 266, inzake het grondontsmettingsmiddel metam-natrium.

De Staatssecretaris zal de Kamer schriftelijk informeren over de voortgang van de PAS (N2000, mee laten lopen in aanbiedingsbrief bij antwoorden wetsvoorstel PAS).

AO Natura 2000 incl. Westerschelde

19-09-2013

Afgedaan met brief aan de Tweede Kamer van 30 oktober 2013 (TK 32 670, nr. 83).

Staatssecretaris zal de Kamer informeren over haar bevindingen over het signaal dat Nederland een «te makkelijk» doorvoerland zou zijn voor CITES- en jachttrofeeën. In deze brief zal zij ook ingaan op welke mogelijkheden het CITES-secretariaat heeft om stroperij tegen te gaan.

AO Biodiversiteit

03-10-2013

Uw Kamer is op 13 februari 2014 geïnformeerd over de bestrijding van wildlife crime (TK 28 286, nr. 724). De Kamer wordt najaar 2014 geïnformeerd over stand van zaken over de hier bedoelde onderwerpen.

Staatssecretaris zal de Kamer informeren over de voortgang van het bruinvisbeschermingsplan en over de proef met het cameratoezicht hierin, als die proef voorbij is.

AO Biodiversiteit

03-10-2013

De Kamer zal voor 1 november 2014 worden geïnformeerd.

De Staatssecretaris zal de provincies aansporen om de ruimtelijke inpassing van het NatuurNetwerkNederland uiterlijk 31-12-2013 afgerond te hebben.

Debat Decentralisatie investeringsbudget 33 441

05-11-2013

Afgedaan met brief aan Tweede Kamer van 22 mei 2014 (TK 30 825, nr. 212).

Invasieve exoten: stas komt terug op punten ouwehand: nationale ruimte voor bestrijding en de specifieke positie van de wasbeerhond en de laatste wetenschappelijke inzichten daarover (gaat over afschieten). dan ook ingaan op verzoek smaling: hoe je 50 soorten kiest en de verhouding kosten opsporing en handhaving irt schade.

AO Landbouw- en Visserijraad DECEMBER

12-12-2013

Afgedaan met brief aan Tweede Kamer van 10 april 2014 (TK 21 501-32, nr. 780) en besproken in AO Wildbeheer op 16 april 2014.

Staatssecretaris zal het te sluiten convenant met Staatsbosbeheer over enkele weken in concept naar de Kamer sturen.

AO Staatsbosbeheer

05-03-2014

Afgedaan met brief aan Tweede Kamer van 22 april 2014 (TK 29 659, nr. 123).

De Staatssecretaris zal de evaluatie van de Natuurschoonwet 1928 voor de zomer van 2014 aan de Tweede Kamer versturen

AO EHS

01-10-2013

Rapportage wordt in oktober 2014 opgeleverd. De Tweede Kamer zal daarna worden geïnformeerd.

Voorjaar 2014 (eind maart) komt de Staatssecretaris terug op plan en financiering schip van de toekomst.

AO LBR 17/18 febr

11-02-2014

Voldaan. De Tweede Kamer is 4 april 2014 met de brief over de Hoofdlijnen van het EFMZV mede hierover geïnformeerd (Kamerstuk 32 201, nr. 71)

Zodra de pilot inzake de bijvangsten afgerond is en de resultaten bekend, zal de TK worden geïnformeerd

AO Landbouw- en Visserijraad SEPTEMBER

18-09-2013

De pilots lopen op dit moment nog. De Tweede Kamer zal naar verwachting begin 2015 over de uitkomst worden geïnformeerd.

Staatssecretaris stuurt uitwerking uitvoeringsagenda GVB voor 1 december naar Tweede Kamer

AO Landbouw- en Visserijraad OKTOBER

16-10-2013

Voldaan.

De Tweede Kamer is 18 maart 2014 geïnformeerd, Kamerstuknr. 32 201, nr. 70.

De Staatssecretaris zal de Tweede Kamer informeren over de uitkomsten van de pilot aal over de dijk.

AO Visserij

28-11-2013

Pilot / onderzoek is op dit moment in afronding. Tweede Kamer zal najaar 2014 over uitkomst worden geïnformeerd.

De Staatssecretaris zal een Maatschappelijke Kosten Baten Analyse uitvoeren omtrent beheerplan Engbertsdijkvenen.

AO Natura 2000 incl. Westerschelde

19-09-2013

Maatschappelijke kosten en batenanalyse is uitgevoerd. Deze is aan de Tweede Kamer toegezonden (TK32 670, nr. 87).

De Staatssecretaris zal de Kamer schriftelijk verder informeren over de snelheid van opslibbing na ontpoldering van de Hedwigepolder (snelheid is onderschat, concept RIP al te hoge stand).

AO Natura 2000 incl. Westerschelde

19-09-2013

Deze toezegging is afgedaan door de Kamerbrief op 8 oktober 2013 (TK 30 862, nr. 34)

Staatssecretaris zal de evaluatie van het Programma Naar een Rijke Waddenzee begin 2014 aan de Kamer zenden.

AO Biodiversiteit

03-10-2013

Tweede Kamer zal na het zomerreces worden geïnformeerd over de uitkomst van de evaluatie. Kamer is hierover geïnformeerd per brief (6 juni 2014) waarmee het jaarverslag van het Programma Rijke Waddenzee is aangeboden.

Begin 2014 zal de Staatssecretaris de Kamer informeren over de wijze waarop zij uitvoering gaat geven aan de motie-Geurts over de blauwdruk voor producenten- en brancheorganisaties

AO Tuinbouw

28-11-2013

Dit is op 28 mei 2014 aan de Tweede Kamer toegezonden.

De Staatssecretaris zal schriftelijk terugkomen op het vijf-punten-plan van het lid Smaling (implementatie GLB) in de brief over de uitwerking van de vergroeningsmaatregelen

AO Nationale implementatie inz het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid

18-12-2013

Deze toezegging is afgedaan met de Kamerbrief over de directe betalingen GLB (TK 28 625, nr. 216).

De Staatssecretaris komt voor 1 mei terug op de knelpunten implementatie nieuwe GLB (vleesveehouders, alverenhouders, vlas en hennep en aardappeltelers in veenkolonien) en geeft dan de nadere invulling van de vergroening.

AO Nationale implementatie inz het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid

18-12-2013

Deze toezegging is afgedaan met Kamerbrief 28 625, nr. 216.

Wanneer er een substantiële aanpassing in het GLB-pakket noodzakelijk is wordt de Tweede Kamer hierover geïnformeerd. Ook wanneer er voor 1 augustus al duidelijkheid is over het «3e pakket / aaltjespakket» wordt de Tweede Kamer hierover geïnformeerd.

AO Nationale implementatie inz het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid

18-12-2013

De Kamer is op 29 juli 2014 geïnformeerd over de aanpassingen die zijn doorgevoerd na het algemeen overleg hierover. Dit betreft met name de uitwerking van de uitvoering van de moties die hebben geleid tot aanpassingen van het GLB.

Openstaande toezeggingen aan de Eerste Kamer over afgelopen parlementaire jaar

Omschrijving van de toezegging

Vindplaats en datum

Stand van Zaken

De regering zal de Kamer rapporteren hoe groene en blauwe diensten concreet en uitvoerbaar gemaakt kunnen worden (32 500 XIV en F) (T01270)

Beleidsdebat Natuurbeheer en Natuurbeleid

22-03-2011

Ik verwijs u naar de brief van 2 oktober 2013, Kamerstuk 33 750 XIII, nr. A. Zoals uw Kamer ook aangeeft, kan hierover mogelijk gesproken worden wanneer uw Kamer het wetsvoorstel Natuurbescherming behandelt.

Toezegging Registratie aantal ritueel geslachte dieren en hoeveelheid geexporteerd onbedwelmd ritueel geslacht vlees (31 571) De Staatssecretaris van Economische Zaken zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen van het lid Faber-van de Klashorst, toe de registratie van het totaal aantal ritueel geslachte dieren, gedifferentieerd naar diersoort, en van waarheen deze dieren geëxporteerd worden beter op orde te krijgen in de loop van 2013.

Convenant Ritueel slachten antwoord in 2e termijn

12-06-2012

Ik verwijs u naar de brief van 25 maart 2014, Kamerstuk 31 571, nr. W. Zoals aangegeven kan ik daar aan voldoen na de inwerkingtreding van de wijziging van het Besluit houders van dieren ter uitvoering van het Convenant onbedwelmd slachten volgens religieuze riten. Pas dan zijn voldoende gegevens beschikbaar over de aantallen en soorten onbedwelmd geslachte dieren. Ik verwacht in de loop van 2015 over de eerste gegevens hierover te kunnen beschikken, en dan zal ik uw Kamer hierover informeren.

De Staatssecretaris van Economische Zaken zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen van het lid Sylvester, toe initiatieven van de horeca om te komen tot een systeem van aanduiding van herkomst van vis te faciliteren en de Kamer te informeren over deze initiatieven.

Behandeling wijziging Visserijwet inzake visstroperij (1e en 2e termijn)

12-06-2012

Voldaan.

Ik verwijs u naar de brief beantwoording rappel toezeggingen Eerste Kamer van 22-05-2014, Kamerstuknr. 33 750 XIII, nr. I.

In Europees verband van gedachten wisselen over een Europees handelsverbod op pelsdieren. Beraden op de Nederlandse inbreng daarbij.

Initiatiefvoorstel-Van Gerven en Recourt Wet verbod pelsdierhouderij (30 826)

11-12-2012

Voldaan

De Kamer is op 30-06-2014 geïnformeerd met Kamerstuknr. 30 826, nr. O.

