Regeling van de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie van 31 augustus 2012, nr. WJZ/12045145, tot wijziging van de Subsidieregeling sterktes in innovatie voor de invoering van de TKI-toeslag

De Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

Gelet op de artikelen 4, 5, eerste lid, 15, 19, 23, aanhef en onderdeel c, 25, 43, 44, 46, negende lid, en 50, tweede lid, van het Kaderbesluit EZ-subsidies;

Besluit:

ARTIKEL I

De Subsidieregeling sterktes in innovatie wordt gewijzigd als volgt:

Na Hoofdstuk 1 wordt een nieuw hoofdstuk ingevoegd, luidende:

HOOFDSTUK 1A. TOESLAG VOOR TOPCONSORTIA VOOR KENNIS EN INNOVATIE (TKI-TOESLAG)

Artikel 1a.1 (definities)

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

TKI:

Topconsortium voor Kennis en Innovatie, zijnde een rechtspersoon die als zodanig is genoemd in de begrotingswet van het jaar waarop de aanvraag, bedoeld in artikel 1a.2, betrekking heeft;

TKI-programma:

op onderzoek en innovatie gericht meerjarig programma, houdende de samenwerkingsprojecten en de innovatie-activiteiten van het TKI;

Samenwerkingsproject:

project dat:

  • a. door minimaal twee deelnemers waaronder een onderzoeksorganisatie en een ondernemer wordt uitgevoerd voor gezamenlijke rekening en risico, en

  • b. bestaat uit fundamenteel onderzoek, industrieel onderzoek, experimentele ontwikkeling of een combinatie daarvan.

Innovatie-activiteiten:

ondersteunende activiteiten, gericht op het betrekken van MKB-ondernemers bij een samenwerkingsproject of het stimuleren van de valorisatie van de kennis op het terrein van het TKI-programma, bestaande uit:

  • a. technische haalbaarheidsstudies door kleine en middelgrote ondernemingen als bedoeld in artikel 5.2 van de O&O&I-kaderregeling;

  • b. innovatiediensten en diensten inzake innovatieondersteuning voor MKB-ondernemers als bedoeld in artikel 5.6 van de O&O&I-kaderregeling;

  • c. ondersteuning voor het uitlenen van hooggekwalificeerd personeel aan MKB-ondernemers als bedoeld in artikel 5.7 van de O&O&I-kaderregeling; of

  • d. het exploiteren van innovatieclusters als bedoeld in artikel 5.8 van de O&O&I-kaderregeling;

O&O&I-kaderregeling:

de Communautaire kaderregeling inzake staatssteun voor onderzoek, ontwikkeling en innovatie nr. 2006/ C 323/01 (PbEU C 323);

private bijdrage:

geldmiddelen die niet direct of indirect afkomstig zijn van:

  • a. een onderzoeksorganisatie met inbegrip van de Nederlandse organisatie voor wetenschappelijk onderzoek en de Koninklijke Nederlandse  Akademie van Wetenschappen,

  • b. een openbaar lichaam, anders dan een productschap als bedoeld in artikel 66, eerste lid, van de Wet op de bedrijfsorganisatie,

  • c. een instelling die is aangemerkt als instelling in de zin van artikel 6.33, eerste lid, onderdeel b, van de Wet inkomstenbelasting 2001;

geldmiddelen:

chartaal geld, giraal geld of elektronisch geld.

Artikel 1a.2 (TKI-toeslag)

De minister verstrekt jaarlijks op aanvraag TKI-toeslag aan een TKI voor uitvoering van het TKI-programma.

Artikel 1a.3 (grondslag TKI-toeslag)
  • 1. De hoogte van de toeslag bedraagt 25% procent van de som van alle private bijdragen die voor de samenwerkingsprojecten van het TKI-programma in dat jaar blijkens onderbouwing in de aanvraag aan onderzoeksorganisaties verschuldigd zullen worden.

  • 2. Over de eerste € 20.000 van de som van de private bijdragen van een bepaalde deelnemer aan samenwerkingsprojecten van het TKI-programma in dat jaar bedraagt de hoogte van de toeslag, in afwijking van het eerste lid, 40%.

  • 3. Voor de toepassing van dit artikel worden private bijdragen aan een onderzoeks- of experimenteel ontwikkelingsproject dat op het moment van aanvraag al anders dan als samenwerkingsproject van een TKI-programma wordt uitgevoerd slechts in aanmerking genomen indien bestaande publieke of private bijdragen aan dat project niet bij gelegenheid van opneming in het TKI-programma worden verlaagd.

Artikel 1a.4 (opgave gerealiseerde private bijdragen)
  • 1. De ontvanger van TKI-toeslag doet binnen twee kalendermaanden na afloop van het jaar waarvoor de toeslag is verstrekt opgave van de private bijdragen, bedoeld in artikel 1a.3, eerste lid, die in het voorafgaande jaar daadwerkelijk verschuldigd zijn geworden.

  • 2. De toeslag wordt met inachtneming van artikel 4:48 van de Algemene wet bestuursrecht ten nadele van de ontvanger van TKI-toeslag gewijzigd indien de opgave daartoe aanleiding geeft.

Artikel 1a.5 (toewijzingsgronden TKI-toeslag)
  • 1. De minister verstrekt uitsluitend TKI-toeslag indien ten aanzien van de inzet van TKI-toeslag voor een samenwerkingsproject overeenkomstig artikel 3.2.2 van de O&O&I-kaderregeling wordt verzekerd dat:

    • 1°. de resultaten van een samenwerkingsproject waaraan geen intellectuele-eigendomsrechten kunnen worden ontleend, ruim mogen worden verspreid en eventuele intellectuele eigendomsrechten die uit de activiteiten van de onderzoeksorganisatie voortvloeien, volledig aan de onderzoeksorganisatie worden toegekend; of

    • 2°. de onderzoeksorganisatie van de deelnemende ondernemers een vergoeding ontvangt die overeenstemt met de marktprijs voor de intellectuele eigendomsrechten die voortvloeien uit het samenwerkingsproject en die worden overgedragen aan de deelnemende ondernemingen. Eventuele bijdragen van de deelnemende ondernemingen in de kosten van de onderzoeksorganisatie worden in mindering op de compensatie gebracht.