De Staatssecretaris zal ook de Eerste Kamer nader informeren over de aanscherping van de mogelijkheden om naleving te verbeteren en om een handhavingsstrategie rondom mest te organiseren die nog steviger is dan de huidige strategie en de de handhavingsinzet in 2012. In deze brief zal de Staatssecretaris voorstellen doen voor concrete maatregelen, en daarin niet alleen de controlemaatregelen laten zien, maar ook de toezichts- en handhavingsstrategie. (koffeman houdt zijn motie (33 322, letter G) aan in afwachting van brief)

Behandeling Meststoffenwet

10-12-2013

De Eerste Kamer is op 11 maart 2014 hierover geïnformeerd met Kamerstuknr. 33 322, nr. 1.

De Staatssecretaris zal de Eerste Kamer per brief informeren over de invloed van fosfaat op de visstand.

Behandeling Meststoffenwet

10-12-2013

Voldaan.

De Kamer is 30-06-2014 geïnformeerd met Kamerstuknr. 33 322, nr. J.

5.6 Subsidieoverzicht

In deze bijlage zijn de subsidies van EZ opgenomen. De subsidiedefinitie van de Algemene wet bestuursrecht wordt hierin gebruikt. Deze wet definieert een subsidie als volgt (artikel 4.21 Awb):

«De aanspraak op financiële middelen, door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten».

Per beleidsartikel zijn opgenomen:

  • 1. Subsidies;

  • 2. Overige (incidentele) subsidies en de bijdragen aan (inter)nationale organisaties.

In het subsidieoverzicht is zoveel mogelijk aansluiting gemaakt met de budgettaire tabellen uit de begroting. De categorie «Subsidies» uit de tabel «Budgettaire gevolgen van beleid» sluit voor elk artikel aan met de categorie «Subsidies» in dit overzicht. Bij de categorie «Overige (incidentele) subsidies en bijdragen aan inter(nationale) organisaties» in het overzicht is deze aansluiting niet volledig mogelijk omdat de overige categorieën in de budgettaire tabel meer dan alleen subsidieverstrekkingen omvat (bijvoorbeeld opdrachten of een bijdrage aan een ZBO).

In tegenstelling tot vorige jaren is ervoor gekozen om de lijn van Verantwoord Begroten aan te houden waarbij de bijdragen aan ZBO’s en RWT’s vermeld worden onder een aparte categorie, zijnde niet de VB-categorie subsidies. De bijdragen aan ZBO’s en RWT’s zijn terug te vinden in de «ZBO’s en RWT’s bijlage» (bijlage 5.1).

Voor een aantal subsidies is (nog) geen volgende evaluatie gepland. In veel gevallen gaat het om nieuwe subsidies die nog worden vormgegeven, kleinere (incidentele) subsidies of subsidies die al enige tijd geleden zijn gestopt, waardoor alleen nog sprake is van uitfinanciering. Waar mogelijk is de geplande beleidsdoorlichting opgenomen als volgende evaluatiemoment. In dat geval is een jaartal opgenomen met de aanduiding «B».

De einddatum geeft het moment aan dat de laatste verlening plaatsvindt of heeft plaatsgevonden. Voor een aantal incidentele subsidies (voornamelijk bijdragen aan instituten), waarbij sprake is van een structurele subsidierelatie met een jaarlijkse verlening, is als einddatum «Jaarlijks» opgenomen. Als periodiek besluitvorming plaatsvindt over de verlening, bijvoorbeeld over een volgende programmaperiode, is dit aangeduid als «Periodiek».

In een aantal gevallen wordt ter verduidelijking een nadere toelichting gegeven door middel van de volgende voetnoten:

  • * de subsidie wordt verleend uit hoofde van Europees beleid.

  • ** de subsidie wordt verleend uit hoofde van een bredere aanpak, waarbij nog nadere uitwerking plaatsvindt.

  • *** de subsidie heeft betrekking op een compensatieregeling.

  • **** betreft een raming onder de categorie «Subsidies» van de budgettaire tabel, waar niet direct een subsidiebeschikking uit voortvloeit.

  • ***** de subsidieregeling wordt uitgevoerd conform het Nationaal Energie Akkoord.

Tot slot is na het subsidieoverzicht informatie opgenomen over de TKI-toeslag op basis waarvan de toeslag aan de betreffende TKI’s kan worden toegekend.

Subsidies (Bedragen x € 1.000)

Artikel

Naam subsidie(regeling) met hyperlink naar vindplaats

2013

2014

2015

2016

2017

2018

2019

Aantal verleningen 2013

Laatste evaluatie (jaartal met hyperlink naar vindplaats)

Volgende evaluatie (jaartal)

Einddatum subsidie- regeling (jaartal)

Artikel 11

                     

Subsidies

                     

11

Digitalisering regionale radio

797

1.700

1.400

100

1.110

1.080

0

nvt

2015 B

2017

 

Subtotaal

797

1.700

1.400

100

1.110

1.080

0

       
                         

Overige (incidentele) subsidies en subsidies aan (inter)nationale organisaties

     

11

Nederlands Normalisatie Instituut (NEN)

790

1.154

1.039

1.204

1.182

1.059

1.059

1

2005

2014

Jaarlijks

 

Subtotaal

790

1.154

1.039

1.204

1.182

1.059

1.059

       
                         

Artikel 12

                     

Subsidies

                     

12

MKB Innovatieregeling Topsectoren (MIT)

10.353

21.388

27.957

29.308

29.239

29.239

29.524

504

nvt

2016

2017

12

Subsidieregeling Innoveren, hoofdstuk 2 Eurostarsprojecten

6.949

7.592

11.174

15.255

16.556

18.325

18.325

33

nvt

2014

2017

12

Prekwalificatie ESA/programma’s

2.529

746

396

       

0

2012

nvt

2013

12

Nationaal Programma Luchtvaart

3.299

1.501

2.894

3.002

2.503

   

1

2010

2015 B

2017

12

Luchtvaartkredietregeling (niet relevant)

1.984

16.284

8.057

       

0

2010

nvt

2011

12

Luchtvaartkredietregeling (rente)****

0

1.914

2.000

1.871

1.798

1.798

1.798

0

2010

nvt

2011

12

Nederland Maritiem Land

250

264

264

264

264

264

264

1

2009

nvt

12

Innovatieve onderzoeksprogramma’s (IOP’s)

12.007

7.306

6.645

2.219

2.555

613

613

0

2010

nvt

2012

12

Innovatieprestatiecontracten (incl.verkenningen)

16.622

1.086

         

283

2010

nvt

2013

12

EZ-projecten BSIK

3.282

           

0

2012

nvt

2012

12

Stichting Toekomstbeeld der Techniek

215

199

198

210

210

191

191

1

     

12

Innovatie voor maatschappelijke veiligheid

4.931

501

         

0

nvt

nvt

2012

12

Innovatieprogramma Diensten

619

272

         

0

2012

nvt

2011

12

Smartmix

3.424

1.004

502

       

0

2010

nvt

2007

12

Subsidieregeling Sterktes in Innovatie, hoofdstuk 2 Internationaal innoveren (Eureka en Opkomende markten)

6.906

4.001

2.335

31

nvt

2014

2017

12

Uitdagersfaciliteit relevant

206

           

0

2013

nvt

2012

Subtotaal

73.576

64.058

62.422

52.129

53.125

50.430

50.715

       
                         

Overige (incidentele) subsidies en subsidies aan (inter)nationale organisaties

     

12

Vernieuwingsprogramma's

388

           

1

nvt

nvt

2013

12

Incidentele uitgaven

169

           

2

nvt

nvt

2013

12

Toeslag Topconsortia Kennis en Innovatie

25.434

66.534

80.945

101.101

115.273

115.267

118.267

19

nvt

2015

2017

12

Internationaal Innoveren (Eurekaclusters)*

2.000

7.000

12.000

17.000

20.000

20.000

nvt

nvt

2014

2020

12

Internationaal Innoveren (JTI’s)*

2.000

7.000

12.000

17.000

20.000

20.000

nvt

nvt

2014

2020

12

Nationaal Lucht en Ruimtevaartlaboratorium

38.804

26.165

27.794

19.321

18.783

17.953

17.953

1

2011

2015

Jaarlijks

12

MARIN

3.835

3.729

3.367

3.284

3.218

3.199

3.199

1

2011

2015

Jaarlijks

12

Deltares

12.163

11.297

9.672

9.137

8.943

8.891

8.891

1

2011

2015

Jaarlijks

12

Topsectoren/Innovatieprogramma’s (excl. TI’s)

2.338

24.301

27.654

10.094

2.287

1.575

1.848

2

2012

2015 B

Jaarlijks

12

Institute for Sustainable Process Technology (ISPT)

7.461

3.969

1.509

       

0

nvt

2015 B

2015

12

Holst

5.500

4.513

3.510

1.705

1

2012

2015 B

2013

12

Stichting Technische Wetenschappen

21.528

22.042

21.627

20.847

20.622

21.042

21.042

1

2012

2016

Jaarlijks

12

Topsector Chemie

8.618

7.264

5.088

3.009

     

0

2012

2015 B

2016

12

Materials to innovate (M2i)

5.568

2.163

1.396

730

85

   

0

2012

nvt

2013

12

InnoWATOR

1.682

1.383

315

       

0

2012

nvt

2011

12

Innovatieprogramma Maritiem

2.536

2.004

714

316

     

0

2012

nvt

2011

12

Center for Translational Molecular Medicine

21.158

19.672

4.563

       

0

2012

2015 B

2015

12

BioMedical Materials

6.091

3.793

         

0

2012

nvt

2014

12

Technologisch Topinstituut Logistiek (DINALOG)

4.797

4.407

3.805

1.262

917

   

0

2012

2015 B

2016

12

TI Food and Nutrition (TIFN2)

5.750

9.160

5.034

1.209

     

0

2012

2015

2012

12

HTSM

22.000

22.395

21.156

15.256

10.235

7.974

7.974

0

2012

nvt

2011

12

Commit

5.000

11.576

10.936

       

0

2012

nvt

2011

12

Phase 2

33.180

23.838

19.265

13.347

6.587

   

14

2012

nvt

2013

12

Point One

369

           

0

2012

nvt

2013

12

Innovatieprogramma Automotive

2.065

1.839

618

81

     

0

2012

nvt

2011

12

Innovatieprogramma Life Sciences en Health algemeen

2.447

1.379

702

202

     

0

2012

nvt

2011

12

BE-Basic

7.412

12.336

199

72

23

9

10

0

2012

nvt

2011

12

TASC

1.850

1.157

1.157

       

0

2012

nvt

2011

12

Food and Nutrition Delta

6.445

6.309

2.398

258

72

   

34

2012

nvt

2011

12

Nanolab

8.484

           

0

2012

nvt

2012

12

Katalyse

937

           

0

2012

nvt

2013

12

TKI CLICK

393

1.000

500

       

1

nvt

2015

2017

12

Syntens

19.797

           

0

2013

nvt

2013

12

Ruimtevaart (ESA)

92.895

90.230

61.925

76.753

64.018

52.965

52.965

8

2012

2017

Periodiek

12

Bijdrage aan WIPO

352

400

400

400

400

400

400

2

nvt

2015 B

Jaarlijks

Subtotaal

377.446

388.855

330.249

302.384

285.463

269.275

272.549

       
                         

Artikel 13

                     

Subsidies

                     

13

Bevorderen ondernemerschap

7.383

12.394

27.222

11.292

6.555

6.355

10.355

21

2008

2015

Jaarlijks

13

Biobased Economy

7.829

2.531

1.500

1.500

1.500

   

0

2014

2018

2017

13

Microkrediet

30.989

           

1

2011

2015

2013

13

Valorisatie

15.205

7.426

8.849

4.308

4.018

2.411

2.411

0

2012

2014

2012

13

Beroepsonderwijs in bedrijf

2.252

503

         

0

2010

nvt

2010

13

Onderwijs en ondernemerschap

2.167

           

0

2010

2015

2010

13

Subsidieregeling Innovatieve Scheepsbouw

7.704

4.800

2.000

1.000

     

4

nvt

2014

2014

13

BSRI

3.765

1.362

1.601

2.276

300

1.900

1.900

 

2010

nvt

2010

13

Actieplan Veilig Ondernemen

282

           

0

2012

nvt

2012

13

Business Angels Programma

109

301

301

301

     

7

2013

nvt

2016

 

Subtotaal

77.685

29.317

41.473

20.677

12.373

10.666

14.666

       
                         

Overige (incidentele) subsidies en subsidies aan (inter)nationale organisaties

     

13

Vernieuwingsprogramma's

3.222

           

0

nvt

2015 B

2013

13

PRIMA-projecten

8.376

998

         

0

nvt

2015 B

2012

13

ICT en flankerend beleid

3.979

           

6

nvt

2015 B

2013

13

Programma Digivaardig & Digibewust

2.139

395

         

1

2011

nvt

2015

13

Regiegroep regeldruk

148

           

1

nvt

2015B

2014

13

Nederlands Bureau voor Toerisme en Congressen

13.536

10.167

8.471

8.450

8.450

8.450

8.450

1

2011

2016

Jaarlijks

13

EIM

2.800

1.500

n.n.b.

0

0

0

0

1

2014

nvt

2016

13

A’dam Center for Corporate Finance (ACCF)

4

4

4

4

4

4

4

1

nvt

2015 B

Jaarlijks

13

Kenniscentrum Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen

1.226

650

         

1

2010

2015

Jaarlijks

13

Ondernemersklankbord

451

376

376

376

376

376

376

1

2004

2014

Jaarlijks

13

Stichting Koning Willem I

50

           

1

nvt

2015 B

Jaarlijks

13

Overige bijdrage aan instituten

1.244

           

3

nvt

2014

Jaarlijks

13

Acquisitie buitenlandse bedrijven

1.010

2.284

1.871

677

499

499

499

11

nvt

2015 B

Jaarlijks

 

Subtotaal

38.185

16.374

10.722

9.507

9.329

9.329

9.329

       
                         

Artikel 14

                     

Subsidies

                     

14

Topsector Energie**

30.282

44.451

67.993

57.409

55.606

46.406

41.406

111

nvt

2015

Jaarlijks

14

Energie-innovatie (Groene grondstoffen, Wind op zee, Smart grids, Wind op land, Zon-PV)

36.766

19.749

7.872

2.370

2.361

2.361

2.361

 

nvt

2015

2015

14

Green Deals**

1.889

20.544

750

18.751

     

2

nvt

2015

Jaarlijks

14

Energieakkoord**

29.205

35.464

54.289

59.289

50.000

50.000

nvt

nvt

nvt

nvt

14

Stimulering Duurzame Energie productie*****

899.461

1.019.550

1.184.749

1.411.015

1.543.557

1.829.331

2.417.000

871

nvt

2016

nvt

14

Subsidieregeling Indirecte emissiekosten ETS***

77.000

77.000

77.000

77.000

77.000

77.000

0

nvt

nnb

nvt

14

Carbon Capture Storage

5.015

38.047

19.557

8.915

7.242

8.955

8.955

0

nvt

nnb

2018

14

Programma Hoge Flux Reactor

7.250

7.250

7.250

8.111

8.111

8.111

8.111

0

nvt

nvt

Periodiek

14

Subsidieregeling zonnepanelen

29.632

           

46.611

nvt

nvt

2013

14

Innovatievouchers elektrische mobiliteit

2.535

2.210

1.120

       

100

2015

2013

14

Duurzaam Caribisch Nederland****

9.512

2.500

       

0

nvt

nvt

2015

14

Beperking tariefstijging energietarieven Caribisch Nederland****

3.161

5.000

4.500

4.000

3.500

3.000

3.000

0

nvt

nnb

nnb

14

Besluit subsidies investering Kennisinfrastructuur

902

902

       

0

2011

2014

2004

14

Duurzame warmte

1.097

           

0

nvt

nvt

2013

14

TransitieManagement AgNL

13.077

1.112

1.044

       

0

nvt

2015

2015

14

Overig****

527

30

         

nvt

nvt

nvt

nvt

 

Subtotaal

1.030.692

1.274.562

1.410.701

1.641.860

1.756.666

2.025.164

2.607.833

       
                         

Overige (incidentele) subsidies en subsidies aan (inter)nationale organisaties

     

14

Energie Centrum Nederland

37.757

31.896

23.949

23.110

22.723

22.623

22.623

1

nvt

2015

Jaarlijks

14

Uitkoopregeling hoogspanningsverbindingen***

28.000

28.000

28.000

nvt

nvt

nnb

2021

 

Subtotaal

37.757

31.896

23.949

23.110

50.723

50.623

50.623

       
                         

Artikel 16

                     

Subsidies

                     
 

Duurzame veehouderij

15.318

5.197

7.483

10.292

6.064

401

401

       

16

Subsidie Integraal duurzame stallen en houderijsystemen

10.565

1.476

3.211

4.446

2.932

   

0

2012

nvt

2014

16

Kleine en grote netwerken

1.259

1.001

1.326

200

668

   

3

2013

2016

2013

16

Fijnstofmaatregelen

1.453

1.820

4.707

2.008

   

82

nvt

2014

2014

16

Investeringsregeling gecombineerde luchtwassers

645

           

0

nvt

2014

2010

16

Meetprogramma duurzame stallen

1.000

190

483

     

0

nvt

2017

2014

16

Beëindings-& saneringsregeling***

452

501

451

401

401

401

401

0

nvt

nvt

nvt

16

Subsidie kleine praktjjknetwerken veehouderijen (t/m 2011)

870

466

         

109

2009

2016

2011

16

Beroepsopleiding en voorlichting

201

200

400

       

0

nvt

2016

2014

16

Demonstratieregeling (intensieve veehouderij, biologisch)

173

           

0

nvt

2016

2008

16

Subsidie stimulering biologische Productie (SSBP)

153

100

85

55

55

   

0

nvt

2016

2011

Plantaardige productie

17.327

19.068

15.526

9.063

6.437

10.183

10.987

       

16

Duurzaamheidsinvesteringen (POP-Nieuwe Uitdagingen), incl. onderdeel IRE

1.931

2.819

4.975

5.100

5.100

5.400

5.400

894

nvt

2014

2017

16

Demonstratieregeling Schoon en Zuinig

709

657

1.032

       

0

nvt

2015

2012

16

Investeringsregeling energiebesparing (IRE)

401

1.300

375

       

0

nvt

2014

2012

16

Subsidie marktintroductie energie-innovaties (glastuinbouw) (MEI)

13.689

13.689

8.749

3.689

1.289

4.735

5.539

10

2012

2017

2017

16

Set aside regeling

420

438

238

113

48

48

48

0

nvt

2014

1992

16

Subsidie honingverbetering

177

165

157

161

     

1

nvt

2014

2013

 

Diergezondheid en dierenwelzijn

3.017

2.008

2.008

2.008

2.008

2.008

2.008

       