  • 2. De minister verstrekt voorts uitsluitend TKI-toeslag voor zover:

    • a. verzekerd is dat op het terrein van het programma werkzame ondernemers en onderzoeksorganisaties onder transparante en redelijke voorwaarden in aanmerking komen voor deelname aan samenwerkingsprojecten die passen in het programma;

    • b. het bestaan van samenwerkingsprojecten en de verschuldigdheid van private bijdragen daaraan kan worden aangetoond aan de hand van schriftelijke samenwerkingsovereenkomsten;

    • c. de aanwending van de TKI-toeslag meerwaarde levert voor het TKI-programma;

    • d. het samenwerkingsproject waarvoor de TKI-toeslag wordt aangewend bijdraagt aan de Nederlandse kennisinfrastructuur;

    • e. een bepaald samenwerkingsproject of een bepaalde innovatie-activiteit niet is gestart voorafgaand aan de eerste aanvraag waarbij aanwending van TKI toeslag voor dat project of die activiteit werd aangevraagd.

Artikel 1a.6 (staatssteunkader)
  • 1. De ontvanger van TKI-toeslag wendt de TKI-toeslag zodanig aan dat het totale bedrag aan steun dat voor een samenwerkingsproject beschikbaar is niet meer bedraagt dan:

    • a. 85 procent van de subsidiabele kosten voor zover deze betrekking hebben op fundamenteel onderzoek,

    • b. 50 procent van de subsidiabele kosten voor zover deze betrekking hebben op industrieel onderzoek, en

    • c. 25 procent van de subsidiabele kosten voor zover deze betrekking hebben op experimentele ontwikkeling.

  • 2. De ontvanger van TKI-toeslag wendt de TKI-toeslag zodanig aan dat het totale bedrag aan subsidie dat voor de innovatie activiteiten beschikbaar is niet meer bedraagt dan:

    • a. 50 procent van de kosten van MKB-ondernemers voor technische haalbaarheidstudies zoals bedoeld in artikel 5.2 van de O&O&I-kaderregeling,

    • b. 75 procent van de kosten met een maximum van € 10.000 over een periode van drie jaar ten behoeve van innovatieadviesdiensten en diensten inzake innovatieondersteuning voor MKB-ondernemers als bedoeld in artikel 5.6 van de O&O&I-kaderregeling,

    • c. 50 procent gedurende maximaal drie jaar ter ondersteuning voor het uitlenen van hooggekwalificeerd personeel aan MKB-ondernemers als bedoeld in artikel 5.7 van de O&O&I-kaderregeling,

    • d. 50 procent gedurende maximaal vijf jaar ter ondersteuning van de exploitatie van innovatieclusters als bedoeld in artikel 5.8 van de O&O&I-kaderregeling.

  • 3. De ontvanger van TKI-toeslag neemt bij de aanwending van de TKI-toeslag, indien van toepassing, de gemeenschappelijke ordening van de landbouwproducten in acht, bedoeld in artikel 40, eerste lid, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

Artikel 1a.7 (financieringsverhouding)

De ontvanger van TKI-toeslag wendt de TKI-toeslag zodanig aan voor samenwerkingsprojecten dat voor fundamenteel onderzoek, industrieel onderzoek en experimentele ontwikkeling in totaal een private bijdrage van respectievelijk minimaal 15%, 50% en 75% van de financiering van het desbetreffende onderzoek gerealiseerd wordt.

Artikel 1a.8 (duur aanwending TKI-toeslag)

De TKI-toeslag wordt aangewend binnen vijf jaar na verlening.

Artikel 1a.9 (administratie)
  • 1. De ontvanger van TKI-toeslag draagt zorg voor een administratie:

    • a. waaruit op eenvoudige en duidelijke wijze kan worden afgeleid hoe de TKI-toeslag wordt aangewend voor het uitvoeren van de in het TKI-programma opgenomen samenwerkingsprojecten en innovatie activiteiten;

    • b. waarin de wijze wordt vastgelegd waarop participanten van samenwerkingsprojecten omgaan met intellectueel eigendom dat voorkomt uit deze projecten;

    • c. waaruit op eenvoudige wijze kennis genomen kan worden van de samenwerkingsovereenkomsten voor de projecten waarvoor een private bijdrage als bedoeld in artikel 1a.4 is opgegeven.

  • 2. De TKI-toeslag kan op nihil worden vastgesteld indien de administratie, bedoeld in het eerste lid, geheel of gedeeltelijk ontbreekt.

Artikel 1a.10 (rapportage en transparantie)
  • 1. De rapportage, genoemd in artikel 39, eerste lid, van het Kaderbesluit EZ-subsidies, bevat in ieder geval:

    • a. een overzicht van de mate waarin de samenwerkingsprojecten en de private bijdragen aan deze projecten van het lopende jaar zijn gerealiseerd;

    • b. een opgave van de afwijkingen van het TKI-programma;

    • c. een overzicht van de activiteiten en doelen voor het eerstvolgende jaar.

  • 2. De ontvanger van TKI-toeslag zorgt dat actuele informatie over de samenwerkingsprojecten waarvoor de toeslag wordt aangewend op eenvoudige wijze voor het algemene publiek kenbaar is. De informatie omvat tenminste een beschrijving van het onderzoek, de deelnemende ondernemers en onderzoeksorganisaties en de planning en voortgang.

  • 3. Het tweede lid, eerste volzin, is van overeenkomstige toepassing op informatie over de voorwaarden waaronder deelname door op het terrein van het programma werkzame ondernemers en onderzoeksorganisaties aan samenwerkingsprojecten van het TKI-programma openstaat.

Artikel 1a.11 (formulieren)

Het formulier voor:

  • a. het aanvragen van TKI-toeslag is opgenomen in bijlage 1a.1;

  • b. het opgeven van private bijdragen als bedoeld in artikel 1a.4, eerste lid, is opgenomen in bijlage 1a.2;

  • c. het aanvragen van de vaststelling van TKI-toeslag is opgenomen in bijlage 1a.3.