16

In beslag genomen goederen (IBG)***

3.017

2.008

2.008

2.008

2.008

2.008

2.008

1.377

nvt

2014

nvt

Visserij

8.774

5.939

7.483

6.499

7.300

5.300

5.300

       

16

Nieuwe regellingen onder het EFMZV*

   

5.003

5.763

7.300

5.300

5.300

0

nvt

2017

2020

16

Investering in aquacultuur

372

298

840

352

     

9

2011

2017

2013

16

Compensatieregeling Aalvisserij

2

           

102

2011

2017

2013

16

Investering in verwerking en afzet

233

11

         

0

2011

2017

2013

16

Subsidie innovatie in de visketen

2.844

973

375

107

     

5

2011

2017

2013

16

Collectieve acties in de visketen

2.516

1.967

872

144

     

12

2011

2017

2013

16

Subsidie kwaliteit, rendement en nieuwe markten in de visserij

240

           

0

2011

2017

2013

16

Certificering in de visketen

711

36

         

0

2011

2017

2013

16

Investering in vissersvaartuigen

33

963

         

0

2011

2017

2013

16

Individuele visbeschikkingen

1.823

1.691

393

133

     

1

2011

2017

2013

 

Agrarisch ondernemerschap

9.374

7.584

11.138

8.517

8.500

8.500

8.500

       

16

Flankerend beleid pelsdierhouders****

2.000

2.000

2.000

2.000

2.000

2.000

2.000

0

nvt

nvt

nvt

16

Brede weersverzekering art. 68

1.471

1.350

6.650

6.500

6.500

6.500

6.500

579

2016

2017

16

Subsidieregeling Jonge Agrariërs (Bedrijfsmodernisering)

3.349

1.788

2.488

17

     

272

2011

2016

2013

16

Demoregeling proefprojecten GLB

2.019

2.446

         

0

2010

2016

2011

16

Bedrijfsadvies over randvoorwaarden GLB

535

           

0

2011

nvt

2012

 

Agrarische innovatie

4.340

3.035

2.997

1.089

870

643

0

       

16

Samenwerking bij innovatie

2.356

2.190

1.925

       

19

2012

2016

2013

16

VAMIL compensatie***

1.434

545

972

1.089

870

643

0

0

nvt

nvt

2046

16

Functionele agrobiodiversiteit (POP-Nieuwe uitdagingen)

550

300

100

       

0

2009

2014

2012

 

Apurement

12.269

35.219

7.269

7.269

7.269

7.269

7.269

       

16

Apurement****

12.269

35.219

7.269

7.269

7.269

7.269

7.269

nvt

nvt

nvt

nvt

 

Overig

 

2.500

                 

16

Overig****

 

2.500

                 
 

Subtotaal

70.419

80.550

53.904

44.737

38.448

34.304

34.465

       

                       

Overige (incidentele) subsidies en subsidies aan (inter)nationale organisaties

     
 

Duurzame veehouderij

                     

16

Ondersteuning biologische sector (m.n. Bionext, voorheen Biologica)

236

84

123

125

124

130

130

4

 

2014

Jaarlijks

16

Stichting Controlebureau voor Pluimvee, Eieren en Ei-producten – Financiering afbouw CPE

111

62

58

59

52

8

 

0

nvt

nvt

2012

16

Stichting Groene Kennis Coöperatie – Versnellingsvoorstel Programma Dier

19

19

16

       

0

nvt

nvt

2012

16

LTO Noord Innovatie in Bedrijf

24

24

23

20

     

0

nvt

nvt

2012

16

Stichting Aeres Groep Versnellingsproject UDV Mogelijkmakersnetwerk

127

32

       

1

nvt

nvt

2013

16

Nederlandse Vereniging tot Bescherming van Dieren Versnellingsproject UDV Ketenmanagement

121

30

       

0

nvt

nvt

2012

16

Stichting Natuur en Milieu Versnellingsproject UDV Duurzamer winkelschap aan de basis

111

43

       

1

nvt

nvt

2013

16

Stichting Groene Kennis Coöperatie Versnellingsproject UDV Aanvulling digitale inkijk bij boerenbedrijven

24

24

12

     

1

nvt

nvt

2013

16

Stichting Natuur en Milieu Versnellingsproject UDV Versnelling aan de kop

65

7

     

1

nvt

nvt

2013

 

Plantgezondheid

                     

16

Bijdrage Fonds Kleine Toepassingen (nationaal en internationaal)

220

250

300

300

300

300

300

1

nvt

nvt

Jaarlijks

 

Diergezondheid en dierenwelzijn

                     

16

Landelijk InformatieCentrum Gezelschapsdieren (LICG)

648

540

540

540

540

540

540

1

nvt

2016

Jaarlijks

16

Landelijke inspectiedienst dierenbescherming (LID)

1.280

1.600

1.600

1.600

1.600

1.600

1.600

1

nvt

2014

Jaarlijks

16

Stichting Zeldzame Huisdierrassen (SZH)

160

120

80

80

80

80

80

1

 

2014

Jaarlijks

16

ZLTO, Projectuitvoering stalbranden

28

40

40

40

     

0

nvt

nvt

2011

16

Universitair Medisch Centrum Utrecht – promotieonderzoek zoönosen in Nederland 1880–2010

17

17

       

0

nvt

nvt

2012

16

Universiteit Utrecht – Cursussen proefdierkunde 2012–2015

57

59

61

       

1

nvt

nvt

2013

16

Universiteit Utrecht/Dutch Wildlife Health Centre

343

485

485

485

485

485

485

1

2010

nvt

Jaarlijks

16

Gezondheidsdienst voor Dieren basismonitoring

3.076

3. 634

3.500

3.500

3.500

3.500

3.500

1

nvt

2014

Jaarlijks

16

Universiteit Utrecht project surveillance zoönosen

120

107

91

       

0

nvt

nvt

2011

 

Voedselveiligheid en -kwaliteit

     

16

Voedingscentrum Nederland instellingssubsidie

1.334

1.480

1.480

1.480

1.480

1.480

1.480

1

2012

nnb

Jaarlijks

16

Voedingscentrum Nederland Communicatieproject

960

1.200

1.200

1.200

1.200

1.200

1.200

1

2012

Jaarlijks

16

Consumentenbond Voedselonderzoek

120

120

120

120

120

120

120

1

nvt

2014

Jaarlijks

16

ZLTO Duurzaamheidsscan fruitteelt

20

20

15

       

0

nvt

nvt

2011

16

Stichting Diergeneesmiddelen Autoriteit

360

425

450

450

450

450

450

1

nvt

nnb

Jaarlijks

 

Agrarische innovatie

                     

16

NAJK subsidie bewust ondernemen 2013–2015

100

80

60

       

1

nvt

nvt

2013

16

NAJK – subsidie wereldboeren

100

40

60

       

0

nvt

nvt

2012

16

NAJK – subsidie Groter Groeien

120

100

80

     

0

nvt

nvt

2014

 

Kennisontwikkeling en innovatie

                     

16

Ministry for Primary Industries New Zealand – support of the Manure Management Network

0

0

33

       

0

nvt

nvt

2012

16

Stichting Probos – Meerjarig onderzoek bestrijding Japanse Duizendknoop

27

15

15

15

18

   

1

nvt

nvt

2013

16

Basisfinanciering (Kaderwet LNV-subsidies, OCW-conform)

464

405

160

160

160

160

160

2

2007

2014

2020

16

Innovatiesubsidies (Kaderwet LNV-subsidies)

2.713

4.543

3.661

2.862

2.862

2.862

2.862

3

2007

2014

2020

16

Innovatiesubsidies (Kaderwet volgens welke AGNL toekent)

553

           

0

2007

2014

2013

16

Immuno Valley – programma ALTANT fase 2

1.155

1.232

1.209

288

     

0

nvt

nvt

2011

16

Stichting voor de Technische Wetenschappen – onderzoeksprogramma eiwitinnovatie

660

420

510

       

0

nvt

nvt

2011

16

Greenport Holland – Onderzoek 2012–2016 Topconsortium Kennis en Innovatie Uitgangsmateriaal

1.000

200

       

0

nvt

nvt

2012

16

Syntens – project Innovatiestimulering

900

300

300

       

1

nvt

nvt

2013

 

Subtotaal

15.788

15.255

16.643

13.416

12.971

12.915

12.907

       
                         

Artikel 17

                     

Subsidies

                     

17

Regeling praktijkleren en groene plus: Aansturing collectieve ondersteuning

5.404

4.039

4.039

       

1

2007

2014 B

2015

17

Regeling praktijkleren en groene plus: School als Kenniscentrum

27.872

33.899

31.383

       

100

2007

2014 B

2015

17

Regeling Kennisverspreiding en innovatie Groen Onderwijs

1.991

1.550

713

       

40

2007

2014 B

2015

17

Regeling praktijkleren en groene plus: Aanvullende onderwijssubsidies

11.122

8.888

10.185

4.620

2.266

370

 

25

2007

2014 B

2015

17

Regeling Groene plus lectoraten

1.462

2.350

1.404

864

1.053

60

 

13

Nvt

2014 B

2017

17

Overige onderwijssubsidies (WHW, WEB, WVO, Wet SLOA)

24.240

22.208

22.116

14.226

16.747

19.079

19.460

25

2007

2014 B

2020

17

Overige onderwijssubsidies (Kaderwet LNV-subsidies)

4.326

115

         

21

2007

2014 B

2014

17

Ontwikkeling en beheer natuurkwaliteit

2.857

2.406

1.500

1.200

1.200

1.200

1.200

4

2012

nvt

2019

17

Natuur- en milieueducatie

2.931

1.519

3.184

3.484

3.208

3.208

3.208

10

2012

2014 B

2019

Subtotaal

82.205

76.974

74.524

24.394

24.474

23.917

23.868

       
                         

Artikel 18

                     

Subsidies

                     

18

Zuiderzeelijn

7.281

5.490

6.315

3.835

     

0

nvt

nvt

2012

18

Cofinanciering EFRO

46.461

37.547

37.425

12.387

410

4.376

0

2011

2015

2013

18

Cofinanciering EFRO 2014–2020*

10.080

17.120

17.120

31.159

31.159

22.979

0

 

nnb

2020

18

Regionale Ontwikkelingsmaatschappijen

3.985

5.327

6.325

6.325

     

5

2010

2016

2016

18

Pieken in de Delta

22.377

14.074

10.817

6.226

     

0

2010

nvt

2011

18

Biodiversiteit en Bedrijfsleven

1.064

1.795

1.477

1.095

800

   

12

nvt

2018

2014

18

Grensmaas

17.200

           

0

nvt

nvt

2013

18

Groen en doen

1.850

           

730

nvt

nvt

2013

18

Versterking natuur en bosbeheer bij bos- en landgoedeigenaren

90

44

         

0

2007

nvt

2011

18

Programmabeheer tijdelijke regeling particulier natuurbeheer

344

352

352

352

352

352

352

0

2007

nvt

1999

18

Stimulering bosuitbreiding op landbouwgronden

659

595

700

436

315

249

171

0

nvt

nvt

2009

18

Regeling draagvlak natuur

994

675

437

128

     

0

nvt

nvt

2010

18

Subsidie voor herstel historische buitenplaatsen

 

178

       

0

nvt

nvt

2011

18

Experimenten

45

45

45

45

45

45

45

0

2007

nvt

1998

18

Kroondomeinen

573

570

570

570

570

570

570

1

 

2017

Periodiek

18

Subsidie Burgereducatie

1.782

1.150

1.000

1.000

1.000

1.000

1.000

3

   

Jaarlijks

18

Stichting Gegevensautoriteit Natuur

808

           

0

nvt

nvt

2010

18

Regeling natuur/Leren van duurzaamheid

90

220

         

0

2012

nvt

2008

18

Regeling Schaapskuddes

276

254

63

     

37

nvt

nvt

2014

18

Overig****

799

584

331

       

nvt

nvt

nvt

nvt

18

Subsidies Europees Beleid****

2.321

           

nvt

nvt

nvt

nvt

 

Subtotaal

108.999

78.582

83.092

49.582

34.241

33.785

29.493

       
                         
 

Subtotaal subsidies

1.444.373

1.605.743

1.727.516

1.833.479

1.920.437

2.179.346

2.761.040

       
     

       
 

Subtotaal overige subsidies aan organisaties

469.966

453.534

382.602

349.621

359.668

343.201

346.467

       
     

       
 

Totaal

1.914.339

2.059.277

2.110.118

2.183.100

2.280.105

2.522.547

3.107.507

       

nvt = Niet van toepassing

nnb = Nog niet bekend

Jaarlijks = Er is jaarlijks een beschikkingsmoment

Periodiek = Er is periodiek een beschikkingsmoment

Topconsortia Kennis en Innovatie

De TKI-toeslag is bedoeld om privaat-publieke samenwerking op het gebied van onderzoek en innovatie in Topconsortia voor Kennis en Innovatie (TKI) te stimuleren. Binnen de TKI’s wordt op programmatische basis samengewerkt op terreinen zoals belegd binnen de innovatiecontracten van de topsectoren.

Voor de TKI-toeslag komen uitsluitend TKI’s in aanmerking die zijn opgenomen in de begrotingswet van het jaar waarop de aanvraag voor de TKI-toeslag betrekking heeft. In de begrotingswet voor 2015 zijn 17 TKI’s erkend die elk betrekking hebben op één van de innovatiecontracten van de topsectoren of een onderdeel daarvan (zie onderstaande tabel). De topsectoren zijn Agrifood, Tuinbouw en uitgangsmaterialen, High Tech Systemen en Materialen (HTSM), Energie, Logistiek, Creatieve industrie, Life Sciences & Health, Chemie en Water; voor ICT en Biobased zijn onder regie van respectievelijk HTSM en Chemie ook Innovatiecontracten opgesteld. Het opnemen van TKI’s in de begroting van 2015 is het resultaat van een lange consultatie en betrokkenheid van het veld alsmede van de inspanningen van de Topteams.

Om als TKI opgenomen te worden in de begroting moet het aan de volgende criteria voldoen:

  • Het TKI is een rechtspersoon zonder winstoogmerk die bestemd is voor het tot stand brengen en doen uitvoeren van een meerjarig onderzoeksprogramma, waarin ondernemers, publiekrechtelijke rechtspersonen en publiek gefinancierde onderzoeksorganisaties participeren.

  • Het onderzoeksprogramma vindt plaats voor gezamenlijke rekening en risico van bedrijven en publieke kennisinstellingen.

  • De minimale omvang van het jaarlijkse onderzoeksprogramma bedraagt € 5 mln.

  • Het onderzoeksprogramma dat het TKI voorstaat voorziet in een behoefte en is nog niet afgedekt door andere TKI’s.

  • Bij een TKI zijn minimaal 3 ondernemingen en 3 publiek gefinancierde onderzoeksorganisaties betrokken.

  • Het is transparant en onder redelijke voorwaarden mogelijk voor bedrijven en kennisinstellingen om aansluiting te krijgen bij een TKI.

  • Binnen een TKI is een goede vertegenwoordiging van het Midden- en kleinbedrijf (MKB). Een TKI wordt dan ook geacht betrokkenheid van het MKB actief te bevorderen.

  • De kwantitatieve inzet van private partijen binnen de TKI’s bedraagt in 2015 en verder 40%. De TKI’s geven in hun meerjarenprogramma aan hoe dit gerealiseerd gaat worden.

Periodiek wordt bezien of de TKI’s aan de voorwaarden voldoen om in de begroting opgenomen te blijven.

In 2013 is de TKI-toeslag geïntroduceerd, met als kenmerken:

  • De toeslag is een generiek vormgegeven instrument: grondslag van de toeslag is de cash-bijdrage van bedrijven aan het TKI voor het, door het TKI opgestelde, privaat-publieke samenwerkingsprojecten die onderdeel uitmaken van een meerjarig onderzoeksprogramma op het gebied van onderzoek en innovatie.

  • Het beoogde toeslagpercentage is 25%.

  • Het voor de toeslag beschikbare budget is € 56 mln in 2013, oplopend naar € 131 mln vanaf 2017.

  • De toeslag wordt niet door bedrijven afzonderlijk aangevraagd maar door het TKI, die de toeslag ook krijgt uitgekeerd.

  • De TKI-samenwerkingsprojecten waarover de toeslag kan worden verkregen betreft fundamenteel onderzoek, industrieel onderzoek en experimentele ontwikkeling.

Navolgend de TKI’s die in aanmerking komen voor TKI-toeslag.

Overzichtstabel TKI’s

 

Statutaire naam

1

Stichting TKI Agri&Food

2

Stichting TKI Biobased Economy (BBE)

3

Stichting TKI Chemie

4

Stichting TKI CLICKNL

5

Stichting TKI-EnerGO

6

Stichting TKI SWITCH2SmartGrids

7

Stichting Topconsortium voor Kennis en Innovatie Solar Energy

8

Stichting TKI Gas

9

Stichting TKI-Wind op Zee

10

Stichting TKI HTSM

11

Stichting Life Sciences Health – TKI

12

Stichting TKI Logistiek

13

Stichting Topconsortium voor Kennis en Innovatie Uitgangsmaterialen

14

Stichting TKI Tuinbouw

15

Stichting Topconsortium voor Kennis en Innovatie (TKI) Maritiem

16

Stichting TKI-Deltatechnologie

17

Topconsortium for Knowledge and Innovation Watertechnology

Toelichting ad 3 TKI Chemie

De Topsector Chemie heeft in haar transitieplan een wijziging aangebracht in de governance van de topsector. Om meer synergie, centrale aansturing en onafhankelijke programmering na te streven is door de sector een nieuw Topconsortium voor Kennis en Innovatie Chemie opgericht. Dit TKI Chemie wordt verantwoordelijk voor het Kennis- en innovatieprogramma van de Topsector Chemie en de aanvraag van de TKI-toeslagen. In de nieuwe opzet is voorzien in behoud en voortgang van bestaande netwerken. De huidige TKI-stichtingen ISPT, SPM en NCI hebben geen formele status meer onder de nieuwe governance van het TKI Chemie. Zij blijven verantwoordelijk voor afronding van eerder aangevraagde TKI-toeslagen. Het TKI BBE blijft als cross-sectoraal TKI vooralsnog bestaan.

5.7 Evaluatie- en overig onderzoek

Tabel Evaluatie- en onderzoeksbijlage

Artikel 11 Goed functionerende economie en markten

Soort onderzoek

Titel / onderwerp

Artikel

Start

Afronding

Vindplaats

1 Onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

1a Beleidsdoorlichtingen

 

Goed functionerende economie en markten

11

2014

2015

 

1b Ander onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

 

Bijdrage Nederlands Normalisatie Instituut (NEN)

11

2014

2014

Verwachte opleverdatum is oktober 2014

 

Evaluatie PIANOo

11

2014

2014

Verwachte opleverdatum is september 2014

 

Evaluatie Frequentiebeleid

11

2015

2015

 

2 Overig onderzoek

 

Agentschap Telecom

11

2017

2017

 
 

Evaluatieonderzoek metrologiewet

11

2014

2015

 
 

Raad voor accreditatie

11

2015

2015

 
 

Autoriteit Consument en Markt

11

2017

2018

 
 

De doelmatigheid en doeltreffendheid van het functioneren van het CBS

11

2016

2016

 
 

Evaluatie wet Markt en Overheid

11

2015

2015

 
 

Evaluatie Postwet

11

2013

2013

Verwachte opleverdatum na het zomerreces 2014

 

Aanbestedingswet 2012

11

2014

2015

 

Artikel 12 Een sterk innovatievermogen

1 Onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

1a Beleidsdoorlichtingen

 

Een sterk innovatievermogen

12

2014

2015

i.c.m. art 13.