Artikel 1a.12 (vervaltermijn)

Hoofdstuk 1a vervalt op 1 oktober 2017.

ARTIKEL II

Na bijlage 1.1, behorende bij artikel 1.2, eerste lid, van de Subsidieregeling sterktes in innovatie worden drie bijlagen toegevoegd, overeenkomstig de bij deze regeling behorende bijlagen A, B en C.

ARTIKEL III

In de tabel van artikel 1 van de Regeling openstelling en subsidieplafonds EZ 2012 wordt voor nummer 3.1 een regel ingevoegd, luidende:

3.01

Subsidieregeling sterktes in innovatie (TKI-toeslag)

1a.2

 

01-10 t/m 30/11

ARTIKEL IV

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 oktober 2012.

Deze regeling zal met de toelichting en de bijlagen in de Staatscourant worden geplaatst.

's-Gravenhage, 31 augustus 2012

De Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, M.J.M. Verhagen.

BIJLAGE A

Bijlage 1a.1, behorende bij artikel 1a.11, aanhef en onderdeel a

BIJLAGE B

Bijlage 1a.2, behorende bij artikel 1a.11, aanhef en onderdeel b

BIJLAGE C

Bijlage 1a.3, behorende bij artikel 1a.11, aanhef en onderdeel c

TOELICHTING

I. Algemeen

1. Inleiding

Zoals aangegeven in de brief aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 2 april 2012 ‘Bedrijfslevenbeleid in uitvoering’1 is het van groot belang om te werken aan het verdienvermogen van onze economie. Dit is de kern van het bedrijvenbeleid, waarbij ondernemers, onderzoekers en de overheid gezamenlijk aan het stuur zitten en privaatpublieke samenwerking centraal staat. Fundamenteel en toegepast onderzoek en valorisatie zijn geen aparte werelden, maar versterken elkaar via gezamenlijke programmering via samenwerking in consortia. Door bestaande publieke middelen voor kennis en innovatie via Innovatiecontracten beter in te zetten op de economische en maatschappelijke uitdagingen zijn ook bedrijven meer bereid om substantieel te investeren in de kenniseconomie.

Onder leiding van de topteams2 hebben alle topsectoren: Agri&Food, Tuinbouw en uitgangsmaterialen, High Tech Systems en Materialen, Energie, Logistiek, Creatieve industrie, Life Sciences, Chemie en Water een innovatiecontract gesloten. Ook voor ICT en Biobased is dit onder regie van respectievelijk High Tech Systems en Materialen en Chemie gebeurd.

Via de innovatiecontracten geven bedrijfsleven, kennisinstellingen en overheid samen vorm aan hun activiteiten op de keten van fundamenteel onderzoek, toegepast onderzoek en valorisatie. Een deel van de programmering van de Nederlandse Organisatie van Wetenschappelijk Onderzoek (NWO), de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW), TNO, DLO en de Grote Technologische Instituten (GTI’s), universiteiten en hogescholen is via de innovatiecontracten vormgegeven. Sleutelwoorden zijn gezamenlijke programmering, betrokkenheid van het midden- en kleinbedrijf, aansluiting bij Europese en internationale netwerken, wetenschappelijke excellentie en impact. Hiermee brengt het kabinet privaatpublieke samenwerking waar die hoort: in het hart van het kennissysteem.

Het kabinet heeft aan de topteams gevraagd met voorstellen te komen voor Topconsortia voor Kennis en Innovatie (TKI’s) waarin, voortbouwend op succesvolle initiatieven, meerdere partijen vraaggestuurd en structureel samenwerken aan onderzoek en valorisatie op innovatiethema’s over de gehele keten. Met de TKI’s krijgt de meerjarig programmatische privaatpublieke samenwerking in de topsectoren structureel vorm.

De TKI-toeslag die met deze regeling wordt geïntroduceerd, stimuleert de privaatpublieke samenwerking binnen de programma’s van de TKI’s door een impuls te geven aan de private bijdragen aan de TKI-programma’s.

2. Topconsortia voor Kennis en Innovatie

2.1. Doel van TKI’s

Het doel van de TKI’s is om excellente privaatpublieke samenwerking in topsectoren op het gebied van onderzoek en innovatie te bundelen. Hiermee wordt synergie en samenhang gestimuleerd van onderzoeks- en innovatieactiviteiten op economische en maatschappelijke speerpunten. Tevens dragen TKI’s bij aan het vergroten van de efficiëntie en effectiviteit van onderzoek en ontwikkeling door meer (strategische) samenwerking tussen bedrijven, kennisinstellingen en de overheid. De verwachting is dat TKI’s leiden tot meer excellent onderzoek (fundamenteel en toegepast) en belangwekkende innovatieve producten en processen en tevens zorg dragen voor een versnelde verspreiding van kennis naar het bedrijfsleven door een meer vraaggestuurde inzet van het onderzoek. TKI’s zijn ten slotte ook van belang voor internationaal toonaangevend onderzoek en actieve verbinding met internationale thema’s en middelen (bijvoorbeeld Horizon 2020).

2.2. Wat is een TKI

In de begrotingswet voor 2013 worden negentien TKI’s opgenomen die elk betrekking hebben op één van de innovatiecontracten van de topsectoren. De opname van de TKI’s in de begroting van 2013 is gebaseerd op de voorstellen van de topteams en is het resultaat van een intensieve consultatie en sterke betrokkenheid van het veld.

Zoals ook in de memorie van toelichting op de Begroting 2013 is aangegeven dient een TKI om in de begroting te worden opgenomen aan de volgende criteria te voldoen:

  • Het TKI is een rechtspersoon zonder winstoogmerk dat bestemd is voor het tot stand brengen en doen uitvoeren van een meerjarig TKI-programma, waarin ondernemers, publiekrechtelijke rechtspersonen en publiek gefinancierde onderzoeksorganisaties participeren.

  • Het TKI-programma vindt voor gezamenlijke rekening en risico van bedrijven en onderzoeksinstellingen plaats.

  • De minimale omvang van het jaarlijkse TKI-programma bedraagt € 5 miljoen (cash en in kind).

  • Het TKI-programma dat het TKI voorstaat voorziet in een behoefte en is nog niet afgedekt door andere TKI’s.

  • Bij een TKI zijn minimaal drie ondernemingen en drie publiek gefinancierde onderzoeksorganisaties betrokken.

  • Het is onder transparante en redelijke voorwaarden mogelijk voor bedrijven en onderzoeksorganisatie om aansluiting te krijgen bij een TKI.

  • Binnen een TKI is er een goede vertegenwoordiging van het midden- en kleinbedrijf (MKB). Een TKI zal dan ook betrokkenheid van het MKB actief bevorderen.

  • De kwantitatieve inzet van private partijen binnen de TKI’s (cash en in kind) bedraagt in 2015 en verder 40%. De TKI’s geven in hun meerjarenprogramma aan hoe dit gerealiseerd gaat worden, rekening houdend met de structuur en specifieke kenmerken van de topsectoren.

2.3 TKI’s in de praktijk

Het bestuur van het TKI zorgt voor de totstandkoming van een privaatpubliek gefinancierd meerjarig TKI-programma. Dit programma beslaat de samenwerkingsprojecten van fundamenteel onderzoek tot en met experimentele ontwikkeling, steeds in pre-competitieve samenwerking tussen private en publieke partijen en de innovatie activiteiten, waarbij MKB-ondernemers meer worden betrokken bij de samenwerkingsprojecten en waarbij gestimuleerd wordt om de resultaten van de samenwerkingsprojecten en overige inzichten op het terrein van het programma ook daadwerkelijk te leiden naar innovatieve producten.

Een TKI zorgt voor regie, netwerkvorming en kennis(ver)deling op het terrein van de onderzoeks- en innovatieactiviteiten. Een TKI werkt met een zo licht mogelijk ingerichte organisatie.

Het uitgangspunt is dat het onderzoek wordt uitgevoerd door en/of uitgezet via universiteiten, TNO, DLO, GTI’s, NWO, KNAW en hogescholen.

3. TKI-toeslag

De TKI-toeslag wordt jaarlijks aangevraagd door een TKI en wordt eveneens jaarlijks aan het TKI toegekend voor het uitvoeren van een meerjarig TKI-programma. De toeslag is generiek vorm gegeven. Uitsluitend de omvang van de private bijdragen in een jaar aan de samenwerkingsprojecten die onderdeel uitmaken van het TKI-programma van een TKI bepaalt wat de hoogte van de toeslag is. Om TKI’s te stimuleren kleinere bedrijven te betrekken wordt het jaarlijkse percentage van de toeslag verhoogd met 15%-punt over de eerste € 20.000 van de private bijdrage. De percentages zijn opgenomen in de regeling maar worden in beginsel jaarlijks opnieuw vastgesteld. Op basis van een raming in de voorgenomen TKI-programma’s in het najaar van het jaar t-1 wordt bepaald wat het percentage in het jaar t zal bedragen. Op deze wijze wordt invulling gegeven aan een verantwoord begrotingsbeheer. Gestreefd wordt, binnen de budgettaire kaders, naar een zo stabiel mogelijk percentage.

3.1 Grondslag (private bijdrage)

De grondslag voor de TKI-toeslag wordt gevormd door de jaarlijkse private bijdragen aan de onderzoeksorganisaties in het kader van de samenwerkingsprojecten van een TKI. Centraal staat daarbij dat de TKI-toeslag vanuit de gezamenlijke programmering wordt ingezet. De definitie van private bijdragen is vormgegeven door aan te geven dat middelen van bepaalde organisaties niet in aanmerking komen voor TKI-toeslag. Deze organisaties wenden de middelen die ze ter beschikking stellen primair aan vanuit het algemeen belang. Private bijdragen van buitenlandse bedrijven aan TKI-samenwerkingsprojecten zijn daarbij niet uitgezonderd zodat deze ook kunnen meetellen voor de TKI-toeslag.

De TKI-toeslag wordt verstrekt onder de voorwaarde dat deze binnen vijf jaar wordt aangewend, startend in het jaar waarvoor de toeslag wordt verkregen. Concreet betekent dit in de praktijk dat de financiering met behulp van TKI-toeslag van de projecten begrensd zal zijn tot een ruime vier jaar, ervan uitgaand dat het project mogelijk enige tijd na verlening op gang komt en het project met het oog op tijdige vaststelling ook enige tijd voor afloop van de vijf jaar moet eindigen.

3.2 Vaststelling percentage op basis van raming

TKI’s worden jaarlijks in het najaar gevraagd naar de omvang van het TKI-programma in het komende begrotingsjaar. Afhankelijk van de informatie van deze uitvraag en de hoogte van het budget worden vervolgens de geldende toeslagpercentages voor het komende begrotingsjaar vastgesteld en wordt de regeling opengesteld. Zoals voorgaand aangegeven wordt hierbij gestreefd naar een, binnen de budgettaire kaders, zo stabiel mogelijk percentage.

3.3 Aanvraag

Het TKI-programma voor het jaar t, waarin wordt aangeven hoeveel private bijdragen aan samenwerkingsprojecten zal worden ontvangen en tevens inzicht wordt gegeven hoe de te ontvangen TKI-toeslag wordt ingezet, wordt uiterlijk 1 november van het jaar t-1 bij de aanvraag voor de toeslag ingediend bij Agentschap NL. Enkel voor het opstartjaar 2013 wordt een uitzondering gemaakt en dient het TKI-programma uiterlijk op 30 november 2012 te worden ingediend. Voor de aanvraag dient gebruik te worden gemaakt van het aanvraagformulier dat is vastgesteld en dat is opgenomen in bijlage A.

3.4 Beoordeling

Nadat een aanvraag van een TKI is ontvangen wordt de inzet van de toeslag voor samenwerkingsprojecten danwel innovatie activiteiten getoetst aan de in artikel 1a.5 genoemde toewijzingsgronden. Onderdeel van deze toetsing is de omgang van de betrokken partijen met het intellectueel eigendom dat mogelijk het resultaat is van een samenwerkingsproject. Het intellectueel eigendom dient voor het onderzoek van start gaat conform het O&O&I-staatssteunkader te zijn geregeld.