1b Ander onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

 

Innovatiekrediet

12

2016

2016

 
 

Seed capital technostarters

12

2016

2016

 
 

Fund of Funds

12

2016

2016

 
 

Business Angels/Informal Investors

12

2016

2016

 
 

Vroege fase financiering

12

2017

2017

 
 

ROM’s

12

2015

2015

 
 

Eurostars, Eureka, Opkomende markten, Geïndustrialiseerde landen

12

2013

2014

Oplevering na zomerreces

 

MIT-regeling (inclusief IPC’s)

12

2016

2016

 
 

TNO, Deltares, Marin en NLR (GTI’s)

12

2015

2015

 
 

Tussenevaluatie Topconsortia Kennis en Innovatie (TKI)

12

2015

2015

 
 

STW

12

2016

2016

 
 

Ruimtevaartbeleid

12

2017

2017

 
 

Kennisbescherming: Evaluatie IE beleid

12

2018

2018

 
 

WBSO/RDA

12

2016

2016

 
 

Innovatiebox

     

Is verantwoordelijkheid Financiën, zal niet meer worden meegenomen in deze lijst

Artikel 13 Een excellent ondernemingsklimaat

1 Onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

1a Beleidsdoorlichtingen

 

Een excellent ondernemingsklimaat

13

2014

2015

Artikel 13 wordt gecombineerd met artikel 12 en schuift 1 jaar op.

1b Ander onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

           
 

Valorisatie

13

2013

2014

 
 

Microfinanciering

13

2015

2015

 
 

Evaluatie Beroepsonderwijs in bedrijf

13

2013

2013

Subsidieregeling is afgerond. De tussenevaluatie van Berenschot is naar de TK gestuurd. De eindevaluatie voegt weinig toe en zal niet naar de TK gestuurd.

 

BMBK

13

2015

2016

 
 

Groeifaciliteit

13

2015

2016

 
 

Garantie Ondernemingsfinanciering

13

2013

2014

De evaluatie is in juni 2014 afgerond. De rapportage zal bij de volgende halfjaarlijkse benuttingsbrief aan de TK worden toegezonden.

 

Garantieregeling Scheepsnieuwbouw

13

2016

2017

 
 

Subsidieregeling innovatieve zeescheepsbouw

13

2014

2014

 
 

Evaluatie groeiversneller

13

2014

2014

 
 

Programma Biobased Economy

13

2013

2014

hyperlink

 

Microfinanciering

13

2015

2015

 
 

Evaluatie Digitale agenda

13

2015

2016

 
 

Evaluatie regeldruk/ACTAL

13

2017

2017

 
 

Evaluatie Bewijs van Goede dienst

13

2013

2013

hyperlink

 

Bijdrage NBTC

13

2016

2016

 
 

Evaluatie EIM

13

2013

2014

 
 

Evaluatie ondernemingspleinen

13

2017

2017

 
 

Handelsregisterwet 2007

13

2013

2013

hyperlink

 

Zelfstandigenaftrek plus diverse overige maatregelen

13

   

Evaluatie zal worden bezien in relatie tot beleid rond winstbox.

2 Overig onderzoek

 

Kenniscentrum Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen

13

2014

2015

Evaluatie wordt medio 2014 opgestart

 

Onderwijs en ondernemerschap

13

2015

2015

 

Artikel 14 Een doelmatige en duurzame energievoorziening

1 Onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

1a Beleidsdoorlichtingen

 

Een doelmatige en duurzame energievoorziening

14

2012

2014

Verwachte opleverdatum na het zomerreces 2014

1b Ander onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

 

SDE+

14

2016

2016

 
 

Subsidieregeling zonnepanelen

14

2014

nvt

Op 29 augustus 2013 heeft de Minister de Kamer geïnformeerd dat aangezien het kabinet geen intenties heeft om een vervolg te geven aan deze regeling, hij geen meerwaarde ziet in een evaluatie.

 

Besluit Subsidies Investeringen Kennisinfrastructuur

14

2014

2012

De regeling is eerder geëvalueerd (TK, 32 637, nr. 31

hyperlink) en in de tussentijd geen verdere ontwikkelingen.

 

Elektrisch rijden

14

2015

2015

 
 

Green Deal

14

2015

2015

 
 

Bijdrage Energieonderzoek Centrum Nederland

14

2015

2015

 
 

Top sectoren energie

14

2015

2015

 
 

Joint Implementation

14

2014

2015

 
 

Wet voorraadvorming Aardolieproducten

14

2017

2017

 
 

Onderzoek en ontwikkeling bodembeheer

14

2013

2014

Verwachte opleverdatum zomer 2014

 

Meerjarenafspraak Energie-efficïentie ETSondernemingen(MEE)

14

2013

2013

Evaluatie Meerjaren afspraken energie efficiëntie MEE, (TK, 30 196 nr. 221). hyperlink

 

Energie Investeringsaftrek (EIA)

14

2012

2013

Evaluatie Energie Investerings-aftrek (TK, 33 752 nr. 5), hyperlink

2 Overig onderzoek

 

Evaluatie Derde Structuurschema Elektriciteitsvoorziening (SEV III)

14

2012

2013

TK, 31 410, nr. 19, hyperlink

Artikel 16 Concurrerende, duurzame en veilige agro-, visserij- en voedselketens

1 Onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

1a Beleidsdoorlichtingen

 

Concurrerende, duurzame en veilige agro, visserij en voedselketen

16

2013

2014

 

1b Ander onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

 

Integrale POP 2 evaluatie (waaronder Investeringsregeling Jonge Agrariërs, subsidieregeling kleine en grote netwerken, subsidieregeling beroepsopleiding en voorlichting, Demonstratieregeling, Stimuleringssubsidie biologische Productie, Samenwerking bij innovatie NU)

16

2016

2016

 
 

Brede weerverzekering

16

2015

2016

 
 

Garantieregeling Landbouw (GL) en Garantieregeling Marktintroductie Innovatie (GMI)

16

2018

2018

 
 

Demoregeling proefprojecten GLB

16

2015

2016

 
 

Fijnstofmaatregelen en luchtwassers

16

2014

2014

 
 

Meetprogramma duurzame stallen

16

2017

2017

 
 

Subsidie marktintroductie energie-innovaties (glastuinbouw) (MEI)

16

2017

2017

 
 

Set aside regeling

16

2014

2014

 
 

Functionele agrobiodiversiteit (POP-Nieuwe uitdagingen)

16

2014

2014

 
 

Investeringsregeling energiebesparing (IRE) en Nu duurzaamheidsinvesteringen

16

2013

2014

 
 

Eindevaluatie Europees Visserijfonds

16

2016

2017

 
 

Inbeslaggenomen goederen (IBG)

16

2014

2014

 
 

Ondersteuning biologische sector

16

2014

2014

 
 

Consumentenbond Voedselonderzoek

16

2014

2014

 
 

Landelijk Informatiecentrum Gezelschapsdieren (LICG)

16

2014

2014

 
 

Landelijke Inspectiedienst Dierenbescherming

16

2014

2014

 
 

Stichting Zeldzame Huisdierrassen (SZH)

16

2014

2014

 
 

GD basismonitoring en Diergezondheidsfonds (DGF)

16

2017

2017

 
 

Regeling stidug

16

2014

2015

 
 

Verlaagd tarief glastuinbouw

16

2013

2014

 
 

DLO subsidieregeling

16

2015

2015

 
 

Meststoffenwet

16

2016

2016

 
 

Programma Internationale Aangelegenheden (PIA)

16

2015

2015

 
 

Voedselzekerheid

16

2018

2018

 
 

Regeling praktijknetwerken veehouderijen

16

2012

2013

Hyperlink

 

Energie-efficiency voedings- en genotmiddelenindustrieindustrie

16

2012

2013

Hyperlink

 

Voedingscentrum Nederland

16

2012

2013

Hyperlink

 

Platform Verduurzaming voedsel

16

2013

2013

Hyperlink

 

Koopmansgelden

16

 

2014

De Koopmansgelden zijn ingezet voor verschillende doelen. Zie toelichting onder deze tabel.

           

2 Overig onderzoek

 

Evaluatie mosselconvenant

16

2014

2014

 
 

WOT Genetische bronnen

16

2014

2014

 
 

WOT Visserijonderzoek

16

2014

2015

 
 

WOT Economische informatievoorziening

16

2015

2015

 
 

WOT Voedselveiligheid

16

2014

2014

 
 

WOT Diergezondheid

16

2014

2014

 
 

WOT Natuur en milieu

16

2015

2016

 
 

Evaluatie binnenvisserij

16

2013

2013

Zie TK, 29 664, nr. 106 en TK 29 664 nr. 107 (Kabinetsreactie). hyperlink

 

Stichting Diergeneesmiddelen Autoriteit (SDa)

16

   

Een Commissie van Toezicht houdt toezicht op het functioneren van de SDa en hierover wordt aan VWS en EZ gerapporteerd. Deze rapportage mondt jaarlijks uit in brief aan de TK (bijvoorbeeld TK, 2012–2013, 29 683, nr. 156).