Daarnaast zal globaal bezien worden of het TKI ook na opneming in de begroting blijvend voldoende openstaat voor deelname door de relevante onderzoeksorganisaties en ondernemers. Omdat het recht op een toeslag geheel afhangt van het bestaan van samenwerkingsprojecten met private bijdragen is het ook van belang dat het bestaan daarvan zonodig door middel van schriftelijke overeenkomsten kan worden aangetoond. Getoetst zal voorts worden of de samenwerkingsprojecten inhoudelijke meerwaarde hebben gelet op het TKI-programma. Marginaal wordt daarbij bezien of projecten nieuwe kennis opleveren voor het TKI-programma. De kwalitatieve borging daarvan ligt primair bij het TKI-bestuur.

Bij de toetsing wordt eveneens bezien of samenwerkingsprojecten waar de toeslag voor wordt aangewend zodanig worden uitgevoerd dat de Nederlandse kennisinfrastructuur hier baat bij heeft.

3.5 Correctie op grondslag

Op het moment van verlenen van de beschikking wordt uitgegaan van de som van de private bijdragen in het betreffende jaar die volgens het TKI zullen geworden gerealiseerd. Indien overeenkomsten nog moeten worden gesloten kan in de loop van het jaar echter blijken dat uitgegaan is van een te hoog bedrag aan private bijdragen. Het bedrag waarop de beschikking aanspraak geeft wordt gebaseerd op de door het TKI bij de aanvraag aangeleverde gegevens. Omdat het van belang is voor het TKI en voor de overheid om aan de hand van de daadwerkelijk gerealiseerde private bijdragen in enig jaar tot een grondslag te komen, moet het TKI binnen twee kalendermaanden na afloop van het kalenderjaar opgave doen van de in het desbetreffende jaar daadwerkelijk gerealiseerde private bijdragen. Het gaat daarbij om de verschuldigdheid van de bijdrage aan de onderzoeksorganisatie in dat jaar. Dat wil zeggen dat de onderzoeksorganisatie (krachtens de samenwerkingsovereenkomst of eventueel een ander bindend document) aanspraak kan maken op betaling van het desbetreffende bedrag in dat jaar. Indien uit de opgave blijkt dat de te realiseren private bijdragen niet juist waren zal de aanspraak op toeslag zoals die is opgenomen in de verleningsbeschikking neerwaarts worden bijgesteld. Opwaartse bijstelling is voor het desbetreffende jaar niet mogelijk, maar hogere private bijdragen die doorlopen in het jaar daarna kunnen uiteraard in de aanvraag voor de toeslag in dat jaar wel op reguliere wijze worden opgevoerd. De TKI toeslag wordt op jaarbasis toegekend maar mag in een periode van vijf jaar worden ingezet. Consequentie hiervan is dat een aanvraag tot vaststelling mogelijk pas vijf jaar na verlening wordt gedaan. Zonder tussentijdse opgave van de daadwerkelijk gerealiseerde private bijdragen zou een op onjuiste aanname van te realiseren private bijdragen gebaseerde aanspraak op toeslag pas na vijf jaar worden gecorrigeerd. Dit is om reden van misbruikrisico en vanuit verantwoord begrotingsbeheer niet wenselijk.

Tenslotte is het niet bezwaarlijk als bestaand onderzoek in een samenwerkingsproject onder het TKI programma wordt gebracht en aldus meetelt in de grondslag voor de toeslag. Dit kan immers een duidelijke meerwaarde opleveren voor de uitvoering van het TKI programma als geheel. Om voor opgave in aanmerking te komen is in die gevallen wel van belang dat het bestaande niveau aan private en publieke bijdragen voor dat onderzoek intact blijft om te voorkomen dat opneming in het programma slechts leidt tot andere financiering (met toeslag) van hetzelfde onderzoek in plaats van tot nieuwe activiteiten in het belang van het programma. Het derde lid van artikel 1a.3 eist daarom dat de bestaande publieke en private bijdragen aan dat onderzoek niet bij gelegenheid van opneming in het programma worden verlaagd.

3.6 Voorschot

Het voorschotregime volgt uit het Kaderbesluit EZ-subsidies (artikelen 45 en 46).

De voorschotten worden, na het eerste voorschot aan het begin van de activiteiten, automatisch per kwartaal verstrekt: het TKI hoeft geen voorschotaanvraag in te dienen en geen overzicht van gemaakte en betaalde kosten in te dienen. De hoogte van het voorschot bedraagt maximaal 90% van de voor het betreffende jaar verleende TKI-toeslag.

Het is mogelijk om de TKI-toeslag voor meerjarige projecten in te zetten. Relevant is het TKI-programma zoals ingediend bij de aanvraag. De meldingsplicht van artikel 37, tweede lid, van het Kaderbesluit EZ-subsidies dient ervoor te zorgen dat bij substantiële wijzigingen in een TKI-programma het voorschotregime wordt aangepast aan de nieuwe omstandigheden. Het niet nakomen van verplichtingen of een gesignaleerde afwijking van een TKI-programma kan leiden tot opschorting op grond van artikel 4:56 Algemene wet bestuursrecht en vervolgens tot intrekking of wijziging van de beschikking tot toeslagverlening.

3.7 Administratie, rapportage en transparantie activiteiten

De ontvanger van TKI-toeslag (de TKI) dient een administratie bij te houden over de wijze waarop de toeslag wordt ingezet. Deze administratie moet onder andere de wijze vastleggen waarop participanten van samenwerkingsprojecten omgaan met het intellectueel eigendom dat voortkomt uit de projecten waarvoor de toeslag wordt aangewend. Deze administratie is van belang om te voorkomen dat in strijd wordt gehandeld met het staatssteunkader. Ook moet de administratie garanderen dat op eenvoudige wijze kan worden gecontroleerd dat voor alle samenwerkingsprojecten waarvoor private bijdrage is opgegeven een samenwerkingsovereenkomst beschikbaar is. Andere verplichtingen inzake de administratie volgen uit het Kaderbesluit EZ-subsidies (artikel 38).