De Koopmansgelden waren bestemd voor structuurverbetering van de melkveehouderij en vermindering van de milieubelasting door de melkveehouderij. Daartoe zijn de Koopmansgelden besteed aan landinrichting, kavelruil, regionale projecten gericht op milieu- en structuurverbetering, kennisontwikkeling, kennisverspreiding en innovatie. Zie ook Tweede Kamerstukken 2005–2006, 30 468 en 29 939, nr. 3. Een aanzienlijk deel van deze middelen is daartoe aan het Investeringsbudget Landelijk Gebied (ILG) toegevoegd (evaluatie http://edepot.wur.nl/245891). Daarnaast zijn deze middelen ingezet ten behoeve van de Melkveeacademie (evaluatie: http://edepot.wur.nl/135116), pilotprojecten Koe&Wij (http://www.archief.verantwoordeveehouderij.nl/producten/Koeenwij/Algemeen/Weidegang_in_Nederland_anno_2008.pdf) en Jonge Landbouwers (http://edepot.wur.nl/247754). Onder de verzamelterm innovatieprojecten melkveehouderij zijn ook diverse activiteiten met Koopmansgelden gefinancierd (http://www.innovatieagendamelkveehouderij.nl, http://edepot.wur.nl/22975 en http://www.wageningenur.nl/nl/Publicatie-details.htm?publicationId=publication-way-343239333530

Artikel 17 Groen onderwijs van hoge kwaliteit

1 Onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

1a Beleidsdoorlichtingen

 

Groen onderwijs van hoge kwaliteit

17

2012

2014

Hyperlink

1b Ander onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

 

IBO bekostiging funderend onderwijs bij dalende leerlingaantallen

17

2012

2013

Hyperlink

 

Evaluatie NME

17

2013

2013

Hyperlink

2 Overig onderzoek

       
 

Regeling praktijkleren en groene plus

17

2013

2013

Meegenomen in beleidsdoorlichting

 

Regeling groene plus lectoraten

17

2012

2013

Meegenomen in beleidsdoorlichting

Artikel 18 Natuur en regio

1 Onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

1a Beleidsdoorlichtingen

 

Natuur en regio

18

2014

2015

 

1b Ander onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

 

Doorwerking ruimtelijk economisch beleid in de regio

18.1

2013

2014

 
 

Evaluatie EFRO (door Europese Commissie)

18.1

2015

2015

 
 

Regionale ontwikkelingsmaatschappijen

18.1

2015

2016

 
 

Balans van de leefomgeving

18.2/3

2013

2014

PBL Planbureau voor de Leefomgeving

 

Kroondomeinen

18.2

2016

2017

 
 

Natuurlijk ondernemen

18.2

2013

2014

TK 33 043, nr. 26

 

Beleids- en wetsevaluatie landinrichtingsinstrumentarium Wet inrichting landelijk gebied

18.3

2014

2014

(nieuw ten opzichte van begroting 2014)

 

Natuurschoonwet 1928

18.3

2014

2014

(nieuw ten opzichte van begroting 2014)

 

Programmatische Aanpak Stikstof

18.2

2015

2015

 
 

SBB

18.3

2014

2014

 
 

Programma naar een rijke Waddenzee

18.2

2014

2014

Afgerond, nog niet gepubliceerd.

 

Evaluatie Natuurbeleidsplan Caribisch Nederland

18.3

2017

2017

 
 

Actualisatie initiële beoordeling KRM: beoordeling het bereiken van de goede milieutoestand en daarbij behorende doelen in 2020 n.a.v. het treffen van maatregelen in het kader van bestaand en voorgenomen beleid1

18.3

2017

2017

 
 

Programma natuurlijk ondernemen (waaronder Subsidieregeling innovatieve projecten biodiversiteit)

18.2

2018

2018

 
 

Evaluatie Natuurpact

18.3

2016

2016

 
 

Evaluatie Natuurpact

18.3

2019

2019

 

2 Overig onderzoek

 

EHS Groot project 2012

18.3

2012

2013

TK 30 825, nr. 206

 

EHS Groot project 2013

18.3

2013

2014

 
 

EHS Groot project 20142

18.3

2014

2015

 
 

Voortgangsrapportage Natuurpact

18.3

Jaarlijks vanaf 2015

Jaarlijks vanaf 2015

 
X Noot
1

Deze evaluatie wordt uitgevoerd door het Ministerie van Infrastructuur en Milieu.

X Noot
2

Met de decentralisatie van de uitvoering van het natuurbeleid zal in overleg met de Tweede Kamer bepaald worden of de groot project status EHS en de rapportage Groot Project (in de huidige opzet) gehandhaafd blijft.

5.8 Lijst van afkortingen

ACM

Autoriteit Consument en Markt

AT

Agentschap Telecom

AMvB

Algemene maatregel van bestuur

ANVS

Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming

BBL

Beroeps Begeleidende Leerweg

BBP

Bruto Binnenlands Product

BEE

Biodiverstiteit, Ecosystemen en Economie

BES

Bonaire, Sint Eustatius, Saba

BIPM

Bureau International des Poids et Mesures

BMKB

Borgstellingsregeling Midden- en Kleinbedrijf

BTR

Bedrijfstoeslagregeling

BET

Bedrijfseffectentoets

BOL

Beroeps Opleidende leerweg

BNI

Bruto Nationaal Inkomen

BSIK

Besluit subsidies investeringen kennisinfrastructuur

CBD

Convention on Biological Diversity

CBS

Centraal Bureau voor de Statistiek

CCS

Carbon Capture Storage

CEPT

Europese Commissie en de Europese Conferentie van administraties voor Post en Telecommunicatie

CIP

Concurrentiekracht en Innovatieprogramma

CITES

Convention on International Trade in Endangered Species

of Wild Flora and Fauna

CITO

Centraal Instituut voor Toetsontwikkeling

CMS

Convention on the Conservation of Migratory Species of Wild Animals

COVA

Centraal Orgaan Voorraadvorming Aardolieproducten

CPB

Centraal Plan Bureau

CIEP

Clingendael International Energy Programme

Ctgb

College Toelating Gewasbeschermingsmiddelen en Biociden

CoE

Centers of Expertise

CIV

Centra voor Innovatief Vakmanschap

CPVO

Community Plant Variety Office

DGF

Diergezondheidsfonds

DICTU

Dienst ICT Uitvoering

DIS

Defensie Industrie Strategie

DLG

Dienst Landelijk Gebied

DLO

Dienst Landbouwkundig Onderzoek

ECN

Energieonderzoek Centrum Nederland

ECT

Energy Charter Treaty

EFMZV

Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij

EFRO

Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling

ELFPO

Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling

ELGF

Europees Landbouwgarantiefonds

EFSA

European Food Safety Authority

EHS

Ecologische Hoofdstructuur

EIA

Energie- Investeringsaftrek

EIF

Europees Investeringsfonds

EIT

Europees Instituut voor Innovatie en Technologie

ESA

European Space Agency

ESI

Europese Structuur en Investeringsfondsen

ESTEC

European Space Research and Technology Centre

ETS

Emision Trading Scheme

EU

Europese Unie

EC

Europese Commissie

EVF

Europees Visserijfonds

EZ

Ministerie van Economische Zaken

FES

Fonds Economische Structuurversterking

GD

Gezondheidsdienst voor Dieren

GKC

Groene Kennis Coöperatie

GLB

Gemeenschappelijk Landbouw Beleid

GO

Garantie Ondernemingsfinanciering

GTI

Grote Technologishe Instituten

GSF

Garantieregeling Scheepsnieuwbouw financiering

GVB

Gemeenschappelijk Visserijbeleid

GwwD

Gezondheids- en welzijnswet voor dieren

HACCP

Hazard Analysis and Critical Control Points

HBO

Hoger Beroeps Onderwijs

HFR

Hedge Fund Research

HHI

Herfindahl Hirschman Index

I&M

Ministerie van Infrastructuur en Milieu

IAC

Internationale Arbeidsconferentie

IAK

Integraal Afwegingskader

ICANN/GAC

The Internet Corporation for Assigned Names and Numbers/Governmental Advisory Committee