De TKI moet voorts jaarlijks een rapportage opleveren. De verplichting hiertoe wordt conform artikel 39 van het Kaderbesluit EZ-subsidies in de beschikking tot toeslagverlening opgenomen. In de rapportage dient te worden ingegaan op de samenwerkingsprojecten en de afwijkingen van het TKI-programma. Ook de voortgang en budgettaire omvang van de onderzoeksprogramma's en van de innovatie activiteiten moeten hierbij aan de orde komen. Tevens dient in de rapportage een overzicht van de activiteiten en doelen voor het eerstvolgende jaar worden gegeven.

In de regeling is verder nog opgenomen dat over projecten waarvoor het TKI de toeslag aanwendt informatie door het TKI actief aan het publiek wordt aangeboden. Dit geldt ook voor de voorwaarden voor deelname door relevante ondernemers en onderzoeksorganisaties. Invulling van deze verplichting via een website is adequaat en ligt voor de hand. Hiermee wordt de transparantie van de activiteiten van een TKI en het openstaan van de deelname door daarvoor in aanmerking komende partijen bevorderd.

3.8 Vaststelling

De toeslagvaststelling volgt het regime uit het Kaderbesluit EZ-subsidies (Hoofdstuk 13). Dit betekent dat het TKI uiterlijk dertien weken na het tijdstip waarop de activiteiten moeten zijn voltooid een aanvraag om subsidievaststelling moet hebben gedaan. De aanvraag zal derhalve uiterlijk vijf jaar en dertien weken na de start van het TKI-programma moeten zijn ingediend. De TKI-toeslag moet immers binnen vijf jaar worden aangewend. De aanvraag dient vergezeld te gaan van een controleverklaring wanneer de TKI-toeslag meer dan € 125.000 bedraagt.

4. Uitvoering, toezicht en handhaving

De toeslagregeling wordt uitgevoerd door Agentschap NL.

5. Monitoring en evaluatie

De komende jaren wordt de ontwikkeling van de TKI’s gemonitord. Ten behoeve van de jaarlijkse voortgangsrapportage aan de Tweede Kamer over de voortgang van het bedrijvenbeleid dienen door de TKI-besturen jaarlijks gegevens aan Agentschap NL te worden geleverd omtrent inkomsten en uitgaven, deelnemers, projecten en resultaten.

Voorts wordt gekeken in hoeverre de TKI’s blijven voldoen aan de in paragraaf 2 en tevens in de memorie van toelichting van de begroting 2013 genoemde criteria en in hoeverre het beoogde aandeel private financiering in 2015 wordt gehaald.

De TKI-toeslag wordt eind 2015 geëvalueerd opdat voor eind 2017 kan worden besloten over het al dan niet verlengen van de regeling.

6. Budgettaire benadering

Op basis van de voorliggende innovatieplannen van de topsectoren is een grove raming gemaakt van de jaarlijkse omvang van de private bijdragen aan onderzoek binnen TKI’s. Het betreft € 350 mln.

7. Administratieve lasten

De administratieve lasten zijn zo laag mogelijk gehouden. De totale administratieve lasten voor de TKI-toeslagregeling worden geschat op € 330.980 en komen daarmee uit op 0,41% van het beschikbare budget.

Het TKI dient de aanvraag en het verzoek tot vaststelling van de toeslag in. De lasten voor het TKI voor het aanvragen van de toeslag bestaan uit het invullen van het aanvraagformulier en het aanleveren van informatie over de projecten waarop de toeslag wordt verdiend en het aanleveren van informatie over de projecten en activiteiten waaraan de toeslag wordt besteed. Dit gebeurt aan de hand van formats die door AgentschapNL zijn opgesteld. Voorts dient binnen 2 maanden na afloop van een kalenderjaar aangegeven te worden hoeveel private bijdragen daadwerkelijk gerealiseerd zijn.

Er hoeven geen voorschotverzoeken te worden ingediend, deze zullen automatisch bij committering en daarna per kwartaal worden uitbetaald. Jaarlijks moet het TKI een voortgangsrapportage opstellen en uiterlijk na vijf jaar een eindrapportage, voorzien van een controleverklaring (de aanvraag tot vaststelling).

Deelnemers (onderzoeksorganisaties, bedrijven) aan de projecten waarop toeslag wordt verkregen en/of waaraan toeslag wordt besteed, hoeven in principe voor het verkrijgen van de toeslag geen extra werkzaamheden te verrichten. Voor hen zijn dus geen administratieve lasten berekend.

8. Staatssteun

De regeling is zodanig vormgegeven dat de activiteiten waarvoor de TKI-toeslag kan worden ingezet per definitie binnen het geldende staatssteun kader passen. De TKI-toeslag kan immers enkel worden aangewend voor het TKI-programma dat bestaat uit samenwerkingsprojecten en innovatie-activiteiten. De definitie van samenwerkingsproject en innovatie-project staat uitsluitend activiteiten toe die geoorloofd zijn onder het staatssteunkader. Voorts wordt door middel van artikel 1a.6 geborgd dat de door Europa voorgeschreven steunintensiteiten niet worden overschreden. Op grond van artikel 10, zesde lid, van het Kaderbesluit komen uitsluitend de in het O&O&I steunkader genoemde kosten voor toeslag in aanmerking. Het is van belang dat rapportages inzicht geven in het stimulerend effect op het gedrag van de begunstigden van de TKI-toeslag, waarbij tevens stil wordt gestaan bij de indicatoren betreffende de additionaliteit van de inzet van de toeslag zoals die in paragraaf 6 van de O&O&I kaderregeling worden genoemd. Meer bepaald moet dan worden gekeken naar de toename van de omvang, de reikwijdte, het tempo en de totale uitgaven voor de O&O&I activiteiten.

9. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking op 1 oktober 2013. Hiermee wordt voor wat betreft de periode tussen bekendmaking en inwerkingtreding afgeweken van het uitgangspunt van het kabinetsbeleid inzake de vaste verandermomenten (Kamerstukken II 2009/10, 29 515, nr. 309). Omdat de doelgroepen intensief betrokken zijn en gebaat zijn bij spoedige inwerkingtreding is deze afwijking gerechtvaardigd.

II. Artikelsgewijs

Artikel 1a.1

Dit artikel geeft invulling aan een aantal belangrijke begrippen voor de TKI-toeslag. Allereerst is van belang dat de TKI-toeslag is voorbehouden aan rechtspersonen die als TKI zijn aangemerkt in de begroting. Het selecte aantal TKI’s is daarmee door de wetgever gelegitimeerd en vormt het vertrekpunt voor deze regeling. In de definitie is voorts verduidelijkt dat een TKI in de begroting moet zijn genoemd van het jaar waarop de aanvraag van toepassing is. Hiermee wordt verzekerd dat om in enig jaar aanspraak te maken op TKI-toeslag een grondslag in de begroting in dat jaar is gegeven. Ook wordt hiermee voorkomen dat een rechtspersoon die eenmaal in de begroting is genoemd vanaf dat moment elk jaar op basis van die vermelding aanspraak kan maken op TKI-toeslag.

Het TKI-programma bundelt de samenwerkingsprojecten en innovatie activiteiten van het TKI. Een project wordt als samenwerkingsproject aangemerkt indien dit door minimaal twee deelnemers, waaronder een onderzoeksorganisatie en een ondernemer, wordt uitgevoerd en voor zover dit project bestaat uit het doen van fundamenteel onderzoek, industrieel onderzoek of experimentele ontwikkeling of een combinatie daarvan. Wat onder fundamenteel onderzoek, industrieel onderzoek of experimentele ontwikkeling wordt verstaan is op te maken uit artikel 1.1 van de Subsidieregeling sterktes in innovatie waar deze paragraaf deel van uitmaakt.

De definitie van onderzoeksorganisatie is opgenomen in artikel 1 van het Kaderbesluit EZ-subsidies. Het betreft hier de Europese definitie van een onderzoeksorganisatie. Naast de publieke kennisinstellingen betreft dit onderzoeksorganisaties die voldoen aan de volgende criteria:

  • Hoofddoel organisatie is (technologische) kennis opdoen,

  • Activiteiten bestaan uit fundamenteel/industrieel onderzoek of experimentele ontwikkeling,

  • De winst van de entiteit wordt volledig geherinvesteerd in nieuw onderzoek en/of experimentele ontwikkeling,

  • Preferente toegang tot onderzoekscapaciteit of kennis is niet toegestaan.

Indien een kennisinstelling meent onder de Europese definitie van onderzoeksorganisatie te vallen, dient ze dit bij AgentschapNL aan te tonen.

Belangrijk is om te benadrukken dat ‘onderzoeksorganisatie’ een Europees begrip is en onderzoeksorganisaties ook niet in Nederland gevestigd hoeven te zijn. Indien een organisatie eenmaal voor deze regeling als onderzoeksorganisatie is aangemerkt kan de bijdrage van deze organisatie aan een samenwerkingsproject niet als private bijdrage voor de grondslag van de toeslag in aanmerking komen. De Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) en de Koninklijke Nederlandse Akademie voor Wetenschappen (KNAW) zijn onderzoeksorganisaties vanwege de NWO- en KNAW-onderzoeksinstituten. De rol van NWO en KNAW is echter veelomvattender. Zo is NWO voor het privaatpublieke onderzoek van de TKI’s een belangrijke verstrekker van overheidsmiddelen.

Een project wordt geacht gezamenlijk uitgevoerd te zijn, wanneer voor gezamenlijke rekening en risico wordt gewerkt en dit ook blijkt uit de wijze waarop het intellectueel eigendom is geregeld. Een samenwerkingsproject kan uiteraard bestaan uit een consortium van meerdere private partijen en verschillende onderzoeksorganisaties.

De definitie van geldmiddelen is ontleend aan de Wet op het financieel toezicht.

Geldmiddelen die niet van private organisaties afkomstig zijn, zoals genoemd onder de definitie van private bijdragen tellen niet mee voor de grondslag van de toeslag.

Voor deze regeling worden bijdragen afkomstig van productschappen anders behandeld dan bijdragen die afkomstig zijn van andere openbare lichamen. Bijdragen van productschappen kwalificeren wel als private bijdrage nu het hier, weliswaar op indirecte wijze, bijdragen van ondernemers betreft die op deze wijze leiden tot meer vraaggestuurd onderzoek.

Voorts worden niet aangemerkt als private bijdragen bijdragen afkomstig van algemeen nut beogende instellingen die voor uitvoering van de belastingwetgeving als zodanig zijn aangemerkt.

Artikel 1a.2

De minister verstrekt op aanvraag TKI-toeslag aan een TKI die een TKI-programma uitvoert of doet uitvoeren. De toeslag kan jaarlijks door het TKI worden aangevraagd bij Agentschap NL.

Artikel 1a.3

Dit artikel regelt de wijze waarop de omvang van de TKI-toeslag wordt berekend. Bij de berekening van de toeslag worden de bijdragen van een ondernemer in een jaar bij elkaar opgeteld. Dit betekent dat een TKI voor een ondernemer jaarlijks eenmaal aanspraak kan maken op 40 procent toeslag over de eerste € 20.000. Het is mogelijk dat een ondernemer private bijdragen doet aan samenwerkingsprojecten van meerdere TKI’s. In dat geval kunnen alle TKI’s waaraan deze ondernemer een bijdrage doet jaarlijks in aanmerking komen voor 40 procent toeslag over de eerste € 20.000. Zie over de private bijdrage ook paragraaf 3.5. van het algemeen deel van deze toelichting.

Artikel 1a.4

Dit artikel regelt de opgave die een TKI binnen twee maanden na afloop van het jaar waarop een TKI-programma betrekking heeft moet doen. Dit artikel is opgenomen om snel duidelijkheid te krijgen over de omvang van de grondslag voor de TKI-toeslag waarop de TKI’s aanspraak kunnen maken. Dit schept hiermee budgettaire duidelijkheid voor de overheid, maar schept ook zekerheid voor de TKI’s.