ICT

Informatie Communicatie Technologie

IGF

Internet Governance Forum

ILG

Investeringsbudget Landelijk Gebied

iGMO

Integrale Gemeenschappelijke Marktordening

IMM

Investeringsregeling Milieuvriendelijke Maatregelen

IPBBE

Interdepartementaal Programma Biobased Economy

IPC

Innovatieprestatiecontract

UPU

Universal Postal Union

IRRS

Integrated Regulatory Review Service

IRE

Investeringsregeling energiebesparing

ITKB

Indicator Toekomstige Knelpunten in de Personeelsvoorziening naar Beroep

IBG

In beslag genomen goederen

ITU

International Telecommunications Union

IVN

Vereniging voor natuur- en milieueducatie

JI

Joint Implementation

JPI-FACCE

Joint Programming Food Security, Agriculture and Climate Change

KBB

Kenniscentrum Beroepsonderwijs Bedrijfsleven

KP7

Zevende kaderprogramma voor onderzoek en technologische ontwikkeling

KRM

Kaderrichtlijn Mariene Strategie

LICG

Landelijke Informatie Centrum Gezelschapsdieren

LWOO

Leerweg Ondersteunend Onderwijs

MARIN

Maritime Research Institute Netherlands

MBO

Middelbaar beroepsonderwijs

MEI

Marktintroductie en innovatie

MEP

Milieukwaliteit Elektriciteitsproductie

MDV

Maatlat Duurzame Veehouderij

MER

Milieueffectrapportage

MEV

Macro-Economische Verkenning

MIP

Meerjaren Investerings Programma

MIT

MKB innovatiestimulering Topsectoren

MKB

Midden- en Kleinbedrijf

MFK

Meerjarig Financieel Kader

MLD

Miljard

MLN

Miljoen

N(A)BSO’s

Netherlands (Agricultural) Business Support Offices

NBTC

Nederlands Bureau voor Toerisme en Congressen

NEN

Nederlands Normalisatieinstituut

NFIA

Netherlands Foreign Investment Agency

NIPO

Nederlands Instituut voor Publieke Opinie

NLR

Nationaal Lucht- en Ruimtevaartlaboratoruim

NME

Natuur- en Milieueducatie

NRG

Nuclear Research Group

NSO

Netherlands Space Office

NURG

Nadere Uitwerking Rivierengebied

NVWA

Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit

NPW

Natuurherstel Programma Westerschelde

OBN

Kennisnetwerk Ontwikkeling en Beheer van Natuurkwaliteit

OCW

Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

OvV

Onderzoeksraad voor de Veiligheid

OHIM

Office for Harmonisation in the Internal Market

OIE

Office Internationale des Epizoöties

OIML

Organisation Internationale de Métrologie Légale

OP

Operationeel Programma

OTO

Opleiden, Trainen en Oefenen

PAS

Programmatische Aanpak Stikstof

PBO

Publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie

PEP

Prekwalificatie ESA-programma’s

PCT

Patent Cooperation Treaty

PIANOo

Professioneel en Innovatief Aanbesteden Netwerk voor Overheidsopdrachtgevers

PJ

Petajoule

PMR

Project Mainportontwikkeling Rotterdam

PNB

Particulier Natuurbeheer

POP

Plattelandsontwikkelingsprogramma

PRW

Programma naar een Rijke Waddenzee

R&D

Research and Development

RDA

Research & Development Aftrek

RDN

Regeling Draagvlag Natuur

RGD

Rijksgebouwendienst

ROC

Regionaal Opleidingscentrum

ROM

Regionale Ontwikkelingsmaatschappijen

RvA

Raad voor Accreditatie

RVO

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland

RWT

Rechtspersonen met een Wettelijke taak

SBB

Staatsbosbeheer

SBL

Stimulering bosuitbreiding op landbouwgronden

SBR

Standard Business Reporting

SDa

Stichting Diergeneesmiddelen autoriteit

SDE

Stimulering Duurzame Energieproductie

SKE

Subsidieprogramma Kennis Exploitatie

SodM

Staatstoezicht op de Mijnen

SSO

Shared Service Organisatie

STW

Stichting voor de Technische Wetenschappen

Tcbb

Technische Commissie Bodembeweging

TEEB

The Economics of Ecosystems and Biodiversity

TK

Tweede Kamer

TKI

Topconsortia voor Kennis en Innovatie

TNO

Nederlandse Organisatie voor toegepast-natuurwetenschappelijk onderzoek

TNS

Taylor Nelson Sofres

TOP

Technische Ontwikkelprojecten

TTF

Title Transfer Facility

TRPN

Tijdelijke regeling Particulier Natuurbeheer

UDV

Uitvoeringsagenda Duurzame Veehouderij

UMTS

Universal Mobile Telecommunications System

UNWTO

United Nations World Tourism Organization

UPD

Universele Postdienst

UVD

Uitvoeringsagenda Duurzame Veehouderij

VAMIL

Regeling Vervroegde Afschrijving Milieu-investeringen

VBNE

Vereniging van bos en natuurterreineigenaren

VGI

Voedings- en genotmiddelenindustrie

VMBO

Voortgezet Middelbaar Beroepsonderwijs

VWNW

Van Werk Naar Werk

VO

Voortgezet Onderwijs

VOA

Voorbereidende en Ondersteunende Activiteiten

VSL

Van Swinden Laboratorium

VWS

Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

WABO

Wet Algemene Bepalingen Omgeveingsrecht

WBSO

Wet Bevordering Speur- en Ontwikkelingswerk

WEF

World Economic Forum

WIPO

World Intellectual Property Organization

WU

Wageningen Universiteit

Wva

Wet voorraadvorming aardolieproducten

ZBO

Zelfstandig Bestuursorgaan

ZZP

Zelfstandige Zonder personeel

   

Diergezondheidsfonds

AI

Aviaire Influenza

BSE

Bovine Spongiforme Encephalopathy

BT

Blauwtong

CVI

Centraal Veterinair Instituut

DGF

Diergezondheidsfonds

EU

Europese Unie

GD

Gezondheidsdienst voor Dieren

GWWD

Gezondheids- en welzijnswet voor dieren

KVP

Klassieke Varkenspest

MKZ

Mond- en Klauwzeer

NVWA

Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit

OIE

Wereldorganisatie voor diergezondheid

PPE

Productschap voor Pluimvee en Eieren

PVV

Productschap voor Vee en Vlees

PZ

Productschap Zuivel

SVD

Swine Vesicular Disease (Blaasjesziekte)

TSE

Transmissible Spongiforme Encephalopathies


X Noot
1

World Economic Forum.

X Noot
2

Tenzij anders vermeld zijn de economische data afkomstig uit CBS Statline en de augustusraming 2014 van het CPB.

X Noot
3

In de publicatie «Roads to Recovery» stelt het CPB dat de structurele groeivoet de komende jaren tussen de 1 en 2 procent ligt.

X Noot
4

Brazilië, Rusland, India en China.

X Noot
5

DHL (2012), DHL Global Connectedness Index 2012.

X Noot
6

Bijlage bij Kamerstukken II, 2013/14, 33 625, 105.

X Noot
7

Baldwin, Richard (2012), «Global supply chains: why they emerged, why they matter and where they are going», CEPR Discussion Paper, No. 9103.

X Noot
8

Zie bijvoorbeeld OESO (2013), «Interconnected Economies: Benefiting from Global Value Chains», OECD Publishing.

X Noot
9

CBS (6 februari 2012), Export draagt 29 procent bij aan Nederlandse economie.

X Noot
10

CBS Statline (17 juni 2014).

X Noot
11

LEI (2014), Landbouw-Economisch Bericht 2014.

X Noot
12

CPB (2014), «Roads to Recovery».

X Noot
13

De WBSO is de verzamelnaam voor de faciliteit S&O-afdrachtvermindering (speur- en ontwikkelingswerk) in de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen en de aftrek speur- en ontwikkelingswerk in de Wet inkomstenbelasting.

X Noot
14

Kamerstukken II, 2013/14, 32 637, 147.

X Noot
15

Bijlage bij Kamerstukken II, 2013/14, 32 637, 57.

X Noot
16

Kamerstukken II, 2013/14, 33 576, 14.

X Noot
17

The Economics of Ecosystems and Biodiversity (TEEB).

X Noot
18

PBL (2013), «Verduurzaming van internationale handelsketens».

X Noot
19

Kamerstukken II, 2013/14, 26 407, 85.

X Noot
20

Kamerstukken II, 2013/14, 26 991, 18.

X Noot
21

Bijlage bij Kamerstukken II, 2013/14, 30 196, 202.

X Noot
22

Bijlage bij Kamerstukken II 2013/14, 26 643, 300.

X Noot
20

TK II, 24 095, nr. 261

X Noot
21

In figuur 1 zijn de instrumenten in dit begrotingsartikel (kasbedragen 2015) opgenomen die gericht zijn op het stimuleren van innovatie bij bedrijven, hetzij in de vorm van eigen onderzoek, ontwikkeling en innovatie, dan wel innovatie in een publiek-privaat samenwerkingsverband: WBSO, RDA, Innovatiefonds MKB+, Eurostars, TKI-toeslag, MIT-regeling, JTI’s en Eurekaclusters. De indeling generiek/specifiek sluit aan bij de overzichtstabel bedrijfslevenbeleid en topsectoren in hoofdstuk 1.

X Noot
22

Voor figuur 2a zijn de instrumenten meegenomen in dit begrotingsartikel (kasbedragen 2015) die direct ten gunste komen van bedrijven: WBSO, RDA, Innovatiefonds MKB+, MIT-regeling (inclusief IPC), Eurostars en JTI’s/Eurekaclusters. Gebruikersaantallen over 2013 (bron: RVO) geven inzicht in de verdeling tussen gebruikers behorend tot het MKB en grootbedrijf. Het aandeel MKB is een gemiddelde van de gebruikersaandelen van het MKB per instrument, gewogen naar de budgetomvang van het instrument in 2015.

X Noot
23

TROPOMI is een Nederlands satelliet instrument dat zeer nauwkeurig gegevens gaat leveren van onze atmosfeer.

X Noot
24

TK, 32 637, nr. 146.

X Noot
25

Compensatie van ondernemers die in 2007 of 2008 hebben geïnvesteerd in een stal of een kas en voor die jaren niet in aanmerking kwamen voor de VAMIL-regeling.

X Noot
26

Gezamenlijke afspraak tussen het Ministerie van Economische Zaken, onderwijsinstellingen en het bedrijfsleven.

X Noot
27

Indicatordoelen conform Bern-verdrag, Biodiversiteitsverdrag en de EU-biodiversiteitsdoelstelling (het biodiversiteitsverlies in de EU uiterlijk in 2020 tot staan brengen en, voor zover het haalbaar is, ongedaan maken))

X Noot
28

De leden van de Raad van Bestuur ACM vormen een ZBO. De uitgaven voor dit ZBO zijn geraamd op artikel 11.

Naar boven