Eventuele bijstelling ziet uitsluitend op de maximale omvang van de TKI-toeslag. Na afloop van het TKI-programma, dat in ieder geval binnen vijf jaar moet zijn afgerond, wordt bezien of de TKI-toeslag rechtmatig is besteed en volgt de subsidievaststelling.

Een neerwaartse bijstelling van de subsidieverlening is ingevolge artikel 4:48 van de Algemene wet bestuursrecht onder andere mogelijk indien de subsidie-ontvanger onjuiste gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag zou hebben geleid. Dit is aan de orde wanneer na een jaar blijkt dat minder private bijdragen zijn gerealiseerd dan is aangegeven bij de aanvraag voor TKI-toeslag.

Artikel 1a.5

Dit artikel beschrijft de voorwaarden waaraan moet zijn voldaan voordat TKI-toeslag wordt verstrekt. Zie hiervoor ook de beoordeling onder 3.4 van het algemene deel van de toelichting.

Artikel 1a.6

De TKI-toeslag kan worden ingezet voor samenwerkingsprojecten en innovatie-activiteiten en daarbij cumuleren met andere overheidsmiddelen tot de maxima zoals aangegeven. Het betreft hier de maximaal toelaatbare steun voor elke begunstigde van het project.

Alhoewel het Europese O&O&I-steunkader voor fundamenteel onderzoek een steunpercentages van 100% toestaat is voor een lager percentage van 85% gekozen gezien de doelstelling van de TKI’s om in 2015 tot een privaat aandeel van de financiering van 40% te komen (zie ook artikel 1a.7).

Voorts is ten aanzien van de toegestane steunpercentages wat betreft de samenwerkingsprojecten en innovatie-activiteiten een vereenvoudiging en beperking van de maximale toegestane steunpercentages aangebracht. Dit is gedaan om de eenvoud van de uitvoering te bevorderen en om meer bedrijven te kunnen betrekken bij de TKI.

Binnen het landbouwsteunkader geldt het O&O&I-steunkader als beoordelingskader. Zie hiervoor ook paragraaf 148 van de Communautaire richtsnoeren voor staatssteun in de landbouw- en de bosbouwsector 2007-2013 (Pb C 319). Dit betekent dat voor TKI’s die zich richten op onderzoek, ontwikkeling en innovatie ten behoeve van de landbouwsectoren in principe geen afwijkende regels gelden. Wel moet er door deze sectoren rekening gehouden worden met de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten. Hierbij is van belang dat geen toeslag mag worden aangewend op een manier die ingaat tegen het gemeenschappelijk landbouwbeleid van de Europese Unie. Dit belang vormt dan ook de aanleiding voor het vierde lid van artikel 1a.6. Doorgaans zal de gemeenschappelijke ordening van landbouwsectoren geen belemmering vormen voor het aanwenden van toeslag aan O&O&I in deze sectoren. Indien het onderzoek zich echter richt op productieverhoging van primaire landbouwproductie zal moeten worden getoetst of dit onderzoek in overeenstemming is met de voor die sector geldende Europese regels.

Artikel 1a.7

Dit artikel waarborgt dat private partijen geldmiddelen bijdragen aan samenwerkingsprojecten die zijn opgenomen in een TKI-programma.

Artikel 1a.8

Dit artikel schrijft voor dat de TKI-toeslag binnen vijf jaar moet zijn aangewend.

Dit artikel begrenst daarmee de financiering uit de TKI toeslag van projecten en activiteiten die worden opgenomen in een TKI-programma (zie ook 3.1 van het algemene deel van de toelichting). Een aanvraag tot vaststelling hoeft in beginsel pas na ruim vijf jaar te worden gedaan.

Artikel 1a.9

Een goede administratie is essentieel voor deze regeling. Uit deze administratie moet blijken voor welke samenwerkingsprojecten en voor welk type innovatieactiviteiten de toeslag is aangewend. De ontvanger van TKI-toeslag is verantwoordelijk voor een administratie waaruit duidelijk blijkt welke afspraken gelden met betrekking tot intellectueel eigendom dat voortvloeit uit activiteiten die met behulp van de TKI-toeslag mogelijk zijn gemaakt. Indien deze administratie niet aanwezig is kan de TKI-toeslag daarom op nihil worden vastgesteld.

Indien deze administratie niet kan worden overgelegd voor één of meerdere samenwerkingsprojecten dan zal de TKI-toeslag naar rato lager worden vastgesteld. Dit kan daarmee betekenen dat eventuele voorschotten worden teruggevorderd. Ook dient inzichtelijk te zijn op welke wijze de activiteiten waarvoor de toeslag wordt ingezet voldoen aan het O&O&I-steunkader.

Artikel 1a.10

Het tweede en derde lid zijn twee specifiek aan de subsidie verbonden verplichtingen om actief informatie aan te bieden aan het publiek. Het derde lid is daarbij in het bijzonder van belang om het uitgangspunt dat aansluiting bij projecten van het TKI in beginsel mogelijk is voor belanghebbenden te operationaliseren. Invulling van deze verplichting via een website ligt voor de hand en is zonder meer voldoende.

Artikel 1a.12

De TKI-toeslag vervalt met ingang van 1 oktober 2017. Dit hangt samen met de aanwijzingen voor de subsidieverstrekking zoals die sinds 1 juli 2012 luiden. (Stcrt. 2012, 13009). In deze aanwijzing is geregeld dat een subsidieregeling in beginsel vervalt binnen vijf jaar na inwerkingtreding. Een verlenging van de subsidieregeling is mogelijk nadat de regeling is voorgehangen bij de Tweede Kamer.

De Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, M.J.M. Verhagen.


X Noot
1

Kamerstukken II 2011/12, 32 637, nr. 32.

X Noot
2

Instellingsbesluit topteams in de implementatiefase topsectorenbeleid.

Naar boven